direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - Windturbinepark
Plan: Windenergie in de Zuidlob
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZip09windzuidzeew-0000

Artikel 3 Bedrijf - Windturbinepark

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbinepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opwekking van windenergie door middel van windturbines;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een transformatorstation;
  • c. wegen met een maximale breedte van 5 m en opstelplekken ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines;
  • d. agrarische medegebruik, niet zijnde glastuinbouw of intensieve veehouderij;
  • e. verkeer, uitsluitend ter plaatse van bestaande wegen en met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken;
  • f. kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
  • g. waterpartijen, watergangen, (natuurvriendelijke) oevers, taluds, (voorzieningen voor) waterhuishouding en waterrecreatie;
  • h. behoud en herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden, waaronder is begrepen beplanting langs wegen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een transformatorstation worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte voor bliksemafleiders 20 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b bedraagt de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 3 m.

3.2.2 Bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'windturbine'
  • a. windturbines worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', waarbij één windturbine per aanduiding is toegestaan;
  • b. de minimale bouwhoogte van een windturbine bedraagt ten minste de met de aanduiding 'minimale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de maximale bouwhoogte van een windturbine bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van de fundering bedraagt ten hoogste 2 m vanaf peil;
  • e. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten minste 90 m;
  • f. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten hoogste 1,2 maal de bouwhoogte van de windturbine;

3.2.3 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde kunnen nadere eisen stellen aan de gelijkvormigheid van windturbines, de exacte positie van windturbines en de verhouding tussen de bouwhoogte en rotordiameter in verband met mogelijke landschappelijke effecten.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het agrarisch medegebruik gelden de volgende regels:

  • a. het omputten en ophogen van gronden ten behoeve van bollenteelt is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden voor buitenopslag ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten is niet toegestaan.
3.5 Aanlegvergunning
3.5.1 Aanlegverbod zonder vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;
  • b. het vellen en rooien van houtgewas ten behoeve van randbeplanting in agrarische bouwpercelen;
  • c. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • d. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingswet is vereist, en het egaliseren van gronden.

3.5.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden in het kader van bestemmingen zoals genoemd in het lid 3.1 onder a t/m c en bijbehorende functies;
  • b. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • d. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip gelden of aangevraagde vergunning.

3.5.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
  • a. een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. bij de afweging als bedoeld in sub a wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 3.1.

3.5.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 3.5.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.