direct naar inhoud van Regels
Plan: Netversterking Marnezijl-Oudehaske
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZKip18NetMarOud-3000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het inpassingsplan Netversterking Marnezijl-Oudehaske met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZKip18NetMarOud-3000 van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

1.2 inpassingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 belemmeringenstrook

Een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningslijn of -kabel die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen.

1.6 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.9 bliksempiek

Stalen mast die voorkomt dat de gevoelige onderdelen op een hoogspanningsstation geraakt worden door de bliksem.

1.10 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.11 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.12 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.13 circuit

Een systeem van kabels, bestaande uit 3-fasen kabels inclusief bijbehorende voorzieningen en datakabels.

1.14 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 geluidsgevoelig object

Woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.16 geluidzoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een inpassingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.17 hoogspanningsverbinding

Een ondergrondse of bovengrondse verbinding met een spanningsniveau van 50 kV of hoger.

1.18 ministers

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

1.19 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.20 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd windturbines: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hoogspanningsstation, al dan niet zijnde een geluidszoneringsplichtige inrichting, met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  • d. wegen, paden en verhardingen;

met de daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. overige bouwwerken;
  • g. andere werken.
3.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 3.1 bedoelde bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de maximum bouwhoogte van een gebouw bedraagt 15 m;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
    • 2. de maximum bouwhoogte van bliksempieken mag ten hoogste 30 m bedragen;
    • 3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 15 m.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. sloten, waterlopen en waterstaatkundige voorzieningen;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. paden;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 5 Leiding - Hoogspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding bestaande uit maximaal twee circuits met een maximum spanning van 110 kV per circuit en de belemmeringenstrook;
  • b. ondergrondse kabels en leidingen;
  • c. bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter worden gebouwd ten behoeve van de in lid 5.1 bedoelde bestemming.

5.2.2 Voorwaarden
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in de gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. In afwijking op het bepaalde in lid 5.2.2 sub a geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden werken aan te leggen of werkzaamheden uit te voeren.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 5.4 sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 4. het planten van hoog groeiende bomen en andere houtopstanden;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 6. het permanent opslaan van goederen;
    • 7. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies.
  • c. Het in lid 5.4 sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. die plaatsvinden voordat de hoogspanningsverbinding gerealiseerd is;
    • 2. die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding;
    • 3. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 4. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het in werking treden van het plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 5. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 6. die gerelateerd zijn aan het beheer van de waterkering, voor zover de werkzaamheden niet dieper gaan dan 60 cm onder maaiveld.
  • d. De in lid 5.4 sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:
    • 1. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken;
    • 2. vooraf de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 geluidzone - industrie
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte rondom het hoogspanningsstation.

7.1.2 Bouwregels

Op de grens van de 'geluidzone - industrie' mag de geluidsbelasting vanwege de inrichting de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. De geluidsbelasting vanwege de inrichting wordt bepaald inclusief een toeslag van 5 dB vanwege het tonale karakter van het geluid. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat geen woningen en andere geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder mogen worden gerealiseerd.

7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van geluidsgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, of een door het bevoegd gezag verleende hogere grenswaarde conform de Wet geluidhinder, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.2 en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan.

7.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

De Ministers kunnen het plan wijzigen en de aanduiding als bedoeld in 7.1.1 wijzigen in die zin dat de geluidszone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Verhouding met onderliggende bestemmings- en inpassingsplannen en beheersverordeningen

De bestemmingsplannen, beheersverordeningen en inpassingsplannen zoals deze gelden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan blijven van kracht, met dien verstande dat de in dit plan opgenomen enkelbestemmingen in de plaats treden van de enkelbestemmingen in de ter plaatse van het plangebied geldende gemeentelijke bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

8.1.1 Beperking bevoegdheid
  • a. De gemeenteraden van de gemeenten Súdwest-Fryslân, DeFryske Marren en Heerenveen en Provinciale Staten van de provincie Friesland zijn na 10 jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan, respectievelijk een inpassingsplan, vast te stellen.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 8.1.1 sub a zijn de gemeenteraad van Heerenveen en Provinciale Staten van de provincie Friesland na 3 jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan, respectievelijk een inpassingsplan, vast te stellen voor zover het gronden betreft die in dit plan niet zijn voorzien van de bestemming Leiding - Hoogspanning.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 8.1.1 sub a en sub b van dit artikel mogen de gemeenteraden van de gemeenten Súdwest-Fryslân, De Fryske Marren en Heerenveen en Provinciale Staten van de provincie Friesland een bestemmingsplan respectievelijk een inpassingsplan vaststellen voor de gronden van dit plan indien daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.3 Aanvullende bepaling

Onder het 'daarvoor geldende plan', als bedoeld in artikel 9.1, sub c en het 'voorheen geldende bestemmingsplan', als bedoeld in artikel 9.2, sub d, worden mede begrepen de geldende beheersverordeningen.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan 'Netversterking Marnezijl-Oudehaske'.