direct naar inhoud van Regels
Plan: parapluherziening Buitengebied Graafstroom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPparapluGRM-VG01

Regels

Het bestemmingsplan 'parapluherziening Buitengebied Graafstroom' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan, zoals weergegeven op de verbeelding van de paraplu herziening;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan.
Het moederplan alsmede de 3e herziening van het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de paraplu herziening, blijft voor het overige ongewijzigd.  

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'parapluherziening Buitengebied Graafstroom' van de gemeente Molenwaard;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1927. BPparapluGRM-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 bestemmingsplan Buitengebied:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0693.BPBG-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen, inclusief de herziening 'Buitengebied Graafstroom 1e herziening reparatie'; als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0693.BuitengebiedGRM-VG01;

1.4 aan huis gebonden bedrijf:

het in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen door middel van handwerk beroepsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke dan wel kleinschalige bedrijvigheid, waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

1.5 aan huis gebonden beroep:

het in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

1.6 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.8 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.9 aanlegvergunning:

aanlegvergunning en/of omgevingsvergunning voor het uitvoeren voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

1.10 aanlegvergunning t.b.v. slopen:

aanlegvergunning ten behoeve van het slopen van een bouwwerk en/of omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;

1.11 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen productiegerichte paardenhouderijen;

1.12 agrarisch deskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.13 agrarisch gebruik:

het al dan niet bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.14 agrarisch hulp- of nevenbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden (met uitzondering van mestverwerking), zoals o.a.: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;

1.15 agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, zoals o.a. dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs en proefbedrijven;

1.16 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.17 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 bed & breakfast:

het verstrekken van logies met ontbijt;

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.21 behoudenswaardige panden of ensembles van panden

pand of ensemble van panden die dankzij hun architectonische kwaliteit en situering in de stedenbouwkundige structuur een bijdrage leveren aan de karakteristiek van het veenweidegebied;

1.22 bestaand:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijgebouw:

een op zichzelf staand gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.25 biovergisting:

het vergisten van dierlijke mest en andere organische (afval)stromen waardoor biogas ontstaat, dat kan worden gebruikt als energievoorziening;

1.26 boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.27 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en extensieve recreatie;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. Als één bouwvlak wordt aangemerkt als twee of meer bouwvlakken zijn verbonden door middel van de aanduiding "relatie";

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 buitenrijbaan / paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.33 burgemeester en wethouders:

bij een omgevingsvergunning moet dit worden gelezen als 'het bevoegd gezag';

1.34 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.35 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 dienst- of bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (de huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht;

1.38 dierenpension:

een tijdelijke opvangplaats voor huisdieren, waar het dier na verloop van tijd weer wordt opgehaald door de eigenaren, bijvoorbeeld na vakantie;

1.39 ecologische verbindingszone:

samenhangend stelsel van te ontwikkelen landschapselementen die als verbindingsweg fungeren tussen verschillende leefgebieden van planten en/of dieren;

1.40 erf:

al dan niet bebouwde bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.41 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen; bijpassende voorzieningen zijn picknickvoorzieningen, bewegwijzering, informatieborden e.d.

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.43 geurgevoelige objecten:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.44 glastuinbouwbedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of permanent aanwezige tunnels, met een hoogte van 1 meter of meer;

1.45 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en paardenhouderijen zijn doorgaans ook grondgebonden;

1.46 grondgebonden veehouderij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het houden van vee, waarbij het gebruik van agrarische grond noodzakelijk is voor het functioneren ervan;

1.47 hondenkennel:

een bedrijf gericht op het africhten, fokken en verzorgen van honden;

1.48 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.49 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.50 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.51 hoveniersbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.52 intensieve veehouderij:

het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, dat als zodanig niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel;

1.53 jaarplaats:

een standplaats die het gehele jaar als standplaats mag worden gebruikt;

1.54 kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een (voormalig) agrarisch bedrijf;

1.55 kampeermiddel:

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf - niet zijnde een stacaravan, chalet of trekkershut - en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.56 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.57 kassen:

gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.58 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,3 m boven peil;

1.59 kinderboerderij:

een voorziening waar ter wille van kinderen dieren worden gehouden;

1.60 kleinschalig kamperen/kamperen bij de boer:

een kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf voor ten hoogste 15 standplaatsen, niet zijnde stacaravans, gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober;

1.61 kleinschalige horecagelegenheid:

theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde;

1.62 kwekerij:

een agrarisch bedrijf, deels grondgebonden, deels niet-grondgebonden, gericht op het kweken en verkopen van planten en bloemen;

1.63 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.64 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.65 loon(werk)bedrijf:

een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen – diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden;

1.66 manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden, en waarbij hieraan ondergeschikt horeca is toegestaan;

1.68 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.67 mestbewerking:

behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen;

1.68 mestverwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen;

1.69 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.70 nevenfunctie / nevenactiviteit:

naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende bedrijfstak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf; ondergeschikt dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in inkomsten, oppervlakte en/of tijdsbesteding en verbonden dient te zijn aan het boerenland/boerenerf (erf en/of overige gronden);

1.71 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt, handel en bewaring van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel dan wel een intensieve veehouderij;

1.72 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.73 ontheffing:

het afwijken door middel van een omgevingsvergunning;

1.74 overige niet grondgebonden agrarische bedrijven:

niet-grondgebonden agrarische bedrijven, exclusief intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven;

1.75 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.76 paardenhouderij:

hierbij wordt een onderscheid gemaakt in:

  • productiegericht: een agrarisch bedrijf dat zich richt op het produceren van paarden die geschikt zijn voor een bepaalde taak zoals hengstenstations, opfokbedrijven, paarden- en ponyfokbedrijven, handelsstallen en africhtings- en traningsstallen, africhtingsbedrijven e.d.;
  • gebruiksgericht: een agrarisch verwant bedrijf of recreatiebedrijf in de vorm van een pensionstal, een wedstrijdstal, verhuurbedrijven, maneges, stallen en/of oefenaccommodaties;
1.77 paardenpension/paardenstalling:

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenpension/paardenstalling worden geen maneges verstaan;

1.78 poldersport:

dagrecreatieve activiteiten op agrarische gronden met vaste voorzieningen, zoals hindernisbanen en teambuilding;

1.79 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.80 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.81 seizoensplaats:

een standplaats die uitsluitend in de periode van 1 april tot 1 november als standplaats mag worden gebruikt;

1.82 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 Staat van Horeca-activiteiten:

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.84 stacaravan:

een caravan, die ook als hij niet bouwvergunningsplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken;

1.85 standplaats:

een deel van een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een verblijfsrecreatieve voorziening zoals een kampeermiddel en stacaravan, inclusief bij dat kampeermiddel of stacaravan behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;

1.86 statische opslag:

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans;

1.87 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden;

1.88 trekkershut:

een eenvoudig gebouw met beperkte inhoud en oppervlakte bestaande uit één ruimte, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.89 tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen;

1.90 tunnel:

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.91 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.92 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.93 verkoop streekeigen producten:

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt;

1.94 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.95 volkstuinen:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;

1.96 voorgevel:

de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van het hoofdgebouw, die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, met dien verstande dat:

  • ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" de naar de gevellijn gerichte gevel van het hoofdgebouw geldt als voorgevel;
1.97 vrachtwagen:

hieronder wordt verstaan zowel het trekkende deel (de truck) als de oplegger(combinatie);

1.98 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.99 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.100 woning/ wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.101 wro-zone:
  • a. voor zover in de regels ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ....' is opgenomen, wordt hieronder tevens verstaan de aanduiding 'wetgevingzone - ....';
  • b. voor zover in de regels de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning - ...' is opgenomen, wordt hieronder tevens verstaan de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning - ....';
1.102 zorgboerderij:

de opvang van kinderen, volwassenen of gehandicapten, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 peil:
  • 1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de bouwhoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein.
2.8 vloeroppervlak:

de som van het product van de afstand tussen de binnenwerkse gevelvlakken en de afstand van de (binnenzijde van de) bouwmuren per bouwlaag.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Het bestemmingsplan 'parapluherziening Buitengebied Graafstroom' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan, zoals weergegeven op de verbeelding van de paraplu herziening;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan.
Het moederplan alsmede de 3e herziening van het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de paraplu herziening, blijft voor het overige ongewijzigd.  

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderijen;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;

alsmede voor:

  • c. agrarisch gebruik van gronden, niet zijnde intensieve veehouderij, tenzij als bedoeld in lid 3.1.2  sub b onder 2;
  • d. bomenteelt en sierteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" en fruitteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "fruitteelt";
  • e. overige agrarische bedrijven, en wel uitsluitend overeenkomstig het aangeduide type;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natura 2000", voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden;
  • g. bedrijfsmatige nevenactiviteiten, zoals opgenomen in 3.1.2 sub d;
  • h. de instandhouding van het archeologisch monument ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden";
  • i. behoud van de wandelpaden ter plaatse van de aanduiding "as van de weg";
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • l. bestaande perceelsontsluitingen;
  • m. bestaande voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en houtwallen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Bescherming van waarden

Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden" is het beleid gericht op het beschermen en verder ontwikkelen van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw en behoud van de bedrijfsvoering van de aanwezige landbouw.

b Agrarisch bedrijf

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn agrarische bedrijven toegestaan. Per "bouwvlak" is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan, waarbij voorts geldt dat:

  • 1. een boomteeltbedrijf, sierteeltbedrijf of fruitteeltbedrijf uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" of "fruitteelt" (A 3 en 18 Ottoland, Abbekesdoel 22, 22a Bleskengraaf, Haringweg 3, Haringweg ong, Graafdijk Oost, Molenaarsgraaf);
  • 2. een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" ter plaatse van Oosteinde 4, Brandwijksedijk 10 en Veerweg 3;
  • 3. vervallen;
  • 4. een wormenkwekerij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden – wormenkwekerij";

Omschakeling is uitsluitend toegestaan naar een grondgebonden veehouderij.

c Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit

Voorts is ten dienste van het agrarisch bedrijf detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten.
Maximaal mag 100 m² verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend, met dien verstande dat:

  • ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" voor de verkoop ten behoeve van het boom-, sier- of fruitteeltbedrijf een verkoopvloeroppervlak van maximaal 200 m² is toegestaan.

d Niet-agrarische nevenactiviteiten

Tabel 3.1. Rechtstreeks toelaatbare nevenfuncties

Nevenactiviteit  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten  
inpandige opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag ten behoeve van eigen bedrijfsvoering)  
veearts/hoefsmederij/KI-station  
paardenstalling (incl. exploitatie paardenkoets), paardenpension, stalhouderij  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)  
bed & breakfast/gastenverblijf  
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij) in de categorieën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten  
kano-, boot- en fietsverhuur  
kinderboerderij  
kleinschalig kamperen (maximaal 15 standplaatsen) op of aansluitend aan het bouwvlak  
hoveniersbedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiervoor zoals een ontvangstruimte)  

Een en ander met dien verstande dat in afwijking hiervan een grotere omvang van een nevenactiviteit is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zoals deze nader zijn aangeduid en wel uitsluitend ten behoeve van de in de onderstaande tabel genoemde nevenactiviteit, waarbij de in de tabel genoemde vloeroppervlakte voor die nevenactiviteit niet mag worden overschreden.

Aanduiding   Betekenis   Toegestane bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteit   Adres   Kern   Vloeroppervlakte  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf   Brandwijksedijk 8a en 9   Brandwijk   675 m²  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf en machineverhuur   Gijbelandsedijk 1a   Brandwijk   300 m²  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf en machineverhuur   Kweldamweg 5 en 5a   Molenaarsgraaf   315 m²  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf   Westeinde 32a   Wijngaarden   300 m²  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf, uitsluitend op een afstand van minimaal 30 m van bestaande planologisch (toegestane) woningen   Kerkepad 7   Molenaarsgraaf   200 m²  
(kdv)   kinderdagverblijf   kinderdagverblijf van maximaal 40 kindplaatsen per dagdeel   Kweldamweg 3-4   Molenaarsgraaf   400 m²  
(saw-ahn)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – agrarisch hulp-/ nevenbedrijf   agrarisch hulp-/nevenbedrijf   Heulenslag 36   Bleskensgraaf    
(hv)   hovenier   hovenier   Oosteinde 2-3   Wijngaarden   200 m²  
(op)   opslag   Inpandige opslag   Westeinde 33   Wijngaarden   115 m²  
(saw-ahn)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   agrarisch hulp-/nevenbedrijf alsmede veehandel   Oosteinde 4   Wijngaarden   300 m²  
(saw-ahn)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – agrarisch hulp-/ nevenbedrijf   agrarisch hulp-/nevenbedrijf   Oosteinde 36   Oud-Alblas    
(saw-cob)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – constructiebedrijf   constructiebedrijf   Kweldamweg 1, 2   Molenaarsgraaf   2800 m²  
(saw-mtb)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – montagebedrijf   montagebedrijf   Heulenslag 39   Bleskensgraaf    
(saw-oda)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – outdooractiviteiten   outdooractiviteiten   A 81-83   Ottoland   ±150 m²  
(saw-pbb)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – paardenpension met bed & breakfast   paardenpension en bed&breakfast   De Hoogt 14   Goudriaan   250 m²  
(saw-phk)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – paardenhouderij met keuringen   paardenhouderij met keuringen en parkeren op eigen terrein   Heiweg 5a   Oud-Alblas    

e Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit houdt in dat het beleid gericht is op:

  • 1. het in stand houden en versterken van het open weidekarakter van het komgebied, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon);
  • 2. het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige waardevolle water- en oevervegetaties, ruigten en grienden en amfibieën alsmede:
    • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied" het behoud en bescherming van de weidevogelbiotoop;
    • b. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" het behoud en bescherming van de abiotische waarden ten behoeve van de plaatselijke natuurwaarden;
    • c. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem" het beschermen van de aanwezige bodemkwaliteiten;
    • d. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied" het beschermen en versterken van de landschappelijke waarden alsmede het herstellen van de knotwilgbeplanting;
  • 3. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazig slotenstelsel, aanwezige ruigten en grienden en extensief agrarisch graslandgebruik;
  • 4. behoud van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en structuren zoals woonheuvels, tiendwegen, hennepakkers, achterkaden en dijken, havelingen, eendenkooien, wielen en kleiputten;
  • 5. behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden".

f Recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d, toegestaan in het gehele gebied.

g Aan huis verbonden beroep

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 60 m² maar nooit meer dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning en de bijgebouwen tezamen. De activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

h Mestbewerking en mestverwerking en -vergisting

Mestbewerking en mestverwerking en -vergisting van eigen producten wordt als bij het agrarisch bedrijf behorend nevenactiviteit aangemerkt, en kan derhalve worden toegestaan tot een capaciteit van 25.000 m3 per jaar.

i Maïsteelt

Per bedrijf mag maximaal 20 % van het bedrijfsoppervlak gebruikt worden voor het telen van maïs. Maïs mag uitsluitend worden gesitueerd op een afstand van minimaal 2 m van de weg.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

De volgende algemene bouwregels gelden:

  • a. Op de tot "Agrarisch met waarden" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 3.1.
  • b. Ten behoeve van de in tabel 3.1 en 3.2 genoemde nevenfuncties geldt dat het oprichten van nieuwe bebouwing niet is toegestaan;

3.2.2 Bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. indien en voor zover een nevenactiviteit als bedoeld in 3.1.2 onder d is toegestaan, bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze nevenactiviteit;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per aangeduid "bouwvlak", dan wel per aanduiding "bedrijfswoning", met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" is een bedrijfswoning niet toegestaan binnen het betreffende "bouwvlak";
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in combinatie met "maximum aantal wooneenheden" is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen binnen het betreffende "bouwvlak";

gebouwen die bedrijfseconomisch noodzakelijk en doelmatig zijn voor de bedrijfsvoering en afgestemd zijn op de aard, inrichting en omvang van het bedrijf, hetgeen met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige dient te worden aangetoond;

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming;

met dien verstande dat:

  • e. gebouwen moeten bedrijfseconomisch noodzakelijk en doelmatig zijn voor de bedrijfsvoering en afgestemd te zijn op de aard, inrichting en omvang van het bedrijf, hetgeen met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige dient te worden aangetoond.

3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding "bomenteelt".

3.2.4 Maatvoering

De maatvoering en de situering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:

BEDRIJFSGEBOUWEN PER "BOUWVLAK"   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   7 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   12 m  
OPPERVLAKTE TEELTONDERSTEUNENDE VOORZIENINGEN ("bouwvlak" met aanduiding "bomenteelt")   n.v.t.   300 m²  

BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
INHOUD     maximaal 750 m3, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen en inclusief een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil  

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN BIJ BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
BEBOUWDE OPPERVLAKTE   n.v.t.   50 m², in combinatie met oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   3 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   6 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE MESTSILO   5,5 m  
DOORSNEDE MESTSILO   25 m  
INHOUD MESTSILO   2500 m3  
HOOGTE OVERIGE SILO'S   15 m  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  
het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan    

In afwijking van bovenstaande tabel geldt het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte.

3.2.5 Buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding "bouwvlak" geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's en teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" dat het bestaande gebouw ter plaatse mag worden gehandhaafd en herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering.
  • c. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d. met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.

3.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden", teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het ter plaatse aanwezige cultuurhistorische pand, onevenredig wordt aangetast.

3.3.2 Nokrichting en voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, meer in het bijzonder de nokrichting en de richting van de voorgevel, van nieuw op te richten bebouwing ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met het oog op de cultuurhistorische verkaveling.

3.3.3 Situering

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" in verband met eisen van veiligheid en om te voorkomen dat het woon- en leefklimaat en de gebruiksmogelijkheden op een aangrenzend bouwperceel onevenredig worden aangetast.

3.3.4 Inrichting en landschappelijke inpassing

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de inrichting en de landschappelijke inpassing van een "bouwvlak" met het oog op de cultuurhistorische verkaveling.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

3.4.1 Ontheffing overschrijden bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.2 teneinde ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" het bouwvlak te overschrijden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de overschrijding mag aan één zijde plaatsvinden, niet zijnde een naar de openbare weg gekeerde zijde;
  • b. de overschrijding mag niet meer dan 20 meter bedragen, gemeten uit de grens van het aangeduide "bouwvlak";
  • c. de bebouwde oppervlakte van de overschrijding mag niet meer bedragen dan 400  600 m2;
  • d. voor het overige is de maatvoering van het bepaalde in 3.2.4 van toepassing;
  • e. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • i. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • j. de noodzaak van het overschrijden van het bouwvlak dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond te worden.

3.4.2 Ontheffing bouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.5 onder a. teneinde buiten de aanduiding "bouwvlak" bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwwerken staan ten dienste aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de bebouwing kan gezien de specifieke functie niet ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden geplaatst;
  • c. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • f. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • g. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.4.3 Ontheffing grotere bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.5 onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere hoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erfafscheidingen mogen niet visueel gesloten zijn;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.4.4 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.4.5 Ontheffing voeder- en mestsilo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.2 onder h  voor wat betreft de maximale capaciteit en lid 3.2.4 voor wat betreft de maximale hoogte:

  • a. ten behoeve van het oprichten van voedersilo's met een grotere bouwhoogte dan 15 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste vergroot mag worden tot maximaal 25 m;
  • b. ten behoeve van het oprichten van mestsilo's met een grotere inhoud, hoogte en diameter dan is toegestaan, met dien verstande dat de afmetingen van de mestsilo in overeenstemming zijn met de aard en omvang van het bedrijf;

3.4.6 Ontheffing kleinschalige windenergievoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2  (bouwregels) ten behoeve van het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen aan

de ruilverkavelingslinten, met dien verstande dat:

  • a. de maximum as- en tiphoogte respectievelijk niet meer dan 15 en 20 m mag bedragen;
  • b. de windenergievoorziening wordt gebruikt ten dienste van de hoofdbestemming;
  • c. de windenergievoorziening wordt geplaatst binnen het geldende bouwvlak van de hoofdbestemming;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de landschaps- en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in artikel 3.1 onder b;
  • e. er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. geen afbreuk wordt gedaan aan de in de omgeving aanwezige natuurwaarden;
  • g. indien de windenergievoorziening wordt geplaatst op of bij een monument, dan dient er een positief advies te zijn van de monumentencommissie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en bewerken of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c;
  • d. wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • e. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken; bestaand gebruik mag worden voortgezet.
  • f. kamperen, behoudens kleinschalig kamperen bij het agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:
    • 1. kleinschalig kamperen is uitsluitend op of direct aansluitend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" toegestaan;
    • 2. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 3. ten behoeve van 'kleinschalig kamperen' zoals opgenomen in tabel 3.1 mag gebruik gemaakt worden van 100 m² aan bestaande bebouwing dan wel mag tot ten hoogste 100 m2 aan nieuwe bebouwing worden opgericht, op of aansluitend aan het bouwvlak en met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 6 m respectievelijk 10 m; het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 15 bedragen  
    • 4. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.
  • g. het aanbrengen van boomgaarden en fruitteelt;
  • h. het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • i. het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • j. het aanbrengen boomteelt, heesters of sierteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • k. het realiseren van paardenbakken;
  • l. complexgewijze volkstuinen en/of moestuinen.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • b. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in 3.1, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie en landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. ten behoeve van de nevenfuncties mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • e. in afwijking van het gestelde onder 3.2.1 mag ten behoeve van een sociale nevenfunctie, zoals genoemd in tabel 3.2, nieuwe bebouwing worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat de nevenfunctie niet kan worden ondergebracht in de op het bouwvlak reeds bestaande bebouwing;
    • 2. de nieuwe bebouwing is uitsluitend bedoeld voor dagactiviteiten en logies ten dienste van de sociale nevenfunctie, permanent wonen is niet toegestaan;
    • 3. de nieuwe bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie mag niet meer dan 20% bedragen van de bebouwing ten dienste van de hoofdactiviteit aanwezig binnen het bouwvlak;
  • f. voor de in tabel 3.2 genoemde functies is buitenopslag in geen geval toegestaan;
  • g. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • h. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • i. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • j. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • k. de nevenfuncties dierenpension en hondenkennel zijn uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 50 m bedraagt;
  • l. voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen zoals bedoeld in tabel 3.2 gelden voorts de volgende bepalingen:
    • 1. de vergunning voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen wordt ingetrokken wanneer de voorwaarden van de vergunning worden overtreden ten aanzien van de periode waarin kamperen is toegestaan;
    • 2. het terrein voor kleinschalig kamperen wordt op of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
    • 3. in afwijking van het gestelde onder d mag ten behoeve van 'kleinschalig kamperen' gebruik gemaakt worden van 100 m² aan bestaande bebouwing dan wel tot ten hoogste 100 m2 aan nieuwe bebouwing worden opgericht, op of aansluitend aan het bouwvlak en met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 6 m respectievelijk 10 m;
    • 4. het terrein voor kleinschalig kamperen en de bijbehorende voorzieningen zoals parkeerterreinen dienen te worden voorzien van een goede, groene landschappelijke inpassing met gebiedseigen beplanting.

Tabel 3.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

Nevenactiviteit  
biomassa- en mestvergistingsinstallaties  
veehandelsbedrijf, foeragehandel, paardenhandel  
agrarisch loonbedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension/stalhouderij  
bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/ werktuigen/ voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
agrarisch georiënteerde dagrecreatie (poldersport, boerengolf)  
kampeerboerderij en trekkershutten  
dierenpension  
hondenfokkerij  
museum/tentoonstellingsruimte  
kunst- of antiekhandel  
verhuur/gebruik van ruimte ten behoeve van sociaal-maatschappelijke activiteiten (verenigingen, sociaal, workshops)  
educatieve rondleidingen  
agrarisch aanverwante sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij)  
ondergeschikte kleinschalige ontvangstruimten (rondleidingen, familiebijeenkomsten, kinderfeestjes)  
kleinschalig kamperen (maximaal 25 standplaatsen)  

3.6.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 3.1 en 3.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.6.1.

3.6.3 Ontheffing grotere omvang niet-agrarische nevenactiviteit

Vervallen 

3.6.4 Ontheffing grotere omvang zorg als nevenactiviteit

Vervallen

3.6.5 Ontheffing grotere omvang dag- en verblijfsrecreatie als nevenactiviteit

Vervallen

3.6.6 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Vervallen

3.6.7 Ontheffing meer kampeermiddelen kleinschalig kamperen

Vervallen

3.6.8 Ontheffing paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 3.5.1 onder k teneinde het realiseren van paardenbakken toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de paardenbak te situeren direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" redelijkerwijs niet mogelijk is, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van een (bedrijfs)woning binnen de bestemming Wonen of Bedrijf de paardenbak te situeren direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak, mits wordt aangetoond dat situering binnen het bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • e. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het gebruik van paardenbakken ten behoeve van de bestemming Agrarisch met waarden zijn toegestaan als recreatieve nevenactiviteit; het gebruik van een paardenbak ten behoeve van de bestemming Wonen of Bedrijf is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • h. de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m² per bouwperceel;
  • i. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • j. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • k. overige bouwwerken zijn niet toegestaan';
  • l. paardenbakken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • m. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak aanlegvergunningplichtig zijn ingevolge het bepaalde in 3.7, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze ontheffing en is geen aparte aanlegvergunning benodigd.
3.7 Aanlegvergunning
3.7.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 3.7.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

3.7.2 Uitzonderingen

Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met dien verstande dat deze uitzondering niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

3.7.3 Verlening

De in 3.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

De in artikel 3.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien daardoor de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals bedoeld in 3.1 in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager wordt aangetoond met een schriftelijk advies van een onafhankelijke terzake deskundige. Advies is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de genoemde waarden.

3.7.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   1.het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
2.er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden in de gebieden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied"  
het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m²   1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
3. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied";
4. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm)   1. het mag niet leiden tot inklinking;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het graven en ophogen van de bodem   1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer";
2. het mag niet leiden tot inklinking
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
5. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer";
2. indien de werkzaamheden passen binnen de afspraken zoals gemaakt in het convenant Alblassewaard/Vijfheerenlanden kan een aanlegvergunning worden afgegeven.

Indien niet voldaan kan worden aan het bepaalde onder 2, dan gelden de volgende criteria:
3. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
4. het mag niet leiden tot inklinking;
5. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
6. er mag geen onevenredige aantasting van de natte grasland vegetaties en oevervegetaties plaatsvinden;
7. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het aanbrengen van houtgewas   1. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast. Dit criterium geldt niet ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied"; hier geldt als criterium dat het aanbrengen van houtgewas past binnen de afspraken zoals gemaakt in het convenant Alblassewaard/Vijfheerenlanden;
2. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het aanbrengen boomteelt, heesters of sierteelt buiten de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem" en/of "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer"   1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast;
2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied";
3. het mag niet leiden tot inklinking;
4. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland buiten de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem" en/of "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer"   1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast
2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden in de gebieden aangeduid met "specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied"  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied"   1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden, danwel dat de activiteit ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur in de weg staat;
2. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"   Door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen mogen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
3. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden.
Ter afweging van het bovenstaande wordt advies ingewonnen bij de monumentencommissie.  

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

3.8.1 Wijziging (nieuw)vestiging en omschakeling

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van de (nieuw)vestiging dan wel omschakeling van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de (nieuw)vestiging betreft een grondgebonden veehouderij of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf; omschakeling is uitsluitend toegestaan naar een grondgebonden veehouderij of een overig niet- grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. voor een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat deze zich uitsluitend mag vestigen op een bestaande agrarisch bedrijfslocatie;
  • c. de bedrijfseconomische noodzaak van de vestiging / verplaatsing/omschakeling dient aangetoond te worden, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • d. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel van een bedrijf met reëel perspectief om binnen enige jaren tot volwaardig bedrijf uit te groeien, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • e. er dient een bouwvlak op maat te worden toegekend door middel van het opnemen van de aanduiding "bouwvlak";
  • f. de onder 3.2 genoemde eisen worden in acht genomen;
  • g. vestiging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" of ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m";
  • h. (nieuw)vestiging is uitsluitend toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint" of ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied verkavelingslint" en wel uitsluitend grenzend aan de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – gebiedsontsluitingsweg" of de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg";
    • 2. op de gronden ten zuiden van en grenzend aan de Melkweg;
  • i. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • j. een nieuwe bedrijfswoning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • k. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • n. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • o. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • p. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. Voor zover het betreft de waterhuishouding, wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  • r. vervallen.

3.8.2 Wijziging vergroten en/of vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van continuïteit van het bedrijf, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • b. de bestaande aanduiding "bouwvlak" mag worden uitgebreid tot een maximum van 2 ha;
  • c. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • i. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • j. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.8.3 Wijziging vormverandering en/of verschuiving ivm molenbiotoop

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van het vorm veranderen en/of het verschuiven van een "bouwvlak" in verband met de ligging ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" of ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m", mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verschuiving en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van continuïteit van het bedrijf; hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • b. het nieuwe "bouwvlak" dient enige overlap te hebben met het "bouwvlak" dat gewijzigd wordt;
  • c. het "bouwvlak" mag niet in omvang worden vergroot;
  • d. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

3.8.4 Wijziging Wonen met vab

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming Wonen met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing", waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. toegestaan is het gebruik voor wonen en tuin/hobbyboer;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" mag de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij niet worden aangetast;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan voor zover het betreft een (voormalige) boerderij;
  • f. de bebouwing dient te worden verminderd tot maximaal 1500 m3 ,  met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
    • 2. ter plaatse van behoudenswaardige panden of ensembles van panden is sloop tot een resterende omvang van 1.500 m3 niet noodzakelijk; de aanvrager dient aan te tonen dat er sprake is van behoudenswaardige panden of een ensemble van behoudenswaardige panden; 
  • g. een woning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • l. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
  • n. de regels van de bestemming Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.8.5 Wijziging Wonen nieuwbouw

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging nieuwbouw van woningen is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. toegestaan is het gebruik voor wonen en tuin/hobbyboer;
  • b. per 1.000 m² te slopen bedrijfsgebouwen mag één burgerwoning worden opgericht; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • c. in totaal zijn maximaal 4 woningen/wooneenheden toegestaan, inclusief de voormalige bedrijfswoning;
  • d. de inhoud van de burgerwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 1.000 m3 ;
  • e. woningen kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • f. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • i. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • j. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
  • l. de regels van de bestemming Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.8.6 Wijziging Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn de volgende niet-agrarische bedrijven toegestaan:
    • 1. bedrijven, te weten overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
    • 2. agrarische hulp- en nevenbedrijven;
    • 3. loonbedrijven;
    • 4. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
    • 5. huisdierenpension/hondenfokkerij;
    • 6. sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij);
    • 7. veearts/hoefsmederij/KI-station;
  • b. agrarische hulp- en nevenbedrijven, behoudens loonbedrijven, zijn niet toegestaan in het gebied ten noorden van De Graafstroom, de Alblas en de Goudriaan;
  • c. omzetting naar een loonbedrijf voor bedrijven gelegen aan de "wro-zone-verkavelingslint", kan uitsluitend worden toegestaan indien aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden. Tevens dient het te vestigen loonbedrijf een reeds bestaand bedrijf binnen de voormalige gemeente Graafstroom te betreffen, dat verplaatst wordt;
  • d. agrarisch verwante bedrijven en overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, kleinschalige kantoren en ateliers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • q. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.8.7 Wijziging inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • f. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • g. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. detailhandel is niet toegestaan; be- en verwerking zijn evenmin toegestaan;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • l. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.8.8 Wijziging Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming Recreatie met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
  • b. hergebruik voor maneges kan uitsluitend worden toegestaan binnen de "wro-zone-verkavelingslint", en voorzover aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • c. hergebruik voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint", waarbij de volgende eisen gelden:
    • 1. uitsluitend zijn toegestaan vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis;
    • 2. kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
    • 3. per bedrijf zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • e. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. het bouwvolume mag niet worden vergroot;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • k. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. vooraf dient advies te worden gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • r. de regels van de bestemming Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.8.9 Wijziging Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • c. de regels van de bestemming Natuur worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.8.10 Wijziging Sport

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied 1" wijzigen in de bestemming Sport met de aanduiding "sportveld", teneinde extra velden mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de behoefte aan extra velden is aangetoond;
  • b. er worden geen extra gebouwen toegestaan, boven de bebouwingsmogelijkheden die voor de overige velden gelden;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • e. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • f. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • i. de regels van de bestemming Sport worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.8.11 Wijziging tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning ter plaatse van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid wordt slechts gebruik gemaakt ten behoeve van een reëel agarisch bedrijf;
  • b. permanent toezicht door twee bedrijfshoofden dient noodzakelijk te zijn, hetgeen met een schriftelijk advies van een agarisch deskundige wordt aangetoond;
  • c. er mag nog niet eerder een tweede agarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig zijn geweest;
  • d. inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning is niet mogelijk;
  • e. de tweede bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperking optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van wegverkeer, mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch verwante bedrijven alsmede agrarisch hulp- of nevenbedrijven, conform de Staat van agrarisch verwante bedrijven en agrarische hulp- of nevenbedrijven als opgenomen in 4.1.2 onder c en loonbedrijven zoals opgenomen in 4.1.2 onder e. Daarnaast is naast het bestaande agrarisch verwante bedrijf of agrarisch hulp- of nevenbedrijf ook een andere vorm van een agrarisch verwant bedrijf respectievelijk agrarisch hulp- of nevenbedrijf toegestaan;
  • b. niet-agrarische bedrijven, conform de Staat van niet-agrarische bedrijven als opgenomen in 4.1.2 onder d;
  • c. niet-agrarische bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu en woon- en leefklimaat vergelijkbaar zijn;
  • d. een lpg-vulpunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg"
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf – molen", het behoud, beheer en herstel van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Molen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf – molen", het behoud, beheer en herstel van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element;

b Aantal bedrijven

Per bestemmingsvlak zijn meerdere bedrijven toegestaan.

c Staat van agrarisch verwante bedrijven en agrarische hulp- of nevenbedrijven

Als bestaande bedrijven als bedoeld in 4.1.1 onder a worden de bedrijven aangemerkt die overeenkomstig de aanduiding, zoals opgenomen in de kolom 'Aanduiding' en 'Betekenis', zijn aangeduid:

Aanduiding   Betekenis   Bedrijf   Adres   Kern   Beb. opp.  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   agrarisch hulp- of nevenbedrijf: veehandelaar   Heiweg 4   Oud-Alblas   1823 m²  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   agrarisch hulp- of nevenbedrijf: landbouwwerktuigenreparatie   De Hoogt 1   Goudriaan   2475 m²  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   agrarisch hulp- of nevenbedrijf: fouragehandel   Noordzijde 20a   Oud-Alblas   923 m²  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   agrarisch hulp- of nevenbedrijf: machinebouw en -reparatiebedrijf   Oosteinde 9   Oud-Alblas   936 m²  
(sb-bdk)   specifieke vorm van bedrijf – dierenkliniek   dierenkliniek   Abbekesdoel 34a   Bleskensgraaf   35 m²  
(hv)   hovenier   hoveniersbedrijf   Graafdijk-west 32   Molenaarsgraaf   138 m²  
(hv)   hovenier   hoveniersbedrijf   Graafdijk-oost 20   Molenaarsgraaf    
(hv)   hovenier   hovenier / klusbedrijf   Graafdijk-oost 26   Molenaarsgraaf   1125 m²  
(hv)   hovenier   hoveniersbedrijf   Haringweg 3, 3a   Ottoland   2500 m² glas  
(tc)   tuincentrum   tuincentrum   Noordzijde 31   Oud-Alblas   776 m²  

d Staat van niet-agrarische bedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding, zoals opgenomen in de kolom 'Aanduiding' en 'Betekenis', uitsluitend toegestaan de niet-agrarische bedrijven genoemd in de navolgende Staat van niet-agrarische bedrijven:

Aanduiding   Betekenis   Bedrijf   Adres   Kern   Beb. opp.  
(op)   opslag   koelhuis / opslag   Zuidzijde 126a   Goudriaan   37 m²  
(op)   opslag   opslag   Brandwijksedijk 3a   Brandwijk   bestaande oppervlakte  
(op)   opslag   opslag   Zuidzijde 108 en 109   Goudriaan   bestaande oppervlakte  
(op)   opslag   opslag   Graafdijk Oost 30a   Molenaarsgraaf   bestaande oppervlakte  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf   aannemersbedrijf   Noordzijde 32   Oud-Alblas   bestaande oppervlakte  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf   aannemersbedrijf   Noordzijde 13a   Oud-Alblas   216 m²  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf   aannemersbedrijf   Noordzijde 25   Oud-Alblas   350 m²  
(gh)   groothandel   groothandel   Zuidzijde 96   Goudriaan   575 m²  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf   aannemersbedrijf / timmerbedrijf en inpandige opslag   Westeinde 34, 35   Wijngaarden   275 m²   
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf   aannemersbedrijf / timmerfabriek / houtverwerkingsbedrijf   B 88, 90   Ottoland   1579 m²  
(sb-ans)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf en schoonheidssalon   aannemersbedrijf en schoonheidssalon   Gijbelandsedijk 81   Brandwijk   379,5 m²  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf   aannemersbedrijf   Zuidzijde 127   Goudriaan   490 m²  
(sb-arb)   specifieke vorm van bedrijf – autoreparatiebedrijf   autoreparatie-bedrijf   Hofwegen 15a   Bleskensgraaf   620 m²  
(sb-arb)   specifieke vorm van bedrijf – autoreparatiebedrijf   autoreparatiebedrijf   Gijbelandsedijk 104   Brandwijk   307 m²  
(sb-arb)   specifieke vorm van bedrijf – autoreparatiebedrijf   autoreparatie   Oosteinde 18   Wijngaarden   997 m²  
(sb-csb)   specifieke vorm van bedrijf – constructiebedrijf   constructiebedrijf   Brandwijksedijk 1   Brandwijk   675 m²  
(sb-csb)   specifieke vorm van bedrijf – constructiebedrijf   constructiebedrijf   A 100   Ottoland   525 m²  
(sb-ddb)   specifieke vorm van bedrijf – dakdekkersbedrijf   dakdekkersbedrijf   Graafdijk-west 7 / 8   Molenaarsgraaf   725 m²  
(sb-ddb)   specifieke vorm van bedrijf – dakdekkersbedrijf   dakdekkersbedrijf   Graafdijk-oost 35b   Molenaarsgraaf   1837 m²  
(sb-daur)   specifieke vorm van bedrijf – detailhandel en reparatie personenauto's   detailhandel in en reparatie van personenauto's/ bedrijven uit de milieucategorieën 1, 2 en 3 als opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactivite iten   Lubbertjesweg 2   Ottoland   2000 m²  
(sb-daur)   specifieke vorm van bedrijf – detailhandel en reparatie personenauto's   detailhandel in en reparatie van personenauto's   A 66 en A 72   Ottoland   2088,5 m²  
(sb-daur)   specifieke vorm van bedrijf – detailhandel en reparatie personenauto's   detailhandel in en reparatie van personenauto's   Brandwijksedijk 14a   Brandwijk   975 m²  
(sb-dauf)   specifieke vorm van bedrijf – detailhandel in personenauto's en (brom)fietsen   verkoop van personenauto's en (brom)fietsen   Noordzijde 75   Goudriaan   650 m²  
(sb-dmb)   specifieke vorm van bedrijf – dienst muskusratbestrijding   dienst muskusrattenbestrijding   Wervenkampweg 1   Bleskensgraaf   166 m²  
(sb-gtb)
 
specifieke vorm van bedrijf – glas- en timmerbedrijf   glas- en timmerbedrijf   Zuidzijde 104   Goudriaan   1250 m²  
(sb-gfb)   specifieke vorm van bedrijf – grafisch bedrijf   grafisch bedrijf   Graafdijk-west 23   Molenaarsgraaf   300 m²  
(sb-gsv)   specifieke vorm van bedrijf – groothandel scheepsbenodigdheden en visserij   groothandel scheepsbenodigdheden en visserij-artikelen   Graafdijk-west 24 / 25 / 25a   Molenaarsgraaf   850 m²  
(sb-ksb)   specifieke vorm van bedrijf – kaasboerderij   kaasboerderij / zuivelproductenfabriek   Noordzijde 23, 23a   Oud-Alblas   789 m²  
(sb-kgz)   specifieke vorm van bedrijf – kaasfabriek en groothandel in zuivelwaren   kaasfabriek / groothandel in zuivelwaren   Graafdijk-oost 23   Molenaarsgraaf   575 m²  
(sb-klb)   specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijvigheid   kleinschalige bedrijvigheid als opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactivite iten   Zuidzijde 125, 126   Goudriaan   1625 m²  
(sb-klu)   specifieke vorm van bedrijf – klussenbedrijf   klussenbedrijf   Oosteinde 50   Oud-Alblas   250 m²  
(sb-lma)   specifieke vorm van bedrijf – lijstenmakerij   lijstenmakerij   Oosteinde 42a   Oud-Alblas   237 m²  
(sb-rbb)   specifieke vorm van bedrijf – reclamebebordingsbedrijf   reclamebebordingsbedrijf   Abbekesdoel 88, 89, 90   Bleskensgraaf   2600 m²  
(sb-rgd)   specifieke vorm van bedrijf – reparatie gebruiksgoederen   reparatie gebruiksgoederen   A 82   Ottoland   252 m²  
(sb-scb)   specifieke vorm van bedrijf – schildersbedrijf   schildersbedrijf   Heulenslag 15/15a   Bleskensgraaf   25 m²  
(sb-txb)   specifieke vorm van bedrijf – taxibedrijf   taxibedrijf   Gijbelandsedijk 6a   Brandwijk   400 m²  
(sb-txb)   specifieke vorm van bedrijf – taxibedrijf   taxibedrijf   Graafdijk-west 20   Molenaarsgraaf   400 m²  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf   aannemersbedrijf   Zuidzijde 127   Goudriaan   490 m²  
(sb-trp)   specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf   transportbedrijf   B 106   Brandwijk   462 m²  
(sb-trp)   specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf   transportbedrijf   Damseweg 2   Brandwijk   bestaande oppervlakte  
(sb-trp)   specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf   transportbedrijf   A 30/ Polderweg 2   Ottoland   1111 m²   
(sb-trp)   specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf   transportbedrijf   Oosteinde 37   Oud-Alblas   625 m²  
(sb-trp)   specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf   transportbedrijf   Abbekesdoel 70   Bleskensgraaf   75 m²  
(sb-trp)   specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf   transportbedrijf   De Heuvel 1 en 3   Goudriaan   967 m²  
(sb-vbv)   specifieke vorm van bedrijf – verkoop benodigdheden voor dieren en verfwinkel   verkoop benodigdheden voor dieren en verfwinkel   Oosteinde 12   Oud-Alblas   1050 m²  
(sb-vkt)   specifieke vorm van bedrijf - verkoop van kleding en tenten   winkel   Kerkweg 5   Brandwijk   binnen bouwvlak  
(vm)   verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg   verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg en verkoop van benodigdheden voor dieren   Oosteinde 7, 7a   Oud-Alblas   bestaande oppervlakte  
(vml)   verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   Provincialeweg 36   Wijngaarden   370 m²  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf   aannemers-
bedrijf  
Gijbelandsedijk 111   Brandwijk   120 m²  

e Staat van loonbedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding, zoals opgenomen in de kolom 'Aanduiding' en 'Betekenis', uitsluitend toegestaan de niet-agrarische bedrijven genoemd in de navolgende Staat van loonbedrijven:

Aanduiding   Betekenis   Bedrijf   Adres   Kern   Beb. opp.  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Heulenslag 36   Bleskensgraaf   655 m²  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Brandwijksedijk 4   Brandwijk   1569 m²  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Oosteinde 36   Oud-Alblas   bestaande oppervlakte  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Oosteinde 55   Oud-Alblas   252 m²  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loon- en aannemingsbedrijf   Oosteinde 55a   Oud-Alblas   1500 m²  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Zuidzijde 137   Goudriaan   1600 m²  
(sb-lbd)   specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf   loonwerk- en verhuurbedrijf   Heiweg 3   Oud-Alblas   1740 m²  

f Milieucategorie 1 en 2

Ten aanzien van milieucategorie 1 en 2 geldt het volgende:

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in a en d geldt dat behalve de daar genoemde niet-agrarische bedrijven, ook bedrijven zijn toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu en woon- en leefklimaat vergelijkbaar zijn.
  • 2. In afwijking van het bepaalde onder 1 zijn agrarisch verwante bedrijven niet toegestaan.
  • 3. In afwijking van het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" geen andere bedrijfsactiviteiten toegestaan dan genoemd in het bepaalde in 4.1.2 onder d.

g Aan huis gebonden beroep

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien.
De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 60 m². De activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen en bedrijfswoning

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten behoeve van de in 4.1 toegestane bedrijvigheid, met inbegrip van één bedrijfswoning per bestemmingsvlak met bijbehorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • binnen een bestemmingsvlak de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" is opgenomen, binnen het betreffende bestemmingsvlak geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • binnen een bestemmingsvlak de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven, is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen binnen het betreffende bestemmingsvlak .

4.2.2 Bouwvlak

Indien binnen een bestemmingsvlak een aanduiding "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

4.2.3 Bebouwde oppervlakte

De in de Staat van agrarisch verwante bedrijven en agrarische hulp- of nevenbedrijven

(4.1.2 onder c), in de Staat van loonbedrijven (4.1.2 onder e) en in de Staat van niet-agrarische bedrijven (4.1.2 onder d) aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen (incl. de bedrijfswoning en bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen) mag niet worden overschreden.

4.2.4 Inhoud

De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.

4.2.5 Overige maatvoering

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

BEDRIJFSGEBOUWEN   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   10 m  
AFSTAND ZIJDELINGSE BOUWPERCEELGRENS   5 m   n.v.t.  

BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   10 m  
INHOUD     maximaal 750 m3, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen en inclusief een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil  
AFSTAND VRIJSTAANDE BEDRIJFSWONING TOT ZIJDELINGSE BOUWPERCEELGRENS   5 m   n.v.t.  

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN BIJ BEDRIJFSWONING   MAX.  
BEBOUWDE OPPERVLAKTE   50  m², in combinatie met oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
GOOTHOOGTE   3 m  
BOUWHOOGTE   5,5 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN ZIJNDE   MAX.  

HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN  
1 m voor voorgevelrooilijn;
overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  

In afwijking van bovenstaande tabel geldt het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte.

4.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

4.3 Ontheffing van de bouwregels

4.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 10%

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • f. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.3.2 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 20% van agrarisch verwante en agrarische hulp- en nevenbedrijven

Vervallen

4.3.3 Afwijking inhoud en bebouwde oppervlakte agrarische verwante en agrarische hulp- en nevenbedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing van agrarisch verwante bedrijven, agrarische hulp- of nevenbedrijven en loonbedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 30% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen;
  • b. uitbreiding is alleen toegestaan indien de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. een zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de volgende richtpunten van de kwaliteitskaart:
      • behoud en versterking van de differentiatie tussen linten hetgeen tot uitdrukking komt in de afwisselende bebouwing, variatie in dichtheid van de bebouwing, variatie in doorzichten naar het achterland, de orientatie van de bebouwing ten opzichte van het water;
      • behoud kamerstructuur door herkenbaar houden polderkaden en linten, en;
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen; de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit - een combinatie van -:
      • duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
      • wegnemen van verharding;
      • toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
      • andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert;
      • dan wel, in afwijking van het treffen van ruimtelijke maatregelen, een (gedeeltelijke) financiële compensatie door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • d. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • e. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • f. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.3.4 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 10% van niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • f. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.3.5 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 20% van niet-agrarische bedrijven

Vervallen

4.3.6 Afwijking inhoud en bebouwde oppervlakte niet-agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 30% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen;
  • b. uitbreiding is alleen toegestaan indien de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. een zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de volgende richtpunten van de kwaliteitskaart:
      • behoud en versterking van de differentiatie tussen linten hetgeen tot uitdrukking komt in de afwisselende bebouwing, variatie in dichtheid van de bebouwing, variatie in doorzichten naar het achterland, de orientatie van de bebouwing ten opzichte van het water;
      • behoud kamerstructuur door herkenbaar houden polderkaden en linten, en;
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen; de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit - een combinatie van -:
      • duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
      • wegnemen van verharding;
      • toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
      • andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert;
      • dan wel, in afwijking van het treffen van ruimtelijke maatregelen, een (gedeeltelijke) financiële compensatie door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • d. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • e. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • f. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.3.7 Ontheffing oppervlakte bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.5 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 50 m² vermeerderd met maximaal 20% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 150 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan.

4.3.8 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m³;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en bewerken of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van grond en opstallen;
  • b. voor detailhandel, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van grond en opstallen;
  • c. voor wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • d. van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – afhankelijke woonruimte" een afhankelijke woonruimte is toegestaan;
  • e. voor een seksinrichting;
  • f. voor het realiseren van paardenbakken.

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Vervallen

4.5.2 Ontheffing paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 4.4.1 onder f teneinde het realiseren van een paardenbak toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • b. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het gebruik van een paardenbak is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • e. de omvang van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m² per bouwperceel;
  • f. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • g. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • h. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.

4.5.3 Ontheffing Staat van bedrijfsactiviteiten - verkeersaantrekkende werking

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1.2 onder f teneinde potentieel verkeersaantrekkende bedrijven toe te staan, die in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangemerkt als "bedrijf toegestaan dmv ontheffing", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, rekening houdend met de rustige woonomgeving en de waarden van het buitengebied:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de verkeer- en parkeersituatie plaats;
  • b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats.

4.5.4 Ontheffing bed&breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 en 4.4 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal bedden bedraagt ten hoogste 4;
  • b. de bed & breakfast mag uitsluitend in bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. de bed & breakfast dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.

4.6 Aanlegvergunning
4.6.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 4.6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

4.6.2 Uitzonderingen

Het onder 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

4.6.3 Verlening

De in 4.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

4.6.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden
 
Criteria voor verlening van de aanlegvergunning
 
het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"
 
door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen mogen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden.
Ter afweging van het bovenstaande wordt advies ingewonnen bij de monumentencommissie.  

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging ander type bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" een andere type bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn de volgende niet-agrarische bedrijven toegestaan:
    • 1. bedrijven, te weten overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
    • 2. agrarische hulp- en nevenbedrijven;
    • 3. loonbedrijven;
  • b. agrarische hulp- en nevenbedrijven, behoudens loonbedrijven, zijn niet toegestaan in het gebied ten noorden van De Graafstroom, de Alblas en de Goudriaan;
  • c. omzetting naar een loonbedrijf voor bedrijven gelegen aan de "wro-zone-verkavelingslint", kan uitsluitend worden toegestaan indien aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is en indien het te vestigen loonbedrijf een reeds bestaand bedrijf binnen de gemeente Graafstroom betreft, dat verplaatst wordt;
  • d. agrarisch verwante bedrijven en overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, kleinschalige kantoren en ateliers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • q. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

4.7.2 Wijziging nieuwvestiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden, met de nadere aanduiding "bouwvlak", ten behoeve van de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de (nieuw)vestiging betreft een grondgebonden veehouderij of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. voor een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat deze zich uitsluitend mag vestigen op een bestaande agrarisch bedrijfslocatie;
  • c. nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan:
    • 1. in "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint" of "wro-zone – wijzigingsgebied verkavelingslint" en wel uitsluitend grenzend aan de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – gebiedsontsluitingsweg" of een "specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg";
    • 2. op de gronden ten zuiden grenzend aan de Melkweg;
  • d. nieuwvestiging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" of ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m";
  • e. de nieuwvestiging ter plaatse moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering: dit betekent dat voorzover de betrokken agrariër elders een agrarisch bedrijf heeft, eerst dient te worden aangetoond dat op de betreffende locatie geen reële bedrijfseconomische of planologisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zijn;
  • f. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf; hierover dient tevoren advies te worden gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  • g. er dient een "bouwvlak" op maat te worden toegekend;
  • h. het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan; de bestaande burgerwoning dient te worden benut als bedrijfswoning, waarbij dient te worden voldaan aan de maatvoeringseisen in 3.2.4;
  • i. de landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. het nieuwe bedrijf dient gelet op de ligging, aard en omvang, ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte (milieu)hinder te veroorzaken dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • m. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • n. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • o. er bestaan geen overwegende bezwaren vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • p. voldaan moet worden aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • q. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • r. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • s. de regels van de bestemming Agrarisch met waarden dienen van overeenkomstige toepassing te worden verklaard.

4.7.3 Wijziging Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een/de voormalige bedrijfswoning(en) voor wonen kan worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning(en) (inclusief het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • b. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m² per woning; bij sloop van de bovenmatige voormalige bedrijfsgebouwen, mag het genoemd oppervlak van 50 m² worden verhoogd met 25% van het meerdere van het oppervlak van het te slopen gebouwen c.q. de te slopen gebouwen, met dien verstande dat het maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen per woning, na bedoelde afbraak, niet meer dan 150 m² bedraagt; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • d. een woning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • e. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;
  • g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • h. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • i. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • j. de regels van de bestemming Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaart.

4.7.4 Wijziging Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" wijzigen in de bestemming Recreatie met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
  • b. hergebruik voor maneges kan uitsluitend worden toegestaan binnen de "wro-zone-verkavelingslint", en voorzover aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • c. hergebruik voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint", waarbij de volgende eisen gelden:
    • 1. uitsluitend zijn toegestaan vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis;
    • 2. kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
    • 3. per bedrijf zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • e. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. het bouwvolume mag niet worden vergroot;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • k. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. vooraf dient advies te worden gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • r. de regels van de bestemming Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 5 Bedrijf - Gaswinbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf – Gaswinbedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • nutsvoorzieningen in de vorm van een boorlocatie voor aardolie;
  • waterhuishoudkundige doeleinden;
  • doeleinden van openbaar nut met bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming, zoals trafo's gasregelstations en gebouwen in de vorm van pompgebouwtjes.

5.2.2 Bouwvlak

De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

5.2.3 Bouwhoogte gebouw

De hoogte van de gebouw mag niet meer bedragen 4 m.

5.2.4 Bouwwerken ten behoeve van boren aardolie

Voorts zijn bouwwerken ten behoeve van het boren naar aardolie toegestaan; bestaande uit:

  • a. transformatorstation;
  • b. twee boorkelders;
  • c. boortorens;
  • d. vuilwaterbak;
  • e. hekwerk.

5.2.5 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   1 m buiten het "bouwvlak";
overige: 2 m  
BOORTORENS   7,5 m  
OLIEOPSLAGTANKS   10 m, maximaal 3 olieopslagtanks  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE 6 m  

5.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor commerciële en reclamedoeleinden.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf – Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • nutsvoorzieningen in de vorm van trafo's, gasregelstations en pompgebouwtjes
  • waterhuishoudkundige doeleinden;
  • doeleinden van openbaar nut met bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen en maatvoering gebouwen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van deze bestemming, zoals trafo's, gasregelstations en pompgebouwtjes waarvan de hoogte maximaal 4 meter mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte.

6.2.2 Bouwvlak

Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

6.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   1 m buiten het "bouwvlak";
overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  

6.2.4 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor commerciële en reclamedoeleinden;
  • c. voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen

De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de geomorfologische, bodemkundige en hydrologische waarden;
  • d. behoud van de wandelpaden ter plaatse van de aanduiding "as van de weg";
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. verharde voet- en fietspaden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals onverharde paden en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:

a Waarden

Binnen de bestemming Bos is het beleid primair gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden. Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.

b Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat de bestaande biotopen van inheemse flora en fauna, in het bijzonder van plantengezelschappen, dienen te worden beschermd.

c Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d, in het gehele gebied toegestaan.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen en maatvoering

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik maximaal 2,5 m mag bedragen en gluurmuren maximaal 3 m.

7.2.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. het aanbrengen van maïs, boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters, sierteelt;
  • e. het aanbrengen van verhardingen of halfverhardingen groter dan 200 m2;
  • f. het diepploegen en diepwoelen van de bodem (> 40 cm) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • h. het realiseren van paardenbakken.
7.4 Aanlegvergunning

7.4.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 7.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren, of te doen of laten uitvoeren.

7.4.2 Uitzonderingen

Het onder 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

7.4.3 Verlening

De in 7.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 7.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

7.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem (> 40 cm) buiten de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem"   1. deze werkzaamheden vindt plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen en bosjes en andere houtopstanden   1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
3. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – overgangsgebied";  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen tot een oppervlak van 200 m²   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden.  

Artikel 8 Cultuur en ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Algemeen

De voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning, conform de Staat van cultuur en ontspanning als opgenomen in 8.1.2 onder b;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:

a Aantal bedrijven

Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

b Staat van cultuur en ontspanning

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van cultuur en ontspanning:

Aanduiding   Betekenis   Cultuur en ontspanning   Adres   Kern   Beb. opp.  
(mu)   museum   museum   Zuidzijde 67   Goudriaan   bestaande oppervlakte  
(spt)   speeltuin   speeltuin   Oosteinde ongenummerd   Wijngaarden   2400 m²  
(spt)   speeltuin   speeltuin   Perceel boven Wetering   Ottoland   0 m²  
(spt)   speeltuin   speeltuin   Perceel onder Wetering   Ottoland   0 m²  
(mu)   museum   museum   B 130   Ottoland   bestaande oppervlakte  
(os)   ontsluiting   ontsluiting van het museum   B 130   Ottoland   bestaande oppervlakte  
(p)   parkeerterrein   parkeerterrein van het museum   B 130   Ottoland   bestaande oppervlakte  

c Speeltuin

Ter plaatse van de aanduiding "speeltuin" zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • speelterreinen en trapvelden, met bijbehorende hekwerken, ballenvangers, basketdoel en doelpalen;
  • groenvoorzieningen en waterpartijen.

d Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en uitsluitend één bedrijfswoning per aanduiding.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van recreatieve en horecavoorzieningen passende bij de in de Staat van cultuur en ontspanning opgenomen specifieke aanduidingen.

8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van cultuur en ontspanning aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m.

8.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen en incl. bijgebouwen als bedoeld in 8.2.4, , maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud.
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.

8.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.

8.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mogen bedragen, daarachter maximaal 2 m.

8.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

8.3 Ontheffing van de bouwregels
8.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 8.1.2 onder b opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 8.2.2 opgenomen maximale inhoud van de bebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

8.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven waarden.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor een seksinrichting.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijziging andere functie cultuur en ontspanning

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen, teneinde andere functies binnen de bestemming Cultuur en ontspanning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • c. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • horecabedrijven, conform de Staat van horecavoorzieningen als opgenomen in 9.1.2 onder b;
  • waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 9.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

9.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

a Aantal bedrijven

Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

b Staat van horecavoorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van horecavoorzieningen:

Aanduiding   Betekenis   Horecavoorziening   Adres   Kern   Beb. opp.  
(sh-c)   specifieke vorm van horeca – café   café, waarbij een terras uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "terras"   Graafdijk-west 38, 39 en 40   Molenaarsgraaf   138 m²  
(sh-cr)   specifieke vorm van horeca – café/ restaurant   café/ restaurant en botenhuis   Oosteinde 6   Oud-Alblas   554 m²  

c Horecabedrijf Oosteinde

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca – café/ restaurant" aan de Oosteinde 6 is maximaal één gebouw toegestaan. Het parkeren dient geheel op eigen terrein plaats te vinden.

d Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en maximaal één per aanduiding, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in combinatie met "maximum aantal wooneenheden" het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen is.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van recreatieve en horecavoorzieningen passende bij de in de Staat van horecavoorzieningen opgenomen specifieke aanduidingen.

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van horecavoorzieningen aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" de aangeduide goothoogte als maximum geldt.

9.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen en incl. bijgebouwen als bedoeld in 9.2.4, maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud;
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.

9.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.

9.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mogen bedragen, daarachter maximaal 2 m.

9.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

9.3 Ontheffing van de bouwregels
9.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 9.1.2 onder b opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 9.2.2 opgenomen maximale inhoud van de bebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

9.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 9.1 omschreven waarden.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor wonen;
  • c. voor een seksinrichting.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijziging andere horecafunctie

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen, teneinde andere functies binnen de bestemming Horeca toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • c. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijk:

  • a. in de vorm van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid een en ander conform de Staat van maatschappelijk (10.1.2 onder b) en met bijbehorende voorzieningen;
  • b. behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden".

en overeenkomstig de in 10.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

Ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" zijn deze gronden tevens aangewezen voor de instandhouding van het archeologisch monument.

10.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 10.1.1:

a Aantal bedrijven

Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

b Staat van maatschappelijk

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van maatschappelijk:

Aanduiding   Betekenis   Maatschappelijk   Adres   Kern   Beb. opp.  
(bp)   begraafplaats   begraafplaats   Brandwijksedijk 19   Brandwijk   40 m²  
(bp)   begraafplaats   begraafplaats   Oosteinde ongenummerd   Wijngaarden   40 m²  
(bp)   begraafplaats   begraafplaats   Noordzijde 25   Oud-Alblas   40 m²  
(re)   religie   religie   A 86/88   Ottoland   378 m²  
(re)   religie   religie   Brandwijksedijk 19   Brandwijk   262 m²  
(sm-bhb)   specifieke vorm van maatschappelijk – beheerboerderij   beheerboerderij   Donkseweg 2   Brandwijk   447 m² + 194 m²  
(sm-gmh)   specifieke vorm van maatschappelijk – gemeenschapshuis   gemeenschapshuis De Arend   A 58   Ottoland   106 m²  
(sm-gmh)   specifieke vorm van maatschappelijk – gemeenschapshuis   gemeenschapshuis De Wegwijzer   Brandwijksedijk 17   Brandwijk   165 m²  
(sm-has)   specifieke vorm van maatschappelijk – huisarts   huisarts   Graafdijk-oost 33a   Molenaarsgraaf   300 m²  
(on)   onderwijs   onderwijs   Noordzijde 47   Goudriaan   500 m²  
(on)   onderwijs   natuur- educatie en schapenhoud- erij in het kader van educatieve doeleinden   A 89   Ottoland   890 m²  
(vl)   verenigingsleven   verenigings- leven   Bloklandse Kade 2a   Ottoland   114 m²  

c Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en uitsluitend één bedrijfswoning per aanduiding.

d Aan huis gebonden beroep

In deze bedrijfswoning mag ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 60 m². de activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van voorzieningen passende bij de in de Staat van maatschappelijke functies opgenomen specifieke aanduidingen.

10.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van maatschappelijk aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte geldt.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 10 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte geldt.

10.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen en incl. bijgebouwen als bedoeld in 10.2.4, maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud.
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.

10.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.

10.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mogen bedragen, daarachter maximaal 2 m.

10.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

10.3 Ontheffing van de bouwregels
10.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 10.1.2 onder b opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 10.2.2 opgenomen maximale inhoud van de bebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

10.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 10.1 omschreven waarden.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van grond en opstallen;
  • b. detailhandel;
  • c. wonen, behoudens de dienstwoning als bedoeld onder 10.1.2 onder c.

10.5 Aanlegvergunning
10.5.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 10.5.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

10.5.2 Uitzonderingen

Het onder 10.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

10.5.3 Verlening

De in 10.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 10.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 10.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

10.5.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”   door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen mogen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden
hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden.
Ter afweging van het bovenstaande wordt advies ingewonnen bij de monumentencommissie.  

 

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de geomorfologische, bodemkundige en hydrologische waarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige eendenkooien;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natura 2000", voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. een en ander met bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen en maatvoering

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik maximaal 2,5 m mag bedragen.

11.2.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. het aanbrengen van maïs, boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters, sierteelt;
  • e. het aanbrengen van verhardingen of halfverhardingen groter dan 200 m²;
  • f. het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland;
  • g. het realiseren van paardenbakken.

11.4 Aanlegvergunning
11.4.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 11.4.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

11.4.2 Uitzonderingen

Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

11.4.3 Verlening

De in 11.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze bestemming is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 11.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

11.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. er mag geen blijvende aantasting
plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem (>40 cm)   1. deze werkzaamheden vindt plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
3. het mag niet leiden tot inklinking;
4. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het aanbrengen van houtgewas, niet zijnde het aanbrengen van boomteelt, heesters en sierteelt (waarvoor een gebruiksverbod ingevolge 11.3.1 geldt)   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen van maximaal 200 m²   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden  

 

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • recreatieve voorzieningen, conform de Staat van recreatieve voorzieningen als opgenomen in 12.1.2 onder b;
  • waterhuishoudkundige doeleinden;
  • behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 12.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1:

a Aantal bedrijven

Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

b Staat van recreatieve voorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:

Aanduiding   Betekenis   Recreatieve voorziening   Adres   Kern   Beb. opp.  
(dr)   dagrecreatie   dagrecreatieve voorzieningen   Oosteinde ongenummerd   Oud-Alblas   50 m²  
(dr)   dagrecreatie   dagrecreatieve voorzieningen   Abbekesdoel ongenummerd   Bleskensgraaf   0 m²  
(dr)   dagrecreatie   dagrecreatieve voorzieningen   Hoek Peilmolenweg/ Oosteinde   Oud- Alblas/ Bleskensgraaf   0 m²  
(dr)   dagrecreatie   dagrecreatieve voorzieningen   Hoek A even/ Lubbertjesweg   Ottoland   0 m²  
(dr)   dagrecreatie   dagrecreatieve watervoorzieningen   De Hoogt   Goudriaan   0 m²  
(dr)   dagrecreatie   dagrecreatieve watervoorzieningen   Ten noorden provinciale weg en ten westen van Griessendamsche Binnenvliet   Wijngaarden   0 m²  
(dr)   dagrecreatie   dagrecreatieve watervoorzieningen   Ten zuiden provinciale weg en ten oosten van Griessendamsche Binnenvliet   Wijngaarden   0 m²  
(sr-cam)   specifieke vorm van recreatie – camping   camping   Bloklandsekade 3   Ottoland   380 m²  
(sr-cam)   specifieke vorm van recreatie – camping   camping   Donkseweg 1   Brandwijk   366 m²  
(sr-cam)   specifieke vorm van recreatie – camping   camping en bed&breakfast   A 93   Ottoland   60 m²  
(sr-cijs)   specifieke vorm van recreatie – camping en ijsclub   camping en ijsclubgebouw   Noordzijde 31a   Oud-Alblas   200 m²  
(vt)   volkstuin   volkstuinen   Noordzijde ongenummerd   Oud-Alblas   zie noot 1  
(vt)   volkstuin   volkstuinen   Oosteinde ongenummerd   Oud-Alblas   zie noot 1  
(vt)   volkstuin   volkstuinen   Peperstraat ongenummerd   Oud-Alblas   zie noot 1  
(vt)   volkstuin   volkstuinen   Westeinde ongenummerd (naast nr 9)   Wijngaarden   zie noot 1  
(sr-spt)   specifieke vorm van recreatie - speeltuin   speeltuin   Burgemeester van Slijpestraat 8a   Goudriaan   40 m²  
(vr)   verblijfsrecreatie   camping, recreatiewoning en groepsaccommodatie   A 93   Ottoland   756 m²  

noot 1: De bebouwde oppervlakte per volkstuin bedraagt ten hoogste 10% met een maximum tot 16 m2, met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van de bergingen per volkstuin maximaal 8 m2 mag bedragen.

c Camping Bloklandse Kade

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie – camping" aan Bloklandsekade 3 zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • 290 standplaatsen, waarvan:
    • 1. 40 seizoensplaatsen;
    • 2. 250 jaarplaatsen;
  • centrale sanitaire voorzieningengebouw
  • 1 snackbar/ kantine/ clubhuis

De onderlinge afstand tussen kampeermiddelen dient ten minste 3 m te bedragen.

d Camping Donkseweg

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie – camping" aan de Donkseweg 1 zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • 1 recreatiewoning;
  • 2 logieskamers;
  • 1 groepsaccommodatie;
  • 15 kampeermiddelen.

e Camping A 93

Ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie" aan de A 93 zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • 1 recreatiewoning;
  • 1 sanitairgebouw;
  • groepsaccommodatie;
  • maximaal 25 kampeermiddelen.

f Camping annex ijsclubgebouw

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie – camping annex ijsclubgebouw" zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, het beheer en toezicht;
  • een ijsclubgebouw
  • stacaravans.

g Dagrecreatieve voorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie" zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • speel- en ligweiden;
  • groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • ontsluitingswegen alsmede wandel- en fietspaden;
  • een parkeerterrein;
  • gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen alsmede beheer en onderhoud.

h Volkstuin

Ter plaatse van de aanduiding "volkstuin" zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • tuinen;
  • hobbykassen en bergingen. De bebouwde oppervlakte per volkstuin bedraagt ten hoogste 10% met een maximum tot 16 m², met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van de bergingen (dus exclusief hobbykassen) per volkstuin maximaal 8 m2 mag bedragen.

i Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in combinatie met "maximum aantal wooneenheden" het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen is binnen het betreffende "bouwvlak".

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van recreatieve voorzieningen passende bij de in de Staat van recreatieve voorzieningen opgenomen specifieke aanduidingen.

12.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van recreatieve voorzieningen aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen (incl. bedrijfswoning en bijbehorende aan, uit- en bijgebouwen) mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m, met dien verstande dat voor de gebouwen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie" de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "volkstuin" de goothoogte maximaal 2,5 m bedraagt;

Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte geldt.

12.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen, maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud.
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.

12.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.

12.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mogen bedragen, daarachter maximaal 2 m.

In afwijking hiervan geldt:

  • ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie – camping" dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 20 m mag bedragen.

12.2.6 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

12.2.7 Stacaravans

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximaal toegestane oppervlakte van stacaravans, bedraagt per stacaravan 50 m²;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van stacaravans mag maximaal 3 m respectievelijk 4 meter bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen stacaravans bedraagt minimaal 3 m;
  • d. per stacaravan mag 1 bijgebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 7,5 m²;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw bij een stacaravan mag maximaal 2,7 m bedragen.

12.3 Ontheffing van de bouwregels
12.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 12.1.2 onder b opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 12.2.2 opgenomen maximale inhoud van de bebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

12.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 12.1 omschreven waarden.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor wonen;
  • c. voor detailhandel, behoudens voorzover behorend bij dagrecreatie.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 12.1 genoemde nevenfuncties binnen het bestemmingsvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • b. ten behoeve van de nevenfuncties mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • c. voor de in tabel 12.1 genoemde functies is buitenopslag in geen geval toegestaan;
  • d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • e. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • f. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Tabel 12.1 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

fietsverhuur op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camping', 'specifieke vorm van recreatie - camping en ijsclub', 'verblijfsrecreatie' of 'specifieke vorm van recreatie - speeltuin'  
kano- of bootverhuur op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camping', 'specifieke vorm van recreatie - camping en ijsclub' of verblijfsrecreatie'  
kampeerboerderij op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camping', 'specifieke vorm van recreatie - camping en ijsclub' of 'verblijfsrecreatie'  
visvijver op de gronden met de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie - camping', 'specifieke vorm van recreatie - camping en ijsclub' of 'verblijfsrecreatie'  

12.6 Aanlegvergunning
12.6.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 12.6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

12.6.2 Uitzonderingen

Het onder 12.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

12.6.3 Verlening

De in 12.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 12.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 12.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

12.6.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”   door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen mogen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden.
Ter afweging van het bovenstaande wordt advies ingewonnen bij de monumentencommissie.  

 

Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie – Recreatiewoning" aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatiewoningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht een recreatiewoning met bijbehorend bijgebouw en bouwwerken geen gebouwen zijnde. De recreatiewoning en bijhorend bijgebouw en bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. Per "bouwvlak" is maximaal één recreatiewoning toegestaan.
  • b. De inhoud van de recreatiewoning mag, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet meer bedragen dan 250 m3.
  • c. De bouwhoogte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De goothoogte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • f. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m, met uitzondering van erfafscheidingen, die mogen niet hoger zijn dan 1 m.

13.2.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor permanente bewoning;
  • c. voor een seksinrichting.

 

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • sportvoorzieningen, conform de Staat van sport ( 14.1.2 onder a);
  • waterhuishoudkundige doeleinden;
  • een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 14.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

14.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 14.1.1:

a Staat van sport

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van sport:

Aanduiding   Betekenis   Sportvoorziening   Adres   Kern   Beb. opp.  
(spv)   sportveld   veld- en baansport met o.a. clubhuis   Bloklandsekade 1, 2   Ottoland   1114 m²  
(ijs)   ijsbaan   ijsbaan met ijsclubgebouw   Meulenbroek 13a   Bleskensgraaf   60 m²  

b IJsclubgebouw

Ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" is één gebouw toegestaan.

c Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van sportvoorzieningen passende bij de in de Staat van sport opgenomen specifieke aanduidingen.

14.2.2 Gebouwen

Gebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van sport aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van gebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m.

14.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mogen bedragen, daarachter maximaal 2 m.

14.2.4 Bouwwerken sportveld

In afwijking van het bepaalde in 14.2.3 geldt ter plaatse van de aanduiding "sportveld" voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de hoogte van bouwwerken welke direct verband houden met de sportbeoefening mogen niet meer bedragen dan 10 m, alsmede masten voor de verlichting van sportvelden met een hoogte van niet meer dan 15 m;
  • c. de hoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte groter dan 4 m en van tribunes tot aan de bestemmingsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.

14.2.5 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

14.3 Ontheffing van de bouwregels
14.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 14.1.2 onder a opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 14.2.2 opgenomen maximale inhoud van de bebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor militaire oefeningen;
  • d. voor detailhandel.

 

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden in de vorm van:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – stroomweg" een stroomweg met maximaal 2 rijstroken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – gebiedsontsluitingswegen" een gebiedsontsluitingsweg met maximaal 2 rijstroken;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg" een erftoegangsweg met maximaal 2 rijstroken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – onverharde wegen" een onverharde of halfverharde weg;
  • e. behoud van de wandelpaden ter plaatse van de aanduiding "as van de weg";

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen, sloten.

15.1.2 Waterhuishouding

Daar waar wegen en primaire wateren elkaar kruisen, zijn de gronden mede bestemd voor de waterhuishouding met bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.

15.2.2 Gebouwen openbare nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m²;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

15.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat lichtmasten en voorzieningen voor de verkeersgeleiding hoger mogen zijn.

15.2.4 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

 

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor "Verkeer – Railverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de afwikkeling van het goederentreinverkeer (Betuweroute) met de bijbehorende voorzieningen alsmede voor oversteekmogelijkheden ten behoeve van het overige verkeer;
  • b. kunstwerken;
  • c. een tunnel;
  • d. geluidsschermen;
  • e. de realisering van bouwkundige en andere maatregelen van verkeerskundige en landschappelijke aard, ten behoeve van de inpassing van de spoorlijn in zijn omgeving;
  • f. nutsvoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 16.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

16.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 16.1.1:

a Aanleg spoorbaan

De spoorlijn bestaat uit maximaal twee sporen, met dien verstande dat inhaal-, wacht- en manoeuvreersporen zijn toegestaan, evenals verbindingsbogen tussen de sporen en de bestaande spoorlijnen.

b Tunnel

Een tunnel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "tunnel" en uitsluitend ten behoeve van het railverkeer en het bijbehorende onderhoud.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming (waaronder kunstwerken en geluidsschermen), alsmede gebouwen voor elektrotechnische systemen (waaronder schakelstations, onderstations en relaishuizen) en nutsvoorzieningen.

16.2.2 Gebouwen

Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 30 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag een "bouwvlak" helemaal worden volgebouwd;
  • c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. gebouwen buiten de aanduiding "bouwvlak" dienen een afstand van ten minste 50 meter tot de meest nabijgelegen woning in acht te nemen.

16.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf, dan wel voor zover de sporen verdiept zijn gelegen, gemeten vanaf het maaiveld. Een en ander met dien verstande dat:

  • a. draagconstructies voor de bovenleiding maximaal 15 m hoog mogen zijn, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de geleiding of veiligheid van het verkeer met een oppervlakte van minder dan 10 m² en overige andere bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 6 m² een hoogte mogen hebben van maximaal 12 m.

16.2.4 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

 

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor de wateraanvoer, waterafvoer en waterberging alsmede voor de scheepvaart, met daarbij horende voorzieningen als waterhuishoudkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen (met vergunning van de waterbeheerder) worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen, stoepen en steigers worden gebouwd. Op de wateren zijn de gebodsbepalingen en verbodsbepaling en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur en Legger waterbeheer van de waterbeheerder van toepassing.

 

Artikel 18 Water - Oever

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water – Oever" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen, moestuinen, weitjes en groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" voor recreatief gebruik, uitsluitend gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen en maatvoering

Uitsluitend zijn toegestaan vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.

18.2.2 Maatvoering grotere percelen

In afwijking van het bepaalde in 18.2.1 zijn op grondpercelen met een minimale oppervlakte van 380 m² tevens toegestaan:

  • a. steigers met een maximale lengte van 3 m, een maximale breedte van 1,5 m en een hoogte van maximaal 0,50 m boven gemiddeld waterpeil;
  • b. natuurvriendelijke oeververdedigingen/beschoeiingen;
  • c. één gebouw uitsluitend ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
    • 2. indien de perceelsoppervlakte minimaal 400 m2 bedraagt, mag de bebouwde oppervlakte niet groter zijn dan 7,5 m2;
    • 3. indien de perceelsoppervlakte minimaal 1000 m2 bedraagt, mag de bebouwde oppervlakte niet groter zijn dan 11,5 m2;
  • d. gluurmuren en voorlichtingsborden met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

18.2.3 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, behoudens ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" voor zover het betreft één tent of één caravan/tourcaravan (inclusief voortent) per perceel gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • d. voor het aanbrengen van maïs, boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters en sierteelt;
  • e. voor het diepploegen of diepwoelen (>40 cm);
  • f. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen groter dan 200 m²;
  • h. het realiseren van paardenbakken.

18.4 Aanlegvergunning
18.4.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 18.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

18.4.2 Uitzonderingen

Het onder 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

18.4.3 Verlening

De in 18.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze bestemming is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 18.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

18.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden     Criteria voor verlening van de aanlegvergunning    
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes     1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden
3. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied".    
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem     1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast.    
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren     1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;    
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen van maximaal 200 m²     1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;    
het aanbrengen van ondergrondse leidingen     1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;
2. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen.    
het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland     1. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;
2. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast.    
het aanbrengen van houtgewas     de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast. Dit criterium geldt niet ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied"; hier geldt als criterium dat het aanbrengen van houtgewas past binnen de afspraken zoals gemaakt in het convenant Alblassewaard/Vijfheerenlanden.    

 

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met aan huis gebonden beroepen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", uitsluitend garages en bergingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – molen", het behoud, beheer en herstel van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element;
  • d. niet-woonfuncties als bedoeld in 19.1.2 onder b;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
  • g. een en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 19.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

19.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 19.1.1:

a Aan huis gebonden beroep

Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 60 m². De activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

b Staat van niet-woonfuncties

Uitsluitend ter plaatse van de onderstaande aanduidingen zijn tevens de volgende niet-woonfuncties toegestaan:

Aanduiding   Betekenis   Niet-woonfunctie   Adres   Kern   Vloeroppervlakte  
sb-lbd   specifieke vorm van bedrijf-loonwerkbedrijf   loonwerkbedrijf   Graafdijk-west 41   Molenaarsgraaf   233 m²  
sb-lbd   specifieke vorm van bedrijf-loonwerkbedrijf   loonwerkbedrijf   Noordzijde 2   Oud-Alblas   60 m²  
sb-lbd   specifieke vorm van bedrijf-loonwerkbedrijf   loonwerkbedrijf   Oosteinde 1   Wijngaarden   60 m²  
(atl)   atelier   atelier   A 17   Ottoland   60 m²  
(atl)   atelier   atelier   A 36   Ottoland   60 m²  
(atl)   atelier   atelier   Heulenslag 24   Bleskensgraaf   70 m²  
(bb)   bed & breakfast   logies en ontbijt   Gijbelandsedijk 13   Brandwijk   60 m²  
(bb)   bed & breakfast   logies en ontbijt   Graafdijk-oost 13d   Molenaarsgraaf   60 m²  
(bb)   bed & breakfast   logies en ontbijt   Noordzijde 48   Goudriaan   250 m²  
(bb)   bed & breakfast   logies en ontbijt   Noordzijde 60a   Goudriaan   60 m²  
(cs)   caravanstalling   caravanstalling   A 108   Ottoland   60 m²  
(cs)   caravanstalling   caravanstalling   Gijbelandsedijk 78/78a   Brandwijk   bestaande oppervlakte  
(dh)   detailhandel   detailhandel in optische hulpmiddelen (opticiën)   Brandwijksedijk 15b   Brandwijk   202 m²  
(gh)   groothandel   groothandel in bevestigingsmiddelen   Kooiwijk 2   Oud-Alblas   60 m²  
(k)   kantoor   kantoor   Heulenslag 42   Bleskensgraaf   170 m²  
(sw-ars)   specifieke vorm van wonen – autorijschool   autorijschool   Brandwijksedijk 35   Brandwijk   60 m²  
(sw-ddb)   specifieke vorm van wonen – dakdekkersbedrijf   dakdekkersbedrijf   Zuidzijde 99   Goudriaan   60 m²  
(sw-dvp)   specifieke vorm van wonen – detailhandel en verhuur parkmachines   detailhandel/verhuur parkmachines(grasmaaiers e.d.), exclusief reparatie en onderhoud   Graafdijk-Oost 15   Molenaarsgraaf   80 m²  
(sw-dha)   specifieke vorm van wonen – detailhandel in antiek   detailhandel in antiek   Noordzijde 46   Goudriaan   60 m²  
(sw-dhm)   specifieke vorm van wonen – detailhandel in meubels   detailhandel in meubels   Hofwegen 7   Bleskensgraaf   60 m²  
(sw-dht)   specifieke vorm van wonen – detailhandel in tweede hands goederen   detailhandel in tweede hands goederen, uitsluitend binnen de aanduiding   Peperstraat 38   Oud-Alblas   360 m²  
(sw-dra)   specifieke vorm van wonen – dierenarts   dierenarts   B 33   Ottoland   60 m²  
(sw-hsm)   specifieke vorm van wonen – hoefsmederij   hoefsmederij   Noordzijde 62   Goudriaan   60 m²  
(sw-inb)   specifieke vorm van wonen – installatiebedrijf   installatiebedrijf   Oosteinde 47   Oud-Alblas   60 m²  
(sw-klb)   specifieke vorm van wonen – klussenbedrijf   klussenbedrijf   Hofwegen 1   Bleskensgraaf   80 m²  
(sw-mak)   specifieke vorm van wonen – makelaarskantoor   makelaarskantoor   Abbekesdoel 47   Bleskensgraaf   60 m²   
(sw-mak)   specifieke vorm van wonen – makelaarskantoor   makelaarskantoor   Oosteinde 51   Oud-Alblas   120 m²   
(sw-msk)   specifieke vorm van wonen – mestkelder   mestkelder   Westeinde 28   Wijngaarden   100 m²  
(sw-mf)   specifieke vorm van wonen – meubelfabriek   meubelfabriek   B 136   Ottoland   60 m²  
(sw-mrb)   specifieke vorm van wonen – meubelreparatiebedrijf   meubelreparatiebedrijf   B 112   Ottoland   60 m²  
(sw-mrb)   specifieke vorm van wonen – meubelreparatiebedrijf   meubelreparatiebedrijf   B 134   Ottoland   60 m²   
(sw-nok)   specifieke vorm van wonen – notariskantoor   notariskantoor   Graafdijk-oost 11a   Molenaarsgraaf   60 m²   
(sw-shs)   specifieke vorm van wonen – schoonheidssalon   schoonheidssalon   Abbekesdoel 79   Bleskensgraaf   60 m²  
(sw-shs)   specifieke vorm van wonen – schoonheidssalon   schoonheidssalon   Zuidzijde 92   Goudriaan   60 m²  
(sw-tgz)   specifieke vorm van wonen – tegelzetbedrijf   tegelzetbedrijf   Graafdijk-west 43   Molenaarsgraaf   60 m²  
(sw-tib)   specifieke vorm van wonen – timmerbedrijf   timmerbedrijf   Graafdijk-oost 16   Molenaarsgraaf   60 m²  
(sw-trw)   specifieke vorm van wonen – trouwlocatie   trouwlocatie   A 92   Ottoland   60 m²  
(sw-exo)   specifieke vorm van wonen – expositieruimte   expositieruimte   A 94   Ottoland   162 m²  
(sw-tal)   specifieke vorm van wonen – tuinaanleg   tuinaanleg   Noordzijde 1   Oud-Alblas   60 m²  
(sw-vhd)   specifieke vorm van wonen – veehandel   veehandel   Noordzijde 48   Oud-Alblas   60 m²  
(zbo)   zorgboerderij   zorgboerderij, maximaal 5 kinderen   Heulenslag 76   Oud-Alblas   60 m²  

c Parkeren vrachtwagens

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" is het toegestaan dat vrachtwagens worden geparkeerd en maximaal 2 vrachtwagens per aanduiding.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" worden opgericht.

19.2.2 Aanduiding "bijgebouwen"

In afwijking van het bepaalde onder 19.2.1 geldt ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" dat het bestaande gebouw ter plaatse mag worden gehandhaafd en herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering.

19.2.3 Aantal woningen

Per aangeduid bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" maximaal het aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan.

19.2.4 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van woningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud;
  • b. indien de bestaande inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen , meer bedraagt dan 750 m3, geldt deze bestaande inhoud als maximaal toegestane inhoud.

19.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

WONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
AFSTAND ZIJDELINGSE BOUWPERCEELGRENS   min. 2 m  
INHOUD   zie 19.2.4  

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN BIJ WONING   MIN.   MAX.  
BEBOUWDE OPPERVLAKTE   n.v.t.   50 m², in combinatie met oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
ten hoogste 50% van de gronden die niet tot het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen behoren mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste  75 m²  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   3 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden opgericht.  
 
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   vóór voorgevel woning: 1 m;
overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  

In afwijking van bovenstaande tabel geldt het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding –bestaande veestallen toegestaan" zijn de bestaande veestallen toegestaan in afwijking van de in de tabel opgenomen maatvoering. Deze gebouwen mogen worden herbouwd in de bestaande situering en met de bestaande maatvoering als maximum.

19.2.6 Herbouw

Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:

  • a. de voorgevel van de te herbouwen woning maximaal 15 m achter de voormalige voorgevelrooilijn wordt gesitueerd;
  • b. de bouwwijze (vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).

19.2.7 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

19.3 Ontheffing van de bouwregels
19.3.1 Ontheffing woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen het ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.2.3 en toestaan dat woningsplitsing van een bestaande woning plaatsvindt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bestaande woning betreft een voormalig boerderijgebouw;
  • b. de bebouwde oppervlakte van het voormalige boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. de splitsing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;
  • f. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m² per woning;
    indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 50 m² vermeerderd met maximaal 20% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 100 m² per woning;
    ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • g. een woning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. de nieuwe woning is niet gelegen binnen een milieucirkel van één of meer agrarische bedrijven;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • l. de regels van dit artikel Wonen zijn na wijziging van overeenkomstige toepassing.

19.3.2 Ontheffing bebouwde oppervlakte bijgebouwen (sloopbonus)

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.2.5 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 50  75 m² vermeerderd met maximaal 20% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 100  150 m²;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van gebouwen met cultuurhistorische waarden niet toegestaan.

19.3.3 Ontheffing situering voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 19.2.6 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen op een grotere afstand dan 15 m van de voormalige voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • c. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • e. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving.

19.3.4 Ontheffing grotere inhoudsmaat woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.4 teneinde een grotere inhoudsmaat voor woningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 19.1 omschreven waarden.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen:

  • a. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en bewerken of verwerken van producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond van de grond en opstallen;
  • b. voor detailhandel, behoudens daar waar ingevolge de tabel niet-woonfuncties als bedoeld in 19.1.2 onder b, detailhandel of verkoop wordt toegestaan;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. als seksinrichting;
  • e. als afhankelijke woonruimte (in vrijstaand bijgebouw);
  • f. het realiseren van paardenbakken;
  • g. het parkeren van vrachtwagens met uitzondering van de het bepaalde in 19.1.2 onder c.

19.5 Ontheffing van de gebruiksregels
19.5.1 Ontheffing aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.1.2 onder a en b voor het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het percentage van het vloeroppervlak dat gebruikt mag worden ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf mag niet meer bedragen dan 30%, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten behoeve van de niet woonfunctie (aan huis gebonden beroep / bedrijf) niet meer mag bedragen dan 60 m²; de activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden;
  • b. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • d. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis gebonden bedrijf;
  • e. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • f. er mag geen onevenredige verstoring plaatsvinden in de voorzieningenstructuur van de kernen.

19.5.2 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Vervallen

19.5.3 Ontheffing paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 19.4.1 onder f teneinde het realiseren van een paardenbak toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • b. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. het gebruik van een paardenbak is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • e. de omvang van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m² per bouwperceel;
  • f. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • g. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • h. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.

19.5.4 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 19.1 en 19.4 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal bedden bedraagt ten hoogste 4;
  • b. de bed & breakfast mag uitsluitend in bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. de bed & breakfast dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.
19.6 Aanlegvergunning
19.6.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 19.6.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

19.6.2 Uitzonderingen

Het onder 19.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

19.6.3 Verlening

De in 19.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 19.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 19.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door het College van burgemeester en wethouders van Graafstroom eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

19.6.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”  
door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen mogen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden.
Ter afweging van het bovenstaande wordt advies ingewonnen bij de monumentencommissie.  

19.7 Wijzigingsbevoegdheid
19.7.1 Wijziging extra woningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde nieuwbouw van extra woningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwbouw van extra woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing";
  • b. per 1000 m² te slopen bedrijfsgebouwen mag één burgerwoning worden opgericht; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • c. in totaal zijn maximaal 4 woningen/wooneenheden toegestaan, inclusief de reeds op het bouwperceel aanwezige woning(en);
  • d. de inhoud van de burgerwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • h. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • i. de regels van de bestemming Wonen zijn na wijziging van overeenkomstige toepassing.

19.7.2 Wijziging nieuwvestiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden, met de nadere aanduiding "bouwvlak", ten behoeve van de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de (nieuw)vestiging betreft een grondgebonden veehouderij of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. voor een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat deze zich uitsluitend mag vestigen op een bestaande agrarisch bedrijfslocatie;
  • c. nieuwvestiging is uitsluitend toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint" of "wro-zone – wijzigingsgebied verkavelingslint" en wel uitsluitend grenzend aan de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – gebiedsontsluitingsweg" of een "specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg";
    • 2. op de gronden ten zuiden grenzend aan de Melkweg;
  • d. nieuwvestiging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" of ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m";
  • e. de nieuwvestiging ter plaatse moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering: dit betekent dat voorzover de betrokken agrariër elders een agrarisch bedrijf heeft, eerst dient te worden aangetoond dat op de betreffende locatie geen reële bedrijfseconomische of planologisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zijn;
  • f. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf; hierover dient tevoren advies te worden gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  • g. er dient een "bouwvlak" op maat te worden toegekend;
  • h. het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan; de bestaande burgerwoning dient te worden benut als bedrijfswoning, waarbij dient te worden voldaan aan de maatvoeringseisen in 3.2.4;
  • i. de landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. het nieuwe bedrijf dient gelet op de ligging, aard en omvang, ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte (milieu)hinder te veroorzaken dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • m. er bestaan geen overwegende bezwaren vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  • n. voldaan moet worden aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • q. de regels van de bestemming Agrarisch met waarden dienen van overeenkomstige toepassing te worden verklaard.

19.7.3 Wijziging Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" teneinde een andere type bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn de volgende niet-agrarische bedrijven toegestaan:
    • 1. bedrijven, te weten overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
    • 2. agrarische hulp- en nevenbedrijven;
    • 3. loonbedrijven;
  • b. agrarische hulp- en nevenbedrijven, behoudens loonbedrijven, zijn niet toegestaan in het gebied ten noorden van De Graafstroom, de Alblas en de Goudriaan;
  • c. omzetting naar een loonbedrijf voor bedrijven gelegen aan de "wro-zone-verkavelingslint", kan uitsluitend worden toegestaan indien aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is en indien het te vestigen loonbedrijf een reeds bestaand bedrijf binnen de voormalige gemeente Graafstroom betreft, dat verplaatst wordt;
  • d. agrarisch verwante bedrijven en overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, kleinschalige kantoren en ateliers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • q. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

19.7.4 Wijziging inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Bedrijf teneinde teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • f. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • g. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. detailhandel is niet toegestaan; be- en verwerking zijn evenmin toegestaan;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • l. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

19.7.5 Wijziging Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" wijzigen in de bestemming Recreatie met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hergebruik voor dagrecreatie kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
  • b. hergebruik voor maneges kan uitsluitend worden toegestaan binnen de "wro-zone-verkavelingslint", en voorzover aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • c. hergebruik voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint", waarbij de volgende eisen gelden:
    • 1. uitsluitend zijn toegestaan vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis;
    • 2. kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
    • 3. per bedrijf zijn maximaal 10 vakantieappartementen toegestaan;
  • d. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • e. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. het bouwvolume mag niet worden vergroot;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • k. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. vooraf dient advies te worden gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • r. de regels van de bestemming Recreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding – Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbijbehorende belemmeringenstrook.

20.2 Bouwregels

Op de in 20.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten dienste van de leidingen zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten. Overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

20.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod onder 20.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud en beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie- uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

20.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in 20.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 20.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding – Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

21.2 Bouwregels

Op de in 21.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten.

21.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 21.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de hoogspanningsverbinding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken beheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Voorts zijn de regels van de betreffende hoofdbestemming van toepassing.

21.4 Aanlegvergunning
21.4.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 21.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

21.4.2 Uitzonderingen

Het onder 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud van de hoogspanningsverbinding.

21.4.3 Verlening

De in 21.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in 21.4.4 opgenomen criteria.

21.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanleg vergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
a. het aanbrengen van hoogopgaande
beplanting of bomen;
b. het aanbrengen van bovengrondse
constructies, installaties of apparatuur
hoger dan 2,5 m;
c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
d. het ophogen en egaliseren,
bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigingen in maaiveld of weghoogte.  
door de genoemde werken en werkzaamheden mogen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende hoogspanningsverbinding niet wordt aangetast; dienaangaande vragen burgemeester en wethouders en advies van de beheerder.  

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding – Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.

22.2 Bouwregels

Op de in 22.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

22.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 22.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

Voorts zijn de regels van de betreffende hoofdbestemming van toepassing.

22.4 Aanlegvergunning
22.4.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 22.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

22.4.2 Uitzonderingen

Het onder 22.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen.

22.4.3 Verlening

De in 22.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in 22.4.4 opgenomen criteria.

22.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanleg vergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en of bomen;
e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
f. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
g. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels;
h. het opslaan van zaken waaronder begrepen afvalstoffen.  
door de genoemde werken en werkzaamheden mogen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vragen burgemeester en wethouders en advies van de beheerder.  

Artikel 23 Leiding - Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding – Water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterleiding.

23.2 Bouwregels

Op de in bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

23.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 23.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

Voorts zijn de regels van de betreffende hoofdbestemming van toepassing.

23.4 Aanlegvergunning
23.4.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 23.4.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

23.4.2 Uitzonderingen

Het onder 23.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen.

23.4.3 Verlening

De in 23.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in 23.4.4 opgenomen criteria.

23.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanleg vergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en of bomen;
e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
f. het vellen of rooien van houtgewas.  
door de genoemde werken en werkzaamheden mogen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vragen burgemeester en wethouders en advies van de beheerder.  

Artikel 24 Waarde - Archeologie

Vervallen

Artikel 25 Waterstaat - Waterberging

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat – Waterberging" aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor handhaving en ontwikkeling van de waterbergende functie van boezemlanden.

25.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming. Op de wateren zijn de gebodsbepalingen en verbodsbepaling en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur en Legger waterbeheer van de waterbeheerder van toepassing.

25.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 25.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

 

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair mede bestemd voor: dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

  • d. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming. Op de wateren zijn de gebods- en verbodsbepalingen en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur voor waterkeringen en wateren van het waterschap van toepassing.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 met inachtneming van het volgende:

  • d. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • e. het belang van de waterkering wordt niet oneveredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

Op grond van de Keur voor waterkeringen en wateren van het waterschap gelden verbodsbepalingen voor werken, werkzaamheden en beplantingen.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

27.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 27.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 27.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

27.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

28.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 28.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 28.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

28.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

29.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 29.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 29.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

29.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

30.2 Bouwregels

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

30.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

30.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 5

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 150 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 150 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

31.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 31.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 31.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 150 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

31.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 31.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 6

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 500 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 500 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

32.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 32.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 32.2 in acht is genomen, en/of;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 500 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

32.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 7

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

33.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 33.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 33.2 in acht is genomen, en/of;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m², en/of;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm, en/of;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

33.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 33.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 8

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 8' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

34.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 34.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 34.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

34.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 34.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 35 Waarde - Archeologie 9

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 9' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch vastgestelde waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 9' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

35.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 35.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 35.2 in acht is genomen, en/of;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

35.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 35.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 10

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 10' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch vastgestelde waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 10' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.

36.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 36.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 36.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

36.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 36.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Het bestemmingsplan 'parapluherziening Buitengebied Graafstroom' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan, zoals weergegeven op de verbeelding van de paraplu herziening;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan.
Het moederplan alsmede de 3e herziening van het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de paraplu herziening, blijft voor het overige ongewijzigd.  

Artikel 37 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 38 Algemene bouwregels

38.1 Afstand bebouwing tot wegen en waterlopen
38.1.1 Wegen

Het is niet toegestaan nieuwe bebouwing, anders dan vervangende nieuwbouw, te situeren binnen een afstand van:

  • 50 meter langs wegen met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – gebiedsontsluitingsweg";
  • 15 meter langs wegen met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg";

De afstand wordt gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van de betreffende weg.

Dit verbod geldt niet voor bouwwerken die worden opgericht binnen en conform de regels van de bestemming "Verkeer".

38.1.2 Waterlopen

In verband met het toezicht en onderhoud van boezemwater en (hoofd)watergangen (beide bestemd tot "Water") mag er binnen de beschermingszone geen bebouwing worden geprojecteerd. Tot de beschermingszone voor boezemwater en hoofdwatergangen, als bedoeld in de keur waterbeheer van de waterbeheerder, worden gerekend de stroken grond ter breedte van 5 meter landinwaarts gemeten vanaf de bovenkant van de taluds. Voor alle andere watergangen geldt een breedte van 1 meter.

38.2 Milieu
38.2.1 Wet geluidhinder verkeerslawaai

Geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder mogen slechts worden opgericht indien en voor zover wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.

38.2.2 Stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone – stiltegebied" zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:

  • a. lawaaisporten;
  • b. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  • c. nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid;
  • d. laagvliegbewegingen.

Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 Molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m" gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element de volgende bepalingen:

39.1.1 Bouwregels

Voor de bouwhoogte van nieuw op te richten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m" mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van die molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

39.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.1.1 teneinde hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten, mits de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige.

39.1.3 Omgevingsvergunning
  • a. Vergunningplicht
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder d opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.
  • b. Uitzonderingen
    Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.
  • c. Verlening
    De in a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan het in d opgenomen criterium.
  • d. Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Vergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan de ingevolge 39.1.1 toegestane bouwhoogte voor gebouwen;
b. het hebben of aanleggen van beplantingen die hoger wordt dan de bouwhoogte die ingevolge 39.1.1 voor bouwwerken is toegestaan;
c. het ophogen van gronden.  
indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige  

39.2 Vrijwaringszone - spoor
39.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduidingen "vrijwaringszone – spoor" gelden ter aanleg, bescherming en instandhouding van de belangen van de spoortunnel de volgende bepalingen:

39.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken mogen slechts worden opgericht voor zover de belangen van de tunnel zulks gedogen.
  • b. Alvorens bouwvergunning te verlenen, dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de tunnelbeheerder.

39.2.3 Aanlegvergunning
  • a. Vergunningplicht
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) onderstaande aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren:
    • 1. uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven of indrijven van voorwerpen, met uitzondering van het ingraven of indrijven van voorwerpen tot 1,5 onder maaiveld;
    • 2. ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en egaliseren, met uitzondering van die activiteiten die tot 1,5 m onder en boven maaiveld plaatsvinden;
    • 3. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, met uitzondering van die graafwerkzaamheden die tot 1,5 m onder maaiveld plaatsvinden;
    • 4. graven van waterbergingen (sloten, singels en/of vijvers), met uitzondering van die activiteiten die tot 1,5 m onder maaiveld plaatsvinden;
    • 5. leggen van (drainage)leidingen, met uitzondering van die leidingen die tot 1,5 m onder maaiveld worden aangelegd;
    • 6. bemalingen van het grondwater.
  • b. Uitzonderingen
    Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de spoortunnel betreffen.
  • c. Verlening
    De in a. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door die werken en/of werkzaamheden geen schade kan worden veroorzaakt aan de spoortunnel of anderszins de belangen van de spoortunnel worden of kunnen worden geschaad. Alvorens aanlegvergunning te verlenen, dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de tunnelbeheerder.

39.3 Wetgevingszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:

  • a. "wetgevingszone – aanlegvergunning peilbeheer";
  • b. "wetgevingszone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • c. "wetgevingszone – aanlegvergunning overgangsgebied";
  • d. "wetgevingszone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. "wetgevingszone – wijzigingsgebied verkavelingslint";
  • f. "wetgevingszone – wijzigingsgebied 1";

gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

39.4 Milieuzone - eendenkooi

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - eendenkooi' zijn activiteiten of werken en werkzaamheden die eenden binnen de afpalingskring kunnen verstoren niet toegestaan. Voor openbare werken en werken waarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat deze op ander wijze dan wel tijdstip worden verricht is het verbod niet van toepassing.

39.5 Geluidzone - industrie

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen en/of in gebruik te nemen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.

39.6 Vrijwaringszone - dijk
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk ' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  • b. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag niet worden gebouwd;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b, met inachtneming van de volgende regels:
  • de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 40 Algemene ontheffingsregels

40.1 Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling ontheffing kan worden verleend, ontheffing verlenen van het plan voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m.

40.2 Baggerdepots

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van deze regels voor het aanleggen van tijdelijke baggerdepots, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de situering van een baggerdepot is niet toegestaan binnen de bestemmingen Natuur en Bos;
  • b. de noodzakelijkheid van het baggerdepot wordt door de initiatiefnemer aangetoond;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden;
  • f. er vindt geen aantasting plaats van de waterstaatsdoeleinden.

Alvorens medewerking aan de ontheffing wordt verleend, wordt de waterbeheerder gehoord.

40.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de regels, ten behoeve van het toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredig aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijgebouwen of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 80 m²;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • f. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie;
  • g. het bevoegd gezag kan de bevoegdheid tot afwijking intrekken indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 41 Algemene procedureregels

Vervallen

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Het bestemmingsplan 'parapluherziening Buitengebied Graafstroom' heeft uitsluitend betrekking op:
- onderdelen van de verbeelding van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan, zoals weergegeven op de verbeelding van de paraplu herziening;
- de met een doorhaling in groen (ingetrokken) en aanvulling in geel gemarkeerde onderdelen van de regels van het moederplan dan wel de 3e herziening van het moederplan.
Het moederplan alsmede de 3e herziening van het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van de paraplu herziening, blijft voor het overige ongewijzigd.  

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
42.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

42.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 42.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 42.1.1 met maximaal 10%.

42.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 42.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik
42.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

42.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 42.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

42.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 42.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

42.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 42.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan parapluherziening Buitengebied Graafstroom".