direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht elke gemeente om de bestemming van gronden, met inbegrip van de regels die daarbij horen, binnen een periode van 10 jaar telkens opnieuw vast te stellen. Als de gemeente hier niet aan voldoet, dan vervalt de bevoegdheid om aan het bestemmingsplan gerelateerde leges te heffen voor omgevingsvergunningen in de gebieden waarvoor een verouderd plan geldt. De periode van tien jaar wordt berekend vanaf de datum van vaststelling van een bestemmingsplan.

In plaats van het binnen tien jaar vaststellen van een nieuw bestemmingsplan kan de gemeenteraad ook kiezen voor het vaststellen van een beheersverordening. In een beheersverordening wordt het beheer van een gebied overeenkomstig het bestaande gebruik geregeld. Het moet gaan om een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, oftewel een gebied waarin geen ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden of opstallen plaatsvinden. Met het vaststellen van een beheersverordening wordt voldaan aan de wettelijke actualisatieverplichting van tien jaar.

Op 14 mei 2013 heeft de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg een beheersverordening vastgesteld voor de gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling(en) waren voorzien en waar de toen geldende bestemmingsplannen geactualiseerd moesten worden. Het betrof gebieden waar bestemmingsplannen van kracht waren die soms al (veel) ouder waren dan tien jaar. De Wet ruimtelijke ordening is ingevoerd op 1 juli 2008, waarbij bepaald was dat bestemmingsplannen die op het moment van invoering ouder waren dan 10 jaar uiterlijk binnen vijf jaar (dus uiterlijk 1 juli 2013) moesten worden geactualiseerd.

De gebieden waar sinds 14 mei 2013 een beheersverordening geldt zijn in de onderstaande afbeelding met rode vlakken aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0002.png"  

Sinds de vaststelling van de beheersverordening in 2013 is voor meerdere gebieden een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. In die gebieden is de beheersverordening niet meer van kracht. De gebieden die inmiddels met een bestemmingsplan zijn geactualiseerd, zijn in onderstaande afbeelding met een blauw vlak weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0003.png"  

Hoewel veel gebieden binnen de oude beheersverordening inmiddels vervangen zijn door actuele bestemmingsplannen en de beheersverordening nog tot 14 mei 2023 van kracht is, zijn er ook nieuwe gebieden binnen de gemeente waar een of meerdere bestemmingsplannen gelden die op korte termijn (binnen drie jaar) ouder worden dan tien jaar. Voor die nieuwe gebieden moet daarom ook een nieuw bestemmingsplan of een beheersverordening worden vastgesteld. Gekozen is voor het vaststellen van een nieuwe beheersverordening, omdat in de nieuwe gebieden geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien op basis van de gemeentelijke structuurvisie en/of op basis van een concrete aanvraag van een initiatiefnemer. In de nieuwe beheersverordening zijn de gebieden waar nog een beheersverordening van kracht was meegenomen (ook hier zijn nog altijd geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien), zodat in één oogopslag voor een ieder duidelijk is waar binnen de gemeentegrenzen een beheersverordening geldt.

In onderstaande afbeelding zijn de nieuwe gebieden die worden toegevoegd aan de beheersverordening met groene vlakken aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0004.png"  

Deze nieuwe 'Beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg' heeft tot doel om over een actueel planologisch regiem te beschikken. Deze beheersverordening omvat de bestaande planologisch-juridische regeling dan wel de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden van de percelen, zoals opgenomen in de in Hoofdstuk 1 van de regels genoemde bestemmingsplannen. Deze gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn één op één in de beheersverordening overgenomen, met toevoeging van het relevante actuele beleidskader en enkele nieuwe standaard begrippen voor dit ruimtelijke instrument. Voor de nieuwe gebieden geldt dat De betreffende 'oude' bestemmingsplannen gaan op in de beheersverordening en komen daarmee te vervallen.

Deze beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, die op grond van de betreffende bestemmingsplannen niet reeds waren toegestaan en heeft dan ook een conserverend karakter.

1.2 Verordeningsgebied

Deze beheersverordening is van toepassing op meerdere, al dan niet aan elkaar gelegen gebieden, binnen Leidschendam. In Voorburg is er geen noodzaak aanwezig om een beheersverordening van kracht te laten zijn. De gebieden in Leidschendam waarvoor deze beheersverordening geldt, zijn:

  • Amstelwijk
  • De Heuvel
  • Schakenbosch
  • Duivenvoordecorridor
  • Leidschendam-Centrum
  • De Rietvink
  • Veursestraatweg (en omgeving)
  • Nieuwe Driemanspolder
  • Vlietland noordoost
  • Glastuinbouwgebied Stompwijk

In de meeste van deze gebieden zijn sinds de vaststelling van het bestemmingsplan omgevingsvergunningen verleend en wijzigings- en bestemmingsplannen vastgesteld. Aangezien verleende omgevingsvergunningen het onderliggende bestemmingsplan niet vervangen, blijft de eis van de actualisering binnen tien jaar van kracht en moet ter plekke de beheersverordening gelden. Dit is anders voor wijzigingsplannen en bestemmingsplannen, deze vervangen wel het onderliggende bestemmingsplan. Wijzigingsplannen en bestemmingsplannen die in werking zijn getreden sinds 2011 blijven buiten het werkingsgebied van deze beheersverordening, omdat bij deze plannen de noodzaak tot actualisering nog niet aanwezig is. Het gaat om de volgende plannen:

Plan:   Status:   Maakt geen onderdeel uit van de beheersverordening van deelgebied:  
Wijzigingsplan Wilsveen 4   vastgesteld 31/5/2011
Onherroepelijk 29/7/2011  
Nieuwe Driemanspolder  
Wijzigingsplan Wilsveen 33   Vastgesteld 11/11/2014
Onherroepelijk 30/12/2014  
Nieuwe Driemanspolder  
Inpassingsplan Rijnlandroute
(Provinciaal reparatiebesluit als gevolg van een uitspraak van de raad van State)  
Vastgesteld 23/3/2016
Onherroepelijk 22/7/2016  
Vlietland noordoost  
Bestemmingsplan Noortheylaan 1B   Vastgesteld 11/10/2016
Onherroepelijk 17/12/2016  
Duivenvoordecorridor  
Bestemmingsplan Veursestraatweg 215   Vastgesteld 15/11/2016
Onherroepelijk 19/1/2017  
Duivenvoordecorridor  
Bestemmingsplan Stompwijk verbindingsweg   Vastgesteld 13/12/2016
Onherroepelijk 17/2/2017  
Glastuinbouwgebied Stompwijk  
Bestemmingsplan Stompwijk   Vastgesteld 15/11/2016
In werking 24/2/2017
Onherroepelijk 24/2/2017  
Stompwijk  
Bestemmingsplan Damplein 2011   Vastgesteld 26/4/2011
Onherroepelijk 6/7/2012  
Leidschendam-Centrum  
Bestemmingsplan Damlaan 4-12
 
Vastgesteld 27/3/2012
Onherroepelijk 6/7/2012  
Leidschendam-Centrum  
Wijzigingsplan Damlaan 34A   Vastgesteld 25/5/2009   Leidschendam-Centrum  
Bestemmingsplan Veursestraatweg 135-137   Vastgesteld 26/4/2011
Onherroepelijk 22/7/2011  
Veursestraatweg  

Het totale beheersverordeningsgebied ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0005.jpg"

1.3 Juridische opzet

De Wet ruimtelijke ordening geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd c.q. waaruit deze bestaat. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 geeft aan dat de beheersverordening wordt vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld volgens de landelijke standaarden IMRO2012 en STRI2012. De beheersverordening voldoet aan deze vereisten.

Deze beheersverordening bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting geeft een beschrijving van de belangrijkste beleidskaders die in Leidschendam-Voorburg van toepassing zijn en van de aanleiding voor het maken van een nieuwe beheersverordening. Tevens staat in de toelichting een beschrijving van het plangebied, de geldende bestemmingen, hoe moet worden omgegaan met ruimtelijke ontwikkelingen en op inspraak in relatie tot de beheersverordening.

Op de verbeelding bij deze beheersverordening zijn vlakken opgenomen die verwijzen naar de onderliggende bestemmingsplannen. De verbeelding is in die zin identiek aan de verbeeldingen van de voorheen geldende bestemmingsplannen, aangezien een beheersverordening niet mag voorzien in ruimtelijke ontwikkelingen.

De regels bij deze beheersverordening zijn als volgt opgebouwd:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Overgangs- en slotregels.

1.4 Leeswijzer

In deze beheersverordening komen de volgende onderdelen aan bod:

Hoofdstuk 2: Beleidskader;
Hoofdstuk 3: Planmotivering;
Hoofdstuk 4: Economische uitvoerbaarheid;
Hoofdstuk 5: Overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte stelt het Rijk heldere ambities voor Nederland in 2040 en geeft het Rijk haar visie hoe Nederland in 2040 er voor moet staan. Het Rijk wil Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig houden. Om dit te bereiken kiest het Rijk voor drie doelen voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In de structuurvisie zijn de volgende nationale belangen onderscheiden:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van de 13 nationale belangen. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zijn de nationale belangen uit de Structuurvisie infrastructuur en ruimte vertaald in regels die in acht moeten worden genomen bij de opstelling van provinciale en/of gemeentelijke ruimtelijke plannen. Hiermee werken de nationale belangen van het Rijk door tot op lokaal niveau.

Het Barro bevat op de volgende onderwerpen concrete regels die in acht moeten worden genomen bij het opstellen van ruimtelijke plannen:

  • Rijksvaarwegen
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote Rivieren
  • Waddenzee en Waddengebied
  • Defensie
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Natuurnetwerk Nederland
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan

Op onderstaande afbeelding (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) is grotendeels verbeeld op welke gebieden de gestelde regels betrekking hebben. Hierbij is te zien dat binnen de gemeentegrens van Leidschendam-Voorburg geen nationale belangen spelen die rechtstreeks gevolgen hebben voor de op te stellen ruimtelijke plannen. Sommige nationale belangen zijn uitgewerkt in provinciaal beleid, zoals de ecologische hoofdstructuur en de Romeinse Limes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0006.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0007.png"  

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Visie Ruimte en mobiliteit

De visie ruimte en mobiliteit is de provinciale structuurvisie zoals voorgeschreven in de Wet ruimtelijke ordening en bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid. De visie ruimte en mobiliteit is uitgewerkt in het programma ruimte en in het programma mobiliteit. De meest recente actualisatie van de visie ruimte en mobiliteit is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden.

De visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie moet zekerheid geven over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en dat keuzevrijheid biedt voor zowel reizigers als vervoerders.Tevens bevat de visie flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op ruimtelijke initiatieven. De visie geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor nieuwe investeringen in ruimte en netwerk, waarbij tevens duidelijkheid wordt gegeven over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. Beter benutten van wat er is;
  • 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. Bevorderen van de transitie naar water- en energie efficiënte samenleving.

Deze vier rode draden vormen het vertrekpunt voor de Visie ruimte en mobiliteit. Vanuit dit vertrekpunt geeft de provincie aan dat richting en ruimte moet worden gegeven aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Om aan te geven wat de provincie verstaat onder gebiedskwaliteit is een integrale kwaliteitskaart opgenomen in de Visie ruimte en mobiliteit. Deze integrale kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen:

  • De laag van de ondergrond;
  • De laag van de cultuur- en natuurlandschappen;
  • De laag van de stedelijke occupatie;
  • De laag van de beleving.

Per laag is een aantal specifieke richtpunten aangegeven waarmee rekening moet worden gehouden bij ontwikkelingen. Uitgangspunt daarbij is dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, zolang er sprake is van behoud of versterking van de gedefinieerde ruimtelijke kwaliteit in de kwaliteitskaart (ja, mits-beleid). Dit beleid geldt zowel voor het stedelijk als het landelijk gebied.

Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de geformuleerde gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie:

  • 1. Kwaliteit van gebieden in categorieën
  • 2. Ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.

Ad 1 : Kwaliteit van gebieden in categorieën:

De provincie onderscheidt een tweetal beschermingscategorieën, waar onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn:

  • Gebieden met een specifiek waarde (categorie 2). In deze gebieden moet bij ruimtelijke ontwikkelingen niet alleen de generieke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit worden geformuleerd, maar moeten ook specifieke waarden in acht worden genomen. Het betreft belangrijke weidevogelgebieden, openbare recreatiegebieden, groene buffers en graslanden in de Bollenstreek.
  • Gebieden met een bijzondere kwaliteit (categorie 1). In en direct grenzend aan deze gebieden zijn ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk voor zover deze bijdragen aan de geformuleerde bijzondere kwaliteiten. Het betreft hoge en specifieke natuurwaarden in Zuid-Holland gebundeld in de ecologische hoofdstructuur en Natura 2000, die met elkaar een substantiële bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit. Daarnaast betreft het de 'cultuurhistorische kroonjuwelen', oftewel gebieden die landschappelijk en cultuurhistorisch een dusdanig uniek karakter hebben dat de bescherming en versterking van deze kwaliteiten centraal staat.

Ad 2: Ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. De aard en schaal van een gebied bepalen of een ontwikkeling in meer of mindere mate passend is. Een ontwikkeling die past bij de schaal en aard van een gebied heeft in beginsel weinig ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid. Hoe meer een ontwikkeling afwijkt van de aard en schaal van een gebied, des te groter is in beginsel de ruimtelijke impact van nieuwe ontwikkelingen en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen. Dit geldt eveneens naarmate de kwaliteit van een gebied bijzonderder of kwetsbaarder is.

Afhankelijk van de aard en de schaal van de ontwikkeling is er sprake van inpassing (gebiedseigen ontwikkeling, passend bij aard en schaal van het landschap), aanpassing (gebiedsvreemde ontwikkeling, met maatregelen passend te maken aan aard en schaal van het landschap) en transformatie (niet passend bij aard en schaal van het landschap). Voor ruimtelijke ontwikkelingen die (in eerste instantie) niet passen bij de aard en/of de schaal van het gebied zijn ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.

2.2.2 Verordening ruimte

Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren beschikt de provincie over onder andere over de verordening ruimte. In de verordening ruimte is het provinciaal beleid uit de visie ruimte en mobiliteit vertaald in regels die in acht genomen moeten worden bij de opstelling van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provinciale belangen werken hiermee door tot op lokaal niveau.

De verordening ruimte bevat achtereenvolgens regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit, regels voor ruimtelijke kwaliteit, regels voor landschap, groen en erfgoed en regels voor energie, water en bodem.

Regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit

Binnen de regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit past de provincie Zuid-Holland de ladder voor duurzame verstedelijking toe. Dit houdt in dat wanneer een ruimtelijk plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  • De stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • In die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
  • gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
  • passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
  • zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Verder gaan de regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit in op locaties waar voorzien kan worden in nieuwe kantoren, detailhandel, glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven, bedrijven die zich bezighouden met boom- en sierteelt en bollenteeltbedrijven. Tevens zijn regels opgenomen over te transformeren, nieuwe en/of uit te breiden bedrijventerreinen. Tot slot zijn regels opgenomen over bescherming van provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen en Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas. Bij de verordening ruimte zijn kaarten opgenomen die de toepassingslocaties van de regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit verder verduidelijken.

Regels voor ruimtelijke kwaliteit

Binnen de regels voor ruimtelijke kwaliteit geeft de provincie aan dat ruimtelijke plannen kunnen voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits de ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit ter plekke. Om de gebiedskwaliteit te bepalen verwijst de provincie naar de in de Visie ruimte en mobiliteit aangegeven kwaliteit van gebieden in categorieën (waarbij twee beschermingscategorieën zijn onderscheiden) en naar ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving (inpassen, aanpassen of transformeren). De impact van ruimtelijke ontwikkelingen wordt bepaald door de mate waarin de ontwikkeling voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart uit de visie ruimte en mobiliteit.

In onderstaande afbeelding is te zien binnen welke gebieden in en rond Leidschendam-Voorburg één van de twee beschermingscategorieën geldt waarbij vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0008.png"  

Regels voor landschap, groen en erfgoed

Binnen de regels voor landschap, groen en erfgoed zijn voorwaarden opgenomen voor ruimtelijke plannen die voorzien in nieuwe agrarische bebouwing, nieuwe kassen, nieuwe boom- en sierteelt en nieuwe intensieve veehouderij. Daarnaast zijn voorwaarden opgenomen over herbestemming van bestaand bebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied, over bestaande niet-agrarische bedrijven en bebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied, over de ecologische hoofdstructuur (en strategische reservering natuur) en over bescherming van molen-, landgoed- en kasteelbiotopen. Tot slot zijn beschermende regels opgenomen voor de graslanden in de Bollenstreek.

Regels voor energie, water en bodem

Binnen de regels voor energie, water en bodem zijn voorwaarden gesteld aan nieuwe locaties voor windturbines. Daarnaast zijn voorwaarden gesteld die moeten leiden tot bescherming van regionale waterkeringen, bescherming van personen bij buitendijks bouwen en de bescherming van archeologische waarden en de Romeinse Limes.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012

De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft als doelstelling om ervoor te zorgen dat de gemeente een van de meest aantrekkelijke ontmoetings- en vestigingsplaatsen van de Randstad is, waar goed opgeleide en internationaal georiënteerde kenniswerkers, huishoudens met kinderen en lage inkomens en vitale en minder vitale ouderen met plezier wonen. De gemeente moet daarbij gepositioneerd worden als een gemeente met een bijzondere woonomgeving en een rijkdom aan excellente groene en stedelijke voorzieningen op loop- en fietsafstand. Een gemeente die kleinschaligheid, kwaliteit en veiligheid biedt binnen een grootstedelijk netwerk.

De in 2012 geactualiseerde structuurvisie ruimte voor wensen 2040 vormt de basis voor de (bestuurlijk) strategische keuzes om tot het gestelde doel te komen en geeft richting aan de hoofdlijnen van het gewenste ruimtelijke ontwikkelingsbeeld van de gemeente tot 2040. De gewenste positionering van de gemeente in de regio is daarbij samen te vatten in een drietal pijlers. Deze pijlers dienen als basis voor de duurzame stedelijke ontwikkeling tot 2040. Het gaat hierbij om:

  • versterken van de groene woonstad;
  • verbeteren van economische kansen en voorzieningenstructuur;
  • beter benutten en verbeteren van bereikbaarheid.

De structuurvisie gaat daarbij uit van een indeling voor de gemeente in een stedelijk gebied, de Vlietzone en het buitengebied. Bij die indeling gaat de structuurvisie allereerst in op de indentiteitsdragers die een gebied vormen, waarna per gebied de ambitie, visie en opgaven zijn verwoord (geïntegreerd met de drie pijlers als basis voor de duurzame stedelijke ontwikkeling):

Ambitie en visie voor het stedelijk gebied:

Kwantitatief:

  • Realisatie van 80% van de woningbouwopgave binnen bestaand stedelijk gebied.
  • Faciliteren van 5% groei van de bevolking in de periode 2012-2040.

Kwalitatief:

  • Behoud en versterking van het groene karakter van de stad en van de kwaliteit van de bestaande woonmilieus, toevoegen van nieuwe woonmilieus.
  • Verbetering van de leefbaarheid van bestaande wijken en kwaliteitsverbetering van het stedelijk raamwerk en de identiteitsdragers.
  • Duurzame stedelijke ontwikkeling, onder meer door meervoudig ruimtegebruik, het beter benutten van de openbaarvervoerscapaciteit en verbetering van fietsverbindingen.
  • Versterken van de buurt- en wijkvoorzieningen, versterken van de complementariteit en verbeteren van het kwaliteitsniveau van de winkelcentra.
  • Nieuwe economische kansen creëren door functieverandering, herstructurering en transformatie van gebieden, passend bij de positionering als groene woon-werkstad.

Ambitie en visie voor de Vlietzone:

  • Benutten en verder versterken van de groen-blauwe kwaliteiten en de recreatieve potentie van de Vlietzone;
  • Grote ruimtelijke dynamiek creëren op de middellange en lange termijn in samenhang met verbetering van de bereikbaarheid (MIRT-opgaven Haaglanden);
  • Versterken van de identiteit van de kernen en benutten van de ligging van de oude kernen en cultuurhistorische kwaliteiten aan de Vliet;
  • Excellente woonmilieus creëren aan de Vlietoevers.

Ambitie en visie voor het buitengebied:

  • De ontwikkeling van het Regiopark optimaal benutten als een onderscheidende vestigingsfactor en aanvullende kwaliteit voor het imago van groene woonstad;
  • Verbetering van de recreatieve mogelijkheden en ontwikkeling van nieuwe economische kansen met behoud van de agrarische functie;
  • Realisatie van diversiteit aan kwaliteiten aan de stadsranden;
  • Verbetering van de recreatieve netwerken en de stad-landverbindingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0009.png"  

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0010.png"  

Afbeelding: Structuurbeeld 2040

Hoofdstuk 3 Planmotivering

3.1 Bestemmingen

Door middel van deze beheersverordening verklaart de gemeente Leidschendam-Voorburg de bestemmingen, zoals genoemd in de hieronder weergegeven bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen, van overeenkomstige toepassing (waarbij de vaststellingsdatum tussen haakjes is weergegeven):

In onderstaande afbeelding is het geografisch gebied aangegeven waarbinnen de bovenstaande plannen van overeenkomstige toepassing zijn verklaard:

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bv2017lv-VG01_0011.png"

  • 1. Bestemmingsplan 'Duivenvoordecorridor' (5/9/2007);
  • 2. Bestemmingsplan 'de Heuvel' (22/3/1971);
  • 3. Bestemmingsplan 'Amstelwijk 1989' (24/11/1989);
  • 4. Bestemmingsplan 'Damcentrum' (6/6/2005);
  • 5. Wijzigingsplan 'Damlaan 34A' (25/5/2009);
  • 6. Bestemmingsplan 'De Rietvink 2009' (18/5/2010);
  • 7. Bestemmingsplan 'Veursestraatweg 2007' (2/10/2007);
  • 8. Bestemmingsplan 'Veursestraatweg 1985' (23/9/1985)
  • 9. Bestemmingsplan 'Landelijk gebied Leidschendam 1978' (12/6/1978);
  • 10. Bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2001' (5/11/2001);
  • 11. Bestemmingsplan 'Landelijk gebied Leidschendam gedeeltelijke herziening 1987 (9/11/1987)';
  • 12. Bestemmingsplan 'Nieuwe Driemanspolder 2009' (2/6/2009).
  • 13. Uitwerkings- / wijzigingsplan 'Vlietland 1993' (25/5/1993);
  • 14. Bestemmingsplan 'Recreatiegebied Vlietland 1986' (26/2/1987 - gemeente Zoeterwoude);
  • 15. Bestemmingsplan 'Vlietland noordoost 2005' (23/8/2005)
  • 16. Bestemmingsplan 'Paraplubepaling prostitutie Leidschendam-Voorburg' (6/6/2005);
  • 17. Bestemmingsplan 'Paraplubepaling zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie (5/2/2001).

Hierbij moet worden opgemerkt dat zowel het parapluplan prostitutie (nummer 16) als het parapluplan zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie (nummer 17) van toepassing is op die gebiedsdelen binnen deze beheersverordening waar een bestemmingsplan van toepassing is verklaard dat eerder is vastgesteld dan dit parapluplan. Bij nieuwere bestemmingsplannen zijn de bepalingen uit deze parapluplannen al overgenomen.

3.2 Ruimtelijke ontwikkeling

Deze beheersverordening gaat gelden voor de delen van Leidschendam-Voorburg waar de onderliggende bestemmingsplannen ouder zijn dan 10 jaar en de delen waar de onderliggende bestemmingsplannen binnen drie jaar (uiterlijk in 2020) 10 jaar oud worden.

Met een beheersverordening kan het beheer van gebieden in overeenstemming met het bestaande feitelijke gebruik (zoals daadwerkelijk aanwezig op het moment van vaststelling van de beheersverordening) of het planologisch toelaatbare gebruik (zoals toegestaan volgens de huidige in werking getreden bestemmingsplannen) worden geregeld. In deze beheersverordening is er voor gekozen om de huidige planologische mogelijkheden van overeenkomstige toepassing te verklaren. Deze werkwijze heeft als voordeel dat voorkomen wordt dat illegale situaties met het in werking treden van deze beheersverordening worden gelegaliseerd. Een inventarisatie is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid

Omdat de beheersverordening conserverend van aard is en geen aangewezen bouwplannen bevat die rechtstreeks planologisch zijn toegestaan, zijn aan de uitvoering geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Op deze manier is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Overleg en inspraak

Voor de beheersverordening zijn in de Wet ruimtelijke ordening geen procedure-eisen opgenomen. Dit vanuit de gedachte dat de beheersverordening de bestaande situatie vastlegt en dus geen nieuwe ontwikkelingen voorstaat. Het publiceren van een kennisgeving met het voornemen om een beheersverordening vast te te stellen is dan ook niet aan de orde. Hetzelfde geldt voor het voeren van vooroverleg en het ter inzage leggen van het plan voor zienswijzen. Daarnaast is na vaststelling geen beroep mogelijk bij de bestuursrechter.

Artikel 2 lid 3 van de gemeentelijke inspraakverordening bepaalt dat er 'ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen' geen inspraak wordt verleend. Omdat in de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien is een inspraakronde niet noodzakelijk. In deze situatie is immers geen sprake van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, maar wordt hetgeen reeds is opgenomen in onherroepelijke bestemmingsplannen vertaald naar een beheersverordening. Gelet op het feit dat de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen toelaat is er voor belanghebbenden geen sprake van enig procesnadeel.

De beheersverordening moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening elektronisch worden vastgesteld en op www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar worden gesteld. Daarnaast moet de beheersverordening op grond van de gemeentewet bekend worden gemaakt door het opnemen van de tekst in het gemeenteblad.