Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan Landelijk Gebied West, 1e herziening met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPlgwest1hrzLGB-VG02 van de Gemeente Stichtse Vecht.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
vigerend bestemmingsplan:
het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied West' zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Stichtse Vecht op 30 september 2014.
extensief recreatief medegebruik:
vormen van openluchtrecreatie met een relatief beperkt aantal recreanten per oppervlakte-eenheid en waarbij in het algemeen het verlangen naar rust en ruimte voorop staat;
overige begrippen:
voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1 van de vigerende bestemmingsplanregels van bestemmingsplan 'Landelijk Gebied West' zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Stichtse Vecht op 30 september 2014.
Lid 2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de horizontale diepte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de insteek van watergangen:
vanaf de insteek die wordt gevormd door de snijlijn tussen het schuine talud van de oever en het maaiveld.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
- in voorkomende gevallen de peilhoogte zoals door burgemeester en wethouders aan te wijzen.
de verkoopvloeroppervlakte (detailhandel) (vvo):
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en welke voor het publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.
de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Artikel 3 van het vigerende bestemmingsplan blijft van toepassing met dien verstande dat:
Artikel 3 lid 1 onder a wordt gewijzigd in:
de uitoefening van agrarische bedrijven;
In artikel 3 lid 1 onder c wordt de tekst 'uitsluitend ter plaatse van de hieronder vermelde aanduiding, tevens voor die functie:' gewijzigd in:
'uitsluitend ter plaatse van de hieronder vermelde aanduiding is de hierbij vermelde functie toegestaan:'
In de tabel in artikel 3 lid 1 onder c wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' gewijzigd in:
'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch loonbedrijf';
Artikel 3 lid 1 onder g wordt gewijzigd in:
kleinschalig kamperen, uitsluitend als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf zoals bedoeld onder a;
De aanhef van artikel 3.2.1 wordt gewijzigd in:
Gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering
In artikel 3.2.1 sub a onder 1 wordt tussen 'bedrijfsgebouwen' en '5 m' de tekst 'tenminste' toegevoegd;
In artikel 3.2.1 sub a onder 4 wordt tussen 'bijgebouwen' en '5 m' de tekst 'tenminste' toegevoegd;
Artikel 3.2.1 sub a onder 6 vervalt.
In de tabel onder artikel 3.2.1 sub b vervallen de rijen uit de tabel voor 'recreatiewoning' en 'bijgebouwen bij de recreatiewoning';
Onder vernummering van artikel '3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde' naar 3.2.3 wordt een nieuw artikel 3.2.2. ingevoegd:
'3.2.2 Overige gebouwen
Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:
- uitsluitend binnen de aanduiding ‘recreatiewoning’ mag één recreatiewoning worden gebouwd;
- per recreatiewoning is één bijgebouw toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ zijn bijgebouwen toegestaan;
- per woonschip is één bijgebouw toegestaan;
- de maatvoering van gebouwen dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van gebouw | Maximum goothoogte (m) | Maximum bouwhoogte (m) | Maximum oppervlak (m²) |
Recreatiewoning
| 3,5 | bestaand | bestaand |
Bijgebouwen bij de recreatiewoning
| 3,0 | - | 10 |
Bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'
| 3,0 | 3,0 | 10 |
In artikel 3.4.2 wordt het woord 'het bevoegd gezga' aangepast in:
'het bevoegd gezag'
In artikel 3.4.2 onder c wordt de tekst 'de hogere goot of bouwhoogte;' aangepast in:
'de hogere goot- en/ of bouwhoogte;'
Artikel 3.4.5 wordt als volgt aangepast:
'Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2:
- voor het vernieuwen of vergroten van bestaande recreatiewoningen tot een maximum van 200 m³;
- het aanduidingsvlak mag, indien noodzakelijk, worden overschreden om het gewenste bouwvolume te kunnen realiseren;
- het gestelde onder a en b onder voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- in geval er sprake is van een dubbelbestemming, de beheerder van hetgeen onder de dubbelbestemming valt schriftelijk toestemming heeft gegeven voor de overschrijding van het aanduidingsvlak.'
In artikel 3.4.7 onder c wordt de tekst 'de kuilvoerplaaten zijn' aangepast in:
'de kuilvoerplaten zijn'
In artikel 3.5 worden 'Specifieke gebruiksregels' in het bestemmingsplan opgenomen onder vernummering van de huidige artikelen '3.5 Afwijken van de gebruiksregels', '3.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden' en '3.7 wijzigingsbevoegdheid':
'3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Kampeerterrein
- Een kampeerterrein binnen de aanduiding ‘kampeerterrein’ is uitsluitend toegestaan indien het kampeerterrein tevens op Bijlage 1 bestaande (neven)activiteiten voorkomt, aanvullend geldt dat:
- Ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ is maximaal één kampeerterrein toegestaan;
- Het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan in Bijlage 1 Lijst van bestaande nevenactiviteiten is opgenomen;
- de maximum oppervlakte van het kampeerterrein bedraagt 1.500 m² ;
- het kleinschalig kampeerterrein wordt binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak gesitueerd;
- de sanitaire en overige voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein worden gerealiseerd binnen het bouwvlak in bestaande bebouwing;
- de kampeermiddelen een niet-permanent karakter bezitten zoals tenten, toercaravans en campers;
- er geen permanente bewoning of huisvesting plaatsvindt;
- het kleinschalig kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
- buiten de onder 8 aangegeven periode geen kampeermiddelen meer op het terrein aanwezig mogen zijn;
- de afstand van kampeermiddelen tot geluidsgevoelige bestemmingen ten minste 50 m bedraagt;
- er geen kantine-, sport, winkel- en horeca-activiteiten plaatsvinden;
- de kampeeractiviteiten niet noodzaken tot aanpassing of verharding van de openbare infrastructuur;
- het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
- omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
3.5.2 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het uitoefenen van kleinschalig kamperen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf mits:
- maximaal één kleinschalig kampeerterrein per agrarisch bedrijf is toegestaan;
- het kampeerterrein minimaal op 1.000 meter van een andere kampeervoorziening is gelegen;
- het aantal kampeerplekken bij een agrarisch bouwvlak maximaal 15 plekken bedraagt;
- de maximum oppervlakte van het kampeerterrein 1.500 m² bedraagt;
- het kleinschalig kampeerterrein binnen of direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak wordt gesitueerd;
- de sanitaire en overige voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein worden gerealiseerd binnen het agrarisch bouwvlak in bestaande bebouwing;
- de kampeermiddelen een niet-permanent karakter bezitten zoals tenten, toercaravans en campers;
- er geen permanente bewoning of huisvesting plaatsvindt;
- het kleinschalig kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
- buiten de onder 9. aangegeven periode geen kampeermiddelen meer op het terrein aanwezig zijn;
- de afstand van kampeermiddelen tot geluidsgevoelige bestemmingen ten minste 50 m bedraagt;
- er geen kantine-, sport, winkel- en horeca-activiteiten plaatsvinden;
- de kampeeractiviteiten niet noodzaken tot aanpassing of verharding van de openbare infrastructuur;
- het parkeren op eigen terrein wordt opgelost;
- een beplantingsplan ter goedkeuring wordt overlegd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de streekkarakteristieken;
- omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
- indien de locatie is gelegen in een bestemming 'Agrarisch met natuur en/ of cultuurhistorische waarden' dient te worden aangetoond dat de bestaande natuur- en/ of cultuurhistorische waarden worden versterkt, dan wel niet worden aangetast.
- het kleinschalig kampeerterrein dient te worden beëindigd indien het agrarisch bedrijf de agrarische bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd;
- cumulatie met andere kleinschalige kampeerterreinen en/ of reguliere campings is niet toegestaan.'
Artikel 3.5.1 onder c wordt gewijzigd in (hernummerd naar 3.6.1 onder c):
'maximaal 2 nevenactiviteiten per agrarisch bouwvlak plaatsvinden, bestaande nevenactiviteiten zoals bedoeld in bijlage 1 van de regels worden hierbij meegerekend;'
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 4 van het vigerende bestemmingsplan blijft van toepassing met dien verstande dat:
aan artikel 4.1 sub n wordt toegevoegd dat luidt:
'ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is tevens een restaurant toegestaan met een vloeroppervlak van maximaal 1.000 m²;
artikel 4.2.1a sub 3 als volgt wordt gewijzigd:
'bedrijfsgebouwen 5 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - andere situering bedrijfsgebouwen toegestaan;'
aan artikel 4.4 een 4e lid wordt toegevoegd dat luidt:
'4.4.4 Bouwen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
- maximaal 1.000 m² aan bebouwing buiten het bouwvlak mag worden gesitueerd;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6,0 m.'