2.4 Regionaal beleid voor recreatie en toerisme
In de beleidsnota "Kampeerbeleid NOFA+" is het gezamenlijke recreatiebeleid van de vijf gemeenten in Noordoost-Friesland vastgelegd. Aanleiding voor het opstellen van deze nota was het intrekken van de Wet op de Openluchtrecreatie per 1 januari 2008.
De richtlijnen voor het nieuwe recreatiebeleid zijn:
- dereguleren waar dit mogelijk is en streven naar uniforme regelgeving en handhaafbaarheid;
- streven naar een verhoging van het aantal overnachtingen;
- stimuleren van productdifferentiatie en productkwaliteit in de regio;
- toepassing van zonering als instrument om verblijfsrecreatie in te passen in het landschap;
- recreatieondernemers en brancheorganisaties betrekken bij de totstandkoming van het nieuwe kampeerbeleid.
Het volgende recreatiebeleid is vastgesteld:
- nieuwvestiging van kampeerterreinen of recreatiewoningencomplexen: aansluiten bij provinciaal beleid en via een zelfstandige bestemmingsplanprocedure regelen. Het enige voorbehoud is dat deze niet zijn toegestaan in en nabij de Ecologische Hoofdstructuur;
- onderscheid in het open kleigebied en besloten woudengebied behouden: in de open gebieden geen permanente kampeerterreinen toestaan. Deze moeten in de wintermaanden vrij zijn. In de woudengebieden zijn terreinen met stacaravans toegestaan;
- bedrijfsmatige exploitatie van kampeer- en recreatiewoningenterreinen is verplicht. Zo kan uitponding en permanente bewoning worden voorkomen;
- ondernemer krijgt de vrijheid over de inrichting van het terrein. er geldt alleen een maximum aantal plaatsen en de inrichting moet voldoen aan bouw- en brandveiligheidsvoorschriften;
- uitbreiding van bestaande kampeerterreinen tot maximaal 200 standplaatsen is mogelijk. Op terreinen waar nu stacaravans zijn toegestaan mogen de stacarvans vervangen worden door chalets, blokhutten, trekkershutten of vergelijkbare voorzieningen. Dit biedt de mogelijkheid voor seizoensverlenging. De maximale maten voor deze voorzieningen zijn opgenomen in de beleidsnota;
- landschappelijke inpassing (een groenstrook rondom de terreinen) van alle kampeerterreinen met streekeigen beplanting is verplicht;
- nieuwe kleinschalige kampeerterreinen zijn buiten de natuurgebieden bij alle agrarische bedrijven en woningen toegestaan. Een kleinschalig kampeerterrein is maximaal 15 kampeerplaatsen groot. In het bestemmingsplan voor het buitengebied wordt een ontheffingsregeling voor deze kampeerterreinen opgenomen. Een uitbreiding naar 25 kampeerplaatsen is mogelijk met een ontheffing. Maximaal 20% van de kampeerplaatsen mag bestaan uit vaste kampeermiddelen. De kampeerperiode geldt voor de periode van 15 maart tot een met 31 oktober, de vaste kampeermiddelen mogen jaarrond gebruikt worden. Kleinschalige kampeerterreinen moeten direct op de bestaande bebouwing aansluiten. Een terrein voor 15 plaatsen is minimaal een halve hectare groot. Een terrein voor 25 plaatsen is minimaal driekwart hectare groot. Voor sanitaire voorzieningen is maximaal 50 m2 toegestaan.