direct naar inhoud van Artikel 29 Wonen
Plan: Butengebiet Dantumadiel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1891.bpBUbuitengeb-0401

Artikel 29 Wonen

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf, zoals genoemd in Bijlage 3 Lijst bedrijven en beroepen aan huis;
  • b. handhaving van de bestaande bouwvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm) ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend voor een recreatiewoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', mede voor de volgende activiteiten op de volgende adressen:
    adres   activiteit   maximale oppervlakte in m2   
    Achterwei 5, Wâlterswâld   transportbedrijf   365  
    Achterwei 6, De Falom   zorgboerderij   300  
    Achterwei 24, Wâlterswâld   groothandel in schroot   408  
    Butefjild 1, Feanwâlden   opslag   1.291  
    Butefjild 24, Feanwâlden   15 kampeermiddelen in periode 15 maart t/m 31 oktober, direct aansluitend aan woonperceel    
    De Kapelle 5, Rinsumageast   verhuurbedrijf   100  
    Dokkumerloane 2, Wâlterswâld   bouw-/aannemersbedrijf   88  
    Fjildwei 9, Rinsumageast   zorgboerderij   500  
    Foarwei 70a, Walterswâld   huisartsen   105  
    Galgeheech 15, Rinsumageast   zorgboerderij   315  
    Haadwei 4, Damwâld   schildersbedrijf   100  
    Haadwei 5, Damwâld   klusbedrijf   95  
    Hearewei 47, Damwâld   groothandel in vlees, vleeswaren, zuivel en spijsolie   350  
    Hegewal 21a, De Falom   zorgboerderij en 15 kampeermiddelen in periode 15 maart t/m 31 oktober, direct aansluitend aan woonperceel    
    Hegewal 24, De Falom   schildersbedrijf   50  
    Klaarkampsterwei 6,   archeologisch steunpunt   100  
    Koarndyk 2, Damwâld   15 kampeermiddelen in periode 15 maart t/m 31 oktober en 15 kampeermiddelen in periode 1 juli t/m 31 augustus, direct aansluitend aan woonperceel    
    Meekmastrjitte 29, Broeksterwâld   15 kampeermiddelen in periode 15 maart t/m 31 oktober, direct aansluitend aan woonperceel    
    Mieden 1, De Westereen   bêd en brochje voor maximaal 8 personen met theeschenkerij en verkoop van streekproducten, in het hoofdgebouw    
    Miedloane 24, De Westereen   webwinkel en lasadviesbureau   370  
    Singel 19,   15 kampeermiddelen in periode 15 maart t/m 31 oktober, direct aansluitend aan woonperceel    
    Van Sytzamawei 39, Driezum   15 kampeermiddelen in periode 15 maart t/m 31 oktober, direct aansluitend aan woonperceel    
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' mede voor detailhandel;
  • g. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  • gebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • werken, geen bouwwerk zijnde.
29.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is niet meer dan 1 woonhuis toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal woonhuizen is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning is toegestaan;
  • b. indien in het bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • d. het hoofdgebouw mag uitsluitend worden herbouwd op de locatie van het huidige hoofdgebouw;
  • e. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • g. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • h. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd en de bovenzijde van de afgewerkte vloer hoger is dan 3 m;
  • i. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • j. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • k. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;
  • l. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het bebouwingsbeeld, waaronder begrepen het behoud van de karakteristiek van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden, waaronder begrepen de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving.
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 29.2 onder d ten behoeve van het herbouwen van de woning op een andere locatie in het bestemmingsvlak, indien en voor zover de bebouwing landschappelijk goed wordt ingepast, hetgeen moet blijken uit een door aanvrager ingediend erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 4 Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen;
  • b. 29.2 onder f en kan de gezamenlijke oppervlakte worden vergroot ten behoeve van gebouwen voor hobbymatig agrarisch gebruik, indien en voor zover:
    • 1. bij de woning tenminste 1 hectare cultuurgrond structureel in gebruik is, waarbij geldt dat de vergroting 40 m2 mag bedragen per hectare cultuurgrond tot een maximum van een gezamenlijke oppervlakte van 500 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;
    • 4. de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30º;
    • 5. de bebouwing landschappelijk goed wordt ingepast, hetgeen moet blijken uit een door aanvrager ingediend erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 4 Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen;
  • c. 29.2 onder g, i en k ten behoeve van een hogere goothoogte, een hogere bouwhoogte of een afwijkende dakhelling, indien en voor zover:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 5,5 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 11 m;
    • 3. het erf ruim genoeg is om een groter gebouw landschappelijk aanvaardbaar te kunnen plaatsen;
    • 4. de bebouwing landschappelijk goed wordt ingepast, hetgeen moet blijken uit een door aanvrager ingediend erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 4 Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen;
  • d. 29.2 onder h ten behoeve van een hogere goothoogte van een bijbehorend bouwwerk, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
  • e. 29.2 onder j ten behoeve van een hogere bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 11 m;
  • f. 29.2 onder j ten behoeve van een bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk die niet 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
29.4.2 Afwegingskader

Een in 29.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de karakteristiek van de bebouwing;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden, waaronder begrepen de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving.
29.5 Specifieke gebruiksregels
29.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van woningen in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf, zodanig dat de woonfunctie niet in overwegende mate wordt uitgeoefend en er ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit is het geval als:
    • 1. de oppervlakte meer bedraagt dan 50 % van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen, met een maximum van 45 m²;
    • 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin niet primair is;
    • 3. de oppervlakte van een reclamebord meer bedraagt dan 0,5 m²;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. er sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
    • 6. buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor detailhandelsactiviteiten bij een aan-huis-verbonden beroep, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen zonder de aanduiding 'bedrijf' voor een bedrijf, met dien verstande dat een voormalige boerderij mag worden gebruikt voor nevenactiviteiten in de vorm van:
    • 1. detailhandel in streekeigen producten op een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
    • 2. zorgactiviteiten;
    • 3. natuur- en landschapsbeheer;
    • 4. bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 en 2 als bedoeld in Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede agrarische hulpactiviteiten;
    • 5. het africhten, onderbrengen en verzorgen van dieren;
    • 6. kleinschalige daghoreca of dagrecreatie, bêd en brochje, inpandige recreatieappartementen met een vloeroppervlakte van ten hoogste 80 m2 per appartement, een groepsaccommodatie of een theeschenkerij;

mits de woonfunctie de belangrijkste gebruiksfunctie blijft, ten hoogste 1/3 deel van de gebouwen wordt gebruikt voor de nevenactiviteiten en de activiteiten uitsluitend zijn toegestaan in bestaande gebouwen;

  • e. het gebruik als daghoreca anders dan ten behoeve van de in 29.1 genoemde zorgboerderijen, kampeerterreinen en het archeologisch steunpunt;
  • f. het niet aanleggen en het niet in stand houden van beplanting en van een erfinrichting die dient te worden aangelegd op basis van een erfinrichtingsplan.
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.6.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 29.1 ten behoeve van nieuwe kleinschalige kampeerterreinen of uitbreiding van bestaande kleinschalige kampeerterreinen, indien en voor zover:
    • 1. de afstand van het kampeerterrein tot een erf van een derde tenminste 50 m bedraagt;
    • 2. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 15, met dien verstande dat indien de locatie een voormalige agrarische bedrijfslocatie betreft het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen ten hoogste 25 mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte van het kampeerterrein niet minder dan 0,5 hectare bedraagt;
    • 4. het aantal kleinschalige kampeerterreinen binnen de gemeente niet meer bedraagt dan 20; ;
    • 5. het terrein landschappelijk goed wordt ingepast, hetgeen moet blijken uit een door aanvrager ingediend erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 4 Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen;
  • b. 29.1 voor de vestiging van aan-huis-ver-bonden beroepen die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Lijst bedrijven en beroepen aan huis, mits deze aan-huis-verbonden beroepen naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijk gesteld met de aan-huis-verbonden beroepen die wel zijn genoemd;
  • c. 29.1 voor de vestiging van bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke zijn toegestaan.
29.6.2 Afwegingskader

Een in 29.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
29.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.7.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning karakteristieke bebouwing te slopen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

29.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in 29.7.1 is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • b. werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen voor zover detaillering, profilering en vormgeving niet wijzigen;
  • c. gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
29.7.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 29.7.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
    • 1. de situering van de bebouwing in relatie tot het bebouwings- en omgevingsbeeld;
    • 2. de schaal van de bebouwing;
    • 3. de vorm en richting van de kap(pen);
    • 4. de geleding van de bebouwing; of
  • b. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
  • c. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden; of
  • d. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
29.7.4 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om de vergunning te verlenen op basis van het bepaalde in 29.7.3 onder a wordt Hûs en Hiem, welstandsadvisering en monumentenzorg om advies gevraagd.