direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen
Plan: Centrum Sittard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPCentrumSittard-VA01

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

alsmede ter plaatse van de betreffende aanduiding voor bedrijvigheid overeenkomstig deze aanduiding:

  • b. een galerie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
  • c. een kapsalon op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon';
  • d. zakelijke en consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • e. een atelier ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • f. maatschappelijke doeleinden, zakelijke en consumentverzorgende dienstverlening alsmede wijkvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen';
  • g. wijkvoorzieningen, horeca in de categorie restaurantsector alsmede ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - stadsboerderij';
  • h. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

alsmede voor:

  • i. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • j. erven en tuinen;
  • k. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'Parkeergarage';
  • l. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • o. hoofdgebouwen;
  • p. bijgebouwen;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 26, 27, 28, 29, 30 en 31 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

22.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 22.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
  • c. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    • 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
    • 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m,

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

  • d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen.
    In afwijking van de vorige alinea geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering bijgebouwen' dat de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen mag worden gehandhaafd en dat bovendien maximaal 100 m2 aan bijgebouwen extra mag worden gebouwd, waarvan maximaal 50 m2 vrijstaand mag worden uitgevoerd;
  • e. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten hoogste bedragen:
  goothoogte   bouwhoogte  
van hoofdgebouwen   zie verbeelding   zie verbeelding, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - toren' een hoogteaccent is toegestaan met een maximale oppervlakte van 17 m2 en een maximale bouwhoogte van 26 m  
van aangebouwde bijgebouwen   hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m   goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m  
van vrijstaande bijgebouwen   3 m   goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m  
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens   -   1 m  
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens   -   2 m  
erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - erfscheiding'   -   8 m  
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m  

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

22.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
  • b. Gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - stadsboerderij' mag het bestaande verkoopvloeroppervlak voor de ondergeschikte detailhandelsfunctie worden gebruikt; dit verkoopvloeroppervlak mag niet worden uitgebreid.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Uitoefening aan huis gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  • a. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:
    • 1. in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
    • 2. op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
    • 3. op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
  • b. het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2,  met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
  • e. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
22.5.2 Uitoefening aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

  • a. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:
    • 1. in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
    • 2. op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;
    • 3. op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
  • b. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • c. het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • d. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
  • f. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
22.5.3 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.4 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. het gebruik beperkt blijft tot de in lid 22.2 onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
  • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

De afwijking wordt geacht door burgemeester en wethouders te zijn ingetrokken op het moment dat de noodzaak tot mantelzorg (als gevolg van verhuizen of overlijden) is komen te vervallen.