direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kern Baexem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1640.BP11KernBaexem-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de uitoefening van:
    • 1. een bedrijf aan huis (artikel 1.17), zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen, in hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk op een oppervlak van in totaal maximaal 30 m² en/of;
    • 2. een beroep aan huis (artikel 1.21) in bedrijfswoning en bijbehorend bouwwerk op een oppervlak van in totaal maximaal 80 m²,

met dien verstande dat:

-   bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder 1 en 2 de totale maximale oppervlakte van 80 m2 niet overschreden wordt;  
-   maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.  
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage.
  • c. De goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • d. De bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • b. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 175 m2bedragen, met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • c. Vervangende nieuwbouw is toegestaan met dien verstande dat het aantal wooneenheden als gevolg van de vervangende nieuwbouw niet toeneemt en voor het overige voldaan wordt aan de bepalingen onder d t/m i.
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt ter plaatse van debestaande bedrijfswoning niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De bedrijfswoning wordt uitsluitend binnen het hoofdbebouwingsvlak, zoals omschreven in 1.51gebouwd.
  • f. Uitbreiding van de bedrijfswoning binnen het hoofdbebouwingsvlak is uitsluitend op de begane grond, in 1 bouwlaag mogelijk.
  • g. De bedrijfswoning mag worden afgedekt met een plat dak of kap, waarbij :
    • 1. indien sprake is van een kap de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
    • 2. indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, een kap (of setback passend binnen de dakvorm) mag worden gerealiseerd met dien verstande dat voldaan dient te worden aan het bepaalde onder 1. en indien sprake is van geschakelde of aaneengebouwde woningen, de realisatie van een kap enkel mogelijk is mits alle geschakelde of aaneengebouwde woningen voorzien worden van een kap.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen minimaal 3 meter aan een zijde.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken c.q. overkappingen zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • c. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • d. De minimale afstand tot de voorgevelrooilijn van de woning bedraagt 2 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c. mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken c.q. overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • f. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming ''Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • g. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het hoofdbebouwingsvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken c.q. overkapping tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Sleufsilo's en mestopslag zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 2 meter.
  • d. Mestsilo's zijn utisluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 6 meter.
  • e. Voedersilo's en spuiwateropslag zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 12 meter.
  • f. Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 4 meter.
  • g. Luchtwassers en warmtewisselaars zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 6 meter.
  • h. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter waarborging van de externe veiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bebouwingsoppervlak

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b voor het het vergroten van het maximaal te bebouwen oppervlak dien verstande dat:

  • a. het bebouwde oppervlak maximaal 250 m2 bedraagt met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast
  • c. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.
3.4.2 Erkers

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a voor het realiseren van een erker of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.
3.4.3 Carport gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a en 3.2.3 onder e. voor het realiseren van een carport tot gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de achterzijde van de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  • g. slechts één carport mag worden gerealiseerd.
3.4.4 Aanbouw, overkapping bij hoekwoningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport aan de zijgevel bij een hoekwoning met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 3 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 2 meter bedraagt;
  • c. de afstand tot aan de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • d. indien een garage wordt gerealiseerd de afstand van voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter dient te bedragen;
  • e. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • f. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  • g. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. slechts een bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport mag worden gerealiseerd.
3.4.5 Uitbreiding van de woning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor het uitbreiden van de woning op de verdieping met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de uitbreiding plaatsvindt binnen het hoofdbebouwingsvlak.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 26 in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. kamperen;
  • d. het gebruik van gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • e. beroep en/of bedrijf aan huis, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1 onder c;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • g. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • h. onbebouwde gronden voor de voorgevelrooilijn voor parkeren, tenzij het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang van de bij het hoofdgebouw behorende garage of carport en de weg.
  • i. kamerbewoning;
  • j. erotisch (getinte) bedrijvigheid.
3.5.2 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bedrijf en beroep aan huis

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5.1 onder e. voor de uitoefening van een bedrijf en beroep aan huis in de bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. de maximale oppervlakte in totaal 80 m², met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • e. bij wijziging de meest recente regionale woonvisie en de gemeentelijke doorvertaling daarvan in acht wordt genomen;
  • f. bij wijziging het alsdan geldende gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht wordt genomen;
  • g. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.