direct naar inhoud van Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0986.BPbuitengebied2013-VG02

Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1

De voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch loonbedrijf met een overwegend op loonwerk en cultuurtechniek, grondverzet en transport gerichte bedrijfsvoering en een ondergeschikte agrarische bedrijfsvoering,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. inpandige stalling van kampeermiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
    • 2. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 4. landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie;
    • 5. wonen in een bedrijfswoning.
8.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 41.2.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bedrijfswoningen tot ten hoogste het aangeduide 'maximum aantal wooneenheden' per bedrijf;
  • c. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde,

met dien verstande dat indien sprake is van uitbreiding van de bebouwing voldaan wordt aan de eisen die zijn gesteld in het van toepassing zijnde kwaliteitsmenu, in casu het Limburgs Kwaliteitsmenu dan wel een daarvoor in de plaats tredend kwaliteitsmenu in een gemeentelijke structuurvisie. Indien uitbreiding van de bebouwing op basis van het kwaliteitsmenu dient bij te dragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt hiertoe een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.

8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch loonbedrijf toegestaan;
  • b. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • d. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan of haaks op de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de goothoogte mag maximaal 6,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 11 m bedragen;
  • g. gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, met een dakhelling van minimaal 12° en maximaal 45°, dan wel dezelfde dakhelling als de kap van de bestaande bebouwing als die wordt verbouwd of daarop wordt aangesloten;
  • h. de inhoud van de bedrijfswoning mag minimaal 250 m³ en maximaal 750 m³ bedragen.
8.2.3 Overige regels

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van voedersilo's maximaal 15 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,50 m mag bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m mag bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
8.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 8.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden;
  • e. verbetering van de gebiedskwaliteit.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak waarbij de grenzen van het bouwvlak worden overschreden, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld en de landschappelijke inpassing niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.
8.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hogere goot- of bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 sub e en f ten behoeve van een hogere goot- of bouwhoogte, mits:

  • a. dit ter plaatse bedrijfstechnisch noodzakelijk is en/of aansluit op bestaande bebouwing;
  • b. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • c. het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. het stedenbouwkundig beeld en de landschappelijke inpassing niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning en de daar bijbehorende bouwwerken;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel;
  • d. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • e. recreatieve doeleinden;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', waar uitsluitend de inpandige stalling van kampeermiddelen is toegestaan;
  • g. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • h. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
8.5.2 Huisvesting ten behoeve van mantelzorg en rustende boer

In de bedrijfswoning en eventuele aanbouwen is huisvesting ten behoeve van mantelzorg en de rustende boer toegestaan, mits

  • a. dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
  • b. er een inpandige verbinding is tussen de hoofdwoning en het gedeelte dat voor mantelzorg of door de rustende boer wordt benut;
  • c. zodra de noodzaak is komen te vervallen, de mantelzorg of de huisvesting van de rustende boer wordt beëindigd.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 onder b ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bouwwerken tot een maximum van 60 m² als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de verschijningsvorm als bedrijfswoning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  • e. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. uitsluitend activiteiten vergelijkbaar met bedrijfsactiviteiten uit maximaal categorie 2 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009) zijn toegestaan;
  • g. geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
8.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van kleinschalig kamperen, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf;
  • h. de veiligheid in verband met de hoeveelheid transportbewegingen met relatief grote machines en werktuigen voldoende is gegarandeerd;
  • i. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • j. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • k. het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
  • l. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kleinschalig kamperen op de boerderij wordt beëindigd,

met dien verstande dat:

    • 1. bij de afwijking het voor het kleinschalig kamperen te gebruiken deel van de bouwkavel wordt vastgelegd;
    • 2. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
    • 3. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
8.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een minicamping

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van een minicamping, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf;
  • h. de veiligheid in verband met de hoeveelheid transportbewegingen met relatief grote machines en werktuigen voldoende is gegarandeerd;
  • i. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • j. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • k. het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek,

met dien verstande dat:

    • 1. bij de afwijking het voor de minicamping te gebruiken deel van de bouwkavel wordt vastgelegd;
    • 2. maximaal 40 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
    • 3. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
8.6.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bed & breakfast/logies aan huis

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van het exploiteren van een bed and breakfast, logies aan huis en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden;
  • e. de veiligheid in verband met de hoeveelheid transportbewegingen met relatief grote machines en werktuigen voldoende is gegarandeerd;
  • f. de bed and breakfast/logies aan huis kan worden ingepast binnen de bestaande bebouwing van de bedrijfswoning;
  • g. de bed and breakfast/logies aan huis door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning;

met dien verstande dat:

    • 1. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed and breakfast/logies aan huis mogen worden gerealiseerd.
8.6.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van recreatiewoningen/-appartementen

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen/-appartementen en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
  • d. de veiligheid in verband met de hoeveelheid transportbewegingen met relatief grote machines en werktuigen voldoende is gegarandeerd;
  • e. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • f. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden,

met dien verstande, dat:

    • 1. de vloeroppervlakte van een recreatiewoning/-appartement ten hoogste 80 m2 mag bedragen;
    • 2. ten hoogste 3 recreatiewoningen/-appartementen per agrarisch bedrijf mogen worden gerealiseerd.
8.6.6 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een groepsaccommodatie

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van het exploiteren van een groepsaccommodatie en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de veiligheid in verband met de hoeveelheid transportbewegingen met relatief grote machines en werktuigen voldoende is gegarandeerd;
  • d. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
  • e. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • f. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden,

met dien verstande, dat:

    • 1. het vloeroppervlak per groepsaccommodatie maximaal 250 m² mag bedragen;
    • 2. ten hoogste 1 groepsaccommodatie per agrarisch bedrijf mag worden gerealiseerd.
8.6.7 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van zorg, dagrecreatie en culturele activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van:

  • a. het bieden van werk en dagverzorging aan hulpbehoevende mensen;
  • b. lichte horeca;
  • c. culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities;

en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • 1. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • 2. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; indien bij het betreffende bedrijf meerdere nevenactiviteiten plaatsvinden, alle nevenactiviteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, tezamen ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • 3. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
  • 4. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • 5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden;
  • 6. de veiligheid in verband met de hoeveelheid transportbewegingen met relatief grote machines en werktuigen voldoende is gegarandeerd;
  • 7. de dagrecreatieve en ondergeschikte horeca-activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
8.6.8 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van lichte horeca

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van het exploiteren van lichte horeca ten behoeve van recreatieve doeleinden, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden.
8.6.9 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het stallen van kampeermiddelen en/of de opslag van materialen

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen dan wel ten behoeve van de opslag van materialen, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. stalling en/of opslag plaatsvindt in bestaande gesloten gebouwen.
8.6.10 Afwijken van de gebruiksregels voor huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.5.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. het betreft de huisvesting van werknemers die tijdelijk bij het desbetreffende bedrijf werkzaam zijn;
  • b. de huisvesting uitsluitend binnen de bestaande bebouwing of in tijdelijke woonunits mag worden gerealiseerd;
  • c. op het moment dat de noodzaak voor de huisvesting van tijdelijke werknemers niet meer aanwezig is, de huisvestingsmogelijkheden worden ontmanteld, dan wel de woonunits worden verwijderd;
  • d. in het geval in de behoefte aan huisvesting wordt voorzien door de plaatsing van woonunits, deze landschappelijk ingepast worden;
  • e. de veiligheid in verband met de hoeveelheid transportbewegingen met relatief grote machines en werktuigen voldoende is gegarandeerd;
  • f. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren huisvesting gegarandeerd kan worden;
  • g. de huisvesting geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  • h. de huisvesting niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leidt;
  • i. per agrarisch bedrijf voorzien mag worden in de huisvesting van ten hoogste 20 tijdelijke werknemers.
8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing.

8.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

8.9 Wijzigingsbevoegdheid
8.9.1 Wijziging in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van de omschakeling naar een overwegend of geheel agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen.