direct naar inhoud van 5.4 Programma van eisen natuur en landschap
Plan: Golfbaan Cromvoirt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgBPgolfbaan-VG01

5.4 Programma van eisen natuur en landschap

5.4.1 Relatie golfbaan met omgeving

De inrichting van de golfbaan sluit zoveel mogelijk aan bij de huidige ruimtelijke structuur. De golfbaan wordt aangelegd direct aansluitend op het dorpsgebied van Cromvoirt. De golfbaan moet het bestaande dorp niet gaan overheersen. Dat is een hoofdreden geweest voor het gemeentebestuur om de aanleg van een deel van de golfbaan aan de oostkant van de Deutersestraat af te wijzen. Tevens moeten de golfbaan en de voorzieningen op voldoende afstand blijven van de bestaande woningen. De ontsluiting vindt plaats vanaf de Deutersestraat, via de huidige ontsluiting van het agrarische bedrijf Hendriks.

De gebouwde voorzieningen zoals clubgebouw, bedrijfswoning, opslagloods, driving range en parkeerterrein worden geclusterd en zijn goed bereikbaar via de toegangsweg. Een volwaardige golfbaan omvat verschillende onderdelen die onder de kop ‘programma golfbaan’ (op hoofdlijnen) besproken worden.

Eventuele hinder van licht, geluid en verdwaalde ballen moet voorkomen worden. Ook de uitstraling/zichtbaarheid van de gebouwde voorzieningen moet landschappelijk ingeperkt worden. Een en ander kan bereikt worden door het inrichten van een voldoende brede randgroenzone (minimaal 15 m) en een zorgvuldige situering van de voorzieningen op het terrein.

Met betrekking tot een goede inpassing in de omgeving past ook het advies van de provinciale dienst ROH om het zicht op de kerktoren vanaf de Deutersestraat te behouden.

5.4.2 Streefbeeld nieuwe natuur en landschap

Conform de provinciale voorwaarden moet er voor een golfbaan in een RNLE nieuwe natuur worden ontwikkeld met een oppervlakte die minimaal even groot is als de oppervlakte van het feitelijke golfgebied. Roughs en carries worden daarbij in principe als ‘neutraal’ gebied beschouwd, niet behorend tot de golfsport en in principe ook niet als nieuwe natuur, tenzij overtuigend is aangetoond dat dit gedeelte van de golfbaan blijvend kan voldoen aan de eisen die voor het beoogde natuurdoeltype gesteld worden.
De nieuwe natuur dient overeen te komen met de landschappelijke karakteristieken en natuurwaarden in de directe omgeving dan wel bij de potenties die in het gebied aanwezig zijn. Bovendien moet de nieuwe natuur planologisch gewaarborgd worden door middel van de bestemming Natuur met een daarbij passend aanlegvergunningenstelsel.

De provincie stelt inhoudelijke eisen ten aanzien van wat wel en wat niet als nieuwe natuur beschouwd mag worden:

  • Nieuwe natuur dient zodanig gelegen te zijn dat er voldoende uitwisselingsmogelijkheden zijn tussen de nieuwe natuur en de omliggende natuur, voor de belangrijkste soortgroepen.
  • Nieuwe natuur moet qua inrichting en beheer voldoen aan de eisen van de natuurdoeltypen zoals die gehanteerd worden in de Subsidieregeling Natuurbeheer van het zogenaamde Programma Beheer van het rijk. Hierbinnen moet voldaan worden aan de oppervlaktes (minimumareaal), welke zijn vastgesteld per natuurdoeltype. De volgende natuurdoeltypen komen in aanmerking als nieuwe natuur (tussen haakjes de minimumarealen voor een zelfstandige eenheid):
  • a. plas en ven (minimaal 0,1 ha aaneengesloten (grond- of regenwater);
  • b. moeras (minimaal 0,5 ha aaneengesloten (grondwatertrap I of II);
  • c. heide (minimaal 0,5 ha aaneengesloten, met max. 20% water/ven/moeras en max. 25% bos);
  • d. struweel (minimaal 0,5 ha aaneengesloten);
  • e. bos (minimaal 0,5 ha aaneengesloten met bestemming bos cf. Boswet);
  • f. nat soortenrijk grasland (minimaal 0,5 ha aaneengesloten, grondwatertrap II/II/IV);
  • g. droog soortenrijk grasland (minimaal 0,5 ha aaneengesloten, fosfaatarm en nitraatarme bodem).

Compensatie dassenleefgebied in compartiment 3

Uit het verrichte onderzoek (Das en Boom, 2004) is gebleken dat het gebied ten westen van de Zandleij te typeren is als ‘secundair dassengebied’: geen actueel leefgebied maar wel potentieel (fourageer)gebied. In secundair dassengebied is de aanleg van een golfbaan toegestaan, mits de landschappelijke inrichting leidt tot een structuurversterking voor de das.

De dassencompensatie is nader uitgewerkt in overleg met de Vereniging Das & Boom. In het betreffende overleg is overeenstemming bereikt over de optimale landschapszonering, bestaande uit een zone met struweelbeplanting aan de zuidzijde van de golfbaan, een zone met accent op natuurbouw langs het Drongelens Kanaal en een middenzone met een meer optimale golfinrichting. Essentieel daarbij is dat het herstel van het cultuurhistorische patroon van de elzensingels tevens een goede dassenbiotoop is.

5.4.3 Streefbeeld cultuurhistorie en landschap

De recente provinciale en regionale plannen zoals het Raamplan De Leyen bevatten als beleidsdoelstelling het herstel van het kleinschalige cultuurhistorische landschap ten noorden van Cromvoirt. Voor de gemeente Vught geldt dit als randvoorwaarde voor medewerking aan de golfbaan. Als referentiebeeld geldt daarbij het landschap rond 1900. Het landschapspatroon zoals dat op de topografische kaarten rond 1900 getekend weergeven is, is het oorspronkelijk cultuurlandschap zoals dat vanuit de Middeleeuwen ontwikkeld is. De kaart rond 1900 (afbeelding 4.7) geeft de situatie relatief betrouwbaar weer. Dat landschap werd gekenmerkt door een relatieve volkomenheid tussen het functionele agrarische grondgebruik en de natuurwaarden. Dit was voor de komst van de kunstmest en de machine.

Het historische landschap is niet 1 op 1 te herstellen. Het Belvedèrebeleid heeft als credo: ‘behoud door ontwikkeling’. Dit uitgangspunt vormt de basis voor het streefbeeld cultuurhistorie en landschap. Het aanleggen van een golfbaan betekent feitelijk de ontwikkeling van een nieuw recreatief landschap, geënt op de historie van het landschap. Essentieel is dat de golfbaan deel uitmaakt van het omringende landschap. Een golfbaan moet niet op een sportveldencomplex lijken.

Voor de kwaliteit van de inrichting van landschappen is het van essentieel belang dat de geschiedenis van de plek herkenbaar blijft. Alom wordt na de kaalslag in de ruilverkavelingen gestreefd naar het herstel van de historische component. Aan het behoud van de cultuurhistorische elementen op de golfbaan Cromvoirt wordt daarom een zeer hoge waarde toegekend. Het geplande recreatief gebruik als golfbaan - als opvolger van het eeuwenlang agrarisch gebruik – kan een bijdrage leveren aan dit herstel. Voor het ontwerp van de golfbaan is het daarom van belang de essentiële kenmerken van het oude cultuurlandschap van rond 1900 te benoemen.

Historische typologie

Een analyse van het Brabantse landschap rond 1900 op de overgang van de hogere naar de lagere grondende laat een ‘lamellenlandschap’ zien: een gelaagd beplantingsbeeld loodrecht op de singels met lange doorzichten tussen de singels. Kenmerkend is de afwisseling van de combinatie sloot met (aan weerszijden) een elzensingel en smalle vochtige, veelal beweide graslanden. zoals op afbeelding 5.5 te zien is. Cultuurhistorie en natuur vallen op dit onderdeel samen.

Het streefbeeld cultuurhistorie en landschap is op dit principe gebaseerd: het historische lamellenlandschap als uitgangspunt. In de verschillende alternatieven is er – afhankelijke van de overige doelstellingen – meer of minder ruimte beschikbaar voor de toepassing van dit uitgangspunt. Daarbij ondergaat het principe een superpositie. Dat wil zeggen dat er een nieuwe maat wordt ingebracht. Dit is nodig omdat de historische verkaveling te weinig ruimte biedt voor de aanleg van de fairways. In de daadwerkelijke ruimtelijke positie van de ‘nieuwe lamellen’ dient de locatie van de oude houtwallen en singels als uitgangspunt.

Rol cultuurhistorie

Zoals in paragraaf 4.6.1 is toegelicht, had het plangebied tot aan 1950 een typische lamellenstructuur. Dit cultuurhistorische gegeven is niet één op één te herstellen. Met als uitgangspunt het credo: “behoud door ontwikkeling” (Belvedèrebeleid) zal er aandacht zijn voor de inbreng van de cultuurhistorische component in het VKA/Masterplan.

Kenmerkend voor de lamellenstructuur is de herhaling van lange, relatief smalle, weitjes/akkers met aan weerszijde sloten met elzensingels. Afbeelding 5.4 geeft dit patroon weer. Afbeelding 5.5 een bijbehorend historisch beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPgolfbaan-VG01_0021.jpg"afbeelding 5.4: principe lamellenlandschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPgolfbaan-VG01_0022.jpg"afbeelding 5.5: historisch verkavelingspatroon

5.4.4 Zonering natuur en landschap

De provinciale eisen inzake nieuwe natuur en het overleg inzake de dassencompensatie hebben geleid tot een zoneringsprincipe natuur en landschap, zoals weergegeven op afbeelding 5.2. De uitgangspunten in deze zonering zijn:

  • Kiezen voor een heldere structuur, geen versnippering.
  • De zuidrand van de golfbaan (merk 1) krijgt over de gehele lengte een inrichting op basis van het cultuurhistorisch patroon van sloten met elzenhagen: een lamellen-coulissenpatroon.
    (N.B. Dit herstel van de historische landschapsstructuur zou versterkt kunnen worden wanneer aangrenzende perceeleigenaren deze structuren op hun perceelgrenzen voortzetten, daarbij zo mogelijk ondersteund door een actief gemeentelijk beleid. Dit maakt echter geen deel uit van het initiatief).
    Via de weitjes tussen de elzenhagen is er vanaf de dorpsweg zicht op de golfbaan.
  • De zone langs het Drongelens Kanaal (merk 2) wordt primair ingericht voor nieuwe natuur. Ten westen van de Zandleij is daarbij het streefbeeld vochtige graslanden. Ten oosten van de Zandleij is het streefbeeld een mix van vochtige graslanden (met pimpernel) aan de noordzijde en een meer droge, heideachtige inrichting richting Cromvoirtsedijk.
  • Een en ander betekent dat in de dorpsrandzone het cultuurhistorische herstel uitgangspunt vormt en in de kanaalzone de ecologische versterking. In de middenzone (merk 3) vormt een goede golfbaan het uitgangspunt.
  • De zone langs de Deutersestraat (merk 4) krijgt een invulling in relatie tot de functies en het wegbeeld vanaf deze weg.
  • De gebouwen liggen geclusterd in een zone langs de ontsluitingsweg (merk 5).

Accordering Das en Boom
Met de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC) c.q. de Stichting Das en Boom is overeenstemming bereikt over de meer gedetailleerde invulling van de als dassenfoerageerbiotoop in te richten terreingedeelten en hun onderlinge samenhang (zie afbeelding 5.3 en bijlage 5: brief VNC d.d. 24-04-2008).

Ten aanzien van de wenselijke inrichting is gesteld dat deze gebaseerd moet zijn op de in de Langstraat aanwezige landschapsstructuren van rond 1900, waarin elzensingels en smalle, drasse, beweide graslandpercelen van enkele tientallen meters breedte bepalend waren. De aanwezige zode dient gehandhaafd te blijven. Lokaal mogen elzensingels/houtwallen eventueel onderbroken zijn, zolang de sloot-greppelstructuren maar doorlopen. De zuidelijke zone blijft daarmee landschappelijk transparant, terwijl de beleving vanaf de Deutersestraat de indruk geeft van een (aanzet tot) een slagenlandschap zoals vroeger aanwezig.

5.4.5 Beheer nieuwe natuur en dassenleefgebied

Beheer nieuwe natuur
De gronden met de nieuwe natuur krijgen een specifiek beheer, afgestemd op de gekozen natuurdoeltypen. De betreffende natuurdoeltypen moeten voldoen aan de eisen van het Programma Beheer van het ministerie LNV. De roughs en carries worden, gezien hun incidentele gebruik in het golfspel, niet tot de nieuwe natuur gerekend (alhoewel het beheer en het gebruik ervan dusdanig extensief kan zijn dat ze wel degelijk een natuurfunctie kunnen vervullen). Uitgangspunt is dat de natuurdoeltypen passen bij de potenties van de plek en aansluiten bij de ecologische structuur van de – ruimere – omgeving. In het bestemmingsplan hebben de nieuwe natuurgebieden de bestemming Natuur - 2 gekregen.
Het beheer zal in principe uitgevoerd worden als onderdeel van het algemene beheer van de golfbaan met monitoring op basis van een nog op te stellen en vast te stellen Natuurinrichtings- en beheerovereenkomst.

Beheer dassengebied
Het beheer van de gedeelten die als dassenfoerageergebied worden ingericht, dient erop gericht te zijn dat de graslanden vochtig zijn en rijk aan regenwormen, het favoriete stapelvoedsel van dassen. De optimale inrichting daartoe bestaat uit smalle graslandpercelen omzoomd door elzensingels.

De elzensingels dienen gemiddeld eenmaal per 6-8 jaar afgezaagd te worden. De greppels en sloten dienen jaarlijks (gefaseerd) geschoond te worden, zodat verlanding voorkomen wordt. Mits het beheer van deze graslanden optimaal is kan het er toe leiden dat – wanneer dassen het gebied koloniseren – hun activiteiten beperkt blijven tot deze percelen (waarmee graafactiviteiten van de das elders op de golfbaan voorkomen kunnen worden).

N.B. - Het compensatieplan conform de provinciale Beleidsregel natuurcompensatie (2005) moet nog worden opgesteld.