direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lage Heide, oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02

Toelichting

behorende bij het bestemmingsplan "Lage Heide, oost"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

1.1.1 Voorgeschiedenis

De gemeenteraad van Valkenswaard heeft op 26 april 2007 het bestemmingsplan ‘Valkenswaard-Zuid’ vastgesteld. Het bestemmingsplan ‘Valkenswaard-Zuid’ had tot doel om een integrale ontwikkeling mogelijk te maken van het gebied aan de zuidwestflank van Valkenswaard, tussen de dorpskernen Valkenswaard en Dommelen in het noorden en de Luikerweg (N69) in het zuiden. Onderdeel van het bestemmingsplan waren de realisering van een nieuw woongebied aansluitend aan de kern Dommelen, de realisering van een nieuw bedrijventerrein tussen Dommelen en de Luikerweg en de ontwikkeling van het Dommeldal tot een natuurgebied. Daarnaast werden gronden aan weerszijden van de Dommel aangewezen voor waterberging, met het oog op de realisering van het waterbergingsgebied Valkenswaard-Zuid door Waterschap De Dommel. De ontwikkeling van natuur in het Dommeldal hing mede samen met compensatie-verplichtingen die voortvloeiden uit de realisering van het nieuwe bedrijventerrein en de aanleg van de Lage Heideweg, die zuidwestelijk van het plangebied was geprojecteerd. Na vaststelling van het bestemmingsplan ‘Valkenswaard–Zuid’ is door de gemeente een traject gestart om tot verwerving van de gronden te komen, zodat de aanleg van natuur daadwerkelijk tot stand kon komen.

Voor de gronden in het Dommeldal, die in het bestemmingsplan ‘Valkenswaard-Zuid’ waren bestemd als ‘Natuur – Uit te werken’, heeft het college van burgemeester en wethouders op 1 februari 2011 het uitwerkingsplan ‘Lage Heide Natuur’ vastgesteld. In het uitwerkingsplan is aan de westzijde van de Dommel de realisering van een landgoed met vijf woningen mogelijk gemaakt. Voor het overige is voorzien in bestemmingen die zijn gericht op de ontwikkeling van natuur. In het uitwerkingsplan is daarnaast het waterbergingsgebied Valkenswaard-Zuid nader begrensd. De gronden in het beekdal van de Dommel zijn in het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' deels bestemd als ‘Natuur - 1’ (voor zover deel uitmakend van de ecologische hoofdstructuur) en deels als ‘Natuur - 2’ (voor zover gelegen buiten de ecologische hoofdstructuur). Zowel de uit te werken bestemming in het bestemmingsplan ‘Valkenswaard-Zuid’ als de natuurbestemmingen in het uitwerkingsplan ‘Lage Heide Natuur’ zijn met name gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van natuur. Agrarisch gebruik van de gronden is beperkt tot agrarische vormen van natuurbeheer/extensief agrarisch medegebruik (bestemming ‘Natuur – 2’) of tot extensieve beweiding (bestemming ‘Natuur – 1’).

1.1.2 Agrarisch grondgebruik in het Dommeldal

Door het toekennen van een natuurbestemming is het bestaande agrarische gebruik van de gronden in het Dommeldal onder het overgangsrecht gebracht. De natuurbestemming is echter op het merendeel van de percelen in het Dommeldal niet gerealiseerd. Omdat het geprojecteerde bedrijventerrein aan de westzijde van de Dommel niet (op korte termijn) zal worden gerealiseerd en ook de Lage Heideweg niet zal worden aangelegd zoals eerder voorzien, is de noodzaak voor compensatie vanwege deze projecten vervallen. Verwerving van de gronden in het Dommeldal om de aanleg van natuur mogelijk te maken, is daarom niet meer aan de orde. Er is mede gelet hierop geen noodzaak meer om regulier agrarisch gebruik op de gronden in het Dommeldal uit te sluiten. Aangezien de natuurbestemming in de komende jaren niet op alle percelen zal worden gerealiseerd, is besloten om de bestemming van de gronden aan te passen, zodat regulier agrarisch grondgebruik weer mogelijk is.

1.1.3 Doel van het bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan 'Lage Heide, oost' is opgesteld om de bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Natuur - 2' voor een deel van de gronden in het Dommeldal aan te passen in een bestemming die regulier agrarisch grondgebruik weer mogelijk maakt. Hierdoor wordt het bestaand gebruik gerespecteerd. Binnen de nieuwe bestemming blijft ook natuurontwikkeling mogelijk. Daarnaast wordt het waterbergingsgebied Valkenswaard-Zuid in voorliggend bestemmingsplan opnieuw begrensd op basis van actuele hydrologische berekeningen van Waterschap De Dommel en wordt een deel van de maatregelen die voortvloeien uit het projectplan Waterberging Valkenswaard-Zuid, waaronder het aanleggen van een waterkering, vertaald in een passende juridisch-planologische regeling. Twee percelen in het plangebied, die in het provinciale Natuurbeheerplan zijn aangemerkt als bestaande natuur, zijn in dit bestemmingsplan opnieuw bestemd als 'Natuur'. Twee andere percelen hebben, op verzoek van de eigenaren, ook weer de bestemming 'Natuur' gekregen.

1.2 Plankarakter

Het bestemmingsplan 'Lage Heide, oost' is enerzijds gericht op het respecteren van het huidige (agrarische) gebruik van de gronden in het Dommeldal en heeft anderzijds tot doel om de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt voor natuurontwikkeling te bestendigen. Om te voorzien in een passende juridisch-planologische regeling wordt de natuurbestemming van de gronden binnen het plangebied gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Die bestemming is inhoudelijk afgestemd op de gelijknamige bestemming uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, dat op 27 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. Hierdoor gelden voor de gronden binnen het plangebied dezelfde mogelijkheden als voor vergelijkbare percelen in het buitengebied van Valkenswaard.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied en een overzicht van de bestaande juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten die door de verschillende overheden ten aanzien van het plangebied zijn gepubliceerd. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied gegeven. Hierbij gaat het zowel om de ruimtelijke structuur als de aanwezige functies. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de uitgangspunten van het plan. De aspecten handhaving en de economische uitvoerbaarheid worden besproken in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Als laatste komen in hoofdstuk 8 de inspraakprocedure, het wettelijk vooroverleg en de zienswijzenprocedure/vaststelling aan bod.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Situering

Het plangebied ligt ten zuidwesten van de kern Valkenswaard, tussen het bebouwd gebied van Valkenswaard en de Dommel. Het plangebied omvat een aantal percelen in het oostelijke Dommeldal en wordt globaal begrensd door de Dommelseweg in het noorden, de Dommel in het westen en de Luikerweg in het zuiden. Ten oosten van het plangebied liggen de Goorkes, de Kromstraat en het bedrijventerrein aan de Van Linschotenstraat.

Diverse eigenaren van percelen in het oostelijk deel van het Dommeldal hebben een verzoek ingediend om de planschade te vergoeden waarvan sprake is door vaststelling van het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' en het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur'. Omdat overeenkomstig deze bestemmingsplannen op de gronden slechts beperkt agrarisch grondgebruik is toegestaan, is sprake van een waardevermindering. Zoals aangegeven in paragraaf 1.1, is op de percelen geen sprake meer van de noodzaak om natuur te ontwikkelen. Besloten is daarom om de planschade 'anderszins te verzekeren' door de bestemming van de percelen te wijzigen in een bestemming die agrarisch grondgebruik wél toestaat.

Het plangebied betreft alle percelen waarvoor een planschadeverzoek is ingediend en omvat daarnaast een aantal percelen in de directe omgeving, die deels in particulier eigendom en deels in gemeentelijk eigendom zijn. Hierdoor is sprake van een logischere planbegrenzing en wordt voorkomen dat in het oostelijk deel van het Dommeldal voor naast elkaar gelegen percelen met een vergelijkbaar (agrarisch) gebruik verschillende bestemmingen gelden. Hierna is de planbegrenzing weergegeven, geprojecteerd op de plankaart van het vigerende uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0001.jpg"

Afbeelding 1: Begrenzing plangebied, geprojecteerd op de plankaart van het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur'

2.2 Bestaande juridische regeling

2.2.1 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur', dat op 1 februari 2011 is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Voor de gronden in het plangebied gelden de bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Natuur - 2'. Het uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemming 'Natuur - uit te werken' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid'. Het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' is op 26 april 2007 vastgesteld door de gemeenteraad, op 11 december 2007 gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en is na uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 maart 2009 onherroepelijk geworden.

2.2.2 Voorheen vigerende bestemmingsplannen

Door de vaststelling van het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' is aan de gronden in het plangebied de bestemming 'Natuur-uit te werken' toegekend. Op grond van deze bestemming, die later is uitgewerkt in het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur', is regulier agrarisch gebruik van de gronden niet mogelijk. Voorheen golden voor de percelen binnen het plangebied verschillende bestemmingsplannen en diverse bestemmingen:

  • 'Uitbreidingsplan in hoofdzaken, herziening 1962': bestemmingen 'Agrarisch gebruik I' en - voor een enkel perceel - 'Openbare groenvoorziening';
  • 'Partiële herziening 1964 Hoge Akkers – West': bestemming 'Agrarisch gebruik I'
  • 'Buitengebied' (1977): bestemming 'Verkeersdoeleinden verharde weg' (in het bestemmingsplan opgenomen ten behoeve van een nooit gerealiseerde weg door het Dommeldal).

De gronden met de bestemming 'Verkeersdoeleinden verharde weg' konden op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan niet voor een agrarische functie worden aangewend. Binnen deze bestemming was uitsluitend kleinschalige bebouwing ten dienste van de weginrichting toegestaan. Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch gebruik I' en 'Openbare groenvoorzieningen' was gebruik voor reguliere agrarische doeleinden wel bij recht toegestaan.

De bestemmingsplannen 'Uitbreidingsplan in hoofdzaken, herziening 1962' en 'Partiële herziening 1964 Hoge Akkers – West', waarin de bestemmingen 'Agrarisch gebruik I' en 'Openbare groenvoorzieningen' waren opgenomen, kennen geen gebruiksbepalingen. Bebouwing was binnen de bestemming 'Openbare groenvoorziening' niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Agrarisch gebruik I' was het oprichten van enigerlei bebouwing ook niet bij recht toegelaten. Burgemeester en wethouders konden ontheffing verlenen voor niet-permanente agrarische bedrijfsgebouwen, geen woningen zijnde, alsmede voor ondergeschikte hulpgebouwtjes van lichte constructie, zoals houten schuren.

Samengevat kan worden aangegeven dat de bestemmingsplannen die golden vóór vaststelling van het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' agrarisch grondgebruik voor het grootste deel van het plangebied toelieten, maar op deze gronden geen (directe) bouwtitel voor gebouwen kenden.

Hoofdstuk 3 Planologisch kader

Het doel van dit bestemmingsplan is om het huidige agrarische gebruik van de gronden in het plangebied van een passende juridisch-planologische regeling te voorzien die tegelijkertijd - overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan - de ontwikkeling van natuur mogelijk maakt. Er is geen sprake van een functiewijziging van de gronden of van een (stedelijke) ontwikkeling die gepaard gaat met een toename van bebouwing. De impact van voorliggend bestemmingsplan is derhalve zeer beperkt: op grond van dit bestemmingsplan kan het huidige gebruik van de percelen in het plangebied worden voortgezet én kan ontwikkeling van natuur plaatsvinden.

Om die reden wordt hierna volstaan met een concrete toetsing aan het beleid dat direct van belang is voor de juridisch-planologische regeling: de provinciale Verordening ruimte, het provinciale Natuurbeheerplan en het projectplan van Waterschap De Dommel voor de inrichting van het waterbergingsgebied Valkenswaard-Zuid. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het gemeentelijk beleid voor het plangebied, zoals opgenomen in de Structuurvisie Valkenswaard.

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Verordening ruimte 2014

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. Provincies kunnen door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening ruimte opgesteld. De Verordening ruimte is in 2010/2011 gefaseerd in werking getreden en wordt periodiek geactualiseerd. Op 18 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. De gewijzigde verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden. Inmiddels is de 'Wijziging Verordening ruimte 2014, veegronde 2016' vastgesteld. De wijzigingen van de Verordening ruimte hebben inhoudelijk geen gevolgen voor (het plangebied van) dit bestemmingsplan. Wel is het begrip ecologische hoofdstructuur (EHS) in de Verordening ruimte vervangen door het begrip Natuur Netwerk Brabant (NNB). In deze toelichting wordt nog consequent gesproken van ecologische hoofdstructuur.

De regels in de Verordening ruimte 2014 zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid, zoals opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening (Svro). De regels van de Verordening ruimte zijn er - in lijn met het beleid van de Svro - op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio's en in het bestaand stedelijk gebied. De begrenzingen van de stedelijke en landelijke regio's zijn vastgelegd op de kaarten behorende bij de Verordening ruimte. In de verordening zijn ook het bestaand stedelijk gebied, de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling en de ecologische hoofdstructuur begrensd.

Op de kaartbeelden van de Verordening ruimte 2014 wordt onderscheid gemaakt in vier structuren en diverse aanduidingen. De vier structuren zijn het bestaand stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur (het Natuur Netwerk Brabant - ehs), de groenblauwe mantel en het gemengd landelijk gebied. De regels voor de vier structuren zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van de verordening en de regels voor de aanduidingen in hoofdstuk 4. De percelen in het plangebied vallen deels in de ecologische hoofdstructuur en deels in de groenblauwe mantel. Daarnaast zijn diverse aanduidingen van toepassing op (delen van) het plangebied. Hierna wordt toegelicht welke regels vanuit de Verordening ruimte 2014 gelden voor het plangebied en hoe die regels zijn vertaald in onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0002.png"

Afbeelding 2: Themakaart Natuur en Landschap (Verordening ruimte 2014)

Ecologische hoofdstructuur

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de ecologische hoofdstructuur onder meer de volgende regels opgenomen.

5.1 Bescherming van de ecologische hoofdstructuur

1. Een bestemmingsplan gelegen in de ecologische hoofdstructuur:

a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;

b. stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken;

c. bepaalt dat zolang de ecologische hoofdstructuur niet is gerealiseerd, de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit zijn toegelaten.

2. Als ecologische waarden en kenmerken als bedoeld in het eerste lid gelden de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.

De begrenzing van de EHS in het plangebied is ongewijzigd ten opzichte van de situatie ten tijde van de vaststelling van het uitwerkingsplan ‘Lage Heide Natuur’. Binnen het plangebied maken verschillende percelen in de nabijheid van de Dommel deel uit van de EHS. Daarnaast is een bosperceel in het oostelijk deel van het plangebied, nabij de Kromstraat, aangemerkt als EHS. In het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' zijn de percelen die binnen de EHS liggen, bestemd als ‘Natuur - 1’, de percelen buiten de EHS zijn bestemd als ‘Natuur - 2’. Het bosperceel aan de oostzijde van het plangebied is in de Verordening ruimte 2014 aangemerkt als ‘ecologische hoofdstructuur’, maar is desondanks in het uitwerkingsplan bestemd als ‘Natuur - 2’.

In het provinciale Natuurbeheerplan (zie ook paragraaf 3.1.2) zijn de natuurdoeltypen voor de EHS aangegeven. De EHS binnen het plangebied is op de ambitiekaart grotendeels aangemerkt als beheertype N00.01 ‘Zoekgebied 4 Beekbegeleidende natuur’. De betreffende gronden zijn op de beheertypekaart aangeduid als ‘nog om te vormen landbouwgrond’. Dit beheertype omvat gronden die in het verleden een andere functie dan natuur hebben gekend en nog niet tot andere beheertypen te rekenen zijn. Een gedeelte van een perceel in het zuidelijk deel van het plangebied is aangeduid als N14.01 ‘Rivier- en beekbegeleidend bos’ en het EHS-perceel nabij de Kromstraat is aangemerkt als beheertype N16.01 ‘Droog bos met productie’.

In voorliggend bestemmingsplan wordt de natuurbestemming van de gronden binnen het plangebied gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Hoewel deze bestemming ook natuurontwikkeling mogelijk maakt, worden de gronden tevens bestemd voor agrarische bodemexploitatie. De beperkingen die het bestemmingsplan ‘Valkenswaard-Zuid’ en het uitwerkingsplan ‘Lage Heide Natuur’ opleggen aan agrarische activiteiten, komen hierdoor te vervallen. In feite wordt met dit nieuwe bestemmingsplan teruggegrepen op de juridisch-planologische gebruiksmogelijkheden die van kracht waren op grond van de bestemmingsplannen die golden vóór inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Valkenswaard-Zuid’. Eén van de redenen hiervoor is dat de noodzaak voor compensatie van natuur in het plangebied niet langer aanwezig is (geen bedrijventerrein en geen Lage Heideweg) en dat in verband hiermee de verwerving van gronden in het Dommeldal is gestaakt. Op grond van artikel 5.1 sub 1 onder c van de Verordening ruimte 2014 mag in een bestemmingsplan worden bepaald dat, zolang de ecologische hoofdstructuur niet is gerealiseerd, de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit zijn toegelaten. Het terugbrengen van een agrarische bestemming is hiermee in overeenstemming.

De percelen die in de ecologische hoofdstructuur liggen en waarop volgens het Natuurbeheerplan de EHS is gerealiseerd (een gedeelte van het perceel in het zuidelijk deel van het plangebied, 'Rivier- en beekbegeleidend bos' en het perceel nabij de Kromstraat, 'Droog bos met productie') zijn in dit bestemmingsplan opnieuw bestemd als 'Natuur', zodat de gerealiseerde EHS is beschermd.

Groenblauwe mantel

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de groenblauwe mantel onder meer de volgende regels opgenomen.

6.1 Bescherming van de groenblauwe mantel

1. Een bestemmingsplan gelegen in de groenblauwe mantel:

a. strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;

b. stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Het grootste deel van het plangebied (alle percelen met uitzondering van de percelen die deel uitmaken van de EHS) ligt in de groenblauwe mantel. De bestemming ‘Agrarisch met waarden’ die is toegekend aan de gronden binnen het plangebied is mede gericht op behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden. Op de gronden binnen het plangebied worden geen nieuwe bouwmogelijkheden geboden en bescherming van de aanwezige waarden vindt plaats via een omgevingsvergunningenstelsel. Daarnaast zijn diverse dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van specifiek in het plangebied voorkomende waarden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de regels die in de Verordening ruimte zijn opgenomen voor de groenblauwe mantel.

Attentiegebied ecologische hoofdstructuur

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de aanduiding ‘attentiegebied ecologische hoofdstructuur’ de volgende regels opgenomen.

12.1 Attentiegebied ecologische hoofdstructuur

1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' wijst een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Attentiegebied ecologische hoofdstructuur' geen bestemmingen aan of stelt geen regels vast die fysieke ingrepen mogelijk maken met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur.

2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels ten aanzien van:

a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

d. het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, bepaalt dat bij het toepassen van de regels, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met d, het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord.

4. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, bepaalt dat de regels, bedoeld in het tweede lid niet van toepassing zijn op werkzaamheden die behoren tot het normale beheer en onderhoud.

Het zuidelijk deel van het plangebied is in de Verordening ruimte aangeduid als attentiegebied ecologische hoofdstructuur. De gronden binnen deze aanduiding zijn in dit bestemmingsplan mede bestemd voor ‘Waarde – Hydrologie’, waarmee in een passende bescherming is voorzien.

Behoud en herstel watersystemen

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de aanduiding 'behoud en herstel watersystemen' de volgende regels opgenomen.

18.1 Behoud en herstel van watersystemen

1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Behoud en herstel van watersystemen' mede tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop.

2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels om te voorkomen dat een gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen aangaande:

a. beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing;

b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;

c. het ophogen van gronden.

3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bepaalt dat bij het toepassen van de regels bedoeld in het tweede lid onder b en c, het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord

In de Verordening ruimte is een strook gronden aan weerszijden van de Dommel aangeduid als behoud en herstel watersystemen. De betreffende gronden zijn in dit bestemmingsplan mede bestemd voor 'Waarde – Hydrologie', waarmee in een passende bescherming is voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0003.jpg"

Afbeelding 3: Themakaart Water (Verordening ruimte 2014)

Regionale waterberging

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de aanduiding ‘regionale waterberging’ de volgende regels opgenomen.

13.1 Regionale waterberging

1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Regionale waterberging' mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid:

a. bepaalt dat bebouwing ten dienste van waterberging tot een hoogte van ten hoogste 2 meter is toegestaan;

b. stelt beperkingen aan het ophogen van gronden en het aanbrengen of wijzigen van kaden, voor zover deze activiteiten niet worden uitgevoerd in het kader van normaal beheer en onderhoud.

3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bepaalt dat bij het toepassen van de regels bedoeld in het tweede lid, onder b, het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord.

4. In afwijking van het tweede lid, onder a, is bebouwing om andere redenen toegestaan mits de toelichting bij het bestemmingsplan een verantwoording bevat over de wijze waarop het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied is verzekerd.

De regionale waterberging aan weerszijden van de Dommel is in de Verordening ruimte globaal begrensd. In het bestemmingsplan 'Valkenswaard - Zuid' (2007) zijn de gronden met de bestemming 'Natuur - uit te werken' mede bestemd voor een waterbergings-/inundatiegebied. In het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' (2011) is het waterbergingsgebied in overleg met Waterschap De Dommel concreet begrensd en bestemd als 'Waterberging'.

In het kader van het projectplan ‘Waterberging Valkenswaard-Zuid’ (Waterschap De Dommel, 12 december 2014, zie ook paragraaf 3.2.1) is op basis van actuele hydrologische berekeningen een definitieve begrenzing van het waterbergingsgebied bepaald. In het projectplan zijn de maatregelen uitgewerkt die in het projectgebied Valkenswaard-Zuid worden getroffen om de gronden geschikt te maken voor gestuurde waterberging. De actuele begrenzing van het waterbergingsgebied wijkt af van de begrenzing van de dubbelbestemming ‘Waterberging’ in het uitwerkingsplan ‘Lage Heide Natuur’. In voorliggend bestemmingsplan zijn de gronden die op basis van actuele hydrologische berekeningen zijn aangewezen als waterbergingsgebied bestemd als ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ en voorzien van een beschermende regeling. Doordat de waterberging inmiddels nog concreter is begrensd en gedetailleerd is uitgewerkt door het waterschap, is de aanduiding ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ kleiner dan de aanduiding ‘regionale waterberging’ die is opgenomen in de Verordening ruimte 2014.

Reservering waterberging

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de aanduiding ‘reservering waterberging’ de volgende regels opgenomen.

14.1 Reservering waterberging

1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Reservering waterberging' mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording over de wijze waarop de geschiktheid van het gebied voor waterberging behouden blijft indien dat bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling.

De aanduiding ‘reservering waterberging’ ligt niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan en heeft daarom geen vertaling op de verbeelding en/of in de planregels gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0004.jpg"

Afbeelding 4: Themakaart Cultuurhistorie (Verordening ruimte 2014)

Cultuurhistorisch vlak

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’ de volgende regels opgenomen.

Artikel 22 Cultuurhistorisch vlak

1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' geldt ter plaatse van de aanduiding 'Cultuurhistorische vlakken' dat een bestemmingsplan:

a. mede is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;

b. regels stelt ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

3. Gedeputeerde Staten stellen een beschrijving vast van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de als cultuurhistorische vlakken aangewezen gebieden als onderdeel van de Cultuurhistorische Waardenkaart.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het cultuurhistorisch vlak ‘Beekdal van de Dommel’ beschreven:

Het Dommeldal is een beekdal met een redelijk gaaf bewaard gebleven percelering, hakhoutbosjes en watermolens. Het cultuurhistorische vlak ‘Beekdal van de Dommel’ maakt deel uit van het cultuurhistorische landschap van het Dommeldal: een samenhangend en relatief gaaf oud zandlandschap met beekdalen, akkercomplexen, landgoederen, woeste gronden en jonge ontginningen.

Het beekdal van de Dommel bestaat uit een afwisseling van graslandpercelen (beemden) en bossen. De beemden (oude hooi- en weilanden) zijn overwegend kleine smalle percelen haaks op de beek. Veel percelen hebben perceelrandbegroeiing in de vorm van elzensingels. De percelering kan deels nog dateren uit de periode 1250-1500, toen grote delen van de beekdalen werden verdeeld. In het beekdal zijn, deels doodlopende, zandpaden aanwezig. Hoewel het gebied nooit is herverkaveld en de Dommel nog over een groot deel van het traject vrij meandert, is de percelering na 1950 deels gewijzigd, waarbij de percelen werden vergroot. Delen van het beekdal zijn thans bedekt met aaneengesloten bos. Voor een deel bestaat dit bos uit (doorgeschoten) hakhout.

De gronden binnen de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’ zijn in dit bestemmingsplan mede bestemd voor ‘Waarde – Cultuurhistorie’, waarmee in een passende bescherming is voorzien.

Aardkundig waardevol

In de Verordening ruimte 2014 zijn voor de aanduiding ‘aardkundig waardevol’ de volgende regels opgenomen.

Artikel 21 Aardkundig waardevol

1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' geldt ter plaatse van de aanduiding 'Aardkundig waardevol' dat een bestemmingsplan:

a. mede is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;

b. regels stelt ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

2. Gedeputeerde Staten beschrijven de aardkundige waarden en kenmerken van de gebieden aangewezen op grond van het eerste lid aan de hand van de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant.

De aardkundige waarden van de gronden hangen nauw samen met de cultuurhistorische waarden van het beekdal van de Dommel. Om die reden is geen afzonderlijke dubbelbestemming opgenomen, maar is in de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' mede voorzien in een beschermende regeling voor de aardkundige waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0005.jpg"

Afbeelding 5: Themakaart Agrarische ontwikkeling (Verordening ruimte 2014)

Beperkingen veehouderij

Conform de Verordening ruimte 2014 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘beperkingen veehouderij’ strikte regels voor de uitbreiding van, de vestiging van en de omschakeling naar veehouderijen. Voorliggend bestemmingsplan staat uitsluitend agrarisch grondgebruik toe en omvat geen agrarische bouwvlakken. Vestiging van of omschakeling naar een veehouderij is daardoor niet mogelijk in het plangebied.

3.1.2 Natuurbeheerplan

Het Natuurbeheerplan beschrijft de provinciale beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie Noord-Brabant. In het Natuurbeheerplan zijn de Natura 2000-gebieden opgenomen en zijn het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voorheen de ecologische hoofdstructuur), de ecologische verbindingszones en de agrarische gebieden met natuurwaarden aangeduid. In het Natuurbeheerplan is bepaald wat de huidige en de gewenste beheerdoelen zijn voor deze gebieden.

Het Natuurbeheerplan omvat twee kaarten: een beheertypenkaart en een ambitiekaart.De beheertypenkaart geeft de bestaande, beheerwaardige (agrarische) natuur en landschap weer. Hiermee wordt de instandhouding van de op die kaart aangegeven beheertypen gestimuleerd. Voor een deel van de natuurgebieden en agrarische gebieden met natuurwaarden bestaat een ambitie om het huidige gebruik of beheer te veranderen. Die 'opplusmogelijkheid' is vastgelegd op de ambitiekaart. Het verschil tussen beheertypenkaart en ambitiekaart laat zien waar een verbetering van de natuurkwaliteit mogelijk en wenselijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0006.png"

Afbeelding 6: Natuurbeheertypen in het plangebied (Natuurbeheerplan)

De gronden in het plangebied die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur zijn op de beheertypenkaart grotendeels aangeduid als nog om te vormen landbouwgrond en op de ambitiekaart als beheertype N00.01 ‘Zoekgebied 4 Beekbegeleidende natuur’. De betreffende gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch met waarden', waardoor zowel agrarisch grondgebruik als natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer mogelijk zijn. De gronden die in het Natuurbeheerplan zijn aangemerkt als bestaande natuur zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Natuur', aangezien de ecologische hoofdstructuur hier is gerealiseerd. Het betreft het beboste perceel nabij de Kromstraat (beheertype N16.01 ‘Droog bos met productie’) en een deel van het perceel D4739 in het zuidelijk deel van het plangebied (beheertype N14.01 ‘Rivier- en beekbegeleidend bos’). Daarnaast zijn twee andere percelen, die deel uitmaken van het zoekgebied voor beekbegeleidende natuur, op verzoek van de eigenaren bestemd als 'Natuur'.

3.2 Beleid Waterschap De Dommel

3.2.1 Projectplan Waterberging Valkenswaard-Zuid

In het projectplan Waterberging Valkenswaard-Zuid (12 december 2014) heeft Waterschap De Dommel de maatregelen beschreven die worden getroffen om de waterberging Valkenswaard-Zuid te realiseren. Het projectplan is op 6 januari 2015 vastgesteld door het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel en op 9 maart 2015 goedgekeurd door het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan met betrekking tot beroepen die waren ingesteld tegen de goedkeuring van het projectbesluit en tegen de omgevingsvergunning die op 23 december 2014 door het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard is verleend voor het bouwen van onder meer drie regelwerken ten behoeve van het project Waterberging Valkenswaard-Zuid. De Afdeling heeft alle beroepen ongegrond verklaard, waarmee het projectplan onherroepelijk is geworden.

Realisering van het waterbergingsgebied Valkenswaard-Zuid heeft tot doel om in het geval van een hoogwatersituatie water gestuurd te bergen in het Dommeldal en de piekafvoer te reduceren, zodat stroomafwaarts gelegen gebieden (waaronder het bebouwd gebied van Eindhoven) gevrijwaard blijven van overstromingen. Omdat in het huidige watersysteem onvoldoende afvoercapaciteit aanwezig is, overstroomt het gebied in periodes met langdurige en intensieve regenval in de winterperiode al van nature: de Dommel treedt gemiddeld eens per jaar buiten haar oevers. Het beekdal van de Dommel in Valkenswaard-Zuid is, gezien de brede dalbodem en de snel oplopende flanken, geschikt om te worden ingezet als gestuurde waterberging. Door de komachtige vorm van het gebied kan een relatief groot volume aan water worden geborgen, terwijl het extra overstroomd oppervlak beperkt blijft.

Door het aanleggen van een gestuurd waterbergingsgebied wordt de piekafvoer gereduceerd: de afvoer van water wordt beperkt en het overschot aan water wordt opgevangen in het gebied Valkenswaard-Zuid. Naar verwachting zal de gestuurde waterberging vanaf eens in de 25 jaar moeten worden ingezet, om de schade als gevolg van hoogwatergebeurtenissen tot een kans van eens in de 100 jaar te voorkomen. Door de aanwezige hoogteverschillen kan het gebied met weinig ingrepen geschikt worden gemaakt voor een efficiëntere en meer gecontroleerde waterberging. De waterhuishoudkundige maatregelen bestaan uit het realiseren van regelwerken in de Dommel en de zijwatergangen DL29 (westzijde Dommel) en DL32 (oostzijde Dommel) en uit de aanleg van een kade en de ophoging van een aantal percelen. Door inzet van de regelwerken kan de waterafvoer uit het gebied worden beperkt, waarna het gebied achter de kade zich zal vullen met extra water (bovenop het watervolume dat hier van nature al wordt geborgen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0007.jpg"

Afbeelding 7: Kade in waterbergingsgebied (rode lijn, W.1.A) (Projectplan waterberging Valkenswaard-Zuid)

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0008.jpg"

Afbeelding 8: Grondwal rond perceel D4749 (rode lijn, EL.1.) (Projectplan waterberging Valkenswaard-Zuid)

In het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' zijn de waterberging (dubbelbestemming 'Waterberging') en de aan te leggen kade (dubbelbestemming 'Waterkering') begrensd en juridisch-planologisch geregeld. In het definitieve projectplan is de kade zowel aan de west- als aan de oostzijde verlengd en is de contour van het waterbergingsgebied, op basis van nieuwe hydrologische berekeningen, aangepast ten opzichte van de situatie in 2011 (ten tijde van de vaststelling van het uitwerkingsplan). Daarnaast is voorgesteld om ook rond het perceel D4749 een waterkerende voorziening in de vorm van een grondwal aan te leggen, zodat de kapitaalintensieve teelt op dit perceel wordt beschermd tegen overstromingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0009.jpg"

Afbeelding 9: Contour waterbergingsgebied oostzijde Dommel bij maximale inzet gestuurde waterberging (rode lijn)

In voorliggend bestemmingsplan zijn het waterbergingsgebied en de kade in het noordelijk deel van Valkenswaard-Zuid begrensd conform het definitieve projectplan en de actuele hydrologische berekeningen. Hiertoe zijn de dubbelbestemmingen 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' en 'Waterstaat – Waterkering' opgenomen. De waterkering rond het perceel D4749 is niet als zodanig bestemd, aangezien er (nog) geen overeenstemming is tussen het waterschap en de eigenaar van de betrokken gronden.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Valkenswaard

Algemeen

De gemeenteraad van Valkenswaard heeft op 2 juli 2012 de Structuurvisie Valkenswaard, deel A nieuwe stijl vastgesteld. Dit deel van de structuurvisie dient als ruimtelijk toetsingskader en als visie op hoofdlijnen gericht op de lange termijn. Deel A van de structuurvisie biedt tevens het casco voor concrete projecten en plannen. Het is dus een toetsingskader, maar tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het ruimtelijk-functioneel programma van deel A is (financieel) uitgewerkt in deel B van de structuurvisie: de uitvoeringsparagraaf. Dit deel van de structuurvisie is op 28 november 2013 vastgesteld.

In deel A is de toekomstvisie opgesteld. Hiermee wordt richting gegeven aan de toekomst van Valkenswaard naar 2030. De wijze hoe daar ruimtelijk invulling aan wordt gegeven is in verschillende thema's beschreven. De thema's zijn: bestuur, wonen, werken, vrije tijd en welzijn. Deze thema's kunnen niet los van elkaar worden gezien. Immers, de ruimte is schaars en het is van belang rekening te houden met de verschillen tussen de verschillende gebieden. daarom is ook voor het stedelijk gebied, de uitbreidingen en voor het buitengebied aangegeven wat de ambities zijn.

Het plangebied ligt in het buitengebied. Het Dommeldal is aangemerkt als 'natuur en bosgebied' met de ambitie 'versterken groenstructuur'. Het Dommeldal tussen de kernen Dommelen en Valkenswaard is een aandachtsgebied voor recreatie en natuur en is aangewezen als te realiseren waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0010.jpg"

Afbeelding 10: Samengestelde kaart Structuurvisie Valkenswaard

In de Structuurvisie is voor het plangebied en de directe omgeving van het plangebied het volgende concrete beleid geformuleerd.

Ontwikkeling Lage Heide

Het gebied Lage Heide ligt ten zuiden van Dommelen en vormt een belangrijke uitbreidingsmogelijkheid voor woningbouw. In het gebied is een integrale ontwikkeling van natuur, waterberging, woningbouw en mogelijk op termijn een bedrijventerrein voorzien. Zo wordt het plangebied getransformeerd tot een woongebied met een dorps karakter en een nieuw natuurgebied met recreatiemogelijkheden. In het woongebied zullen ongeveer 330 woningen worden ontwikkeld. De wijk krijgt een dorps en groen karakter, waardoor de natuur als het ware door de wijk stroomt en een verbinding vormt tussen het Dommeldal en het ten westen gelegen Keersopdal. Om de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk mogelijk te maken, is in 2011 het bestemmingsplan 'Lage Heide Wonen' vastgesteld.

Een nieuw natuurgebied met recreatiemogelijkheden en waterberging

Uitgangspunt is de herinrichting van het Dommelbeekdal en behoud van de waterbergingsfunctie. Daarnaast staat het versterken van de natuurfunctie en de ecologische kwaliteit centraal, waarbij tevens ruimte wordt geboden aan voldoende extensieve recreatiemogelijkheden. Als onderdeel van het natuurgebied wordt een landgoed ontwikkeld, dat ruimte biedt aan vijf riante woonkavels.

Versterken van natuur- en recreatieve waarde in Dommeldal

Voor het Dommeldal geldt dat in het gebied tussen de kernen Dommelen en Valkenswaard, globaal tussen de gemeentegrens met Waalre en de Luikerweg, tegelijkertijd de natuurwaarden worden verhoogd en het gebied beter toegankelijk wordt gemaakt voor recreatief medegebruik en als stedelijk uitloopgebied. Een noord-zuidgerichte fiets- en wandelroute is gewenst. De herinrichting van het gebied kan tevens worden aangewend om te voldoen aan de wensen op het gebied van waterberging. Hierbij staat de beek centraal en de kleinschaligheid van het landschap. De verrommeling moet worden aangepakt. Dit kan onder andere door geen nieuwe ‘ontwikkelingen’ te faciliteren en door percelen met hagen te omgeven en de weilandjes met houtwallen of bomenrijen.

Hoofdstuk 4 Bestaande situatie

4.1 Bestaande ruimtelijke kwaliteit

Het Dommeldal ten zuidwesten van Valkenswaard bestaat uit een mix van agrarische en beboste percelen met verschillende landschapselementen, aan weerszijden van de meanderende Dommel. Het bijzondere van het gebied is dat het onderdeel uitmaakt van het buitengebied, terwijl het bijna rechtstreeks grenst aan het centrum van Valkenswaard en het hart van Dommelen. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant zijn de karakteristieken van het Dommeldal - dat is aangemerkt als waardevol cultuurhistorisch landschap - als volgt beschreven:

Het landschap Dommeldal bestaat uit een zwak golvend dekzandlandschap dat doorsneden wordt door een aantal beken. Van oost naar west liggen de beekdalen van de Kleine Dommel, de Rul, de Groote Aa, de Tongelreep, de Dommel en de Keersop. Tussen de beekdalen liggen de wat hoger gelegen dekzandruggen of - plateaus, waar zich vroeger uitgestrekte heidevelden, vennen en kleine hoogveentjes bevonden. De dorpen hebben zich in de loop van de dertiende en veertiende eeuw verplaatst naar de randen van de beekdalen en de hogere gronden. Hier ontstonden de grote akkercomplexen. In plaatsen als Dommelen, Heeze en Valkenswaard bleef de kerk achter op de oorspronkelijke plek van het dorp.

Akkers, beemden en heide: De akkers werden bemest met een mengsel van stalmest, bosstrooisel en heideplaggen. Dit betekende dat er een delicaat evenwicht was tussen de hoeveelheid bouwland, de hoeveelheid grasland (weiland en hooiland) en het areaal heide. Een extra moeilijkheid voor de boeren was het geringe areaal grasland: de beekdalen waren klein. Waar mogelijk werden de beekdalen ontgonnen. Aanvankelijk waren de gronden langs de beek gemeenschappelijk bezit, maar al in de middeleeuwen zijn veel beekdalen verdeeld en in percelen - beemden - opgedeeld. De boeren legden sloten als perceelscheiding aan om het water af te voeren en langs de slootkanten groeiden elzensingels. Door de kleine strookvormige percelen en de vele elzensingels waren de beekdalen heel kleinschalig en besloten. Op de natste plekken werden percelen hakhout aangelegd. De heide werd extensief gebruikt, maar was wel belangrijk in het landbouwsysteem. De heidevelden waren ontstaan door langzame degradatie van het oorspronkelijke bos. In de late middeleeuwen was dit bos vrijwel overal verdwenen en vervangen door heidevelden en stuifzanden. Dergelijke verstuivingen konden de akkers bedreigen.

In het plangebied is sprake van een beemdenlandschap. Rond de beemden zijn van oudsher landschapselementen zoals houtwallen, singels en heggen aanwezig, die van oorsprong dienst deden als veekering en voor hakhout. Het beekdal wordt doorsneden door de Dommel en diverse kleinere waterlopen en kavelsloten die water afvoeren richting de beek.

Hoewel in de loop der jaren een deel van de kleinschaligheid verloren is gegaan, zijn restanten van het oorspronkelijke kleinschalige beemdenlandschap nog herkenbaar. Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een afwisselend landschap met beplanting, weilanden en akkers. Landschappelijk gezien is sprake van een driedeling: de Dommelzone (met aan weerszijden van de beek de natte, laaggelegen gronden), die overgaat in geleidelijk oplopende agrarische gronden met bebouwing aan de randen. Karakteristiek voor het stroomgebied van de Dommel is een licht glooiend landschap. De kenmerkende elementen die in de huidige situatie nog aanwezig zijn, zijn deels restanten van het oorspronkelijke landschap en zijn deels in het landschap teruggebracht door de eigenaren en gebruikers van de gronden. Voorbeelden van waardevolle cultuurhistorische en landschappelijke elementen in het plangebied zijn de onregelmatige verkaveling, de beplanting die rond een aantal percelen aanwezig is en enkele solitaire bomen. De van oudsher kenmerkende indeling, met weides en hooilanden rond de beek en akkers en bouwlanden op de hoger gelegen gronden is deels verdwenen. In de huidige situatie is - mede door de samenvoeging van de oorspronkelijke kleine percelen tot grotere percelen - ook op gronden die op kortere afstand van de Dommel liggen, sprake van akkerbouw of plantenteelt.

In het gebied liggen enkele paden die de agrarische percelen in het gebied bereikbaar maken. In het kader van de beoogde ontwikkeling van het gebied is in de afgelopen periode een fietspad aangelegd, dat de nieuwe woonwijk Lage Heide in het westen verbindt met de Kromstraat in het oosten en de Dommel kruist via een fietsbrug.

4.2 Bestaande functionele kwaliteit

Het gebied kent een mix van functies en landschapskenmerken. Landbouw is als grootste gebruiker van de gronden de hoofdfunctie, maar voor extensieve vormen van recreatie (wandelen/fietsen) is het ook een geliefd gebied. Een deel van het plangebied is onderdeel van het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de ecologische hoofdstructuur). De functies zijn ingepast in het landschap en leveren een bijdrage aan het behouden van de landschappelijke karakteristiek.

De gronden in het plangebied hebben hoofdzakelijk een agrarische functie. De percelen zijn deels in gebruik als grasland/weidegrond en deels als akker of voor de teelt van planten. In het gebied komen fruitbomen voor, er wordt op een aantal percelen hulst (ilex) geteeld en andere percelen zijn in gebruik voor de teelt van onder andere maïs, asperges en aardappelen. Het plangebied heeft, naast agrarisch gebruik, deels ook een groene/natuurlijke inrichting. Binnen het plangebied liggen enkele bospercelen en op diverse perceelsgrenzen staan bomensingels of houtwallen. Door het gebied lopen verschillende paden en een fietspad. De Dommel ligt buiten de grenzen van het plangebied.

4.3 Historische kwaliteit

4.3.1 Archeologie

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode reeds een gebruikelijke praktijk.

Door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is voor de gehele gemeente Valkenswaard een Archeologische verwachtingenkaart opgesteld. In het plangebied gelden diverse archeologische verwachtingen, te weten categorie 3, 4 en 5. Voor de gebieden met waarde is om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen een bestemming 'Waarde - Archeologie' passend bij de aanwezige waarden opgenomen. Onderstaand zijn per categorie de uitgangspunten van de bestemming 'Waarde Archeologie' opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPlageheideoost-VA02_0011.jpg"

Afbeelding 11: Uitsnede archeologische beleidskaart

  • 1. Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern. Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m² en dieper gaan dan 0,3 m–mv.
  • 2. Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,3 m of 0,5 m bij esdek onder maaiveld. Binnen agrarische bestemmingen geldt altijd een ondergrens van 0,5 meter. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 1000 m2.
  • 3. Categorie 5: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 2500 m² en dieper gaan dan 0,3 m of 0,5 m bij esdek onder maaiveld. Binnen agrarische bestemmingen geldt altijd een ondergrens van 0,5 meter. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 5000 m2.

Ter bescherming van de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden zijn in dit bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Deze dubbbelbestemmingen bevatten een omgevingsvergunningenstelsel: diverse werkzaamheden (zoals het uitvoeren van grondwerkzaamheden of het graven van watergangen) mogen niet worden verricht zonder een omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning kan worden verleend als uit archeologisch onderzoek - of op basis van andere informatie - is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of dat verstoring van deze waarden kan worden voorkomen. Hiertoe kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden, in de vorm van een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding. In de planregels is bepaald dat voor werkzaamheden die het gewone onderhoud en beheer betreffen en voor 'normaal agrarisch gebruik' geen omgevingsvergunning nodig is. In artikel 1 van de planregels is een begrip voor 'normaal agrarisch gebruik' opgenomen.

4.3.2 Cultuurhistorie

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1 is het Dommeldal door de provincie Noord-Brabant beschreven in de cultuurhistorische waardenkaart. Ook op de gemeentelijke Erfgoedkaart zijn voor het plangebied diverse aanduidingen opgenomen. Het volledige beekdal van de Dommel is aangemerkt als waardevol cultuurhistorisch vlak. Het Dommeldal is een karakteristiek voorbeeld van een beekdal met beemdgronden (oude hooi- en weilanden) en restanten van kleinschalige percelering, met lange, smalle percelen haaks op de beek. Veel perceelsscheidingen worden nog gemarkeerd door greppels en (restanten van) houtwallen. Plaatselijk zijn nog historische zandpaden aanwezig. De percelering kan deels nog dateren uit de Late Middeleeuwen (1250-1500), toen grote delen van de beekdalen werden ontgonnen. Het gebied kent een samenhang met de boven- en benedenstroomse delen van het Dommeldal en met de oude dorpskern van Dommelen.

De Malpie, waar het Dommeldal deel van uitmaakt, is op de Erfgoedkaart aangemerkt als aardkundig waardevol gebied: een gebied met een kleinschalig afwisselend landschap met natuurlijke overgangen tussen gave voorbeelden van duinen, vennen en beekdal.

In het plangebied bevindt zich een monumentale zomereik (plantjaar 1870-1880). De Dommelsche Watermolen (een rijksmonument) bevindt zich buiten het plangebied.

In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen om de cultuurhistorische waarden in het plangebied te beschermen. Zowel de bestemming 'Agrarisch met waarden' als de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is (mede) gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden. De monumentale zomereik is aangeduid als 'monumentale boom'.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inrichtingsvisie Dommeldal

Met het oog op de integrale ontwikkeling van Valkenswaard-Zuid is in het kader van het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' (2007) en het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' (2011) een inrichtingsvisie op het Dommeldal ontwikkeld. In de inrichtingsvisie, waarin ook rekening is gehouden met de realisering van een gestuurd waterbergingsgebied, is het totale Dommeldal in drie zones verdeeld: twee extensieve (landbouw)zones aan de oost- en westzijde van het dal en een natuurzone rond de Dommel.

Ook in het Landschapsontwikkelingsplan Valkenswaard 2011-2020 (LOP) is de uitvoering van de plannen voor Valkenswaard-Zuid beschreven. In het gebied Valkenswaard-Zuidwest is de opgave om de landschappelijke samenhang en het contrast van de verschillende landschapstypen (de beekdalen van de Keersop en de Dommel en de tussenliggende hoge gronden) te versterken. Het streefbeeld voor het Dommeldal is het ontwikkelen van een natuurgebied met moeras en bloemrijke graslanden rond de beek, houtwallen haaks op de beek, afgewisseld met (broek)bossen. Op de visiekaart van het LOP is het plangebied aangeduid als 'kleinschalige afwisseling van natuurlijk grasland, perceelsbeplanting en bosjes'.

De belangrijkste onderdelen van de inrichtingsvisie voor het Dommeldal zijn als volgt samen te vatten:

  • Het westelijk gedeelte van het Dommeldal, waar - door middel van ontwikkeling van een nieuw landgoed - op projectmatige wijze nieuwe natuur ontwikkeld wordt, nabij een nieuwe cluster van 5 landgoedwoningen.
  • Het (kern)gedeelte van de centrale ‘natuurzone’ direct naast de Dommel, dat tot de ecologische hoofdstructuur behoort, waar uitgegaan wordt van natuurbehoud, -herstel en –ontwikkeling.
  • Het oostelijk gedeelte van het Dommeldal waar natuurontwikkeling plaats kan vinden alsmede herstel/verbetering van het oorspronkelijke landschap door gemeente, natuurterreinbeheerders (op basis van bestaand eigendom en verwerving op vrijwillige basis) en/of door particulier natuurbeheer.
  • De realisering van een gecontroleerde waterbergingsfunctie voor een groot deel van het Dommeldal, in combinatie met voornoemde natuur-, landschaps- en landgoedontwikkeling.

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan, dat een deel van de centrale natuurzone en een deel van de oostelijke landbouwzone omvat, is in de inrichtingsvisie ingezet op de ontwikkeling van natuur, in combinatie met behoud en herstel van het kleinschalige landschap. Natuur- en landschapsontwikkeling vindt op basis van de inrichtingsvisie primair plaats door de gemeente, op basis van bestaand eigendom en te verwerven percelen, mede als (destijds geldende) compensatieverplichting voor het geprojecteerde bedrijventerrein en de realisering van de Lage Heideweg. In het inrichtingsplan is voor de gronden binnen het plangebied uitgegaan van de aanleg van bloemrijk grasland, bosjes en struweel en het behoud en de realisatie van lanen, bomenrijen, houtwallen en hagen langs de perceelsranden.

In het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' is de inrichtingsvisie vertaald in concrete bestemmingen, waarbij onderscheid is gemaakt in gebieden die onderdeel uitmaken van de EHS (bestemming 'Natuur - 1') en gronden die buiten de EHS liggen (Bestemming 'Natuur - 2'). Binnen de bestemming 'Natuur - 1’ is geen enkele vorm van agrarisch gebruik toegestaan, anders dan extensieve beweiding als onderdeel van (agrarisch) natuurbeheer. Binnen de bestemming 'Natuur - 2' is extensief agrarisch medegebruik toegestaan. Hieronder wordt verstaan: 'een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van graanproducten, met uitzondering van maïs, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden'. Deze bestemmingen zijn een uitwerking van de bestemming 'Natuur - uit te werken' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid'. Ingevolge die bestemming was op de gronden al uitsluitend 'extensief agrarisch medegebruik' toegestaan.

Door het toekennen van de bestemming 'Natuur - Uit te werken', en later de bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Natuur - 2', is het bestaande (reguliere) agrarische gebruik van de gronden in het Dommeldal onder het overgangsrecht gebracht.

5.2 Nieuwe planregeling

De natuurbestemming is op het merendeel van de percelen in het plangebied niet gerealiseerd. De gronden in het plangebied zijn op dit moment veelal in agrarisch gebruik. Omdat het geprojecteerde bedrijventerrein aan de westzijde van de Dommel niet (op korte termijn) zal worden gerealiseerd en ook de Lage Heideweg niet zal worden aangelegd zoals eerder voorzien, is de noodzaak voor natuurcompensatie vanwege deze projecten vervallen. Actieve aankoop van de gronden in het plangebied door de gemeente, gericht op de aanleg van natuur, is daarom niet meer aan de orde. Gelet hierop zal in de komende jaren geen grootschalige projectmatige natuurontwikkeling plaatsvinden. Natuurontwikkeling blijft mogelijk (en wenselijk), maar zal uitsluitend plaatsvinden op percelen die al in gemeentelijk eigendom zijn of op particulier initiatief. Het stimuleringskader groene en blauwe diensten kan particulieren hierin - ook financieel - ondersteunen.

De huidige planregeling - die met name is gericht op natuurontwikkeling en regulier agrarisch gebruik uitsluit - moet in dit licht als te beperkend worden beschouwd. Daarom is besloten om de natuurbestemmingen aan te passen in een bestemming die zowel regulier agrarisch grondgebruik (in de vorm van beweiding, akkerbouw of fruit-, boom- of plantenteelt) als natuurontwikkeling mogelijk maakt. Voor twee percelen waarop natuur is gerealiseerd, en die in het provinciale Natuurbeheerplan als bestaande natuur zijn aangeduid, is de bestemming 'Natuur' gehandhaafd. Ook voor twee andere percelen is, naar aanleiding van een verzoek van de eigenaren, opnieuw de bestemming 'Natuur' opgenomen.

5.3 Fysieke milieuwaarden

Voorliggend bestemmingsplan maakt binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar is opgesteld om het huidige agrarische gebruik van de gronden in het plangebied van een passende juridisch-planologische regeling te voorzien. Daarnaast blijft de ontwikkeling van natuur mogelijk. Er is geen sprake van een functiewijziging van de gronden of van een stedelijke ontwikkeling die gepaard gaat met een toename van bebouwing.

Een uitgebreide toetsing aan milieuaspecten is niet noodzakelijk. De aspecten bodem, geluid, luchtkwaliteit, bedrijfshinder, externe veiligheid en kabels en leidingen zijn niet relevant. Hierna wordt daarom uitsluitend aandacht besteed aan de aspecten water (in verband met de inrichting van het plangebied als waterbergingsgebied) en flora en fauna (in verband met de ligging nabij de Dommel, die deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux').

5.3.1 Water

Algemeen

Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden door hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.

Regelgeving

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt. Het watertoetsproces is geborgd via de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

De Watertoets

Een belangrijk onderdeel van het rijksbeleid is de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, inpassingsplannen en omgevingsvergunningen voor afwijking van het bestemmingsplan. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. In het ruimtelijk plan wordt in de waterparagraaf aangegeven hoe is omgegaan met dit wateradvies.

Wateropgave in het plangebied

Waterberging en waterkering in vigerend bestemmingsplan

Waterschap De Dommel heeft het Dommeldal tussen de Dommelsche Watermolen en de N69 aangewezen als waterbergingsgebied. In het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' is, in overleg met het waterschap, de benodigde oppervlakte voor de waterberging bepaald en zijn de benodigde maatregelen, waaronder de aanleg van een waterkering en het graven van een extra sloot, in beeld gebracht. Op basis van een inundatie die 1x per 100 jaar plaats kan vinden, is bepaald hoe groot het fysieke ruimtebeslag van de gestuurde waterberging is. Het concreet begrensde waterbergingsgebied is vervolgens in het uitwerkingsplan bestemd als 'Waterberging'. De gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water. Op de gronden gelden een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden, dat tot doel heeft om vermindering van het waterbergend vermogen van de gronden te voorkomen.

De nieuw aan te leggen waterkering in het noordelijk deel van het plangebied van het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' is bestemd als 'Waterkering'. De gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor voorzieningen voor de directe en indirecte kering van water en voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering. De dubbelbestemming omvat een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden.

Projectplan waterberging en nieuwe planregeling

In paragraaf 3.2.1 is aandacht besteed aan het projectplan voor de waterberging in het gebied Valkenswaard-Zuid. In het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' is - op basis van de destijds beschikbare gegevens - het waterbergingsgebied concreet begrensd: aan de gronden die naar verwachting eens in de 100 jaar (T=100) inunderen, is in dat uitwerkingsplan de dubbelbestemming 'Waterberging' gegeven. Deze dubbelbestemming omvat vrijwel het volledige gebied aan de westzijde van de Dommel alsmede delen van het Dommeldal aan de oostzijde van de beek.

In het kader van het actuele projectplan is de maximale contour voor de waterberging opnieuw berekend, in een situatie waarbij de afvoer van de Dommel door de drie regelwerken (in de Dommel en de watergangen DL29 en DL32) wordt geknepen tot maximaal 23,66 m+NAP. Deze gestuurde waterberging is noodzakelijk in situaties die eens in de 100 jaar (T=100) voorkomen, en kan worden ingezet bij situaties vanaf eens in de 25 jaar (T=25). Het beekwater dat niet door de drie regelwerken wordt afgevoerd, blijft in deze situatie achter in het waterbergingsgebied. De maximale contour in deze situatie is in voorliggend bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'. De waterkering die in verband hiermee wordt aangelegd is - voor zover deze binnen het plangebied van dit bestemmingsplan valt - bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'.

5.3.2 Flora en fauna

Regelgeving

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de ecologische hoofdstructuur) die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en de Verordening ruimte.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met het Nationaal Natuurnetwerk, echter op Europees niveau.

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Nationaal Natuurnetwerk

Het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen de ecologische hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

Flora en fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlagen 1 soorten van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijnt (tezamen tabel 3) en met vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door het ministerie goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Gebiedsbescherming (Natura 2000)

De Dommel en delen van het Dommeldal maken deel uit van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Ter hoogte van het plangebied ligt de begrenzing van het Natura 2000-gebied op de oever van de Dommel: alleen de rivier zelf maakt hier deel uit van het Natura 2000-gebied, de (agrarische) percelen ten oosten en westen van de Dommel liggen buiten de begrenzing.

In het kader van het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' – en daarvóór ook in het kader van het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid' - is onderzoek gedaan naar de mogelijke gevolgen van de planontwikkeling voor het Natura 2000-gebied. Uit onderzoek in 2006 (habitatvoortoets, Bureau Mertens) is gebleken dat, als enkele mitigerende maatregelen werden getroffen, geen effecten werden voorzien op het Natura 2000-gebied vanwege de ontwikkelingen zoals voorzien in het bestemmingsplan 'Valkenswaard-Zuid'. In 2010 is - in het kader van het uitwerkingsplan 'Lage Heide Natuur' - de voortoets uit 2006 geëvalueerd en is een nieuwe voortoets uitgevoerd (Croonen Adviseurs). Opnieuw is gebleken dat de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen geen negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux', indien een aantal mitigerende maatregelen wordt getroffen. Onderdeel van deze mitigerende maatregelen zijn een zorgvuldige aanleg van het nieuwe fietspad door het Dommeldal (inmiddels gerealiseerd) en maatregelen in verband met de toegankelijkheid van het gebied:

  • De fietsbrug over de Dommel is zo ruim aangelegd dat de oevers niet worden aangetast en er voldoende droge verbinding is ter ontsnippering van het (potentiële) leefgebied van de kamsalamander (nader te bepalen c.q. uit te werken in overleg met Waterschap De Dommel).
  • Bestaande sloten onder het fietspad zijn gehandhaafd, met ruimte voor zowel een droge als natte onderdoorgang, ter ontsnippering van het leefgebied van de kamsalamander en ter voorkoming van verkeersslachtoffers.
  • Wandelen alleen toestaan op de paden.
  • Afsluiting van de geplande amfibieënpoelen door afrastering ter voorkoming van betreding van essentieel kamsalamanderleefgebied.
  • Beplanting van delen van de oevers van de Dommel met bufferend struweel ter voorkoming van betreding.

Ook in het kader van de realisering van het waterbergingsgebied is onderzoek verricht naar de mogelijke gevolgen voor het Natura 2000-gebied (scan/voortoets natuurwaarden, Grontmij, 2011 en Actualisatie scan natuurwaarden, Royal HaskoningDHV, 2014). Getoetst is of de inzet van het gebied voor waterberging effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Gebleken is dat de aanleg en inzet van de gestuurde waterberging geen negatieve effecten heeft op deze doelen.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet voor de gronden aan de oostzijde van de Dommel in de mogelijkheid om het huidige agrarische gebruik te bestendigen en biedt daarnaast – overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan – de mogelijkheid voor natuurontwikkeling. Omdat de gronden buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied liggen, is van fysieke aantasting van het Natura 2000-gebied geen sprake. Aangezien het nieuwe bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen (anders dan natuurontwikkeling) mogelijk maakt, maar het bestaande gebruik van de gronden voorziet van een passende juridisch-planologische regeling, is geen sprake van negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming (Flora- en faunawet)

Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, maar slechts het huidige gebruik in het plangebied passend bestemd, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek.

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten

6.1 Handhaving

Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. De begrippen toezicht en handhaving definiëren wij als "elke handeling van de gemeente die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding daarvan te beëindigen".

Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Artikel 7.1 Wro bepaalt dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Wro. Uitvoering van de bestuursrechtelijke handhaving geschiedt conform de gemeentelijke handhavingsstrategie, die opgenomen is in het handhavingsbeleidsplan.

Daarnaast vallen overtredingen van het bestemmingsplan onder de Wet op de economische delicten. Het betreft hier de activiteiten die in de planregels worden genoemd onder gebruiksverbod en bouwverbod. Deze strafrechtelijke handhaving is in het leven geroepen om ernstige onomkeerbare gevolgen, zoals het afbreken van monumentale panden, te voorkomen.

Als een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld en op termijn een ander ruimtelijk rechtsregiem gaat gelden, dient de gemeente op een bepaald ijkmoment inzicht te hebben, wat er feitelijk aan bouwwerken in een gebied aanwezig is, hoe deze en de onbebouwde omgeving worden gebruikt. Dit wordt bij het opstellen van het bestemmingsplan geïnventariseerd.

Reeds bij de totstandkoming van een bestemmingsplan dient terdege aandacht te worden besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Om een goed handhavingsbeleid mogelijk te maken moeten doelstellingen duidelijk aangegeven worden. Op basis van een risico-analyse en aandachtspunten worden prioriteiten gesteld en wordt de handhavingsorganisatie zodanig ingericht dat gestelde doelen bereikt kunnen worden.

Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Met het oog hierop heeft de wet in de bestemmingsplanprocedure in ieder geval een aantal verplichte inspraakmomenten ingebouwd.

2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Uiteraard kan niet een ieder zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

3. Inzichtelijke en realistische regeling. Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dit houdt in: helder van opzet, niet onnodig beperkend of inflexibel en goed controleerbaar. De regels behoren dan ook niet meer dan noodzakelijk is te regelen.

4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De rechtssituatie gaat specifiek een rol spelen als in het kader van toezicht en handhaving teruggegrepen moet worden op het overgangsrecht, zoals dat in het geldend bestemmingsplan is beschreven. Op grond van het overgangsrecht is met objectieve feiten vast te stellen hoe de rechtssituatie is en of er bouw- en of gebruiksregels worden overtreden.

Door een inzichtelijk plan te maken is zoveel mogelijk evenwicht gezocht tussen de zeer diverse waarden die beschermd moeten worden, de verschillende ontwikkelingen die mogelijk zouden moeten zijn, de voorwaarden die daarbij dan gesteld moeten worden, en de afstemming met de beleidslijnen van bijvoorbeeld waterschap, provincie, etc..

Handhaving van gebruiks- en aanlegregels wordt algemeen als knelpunt ervaren. Teneinde de handhaafbaarheid te bevorderen worden de aanwezige kwaliteiten zo specifiek mogelijk op de verbeelding weergegeven.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van karakter, waarbij de bestaande, feitelijke situatie is vastgelegd, met uitzondering van illegale situaties die vanuit ruimtelijk oogpunt niet gewenst zijn. Naast het vastleggen van de bestaande situatie (agrarisch gebruik) maakt dit bestemmingsplan, net als het vigerende bestemmingsplan, natuurontwikkeling mogelijk. De aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteit zal behouden blijven.

De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan of een wijziging van een bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk. Op basis van het bovenstaande is er voor bestemmingsplan 'Lage Heide, oost' geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 7 Juridische regeling

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

7.2 Artikelsgewijze toelichting

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

7.2.1 Inleidende regels

Begrippen
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Dit bestemmingsplan kent onder andere begrippen voor agrarische activiteiten (die mogelijk zijn in de bestemming 'Agrarisch met waarden') en voor diverse waarden, waaronder aardkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden. Voor deze begrippen is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Wijze van meten

In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.

7.2.2 Bestemmingen

De regels in verband met de (dubbel)bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal (dubbel)bestemmingen zijn daarbij specifieke gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Artikel 3 Agrarisch met waarden
De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor agrarisch gebruik in de vorm van agrarische bodemexploitatie en voor agrarisch natuurbeheer. Bij dit gebruik behorende inrichtingselementen, zoals groenvoorzieningen en landschapselementen, bos, onverharde paden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn ook toegestaan, net als hobbymatig agrarisch gebruik en extensieve dagrecreatie (bijvoorbeeld wandelen, fietsen en paardrijden). Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeersroute' of binnen een afstand van 15 meter aan weerszijden van deze aanduiding is een (al dan niet verhard) fiets- en voetpad toegestaan.

Op de gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Permanente teeltondersteunende voorzieningen niet ook niet toegelaten. Voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen geldt een maximale bouwhoogte van 2,5 meter, met dien verstande dat hagelnetten maximaal 4,5 meter hoog mogen zijn. Binnen de bestemming mogen transparante erfafscheidingen tot 1,5 meter hoog worden gebouwd. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder overige teeltondersteunende voorzieningen, zijnde boomteelthekken en teeltgeleidende/teeltondersteunende palen) geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.

In de gebruiksregels is bepaald welk gebruik in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt. Het betreft onder andere het gebruik van de gronden voor opslag van goederen (anders dan ten behoeve van de bestemming) en het gebruik van de gronden voor paardenbakken. Ter bescherming van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Artikel 4 Natuur

De gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor extensief grondgebonden (hobbymatig) agrarisch medegebruik, voor extensieve dagrecreatie (bijvoorbeeld wandelen, fietsen en paardrijden) en natuureducatie. Bij dit gebruik behorende inrichtingselementen, zoals groenvoorzieningen en landschapselementen, bos, onverharde paden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn ook toegestaan.

Op de gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Ook de bouw van teeltondersteunende voorzieningen is uitgesloten. Transparante erfafscheidingen zijn toegestaan tot een hoogte van 1,5 meter. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.

In de gebruiksregels is bepaald welk gebruik in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt. Het betreft onder andere het gebruik van de gronden voor het storten van puin, vuil en tuinafval, voor de stalling en opslag van voer- of vaartuigen en voor het plaatsen van kampeermiddelen. Ter bescherming van de natuurlijke, landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern. Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m² en dieper gaan dan 0,3 m –mv.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld of 0,5 meter onder maaiveld bij esdekken en agrarische gronden. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 1000 m2.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 5

Categorie 5: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 2500 m² en dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld of 0,5 meter onder maaiveld bij esdekken en agrarische gronden . Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 5000 m2.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden. Op de gronden met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. Er kan slechts een omgevingsvergunning worden verleend als rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorsiche, landschappelijke en aardkundige waarden. Voor de beoordeling kan worden aangesloten bij het Landschapsontwikkelingsplan Valkenswaard 2011-2020. Op de visiekaart van het LOP zijn de gronden aangewezen als onderdeel van het beekdallandschap van de Dommel, met als kenmerken een kleinschalige afwisseling van natuurlijk grasland, perceelsbeplanting en bosjes.

Artikel 9 Waarde - Hydrologie

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Hydrologie' zijn mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen. Op de gronden met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

Artikel 10 Waterstaat - Waterbergingsgebied

De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' zijn mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van het waterbergend vermogen. Op de gronden met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van een waterkering. Op de gronden met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

7.2.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat een bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Artikel 13 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aanvullende bouwregel opgenomen die voor alle bestemmingen geldt. In deze regel is bepaald dat bestaande, afwijkende maten, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, als maximaal toelaatbaar gelden. Hiermee wordt voorkomen dat afwijkende doch legaal tot stand gekomen situaties in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels
Seksinrichtingen worden middels een algemene gebruiksregel uitgesloten, zodat bijvoorbeeld een seksbioscoop of prostitutiebedrijf niet mogen voorkomen. Daarnaast is de winning van schaliegas of het gebruik voor de ondergrondse opslag van gassen aangemerkt als strijdig gebruik.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen die gelden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het bevoegd gezag kan hierbij tevens nadere eisen stellen. De belangen van waaruit die eisen worden gesteld, zijn ook nader opgesomd in dit artikel.

Op deze algemene afwijkingsregels kan een beroep gedaan worden, waar het gaat om bijvoorbeeld bepaalde overschrijdingen met 10%, voor het oprichten van bouwwerken ter wering van geluidhinder, voor gebouwtjes ten dienste van het verkeer of openbaar nut, voor antennes en zendmasten en voor bepaalde bouwwerken op of direct nabij de openbare weg.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels
Op deze algemene wijzigingsregels kan een beroep gedaan worden, waar het gaat om bijvoorbeeld bepaalde overschrijdingen met 10%, voor de in het plan aangegeven bestemmingsplangrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is.

Artikel 18 Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure opgenomen die gevolgd moeten worden bij het stellen van nadere eisen.

7.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht
De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 20 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Lage Heide, oost' is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden aan de betrokken overheidsinstanties. Er zijn vooroverlegreacties ontvangen van de provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel. De vooroverlegreacties zijn samengevat en bantwoord in de 'Nota inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Lage Heide, oost', die als bijlage is opgenomen.

Naar aanleiding van de reactie van de provincie is een bosperceel in het zuidelijk deel van het plangebied - dat in het voorontwerpbestemmingsplan abusievelijk niet als zodanig was aangeduid - alsnog aangeduid als 'bos'. Daarnaast is in de planregels verduidelijkt dat de aangeduide bospercelen deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Op basis van de zienswijze van de provincie (zie paragraaf 8.3) is in een later stadium overigens besloten om twee van de bospercelen alsnog de bestemming 'Natuur' te geven, waardoor de planregels opnieuw zijn aangepast.

Naar aanleiding van de reactie van het waterschap is de ligging van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' in beperkte mate aangepast.

8.2 Inspraak

8.2.1 Gesprekken met grondeigenaren

Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan hebben gesprekken plaatsgevonden met de grondeigenaren die zijn betrokken bij het planschadedossier. Er is gesproken over het traject van de afgelopen jaren en in de gesprekken is aangegeven dat een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld om de gronden in het plangebied te bestemmen als 'Agrarisch met waarden'. Aan de hand van vragenformulieren zijn het huidige en het gewenste toekomstige gebruik van de gronden geïnventariseerd, is gepeild welke bijdrage de eigenaren kunnen/willen leveren aan de realisatie/versterking van het landschap respectievelijk de ecologische hoofdstructuur en hoe wordt gedacht over het aanleggen van wandelpaden.

Agrarische bestemming

Het merendeel van de eigenaren heeft aangegeven het huidige agrarische gebruik van de gronden te willen voortzetten en zo min mogelijk beperkingen voor dit gebruik te willen ondervinden. Daarnaast heeft een aantal eigenaren aangegeven het niet eens te zijn met de kwalificatie 'bos' die aan hun percelen is toegekend.

In dit bestemmingsplan zijn vrijwel alle gronden binnen het plangebied bestemd als 'Agrarisch met waarden'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor agrarische bodemexploitatie, agrarisch natuurbeheer en hobbymatig agrarisch gebruik. In artikel 1 van de regels is een begrip opgenomen voor 'agrarische bodemexploitatie', waarin is bepaald dat de gronden mogen worden gebruikt ten dienste van grondgebonden agrarische bedrijvigheid, bijvoorbeeld als akkerland, weidegrond of voor fruitteelt, vollegrondstuinbouw of boomteelt. Het bestemmingsplan staat daardoor op deze gronden regulier agrarisch gebruik toe. Daarnaast is hobbymatig agrarisch gebruik (de teelt van gewassen of het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een complex van volkstuinen/moestuinen) toegestaan. De gronden die in het provinciale Natuurbeheerplan als bestaande natuur (gerealiseerde EHS) zijn aangemerkt, hebben de bestemming 'Natuur' gehouden, net als twee percelen waarvoor de eigenaren hebben verzocht om de natuurbestemming te handhaven.

Omdat de gronden in het plangebied landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden hebben, zijn de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van deze waarden. In artikel 1 van de regels is aangegeven wat onder de verschillende waarden moet worden verstaan. Bescherming vindt plaats via een omgevingsvergunningenstelsel, waarin voor diverse werkzaamheden een omgevingsvergunning verplicht is gesteld. Reguliere agrarische werkzaamheden, zoals het ploegen van gronden of de aanplant van gewassen, zijn niet vergunningplichtig, zodat het omgevingsvergunningenstelsel het agrarische gebruik van de gronden niet inperkt. Voor werkzaamheden die het karakter van het gebied kunnen aantasten, zoals de aanleg van verharding, het afgraven of ophogen van gronden en het kappen of rooien van landschapselementen (waaronder bossages, houtwallen, houtsingsels, hagen en bomen) is wél een omgevingsvergunning benodigd.

8.2.2 Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Lage Heide, oost' heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van 3 december 2015 tot en met 13 januari 2016 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode van zes weken was het plan digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.ruimtelijkeplannenvalkenswaard.nl. Op 14 december 2015 heeft een inloopavond plaatsgevonden in de raadszaal van het gemeentehuis. Tijdens de periode van terinzagelegging kon eenieder een schriftelijke of mondelinge inspraakreactie naar voren brengen. Er zijn gedurende de periode van terinzagelegging 9 inspraakreacties ingediend.

De inspraakreacties zijn samengevat en bantwoord in de 'Nota inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Lage Heide, oost', die als bijlage is opgenomen. Naar aanleiding van de inspraakreacties heeft een aantal aanpassingen plaatsgevonden. In de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' is de ondergrens van de vergunningplicht - overeenkomstig het gemeentelijk beleid - verruimd van 0,3 naar 0,5 meter. Daarnaast is 'normaal agrarisch gebruik' in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' uitgezonderd van de vergunningplicht. In de bestemming 'Agrarisch met waarden' is een regeling opgenomen voor de bouw van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen. Daarnaast is een aantal aanpassingen gedaan in de toelichting.

8.3 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan 'Lage Heide, oost' heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening van 26 mei 2016 tot en met 6 juli 2016 ter visie gelegen. Tijdens deze periode van zes weken kon eenieder een zienswijze indienen. Er zijn gedurende de periode van tervisielegging acht zienswijzen ingediend. Eén van de zienswijzen is in een tweede reactie aangevuld.

De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Lage Heide, oost', die als bijlage is opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijze van de provincie is besloten om een natuurbestemming te geven aan (gedeelten van) twee percelen die in het provinciale Natuurbeheerplan als 'bestaande natuur' zijn aangemerkt. Ook voor twee percelen waarvoor de eigenaren hebben verzocht om een natuurbestemming te handhaven, is opnieuw de bestemming 'Natuur' opgenomen. Daarnaast is de regeling voor teeltondersteunende voorzieningen aangepast. In de zienswijzennota is een overzicht van de aanpassingen opgenomen.

Het bestemmingsplan 'Lage Heide, oost' is op 24 november 2016 vastgesteld door de gemeenteraad. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is een aantal amendementen aangenomen waardoor de nota zienswijzen en/of de planregeling is aangepast. De amendementen zijn opgenomen in het raadsbesluit en zijn verwerkt in de nota zienswijzen en op de verbeelding en planregels van dit bestemmingsplan.