direct naar inhoud van Artikel 18 Algemene aanduidingsregels
Plan: Dommelkwartier
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPdommelkwartier-ON04

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

18.1 Attentiegebied ehs
18.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebied ehs' zijn, naast voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

18.1.2 Bouwregels

Het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn toegestaan.

18.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
    • 2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2.
  • b. Het onder artikel 18.1.3, lid a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke betreffen het normale onderhoud en beheer.
  • c. De in artikel 18.1.3 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover die werken of werkzaamheden dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen negatief effect hebben op de waterhuishouding van de ecologische hoofdstructuur. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, dient hieromtrent het betrokken waterschapsbestuur te worden gehoord.