direct naar inhoud van 12.1 Vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro
Plan: Buitengebied De Voorste Stroom
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008029-e001

12.1 Vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie   Datum verzending   Datum ontvangst reactie   Opmerkingen?  
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving provincie Noord Brabant   8 april 2009   2 juni 2009   ja
 
Inspectie VROM
 
7 april 2009   15-7-2009   nee  
Rijkswaterstaat
Directie Noord Brabant
 
7 april 2009   27 april 2009   ja  
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschappen en Monumenten   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
Ministerie van LNV   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
Ministerie van Defensie   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
Waterschap de Dommel
 
7 april 2009   6 mei 2009   ja  
Nederlandse Gasunie
 
7 april 2009   27 april 2009   ja  
KPN
 
7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
Essent
 
7 april 2009   19 mei 2009   nee  
TenneT BV   7 april 2009   12 juni 2009   nee  
NV Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
Sabic Pipelines B.V.   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
ProRail Railinfrabeheer Beheer en instandhouding regio Zuid   7 april 2009   15 april 2009   ja  
Kamer van Koophandel Brabant   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk   7 april 2009   8 mei 2009   nee  
Brandweer Midden-West Brabant   21 april 2009   4 juni 2009   ja  
Brabantse Milieufederatie   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
Vereniging Natuurmonumenten   7 april 2009   niet ontvangen   n.v.t.  
ZLTO Hart van Brabant   7 april 2009   4 mei 2009   ja  
Dorpsraad Berkel-Enschot   7 april 2009   28 mei 2009   ja  
Vereniging Behoud Moerenburg   7 april 2009   12 mei 2009   ja  

Hieronder worden de overlegreacties (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving provincie Noord Brabant

1. Bij diverse bestemmingen ontbreken functie-aanduidingen op de verbeelding. Hetzelfde geldt voor het renvooi (de legenda). Ook ontbreken bij diverse bestemmingen het bouwvlak, de maatvoeringsaanduidingen en bebouwingspercentages op de plankaart.

2. De directie verwacht in het ontwerp-bestemmingsplan een helder overzicht van alle planologisch relevante (functie)veranderingen (retrospectieve toets).

3. Het ombestemmen van vab's van agrarisch bouwblok naar een woonbestemming, waarbij de overtollige bebouwing onder het overgangsrecht wordt gebracht, biedt volgens de directie onvoldoende borging van de provinciale belangen. De omzetting gaat dan niet gepaard met de vereiste sloop.

4. De provincie hanteert bij hergebruik van vab's als uitgangspunt dat allereerst agrarisch hergebruik dient te worden afgewogen. Bij de diverse wijzigingsmogelijkheden binnen de regels, die behoren bij de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch Bedrijf', ontbreekt deze voorwaarde.

5. Het plan stelt als voorwaarde bij het wijzigen van een agrarisch bedrijf naar Wonen-Buitengebied dat de oppervlakte aan bijgebouwen door sloop van overtollige gebouwen wordt teruggebracht tot maximaal 200 m². De provincie hanteert als voorwaarde bij hergebruik van vab's dat een ruimtelijke kwaliteitsverbetering optreedt. Een surplus regeling, die stelt dat het oppervlak aan bijgebouwen een bepaald percentage van de te slopen gebouwen tot een maximum van 200 m² mag bedragen, voorziet ons inziens beter in maatwerk en een ruimtelijke kwaliteitswinst dan een generieke maatvoering. De directie dringt aan het plan hierop aan te passen.

6. De directie constateert dat in het plan mogelijkheden zijn opgenomen voor het vestigen van niet-buitengebied gebonden bedrijvigheid en maatschappelijke functies als zelfstandige functie op vab-locaties (artikel 4.7.3 en 4.7.7) en als nevenactiviteit op agrarische bedrijven (artikel 4.5.2) in het plangebied. Het plan maakt geen onderscheid tussen bebouwingsconcentraties en buitengebied, waardoor mogelijkheden worden geboden voor op stedelijk gebied gerichte functies in het gehele buitengebied. Dit verhoudt zich niet met het provinciaal belang. De directie dringt erop aan het plan hierop aan te passen. De provincie acht nevenfuncties op een agrarisch bedrijf buiten bebouwingsconcentraties niet zonder meer toelaatbaar, alleen als daarbij sprake is van verbrede landbouw; dat wil zeggen, als deze voorzieningen direct gerelateerd zijn aan het verder in stand te houden agrarisch bedrijf en waarbij de activiteit nauw samenhangt met of ten dienste staat van de agrarische bedrijfsvoering, acht de provincie deze voorzieningen op agrarische bedrijven toelaatbaar. Er kan daarbij echter geen sprake zijn van uitgroei tot een zelfstandige vervolgfunctie. De directie dringt erop aan het plan aan te passen, zodanig dat nevenfuncties als vorm van verbrede landbouw zijn toegestaan en in artikel 1 het begrip verbrede landbouw nader wordt gedefinieerd. Daarnaast merkt de directie op dat binnen de bestemming Maatschappelijk de gronden tevens bestemd zijn voor detailhandel, zij het ondergeschikt aan de maatschappelijke functie. Detailhandel wordt gezien als een activiteit die gebonden is aan kernrandzones/stedelijk gebied. De directie verzoekt u het plan hierop aan te passen.

7. De wijzigingsbevoegdheid van Agrarisch-Agrarisch bedrijf naar Wonen-Buitengebied maakt het mogelijk om binnen de bestemming Wonen-Buitengebied een niet-buitengebiedgebonden bedrijf te vestigen. Het betreft twee functies die in dit voorontwerpplan ieder een eigen bestemming hebben gekregen, namelijk Wonen-Buitengebied en Bedrijven. Ditzelfde geldt voor de functie paardenhouderij. De vervolgfunctie van agrarische bedrijfslocaties en de wenselijkheid van de vervolgfunctie in het buitengebied verdient een goede afweging, alvorens over te gaan tot herbestemming. Het plan maakt met de opgenomen wijzigingsvoorwaarden geen heldere keuze wat de vervolgfunctie is. Dit schaadt het provinciaal belang van een goede ruimtelijke kwaliteit. Bovenstaande wijzigingsbevoegdheid is tevens binnen de bestemming Wonen-Buitengebied doorvertaald in de planregels. De directie dringt erop aan het plan aan te passen.

8. De directie constateert dat het plan mogelijkheden biedt om buiten het bestemmingsvlak Agrarisch-Agrarisch Bedrijf, zij het aansluitend hieraan, kuilvoerplaten en sleufsilo's te bouwen. Dit verdraagt zich niet met het provinciaal belang. De directie dringt erop aan het plan aan te passen.

9. Daarnaast merkt de directie op dat terecht permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwblok (Agrarisch- Agrarisch bedrijf) worden uitgesloten, ook van het aanlegvergunningenstelsel. Echter, bij diverse bepalingen (o a. artikel 3.4.1, 5.4.1, 6.4.1) die betrekking hebben op aanlegvergunningen staat vermeld "anders dan containervelden". De strekking van deze uitzondering is dat hier altijd sprake is van strijdig gebruik. De bepaling is echter in principe geformuleerd als een verbod, zodat de uitzondering gelezen kan worden als uitzondering op het verbod. Verduidelijking acht de provincie noodzakelijk.

10. Het plan biedt mogelijkheden voor het oprichten van schuilgelegenheden voor vee en voor hobbymatig gehouden paarden. In artikel 35 is daarnaast een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het oprichten van rijbakken en paardenstallen (schuilgelegenheden voor paarden) binnen de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarden 1, 2 (RNLE) en 3 (GHSlandbouw). De gronden bestemd met Agrarisch met waarden 2 en 3 herbergen landschappelijke en (potentiële) natuurwaarden. Het oprichten van verspreidliggende schuilgelegenheden in het buitengebied verdraagt zich niet met het provinciaal belang. De provincie dringt erop aan het plan hierop aan te passen.

11. De directie merkt op dat ten noorden van de Voorste Stroom een zone GHS-Landbouw - natuurontwikkelingsgebied is gelegen. Dit heeft echter geen doorvertaling gekregen op de verbeelding en in de planregels. In de toelichting op bladzijde 83 is de zone wel correct opgenomen, maar op bladzijde 21/22 staat dat dergelijke zone niet voorkomt in het plangebied. GHS landbouw - natuurontwikkelingsgebied bestaat uit landbouwgronden, die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur. In deze gebieden dienen ruimtelijke ingrepen achterwege te blijven, die natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst kunnen frustreren. De directie constateert echter dat dit geen doorvertaling heeft gekregen op de plankaart/verbeelding en in de planregels; het gebied heeft de bestemming Agrarisch. De potentiële natuurwaarden zijn hiermee onvoldoende geborgd. Dit verdraagt zich niet met het provinciaal belang. De directie dringt erop aan de gebiedsbestemming Agrarisch volgens de gemeentelijke systematiek aan te passen naar Agrarisch met Waarden 3, met de functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied.

12. De directie constateert dat binnen de bestemmingen AW-2, AW-3 en AW-4 geen functieaanduidingen (bijv. specifieke vorm van agrarisch met waarden-leefgebied kwetsbare soorten e.d.) op de verbeelding zijn opgenomen, waardoor de aanwezige en potentiële natuurwaarden niet zijn geborgd middels het in de planregels opgenomen aanlegvergunningstelsel ter bescherming van deze waarden. Dit schaadt het provinciaal belang. De directie dringt erop aan het plan aan te passen, zodat de natuurwaarden zijn geborgd.

13. In het plan is voor de bestemming Natuur een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden. De directie constateert dat middels een aanlegvergunning de mogelijkheid wordt gecreëerd voor onder andere het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur en het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling. De relatie met het belang voor de natuur ontbreekt; dergelijke werkzaamheden zijn ons inziens niet noodzakelijk voor het normale onderhoud en gebruik, waardoor de aanwezige natuurwaarden kunnen worden aangetast; dergelijke werkzaamheden verdragen zich dan ook niet met het provinciaal belang. De directie dringt erop aan de noodzaak van het aanlegvergunningstelsel binnen de bestemming Natuur kritisch te bekijken en het plan hierop aan te passen.

14. Bewoning van gebouwen binnen de bestemming Maatschappelijk is, gelet op het feit dat het hierbij om een klooster gaat, ten onrechte als strijdig gebruik aangemerkt.

15. De toegestane bouwhoogte bij de bestemming Horeca is te ruim bemeten (30 m).

Standpunt college

1. De opmerking is overgenomen. Dat het plan op dit punt ten tijde van de verzending ten behoeve van het vooroverleg nog niet volledig was, is correct. Wij hebben dit ook vermeld in de brief van 7 april 2009. Het plan is thans aangepast, daar waar nodig zijn aanduidingen toegevoegd (zie bijvoorbeeld de gebiedsaanduidingen inzake de extensiverings- en verwevingsgebieden, het bebouwingspercentage bij grondbedrijf Spierings en de functie-aanduidingen bij de verschillende vlakken met een 'Agrarisch met Waarden'-bestemming).

2. In onderdeel 3.4 van de plantoelichting is een overzicht opgenomen van de functionele opbouw binnen het plangebied. Daar waar feitelijk sprake is van een functieverandering, is het desbetreffende adres (met beschrijving) turquoise/cyaan gekleurd. Uit het overzicht blijkt in in totaal 11 gevallen een functieverandering aan de orde te zijn. Hieronder worden deze gevallen achtereenvolgens besproken.

Broekstraat 4

Dit perceel gaat van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Dit is logisch, daar het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd, en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is, gelet op de grootte van het perceel. De functieverandering biedt geen extra bouwmogelijkheden. De overtollige voormalige agrische bedrijfsbebouwing wordt wegbestemd/onder het overgangsrecht gebracht. Dat e.e.a. met een ruimtelijke kwaliteitsverbetering gepaard gaat, is evident. De gemeente heeft het perceel immers aangekocht, en zal op korte termijn overgaan tot het slopen van de overtollige bebouwing ter plaatse. Onder overtollige bebouwing wordt in dit verband verstaan: alle bestaande bebouwing, minus de woning en de zogenaamde 'Vlaamse schuur', die aan te merken is als karakteristieke/cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en (deels) zal worden herbouwd. In totaal zullen 4 bouwwerken worden gesloopt.

Kommerstraat 2

Dit perceel gaat van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Dit is logisch, daar het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd, en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is, gelet op de grootte van het perceel. De functieverandering biedt geen extra bouwmogelijkheden. De voormalige agrische bedrijfsbebouwing wordt niet wegbestemd/onder het overgangsrecht gebracht (zie onderdeel 24.2.1 van de regels). Het betreft immers een karakteristiek/historisch ensemble, bestaande uit boerderij, bijgebouwen en waterput, dat in 2004 is aangewezen als gemeentelijk monument.

Oisterwijksebaan 6

Dit perceel gaat van een agrarische bedrijfsbestemming naar de bestemming Bedrijf, met de specifieke functie-aanduiding 'timmerwerkfabriek'. Feitelijk gaat het om een aannemersbedrijf met werkplaats. De bestaande situatie wordt via de specifieke aanduiding op het perceel gelegaliseerd, omdat dit gebruik van gronden en opstallen reeds vele jaren aan de orde is. In het thans vigerende plan Buitengebied Moerenburg vallen de bedrijfsactiviteiten, die ten tijde van het onherroepelijk worden van dat plan (i.e. 21 februari 1986) reeds aan de orde waren, onder het overgangsrecht. Dit betekent dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet. Zie hiervoor artikel 28, tweede lid, van genoemd bestemmingsplan. Het nogmaals onder het overgangsrecht brengen van het gebruik van de gronden is niet mogelijk. Het plan Buitengebied Moerenburg heeft het gebruik in kwestie gelegaliseerd.

Oisterwijksebaan 11

Dit perceel gaat van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Dit is logisch, daar het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd, en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is, gelet op de grootte van het perceel. De functieverandering biedt geen extra bouwmogelijkheden. Na sloop van overtollige agrarische bedrijfsbebouwing (de gewenste kwaliteitsverbetering d.m.v. ontstening) resteert ongeveer 100 m² aan bijgebouwen, hetgeen ruimschoots binnen het maximum van 200 m² binnen de bonusregeling valt. Ingevolge de planregels kunnen geen nieuwe bijgebouwen worden opgericht.

Broekstraat 9

Dit perceel was bestemd als manege, en deze bestemming wordt gehandhaafd. In die zin is geen sprake van een functieverandering. De manege biedt tevens huisvesting aan paardensportvereniging De Hoefslag. Vanuit de manege worden veelvuldig buitenritten en huifkartochten ondernomen naar de bossen rond het Bakseven en het Galgeven. Een uitbreiding van de manege is in dit plan wel aan de orde. Dit past binnen de visie op het landschapspark Moerenburg. De locatie bevindt zich binnen de zogenaamde 'koe in de wei-zone'. In de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan 'Buitengebied De Voorste Stroom' wordt over de manege opgemerkt: De huidige manege aan de Broekstraat heeft een waardevolle recreatieve functie in het landschapspark Moerenburg. Uit overleg is gebleken dat de manege de komende jaren verder wil groeien.De gemeente Tilburg ziet dit als een positieve ontwikkeling, mits het initiatief kan worden ingepast binnen het landschapspark Moerenburg en het provinciaal beleid. Het initiatief dient onder andere te passen binnen de beleidslijn paardenhouderijen. De volgende beperkende voorwaarden zijn daarbij van belang:

  • a. Kenmerkend voor het gebied rond de manege is de openheid van het landschap. De gewenste uitbreiding mag niet leiden tot de aantasting van natuur- en landschapswaarden. Als strikte voorwaarde geldt een goede inpassing van de manege in het landschap. Hiertoe dient een inrichtingsplan te worden opgesteld.
  • b. Uitbreiding van de manege mag geen belemmerende werking hebben voor agrarische bedrijven en een woonfunctie ter plaatse van Broekstraat 4.
  • c. Geen aantasting van archeologische en cultuurhistorische waarden.
  • d. De uitbreiding mag geen verkeers- en parkeeroverlast met zich mee brengen. Het is ongewenst dat de huidige recreatiemanege zich ontwikkelt tot wedstrijdmanege.

In de vooroverlegreactie stelt de provincie dat niet duidelijk is of de voorgenomen ontwikkeling (de uitbreiding) past binnen de gestelde voorwaarden, zoals een goede landschappelijke inpassing op basis van een inrichtingsplan. Opgemerkt zij dat met manege Hooijen een overeenkomst is gesloten, op basis waarvan van de uitbreidingsmogelijkheden geen gebruik kan worden gemaakt zonder inrichtingsplan, e.e.a. op straffe van boetes.

In algemene zin zij ten slotte nog opgemerkt dat Moerenburg ingevolge het Reconstructieplan De Meierij (zie plankaart 2 bij dat plan) is aangewezen als stedelijk uitloopgebied, hetgeen met zich brengt dat ruimhartiger dan elders in het buitengebied kan worden omgesprongen met functieveranderingen en bestemmingen, zoals ook van de zijde van de provincie is bevestigd tijdens het periodieke overleg van 6 april 2009 (zie het verslag van die bijeenkomst).

Enschotsebaan 20

Dit perceel gaat van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Dit is logisch, daar het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd, en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is, gelet op de grootte en de ligging van het perceel. De functieverandering biedt geen extra bouwmogelijkheden. Aan de woonbestemming wordt de functie-aanduiding 'niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid' toegevoegd. Dit hebben wij mogelijk geacht, omdat de locatie in kwestie valt binnen het deel van het plangebied, dat wij aanmerken als bebouwingsconcentratie (in casu het ten oosten van de hoogspanningsleiding gelegen deel van de lintbebouwing langs de Enschotsebaan). Door de functie-aanduiding zijn bepaalde nevenactiviteiten toegestaan (overigens minder dan de naam van de aanduiding doet vermoeden; zie de begripsbepalingen van de planregels). Hiertoe mag hoogstens 400 m² van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing worden aangewend. Het meerdere wordt, zijnde overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, wegbestemd/onder het overgangsrecht gebracht. Dat zulks geoorloofd is, blijkt bijvoorbeeld uit ABRvS 25 juni 2008, nr.200703818/1 (Gemeentestem nr. 7301, p.450).

Hoevense Kanaaldijk 96, 98

Deze percelen gaan van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Dit is logisch, daar het agrarische bedrijf ter plaatse is beëindigd, en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is, gelet op de grootte van het perceel. De functieverandering biedt geen extra bouwmogelijkheden. Dat e.e.a. met een ruimtelijke kwaliteitsverbetering gepaard gaat, is evident. De gemeente heeft de percelen immers aangekocht, en is reeds overgegaan tot het slopen van de overtollige voormalige agrische bedrijfsbebouwing ter plaatse. Geen bijgebouwen meer aanwezig.

Eindhovenseweg 7, 9

Hier bevinden zich twee recreatiewoningen, die samen een 'erfenis' vormen van de voormalige gemeente Berkel-Enschot. De huidige bestemming ter plaatse is Groene HoofdStructuur (natuurkerngebied). Het vigerende bestemmingsplan is het plan 'Buitengebied '94' van genoemde voormalige gemeente. Vast staat dat de recreatiewoningen ten tijde van de tervisielegging van voornoemd bestemmingsplan reeds aanwezig waren, en daardoor onder het bouwovergangsrecht van het plan vallen. In 2005 heeft de gemeente Tilburg voor het verblijf aan Eindhovenseweg 9 (ver)bouwvergunning afgegeven.

Hoevense Kanaaldijk 30-30A/Oisterwijksebaan 11a/Oisterwijksebaan (ongenummerd)

Het betreft hier een uitbreiding van de sportvelden van T.S.V. Longa, de definitieve huisvesting voor het St. Jorisgilde (boogschieten) en de locatie van Hondensportvereniging 'Geduld overwint'. Bij de totstandkoming van de Visie Landschapspark Moerenburg heeft het gemeentebestuur uitgesproken dat ter plaatse ruimte wordt gezien voor uitbreiding van sportvoorzieningen. Bij de vaststelling van de Nota van Uitgangspunten is dit bevestigd. Aangeven is dat de uitbreiding van de sportvoorzieningen conform de Nota Sportbeleid bedoeld is als reserveringsgebied voor nieuwe accomodaties, inclusief de definitieve locatie voor het St. Jorisgilde. E.e.a. wordt passend geacht binnen de ontvangstzone van Moerenburg. Moerenburg is ingevolge het Reconstructieplan De Meierij (zie plankaart 2 bij dat plan) aangewezen als stedelijk uitloopgebied, hetgeen met zich brengt dat ruimhartiger dan elders in het buitengebied kan worden omgesprongen met functieveranderingen en bestemmingen, zoals ook van de zijde van de provincie is bevestigd tijdens het periodieke overleg van 6 april 2009 (zie het verslag van die bijeenkomst). Van een ingrijpende functieverandering is overigens geen sprake: de gronden, die betrokken zijn bij de huisvesting van de Hondensportvereniging en het schuttersgilde, hadden reeds een recreatieve functie (nl. die van volkstuin, binnen de bestemming Recreatie).

Hoevense Kanaaldijk 34

Het betreft hier het Gemaal Tilburg Oost (voormalige afvalwater- zuiveringsinstallatie-Oost). De bestemmingsregeling ter plaatse is in nauwe samenwerking met waterschap De Dommel tot stand gekomen.

Na de buiten gebruik stelling van de RWZI Oost in januari 2005 resteren hier nog twee functies: een gemaal voor het verpompen van rioolwater via de rioolwaterpersleiding naar de RWZI Noord en berging en zuivering in de twee buffertanks en het helofytensysteem fase 1.

In een intentieverklaring zijn de gemeente en Waterschap De Dommel overeengekomen gezamenlijk de potenties voor hergebruik van het terrein van de RWZI te verkennen. Het gaat hierbij om gezamenlijke planvorming. Gestreefd wordt naar een publieksfunctie waarbij in potentie veel mogelijk is, zoals dagrecreatie, natuureducatie en cultuur. Er dient echter ook rekening te worden gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de recreatieve functieen de cultuurhistorische waarden in dit gebied.

Het complex kan functioneren als startpunt van recreatieve wandel- en fietsroutes: de recreatieve toegang tot Moerenburg, als poort tot Het Groene Woud. De bezoeker kan hier de auto parkeren en vervolgens te voet of per fiets het gebied verkennen. Op het complex is ruimte voor een horecavoorziening en een informatiecentrum waar informatie over het gebied wordt gegeven. Tevens kan worden gedacht aan fietsverhuur.

Het RWZI-terrein zal zich in de loop van de jaren geleidelijk als publieksattractie moeten ontwikkelen. In de tussentijd wordt gedacht aan het bieden van onderdak aan tijdelijke gebruiksvormen en het organiseren van kleinschallige evenementen die de plek meer bekendheid gaan geven.

Recentelijk is een plan opgesteld voor een mogelijk toekomstige inrichting van het terrein van de RWZI ('Objet trouvé'). Daarin wordt ervan uitgegaan dat het RWZI terrein de komende jaren kan worden ingezet als laboratorium voor kunst en cultuur alsmede voor recreatie en natuureducatie. Aan de bestaande bebouwing kan op bescheiden schaal al dan niet permanente bebouwing worden toegevoegd ten dienste van het toekomstige gebruik. Op het terrein wordt een padenstelsel aangelegd dat door poorten verbonden is met zijn omgeving.  Daarnaast wordt gestreefd door middel van groenelementen Huize Moerenburg te markeren en beleefbaar te maken. Er zal gedeeltelijk een bestemming 'Recreatie' op het perceel worden gelegd met de aanduidingen 'maatschappelijk', 'horeca van de categorie 1' en 'culturele instelling', die de uitgangspunten mogelijk moeten maken.

Moerenburg is ingevolge het Reconstructieplan De Meierij (zie plankaart 2 bij dat plan) aangewezen als stedelijk uitloopgebied, hetgeen met zich brengt dat ruimhartiger dan elders in het buitengebied kan worden omgesprongen met functieveranderingen en bestemmingen, zoals ook van de zijde van de provincie is bevestigd tijdens het periodieke overleg van 6 april 2009 (zie het verslag van die bijeenkomst).

Moerenburgseweg (ongenummerd) (kadastraal bekend gemeente Tilburg V 00218 en V 00402)

Hier bevindt zich grondopslagbedrijf Spierings, dat reeds decennia ter plaatse actief is. Het bedrijf in kwestie wordt in het voorliggende plan gelegaliseerd. Het gaat daarbij overigens uitsluitend om met de huidige bestemming strijdig gebruik van gronden (namelijk gebruik voor grondopslag). Van illegale bebouwing is geen sprake. In het thans vigerende plan Buitengebied Moerenburg vallen de bedrijfsactiviteiten, die ten tijde van het onherroepelijk worden van dat plan (i.e. 21 februari 1986) reeds aan de orde waren, onder het overgangsrecht. Dit betekent dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet. Zie hiervoor artikel 28, tweede lid, van genoemd bestemmingsplan. Het nogmaals onder het overgangsrecht brengen van het gebruik van de gronden is niet mogelijk. Het plan Buitengebied Moerenburg heeft het gebruik in kwestie gelegaliseerd. Bij het positief bestemmen is er zorg voor gedragen dat geen bedrijfsbebouwing kan worden opgericht.

Naast de vorenstaande casus is de vestiging van biologische stadsboerderij 't Rooie Bietje (een biologisch agrarisch bedrijf, waar werknemers in het kader van reïntegratietrajecten werkzaam zijn) voorzien binnen de lintbebouwing langs de Oisterwijksebaan, de Broekstraat en de Zandstraat, te weten tussen Oisterwijksebaan 6 en 8. Deze functie wordt uitermate passend geacht binnen het stedelijke uitloopgebied, midden in de ontvangstzone van Landschapspark Moerenburg. De gronden in kwestie hebben thans nog de bestemming 'Agrarisch gebied zonder bebouwing'. Op de locatie aan de Oisterwijksebaan kan Ut Rooie Bietje landschappelijk relatief goed worden ingepast en kan het een vliegwiel zijn voor de aanleg van een wandelroute en voor landschapsbouw door de aanleg van landschapselementen. Aandachtpunt bij de uitwerking van plannen op deze locatie vormt de aanwezigheid van archeologische waarden in het gebied (sporen van een nederzetting uit de ijzertijd). Dit beperkt de bebouwingsmogelijkheden tot met name het gedeelte langs de Oisterwijksebaan. Gezien de ligging in het Landschapspark zullen er meerdere functies mogelijk worden gemaakt op het gebied van maatschappelijke en educatieve voorzieningen waaronder een zorgboerderij, vervat onder de aanduiding biologische stadsboerderij. Ook een beheerderswoning, die geïntegreerd is in de stadsboerderij, maakt deel uit van de nieuwe ontwikkeling. Daarnaast zullen bijbehorende en ondergeschikte horeca- en detailhandelactiviteiten onderdeel uitmaken van de functie. Voor het overige wordt aangaande 't Rooie Bietje verwezen naar de verschillende plekken in de plantoelichting, waar de vestiging van de biologische stadsboerderij wordt behandeld.

3. Zie het hierboven opgenomen overzicht (retrospectieve toets). Hieruit blijkt dat slechts in een zeer beperkt aantal gevallen, namelijk vijf, sprake is van een agrarische bedrijfsbestemming, die wordt omgezet naar een woonbestemming. In drie van de vijf casus is de overtollige bebouwing reeds gesloopt, of wordt hier thans aan gewerkt. In één geval is sprake van een karakteristiek ensemble, dat in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument. Alleen Enschotsebaan 20 resteert. In die casus wordt de overtollige bebouwing, zoals hierboven opgemerkt, onder het overgangsrecht gebracht c.q. wegbestemd. De gemeente is met betrokkene overigens in gesprek over het slopen van overtollige bijgebouwen.

4. De opmerking is overgenomen. Aan de wijzigingsbevoegdheden, die zijn opgenomen in onderdeel 4.7 van de regels, is de desbetreffende voorwaarde toegevoegd.

5. De opmerking is overgenomen. Zie onderdeel 4.7.3 van de regels. Uitgegaan wordt thans van 75 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van de gesloopte bebouwing, zulks tot een maximum van 200 m².

6. In de begripsbepalingen (artikel 1, lid 127) is een definitie opgenomen van 'verbrede landbouw'. Voorts is onderdeel 4.5.2 van de regels (ontheffing verbrede landbouw en nevenactiviteiten) aangescherpt, in die zin dat de per abuis opgenomen ontheffingsmogelijkheid voor niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid is geschrapt en de ontheffingsmogelijkheid voor sociaal-culturele, culturele en educatieve functies louter kan worden toegepast, voor zover deze functies te kwalificeren zijn als 'verbrede landbouw', als omschreven in artikel 1 van de regels. Bij de genoemde wijzigingsbevoegdheden is vermeld dat deze slechts kunnen worden toegepast binnen bebouwingsconcentraties. Aan deze bebouwingsconcentraties is een nieuw onderdeel 5.2 van de toelichting gewijd.

7. Aan onderdeel 4.7.3 van de regels is toegevoegd dat het moet gaan om gronden, die worden aangemerkt als (deel uitmakend van) een bebouwingsconcentratie. Aan de toelichting is een onderdeel 5.2 inzake bebouwingsconcentraties toegevoegd. Uit de begripsomschrijvingen in artikel 1 blijkt overigens dat de ter plaatse van de aanduiding 'niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid' (die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt toegevoegd aan de bestemming) slechts een beperkt aantal functies is toegestaan (zie de eng geformuleerde definitie van kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening).

8. De opmerking is overgenomen. Gedoeld wordt op de rechtstreekse bouwmogelijkheid om binnen de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met Waarden-1 kuilvoerplaten en sleufsilo's te bouwen, indien er binnen het bouwblok geen plaats (meer) voor is, en om dit met een binnenplanse ontheffing onder dezelfde voorwaarden te doen binnen de bestemmingen Agrarisch met Waarden-2 en Agrarisch met Waarden-3. De desbetreffende onderdelen van de regels zijn aangepast, in die zin dat de bouw- en ontheffingsmogelijkheden in kwestie zijn verwijderd. Expliciet opgenomen is dat kuilvoerplaten en sleufsilo's niet zijn toegestaan.

9. De opmerking is overgenomen. De toevoeging 'anders dan containervelden' is in de desbetreffende aanlegvergunningenstelsels geschrapt.

10. De opmerking is overgenomen. Alle generieke mogelijkheden voor het oprichten van schuilgelegenheden voor bedrijfsmatig gehouden vee zijn geschrapt. Hetzelfde geldt voor de wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van de hobbymatig gehouden paarden. De wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van de rijbakken is beperkt tot de bestemmingen Agrarisch-Agrarisch Bedrijf, Recreatie en Wonen-Buitengebied, waarbij de hoogte van de eventuele lichtmasten wordt beperkt tot 8 m.

11. De opmerking is overgenomen. Op de verbeelding/plankaart hebben de desbetreffende gronden thans de bestemming Agrarisch met Waarden-3, met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-natuurontwikkelingsgebied'. Tevens is de passage in onderdeel 4.2.1 van de toelichting aangepast.

12. De opmerking is overgenomen. Dat het plan op dit punt ten tijde van de verzending ten behoeve van het vooroverleg nog niet volledig was, is correct. Wij hebben dit ook vermeld in de brief van 7 april 2009. Het plan is thans aangepast, alle bestemmingen in de categorie 'Agrarisch met Waarden' zijn op de verbeelding inmiddels voorzien van een functie-aanduiding.

13. De opmerking is niet overgenomen. Het aanlegvergunningenstelsel beoogt juist alle denkbare werken en werkzaamheden, die anders toegestaan zouden zijn, onder de aanlegvergunningplicht te brengen (toetsmoment). Uit het feit dat er een aanlegvergunningenstelsel is opgenomen, blijkt niet dat het gemeentebestuur voornemens is deze vergunningen ook regelmatig te verlenen. Het tegendeel is eerder het geval.

14. De opmerking is overgenomen, de regels zijn hierop aangepast.

15. De opmerking is overgenomen, de regels zijn hierop aangepast.

Rijkswaterstaat

1. In het plan heeft het Wilhelminakanaal de bestemming Water-Waterstaatkundige doeleinden. Onder verwijzing naar de landelijke richtlijn voor 'klasse II kanalen' wordt verzocht ook een strook van minimaal 10 meter uit de oever deze bestemming te geven. Deze zone dient bebouwingsvrij te blijven; voor werken en werkzaamheden binnen de zone dient een vergunning te worden aangevraagd bij Rijkswaterstaat.

2. De hierboven bedoelde zone dient tevens bestemd te worden als ecologische verbindingszone. Een actief aanlegbeleid is echter niet te verwachten; Rijkswaterstaat heeft de intentie om de gronden langs het kanaal zoveel mogelijk ecologisch te behouden. Voor zover inrichten nodig is, zal dit geschieden in overleg met de omgeving.

3. Verzocht wordt aan de Waterparagraaf toe te voegen dat Rijkswaterstaat tevens vaarwegbeheerder is van het Wilhelminakanaal.

4. Verzocht wordt in de plantoelichting op te nemen dat werken en activiteiten binnen de beheergrenzen van rijkswegen en rijksvaarwegen vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr).

Standpunt college

1. De opmerking wordt overgenomen. De basisbestemming van het kanaal blijft Water-Waterstaatkundige doeleinden. Daaroverheen, alsmede over een strook van 10 meter uit de oever, is de dubbelbestemming Waterstaat-Waterstaatkundige functie gelegd. Ingevolge de regels bij deze dubbelbestemming geldt dat in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en) uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht ten behoeve van de waterstaatkundige functie. Bouwen op grond van de bouwregels, behorend bij de basisbestemming, kan met ontheffing worden toegestaan. Alvorens ontheffing te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij Rijkswaterstaat.

2. De opmerking wordt overgenomen. Over de gehele bestemming Water-Waterstaatkundige doeleinden, alsmede over de strook van 10 meter uit de oever, wordt de dubbelbestemming Waarde-Ecologie gelegd. Met deze dubbelbestemming worden ecologische verbindingszones aangegeven op de plankaart/verbeelding.

3. De opmerking is overgenomen (zie de Waterparagraaf).

4. De opmerking is overgenomen (zie onderdeel 6.2.2).

Waterschap de Dommel

1. Ten onrechte staat in de plantoelichting op p. 26 vermeld dat binnen het plangebied slechts sprake is van bestaande inundatiegebieden. Verzocht wordt daarnaast de in de correctieve herziening van het Reconstructieplan De Meierij opgenomen bestaande inundatiegebieden op de in de correctieve herziening aangegeven wijze mee te nemen in het bestemmingsplan. Hetzelfde wordt gevraagd t.a.v. bepaalde overige in het Reconstructieplan genoemde en van toepassing zijnde functies.

2. Verzocht wordt in de plantoelichting aan te geven dat het waterschap bezig is met het opstellen van het Waterbeheerplan III.

3. Gevraagd wordt in de toelichting een passage over te nemen inzake beekherstel i.r.t. de Voorste Stroom en in de regels een aanlegvergunningenstelsel op te nemen m.b.t. deze functie.

4. Verzocht wordt in de regels tot uitdrukking te brengen dat het beleid inzake hydrologisch neutraal ontwikkelen wordt gevolgd, zoals aangegeven op p. 121 van de toelichting.

5. Verzocht wordt in 1.53 aan te geven dat ecologische verbindingszones gemiddeld 25 meter breed zijn i.p.v. ten minste 10 meter breed.

6. Bij artikel 4 en 11 missen wijzigingsbevoegdheden naar Natuur en Water.

7. Op plankaart 2 verdwijnt de Voorste Stroom onder de bestemming Natuur. Verzocht wordt e.e.a. zodanig weer te geven, dat de Voorste Stroom zichtbaar blijft.

8. Ten aanzien van het voormalige RWZI-terrein wordt opgemerkt dat watergerelateerde functies/bestemmingen ontbreken. Ook is het tweede helofytenfilter planologisch niet mogelijk gemaakt. Bij email van 27 mei 2009 heeft het waterschap een voorstel gedaan inzake de voor het terrein te gebruiken bestemmingen.

Standpunt college

1. Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 4.2.4 van de toelichting en de plankaarten. De ecologische verbindingszones worden aangegeven met de dubbelbestemming
'Waarde-Ecologie'. Zoekgebieden m.b.t. evz's worden aangegeven met de gebiedsaanduiding 'Wro zone-wijzigingsgebied' (genummerd 1, 2 en 3). De bestaande inundatiegebieden met de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterbergingsgebied'. De reserveringsgebieden hoeven niet te worden aangegeven op de plankaarten, omdat geen inrichtingsplan is vastgesteld. De beschermingszone natte natuurparel (i.r.t. de Oisterwijkse bossen en vennen) wordt aangegeven door de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone-beschermingszone natte natuurparel'. Natte natuurparels komen in het plangebied niet voor. De functie beekherstel, ten slotte, is gewaarborgd binnen de bestemmingen Bos, Natuur en Agrarisch met Waarden-4.

2. Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 4.2.6 van de toelichting.

3. Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 5.2.1 van de toelichting. Voorts is het zo dat in het concreet begrensde beekherstelgebied slechts de bestemmingen Natuur, Bos en Agrarisch met Waarden-4 voorkomen. Deze bestemmingen sluiten kapitaalintensieve ontwikkelingen uit en kennen daarnaast elk een aanlegvergunningenstelsel, dat voor de vereiste bescherming zorgt.

4. Blijkens nader telefonisch overleg met het waterschap (Marion Rensink) op 26 mei 2009 wordt in het kader van de opmerking gedoeld op de mogelijkheid van uitbreiding van agrarische bedrijven middels een wijzigingsplan. Deze plannen worden met het oog op de watertoets ter advisering voorgelegd aan het waterschap. Daardoor is vertaling van het beleid in kwestie in de planregels niet nodig.

5. Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 1.53 van de regels.

6. Dat is correct. Omdat er geen bezwaren tegen zijn, is bij beide artikelen de wijzigingsbevoegdheid alsnog opgenomen.

7. Opmerking is overgenomen, zie plankaart 2.

8. Het voorstel wordt in die zin overgenomen, dat de bestemming Recreatie verdwijnt van de op de kaart, behorend bij de email van 27 mei, met 1, 3 en 6 aangeduide deelgebieden. Nummer 1 krijgt een bedrijfsbestemming met de nadere aanduiding gemaal en bergingstanks. De nummers 3 en 6 krijgen de bestemming Water, met de nadere aanduiding helofytenfilter. In de regels wordt tenslotte een wijzigingsbevoegdheid opgenomen m.b.t. deelgebied nummer 7, die wijziging naar de bestemming Water mogelijk maakt t.b.v. een helofytenfilter. Op de plankaart/verbeelding wordt deze wijzigingsbevoegdheid zichtbaar gemaakt door de gebiedsaanduiding 'Wro zone-wijzigingsgebied 4'.

Nederlandse Gasunie

1. In het plangebied ligt een tweetal 12" en een 4"-40 bar regionale aardgastransportleidingen van het bedrijf. De leiding Z-520-01 is op plankaart 1 niet volledig ingetekend. Verzocht wordt deze omissie te herstellen.

2. Voor een regionale aardgastransportleiding geldt een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de as van de leiding. De tabel in paragraaf 8.3 van de toelichting is in relatie hiertoe onvolledig en bevat deels onjuiste informatie.

3. Nabij de Eindhovenseweg bevindt zich een gasontvangststation. Verzocht wordt hier aandacht aan te besteden in de plantoelichting.

4. Verzocht wordt artikel 25 te verwerken dat de in het gebied aanwezige leidingen een diameter hebben van 4 en 12 inch en dat de belemmeringenstrook 4 meter bedraagt i.p.v. 5 meter.

5. Verzocht wordt in de plantoelichting aandacht te besteden aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid inzake buisleidingen.

Standpunt college

1. Opmerking is overgenomen, zie plankaart 1.

2. Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 8.3 van de toelichting. Foutieve informatie verwijderd, juiste informatie opgenomen.

3. Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 8.3 van de toelichting.

4. Opmerking is overgenomen. Door vernummering betreft het thans artikel 26.

5. Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 8.3 van de toelichting.

ProRail

Verzocht wordt het onderdeel Externe Veiligheid in de plantoelichting (paragraaf 8.3) uit te werken. Tegenwoordig dient een toetsing plaats te vinden op basis van de Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor.

Standpunt college

Opmerking is overgenomen, zie onderdeel 8.3 van de toelichting.

Brandweer Midden en West Brabant

Geadviseerd wordt het secundaire bluswater ter plaatse van strategische plaatsen in het buitengebied in het algemeen te verbeteren door het aanbrengen van geboorde putten en/of bluswaterwinplaatsen. Tevens wordt verzocht primaire en secundaire bluswatervoorzieningen op te nemen op de plankaart.

Standpunt college

Zoals ook naar aanleiding van overlegreacties ten aanzien van andere bestemmingsplannen is opgemerkt, worden bluswatervoorzieningen niet als zodanig weergegeven op bestemmingsplankaarten. Wij delen de mening van de brandweer dat bouwkundige en installatietechnische maatregelen de veiligheid kunnen vergroten. In concreto zal dit echter geregeld moeten worden op bouwplanniveau.

ZLTO Hart van Brabant

1. In de regels is ten onrechte bij de wijzigingsbevoegdheid voor grondgebonden agrarische bedrijven in de AHS een bovenmaat opgenomen van 1,5 ha voor vergroting van het bouwblok of met maximaal 15 of 20% indien het bestaande bouwblok reeds groter is.

2. In de regels is ten onrechte bij de wijzigingsbevoegdheid voor intensieve veehouderijen in verwevingsgebied een bovenmaat van 1,5 ha opgenomen voor uitbreidingen ten behoeve van dierenwelzijn.

3. Verzocht wordt om conform het Reconstructieplan een wijzigingsbevoegdheid in plaats van een buitenplanse regeling op te nemen voor uitbreiding van intensieve bedrijven tot 2,5 ha op duurzame locaties in verwevingsgebieden.

4. In het plangebied is een biologisch geitenbedrijf gevestigd. Gevraagd wordt of dit bedrijf gezien wordt als een grondgebonden agrarisch bedrijf.

5. In de 'Koe-in-de-wei-zone' worden blijkens de plantoelichting slechts voor twee veehouderijbedrijven toekomstmogelijkheden gezien. In dit gebied is echter een derde bedrijf gevestigd. Het is subjectief te veronderstellen dat dit bedrijf niet verder zal ontwikkelen.

6. In vrijwel het gehele plangebied is de functie bomenteelt uitgesloten. In verband met de noodzaak tot wisselteelt, moeten er voor de in het gebied aanwezige boomkwekerijen echter wel voldoende mogelijkheden blijven bestaan.

7. Verzocht wordt landschapselementen, die met de functie-aanduiding 'landschapswaarden' worden weergegeven op de plankaart, van de plankaart te verwijderen, voor zover deze gelegen zijn binnen agrarische bouwblokken. Dit met het oog op de aan de aanduiding gekoppelde planologische beperkingen in de vorm van een aanlegvergunningenstelsel en bezien tegen de achtergrond van het pilotproject 'Deltaplan voor het landschap'.

8. Verzocht wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' te verwijderen van de agrarische bouwblokken. Tevens wordt gevraagd het bij deze bestemming behorende aanlegvergunningenstelsel op enkele punten aan te passen.

9. Verzocht wordt de oppervlaktemaat van rijbakken voor paarden te vergroten tot 1200 m².

10. Gevraagd wordt de ontheffingsmogelijkheid voor agrarische bedrijven met betrekking tot het bij wijze van nevenactiviteit plaats bieden aan (tijdelijke) kampeermiddelen, te verruimen. Daarnaast wordt gevraagd de aan de andere eventueel toe te laten nevenactiviteiten verbonden ontheffingsmogelijkheden qua oppervlaktemaat te verruimen tot 500 m².

11. Gevraagd wordt een ontheffingsmogelijkheid op te nemen m.b.t. het huisvesten van seizoensarbeiders in bestaande bebouwing.

12. Er is sprake van een toenemende behoefte aan teeltondersteunende voorzieningen. Gevraagd wordt de maximale oppervlakte van 2,5 ha. voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen binnen de regels aangaande de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met Waarden-1 en Agrarisch met Waarden-2, los te laten. Daarnaast wordt opgemerkt dat mogelijkheden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen in het geheel ontbreken.

13. De ZLTO maakt bezwaar tegen de vestiging van biologische stadsboerderij 'Ut Rooie Bietje' aan de Oisterwijksebaan tussen de nummers 6 en 8, met de bouw van een beheerderswoning. Conform provinciaal beleid worden geen nieuwe bouwblokken afgegeven in het buitengebied. Bovendien staat het naastgelegen woonhuis aan Oisterwijksebaan 6 te koop. Het niet benutten van deze locatie heeft waarschijnlijk verpaupering tot gevolg, omdat de woning moeilijk verkocht zal kunnen worden, indien de stadsboerderij zich zal vestigen op het naastgelegen perceel.

Standpunt college

1. In de Paraplunota Ruimtelijke Ordening worden inderdaad geen maximummaten genoemd. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een vergroting tot 1,5 ha dan wel maximaal 15 of 20% van het bestaande bouwblok indien dit reeds groter is dan 1,5 ha. Voor vergrotingen boven de 1,5 ha kan geen wijzigingsprocedure worden gevoerd maar dient een bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden. Dit betekent dus niet dat een verdere vergrotingboven de 1,5 ha niet mogelijk is. Het betekent wel dat voor de verdere vergrotingen een nieuw afwegingsmoment ontstaat waarbij ook rekening gehouden kan worden met ligging, economisch perspectief, toekomstplannen voor het gebied etc. De opgenomen bovenmaat is derhalve niet ten onrechte opgenomen.

2. Opgenomen is ten aanzien van verwevingsgebied dat vergroting uitsluitend is toegestaan tot 1,5 ha óf indien dit noodzakelijk is in verband met de eisen van dierenwelzijn. Aan vergrotingen die noodzakelijk zijn in verband met de eisen van dierenwelzijn is dus geen maximale maat gekoppeld en derhalve ook niet ten onrechte een bovenmaat opgenomen.

3. Op basis van het Reconstructieplan mogen intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden inderdaad uitbreiden tot maximaal 2,5 ha indien er sprake is van een duurzame locatie. Het Reconstructieplan geeft echter niet aan dat dit dient te gebeuren via een wijzigingsbevoegdheid. In het onderhavige bestemmingsplan is ervoor gekozen om via een wijzigingsbevoegdheid uitbreidingen tot 1,5 ha mogelijk te maken zonder dat hiervoor een formele duurzaamheidstoets wordt verricht omdat de vereisten die het bestemmingsplan stelt aan deze uitbreidingen voldoende waarborgen biedt zowel vanuit milieu-oogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt. Uitbreidingen groter dan 1,5 ha zijn mogelijk via een bestemmingsplanherziening mits er sprake is van een duurzame locatie. Aan het verzoek wordt derhalve niet voldaan.

4. Ja, dit bedrijf wordt behandeld als een grondgebonden agrarisch bedrijf.

5. Het reikt inderdaad te ver om in de plantoelichting te stellen dat slechts de genoemde twee bedrijven toekomstmogelijkheden hebben. De desbetreffende zin is in de toelichting geschrapt (zie onderdeel 5.3.2.1).

6. De opmerking is overgenomen. Ten aanzien van diverse daarvoor in aanmerking komende gronden is de aanduiding 'bomenteelt uitgesloten' doorgehaald. Gekeken is hierbij naar de eigendommen van de in het gebied aanwezige boomkwekers, alsmede naar de gronden daaromheen. Ten derde is gelet op het huidige gebruik van de gronden in kwestie (juli 2009).

7. De opmerking is overgenomen. Zie de plankaarten. Binnen agrarische bouwblokken komt de aanduiding 'landschapswaarden' niet meer voor.

8. De opmerkingen zijn overgenomen, zie de plankaarten en artikel 30 van de regels.

9. Wat de omvang van de rijbakken betreft wordt verwezen naar de aanbevelingen zoals die gedaan zijn in de "Handreiking Aanbevelingen Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening" van februari 2009 van de Sectorraad Paarden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij wordt uitgegaan van een maat van 800 m2. Daarbij komt dat het om rijbakken gaat ten behoeve van hobbymatige activiteiten. Aan de gevraagde vergroting wordt derhalve niet tegemoet gekomen.

10. In het concept-ontwerpbestemmingsplan is in onderdeel 4.5.2 van de regels een ontheffingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van kamperen met maximaal 15 tijdelijke kampeermiddelen op maximaal 0,5 ha. van de gronden in kwestie. In het ontwerpbestemmingsplan is deze mogelijkheid geschrapt voor zover het gaat om locaties binnen het Landschapspark Moerenburg. In de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan 'Buitengebied De Voorste Stroom' is immers bepaald dat in het landschapspark geen ruimte zal worden geboden aan boerderijcampings, omdat dit wordt gezien als een aantasting van het landschap (Zie blz. 58 van genoemde notitie). Ten aanzien van de overige locaties binnen het plangebied is de ontheffingsmogelijkheid verruimd tot 25 (tijdelijke) kampeermiddelen.

Ten aanzien van de overige nevenactiviteiten wordt in de Nota Buitengebied in Ontwikkeling geen maatvoering genoemd, met uitzondering van het bedrijfsoppervlak voor de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten. Er is enkel aangegeven: "Voor het toelaten van verbrede landbouwactiviteiten op het bouwblok dient een passende maximale maatvoering te worden gesteld." Het college acht 200 m² een passende maatvoering. Aan het verzoek de maximale oppervlaktemaat te verruimen tot 500 m² wordt derhalve niet voldaan.

11. De opmerking is overgenomen, zie onderdeel 4.5.4 van de regels. Daarnaast wordt van Rijkswege momenteel gewerkt aan een wijziging van het Bro, ertoe strekkende dat voor het huisvesten van seizoensarbeiders in bestaande bebouwing buitenplanse ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 Wro kan worden verleend.

12. De provinciale Beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen geeft inderdaad geen maximum aan voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, maar stelt tevens dat op gemeentelijk niveau wel regels kunnen worden gesteld. In dit geval is ervoor gekozen om vanwege de ligging en aard van het gebied (binnen of toegang gevend tot Landschapspark Moerenburg dan wel Nationaal Landschap Het Groene Woud) de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te reguleren via situering en maatvoering. Permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen alleen binnen een bouwblok worden opgericht (zie artikel 4 van de regels). Wanneer het bouwblok te klein is kan via een wijzigingsbevoegdheid om vergroting van het bouwblok worden verzocht. Om medewerking te verkrijgen dient voldaan te worden aan een aantal voorwaarden, zoals een positief advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

13. Op de locatie aan de Oisterwijksebaan kan Ut Rooie Bietje landschappelijk relatief goed worden ingepast en kan het een vliegwiel zijn voor de aanleg van een wandelroute en voor landschapsbouw door de aanleg van landschapselementen. Gezien de ligging in het Landschapspark zullen er meerdere functies mogelijk worden gemaakt op het gebied van maatschappelijke en educatieve voorzieningen waaronder een zorgboerderij, vervat onder de aanduiding biologische stadsboerderij. Ook een beheerderswoning geïntegreerd in de stadsboerderij maakt deel uit van de nieuwe ontwikkeling. Daarnaast zullen bijbehorende en ondergeschikte horeca- en detailhandelactiviteiten onderdeel uitmaken van de functie.

Toen duidelijk werd dat de woning aan Oisterwijksebaan 6 beschikbaar kwam, is onderzocht of deze locatie kon worden betrokken bij de herhuisvesting van de biologische stadsboerderij. Dit bleek zowel in financiëel als in ruimtelijk en functioneel opzicht niet haalbaar.

Dorpsraad Berkel-Enschot

1. Verzocht wordt niet alleen het Pelgrimspad als doorgaande wandelroute te herstellen, maar ook een wandelverbinding tussen het plangebied 'Koningsoord' en Moerenburg.

2. In vrijwel het gehele plangebied is de functie bomenteelt uitgesloten. In verband met de noodzaak tot wisselteelt, moeten er voor de in het gebied aanwezige boomkwekerijen echter wel voldoende mogelijkheden blijven bestaan.

3. In de 'Koe-in-de-wei-zone' worden blijkens de plantoelichting slechts voor twee veehouderijbedrijven toekomstmogelijkheden gezien. In dit gebied is echter een derde bedrijf gevestigd. Het is subjectief te veronderstellen dat dit bedrijf niet verder zal ontwikkelen.

4. Verzocht wordt landschapselementen, die met de functie-aanduiding 'landschapswaarden' worden weergegeven op de plankaart, van de plankaart te verwijderen, voor zover deze gelegen zijn binnen agrarische bouwblokken. Dit met het oog op de aan de aanduiding gekoppelde planologische beperkingen in de vorm van een aanlegvergunningenstelsel en bezien tegen de achtergrond van het pilotproject Deltaplan voor het landschap.

5. Gevraagd wordt de ontheffingsmogelijkheid voor agrarische bedrijven met betrekking tot het bij wijze van nevenactiviteit plaats bieden aan (tijdelijke) kampeermiddelen, te verruimen. Daarnaast wordt gevraagd de aan de andere eventueel toe te laten nevenactiviteiten verbonden ontheffingsmogelijkheden qua oppervlaktemaat te verruimen tot 500 m².

Standpunt college

1. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Deze wens van de dorpsraad is ons reeds bekend, zoals de raad zelf ook aangeeft. Op deze plaats volstaan wij met de opmerking dat ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan in planologisch-juridische zin slechts relevant is dat het desbetreffende pad voor een groot gedeelte buiten het plangebied zou vallen, en het, voorzover het wel binnen het plangebied valt, zonder problemen zou kunnen worden aangelegd, daar de desbetreffende agrarische gronden mede bestemd zijn voor ondergeschikte paden.

2. De opmerking is overgenomen. Ten aanzien van diverse daarvoor in aanmerking komende gronden is de aanduiding 'bomenteelt uitgesloten' doorgehaald.

3. Het reikt inderdaad te ver om in de plantoelichting te stellen dat slechts de genoemde twee bedrijven toekomstmogelijkheden hebben. De desbetreffende zin is in de toelichting geschrapt (zie onderdeel 5.3.2.1).

4. De opmerking is overgenomen. Zie de plankaarten. Binnen agrarische bouwblokken komt de aanduiding 'landschapswaarden' niet meer voor.

5. In het concept-ontwerpbestemmingsplan is in onderdeel 4.5.2 van de regels een ontheffingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van kamperen met maximaal 15 tijdelijke kampeermiddelen op maximaal 0,5 ha. van de gronden in kwestie. In het ontwerpbestemmingsplan is deze mogelijkheid geschrapt voor zover het gaat om locaties binnen het Landschapspark Moerenburg. In de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan 'Buitengebied De Voorste Stroom' is immers bepaald dat in het landschapspark geen ruimte zal worden geboden aan boerderijcampings, omdat dit wordt gezien als een aantasting van het landschap (Zie blz. 58 van genoemde notitie). Ten aanzien van de overige locaties binnen het plangebied is de ontheffingsmogelijkheid verruimd tot 25 (tijdelijke) kampeermiddelen.

Ten aanzien van de overige nevenactiviteiten wordt in de Nota Buitengebied in Ontwikkeling geen maatvoering genoemd, met uitzondering van het bedrijfsoppervlak voor de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten. Er is enkel aangegeven: "Voor het toelaten van verbrede landbouwactiviteiten op het bouwblok dient een passende maximale maatvoering te worden gesteld." Het college acht 200 m² een passende maatvoering. Aan het verzoek de maximale oppervlaktemaat te verruimen tot 500 m² wordt derhalve niet voldaan.

Vereniging Behoud Moerenburg

1. Verzocht wordt de bestemming 'Agrarisch met Waarden-4', zoals geprojecteerd op het perceel hoek Koebrugseweg/A65, te veranderen in de bestemming 'Natuur'.

2. Verzocht wordt de tekst van onderdeel 5.2.1 van de toelichting, voorzover betrekking hebbend op het toelaten van meerdere woningen op vrijkomende agrarische bouwkavels, aan te scherpen, o.a. door te vermelden dat nieuwbouw van woningen in Moerenburg niet is toegestaan.

3. De vereniging ziet, mede gelet op mogelijke problemen ten aanzien van de ontsluiting, binnen Moerenburg geen ruimte voor sportvoorzieningen, die afkomstig zijn van buiten het plangebied (in relatie tot de geprojecteerde uitbreiding ten oosten van het bestaande Longa-terrein).

4. Verzocht wordt aan de tekst inzake de voorwaarden voor hergebruik van de RWZI in onderdeel 5.2.1 van de toelichting toe te voegen dat geen geluidsoverlast mag worden gegenereerd.

5. De tekst inzake 'niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid' in onderdeel 5.2.1 van de toelichting is niet duidelijk genoeg.

6. De plantoelichting is niet duidelijk over het hergebruik van agrarische bedrijfslocaties voor recreatieve doeleinden. Geldt dit voor alle voormalige agrarische bedrijven?

7. De plantoelichting maakt niet duidelijk welke boerderijen 'karakteristiek' zijn of 'cultuurhistorische waarden' hebben.

8. Aan de Moerenburgseweg (kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie V, nr. 00218) is reeds vele jaren een grondopslagbedrijf gevestigd. De gronden waarop e.e.a. plaats heeft, hadden de bestemming 'Agrarisch met natuurwaarden'. In dit (concept-ontwerp)bestemmingsplan wordt het bedrijf gelegaliseerd. De Vereniging beschouwt dit als een bonus op jarenlange illegale activiteit. Verzocht wordt alsnog te besluiten het bedrijf niet positief te bestemmen.

Standpunt college

1. De opmerking is overgenomen, zie plankaart 2.

2. De opmerking is (inhoudelijk) overgenomen. Bij de vaststelling van de Nota van Uitgangspunten is immers besloten af te zien van het in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling toevoegen van nieuwe woningen. De desbetreffende passage in de plantoelichting is geschrapt.

3. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen, maar niet overgenomen. Bij de totstandkoming van de Visie Landschapspark Moerenburg heeft het gemeentebestuur uitgesproken dat ter plaatse ruimte wordt gezien voor uitbreiding van sportvoorzieningen. Bij de vaststelling van de Nota van Uitgangspunten is dit bevestigd. Aangeven is dat de uitbreiding van de sportvoorzieningen conform de Nota Sportbeleid bedoeld is als reserveringsgebied voor nieuwe accomodaties, inclusief de definitieve locatie voor het St. Jorisgilde.

4. Uiteraard dient ter plaatse aan regelgeving inzake het voorkomen van geluidhinder te worden voldaan. Toegevoegd als randvoorwaarde is 'geen overmatige geluid- of andere hinder voor de omgeving'.

5. Verwezen zij naar onderdeel 1.82 van de regels (definitie kleinschalige dienstverlening, niet zijnde zakelijke dienstverlening). Ter plaatse van de functie-aanduiding 'niet buitengebiedgebonden bedrijvigheid' is deze bepaling van toepassing.

6. Onderdeel 4.7.5 van de regels kan in beginsel op iedere agrarische bedrijfslocatie worden toegepast.

7. Dat is correct, maar in relatie tot het onderdeel van de plantoelichting, waarnaar wordt verwezen, niet relevant. Zoals gesteld onder 6. kan onderdeel 4.7.5 van de regels immers in beginsel op iedere agrarische bedrijfslocatie worden toegepast.

8. Het bedrijf in kwestie wordt inderdaad gelegaliseerd. Het gaat daarbij overigens uitsluitend om met de huidige bestemming strijdig gebruik van gronden (namelijk gebruik voor grondopslag). Van illegale bebouwing is geen sprake. In het thans vigerende plan Buitengebied Moerenburg vallen de bedrijfsactiviteiten, die ten tijde van het onherroepelijk worden van dat plan (i.e. 21 februari 1986) reeds aan de orde waren, onder het overgangsrecht. Dit betekent dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet. Zie hiervoor artikel 28, tweede lid, van genoemd bestemmingsplan. Het nogmaals onder het overgangsrecht brengen van het gebruik van de gronden wordt niet mogelijk geacht. Bij het positief bestemmen is er zorg voor gedragen dat geen bedrijfsbebouwing kan worden opgericht.