direct naar inhoud van 11.3 Zienswijzen
Plan: Bedrijventerrein Kraaiven 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008016-e001

11.3 Zienswijzen

Gedurende de termijn van ter inzage legging zijn zeven zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn ingediend door:

1. Rijkswaterstaat, per post ingekomen op 22 juni 2009

Langs het kanaal heeft u een zone van ca. 10 meter bestemd als ´Waterstaatkundige functie´. Deze strook is minimaal nodig voor beheer en onderhoud en veiligheid bij een "Klasse II kanaal". Uw gemeente is echter met Rijkswaterstaat in gesprek over de mogelijkheden om klasse IV scheepvaart in de toekomst mogelijk te maken in het Wilhelminakanaal tot aan de haven Loven (vanuit het westen). Om klasse IV schaapvaart mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de vaarwegbeheerder grip heeft op de ruimtelijke ordening langs de vaarweg om nadelige invloed van activiteiten van derden op het functioneren van de vaarweg nu of in de toekomst te voorkomen of te beperken. Bij een klasse IV kanaal is er daarom een zone Waterstaat - Waterstaatkundige functie gewenst van minimaal 25 meter.

In mijn reactie op het voorontwerpbestemmingsplan heb ik u gevraagd om langs het kanaal een overlegzone van 75 meter op te nemen, conform provinciaal beleid. U heeft aangegeven deze overlegzone niet op te nemen, aangezien dit provinciaal beleid niet bindend is voor de gemeente en omdat het niet past binnen uw systematiek.

Ik wil u nadrukkelijk vragen een toekomstige opwaardering van het Wilhelminakanaal niet onnodig te belemmeren , juist ook in het belang van uw gemeente. Ik verzoek u daarom om dan ten minste een overlegzone van 25 meter vanaf de rand van het kanaal op te nemen in de regels en op de plankaart. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone moet dan toestemming worden verkregen van de vaarwegbeheerder. Juist omdat de plannen voor opwaardering van het kanaal op dit traject nog niet concreet zijn, is een overlegzone een goede manier om de planvorming voor opwaardering van het kanaal niet te belemmeren.

Daarnaast wijs ik u er op dat werken in/aan/op/over de oever en het kanaal vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). Ik verzoek u om dit op te nemen in de regels voor de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie.

Standpunt gemeente

Wij nemen om diverse redenen geen overlegzone op langs het Wilhelminakanaal.

Vooropgesteld dient te worden dat het niet opnemen van een overlegzone de toekomstige opwaardering van het kanaal geenszins behoeft te belemmeren. Een groot deel van de gronden langs het kanaal is in eigendom van de waterbeheerder (Rijkswaterstaat). Ongewenste ontwikkelingen zijn op die gronden niet aan de orde.

Op gronden die niet in eigendom van de waterbeheerder zijn leidt een overlegzone waarbij voor nieuwe ontwikkelingen toestemming van de vaarwegbeheerder (Rijkswaterstaat) moet worden verkregen, tot een mogelijke inperking van de bouwmogelijkheden op deze percelen en daarmee tot planschade en onvoldoende rechtszekerheid voor de betreffende perceeleigenaren.

Naar aanleiding van de ingediende zienswijze heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Tilburg en Rijkswaterstaat. In dit overleg is door Rijkswaterstaat een overlegzone geopperd waarbij geen sprake is van toestemming van de vaarwegbeheerder voor nieuwe ontwikkelingen, maar van een adviesplicht. Het instellen van een dergelijke overlegzone past niet binnen de Tilburgse bestemmingsplan systematiek. Bij eerdere onlangs vastgestelde bestemmingsplannen is evenmin een overlegzone opgenomen. Hierop zijn destijds geen reacties ingediend door Rijkswaterstaat. Omwille van een eenduidige plansystematiek zal ook een dergelijke overlegzone niet in dit bestemmingsplan worden opgenomen.

Als aanvullend argument kan worden aangevoerd dat bij ingrijpende ontwikkelingen die afwijken van het bestemmingsplan een planologische procedure gevoerd moet worden (projectbesluit of bestemmingsplanherziening). In het kader van deze procedures wordt Rijkswaterstaat standaard gehoord.

De vergunningplicht voor werken in/aan/op/over de oever en het kanaal is wettelijk verankerd in de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) en behoeft niet in het bestemmingsplan te worden opgenomen.

Conclusie

De zienswijze is ongegrond.

2. N.V. Nederlandse Gasunie, per post ingekomen op 30 juni 2009

Uit inzage is gebleken dat de door ons gemaakte opmerkingen uit het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro niet geheel naar tevredenheid zijn doorgevoerd.

Zoals in het voorontwerpbestemmingsplan aangegeven liggen in het gebied waarop dit plan betrekking heeft twee regionale 40 bar aardgastransportleidingen van ons bedrijf. Op de plankaart welke wij met het voorontwerpbestemmingsplan hebben gestuurd zijn naast de in rood aangegeven operationele leidingen, in geel twee buiten bedrijf zijnde leidingdelen gemarkeerd. Deze leidingstukken maken geen deel meer uit van ons actieve aardgastransportnet en kunnen derhalve van de plankaart worden verwijderd. De overige gastransportleiding op de plankaarten zijn geen aardgastransportleiding welke in beheer zijn van de N.V. Nederlandse Gasunie.

Wij verzoeken u de plankaarten met wat hierboven staat beschreven op nauwgezette wijze aan te passen.

Standpunt gemeente

De twee buiten gebruik zijnde leidingdelen zullen van de plankaart worden verwijderd.

Conclusie

De zienswijze is gegrond.

3. Waterschap De Dommel, per post ingekomen op 13 juli 2009

Op 17 maart jl. heeft het waterschap (brief met kenmerk: U-09-01993) verzocht om in paragraaf 9.1.5 te vermelden dat "het Wilhelminakanaal behoort tot de ecologische hoofdstructuur en als natuurdoeltype "multifunctioneel water" heeft. Het Wilhelminakanaal is tevens aangewezen als ecologische verbindingszone". Deze toevoeging is correct in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.

Omdat de voorgaande, oorspronkelijke, alinea niet aangepast is ("Uit de Keurkaarten blijken geen oppervlaktewateren met bijzondere waarde binnen het plangebied aanwezig te zijn") is in het ontwerpbestemmingsplan sprake van een tegenstrijdige beschrijving. Ik verzoek u om dit aan te passen.

Standpunt gemeente

De oorspronkelijke alinea wordt als volgt aangepast: "Uit de Keurkaarten blijken geen oppervlaktewateren met bijzondere waarde binnen het plangebied aanwezig te zijn, met uitzondering van het Wilhelminakanaal"

Conclusie

De zienswijze is gegrond.

4. Bureau Broeders namens de heer J.M. van de Ven, per post ingekomen op 14 juli 2009

Het ontwerpplan kent aan het perceel Ledeboerstraat 70 (in eigendom van de heer J.M van der Ven) de bestemming Bedrijventerrein" toe met een perceelsgerichte bestemming (b<3 1). Op grond van de hiervoor geldende voorschriften dient te worden geconcludeerd dat met deze bestemming voor het onderhavige perceel forse beperkingen worden opgelegd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan "Industrieterrein Noord". In het vigerende plan zijn ondermeer woningen toegestaan. In het ontwerpplan mag op onderhavig perceel geen woning worden gerealiseerd. Een planologische mutatie als thans aan de orde zal beslist aanleiding zijn tot het indienen van een verzoek tot planschade.

In de toelichting op het nu voorliggende ontwerp-plan worden doelen geformuleerd, die de gemeente wenst te bereiken met het plan. Eén van die uitgangspunten betreft het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor particulier initiatief overeenkomstig het gemeentelijk beleid. Tevens is het streven om de flexibiliteit te vergroten door ruime bestemmings- en bebouwingsregelingen, ontheffingsmogelijkheden ed.

Tot slot zij nog opgemerkt dat er reeds meerdere woningen in het plangebied en in het bijzonder de Ledeboerstraat aanwezig zijn.

Gelet op vorenstaande verzoek ik u primair het aan de heer J.M. van der Ven in eigendom toebehorende perceel aan de Ledeboerstraat 70 voor dat gedeelte waar thans het kantoor is gevestigd (mede) te bestemmen tot bedrijfswoning en op de plankaart de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) te vermelden.

Standpunt gemeente

Binnen het vigerende plan zijn bedrijfswoningen niet zonder meer toegestaan. Eén van de voorwaarden voor een bedrijfswoning binnen het vigerende plan is dat de woning voor het gebruik van de bedrijfsgebouwen onontbeerlijk is. Aan dit criterium kan vandaag de dag zelden of nooit worden voldaan. Er is dan ook geen sprake van een beperking van de mogelijkheden nu in het nieuwe plan bedrijfswoningen niet langer zijn toegestaan. De bestaande bedrijfswoningen die in het plangebied zijn gesitueerd zijn als zodanig op de plankaart aangegeven met de functieaanduiding (bw) en kunnen gehandhaafd blijven.

Conclusie

De zienswijze is ongegrond.

5. Holla Poelman Van Leeuwen Advocaten namens Vollenhoven Olie B.V., per post ingekomen op 15 juli 2009

Namens mijn cliënte, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vollenhoven Olie BV, die is gevestigd en kantoor houdt aan de Goirkekanaaldijk 221 te (5048 AA) Tilburg, maar in casu uitdrukkelijk domicilie kiest aan mijn kantooradres, breng ik hierdoor, derhalve tijdig binnen de daartoe staande wettelijke termijn, over het blijkens publicatie d.d. 4 juni 2009 vanaf 5 juni tot en met 16 juli 2009 voor een ieder ter inzage gelegd ontwerp bestemmingsplan

'Bedrijventerrein Kraaiven 2008' de navolgende zienswijze naar voren:

1. Cliënte acht het juist en kan zich er derhalve ook in vinden dat aan het haar in eigendom toebehorend bedrijfsperceel aan de Goirkekanaaldijk 221 (5048 AA) Tilburg de positieve bestemming 'Bedrijventerrein' zal worden toegekend.

Omdat zij haar bedrijfsperceel aan de Goirkekanaaldijk 221 onder meer ook gebruikt als opslagdepot acht cliënte het echter óók juist, dat voor het betreffende perceel ook de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-opslag gevaarlijke stoffen' zal gelden.

In dit kader merkt cliënte nog op, dat het naar haar oordeel bovendien duidelijker zou zijn indien uit de plankaart zou blijken dat het bedrijfsperceel van cliënte een 'Bevi-bedrijf' betreft.

2. Cliënte exploiteert aan de Zevenheuvelenweg nr. 24 een AVIA-motorbrandstoffenverkooppunt. Blijkens de ontwerp plankaart is het de bedoeling dat dit motorbrandstoffenverkooppunt de bestemming 'Bedrijventerrein (BT)' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-groothandel motorbrandstoffen' zal krijgen.

Het betreffende motorbrandstoffenverkooppunt is echter ook - en dat al sinds jaar en dag ! - toegankelijk voor een ieder en er worden daar dus ook motorbrandstoffen aan particulieren verkocht.

Aldus dient het aan de Zevenheuvelenweg 24 gelegen AVIA-motorbrandstoffenverkooppunt naar het oordeel van mijn cliënte de positieve bestemming 'bedrijfverkooppunt motorbrandstoffen' te krijgen.

3. Tenslotte wijst cliënte nog op enkele onvolkomenheden/onduidelijkheden op de ontwerp plankaart c.q. het renvooi:

  • blijkens de ontwerp plankaart krijgen langs de Midden Brabantweg gelegen percelen de bestemming 'DH-P', die bestemmingsaanduiding wordt echter niet, althans niet met die letters, herhaald op het renvooi (dat echter kennelijk abusievelijk wel tweemaal de bestemming 'DH' heeft!)
  • Op de ontwerp plankaart komt op een perceel langs de Midden Brabantweg de aanduiding 'sdh-aws' voor, maar die aanduiding komt niet terug op het renvooi. Kennelijk is op de ontwerp plankaart bedoeld de aanduiding 'sdh-awje'.

Op vorenstaande gronden, die ik desgewenst gaarne bereid ben nader (mondeling) toe te lichten, verzoek ik de leden van uw Raad het bestemmingsplan met inachtneming van de onderhavige zienswijze vast te stellen.

Standpunt gemeente

Ad 1.

Het perceel van Vollenhoven Olie B.V. aan de Goirkekanaaldijk 221 heeft de bestemming ´Bedrijventerrein´, waarbij maximaal categorie 3.1 bedrijvigheid is toegestaan. De hoofdactiviteiten van Vollenhoven vallen onder de SBI omschrijving ´Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: vloeistoffen, o.c. < 100.000m³´, met een categorieaanduiding van 4.1. Op grond van artikel 4.1.1 sub b is bestaande bedrijvigheid in een hogere categorie dan aangegeven op de plankaart toegestaan.

In de voorschriften zal ambtshalve worden opgenomen dat groothandel in motorbrandstoffen niet is toegestaan, behalve daar waar dit op de plankaart met de aanduiding ´specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel motorbrandstoffen (sbt - ghm)´ wordt toegestaan. Op de plankaart zal het perceel van Vollenhoven Olie B.V. aan de Goirkekanaaldijk 221 deze aanduiding ´sbt - ghm´ krijgen. De bedrijvigheid van Vollenhoven Olie BV aldaar is daarmee positief bestemd. Een nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-opslag gevaarlijke stoffen' achten wij niet wenselijk.

Binnen de plansystematiek worden BEVI bedrijven niet als zodanig op de plankaart aangeduid. Wel wordt de veiligheidszone van een BEVI bedrijf op de plankaart aangegeven, echter uitsluitend voor zover deze zone buiten het eigen perceel van het betreffende BEVI bedrijf valt. De veiligheidszone heeft namelijk alleen mogelijke consequenties voor omliggende bedrijven als en voor zover deze over het perceel van een omliggend bedrijf valt. Een BEVI bedrijf wordt zelf niet gehinderd door de eigen zone. De zone wordt dan ook niet op het eigen perceel weergegeven.

Ad 2.

Uitgangspunt bij het opstellen van een nieuw beheerbestemmingsplan is de nadruk op beheer: het bestemmingsplan betreft een actualisatie van de voor het van kracht worden van dit plan vigerende planologische regelingen.

In het vigerende plan is het betreffende perceel bestemd als ´Verzorgingscentrum´. De als zodanig bestemde gronden mogen onder andere worden bebouwd met een benzine verkooppunt, winkels en een café-restaurant. De bouwwerken mogen voorts uitsluitend worden gebruikt voor horeca- of handelsdoeleinden.

Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat onder het vigerende planologische regime een benzineverkooppunt toegestaan is, en dat de locatie op basis van het vigerende plan niet beperkt bestemd is voor een groothandel voor motorbrandstoffen. Voor het gedeelte van het perceel aan de Zevenheuvelenweg wordt de op de plankaart aangegeven bestemming "Bedrijventerrein (BT)" met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel motorbrandstoffen (sbt-ghm)" gewijzigd in de bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen" met een categorieaanduiding "(b=2)".

Ad 3

Voor wat betreft de eerste opmerking: de legenda wordt aangepast, de letters DH-P worden toegevoegd aan de kleurcodering behorende bij de bestemming Detailhandel - Perifeer.

Voor wat betreft de tweede opmerking: de plankaart en de legenda worden met elkaar in overeenstemming gebracht; de aanduiding ´sdh-aws´ wordt gewijzigd in ´sdh-awp´.

Conclusie

De zienswijze is deels gegrond en deels ongegrond.

6. Bedrijven Overleg Regio Tilburg (BORT), per post ingekomen op 16 juli 2009

Onze reactie heeft betrekking op de eventuele ruimte voor vestiging van brandstofverkooppunten via detailhandel. Voor de goede orde wijzen wij u er op dat wij hier een verklaard tegenstander van zijn. In onze ogen is alleen ruimte voor verkoop van brandstof via groothandel, zoals nu het geval is. Voor een onderbouwing van ons standpunt verwijzen wij gemakshalve naar onze brief van 19 november 2008 (bijgevoegd).

De tekst van het onderhavige bestemmingsplan is op dit punt niet helemaal duidelijk - met name artikel 1.79 -, zodat wij er voor gekozen hebben ons eerdergenoemde standpunt langs deze weg (wederom) in te brengen.

Bijgevoegde brief d.d. 19 november 2008

Hierbij reageren wij op het voornemen van de gemeente medewerking te verlenen aan de komst van een onbemand tankstation op industrieterrein Kraaiven. Dit tankstation wordt gevestigd aan de Kraaivenstraat. Het station zal naar onze inschatting 400 bezoekers per dag aantrekken. Deze bezoekers zullen in hoofdzaak gebruikmaken van het kruispunt Kraaivenstraat -Zevenheuvelenweg. Dat kruispunt is nu al een knelpunt, zowel wat verkeersveiligheid als capaciteit betreft. Daardoor stokt het verkeer op dit kruispunt zeer frequent, in elk geval is daarvan sprake tijdens de ochtend- en avondspits. Op extra verkeer wegens de komst van een tankstation zitten wij dan ook niet te wachten. Wij dringen daarom op zo kort mogelijke termijn aan op een diepgaand onderzoek naar de mogelijkheden van stroomlijning van de verkeersafwikkeling tussen de Middenbrabantweg en Kraaiven. Dat onderzoek moet breed van opzet zijn en moet los gezien worden van de komst van de eventuele Mall naar deze omgeving, omdat er in dat geval een aparte ontsluiting gerealiseerd zal worden. Ons inziens dient dit onderzoek en de uitwerking van de daaruit waarschijnlijk voortvloeiende aanpassingen vooraf te gaan aan de eventuele vergunningverlening. Het spreekt voor zich dat onze organisatie dit onderwerp met veel belangstelling volgt, mede gelet op de noodzaak van een goede bereikbaarheid van de bedrijven aan de autoboulevard.

Een ander aspect van de eventuele komst van het onbemande tankstation is de openbare orde en veiligheid. Er is door politie, gemeente, overkoepelende beveiligingsstichting en individuele bedrijven veel energie gestoken in een adequate terreinbeveiliging en u kunt zich voorstellen dat een onbemand tankstation voor ongewenste situaties zou kunnen zorgen. Het is voor ons van groot belang dat dit voldoende aandacht krijgt in de fase van de vergunningverlening.

Standpunt gemeente

De strook grond tussen de Kraaivenstraat en de Middenbrabantweg (´Autoboulevard Kraaiven´) is in het nieuwe plan bestemd als ´Detailhandel-Perifeer´. Volgens de voorschriften zijn de als zodanig bestemde gronden bestemd voor ´detailhandel perifeer uitsluitend gericht op autohandel / garagebedrijf´. Brandstofverkooppunten via detailhandel zijn dus binnen deze bestemming niet toegestaan; een dergelijk verkooppunt zal met vrijstelling of herziening van het nieuwe bestemmingsplan moeten worden gerealiseerd. Een verzoek om vrijstelling of herziening zal op mogelijkheden en wenselijkheid worden beoordeeld. Daarbij zullen onder andere ook de verkeerskundige aspecten worden beoordeeld.

De tekst van artikel 1.79 (de begripsbepaling van ´perifere detailhandel´) kan inderdaad onduidelijkheden oproepen, omdat daarin een beschrijving van diverse perifere detailhandelsbranches gegeven wordt, terwijl deze branches vervolgens binnen de bestemmingsomschrijving worden uitgesloten. Het artikel is als volgt gewijzigd en daarmee meer toegespitst op het onderhavige bestemmingsplan:

Perifere detailhandel:

Detailhandel die op grond van milieuoverwegingen, en/of de afwezigheid van een bepaald verzorgingsgebied en concurrentie voor het hiërarchisch winkelapparaat en/of het volumineuze karakter van de goederen een plaats kan krijgen buiten bestaande winkelcentra. Vestiging is toegestaan binnen gebieden met de bestemming ´Detailhandel´, ´Detailhandel-Perifeer´en percelen met de functieaanduiding ´detailhandel´, dan wel ´detailhandel perifeer´. In dit plan is binnen de daartoe bestemde gronden uitsluitend perifere detailhandel gericht op autohandel/garagebedrijven toegestaan.

Conclusie

De zienswijze is deels gegrond en deels ongegrond

7. De heer L.M.M. Gorris en Pondres, per mail ingekomen op 16 juli 2009, aangevuld per brief op 24 juli 2009

Op 15 juni jl. mocht de heer L.M.M. Gorris een brief van u ontvangen met kenmerk PU10299265 waarin melding wordt gemaakt van het ontwerpbestemmingsplan "Bedrijventerrein Kraaiven 2008". De heer L.M.M. Gorris wenst via ons en dit schrijven zijn zienswijze inzake dit bestemmingsplan kenbaar te maken. De heer Gorris is direct betrokkene als eigenaar van het betreffende perceel.

Met dit schrijven maakt tegelijkertijd Pondres haar zienswijze kenbaar, vertegenwoordigd door haar directie. Pondres is het bedrijf dat gevestigd is op het perceel dat grenst aan het perceel van de heer L.M.M. Gorris alsmede aan dat van het bedrijf Vollenhoven Groot Olie BV Pondres heeft een direct belang bij de vasttelling van het ontwerpbestemmingsplan "Bedrijventerrein Kraaiven 2008", daar zij voornemens is in de nabije toekomst haar activiteiten uit te breiden naar het perceel van de heer L.M.M. Gorris en ter borging daarvan ook een koopoptie is overeengekomen met de heer L M.M. Gorris inzake het onderhavige perceel. Ook beide huidige percelen en opstallen waarin de bedrijfsvoering van Pondres momenteel is gevestigd behoren toe aan de heer L.M.M. Gorris.

Zienswijze

1. Bij het uitvoeren van de QRA door van Vollenhoven in 2008 is op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van de heer L.MM. Gorris en Pondres. Op basis van de QRA is door de Gemeente Tilburg een PR contour opgesteld die gedeeltelijk het perceel van de heer L M.M. Gorris omvat.

2. Bij het opstellen van de QRA is de heer L.M.M. Gorris c.q. Pondres op geen enkele wijze betrokken geweest, terwijl er wel sprake is van verstrekkende gevolgen voor de heer L.M.M. Gorris c.q. Pondres. Dit doet geen recht aan de belangen van deze partijen.

3. Bij het opstellen van de QRA is het verplaatsen van de bron die leidt tot het leggen van een PR contour op het perceel van de heer L.M.M. Gorris niet overwogen. Feitelijk stellen we vast dat deze PR contour kan leiden tot het niet door kunnen voeren van beoogde bedrijfsactiviteiten op dit perceel door Pondres dan wel een zeer beperkte toepasbaarheid van het perceel van de heer L M.M. Gorris. In beide gevallen is er sprake van verregaande financiële consequenties alsmede consequenties voor de beoogde groei en continuïteit in het geval van Pondres. Wij stellen daarmee vast dat er aanvullende maatregelen door Vollenhoven vastgesteld en geïmplementeerd dienen te worden waardoor de momentaan vastgestelde PR contouren beperkt worden tot aan het perceel van Vollenhoven zelf. De Gemeente Tilburg zal hierop toe moeten zien door het stellen van aanvullende eisen inzake de te verlenen vergunningen.

4. Bij het opstellen van de QRA is een afweging gemaakt tussen het minimaliseren van de PR contour en de daarvoor benodigde maatregelen bij Vollenhoven. Daarbij is de schade die de heer L.M.M. Gorris en Pondres leiden niet meegenomen in deze afweging. Er is dus in deze afweging volledig voorbij gegaan aan de belangen van deze partijen.

5. Wij zijn van mening dat, met in achtneming van het genoemde onder punt 3 en 4, Vollenhoven en de Gemeente Tilburg het maximale moeten ondernemen ten einde de huidige serieuze consequenties voorde heer L.M.M. Gorris en Pondres te niet te doen dan wel te minimaliseren.

6. Indien wet- en regelgeving geen ruimte geven voor het gestelde onder punt 5 dan zouden wij gaarne vernemen onder welke technische en bouwkundige voorwaarden er toch gebouwd mag worden binnen deze PR contour, dan wel de PR contour vanwege deze maatregelen alsnog verminderd kan worden. Hetzelfde kan gesteld worden t.a.v. de planregels waarnaar verwezen wordt. Deze planregels, inclusief hun gevolgen zijn bij ons niet bekend, hetgeen het verwoorden van onze zienswijze inzake het concept bestemmingsplan bemoeilijkt. Wij stellen dan ook dat deze planregels, tenzij deze overbodig worden gezien het gestelde in punt 5, aan ons bekend gemaakt dienen te zijn ten einde de eventuele implicaties mee te kunnen nemen in onze zienswijze en daarmee nog van invloed kunnen zijn op het bestemmingsplan.

7. In geval er mogelijkheden zoals genoemd onder punt 6 aanwezig zijn, dan zijn wij van mening dat de financiële consequenties van hetgeen onder punt 6 wordt beantwoord helder moeten zijn alsmede door wie deze gedragen moeten worden alvorens het bestemmingsplan en daarmee de consequenties voor de heer L.M.M. Gorris en Pondres worden gefinaliseerd.

8. Wij hebben in een gesprek met de Gemeente Tilburg vastgesteld dat er nog wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan voorgenomen zijn, die nog niet publiekelijk bekend gemaakt zijn. Ten einde ook hier eventueel onze zienswijze over te kunnen ventileren verzoeken wij u deze wijzigingen voorshands publiekelijk maken.

Standpunt Gemeente

De risicocontour die voor een deel over het perceel van de heer Gorris ligt is afkomstig van het naastgelegen bedrijf Vollenhoven Olie BV. De contour komt voort uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Dit besluit heeft als doel individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken met externe veiligheid rekening te houden. Gemeenten zijn verplicht om bij het opstellen van een bestemmingsplan een zogeheten risicocontour te berekenen.

Die contour vormt een visualisatie van het plaatsgebonden risico (PR): de kans dat een persoon die een jaar lang permanent en onbeschermd op een plaats buiten het bedrijfsterrein aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het PR bedraagt maximaal 10-6 per jaar. Dat betekent dat de overlijdenskans door een ongeval bij een inrichting niet groter mag zijn dan één op de miljoen (10-6) per jaar. De contour bakent het gebied af waarbinnen die kans hoger is.

Binnen de contour mogen op grond van het Bevi geen kwetsbare objecten worden gevestigd. Voor bestaande risicovolle situaties (kwetsbaar object binnen een risicocontour) geldt een saneringsplicht; uitgangspunt daarbij is dat geprobeerd wordt door aanpassingen aan de bron de risicocontour te verkleinen of op te heffen. Als dat om redenen niet mogelijk is, kan ook het kwetsbare object worden geamoveerd.

De contour wordt berekend aan de hand van een Kwantitatieve Risicoanalyse (Quantitative Risk Assessment, QRA). Uitgangspunt bij die risicoanalyse is de bestaande vergunde situatie; de contour wordt berekend op basis van de activiteiten en de inrichting van Vollenhoven zoals die in de bestaande milieuvergunning zijn toegestaan.

Ad 1 en 2

De berekening van de PR contour is een wettelijke verplichting waaraan de gemeente moet voldoen. Bij de berekening ervan is de heer Gorris inderdaad niet betrokken geweest. De heer Gorris is evenwel bij brief van 15 juni 2009 persoonlijk op de hoogte gesteld van het feit dat de veiligheidscontour van Vollenhoven Olie BV deels over zijn perceel lag, en als zodanig op de (ontwerp)plankaart werd weergegeven. Daarbij is tevens aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan van 5 juni tot en met 16 juli voor zienswijzen ter inzage lag. De maatregelen uit het Bevi dienen ter bescherming van de veiligheid van derden. In dat perspectief is wel degelijk met de belangen van de heer Gorris en de eventuele toekomstige gebruikers van het perceel rekening gehouden.

Ad 3, 4 en 5

Bij het vaststellen van de veiligheidscontour is uitgegaan van de bestaande rechtens verkregen situatie zoals vastgelegd in de milieuvergunning. Verplaatsing of wijziging van de bron betekenen een wijziging van die rechtens verkregen situatie en kan door de gemeente binnen de bestaande milieuvergunning niet worden afgedwongen. Saneringsmaatregelen kunnen alleen worden afgedwongen indien er sprake is van een risicovolle situatie, d.w.z. indien er sprake is van kwetsbare objecten gelegen binnen een risicocontour. Dat is hier niet het geval; de gronden waarover de risicocontour ligt zijn onbebouwd.

Nieuwvestiging van een kwetsbaar object binnen de contour is op basis van het BEVI niet toegestaan. Het is de taak van de gemeente om te voorkomen dat een verslechtering van de veiligheidssituatie optreedt. In dat kader, en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, is het verbod op kwetsbare objecten binnen de contour overgenomen in de planregels, en is de contour weergegeven op de plankaart.

Ad 6 en 7

Binnen de PR contour mag gebouwd worden, zolang er geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Dat betekent dat bedrijfsbebouwing binnen de contour kan worden toegestaan mits het aantal aanwezige personen kleiner is dan 50. Voor kantoren geldt de eis dat het bruto vloeroppervlak minder dan 1.500 m2 per object moet bedragen, of dat het aantal aanwezige personen kleiner is dan 50. Zelfstandige kantoren zijn overigens in het bestemmingsplan niet toegestaan (behoudens bestaande situaties waar deze op de plankaart zijn aangeduid). Het bestemmingsplan voorziet niet in technische en/of bouwkundige voorwaarden waaronder toch gebouwd mag worden binnen de PR contour. De planregels waar naar verwezen wordt hebben van 5 juni tot en met 16 juli ter inzage gelegen in de Stadswinkel in het centrum, én zijn beschikbaar gesteld via internet. Indien zij in de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan daartoe aanleiding zien kunnen reclamanten een verzoek om tegemoetkoming in de kosten (planschade) ex art. 6.1 Wro indienen.

Ad 8.

Waarschijnlijk wordt hier gedoeld op de ambtshalve wijzingen. Na vaststelling door de raad wordt het raadsvoorstel met daarin de staat van wijzigingen bekend gemaakt. Het voorstel wordt als bijlage onder andere gepubliceerd bij de bekendmaking van het goedgekeurde bestemmingsplan. Tegen de gewijzigd vastgestelde onderdelen van het plan staat voor belanghebbenden rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Conclusie:

De zienswijze is ongegrond.