direct naar inhoud van Artikel 10 Water
Plan: Bedrijventerrein Kraaiven 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008016-e001

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Functies

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer te water;
  • b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. groenvoorziening;
  • d. water en vaarwegen
  • e. haven voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen;
  • f. oevers en kaden met beschoeiing;
  • g. water aan- en afvoerkanalen / wegen;
  • h. zwaaikommen;
  • i. laad- en losplaats inclusief opslag en laad- en loswerktuigen zoals hijswerktuigen en lopende banden;
  • j. bermen, bermsloten en taluds;
  • k. vaarweg meubilair en tekens;
  • l. leidingwerken ten behoeve van de functie;
  • m. bedieningsgebouwen en sluizen;
  • n. deuren werkplaatsen/ opslagterreinen;
  • o. oeverzones met geplande verruiming vaarwegen;
  • p. toegangswegen objecten;
  • q. inspectiewegen / (fiets)paden langs de oever;
  • r. alles wat verder voor het instandhouden van de functie vaarwegen van toepassing is.
10.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. brug (br);

zijn de voor 'Water' aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie.

10.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. aanlegsteiger;
  • c. objecten voor beeldende kunst,

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 10.1.1 en 10.1.2 genoemde functies.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen, uitgezonderd nutsgebouwen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven.
10.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.4.1 Ontheffing voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 10.4.2 ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.2.3onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m.

10.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in 10.4.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits:

  • a. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • b. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • c. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.