direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Kwadrant/Van Tuyll sportpark/Brinkhage/Lansinghage
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00027-0004

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • s. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • t. groenvoorzieningen;
  • u. nutsvoorzieningen;
  • v. objecten van beeldende kunst;
  • w. lichtmasten en vlaggenmasten;
  • x. parkeervoorzieningen;
  • y. water;
  • z. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

4.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 4.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

  • a. de bestemming 'Leiding - Gas' is primair het bepaalde in artikel 19 van toepassing.
4.1.3 Voorwaarden perifere detailhandel

Perifere detailhandel is alleen toegestaan wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft de vestiging/verbouwing van een individeel bedrijf;
  • b. het aandeel van bedrijven in de perifere detailhandel bedraagt niet meer dan 10% van het totale oppervlakte van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • c. bij de nieuwvestiging van perifere detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten groter dan 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) alsmede de nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt groter dan 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) dient tegelijkertijd met de aanvraag omgevingsvergunning ingediend te worden:
  • 1. een positief advies van het het Regionaal Economisch Overleg (=REO), en
  • 2. een distributieplanologisch onderzoek waaruit blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste het met de aanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak bedragen. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het binnen het bouwperceel gelegen bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' en 'maximale bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • d. de onderlinge afstand tussen gebouwen, voor zover niet aaneengesloten gebouwd, mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' mag de bouwhoogte van overkappingen maximaal 8 m bedragen;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' mag de bouwhoogte van een zendmast maximaal 15 m bedragen;
  • g. ingeval op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een grotere bouwhoogte of goothoogte van de bedrijfsgebouwen bestaat, geldt deze als maximale maat;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst mag maximaal 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken ten behoeve van erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor het bouwen van een erfafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.3.2 Afwijken ten behoeve van bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor het verhogen van het bebouwingspercentage met 10%, indien in de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden voorzien en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten;
  • f. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor zelfstandige horeca;
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, met uitzondering van het bepaalde in lid 4.1.1 onder j;
  • i. het opslaan van goederen buiten het bouwvlak;
  • j. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

4.5.2 Voorwaarden voor afwijking van milieucategorie

Het bevoegd gezag verleent de onder lid 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning, indien de bedrijven die mogelijk worden gemaakt met de afwijking naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de op grond van lid 4.1.1 onder a tot en met e toegestane milieucategorieën.

4.5.3 Afwijken voor nevenassortiment

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 onder f en 4.1.3 voor detailhandel in de vorm van een nevenassortiment, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  • b. het nevenassortimentsdeel niet groter is dan 20% van het netto vloeroppervlak;
  • c. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Dit onderzoek dient deel uit te maken van de vergunningaanvraag;
  • d. het Regionaal Economisch Overleg (=REO) advies heeft uitgebracht.

4.5.4 Risicovolle inrichtingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder c voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting mits uit onderzoek blijkt dat geen onaanvaardbaar risico voor gevaar ontstaat. Hiertoe overlegt de aanvrager een veiligheidsonderzoek ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning.

4.5.5 Voorwaarden afwijken risicovolle inrichting

Het bevoegd gezag verleent de onder 4.5.4 genoemde omgevingsvergunning nadat de aanvrager een onderzoek heeft overgelegd. Met dit onderzoek moet naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn aangetoond dat:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
  • b. bij de vestiging van een risicovolle inrichting dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting, waaruit in ieder geval dient te blijken dat het groepsrisico kleiner is dan of gelijk is aan 0,1 maal de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
4.5.6 Afwijken vuurwerk

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder h voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk.

4.5.7 Voorwaarden afwijken vuurwerk

Het bevoegd gezag verleent de onder 4.5.6 genoemde omgevingsvergunning, nadat de aanvrager stukken heeft overgelegd, waarmee naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit.