direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spoorwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

In de 'Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' is vastgelegd, dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. Deze nota is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2006. De actualiseringsslag vloeit voort uit de in de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro) vastgelegde actualiseringsverplichting. In de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt en dat deze bestemmingsplannen eens in de tien jaar moeten worden geactualiseerd (art. 3.1 Wro).

Er is geen hoge prioriteit toegekend aan deze herziening omdat het vigerende bestemmingsplan vrij recent is (2003) en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Niettemin dienen bestemmingsplannen niet ouder te zijn dan 10 jaar en dus is een herziening wenselijk.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Dit nieuwe bestemmingsplan Spoorwijk legt de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader vast. Daar waar in 2003 nog globale woonbestemmingen op de verbeelding zijn opgenomen, zijn deze nu nader gedetailleerd als gevolg van de feitelijke realisatie van deze woongebieden. Verder heeft de gemeente Den Haag in de tussentijd drie paraplu bestemmingsplannen vastgesteld die in deze herziening worden betrokken en zijn de standaard regels aangepast aan de huidige inzichten en regelgeving. Tot slot worden op enkele plaatsen dakopbouwen toegestaan.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het stadsdeel Laakkwartier. De begrenzing van het plangebied is als volgt: spoorlijn, parallel aan de Hildebrandstraat, het Hildebrandplein, de Ferrandweg, de Laakkade, de Van Zeggelenlaan en de gemeentegrens, parallel aan de Sinjeur Semeynsweg en de Schimmelweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0001.png"

kaart 1: Plangrens Spoorwijk

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Dit nieuwe bestemmingsplan Spoorwijk vervangt het bestaande bestemmingsplan Spoorwijk, dat op 27 november 2003 is vastgesteld, op 23 februari 2004 is goedgekeurd en per 15 april 2004 onherroepelijke rechtskracht heeft verkregen. Daarnaast vervangt dit bestemmingsplan de, op 6 november 2008 door de raad vastgestelde eerste herziening Spoorwijk (Beetsstraat 200 e.o.).

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of aanleggen.

De wijze waarop het bestemmingsplan Spoorwijk het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Spoorwijk aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Spoorwijk maakt deel uit van het stadsdeel Laakkwartier, dat wordt begrensd door de spoorlijn Amsterdam - Rotterdam, de gemeente Rijswijk en de Haagse Trekvliet. Deze wijk is aangelegd in de voormalige Noordpolder.

Spoorwijk is gebouwd aan het begin van de vorige eeuw (rond 1920) en kan gekarakteriseerd worden als een wijk met kleinschalige bebouwing daterend uit de periode van de tuinstadgedachte. Dit komt tot uitdrukking in de aanleg van veel korte straatjes en lange straten die gebogen lopen zodat lange zichtlijnen tot de uitzondering behoren. Deze opbouw zorgt voor beschutte openbare ruimten. Gevoegd bij de relatief lage huisjes en brede straten met bomen, gaf dit geheel een knusse, dorpse sfeer, kenmerkend voor de tuinstad. Uitzondering op de eenvoudige, lage bebouwing vormden de bijzondere functies: scholen en kerken. Deze werden groter en zorgvuldig ontworpen om als stedenbouwkundig accent te dienen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0002.jpg"

Door toename van met name het autobezit is de woonomgeving in Spoorwijk drastisch veranderd. De voortuinen maakten plaats voor de geparkeerde auto en het verkeer op straat werd drukker. In de jaren '80 is als gevolg van de stadsvernieuwing elders in de stad, in Spoorwijk de bewonerssamenstelling sterk veranderd. Door het grote aantal goedkope huurwoningen kwamen veel buitenlandse gastarbeiders in de wijk wonen en is het merendeel van de oorspronkelijke bewoners naar elders vertrokken.

De instroom van nieuwe bewoners heeft er onder andere toe geleid dat de sociale samenhang tussen bewoners in de wijk sterk verminderde. De woningen waren te klein en te gehorig. De buitenruimte was te beperkt en ook de kwaliteit van het 'buitenmilieu' werd onder de maat bevonden. Het is daarom dat de gemeenteraad op 14 oktober 1999 heeft ingestemd met de hoofdlijnen voor vernieuwing van Spoorwijk. De raad heeft daarbij opdracht gegeven om een wijkplan inclusief stedenbouwkundig plan en indicatieve financiële paragraaf op te stellen. Dit wijkplan is in 2001 door de raad vastgesteld en diende als basis voor de te ontwikkelen plannen, uit te voeren projecten en het stedenbouwkundig plan Spoorwijk. In het stedenbouwkundig plan is, mede op verzoek van de bewoners, het tuindorpkarakter weer terug gebracht. Uiteindelijk is de juridische vertaling van deze tweede herstructureringsslag in 2003 vastgelegd in het huidige bestemmingsplan Spoorwijk. Nieuw Spoorwijk fase 1 won De Nieuwe Stad Prijs, een prijs voor het beste vernieuwingsproject in Den Haag.

2.3 Cultureel erfgoed

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Spoorwijk aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

2.3.1 Beschermd stadsgezicht

Op 14 februari 2002 is Laakkwartier-Centraal als gemeentelijk beschermd stadsgezicht aangewezen. Een klein deel van dit beschermde stadsgezicht valt binnen de grenzen van het bestemmingsplan Spoorwijk. Het betreft het gebied globaal begrensd door de Van Zeggelenlaan, Sinjeur Semeynsweg, Schimmelweg, Van Koetsveldstraat en de Hildebrandstraat.

Laakkwartier en Spoorwijk zijn opgezet als woonwijken voor arbeiders, lagere ambtenaren en kleine middenstanders. De ruimtelijke structuur van de wijk wordt gekenmerkt door brede gevorkte hoofdassen en besloten binnenruimten. De architectuur vertoont in nagenoeg de hele wijk de stijlkenmerken van de Nieuwe Haagse School en op enkele locaties de Amsterdamse School. Een kwaliteit van de wijk is de sterke verwevenheid van stedenbouw en architectuur. Spoorwijk is opgebouwd uit eengezinswoningen, namelijk arbeiderswoningen met aaneengesloten gevelwanden, in de rooilijn van de straat. Maar het merendeel van de woningen bestond uit beneden bovenwoningen met ieder een eigen entree aan de straat. Kenmerkend hiervoor waren de vier voordeuren naast elkaar. Deze woningen zijn in de jaren '20 gerealiseerd door de gemeente. Ontwerpen zijn van architecten W. Greve en A.Pet. Greve heeft daarbij voor de binnenmuren voor het eerst geëxperimenteerd met gegoten slakkenbeton. De architectuur is in dit deel eenvoudig en sober. Er werd gestreefd naar een zo groot mogelijke standaardisatie waarbij platte dakenbouw is vermeden. De daken zijn hellend en met keramische pannen bedekt vanwege lagere onderhoudskosten en betere isolatie. In de jaren tachtig hebben de arbeiderswoningen een grootscheepse renovatie ondergaan waarbij de dakbedekking is vernieuwd en houten kozijnen zijn vervangen door aluminium kozijnen.

Beleid en regelgeving ten aanzien van beschermde stadsgezichten zijn opgenomen in paragraaf 3.4.1.

Een primair doel van dit bestemmingsplan is behoud van de ruimtelijke structuur en de aanwezige functiekarakteristiek van dit beschermd stadsgezicht. De toelichting behorende bij het besluit tot aanwijzing van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht is als Bijlage 1 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0003.jpg"

In het bestemmingsplangebied zijn geen monumenten aanwezig.

2.3.2 Archeologie

Tot nu toe zijn uit het plangebied geen archeologische vindplaatsen bekend. Niettemin is er in een deel van het bestemmingsplangebied kans op het aantreffen van archeologische waarden vanaf de prehistorie.

2.3.2.1 De geologische ondergrond

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een smalle strandwal en een groot aantal zandkopjes in de ondergrond. Strandwallen zijn zandruggen die grofweg evenwijdig aan de kustlijn liggen en die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. De zandkopjes zijn restanten van strandwallen die in de prehistorie onder invloed van overstromingen voor een deel zijn weggespoeld. De tussenliggende delen worden gekenmerkt door een opeenvolging van lagen veen en klei, afzettingen die natte omstandigheden verraden. Door een doorbraak van de zee rond 1000 v. Christus, ontstond gedurende een paar honderd jaar een getijdengebied achter de strandwallen, waardoor het veen enerzijds kon ontwateren en veraarden, en er anderzijds in grote delen van de regio klei werd afgezet.

2.3.2.2 Archeologische potenties en waarden

Tot nu toe zijn uit het plangebied geen vindplaatsen bekend. Niettemin is er in een deel van het bestemmingsplangebied kans op het aantreffen van archeologische waarden vanaf de prehistorie. Dit heeft te maken met de ondergrond. Het landschap van strandwallen, duin- en zandkopjes was in het verleden een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de mens en heeft daarom archeologische potentie. De eerste bewoners van de strandwallen leefden in de Nieuwe Steentijd, zo'n 5000 jaar geleden. Van de zandkopjes is bekend dat deze vanaf de Midden IJzertijd (rond 300 v. Chr.) bewoond kunnen zijn.

Bij archeologisch booronderzoek is in het noordoostelijk deel van het plangebied een zandkop of laag duin aangetoond. Ook op de veraarde top van het veenpakket in de rest van het gebied was vanaf de late ijzertijd bewoning mogelijk.

In het eerste millennium kwam opnieuw veenvorming op gang en werd het gebied waarschijnlijk weer te nat voor bewoning. Pas in de late middeleeuwen wordt het gebied ontgonnen en verkaveld, later ook drooggemalen. Voor zover nu bekend is het gebied, nadat het in de middeleeuwen deel was gaan uitmaken van de Noortpolder, niet bebouwd geweest. Pas in de 20ste eeuw gebeurt dat met de aanleg van de huidige woonwijk. Concluderend kan worden gesteld dat een deel van het bestemmingsplangebied een hoge archeologische verwachting heeft.

Dit deel is op de verbeelding aangegeven met een dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 2”. Voor dit gebied is een aanlegvergunningenstelsel en bouwregels met vrijstellingsregime voor oppervlakte en diepte van kracht. Het archeologiebeleid is opgenomen in paragraaf 3.2.2.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

De eerste stedenbouwkundige plannen voor de wijk zijn te vinden in het Uitbreidingsplan van Lindo uit 1905. Voor de verdere ontwikkeling van de wijk is het Uitbreidingsplan van Berlage uit 1908 van belang geweest. Tussen 1920 en 1931 werd Spoorwijk gebouwd. Het stratenpatroon is vrijwel conform het plan van Berlage gerealiseerd. Spoorwijk bestond grotendeels uit een complex gemeentelijke woningwetwoningen met een grote uniformiteit in de woonblokken. Deze uniforme opzet van Spoorwijk paste in de stedenbouwkundige visie van die tijd, waarbij het individuele huis ondergeschikt werd gemaakt aan de straatwand. Huizenblokken werden tot één harmonisch geheel samengevoegd. In Laak-Centraal is voornamelijk voor de lagere middenstand gebouwd, in Spoorwijk en Molenwijk werd gebouwd voor de arbeidersklasse. De grootste huiseigenaar in Spoorwijk is woningcorporatie Vestia.

De stedenbouwkundige opzet van de buurt wordt bepaald door de gevorkte hoofdas van de Alberdingk Thijmstraat en de Potgieterstraat, die bij het Alberdingk Thijmplein samenkomen, en door het gebogen verloop van de bouwblokken tussen de Hildebrandstraat en de Beetsstraat, geïnspireerd op de aangrenzende spoorlijn, waar de wijk zijn naam aan ontleent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0004.jpg"

Het stedenbouwkundige plan dat ten grondslag ligt aan de meest recente herstructurering, volgt in grote lijnen dezelfde stedenbouwkundige hoofdstructuur. De Hildebrand-, Beets-, Hasebroek- en Alberdingk Thijmstraat zijn ook in het huidige Spoorwijk dragers van de wijk. Er zijn zo'n 1300 woningen gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Er is meer ruimte op straat ontstaan voor groen, spelen en parkeren en er zijn meer grondgebonden woningen toegevoegd. Dat lukte niet binnen de oorspronkelijke, krappe verkaveling en dus is er in 2003 een nieuwe invulling voor een deel van Spoorwijk bedacht. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van een wand in 4 lagen met appartementen langs het spoor; de rug van de wijk. Daarnaast langs de hoofdstructuur een 3-laagse bebouwing. De rest van de nieuwbouw bestond voornamelijk uit 2-laagse eengezinswoningen plus eventueel een toegevoegde halve 3e bouwlaag.

Er staan diverse opvallende gebouwen in de wijk. De school aan het Alberdingk Thijmplein is nogal beeldbepalend. Op de plek van de voormalige Jeroenkerk aan het Ledeganckplein is een hoogbouwcomplex met een bibliotheek en elf woonlagen gebouwd; een sterk beeldbepalend - en in veler ogen beeld verstorend - gebouw, waarin ook het wijkcentrum De Wissel is ondergebracht. Ter plaatse van de voormalige Oranjekerk aan het Goeverneurplein zijn een supermarkt en seniorenwoningen gebouwd. Een andere belangrijke structurele verandering die heeft plaatsgevonden, is de aanleg van het buurtpark inclusief aangrenzende nieuwbouw, tussen de Oltmansstraat, de Beetsstraat, de Amazonestraat en de Alberdingk Thijmstraat.

De vernieuwing van Spoorwijk is gefaseerd uitgevoerd. De derde en voorlopig laatste fase is afgerond in 2009.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Spoorwijk is een woonwijk die grotendeels uit 30 km woonstraten bestaat. De Neherkade, Hildebrandstraat, Goeverneurlaan en Alberdingk Thijmstraat zijn 50 km wegen en onderdeel van de hoofdstructuur wegverkeer en van het (hoofd)fietsnetwerk. Op deze wegen rijdt ook openbaar vervoer. De Neherkade en een deel van de Hildebrandstraat zijn aangeduid als stedelijke hoofdweg. De Alberdingk Thijmstraat en de Goeverneurlaan zijn aangeduid als wijkontsluitingswegen.

Buslijn 18 rijdt over de Alberdingk Thijmstraat en de Van Meursstraat (en het deel van de Hasebroekstraat dat in het verlengde ligt van de Van Meursstraat. Laatstgenoemde wegen zijn 30 km wegen die onderdeel uitmaken van de 30 km/zone, maar geen snelheidsremmende maatregelen hebben vanwege bus en nood- en hulpdiensten route. Over de Goeverneurlaan/ Hildebrandstraat rijdt tramlijn 16.

De nood- en hulpdiensten maken gebruik van de volgende wegen: Goeverneurlaan, Hildebrandstraat/ Hildebrandplein, Alberdingk Thijmstraat, (een deel van de) Hasebroekstraat en de Van Meursstraat. Deze wegen zijn onderdeel van de nood- en hulpdiensten route.

Station Moerwijk dat grenst aan het plangebied Spoorwijk is een klein OV-Knooppunt voor stoptreinen met haltes voor buslijn 26 en tramlijn 16. Het station heeft voor wat treinreizigers betreft 1500 in- en uitstappers per dag. Om de groei van het aantal reizigers met de trein te faciliteren worden de fietsvoorzieningen geoptimaliseerd. Zo worden de fietsroutes van en naar het station verbeterd en zal er een capaciteitsuitbreiding van het aantal stallingsplaatsen voor de fiets plaatsvinden.

2.4.3 Groen

Spoorwijk grenst aan de groene landgoederenzone op Rijswijks grondgebied. De grens van dit tot de stedelijk ecologische hoofdstructuur behorende groengebied wordt gevormd door de Broeksloot een natuurlijke waterloop.
Ook aan de noordzijde grenst de wijk aan een groene waterloop: de Laak. De Laakzone, het riviertje met de groene oevers vormt een ecologische verbindingszone die de Trekvliet verbindt met station Moerwijk. Beide groengebieden worden met elkaar verbonden door het groene talud aan weerszijde van het spoor.

De vernieuwing van Spoorwijk is rond 1995 gestart met de aanleg van een buurtpark. Inmiddels is dit park, een fraaie stadstuin met de naam het Hof van Heden, uitgegroeid tot een begrip. Het park is prachtig aangelegd en wordt vooral gebruikt als wandelgebied.

Een belangrijke meerwaarde in de openbare ruimte wordt gevonden in de vorm van autovrije pleinen.

2.4.4 Water

Spoorwijk ligt in de Noordpolder die zich uitstrekt over het grensgebied van Den Haag en Rijswijk. Het grootste deel van de polder ligt in Den Haag en omvat binnen het stadsdeel Laak de Noordpolderbuurt (Molenwijk), Laakwartier West, Laakkwartier Oost en Spoorwijk. Aan de noordwestzijde van de Noordpolder liggen de wijken Moerwijk en Morgenstond, onderdeel van het stadsdeel Escamp. Het Rijswijkse deel van de Noordpolder bestaat uit de Landgoederenzone. De totale oppervlakte van de Noordpolder is ongeveer 460 hectare, waarvan 350 hectare binnen de gemeente Den Haag ligt.

Het waterpeil bedraagt voor het merendeel van het gebied 1,30 m onder NAP. Een klein stukje valt in een hoger peilgebied.

Aan de zuidzijde van het plangebied licht de Laak, een oud veenriviertje midden in het dichtbebouwde laakkwartier. Aan de noordzijde wordt het plangebied omgrensd door de Broeksloot. Tegenwoordig vormt het water met de oevers, graslanden en bomen er langs een natuurlijke oase in de stad. Beide wateren zijn onderdeel van het netwerk van stedelijk ecologische verbindingszones. Tot slot is er nog een vijver aangelegd in het Hof van Heden. Dit water is een zogenaamd 'secundair' water en heeft als zodanig geen beschermde status.

2.4.5 Bodem

Binnen het plangebied bestaat de bodem uit klei en veen, afgewisseld met zand (zie ook paragraaf 2.3.2.1). De kwaliteit van de bodem en eventueel aanwezige verontreiniging komt in hoofdstuk 4 aan de orde.

2.4.6 Kabels en leidingen

Aan de westzijde komt een persleiding van het Hoogheemraadschap het plangebied binnen. Deze ondergrondse persleiding loopt vervolgens naar het noorden onder delen van (de groenbestemming langs) de Hildebrandstraat en de Neherkade. Langs de westzijde van het plangebied liggen daarnaast nog tweede andere leidingen, namelijk een ondergrondse 150 kv hoogspanningsleiding en een rioolpersleiding. De drie voorkomende leidingen zijn op de verbeelding weergegeven en beschermd in de regels. Het plangebied valt buiten de invloedsfeer van de nabij gelegen ondergrondse hogedrukaardgasleiding van de Gasunie.

2.5 Functionele structuur

Spoorwijk is een woonwijk met de daarbij passende winkels en horeca, hier en daar een kleinschalig bedrijf en enkele bijzondere voorzieningen. De diverse functies worden in de volgende paragrafen beschreven. De gegevens dateren uit 2013.

2.5.1 Kantoren en bedrijven

In Spoorwijk zijn geen kantoorgebouwen aanwezig en dit bestemmingsplan maakt ook geen nieuwe zelfstandige kantoren mogelijk.

Bedrijven in zelfstandige bedrijfsruimten zijn schaars in Spoorwijk. Enkele bedrijven zijn gevestigd aan de Capadosestraat en de Van Oosterwijk Bruynstraat.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

Het Laaktheater aan de Ferrandweg is een wijktheater dat zich oorspronkelijk voornamelijk richtte op kinderen en jongeren.
Een ateliercomplex bevindt zich aan het Ledeganckplein 7.

2.5.3 Detailhandel, horeca en dienstverlening

De meeste winkels en horecavestigingen zijn geconcentreerd rond het Goeverneurplein. Daarnaast bevinden zich van oorsprong op veel hoeken van de bredere straten winkelpanden die nog maar in een paar gevallen een winkelfunctie hebben. De meeste panden zijn tegenwoordig in gebruik voor dienstverlening of als woning. Enkele horecavestigingen zijn elders in de wijk te vinden. Spoorwijk kent geen hotels of leisurevoorzieningen.

2.5.4 Maatschappelijk

Onderwijsvoorzieningen

In Spoorwijk zijn twee basisscholen aanwezig. Openbare basisschool De Spoorzoeker aan de Busken Huëtstraat 22-24 en RK basisschool Jeroen aan de Guido Gezellestraat 51.

Wijkvoorzieningen

Centrum De Wissel aan de Betsy Perkstraat 14 is een buurthuis voor iedereen.

Centrum Spoorwijk aan de Schimmelweg 200 is een voorziening speciaal voor jongeren.

Gezondheidsvoorzieningen

Aan de Alberdingk Thijmstraat 85 is het Gezondheidscentrum Spoorwijk gevestigd. Dit gezondheidscentrum biedt plaats aan enkele huisartsen, een apotheek, fysiotherapie, kinderfysiotherapie, logopedie, maatschappelijk werk, bloedafname, verloskundigenpraktijk en een diëtiste. Daarnaast zijn er in Laak nog zeven huisartsenpraktijken gevestigd.

Humanitas aan de Dr. Schaepmanstraat 1-1a zorgt voor dienstverlening aan mensen met een handicap in het wooncentrum.

Stichting De Compaan aan de Hasebroekstraat 62 is een instelling voor verstandelijk gehandicapten.

Religieuze voorzieningen

Marokkaanse Moskee El Ouma: Guido Gezellestraat 50.

Diaconaal werk Oase: Van Meursstraat 1.

Jeroenparochie: Rosseelsstraat 113

Christelijke wijkgemeente “In de Praktijk”: Prudens van Duysestraat 18

Hindoecentrum Sewa Dhaam in het voormalige schoolgebouw aan het Alberdingk Thijmplein 34.

Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen
In Spoorwijk zijn drie kinderdagverblijven en een peuterspeelzaal gevestigd.

Kinderdagverblijven
2 Onder Elkaar: Max Havelaarstraat 68
Bartje: Guido Gezellestraat 2
2 Stapjes: Betsy Perkstraat 20

Peuterspeelzaal De Locomotief Busken Huetstraat 22

2.5.5 Sport en recreatie

Sporthal ’t Zandje is gevestigd aan de Schimmelweg 202. Het naastgelegen sportterrein is ingericht voor ‘openbaar’ sportief gebruik. In Centrum de Wissel is o.a. een fitnesscentrum aanwezig.

In het plangebied zijn in de volgende straten speelplekken aanwezig:

Beetsstraat
Betsy Perkstraat
Busken Huetstraat (schoolplein)
Dr. Schaepmanstraat/Oltmansstraat (schoolplein)
Hildebrandstraat ter hoogte van Bartje Blomhof
Hildebrandstraat ter hoogte van Henriëtte Keggehof
Ledeganckplein (speeltuin)
Schimmelweg

2.5.6 Wonen

Spoorwijk is van oorsprong een vooroorlogse wijk met een groot aandeel kleine woningen (minder dan 50 m2) die aan het einde van de vorige eeuw woontechnisch verouderd waren.

De wijk is sinds enige jaren getransformeerd tot een meer groenstedelijk woongebied. Grote delen van de corporatievoorraad in de wijk zijn inmiddels vernieuwd. Via grootschalige herstructurering is er meer variatie in woningtypen gekomen (eengezinswoningen, seniorenwoningen en appartementen) en in eigendomssituatie (nieuwbouw in sociale segment en koopsegment).

Op dit moment is de verhouding eengezinswoningen-appartementen gelijk, met een groter aandeel corporatiebezit (57%) dan particulier bezit. De samenstelling van de huishoudens is divers en evenredig verdeeld van eenpersoonshuishoudens tot samenwonend met en zonder kinderen. Meer dan de helft van de huishoudens heeft een laag inkomen. Op 1 januari 2013 behoorde 30,5% van de bevolking tot de jongeren onder 20 jaar, 6,2% tot de ouderen en de rest - 63,2% - tot de 20-64 jarigen. Vergeleken met Den Haag heeft Spoorwijk procentueel ongeveer evenveel inwoners in de leeftijd 20-64 jaar. De gemiddelde leeftijd van de inwoners van Spoorwijk was 32,8 jaar en was daarmee lager dan de gemiddelde leeftijd van alle Haagse inwoners. De bewoners zijn voornamelijk van allochtone afkomst (76%). Deze groep niet-Nederlandse bewoners is zeer gemêleerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Spoorwijk vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf gaat in op het beleid ten aanzien van de cultuurhistorische waarden en archeologie. De paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan Spoorwijk zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.

3.2 Cultureel erfgoed

3.2.1 Cultuurhistorische waarde
3.2.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is het meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en drukken ze hun stempel op toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.2.1.2 Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het plangebied Spoorwijk maakt geen deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht.

3.2.1.3 Provinciaal beleid

Nota Regels voor Ruimte

Voor de provincie is het cultureel erfgoed van grote betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. De inpassing en het gebruiken van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen staat daarbij voorop. Het provinciale beleid is vooral gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze is door de provincie Zuid-Holland in 2005 vastgesteld. In de CHS zijn de kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie aangegeven.

Het plangebied is in de CHS niet aangemerkt als landschap met een zeer hoge waarde.

3.2.1.4 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Het wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In het plangebied is geen sprake van beeldbepalende bebouwing. Wel is het westelijk deel van het plangebied aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. (zie ook paragraaf 2.3.1)

3.2.1.5 Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In het plangebied zijn geen Rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.

3.2.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

3.2.2.1 Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie zones voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.
3.2.2.2 Het plangebied

In het bestemmingsplangebied Spoorwijk komen zones 2 en 3 voor. Voor zone 2 gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes op de AWVK en voor het vrijstellingsregime zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd worden verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.

3.2.2.3 Zorgplicht naar initiatiefnemers

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.


In alle gevallen, dus ook in zone 3, blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op de website.

3.3 Ruimtelijk beleid

3.3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Spoorwijk worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Spoorwijk geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.3.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

3.3.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Op 2 juli 2010 is de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

"Visie op Zuid-Holland "is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.
3.3.2.2 Verordening Ruimte

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Daarmee is de verordening het enige provinciale instrument dat bindend is voor gemeenten. De nota stelt onder meer voorwaarden aan de hoeveelheid kantoren, bedrijfsruimten en detailhandel.

In de verordening zijn in artikel 2 algemene regels ter zake van bestemmingsplannen opgenomen. Lid 1 en 2 hebben betrekking op nieuwe ontwikkelingen met onder andere zelfstandige kantoren, detailhandel en/of woningen.

In het geval van bestemmingsplan Spoorwijk is van nieuwe ontwikkelingen geen sprake. Het betreft in hoofdzaak een bestaand woongebied waar geen zelfstandige kantoren voorkomen. Het bestemmingsplan regelt met name de feitelijke bestaande situatie. Een verantwoording in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening.

3.3.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Spoorwijk is al een intensief bebouwd woongebied. Verdere intensivering wordt hier niet voorzien.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Spoorwijk is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.3.4 Gemeentelijk beleid
3.3.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). Daarnaast is de Structuurvisie uitgewerkt in negen gebiedsontwikkelingen. Een hiervan is de omgeving van het station Moerwijk: Knoop Moerwijk.

3.3.4.2 Investeringsprogramma Stedelijke ontwikkeling 2014

Het vijfde Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO RIS 263532 - 7 november 2013) omvat de voorgenomen en in uitvoering zijnde fysiek ruimtelijke projecten die zijn gericht op de stedelijke ontwikkeling van Den Haag. Het college wil de strategie van geleidelijke en duurzame groei van de stad continueren. De economische crisis heeft geleid tot een pragmatische en innovatieve strategie voor stedelijke ontwikkeling.

De ruimtelijk-economische focus van Den Haag ligt op de centrale zone van de stad. Deze zone van kust tot A-4 herbergt de economische en stedelijke kerngebieden van de stad en omvat de kust, internationale zone en het centrum. Naast de centrale zone blijft de focus gericht op de krachtwijken. Hierbij wordt een integrale aanpak nagestreefd. Het gaat ten eerste om het verbeteren van de woningen en zorgen voor meer differentiatie van de woningvoorraad.

Op basis van de bevolkings- en huishoudensprognoses is de verwachting dat Den Haag tot 2040 substantieel groeit. Het feit dat meer mensen naar Den Haag willen komen om te werken en wonen biedt kansen. De woningbouwambitie blijft dan ook gehandhaafd op 1.500 woningen per jaar. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van 'kleinschalig opdrachtgeverschap' en transformatie van langdurig leegstaand vastgoed. Binnen het plangebied is één locatie voor kleinschalig opdrachtgeverschap aanwezig, gelegen aan de Beetsstraat 201. Deze ontwikkeling is door middel van een herziening van het bestemmingsplan Spoorwijk 2003 mogelijk gemaakt.

3.3.4.3 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

Om dit in goede banen te leiden is in de nota inzichtelijk gemaakt op welke wijze verdichting bijdraagt aan de kwaliteit van wonen, werken en leven in Den Haag. Daarbij is bekeken in hoeverre Haagse sectorale beleidsambities samenvallen met verdichtingskansen in de stad.

Verdichting langs lange lijnen

Binnen de ambitie “Den Haag als wereldstad aan zee” past het streven naar het creëren van een stedelijker beeld langs de doorgaande wegen of hoofdroutes en groengebieden in de stad. Deze wegen, ook wel lange lijnen genaamd, zijn de wegen waarlangs Den Haag zich ontwikkeld heeft.
De vaak ruim bemeten brede verkeersprofielen met flankerende bebouwing bieden een kans om de doorgaande hoofdverkeersaders te profileren als de dragers van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Den Haag. Bovendien biedt het schaalvergroting en het toestaan van een grotere bouwhoogte langs doorgaande wegen en groen een essentiële bijdrage aan de verdichtingsopgave waarvoor de stad zich gesteld ziet.

De ambitie voorziet naast het tegemoet komen aan individuele behoefte tevens in een mogelijkheid tot generieke verdichting en verstedelijking van de stad. Dat de verdichting juist langs de hoofdroutes dient plaats te vinden, is mede ingegeven door het streven naar intensief ruimtegebruik in het bestaande stedelijk gebied. Bovendien is een groot deel van het openbaar vervoer op deze wegen geconcentreerd. Daardoor wordt niet alleen toename van de mobiliteit en aantasting van de groene gebieden voorkomen, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer in de stad op een hoger niveau gebracht. Dat van bestaande infrastructuur gebruik kan worden gemaakt, is vanuit het aspect duurzaamheid bezien daarbij een groot voordeel. Zie verder paragraaf 5.2.3 Verdichtingsmogelijkheden.

Verdichting door middel van dakopbouwen

Op microniveau kan verdichting plaatsvinden door op bepaalde plekken dakopbouwen op de bestaande woningen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingsopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In paragrafen 5.2.4 en 5.2.5 wordt de regeling voor dakopbouwen nader toegelicht.

3.3.4.4 Masterplan


Knoop Moerwijk is de benaming die de gemeente gebruikt voor het gebied rondom station Moerwijk dat de wijken Laakhaven, Moerwijk en Spoorwijk met elkaar verbindt. Belangrijke opgave voor Knoop Moerwijk is om de bereikbaarheid van de omliggende wijken met openbaar vervoer te verbeteren door het ontwarren van de knoop in de wegverkeerinfrastructuur.

Het Masterplan Knoop Moerwijk is als structuurvisie vastgesteld op 17 december 2009 (RIS 168337), waarbij is afgesproken dat de uitvoering pas zal worden gestart als het rijk middelen beschikbaar stelt.

Tijdens de vaststelling van het masterplan is verder door de gemeenteraad besloten om, mede op verzoek van de bewoners, ook voor de korte termijn een kwaliteitsverbetering direct rondom het huidige station te realiseren. Een en ander heeft geen directe invloed op het bestemmingsplan Spoorwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0005.jpg"

plan- en studiegebied Masterplan Knoop Moerwijk

3.4 Sectoraal beleid

3.4.1 Bebouwing

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Het plangebied valt voor een klein deel binnen het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier (zie paragraaf 2.3.1). Dit bestemmingsplan heeft vooral een conserverend karakter. De bestaande stedenbouwkundige structuur wordt volledig gehandhaafd.

De gemeenteraad is verplicht om ter bescherming van een beschermd stadsgezicht een bestemmingsplan vast te stellen. Deze verplichting is voor wat betreft een rijks beschermd stadsgezicht verankerd in de Monumentenwet 1988 en voor wat betreft een gemeentelijk beschermd stadsgezicht in de Monumentenverordening. Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag).

Aanwijzing van een stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van de bebouwing, maar is gericht op het in stand houden van de waardevolle karakteristieken, die in de toelichting op de aanwijzing zijn gedefinieerd. Hoe met de cultuurhistorische waarden moet worden omgegaan bij nieuwe ontwikkelingen in een gemeentelijk beschermd stadsgezicht staat in de notitie 'Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten'. Voor het gebied zijn ordekaarten vervaardigd, waarmee het cultuurhistorisch gehalte van de straatwanden in drie ordes is aangegeven. Hierdoor is het mogelijk het beleid te concentreren op die straatwanden, die in hoge mate de cultuurhistorische waarden van het betreffende stadsgezicht vertegenwoordigen. Deze ordening is onderdeel van de welstandstoets bij (individuele) bouwplannen in het beschermde stadsgezicht. De drie ordes zijn als volgt gedefinieerd:

  • straatwand van de 1e orde: straatensembles van de eerste orde bezitten een hoge ensemblewaarde en zijn als het ware de dragers van het beschermd stadsgezicht. Het zijn de straatwanden met de meest geslaagde architectuur, de fraaiste groenaanleg en belangrijke zichtassen; een straat van de eerste orde in het plangebied is de Goeveneurlaan;
  • straatwand van de 2e orde: deze beeldondersteunende straatensembles zijn alle overige straten, met straatwanden, die dateren uit de tijd, dat de wijk werd aangelegd en waar de oorspronkelijke aanleg en het architectuurbeeld nog goed zijn bewaard;
  • straatwand van de 3e orde: straatwanden met een later sterk gewijzigde stedenbouwkundige opzet en architectuur die niet meer aansluit op het oorspronkelijk stedelijk weefsel. Dit zijn meestal ingrepen uit een latere periode en worden in onderstaand kaartje in zwart aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0006.png"

De straatwanden van de 1e en 2e orde dienen zoveel mogelijk in hun huidige opbouw en verschijningsvorm gehandhaafd te blijven. Dakopbouwen zijn - indien er geen bezonningsbelemmeringen zijn - mogelijk, maar dienen afgestemd te zijn op de cultuurhistorische waardevolle kenmerken van de gevelwand.

Er zijn in Spoorwijk geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.

3.4.2 Verkeer en infrastructuur
3.4.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Deze nota is de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.4.2.2 Gemeentelijk beleid

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). Deze nota zal in de loop van 2011 ter behandeling en vaststelling aan de commissie en raad worden aangeboden. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol. Het openbaar vervoer dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de ontwerpnota Haagse Nota Mobiliteit.

In paragraaf 2.3.2 zijn de busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

Om de groei van het aantal reizigers met de trein te faciliteren worden de fietsvoorzieningen geoptimaliseerd. Zo worden de fietsroutes van en naar station Moerwijk verbeterd en zal er een capaciteitsuitbreiding van het aantal stallingsplaatsen voor de fiets plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0007.jpg"

Openbaar vervoer in de nabijheid van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0008.jpg"

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0009.jpg"

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

De Neherkade/ Hildebrandstraat, Goeverneurlaan en Alberdingk Thijmstraat zijn 50 km wegen en onderdeel van de hoofdstructuur wegverkeer en van het (hoofd)fietsnetwerk. Op deze wegen rijdt ook Openbaar Vervoer. De Neherkade en Hildebrandstraat zijn aangeduid als stedelijke hoofdweg. De Alberdingk Thijmstraat en de Goeverneurlaan zijn aangeduid als wijkontsluitingswegen. In de overige woonstraten geldt een 30 km/uur regime.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0010.jpg"

De Neherkade/ Hildebrandstraat, Goeverneurlaan en Alberdingk Thijmstraat zijn onderdeel van het (hoofd)fietsnetwerk. De fietsroutes van en naar het station zullen worden verbeterd en het aantal stallingsplaatsen voor de fiets zal bij het station worden uitgebreid.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” RIS 168473 nov. 2009. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (RIS 181571 vastgesteld op 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De parkeernormen en het toepassingskader zijn als bijlage 4 in dit bestemmingsplan opgenomen.

In de gebruiksregels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.4.3 Wonen
3.4.3.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (RIS 167788) vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Elke sfeer dient ook de kwalitatief bijpassende woningen te krijgen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare wijken krijgt de verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen

3.4.3.2 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs-, of praktijkwoning. In de nota 'werkwoningen in de Haagse regio' (RIS 72582, 22-02-2000) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen.

In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.

3.4.3.3 Plangebied

Het plangebied is in de Haagse Woonvisie aangewezen als groenstedelijk woonmilieu. In dit woonmilieu is een zekere mate van functiemenging aanwezig, voornamelijk aan de doorgaande wegen. De woonfunctie is echter duidelijk dominant aanwezig met een mix van grondgebonden woningen en appartementen. De woonsfeer is 'groen en ontspannen wonen in de stad'. Deze woonsfeer wordt gekenmerkt door een veelheid en ruime opzet van openbare ruimte en vloeiende informele overgang naar de woningen. Op korte termijn wordt verder ingezet op verbetering van de bestaande voorraad en kwaliteit van de openbare ruimte.

3.4.4 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (RV 126 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten.

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).

Daarnaast is er ook veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid zijn ook meer kleinschalige bedrijfsruimten hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin-off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.4.4.1 Bedrijven

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren wordt veel gedacht aan functiemenging. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.

De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.

In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als Bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).

Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • A. Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • B. Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • C. Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.


Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

De verspreid voorkomende winkelpanden lenen zich vaak goed voor gebruik als bedrijfsruimte in categorie A zoals hierboven beschreven. Om dit mogelijk te maken zijn op de verbeelding aanduidingen als 'b' (bedrijven) of 'gd' (gemengd waaronder bedrijven) opgenomen binnen de bestemming 'Wonen'.

3.4.4.2 Detailhandel


Provinciaal beleid

Het provinciale detailhandelsbeleid is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie 2010 en is voor het laatst geactualiseerd in 2012. De detailhandel is altijd al een dynamische sector geweest. Ten opzichte van een aantal jaren terug is de detailhandel veranderd van een groeimarkt in een verdringingsmarkt. Het provinciale detailhandelsbeleid is erop gericht om de hoofdstructuur (hoofd- en ondersteunende centra, aangevuld met de belangrijkste clusters van PDV) zoveel als mogelijk te versterken. Om de detailhandelsstructuur in Zuid-Holland in stand te kunnen houden, zal de gezamenlijke inzet van partijen erop gericht moeten zijn om het winkelvloeroppervlak en de zachte planvoorraad in omvang terug te brengen en tegelijk de dynamiek en de vernieuwing in de detailhandelsstructuur te stimuleren en de structuur te versterken. Kwaliteit moet leidend zijn. Aanvullend hierop is versterking van perspectiefrijke onderdelen van de bestaande detailhandelsstructuur en het tegengaan van solitaire vestigingen van belang.

Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft op 27 november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo5 in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

A. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).

B. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.

C. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.

D. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.

E. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.

F. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.

G. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.

Gemeentelijk beleid

De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (Rm 54 - 2014; RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2'. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.

De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.

Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad uit 2011 (RIS179514) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. De gemeente kiest voor optimale clustering van perifere detailhandel terwijl voor grootschalige detailhandel de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging blijft. (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

Het hoofdwinkelcentrum voor Spoorwijk bestaat uit de winkelconcentratie rond het Goeverneurplein en het aansluitende deel van de Hildebrandstraat. In paragraaf 5.3 is beschreven hoe dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan.

3.4.4.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RV 16; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.

Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zg. horecaconcentratiegebieden.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Medio 2013 is de notitie 'Verhouding detailhandel – horeca in winkelstraten' vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.

In het winkelcentrum Goeverneurplein zijn lichte horecavestigingen toegestaan tot een maximum van 20% van het winkelareaal. Horeca-vestigingen op andere locaties in het plangebied zijn voorzien van een functieaanduiding.

Hotelstrategie

De Hotelstrategie Den Haag 'Check in The Hague' (Rv 132 - 2013; RIS 260889) is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verder diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg. In Spoorwijk komen momenteel geen hotels voor en aangezien de wijk niet in een toeristisch kerngebied ligt, maakt het bestemmingsplan ook geen nieuwe hotels mogelijk. Alleen de vestiging van een Bed & Breakfast is onder voorwaarden mogelijk.

3.4.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.4.5.1 Onderwijs


De gemeente is sinds 1997 verantwoordelijk voor de huisvesting van de scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Daarom wordt per stadsdeel een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP-Onderwijs) gemaakt om de scholen zo goed en efficiënt mogelijk te huisvesten.

Kinderopvang

Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt, denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

Een kinderdagverblijf is in het Besluit geluidhinder aangewezen als 'ander geluidsgevoelig gebouw' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat voor vestiging van nieuwe kinderdagverblijven geluidsnormen gelden. Voor bestaande vestigingen geldt overgangsrecht en zullen deze geluidsnormen uiterlijk per 1 juli 2015 gelden.

Het doel van de nota beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (Rv 85 2001; RIS 85329). is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of half vrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren


Er zijn drie kinderdagverblijven en twee peuterspeelzalen in het plangebied gevestigd.

In het voorliggende bestemmingsplan worden deze voorzieningen toegestaan. Voor nieuwe kinderdagverblijven geldt dat deze alleen zijn toegestaan in panden met de bestemming Maatschappelijk-2 waar geluidgevoelige functies zijn toegestaan.

3.4.5.2 Welzijn en zorg

De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (Rv 66 - 2011; RIS 180162) geformuleerd. Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Haagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.

Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema’s en het financiele raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma’s, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.

De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.

Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van
voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.

3.4.5.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Buurthuis van de Toekomst

Uitgangspunt van het thema 'Buurthuis van de Toekomst' is dat ten behoeve van jongeren ontmoetingsplekken, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, scoutingruimten, verenigingsleven en sociaal cultureel werk, evenals ruimten voor kunstbeoefening, in voorkomend geval ook in gebouwen bij de sportvoorzieningen gehuisvest moeten kunnen worden.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek Gebedsruimte in Den Haag (2005; RIS 132713) geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

In paragraaf 2.5.4 zijn de belangrijkste maatschappelijke voorzieningen in Spoorwijk benoemd. Er zijn geen plannen voor uitbreiding met nieuwe voorzieningen.

3.4.6 Cultuur en ontspanning

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, beeldende kunstinstellingen, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Het bestemmingsplan Spoorwijk maakt alleen het bestaande theater aan de Ferrandweg mogelijk.

3.4.7 Sport en recreatie
3.4.7.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

3.4.7.2 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad (RIS 157604) vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 tot 150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 tot 600 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   > 750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dienen de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • 1. een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek'
  • 2. woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes)
  • 3. speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen
  • 4. verkeersveiligheid rondom een speelplek
  • 5. speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.

De bestaande speelplekken zijn opgenomen in paragraaf 2.5.5

In dit bestemmingsplan worden in de bestemming Groen en in enkele verkeersbestemmingen speelvoorzieningen toegestaan.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving.

In dit hoofdstuk komen de voor dit plangebied relevante milieuaspecten aan bod. Daarbij wordt per milieuthema de consequenties van dit bestemmingsplan beschreven.

4.2 Externe veiligheid

4.2.1 Landelijke wetgeving

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR in relatie tot zelfredzaamheid nog buiten deze 200 m strekken.

In 2014 zal het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking treden. In dat Besluit worden veiligheidszones langs rijkswegen aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Daarnaast worden in de omgeving beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.


Er zijn binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

4.2.2 Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

- Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

- Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

- Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.

Bevoorrading LPG-tankstation Neherkade

Aan de Neherkade 2980 is een LPG-tankstation gevestigd. De Neherkade is een ontheffingsroute voor gevaarlijke stoffen in verband met de bevoorrading van dit tankstation. Voor dit LPG-tankstation geldt een maximaal toegestane jaarlijkse doorzet van 1.000 m3 LPG. Aan de hand van deze gegevens is de vervoersfrequentie van en naar het LPG-tankstation bepaald (140 LPG-tankwagenbewegingen per jaar).

Ten behoeve van de milieueffectrapportage voor de infrastructurele wijziging van de Neherkade is een kwantititieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd (rapport Tauw, d.d. 31 mei 2011). Voor de QRA is voor LPG een invloedsgebied van 325 m aangehouden. Het plangebied Spoorwijk valt hier net buiten.

4.2.3 Onderzoek en conclusie

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en op het nabijgelegen bedrijventerrein geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.

Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over water of spoor plaats. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Wel ligt de wijk Spoorwijk binnen het 4 km brede invloedsgebied van de A4 waarover het traject tussen Knooppunt Ypenburg en het Prins Clausplein vervoer van giftige stoffen plaatsvindt. Een risicoanalyse is echter niet nodig omdat het plangebied op een grotere afstand dan 200 m van de weg af ligt.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die niet reeds eerder al planologisch mogelijk zijn gemaakt. Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.2.4 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg (ex artikel 3.1.1. Bro) de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) om advies gevraagd.

De VRH geeft aan dat de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in onderhavig bestemmingsplan, binnen het invloedsgebied van de rijksweg A4 en A13 (knooppunt Ypenburg) vallen. Door de aanwezigheid van o.a. deze risicobronnen op het gebied van externe veiligheid is er een risico op het gebied van externe veiligheid.

De hierna genoemde maatregelen worden door de VHR geadviseerd in het kader van externe veiligheid (art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) en art. 10 van de Wet veiligheidsregio's. Deze maatregelen kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Ook is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals de realisatie van nieuwe ontwikkelingen, specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Als gevolg daarvan kunnen extra maatregelen nodig zijn. Niet alle geadviseerde maatregelen kunnen worden geborgd in het kader van het bestemmingsplan. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen, bijvoorbeeld een omgevingsvergunning, of door andere disciplines binnen de gemeente, zoals een afdeling communicatie, worden geborgd.

Effect reducerende maatregel

  • a. Geadviseerd wordt om in de objecten een voorziening te verplaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld om zo de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Dit geldt bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw van alle objecten, bestemd voor het verblijf van personen, binnen het invloedsgebied van het knooppunt Ypenburg, zoals de nieuw te bouwen woningen aan de Beetsstraat. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.

Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid:

  • b. Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van groepen personen en/of verminderd- tot niet zelfredzame personen, is voorbereid op calamiteiten met het transport van gevaarlijke stoffen op het knooppunt Ypenburg. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend.
  • c. Geadviseerd wordt om bewoners, bezoekers en vaste gebruikers binnen het invloedsgebied van één of meerdere risicobronnen te informeren over de verschillende risico's en gevaren van deze risicobronnen. Daarbij dient men tevens geïnformeerd te worden over de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening:

  • d. Zowel de bereikbaarheid voor de hulpdiensten als de bluswatervoorzieningen zijn in de huidige situatie onder normale omstandigheden voldoende. Geadviseerd wordt om voor nieuw te ontwikkelen locaties vooraf nadere afstemming te hebben met de VRH met betrekking tot de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid.

4.3 Bezonning

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat bewoners zoveel mogelijk hun wooncarrière in hun eigen wijk kunnen maken. Het vergroten van hun woning is daarin een belangrijk instrument, reden waarom het bestemmingsplan voorziet in deze bouwmogelijkheid voor zoveel mogelijk woningen. De mate van achteruitgang van de bezonning van belendende woonpanden is een belangrijk aandachtspunt. Daarom is bij de opstelling van het bestemmingsplan een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door bureau Peutz en is als bijlage 2 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.

Doel van dit onderzoek is om de invloed van de bebouwing op de bezonning van de omliggende bebouwing in relatie tot de huidige bezonningssituatie in beeld te brengen. Daarbij is getoetst aan de specifieke bezonningsnorm van de gemeente Den Haag:

  • toetsingsdata 19 februari en 21 oktober bij een minimale zonhoogte van 10 graden;
  • meting van de bezonning op 0,75 meter hoogte in het midden van de voor- en achtergevels (van de onderste woonlaag) van woningen in de directe omgeving van de nieuwbouw.

Na het uitvoeren van een basisonderzoek is een optimalisatieonderzoek uitgevoerd waaruit volgt welke mate van bebouwing van het dakvlak mogelijk is zodanig dat aan de Haagse bezonningsnorm wordt voldaan. In de Haagse bezonningsnorm is vastgelegd dat woningen, op bovengenoemde toetsingsdata en meethoogte, minimaal 2 uur zon moeten ontvangen. Daarnaast is in het door de raad vastgestelde beleid voor dakopbouwen een excessenregeling opgenomen. Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat er een excessieve afname van de bezonning op woningen plaatsvindt als gevolg van de realisatie van dakopbouwen. Hiervan is sprake bij een afname van de bezonningsduur van meer dan 50% op de normdata.

4.4 Geluid

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een uitspraak worden gedaan over de akoestische kwaliteit binnen het plangebied. Daarnaast moeten op grond van de Wet geluidhinder, de daarmee samenhangende wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De Wet geluidhinder onderscheidt daarbij drie afzonderlijke bronnen:

  • 1. Industrielawaai: de geluidbelasting door geluidbronnen op een gezoneerd industrieterrein;
  • 2. Wegverkeerslawaai: de geluidbelastingsplichtige wegen;
  • 3. Railverkeerslawaai: de geluidbelasting door treinverkeer op bij het bij wet aangewezen spoornetwerk.


In het navolgende wordt kort op de drie voorgaande bronnen binnen het kader van de Wet geluidhinder ingegaan.

De Wet geluidhinder stelt wettelijke grenswaarden aan de geluidbelasting door industriële geluidbronnen, als deze zich binnen de begrenzing van een gezoneerd industrieterrein bevinden. Dat is het geval als op de verbeelding een dergelijk gezoneerd industrieterrein is ingetekend en/of de planregels de vestiging van een zogenoemde 'grote lawaaimaker' niet uitsluiten. In dit geval zijn deze beide voorwaarden niet aan de orde. Binnen het plangebied bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Daarom is het regime van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, op grond waarvan de wettelijke geluidgrenswaarden voor industrielawaai gelden, niet van toepassing op het bestemmingsplan Spoorwijk.

Op grond van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder ligt langs elke weg waarop een hogere maximale rijsnelheid dan 30 km/h geldt, een wettelijke geluidzone. De geluidbelasting ter hoogte van 'geluidgevoelige objecten' veroorzaakt door het wegverkeer is binnen deze zone aan wettelijke grenswaarden gebonden. Het plangebied wordt omlijst en doorkruist door wegen waarlangs een dergelijke wettelijke zone ligt. Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige functies worden mogelijk gemaakt, is geen nader onderzoek noodzakelijk.

Op grond van hoofdstuk VII van de Wet geluidhinder geldt, vergelijkbaar als voor wegen, een wettelijke zone langs de spoorrails tussen Delft en Den Haag. De zonebreedte langs dergelijke spoorbanen varieert van 100 tot 1200 meter, afhankelijk van de intensiteit van het treinverkeer. Langs het tracé van de spoorbaan dat langs de noordwest zijde van het plangebied loopt, ligt een zone van 100 meter breed. Omdat dit bestemmingsplan geen ontwikkellocaties kent, heeft er geen nadere toetsing aan wettelijke geluidgrenswaarden plaatsgevonden.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden (Stb. 414, 2008 en Stb. 434, 2008). Daarmee is de zogenoemde Wet luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Op grond van deze Wet luchtkwaliteit worden wettelijke grenswaarden gesteld aan de concentratie van verschillende verontreinigende stoffen in de lucht. Van deze diverse verontreinigende stoffen zijn over het algemeen stikstofdioxide (NO2) en zogenoemd fijnstof (PM10) maatgevend.

De Wet luchtkwaliteit stelt dat bestuursorganen hun bevoegdheden kunnen uitoefenen indien (art.5.16):

  • dit niet leidt tot het overschrijden van de grenswaarden voor luchtkwaliteit;
  • aannemelijk is gemaakt dat het niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Projecten die de luchtkwaliteit niet in betekenende mate (NIBM) verslechteren, worden niet meer getoetst aan de grenswaarden en kunnen zondermeer doorgang vinden.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het bestemmingsplan Spoorwijk maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

4.6 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 (Rv 162 - 2005; RIS 129360), verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.


Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0011.png"

Binnen het plangebied zijn op het Hildebrandplein en de Laakweg tot de van Zeggelenlaan bomenrijen aanwezig die onderdeel uitmaken van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze bomenrijen krijgen geen aparte regel maar vallen in de bestemming 'Groen' waarbij de instandhouding van de Stedelijke ecologische verbindingszone een van de bestemmingsomschrijvingen is.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

De Laakzone is een dergelijke verbindingszone. De zone loopt van station Moerwijk tot aan de Trekvliet en bestaat uit een groenstrook rond het oude veenriviertje de Laak. Het water met de oevers, graslanden, struweel en bomenrijen vormt een langgerekte groene oase in de stad. Het vormt een verbinding tussen Trekvliet en – via het spoortalud langs de Assumburgweg – de Rijswijkse groengebieden, die behoren tot de stedelijke ecologische hoofdstructuur. Het water loopt via een duiker bij station Moerwijk naar de Erasmuszone. Een klein deel van deze zone - bij de Laakkade en Ferrandweg - bevindt zich binnen het plangebied Spoorwijk. De ontwikkelingsvisie beveelt als belangrijkste verbeterpunt voor deze zone aan om de barrière werking van Station Moerwijk op te heffen zodat er een ecologisch, functionele aansluiting op de Erasmuszone komt.

De verbinding tussen het Hildebrandplein en het Rijswijkse groengebied via de Hildebrandstraat is de tweede ecologische verbindingszone binnen het plangebied Spoorwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0012.jpg"

Ambities

De belangrijkste ecologische verbeterpunten zijn:

  • Hildebrandplein: barrière oplossen;
  • Barrière van station Moerwijk oplossen, zodat er een ecologisch, functionele aansluiting op de Erasmuszone komt.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden.

Bij de uitvoering van plannen in het bestemmingsplangebied dient een nader natuuronderzoek uitgevoerd te worden.

Er is in Spoorwijk sprake van zogenaamde categorie 3 beschermde dieren, namelijk diverse soorten vleermuizen. Initiatiefnemers van een ruimtelijke ontwikkeling dienen in dat geval een ontheffing aan te vragen bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische zaken. Daarnaast is aandacht vereist voor broedende vogels. In de omgeving van de Assumburgweg bevindt zich een vossenburcht die niet verstoord mag worden.

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.

Er bevinden zich geen Natura2000-gebieden in of nabij het plangebied.

Bescherming van Bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden: www.denhaag.nl/bomen.

Binnen het plangebied Spoorwijk staan geen monumentale bomen.

Groen op achtererven

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te worden. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (zie: Rv 84.2011/2; RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken. .

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije regeling te geven voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen op het achtererf. Daarbij geldt als extra voorwaarde, dat het achtererf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd.

In Spoorwijk komen in de binnengebieden terreinen voor die gemeenschappelijk eigendom zijn. Deze binnenterreinen dienen vrij te blijven van bebouwing en hebben daarom op de verbeelding de bestemming 'Tuin' gekregen.

4.7 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap over deze waterparagraaf, de verbeelding en de regels. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

4.7.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal 

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal 

Waterplan Zuid-Holland 2010-2015

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.


Hoogheemraadschap van Delfland 

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het hoogheemraadschap van Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. Deze handreiking kan gevonden worden via deze link.

Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid (2010)

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Keur Delfland 2010 en bijbehorende Algemene regels

De Keur Delfland 2010 is een verordening die Delfland heeft opgesteld op basis van de Waterschapswet. De Keur bevat bepalingen die nodig zijn voor de behartiging van de opgedragen taken. Deze taken betreffen in ieder geval de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater. De Keur bevat onder andere verbodsbepalingen en daarin is bepaald voor welke handelingen een watervergunning nodig is. Het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden is bevoegd deze watervergunning te verlenen. Ook is in de Keur de bevoegdheid opgenomen voor het college tot het stellen van algemene en nadere regels. Deze regels kunnen een vrijstelling van de watervergunningplicht inhouden of een algeheel verbod op het verrichten van bepaalde handelingen. De algemene regels zijn opgenomen in de Algemene regels behorende bij de Keur Delfland 2010. Voor de zeewering zijn plannen voor een leggerwijziging . Deze zal hoogstwaarschijnlijk binnen de geldigheidsperiode van het bestemmingsplan plaatsvinden.

Gemeente Den Haag

Wateragenda (2012)

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken gezamenlijk aan een goed Waterbeheer. De gezamenlijke Wateragenda is hier een belangrijk onderdeel van. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.
De langetermijndoelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.

Waterbergingsvisie Den Haag

In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

Voor Spoorwijk is het deelrapport Waterberging in de Noordpolder van belang (RIS149032h - 2007.) Een groot deel van de Noordpolder heeft een gemengd rioolstelsel. Zoals ook elders in de stad kan het gemengde rioolstelsel bij hevige regenval niet al het water verwerken. Bij overbelasting van het rioolstelsel komt het afvalwater via een riooloverstort terecht in het oppervlaktewater.

Aanleg van nieuwe gescheiden rioolstelsels is van groot belang om te zorgen voor schoner oppervlaktewater. Bij de herstructurering van Spoorwijk wordt het regenwater gescheiden van het afvalwater, ook wel afkoppelen genoemd. Het relatief schone regenwater gaat dan rechtstreeks, of via infiltratie, naar het oppervlaktewater. Hoewel er niet direct een bijdrage wordt geleverd aan de waterbergingsopgave, is het afkoppelen van regenwater goed voor het milieu. De gescheiden afvoer van regenwater ontlast namelijk het rioolstelsel en de afvalwaterzuivering, en de kwaliteit van het oppervlaktewater verbetert.

Er is in de Noordpolder voldoende oppervlaktewater om het regenwater naar af te voeren. Bij toekomstige herstructureringen liggen er grote kansen om het regenwater te scheiden van het afvalwater.

Delfland heeft – op basis van de gestelde beschermingsniveaus en de maximaal toelaatbare peilstijging – voor de Noordpolder berekend dat er een bergingstekort is van in totaal 50.350 m3. Het bergingstekort voor het Haagse deel bedraagt 48.900 m3, waarvan in Laakwartier 25.950 m3 en in Moerwijk 22.950 m3. Het Rijswijkse deel heeft een waterbergingstekort van 1.450 m3 in de Landgoederenzone. Ten tijde van de herstructurering van Spoorwijk was nog niet bekend dat er een waterbergingsopgave was. Er is daardoor geen extra oppervlaktewater aangelegd. De waterbergingsopgave zal daardoor vooral moeten worden opgelost in Moerwijk en de landgoederenzone van Rijswijk.

De gemeente Den Haag houdt bij toekomstige plannen rekening met alle wateraspecten. Bij herinrichting, stedelijke vernieuwing of nieuwbouw zullen alle mogelijke kansen voor het bergen van extra water – op basis van de nieuwe inzichten in waterbeheer- worden meegenomen in de planvorming.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 zie ook paragraaf 4.6 Groen

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

4.7.2 Planbeschrijving

Waterkwantiteit in het plangebied

Het plangebied ligt geheel in de Noordpolder. Het waterpeil bedraagt voor het merendeel van het gebied 1,30 m onder NAP. Een klein stukje valt in hoger peilgebied. Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie geen waterbergingsopgave voor het plangebied.

Bijna al het water in het plangebied is primair water (van belang voor de afvoer) en is met de bestemming 'Water' op de verbeelding en in de regels opgenomen. Zo ook het water in het Hof van Heden, al is dat een zogenaamd secundair water. Net buiten het plangebied, onder het als volkstuin bestemde terrein, is nog een gemaal aanwezig. Hiervoor geldt geen beschermingszone. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een effect hebben op de waterhuishouding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0013.png"

Eshofpolder en Noordpolder (ten noorden van de Erasmusweg is het peil in de Noordpolder -0,82 m NAP en ten zuiden is het peil -1,30 m NAP)

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk gezocht te worden naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan of nabij de locatie.

Waterkwaliteit in het plangebied

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.

Veiligheid en waterkering

Net buiten het plangebied ligt langs de Laakhaven ter plaatse van de Vierlinghkade een regionale waterkering. De beschermingszone daarvan valt voor een deel wel binnen het plangebied en is als zodanig ook weergegeven op de verbeelding. Voor het bouwen nabij de waterkering is de Algemene Keur van Delfland van toepassing. Het geldende profiel mag niet door ondergrondse bebouwing en kabels en leidingen in de langsrichting worden doorkruist. Dit legt beperkingen op ten aanzien van ondergronds bouwen. Ondergrondse bebouwing moet buiten het dwarsprofiel van de waterkering worden gesitueerd. Daarnaast is de Keur van Delfland van toepassing op de naast de kernzone gelegen beschermingszone. Deze heeft een breedte van 15 m, horizontaal gemeten uit de begrenzing van de kernzone.

4.7.3 Vergunningverlening

Activiteiten en maatregelen kunnen van invloed zijn op het waterstaatkundig systeem. Voor veel van deze activiteiten en maatregelen is een vergunning van Delfland vereist. Dit is gebaseerd op de Algemene Keur van Delfland en de Waterwet.

Voor dempen en graven van watergangen en werkzaamheden aan of langs watergangen en voor werken in de zeewering, de boezem- en de polderkaden is een vergunning op basis van de Keur vereist. Voor lozingen op het oppervlaktewater is een vergunning vereist op grond van de Waterwet.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen. Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk gezocht te worden naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan of nabij de locatie.

4.8 Bodem

Rijksbeleid

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Gemeentelijk beleid

Op 18 juli 2013 heeft de gemeenteraad de 'Nota bodembeheer gemeente Den Haag 2013-2023' vastgesteld. Deze nota gaat in op het hergebruiksbeleid voor grond en baggerspecie op het grondgebied van de gemeente Den Haag. Bij graafwerkzaamheden en bewerkingen van de (water)bodem komt grond vrij. Het ontgraven en toepassen van grond valt onder het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit.

Het gemeentelijke grondstromenbeleid (nuttig hergebruik van grond) moet praktisch uitvoerbaar, milieuhygiënisch verantwoord en transparant zijn. Hiermee wordt vorm gegeven aan het duurzaam en verantwoord beheer van de bodem in de gemeente Den Haag. Er zijn vier motieven voor het duurzaam en verantwoord bodembeheer:

• Standstill op beheergebiedniveau (de kwaliteit van de bodem mag niet verslechteren);

• Het beschermen van waardevolle natuurgebieden;

• Beperking van het gebruik van primaire grondstoffen (aanvoer van schoon zand);

• Kostenbesparing.

Deze nota bodembeheer geeft aan hoe de vrijkomende grond op en in de bodem kan en mag worden hergebruikt of toegepast. De nota is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met grondverzet op het gemeentelijke grondgebied. Daarnaast biedt de nota een kader voor de beoordeling en de handhaving van het hergebruiksbeleid voor grond.

Naast deze nota heeft de gemeente een nieuwe bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze kaart geeft de chemische bodemkwaliteit weer binnen de gemeente voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte (2 m-mv). De bodemkwaliteitskaart en de nota bodembeheer vormen samen een belangrijk basis voor het duurzame en verantwoorde hergebruiksbeleid van grond in de gemeente.

Het plangebied

In het beschermde stadsgezicht in Spoorwijk maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het overige deel van de wijk is nagenoeg uitontwikkeld. Bij de grootschale wijkvernieuwing van de laatste jaren, is er veel gegraven en zijn waar nodig, passende maatregelen genomen om (opnieuw) een woonfunctie mogelijk te maken. Nader bodemonderzoek is gezien het voorgaande niet noodzakelijk.

4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype 'Wonen' van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Welke ambitie is vastgelegd?   Wordt de ambitie gerealiseerd   Toelichting  
Bodem   extra   ja   Het grootste deel van het plangebied is recent herontwikkeld voor woningbouw. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De bestaande bouw blijft gehandhaafd, zodat er geen functiegerichte verwijdering hoeft plaats te vinden. Nader bodemonderzoek is daarom niet nodig.  
Externe veiligheid   maximaal   ja   Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Er vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats. De Neherkade is een ontheffingsroute voor gevaarlijke stoffen in verband met de bevoorrading van tankstations met LPG. Het plangebied valt buiten het invloedsgebied van deze route.
Bedrijven met een extern veiligheidrisico mogen niet worden gevestigd. De opslag en verkoop van vuurwerk is uitsluitend via een afwijking mogelijk gemaakt.  
Geluid   extra   ja   Het bestemmingsplan 'Spoorwijk' biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg en daarmee zijn er geen juridische mogelijkheden tot het nemen van maatregelen ter verbetering van het geluidsniveau.  
Lucht   extra   ja   Er is geen sprake van ontwikkelingen in het plangebied die kunnen bijdragen aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.  
Mobiliteit   extra   ja   Aan de rand van het plangebied liggen de Neherkade en het Hildebrandplein die onderdeel uitmaken van de hoofdwegenstructuur van Den Haag. Het plan heeft geen nadelige effecten op deze weg.  
Schoon   maximaal   n.v.t.   Bij wijzigingen in de inrichting van het plangebied dient rekening gehouden te worden met de ambities binnen dit thema. Het bestemmingsplan staat mogelijke maatregelen niet in de weg  
Water   n.v.t.   n.v.t.   Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwantiteit en waterkwaliteit. De gemeente Den Haag houdt bij toekomstige plannen rekening met alle wateraspecten. Bij herinrichting, stedelijke vernieuwing of nieuwbouw zullen alle mogelijke kansen voor het bergen van extra water worden meegenomen in de planvorming.  
Natuur   basis   ja   Binnen het plangebied zijn stedelijke ecologische verbindingszones aanwezig. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een negatieve invloed kunnen hebben op deze stedelijke ecologische hoofdstructuur.
Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.  
Klimaat   maximaal   ja   Den Haag wil in 2030 een CO2-neutrale stad zijn, onder meer door de toepassing van duurzame energievoorzieningen in de bouw.
Tijdens elke fase van de vernieuwbouw van Spoorwijk heeft duurzaamheid een grote rol gespeeld. Zo heeft de gemeente Den Haag het initiatief genomen tot de oprichting van Bouwcarroussel BV. Niet alleen werden veel materialen uit de woningen gereed gemaakt voor hergebruik, ook het materiaal waarmee de sloopwoningen werden dichtgezet kon worden hergebruikt. Bij het realiseren van het Stedenbouwkundig Plan is rekening gehouden met de bezonning en mogelijke plek van zonnecollectoren. Er zijn 28 woningen met zonnecollectoren gebouwd. Er is een schoonwaterriool voor gescheiden afvoer van regenwater en vuil water aangelegd.
Er zijn tal van duurzame maatregelen in de woning aangebracht:
- afgifte van o.a groencertificaten
- thermische isolatie van glas, gevel, dak en vloer, waardoor 30% minder warmtebehoefte
- een energiebesparend en gezond ventilatiesysteem, waarbij de bewoner met een ventilatiesysteem de aan-en afvoer regelt.
- Vloerverwarming, warmtepomp, duurzaam geproduceerd hout, extra geluidsisolatie tussen woningen
- Houtskelet gevels, watergedragen verf en anhydriet vloerafwerking
- Nestelstenen op kopgevels t.b.v. broedplek vogels
Het wijkvernieuwingsproject in de Spoorwijk begon in 2002. In de eerste fase sloot Eneco 274 grondgebonden woningen in de wijk aan op een systeem van Warmte/koudesopslag (WKO) met individuele elektrische warmtepompen voor ruimteverwarming. In de laatste fase, die Eneco nu heeft afgerond, zijn nog eens 272 appartementen voorzien van een duurzaam energiesysteem.

Nieuwe ontwikkelingen worden op bouwplanniveau getoetst aan het gemeentelijk beleid. In de voorafgaande periode zijn veel duurzaamheidsmaatregelen gerealiseerd. Het bestemmingsplan maakt vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.  


Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.4 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Ontwikkelingen

5.2.1 Kleinschalig Opdrachtgeverschap

Het bestemmingsplan Spoorwijk maakt planologisch gezien geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Echter, feitelijk is de locatie voor Kleinschalig Opdrachtgeverschap aan de Beetsstraat nog niet gerealiseerd. Onder Kleinschalig Opdrachtgeverschap (KO) in Den Haag verstaan we:

“Maximale zeggenschap en verantwoordelijkheid voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van je eigen woning / bedrijf ”. De regels bij KO zijn beperkt om zoveel mogelijk vrijheid te bieden aan de klant. Stedenbouwkundige regels bij KO zijn bedoeld om te voldoen aan de, door een klant verwachte, ruimtelijke kwaliteit van de omgeving (het woonmilieu). Maar ook om te voorkomen dat er afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de zittende bewoners in het gebied. Daarbij wordt per locatie de balans tussen individuele vrijheid en collectieve kwaliteit gezocht.

Het stedenbouwkundig plan voor de KO Beetsstraat bestaat uit 10 ééngezinswoningen.

Het verkavelingsplan is een uitwerking van het stedenbouwkundig plan, waarbij de individuele kavel de kleinste ´korrel´ is. Hierin ligt de kern van Kleinschalig Opdrachtgeverschap. Bij KO zou elk kavel los van andere kavels ontwikkeld moeten kunnen worden ('zo individueel mogelijk'). De regels voor de kavels (=kavelpaspoort) zijn al vastgelegd in het voorliggende bestemmingsplan 'Spoorwijk, 1e herziening'. Nog enkele van deze kavels wachten op daadwerkelijke realisatie. Dit nieuwe bestemmingsplan faciliteert deze ontwikkeling met dien verstande dat er nu een meer concrete uitwerking aan gegeven is dan met de voorheen geldende 'Gemengde doeleinden' bestemming. Duidelijk is nu waar woningbouw komt en waar de maatschappelijke- en verkeersbestemming ligt. De voorheen toegestane bouwhoogtes en oppervlaktematen zijn ongewijzigd.

5.2.2 Functiewijzigingen

Een van de ambities uit de Agenda voor Haagse verdichting is om functiewijzigingen mogelijk te maken teneinde hergebruik van leegstaande kantoren te bevorderen. In het plangebied komen geen kantoorlocaties voor. Wel wordt in het nieuwe plan gewerkt met een ruimere bestemming 'Gemengde doeleinden' om de uitwisselbaarheid van functies te bevorderen.

5.2.3 Verdichtingsmogelijkheden

Verdichting langs lange lijnen - vijf bouwlagen

In Spoorwijk komen twee hoofdroutes of lange lijnen voor (zie ook paragraaf 3.3.4.3). Eén route wordt gevormd door de historische groen-blauwe waterloop de Laak, die in Spoorwijk loopt langs de Hildebrandstraat en aansluit op de Neherkade. De tweede lange lijn wordt gevormd door de landgoederenroute langs de Broeksloot; de zuidelijke grens van het plangebied.

Het is niet vanzelfsprekend dat de aan de routes grenzende bebouwing tot minimaal 5 lagen kan worden opgetrokken en dat bebouwing (meer dan 5 lagen) kan worden toegepast. De hogere bebouwing heeft namelijk consequenties voor de achterliggende bebouwing en het vereist een andere verkaveling. Recente nieuwbouw langs de Hildebrandstraat bestaat uit vier en een halve laag. Het geluidsniveau van het spoor was mede bepalend voor de bouwhoogte. Langs de Broeksloot staan ééngezinswoningen.
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard en gaat niet uit van nieuwe ontwikkelingen, die leiden tot een hogere massa. Daarom wordt in dit bestemmingsplan de randbebouwing niet tot 5 lagen opgehoogd.

Verdichting door middel van dakopbouwen

Een andere oplossingen om de toename van de bevolking in Den Haag te kunnen accommoderen, is door optimaal gebruik te maken van bestaande bouw en daar extra ruimte te creeëren. Deze extra bouwmogelijkheid is uitdrukkelijk niet bedoeld om nieuwe, zelfstandige wooneenheden te creeëren. Daarom is in de begripsomschrijving van de regels opgenomen dat dakopbouwen een onzelfstandige uitbreiding moeten vormen van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie. Recent heeft de gemeenteraad tevens besloten dat, binnen 10 jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakopbouw, geen medewerking wordt verleend aan een aanvraag om een omgevingsvergunning tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen (RIS 268496).

Uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het stedenbouwkundig niet verantwoord is. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: voldoende ruim om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen;
  • Binnenterreinen: voldoende maat;
  • Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? En (2), behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij 2 of 3 bouwlagen in de bestaande situatie;
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten;
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang.

Dakopbouwen zijn bedoeld ter vergroting van de onderliggende woningen. Dit zou kunnen inhouden dat daarmee de parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen (Bijlage 4 van de Regels) wijzigt als gevolg van een toename aan woonoppervlak. De kaders voor parkeren zijn bepaald in de Kadernota Parkeren en wat betreft de toetsing van bouwaanvragen aan de parkeernormen, in de Nota Parkeernormen Den Haag. In deze kaders speelt de parkeerdruk in de omgeving een belangrijke rol. De gemeente heeft er voor gekozen om actief de parkeerdruk te monitoren en zichzelf verplicht tot het uitvoeren van maatregelen indien de parkeerdruk boven een bepaald percentage uitkomt.

Dit bestemmingsplan biedt, buiten het gebied dat tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht is aangewezen, de mogelijkheid tot het bouwen van een dakopbouw, zie ook paragraaf 5.2.5. Het is op voorhand niet te zeggen of, en zo ja, hoeveel en waar deze dakopbouwen daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden. Voor de panden die in binnen het als gemeentelijk beschermde stadsgezicht aangewezen gebied liggen, wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt een dakopbouw niet wenselijk geacht. Om ook voor deze woningen enige uitbreidingsmogelijkheden te creeëren, zijn hier waar mogelijk kapverdiepingen toegelaten.

Verdichting in relatie tot parkeren

Het bestemmingsplan Spoorwijk staat dakopbouwen toe in het gedeelte van de wijk waar de afgelopen jaren de herstructurering heeft plaatsgevonden. De dakopbouwen bestaan voor een deel uit een uitbreiding van de 2 laagse bebouwing met een derde laag (bouwaanduiding 'sba – dob 1') en voor een deel uit de uitbreiding van een verdieping (opties) in de nieuwbouw, die bij de bouwaanvraag destijds zijn ingediend (bouwaanduiding 'sba – dob 2'). In totaal kunnen 56 woningen worden uitgebreid met een dakopbouw en 16 woningen kunnen worden vergroot met een aanvullende uitbreiding op de verdieping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0014.png"

Weergave van dakopbouwmogelijkheden in Spoorwijk

De uitbreiding van de woning leidt in een aantal gevallen tot een verhoging van de parkeereis, maar in de meeste gevallen blijft de uitbreiding binnen de huidige woningcategorie en bijbehorende parkeernorm. Als alle dakopbouwen gerealiseerd worden, zijn er in dit deel van de wijk 8 parkeerplaatsen extra nodig.
De Nota Parkeernormen Den Haag hanteert als uitgangspunt bij verbouwingen van woningen, dat als het verschil van de parkeereis minder is dan 3 parkeerplaatsen, vrijstelling van die eis wordt verleend. Daarnaast staat in de Nota dat de gemeente actief de parkeersituatie monitort. Indien de parkeerdruk boven de 90% komt, heeft de gemeente zichzelf verplicht tot het uitvoeren van maatregelen om de parkeerdruk te verlagen.
De meest recente parkeertelling dateert van maart 2014. Hieruit blijkt dat de parkeerdruk voor Spoorwijk op 82% ligt ten westen van - en op 75% ten oosten van de Alberdingk Thijmstraat.
Gelet op deze parkeerdruk levert een toename van de parkeerbehoefte met maximaal 8 parkeerplaatsen geen probleem op.

Een deel van Spoorwijk behoort tot het beschermd stadsgezicht Laakkwartier. De bebouwing in dit gebied komt in principe niet voor dakopbouwen in aanmerking. Om toch tegemoet te komen aan de wens de huidige woning te kunnen vergroten, is in dit deel van de wijk gekozen voor een uitbreiding door middel van een kapverdieping van maximaal 60 graden. (Zoals ook in het bestemmingsplan Laakkwartier). Op onderstaande kaart is aangegeven waar deze kappen zijn toegestaan. Het gaat hierbij om appartementen in 3 lagen, waarbij de bovenste woning kan worden uitgebreid. De woningen hebben ca. 75m2 bvo en na de opbouw met kap ca. 150m2 bvo. Dit betekent per woning een uitbreiding van de parkeernorm met 0,2 parkeerplaats. Het gaat in totaal om 122 woningen en dus een mogelijke toename van 24 extra parkeerplaatsen. Gelet op de spreiding in de wijk en de huidige parkeerdruk van 75% kan een toename van de parkeerbehoefte met maximaal 24 plaatsen worden geaccommodeerd op basis van de huidige parkeercapaciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0015.png"

Kapverdieping in deel van beschermd stadsgezicht Laakwartier wat binnen plangebied valt

Uit het vorenstaande volgt dat de parkeerdruk bij maximale invulling van de in het plan opgenomen mogelijkheden voor dakopbouwen en/of kapverdiepingen ruim onder de 90% blijft. De parkeerbehoefte die hieruit voortvloeit kan volledig op basis van de huidige parkeercapaciteit worden geaccommodeerd.

5.2.4 Kapverdieping in gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Karakteristiek
Spoorwijk behoort tot de jaren '20 – '40 wijken en kent zijn oorsprong in het uitbreidingsplan Berlage uit 1908. Spoorwijk was de eerste uitbreiding in de Noordpolder (tot 1900 grondgebied van Rijswijk). Spoorwijk bestaat uit twee delen. Direct grenzend aan het spoor is vanaf 1918 een wijk van ca. 2300 woningen gebouwd in een tuindorpachtige setting. Het stedenbouwkundig ontwerp van de dienst stadsontwikkeling en Volkshuisvesting was een uitwerking van het plan Berlage. Echter sterk vereenvoudigd en in een grotere dichtheid. Het oostelijk gedeelte van Spoorwijk is een onderdeel van het door dezelfde dienst uitgewerkte plan Laakkwartier uit 1922 dat nog verder door loopt in het bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier. De stedenbouwkundige structuur bestaat uit een duidelijke orthogonale hoofdstructuur met de Goeverneurlaan als hoofdas en een aantal pleinen op de kruisingen met de dwarsverbindingen Genestetlaan en Oudemanstraat en in mindere mate de Van Zeggelenlaan. Aan weerszijden van de hoofdas kent de wijk een symmetrische opbouw. Er is een duidelijke hiërarchie in de opbouw van de straten. De helderheid en strakke opzet van de wijk wordt nog eens versterkt door de zekere mate van uniformiteit van de bouwblokken.

Laakkwartier/ Spoorwijk wordt gekenmerkt door een homogeen architectuur beeld. Dit beeld werd bereikt door bij de bouw strakke regels te stellen. Door de gemeentelijke dienst werden voorgevelschema's ontworpen waaraan men zich moest houden. Zo werden de gevels aan de Goeverneurlaan en het Lorentzplein ontworpen door architect A. Pet. De architectuur vertoont de stijlkenmerken van de Amsterdamse School en de Nieuwe Haagse School.

Stedenbouwkundige beoordeling

In verband met de aanwijzing van het oostelijk deel van Spoorwijk als gemeentelijk beschermd stadsgezicht, zijn dakopbouwen onwenselijk maar kan extra bouwvolume wel gerealiseerd worden door middel van een kapverdieping. Binnen het gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn straten van de 1e orde aangewezen. Hier is geen enkele ophoging toegestaan. Dit geldt voor de Goeverneurlaan.

Vanuit de stedenbouwkundige opbouw van de wijk komen ook bouwblokken in 4 lagen niet in aanmerking. Daarnaast is in veel gevallen reeds een kap aanwezig. Ook deze typologie leent zicht niet voor een dakopbouw. In feite betekent dit dat alleen op drie laagse bebouwing met een platdak een kapverdieping is toegestaan. Randvoorwaarde hierbij is dat de nieuwe situatie voldoet aan de bezonningsnorm voor Den Haag zoals beschreven in paragraaf 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0016.png"

De homogene opbouw van de wijk stelt hoge eisen aan de individuele dakopbouw. Juist die homogeniteit is zo karakteristiek voor Spoorwijk en is nauwelijks te rijmen met individuele dakopbouwen. In Spoorwijk komen woningen met platte daken voor en woningen die zijn afgedekt met een kap. Beide vormen zijn karakteristiek voor de wijk en zijn in de hele wijk aanwezig, vrijwel altijd in lange rijen met dezelfde beëindiging. Het bouwen van een extra woonverdieping heeft tot gevolg dat de eenheid van deze rijen wordt aangetast (er vanuit gaande dat steeds sprake zal zijn van een individuele aanpak).

Het handhaven van deze karakteristiek, zou betekenen dat er nauwelijks mogelijkheden zijn voor een opbouw. De bouwblokken met een plat dak kennen echter een duidelijke beëindiging in de vorm van een sterk overstekende dakrand. Dit bindend element maakt het plaatsen van individuele kapverdiepingen mogelijk, aangezien deze minder bepalend zullen zijn voor de eenheid van het bouwblok dan de dakrand. Bij de doorgaande dakrand is alleen een opbouw in de vorm van een kapverdieping acceptabel omdat hierdoor de minste afbreuk gedaan wordt aan de dakrand als gevelbeëindiging. Deze vorm sluit ook het beste aan bij de opbouw van de wijk, waar kappen van 60, 45, en 30 graden voor komen op een onderbouw met een duidelijke dakrand.

Omdat het hier gaat om individuele kapverdiepingen, moeten deze zo onopvallend mogelijk zijn. Een dakkapel aan de voorzijde is toegestaan, maar op een bescheiden wijze en in overeenstemming met oorspronkelijk aanwezige dakkapellen. Dit komt overeen met een hoogte van 1 meter plus daklijst en een breedte van maximaal 50 % van het dakvlak. Hiermee blijft het beeld van een kap duidelijk aanwezig. De voorkeur gaat uit naar daklichten in het dakvlak.

Aan de achterzijde is een flexibeler aanpak mogelijk. Terugleggen van het dakvlak en / of toevoeging van een dakkapel behoren hier tot de mogelijkheden. De keuze moet getoetst worden aan de bezonningsnorm voor Den Haag.

Resultaat bezonningsonderzoek

Ter voorbereiding op de vaststelling van het bestemmingsplan Laakwijk - Schipperskwartier, is voor het gehele gebied dat behoord tot het gemeentelijk stadsgezicht Laakkwartier, al een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat de opties voor kapverdiepingen zoals hierboven genoemd, voldoen aan de Haagse bezonningsnorm. Mede als gevolg van de uitkomsten van dit onderzoek uit 2009, is gekozen voor een uniforme kapverdieping met een dakhelling van 40 - 60 graden.

Omdat tegenwoordig op een andere manier wordt onderzocht of ophogingen voldoen aan de Haagse bezonningsnorm, is ook dit deel van het plangebied meegenomen in het door Peutz uitgevoerde bezonningsonderzoek. Uit dat onderzoek, dat als bijlage 2 bij de toelichting is opgenomen, blijkt ook dat de mogelijkheden voor een extra kapverdieping voldoet aan de Haagse bezonningsnorm.

5.2.5 Dakopbouwen overig deel plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0263FSpoorwijk-50VA_0017.png"

De afgelopen 10 jaar heeft een grote herstructurering in Spoorwijk plaatsgevonden. 1200 woningen zijn gesloopt en vervangen door circa 800 nieuwe woningen. Een groot deel is ingevuld met ééngezins woningen van maximaal 3 bouwlagen met een plat dak. Bij de bouw waren verschillende opties mogelijk; van volledige drie lagen naar één of twee terug liggende lagen. De niet gebruikte opties zijn in dit bestemmingsplan bij recht opgenomen tot maximaal 3 bouwlagen. Indien de huidige situatie een 2-laagse bebouwing betreft, is vanwege het opnemen van 3 bouwlagen sprake van een dakopbouw. Voor die gevallen is een bezonningsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit de resultaten van dat onderzoek is gebleken dat, indien overal de oorspronkelijke bouwopties bij recht mogelijk worden gemaakt, dit resulteert in situaties die onder de Haagse bezonningsnorm uit komen. In die gevallen is de derde bouwlaag niet volledig bij recht mogelijk gemaakt. Indien de dakopbouw alleen gerealiseerd kan worden met een aanpassing, is voor dat gedeelte een 'bouwaanduiding-dakopbouw 2' op de verbeelding opgenomen. Indien initiatiefnemer gebruik wenst te maken van de dakopbouwmogelijkheid, zal dan uit nader onderzoek moeten blijken of, en zo ja op welke wijze dit wel gerealiseerd kan worden binnen de kaders van de Haagse bezonningsnorm.

5.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge verbeelding is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2500.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Cultureel erfgoed  
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning verplicht gesteld.  
Het westelijk deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier. De te beschermen waarden binnen het plangebied die voortvloeien uit dit gemeentelijke beschermde stadsgezicht zijn:
- de verwevenheid van stedenbouw en architectuur;
-de afwisseling van pleinen, lanen en straten;
- de Berlagiaanse stedenbouwkundige aanleg van brede gevorkte hoofdassen en besloten binnenruimtes;
- de voortuintjes met gemetselde muurtjes;
- de historische en landschappelijke waarde van het water met groenaanleg van de Laak en de Broeksloot.  
Ook hier zet het bestemmingsplan in op het behouden van de karakteristieken van het gebied. Bebouwing is conserverend bestemd.  
Ruimtelijk beleid  
De Structuurvisie Den Haag 2020 en de Agenda voor de Haagse Verdichting bepalen dat langs doorgaande wegen en groen in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.   Dit bestemmingsplan maakt geen extra bouwlagen mogenlijk, zie ook paragraaf 5.2.3  
optoppen (dakopbouwen)   In verschillende delen van het plangebied worden dakopbouwen mogelijk gemaakt. Op die locaties is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 1' of 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 2' opgenomen. Voor een uitgebreide verantwoording wordt verwezen naar paragraven 5.2.4 en 5.2.5  
verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;   In sommige binnenterreinen zijn bijgebouwen ongewenst. In die gebieden is dan ook een tuin-bestemming opgenomen. Woningen met eigen erven en bij gestapelde wooneenheden waarbij de binnenterreinen al wel bebouwd zijn, kennen wel een verruiming van de mogelijkheden voor het bouwen van aan- en bijgebouwen.  
Verkeer en parkeren  
De “Haagse Nota Mobiliteit” hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.   De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is alleen gericht op de Neherkade. De twee andere, doorgaande wegen binnen dit woongebied, de Alberdingk Thjijmstraat en Hildebrandstraat zijn aangeduid met de bestemming Verkeer - Straat. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat. Ook verblijfsgebieden zijn apart bestemd. In hoofdontsluitingswegen en straten is de aanleg van railverbindingen mogelijk. Tot slot is aan het gedeelte van het spoor dat binnen het plangebied valt de bestemming Verkeer - Railverkeer toegekend.  
In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd.   In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen. Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiertoe zijn parkeernormen in de bijlage opgenomen. Mocht parkeren op eigen terrein problematisch zijn, dan bestaat de mogelijkheid het parkeren op te lossen door elders voor parkeerkeergelegenheid te zorgen.  
Wonen  
Het uitgangspunt van de Woonvisie is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Het bestemmingsplan behoort tot het groen stedelijk woonmilieu met als woonsfeer "groen en ontspannen wonen in de stad"   In het plangebied wordt binnen meerdere bestemmingen wonen, al dan niet op de verdieping, mogelijk gemaakt. Omdat gestapelde woningbouw veel voorkomt in het plangebied, is in artikel 26 Algemene bouwregels onder l, ook bepaald dat de bestaande opgangen bij hoofdgebouwen naar hogergelegen verdiepingen gehandhaafd moet blijven en is in artikel 29.3 Afwijken overige regels onder e, voorzien in een afwijkingsbevoegdheid voor o.a. buitentrappen en loopbruggen.  
Economie  
Detailhandel   De Hildebrandstraat maakt onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur. Door deze gebieden een brede bestemming 'Gemengde doeleinden' te geven, wordt de winkelkwaliteit in de buurt behouden en waar mogelijk versterkt.  
Horeca   Het bestemmingsplan maakt binnen de gemengde bestemming horeca gemengd met andere functies als detailhandel, maatschappelijk en wonen mogelijk. Bij de verhouding detailhandel en dienstverlening versus horeca wordt de 80/20%-regel voor het aantal vestigingen gehanteerd. Dit is in de regels verankerd.  
Functiemenging   In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Op basis van de Functiemengingstrategie zijn kantoor-, praktijk- en bedrijfsruimten tot 100 m2 langs de woonstraten in een wijk mogelijk. Langs doorgaande wegen is een maximum van 500 m2 mogelijk.
De meeste verspreid voorkomende bedrijven zijn op de verbeelding aanduidingen als 'b' of 'gd' waarmee bedrijven in de lage hindercategorie A mogelijk zijn gemaakt binnen de bestemming 'Wonen'.  
Onderwijs, cultuur en welzijn  
Maatschappelijke voorzieningen   Dit bestemmingsplan geeft ruimte aan de ontwikkeling en gebruik van maatschappelijke voorzieningen. Daarbij is wel een onderscheid gemaakt in niet-geluidgevoelige functies (Maatschappelijk-1) en geluidgevoelige functies (Maatschpapelijk-2).  
Onderwijs   De drie basisscholen in het plangebied hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Dit is een brede bestemming zodat er naast onderwijs ook nog andere, aanverwante activiteiten mogelijk zijn.  
Groen  
Haagse Stedelijke ecologische verbindingszones   De bomenrij aan de Neherkade en Hildebrandstraat maken onderdeel uit van een van de 11 Haagse stedelijke ecologische verbindingszones. Waar de feitelijke hoofdfunctie geen Verkeer is, is een groenbestemming opgenomen. Binnen de verkeersfuncties zijn groenvoorzieningen wel toegelaten.  
Bezonning  
Binnen de gemeente Den Haag zijn bezonningsnormen vastgesteld. De effecten van het toelaten van dakopbouwen op de bezonning binnen het plangebied zijn onderzocht. Daarbij is getoetst aan de bezonningsnormen.   De vertaling van het bezonningsonderzoek naar het bestemmingsplan is beschreven in paragraaf 5.2  
Parapluherzieningen  
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:    
Detailhandel Vuurwerk   In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Dit beleid is vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. Binnen het plangebied is ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan geen opslag- en/of verkoopadres vuurwerk vergund.  
Seksinrichtingen   De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Deze regeling is vertaald in dit bestemmingsplan. Er is één vergunde seksinrichting in het plangebied aanwezig en die is op de verbeelding voorzien van een functieaanduiding 'seksinrichting'.  
Archeologie   In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen. Deze regeling is middels dubbelbestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan.  

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 24) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 25 tot en met 31) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 32, de slotregel in artikel 33.

5.4.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2' is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan een bedrijf aan de Capadosastraat. Andere bedrijvigheid is opgenomen binnen de bestemming Gemengd - 2. Binnen de bestemming zijn bedrijven in categorie A en B van de Staat van bedrijven bij functiemenging, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, toegestaan. Het bouwvlak en de bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. In de regels wordt verwezen naar de hoogteaanduiding op de verbeelding.

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming is van toepassing op het Laaktheater aan de Ferrandweg. Naast de theaterfunctie is ook een bioscoop en vergaderfaciliteiten mogelijk gemaakt. Ondergeschikte horeca zoals bedoeld in artikel 1 van de begrippenlijst is toegestaan. Het bouwvlak en de bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 5 Gemengd - 1

Deze bestemming is toegekend aan de als hoofdwinkelstructuur aangeduidde Hildebrandstraat- Goeveneurweg, zoals benoemd in de nota 'Detailhandelsnota Den Haag'. Passende functies zijn detailhandel, dienstverlening met uitzondering van dienstverlening op administratief gebied, horeca op de begane grond in de categorie licht en wonen uitsluitend op de verdieping. Conform het horecabeleid is per winkelgebied 20% van het aantal panden als horeca in de categorie licht toegestaan. De huidige vestigingen in een zwaardere horecacategorie zijn door middel van aanduidingen opgenomen op de verbeelding. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 6 Gemengd - 2

In deze bestemming is bedrijvigheid (cat. A), bibliotheek, dienstverlening, jeugd, kinder en buitenschoolse opvang, maatschappelijke voorzieningen, onderwijs, openbare dienstverlening, speel/ en sportvoorzieningen, verenigingsleven, welzijnsvoorzieningen en wonen op de verdieping toegelaten. Zelfstandige horecabedrijven zijn niet toegestaan maar ondergeschikte horeca wel. Voor dienstverlening geldt dat de maximale oppervlakte per vestiging 100 m2 mag bedragen. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. Tot slot is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om bedrijvigheid, niet voorkomend in de staat van bedrijfscategorieën maar naar aard, schaal en functie gelijkwaardig, toe te laten.

Artikel 7 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. Kleine voorzieningen maken in sommige gevallen deel uit van het straatprofiel en zijn dan onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen. In het noordelijk en zuidelijk deel van het plangebied voorkomende groen, is de bestemming mede bedoeld voor het instandhouden van de stedelijke ecologische verbindingszone.

Binnen de bestemming Groen zijn onder meer groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan. Gebouwen mogen enkel in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken gerealiseerd worden. Ook de maximale hoogte is in die gevallen op de verbeelding aangegeven.

Artikel 9 Maatschappelijk-2

In deze bestemming is onder meer een bibliotheek, openbare dienstverlening, religie en verenigingsleven toegelaten. Gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gerealiseerd.

Artikel 8 Maatschappelijk-1

In deze bestemming zijn de maatschappelijke functies ondergebracht die een zekere mate van geluidgevoeligheid met zich mee brengen, zoals bijvoorbeeld de basisscholen. De bestemmings maatschappelijk is dan ook gesplitst, zodat voorkomen wordt dat een rechtstreekse functiewijziging van niet geluidgevoelige functie in een wel geluidgevoelige functie kan plaatsvinden. Gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gerealiseerd.

Artikel 10 Recreatie - Volkstuin

Binnen het plangebied is aan de Schimmelweg een volkstuin aanwezig. Naast recreatief tuinieren is het ook toegestaan om deze grond te gebruiken voor parkeren en fiets- en voetpaden. Binnen de bestemming zijn zowel individuele gebouwtjes als een gemeenschappelijke ruimte toegestaan. Het gebruik van gronden en opstallen voor het houden van nachtverblijf is niet toegestaan.

Artikel 11 Tuin

In het gedeelte van het plangebied dat behoort tot het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier, hebben de voortuinen de bestemming Tuin gekregen teneinde te voorkomen dat hier aan- en bijgebouwen worden opgericht waardoor de waardevolle stedenbouwkundige structuur wordt aangetast. De tuinen zijn sterk bepalend voor de stedenbouwkundige karakteristiek van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Laakkwartier en zouden daartoe zoveel mogelijk groen moeten te blijven, hoewel dat rechtens niet afdwingbaar is. Daarnaast zijn de gemeenschappelijke binnentuinen bij sommige wooncomplexen voorzien van een tuinbestemming.

Artikel 12 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Deze bestemming is toegewezen aan de doorgaande Neherkade. De gronden zijn bestemd voor: wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, railverkeer, instandhouding van de stedelijke ecologische verbindingszone, openbaar vervoerstroken, parkeerplaatsen, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, voet- en fietspaden en ter plaatse van de aanduiding 'sv-vi' voor een viaduct ten behoeve van het bovenliggende treinspoor, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

De spoorverbinding tussen Den Haag Hollands Spoor, Delft en Leiden is bestemd als Verkeer - Railverkeer. Binnen deze bestemming zijn o.a. spoorwegvoorzieningen, overdekte wachtruimtes en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Het Station Moerwijk is aangegeven met een functieaanduiding 'openbaar vervoersstation'.

Artikel 14 Verkeer - Straat

Wegen met deze bestemming dienen vooral voor de ontsluiting van wijken en buurten en het inter-wijkverkeer. Het aandeel doorgaand verkeer is lager dan bij hoofdverkeerswegen, net als de intensiteiten. De gronden met de bestemming Verkeer - Straat zijn bestemd voor: straten met doorgaande rijbanen, openbaar vervoerstroken en banen, railverkeer, scootmobielbergingen, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

De op de verbeelding voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen ten behoeve van de bevoorrading van de aan deze bestemming grenzende bebouwing, ongebouwde parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, scootmobielbergingen en speelvoorzieningen. Ter plaatse van de horecavoorziening en een met hoge hekken omrand speelterrein zijn specifieke functie-aanduidingen op de verbeelding opgenomen.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsstraat

Wegen met deze bestemming zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal, gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden. De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat zijn bestemd voor: haltes ten behoeve van het openbaar vervoer, voet- en fietspaden, wegen en ongebouwde parkeervoorzieningen, terrassen ten behoeve van de aangrenzende horeca functie, scootmobielbergingen en speelvoorzieningen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 17 Water

De bestemming Water is toegekend aan al het water binnen het plangebied. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor water, vaarweg, waterberging en oever met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden en overige voorzieningen. Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken en bruggen voor fietsers en voetgangers. Met uitzondering van de vijver is Hof van Heden, is de bestemming Water mede bedoeld voor de instandhouding van de Stedelijk ecologische verbindingszone.

Artikel 18 Wonen - 1

Deze bestemming is toegekend aan eengezinswoningen met een tuin en gestapelde woningbouw waar bijgebouwen aanwezig zijn. In tegenstelling tot de bestemming Wonen - 2, bevat dit artikel dan ook een erfbebouwingsregeling. Op panden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-dakopbouw 1' of 'specifieke bouwaanduiding-dakopbouw 2' mag een dakopbouw van maximaal 3,5 meter hoog gerealiseerd worden. Op de verbeelding is op een aantal plaatsen een aanduiding voor een afwijkende functie opgenomen.

Artikel 19 Wonen - 2

De op de verbeelding voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor meergezinswoningen die niet zijn voorzien van een tuin. Onder voorwaarden is de vestiging van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan. Op de verbeelding zijn de bebouwingsvlakken met daarbij de maximaal toegestane bebouwingshoogte opgenomen.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

Binnen het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 21 Leiding - Riool

Binnen het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 22 Leiding - Water

Door het plangebied lopen twee planologisch relevante waterleidingen. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Water gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de waterleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

De met deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

De met deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterhuiskundige en/of waterstaatkundige functies en voor het behoud, herstel en verbetering van de waterhuishouding.

5.4.3 Algemene Regels

De artikelen 25 tot en met 31 bevatten de algemene regels van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze artikelen de algemene bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen. Deze regels gelden voor eht hele plangebied.

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in artikel 29.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in artikel 29.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels

Het plan bevat een wijzigingsregel om de dubbelbestemming Waarde-Archeologie te laten vervallen indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden of verwachtingen niet meer aanwezig zijn.

Artikel 31 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

5.4.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 33 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Spoorwijk'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat in hoofdzaak uit van consolidering van deze situatie.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met met één of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m2  

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien namelijk sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • 1. een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • 2. meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • 3. een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Conclusie 

Het bestemmingsplan gaat uit van consolidering van de bestaande situatie. Voor de opgenomen ontwikkeling voor kleinschalig opdrachtgeverschap, is kostenverhaal al verzekerd in het voorliggende bestemmingsplan Spoorwijk, 1e herziening. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

Het maatschappelijke draagvlak van het bestemmingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan voor zienswijzen.

7.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Het voorontwerp bestemmingsplan wordt t.b.v. het wettelijke vooroverleg verzonden aan diverse vooroverlegpartners

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 16 december 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, VROM-Inspectie
  • 2. Provincie Zuid-Holland
  • 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 4. Dunea
  • 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 6. Politie Haaglanden
  • 7. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden Regionale Brandweer
  • 9. Stadsgewest Haaglanden
  • 10. HTM Personenvervoer NV
  • 11. Veolia Transport Haaglanden
  • 12. Stedin B.V.
  • 13. TenneT Regio West
  • 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 15. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 16. Stichting Xtra
  • 17. Bewonersorganisatie Spoorwijk
  • 18. Burgemeester en wethouders van Rijswijk
  • 19. NS Stations
  • 20. ProRail
  • 21. Woningstichting Haag Wonen
  • 22. Vestia Den Haag Zuid-Oost

Van de onder 5, 10, 13 en 17 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. De voorgestelde maatregelen genoemd in het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden (instantie genoemd onder nummer 8) zijn opgenomen in paragraaf 4.2.4. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Daarnaast is tijdens deze periode een reactie ontvangen van mevrouw F. Kappers die hierna ook is weergegeven en beantwoord.

5. Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van artikel 3.1.1. Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Spoorwijk in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Delfland kan met het voorontwerp van het bestemmingsplan instemmen. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding, is invulling gegeven. Wel hebben wij nog opmerkingen ten aanzien van het thema 'Waterkwantiteit'.

Wij verzoeken u om bij de verwijzing naar de 'Handreiking Watertoets voor gemeenten' het jaartal weg te halen. De handreiking wordt namelijk geactualiseerd als er wijzigingen in relevant beleid zijn. De actuele versie is te vinden op de website van Delfland via de link http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/watertoetsportaal/

Daarnaast verzoeken wij u om onder dit kopje te benoemen dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, waardoor er ook geen effect op de waterhuishouding is.

Reactie

Wij hebben het jaartal in paragraaf 4.7.1. verwijderd en de link aan de tekst toegevoegd. In paragraaf 4.7.2 is een zin toegevoegd dat met dit nieuwe bestemmingsplan geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de waterhuishouding.

Conclusie

Alle onderdelen van deze reactie zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

10. HTM Personenvervoer NV

Bij deze meld ik u dat het bestemmingsplan Spoorwijk ex artikel 3.1.1. Bro geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Conclusie

Er zijn geen wijzigingen in het bestemmingsplan aangebracht als gevolg van deze reactie.

13. TenneT

"Wij ontvingen uw brief van 16 december 2013 (kenmerk DSO_SO/2013.11467) met betrekking tot het concept ontwerp-bestemmingsplan Spoorwijk van uw gemeente.

In dit plan is door uw gemeente rekening gehouden met de aanwezigheid van onze ondergrondse 150.000 Volt transportverbinding Den Haag- Rijswijk (GV-RW150).

Voor de goede orde merken wij aanvullend op dat in lid 19.1 van artikel 19 Leiding – Hoogspanningsverbinding van de Regels en in paragraaf 5.4.2. van de toelichting staat vermeld "bovengrondse hoogspanningsleiding". Aangezien het een kabelverbinding betreft verzoeken wij u de desbetreffende teksten te wijzigen in "ondergrondse hoogspanningsverbinding"."

Reactie

Abusievelijk is er inderdaad op drie plaatsen bovengronds in plaats van ondergrondse buisleiding opgenomen in het concept ontwerp bestemmingsplan.

Conclusie

Alle onderdelen van deze reactie zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

17 Bewonersorganisatie Spoorwijk

Met betrekking tot zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan Spoorwijk, leggen wij u graag de volgende punten voor:

Allereerst de opmerking dat het plan netjes is opgesteld en vele verbeteringen en completeringen van de wijk goed vastlegt. Complimenten!

1- Op pagina 49 van de toelichting staat onder 7.1.16 de Stichting BOOG vermeld. Deze stichting is inmiddels overgegaan in Xtra. Daarnaast zouden wij graag zien dat de Bewonersorganisatie Spoorwijk ook in deze lijst wordt opgenomen, opdat wij in de toekomst ook de stukken op eenvoudiger wijze kunnen verkrijgen, dan nu het geval was.

2- De horeca gelegenheid ten westen van het Station Moerwijk staat ingedeeld als bestemming verkeer, terwijl dit nu toch duidelijk een horeca gelegenheid is geworden. Hoewel de regels de horeca toestaan, zou het toch veel duidelijker zijn als het voormalige stationsgebouw als hoofdbestemming een ander kleurtje zou krijgen.

3- De horeca gelegenheid “Marathon” op Alberdingk Thijmstraat 165 (hoek Busken Huetstraat) staat aangegeven als h3. Dit cafe heeft echter openingstijden tot 23:00 en dat dient zo te blijven. Kan deze gelegenheid h2 krijgen?

4- De voortuinen van de dr. Schaepmanstraat zijn als woonbebouwing gekleurd, terwijl soortgelijke voortuinen aan de Guido Gezellestraat en de Hugo Verrieststraat als tuin bestemd zijn. Kunnen de voortuinen van de dr. Schaepmanstraat (beide zijden) als tuin worden ingekleurd?

5- Het ICT bedrijf Wizzbit, Sinjeur Semeynsweg 311 (nabij hoek Jonathanstraat) staat aangegeven als Wonen-1, terwijl dit pand weldegelijk een bedrijfsbestemming heeft. Ook bij het vorige bestemmingsplan is hierover correspondentie geweest. Zoudt u dit correct weer willen geven?

6- In de achtertuin van Max Havelaarstraat 18 staat een uitbouw ingetekend ter grootte van >50% van het tuinoppervlak. Betreffende uitbouw is na het aantreffen van een hennepplantage verwijderd. Het is in het belang van alle partijen (inclusief Vestia) dat de huidige situatie, zonder uitbouw, correct wordt weergegeven. Wilt u zodoende de uitbouwlijn van het huis verwijderen, en de oorspronkelijke schuur net als alle andere huizen in het blok weer correct weergeven. Een en ander is ook op Google maps te controleren: https://maps.google.nl/?ll=52.051126,4.314323&spn=0.000348,0.000438&t=h&z=21 

7- Het aardgasverdeelstation op de hoek Schimmelweg (tegenover 403) / Alberdingk Thijmstraat staat per abuis als groen ingetekend. Dit betreft een inrichting met betrekking tot de Externe Veiligheid (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen). Een veiligheidscontour en verdere beperkingen missen ook in de regels of de toelichting. Zoudt u dit zowel op de kaart, als ook het plan, kunnen corrigeren? Zie ook http://nederland.risicokaart.nl/?ext=78874.55,450180.94,83892.4,453477.66 

8- In de regels en de bijlagen zijn het Beschermd Stadsgezicht opgenomen. Waar voorheen een dergelijk beschermd stadsgezicht geprojecteerd was rond de Schimmelweg (nabij de van Meursstraat), en rond de Schaapherderstraat, is deze nu niet terug te vinden. Zou u dit willen controleren?

9- Betreffende de seksinrichting aan Schimmelweg 413, suggereren de regels onder 28.2.d dat afwijkingen van de regels mogelijk zijn:

{28.2.}d. de vestiging of uitbreiding van een seksinrichting indien:

1. er sprake is van uitbreiding van de vloeroppervlakte van de bestaande, rechtmatig gevestigde seksinrichting vanwege wettelijke eisen in verband met de bedrijfsvoering of wanneer er sprake is van concentratie van activiteiten van meerdere locaties in de gemeente Den Haag;

2. bij verplaatsing van een locatie binnen de gemeente Den haag, in het geval de nieuwe locatie qua leefomgeving ten opzichte van de oude locatie beter geschikt is;

3. bij concentratie of verplaatsing er geen uitbreiding van de brutovloeroppervlakte plaatsvindt.

Over betreffende seksinrichting, is echter toegezegd dat uitbreiding ter plaatse niet toegestaan is. Aangezien het hier een voormalige woonruimte betreft in een woonwijk, waar door gedoogbeleid de huidige situatie is ontstaan, zouden wij deze gaarne ingeperkt zien. Nieuwe seksinrichtingen zijn niet wenselijk in zo een woonwijk. Wij zouden gaarne zien dat 28.2.d als volgt wordt opgenomen:

28.2.d. de uitbreiding van een seksinrichting indien er sprake is van uitbreiding van de vloeroppervlakte van de bestaande, rechtmatig gevestigde seksinrichting vanwege wettelijke eisen in verband met de bedrijfsvoering.

Reactie

ad. 1: De naamswijziging van Stichting Boog zullen wij aanpassen in de algemene verzendlijst voor het vooroverleg. Per abuis is de bewonersorganisatie Spoorwijk (BOS) niet in deze lijst opgenomen maar dat laat onverlet dat BOS wel per e-mail een uitnodiging heeft ontvangen om te reageren. Verder nemen wij aan dat met 'een eenvoudigere wijze verkrijgen' wordt bedoeld een papieren exemplaar van bestemmingsplan en verbeelding. Bij wet is bepaald dat bestemmingsplannen digitaal moeten worden opgesteld en vastgesteld en dat alleen aan die digitale versie juridische betekenis kan worden toegekend. Daarom, maar ook uit milieu- en kostenoogpunt, is besloten om geen papieren versie van de plannen te verspreiden maar eenieder te verwijzen naar de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl

Ad 2: Dit voormalig informatiecentrum, is tegenwoordig in gebruik voor horecadoeleinden in de lichte categorie. Een horecabestemming wordt alleen toegekend aan zwaardere horeca-bedrijven en/of aan horecabedrijven die in een horecagebied liggen. In dit geval is het een kleine, sollitair gelegen pand waarbij de horeca een ondergeschikte functie heeft ten opzichte van de verkeersbestemmingen daarom heen. Wij begrijpen dat het voor de leesbaarheid fijn kan zijn om een aparte horecabestemming op de verbeelding op te nemen maar gezien de juridische gevolgen kunnen wij niet tegemoet komen aan dit verzoek.

Ad 3: Hier is abusievelijk een [h=3] funcieaanduiding op de verbeelding opgenomen. In de regels behorende bij Wonen-1 stond wel alleen horeca 1- en 2-inrichtingen beschreven. De verbeelding wordt hierop aangepast.

Ad 4: De woningen aan de Guide Gezellestraat en de Hugo Verrieststraat hebben een tuinbestemming omdat beiden onderdeel uitmaken van het beschermde stadsgezicht Laakkwartier. In het aanwijzingsbesluit tot beschermd stadsgezicht zijn onder andere de voortuinen met stenen muurtjes omschreven als karakteristiek en behoudenswaardig. De dr. Schaepmanstraat maakt geen onderdeel uit van het beschermde stadsgezicht. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn de voortuinen ook niet dusdanig karakteristiek dat een dergelijke beperkende bestemming als 'tuin' gerechtvaardigd is.

Ad 5: zie voor beantwoording onze reactie hieronder bij 'Mevrouw F. Kapper, Sinjeur Semeynsweg 313'.

Ad 6: aan de ondergrond van de verbeelding komt geen juridische betekenis toe en daardoor worden dus ook geen extra bouwrechten toegekend, anders dan standaard in de regels onder artikel 18 zijn opgenomen. Niettemin is, gezien de geschiedenis op dit perceel, toch aan dit verzoek tegemoet gekomen teneinde mogelijke onrust te voorkomen.

ad 7: Op de hoek van de Schimmelweg - Alberdingk Thijmstraat bevindt zich inderdaad een gasdrukregel- en -meetstation maar dit betreft geen Bevi-inrichting. Het is een zogenaamd station type C met een capaciteit van 7.000 m3/h. Hiervoor geldt een standaard veiligheidscontour van 15 m. Dit is geregeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Er zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of voorzien binnen deze contour. Het is niet vereist om de risicocontouren op de verbeelding aan te brengen aangezien de contouren kunnen veranderen en een bestemmingsplan in beginsel een looptijd van 10 jaar kent.

ad 8: Gemeentelijk beschermde stadsgezichten worden niet met een aparte aanduiding op de verbeelding opgenomen. Alleen Rijksbeschermde stadsgezichten worden ingevolge de Ministeriele regeling voor standaard vergelijkbare plannen op de verbeelding weergegeven met 'Waarde - Cultuurhistorie'. De kenmerkende waarden staan omschreven in paragrafen 2.3.1 en 3.4.1 en de welstandscommissie zal bij een aanvraag omgevingsvergunning toetsen of het bouwvoornemen passend is in de bijzondere karakteristieken van dat deel van Spoorwijk.

ad 9: De bewonersvereniging doet een suggestie voor het aanpassen van de regel onder artikel 28, lid d. De voorgestelde wijziging staat al soortgelijk opgenomen in artikel 26 onder d. De seksinrichting aan de Schimmelweg 413 is op de verbeelding aangeduid met [si] en daarom gelden die specifieke gebruiksregels. Wij gaan er vanuit dat hiermee tegemoet gekomen wordt aan de strekking van deze reactie.

Conclusie

- Op de verbeelding is de ondergrond in de achtertuin van de Max Havelaarstraat 18 verwijderd;

- De BOS is toegevoegd aan de lijst met vooroverlegpartners in hoofdstuk 7 van de toelichting en de naam van Stichting BOOG is aangepast;

- Op het adres Alberdingk Thijmstraat 165 is de functieaanduiding op de verbeelding veranderd in [h=2];

Mevrouw F. Kapper, Sinjeur Semeynsweg 313

Conform de procedure wil ik graag gebruik maken van mijn recht op inspraak in het nieuwe

bestemmingsplan Spoorwijk, zoals aangemerkt op het landelijk portal: ruimteplannen.nl

Sinds 1988 ben ik woonachtig in Spoorwijk, aan de Sinjeur Semeijnsweg nrs. 307 t/m 313.

Vanuit hobby heeft mijn echtgenoot, Onno Gort, vanaf 1991 een bedrijf geregistreerd op het adres,

genaamd Wizzbit. Dit bedrijf heeft o.a. tot doelstelling het beheren van ICT faciliteiten voor bedrijven,

en kennisactualisatie. Vanaf 1998 heeft Onno o.a. ook onderzoek gedaan naar de implementatie van

domotica in bestaande en nieuwe woningen, alsmede naar de sociale aspecten hiervan. Dit

resulteerde in het slimste huis van Nederland dat niet, zoals men vaak denkt, het huis van de

toekomst is, maar gewoon in Spoorwijk staat. Om domotica te kunnen implementeren en te

onderzoeken heeft men naast een kantoor ook een woning nodig. Dit onderzoek, dat uit eigen zak

bekostigd is, vond plaats in de eigen woning. Zo was de woning een van de eerste woningen van

Nederland, die men door middel van spraak, telefonie en webtechnologie kan besturen, en of

controleren. De belangrijkste aspecten hierbij zijn de verhoging van leefbaarheid, veiligheid,

besparing van energie en comfort.

Huidige situatie: Wizzbit is met haar tijd meegegaan en heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld

tot een volwaardige ict-dienstverlener voor de zakelijke markt met een klantenkring die zich

voornamelijk in de Randstad bevindt. Wizzbit is nadrukkelijk geen detailhandel of winkel. De ict-

diensten worden grotendeels via de cloud geboden. De medewerkers helpen klanten veelal op

afstand via internet of door zelf naar de klant te gaan. Als werkgever biedt Wizzbit werk aan een klein

team van medewerkers. Sinds het overlijden van Onno in december 2010, zet dit team zich in de

bedrijfsvoering en de dienstverlening naar de klanten voort te zetten. Zij doen dat op zeer

verdienstelijke wijze en daarmee is Wizzbit anno 2014, na al die jaren nog steeds de stabiele en

betrouwbare dienstverlener waar bedrijven èn overheid op kunnen rekenen.

In 2003 is conform raadsbesluit 206 aan Wizzbit ontheffing verleend voor het uitoefenen van

bedrijfsactiviteiten op haar locatie aan de Sinjeur Semeijnsweg in Den Haag. Onder verwijzing

naar deze eerder afgegeven ontheffing verzoek ik de voorgenomen bestemming ‘wonen’ dan

ook te wijzigen in wonen met toestemming voor een bedrijf op de begane grond. En daarmee

de ontheffing en bestaande situatie te continueren, met daarbij de mogelijkheid op termijn,

indien onze situatie mocht veranderen, de ruimte weer als woonruimte te gebruiken. Ik moet

hierbij nadrukkelijk opmerken dat het hier gaat om kantoorruimte en werkkamers en geenszins om

productieruimtes, machinerieën o.i.d. De ervaring leert dat de aanwezigheid van een dergelijk klein

bedrijf bijdraagt aan de veiligheid en de controle op straat gedurende de dag en nacht. Het contact

met de buren is buitengewoon goed en deze hebben geen problemen met de aanwezigheid. Er doet

zich geen enkele overlast voor vanuit het bedrijf voor de directe omgeving. In afwachting van uw

positief besluit

Reactie

Inderdaad is tijdens de vaststelling van het voorgaande bestemmingsplan Spoorwijk besloten om ter plaatse van Sinjeur Semeynsweg 311-311 een bedrijfsbestemming op de begane grond toe te staan. De bedrijfsactiviteiten worden blijkens de reactie nog steeds ter plaatse uitgevoerd. Onduidelijk is echter of deze activiteiten geschaard kunnen worden onder 'aan huis gebonden bedrijf' wat bij een woonbestemming rechtstreeks is toegestaan tot maximaal 40 m2.

Conclusie

Op de verbeelding is ter plaatse een functieaanduiding 'bedrijf' opgenomen en in de regels behorende bij de bestemming Wonen-1 is opgenomen dat ter plaatse van de Singeur Semeynsweg 311-313 op de begane grond bedrijvigheid in de categorie A zoals bedoeld in de Staat van bedrijven bij functiemenging is toegestaan, waaronder o.a. een computerservice- en informatietechnologie bureau's.

7.2 Ter inzage legging

Het ontwerp bestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend. Zowel voorafgaand aan als tijdens de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan zijn inloopavonden georganiseerd. Deze momenten zijn gebruikt om het maatschappelijk draagvlak van het bestemmingsplan te vergroten. De reactie van de gemeente op de ingediende zienswijzen is opgenomen in het bij dit bestemmingsplan behorende raadsbesluit.