direct naar inhoud van Bijlage 4 Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum
Plan: Westeinde e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0082EWesteinde-70OH

Bijlage 4 Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum

Inleiding

In het hierna volgende zal nader worden ingegaan op aard en gewicht van die belangen voor het beschermde gebied als geheel zowel als voor de samenstellende delen. De 'nadere typering van te beschermen waarde' is een letterlijke weergave van paragraaf 5 uit de toelichting op de aanwijzing van het centrum van Den Haag tot rijksbeschermd stadsgezicht.

Nadere typering te beschermen waarden

In het gehele beschermde gebied is de historisch-ruimtelijke structuur dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen, in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse van belang. Zoals uit de ter verduidelijking toegevoegde historisch- ruimtelijke waarderingskaart moge blijken, is het aanwijzingsbelang in grote delen van het beschermde gebied hiertoe beperkt: een aantal stadsvernieuwingsgebieden in het Spuikwartier en een deel van het per traditie aan voortdurende veranderingen onderhevig citygebied. […]

In het overige deel van het beschermde stadsgezicht, in het bijzonder de reeds eerder als zodanig aangewezen gebieden, is het historisch karakter in nog ruimere mate bewaard gebleven. Daar zijn bovendien de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en in het algemeen ook de vormgeving van de bebouwing van betekenis. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw en daarmee het stedelijke karakter zijn de aan alle zijden gesloten bouwblokken waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuinen liggen besloten, duidelijk afgeschermd van de openbare ruimte. Waar plaatselijke bebouwing ontbreekt vormen tuinmuren, veelal voorzien van poorten of hekwerken de scheiding met de openbare ruimte. Bij de grotere bouwblokken worden de binnenterreinen meestal ontsloten door smalle steegjes of poorten in gesloten randbebouwing waarachter niet zelden een intiem hofje of een kerk- of schoolgebouw schuilgaat. In een enkel geval wordt de gevelwand onderbroken door een voorhof, zoals bij het Oude Hof en enkele voorname patriciërshuizen [in het plangebied bijvoorbeeld het huidige Amicitia]. Tussen een aantal langgerekte maar minder diepe bouwblokken lopen uitgesproken achterstraten waaraan allerlei bijgebouwen (koetshuizen) en erfscheidingen van de bebouwing aan de hoofdstraat zijn gesitueerd. […]

De bouwblokken zijn in het algemeen ongeveer haaks op de openbare ruimte verkaveld behalve daar waar sterke krommingen en schuine straathoeken dat verhinderen. De verdere verkaveling van de binnenterreinen is daarvan afgeleid. Vooral in het Spuikwartier en in het Kortenbos werden die binnenterreinen in de 19de eeuw volgebouwd met hofjes van eenvoudige arbeiderswoningen waarvan er nog enkele resteren. De oudere liefdadigheidshofjes zijn daarentegen overwegend met de toegangszijde aan de straat gesitueerd van waaruit een monumentale poort toegang geeft tot een stemmige binnenhof, in het plangebied bijvoorbeeld het Hofje van Nieuwkoop en 't Hooftshofje. In de verkaveling doen zich deels al van oudsher, deels door latere verkaveling grote verschillen voor in breedte, diepte en omvang in het algemeen. Hoewel een duidelijk verkavelingsystematiek zich moeilijk laat ontdekken, lijkt het geheel herleidbaar tot een basisbreedte van vijf à zes meter voor het gewone woonhuisperceel. Bij de vele patriciërshuizen en bijzondere gebouwen in Den Haag bedraagt de perceelbreedte veelal een meervoud daarvan. Het meest fijnmazig is verkaveling in de oudste delen van de burgernederzetting rond de Grote of Sint Jacobskerk, het Spuikwartier en de Denneweg, het ruimst in het hofkwartier, het Willemspark en de zone Prinsegracht – Grote Marktstraat.

De verkavelingsverschillen weerspiegelen zich navenant in het bebouwingsbeeld dat plaatselijk grote schaalvariaties vertoont maar anderzijds ook een betrekkelijk homogene hoofdindeling. In meerderheid telt de bebouwing twee à drie bouwlagen van onderling verschillende hoogte onder een betrekkelijk lage kap. In veel gevallen komt daarbij de derde en gewoonlijk laagste verdieping alleen aan de straatzijde voor. De statige panden in het hofkwartier en in het plangebied aan de Prinsegracht en incidenteel in de rest van de binnenstad hebben bovendien vaak een souterrain en plaatselijk komen 19de-eeuwse panden voor met een lage parterre en daarboven twee hogere verdiepingen. Tot de 20ste eeuw werd in Den Haag in niet meer dan vier lagen gebouwd, zowel in het centrum als in de stadsuitbreidingen. […] Overigens varieert de bebouwingshoogte in het algemeen meer door de per pand vaak verschillende verdiepingshoogte dan door het aantal verdiepingen zodat het geen uitzondering is dat een pand van twee bouwlagen even hoog of zelfs hoger is dan een belendend pand van drie lagen. Bebouwing in minder dan twee lagen komt aan de openbare straten slechts sporadisch voor, op besloten binnenterreinen echter des te meer. In beide gevallen betreft het meestal hofjes, al dan niet van liefdadigheid, en in een aantal achterstraten bijgebouwen van uiteenlopende aard.

Daar het bebouwingsbeeld sterk wordt gedomineerd door 18de- en 19de-eeuwse lijstgevels manifesteert de variërende bouwhoogte zich meer in de pandsgewijs verspringende gootlijsten dan in de hoogte van de kappen die daar deels achter schuilgaan en in het gevelbeeld een tamelijk ondergeschikte rol spelen. Het is voornamelijk aan grotere (bredere) openbare ruimten en op straathoeken dat de kappen van de gebouwen een beduidende rol spelen in het ruimtelijk beeld. In het algemeen hebben de smallere panden een met pannen gedekt schilddak met de nok haaks op de straat, de bredere een dwarskap evenwijdig aan de straat of een omlopend of afgeplat schilddak. De hofjes en andere vormen van laagbouw hebben meestal een langgerekt schild- of zadeldak. De dakhelling bedraagt zelden meer dan 45 graden. […]

De voorgevels zijn overwegend symmetrisch ingedeeld in drie of vijf (soms zeven) traveeën met verticaal geplaatste openingen. Bij de eenvoudiger woon- en winkelpanden overheerst de driedeling, bij de voornamere huizen een indeling in vijf of meer traveeën, veelal geleed door pilasters of lisenen en geaccentueerd door een geprononceerde ingangspartij in het midden. De vele bijzondere gebouwen en complexen hebben dikwijls een afwijkende gevelindeling maar daarbij is meestal sprake van een zekere verticale geleding. De gevels zijn overwegend in baksteen opgetrokken, afwisselend in schoon metselwerk en pleisterwerk of combinaties van beide. Kroonlijsten, kozijnen, deuren, ramen en eventuele balkons zijn in hout uitgevoerd en geschilderd. […]

Het karakter van de openbare ruimte is sterk beïnvloed door de grootstedelijke ontwikkeling van Den Haag sedert het midden van de 19de eeuw. Daardoor wordt het dwarsprofiel van de hoofdstraten gedomineerd door de verkeersfunctie en vooral door het openbaar vervoer, in het plangebied de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat. In de meeste straten is de indeling van het dwarsprofiel dan ook niet van bijzonder belang. Voor zover daar nog sprake van is, is de historische waarde gelegen in de nog tamelijk strakke belijning van de in het profiel aanwezige gebruikszones en in het verband tussen die indeling en de verdere ruimtelijke inrichting. In sommige straten is alleen de driedeling trottoir – rijweg – trottoir nog aanwezig waarbij de rijweg is geasfalteerd en verder opgedeeld in tramlijnen, busbanen, rijstroken en parkeerstroken. In andere, en vooral de bredere, resteert langs de voorgevelrooilijnen vaak nog een particuliere stoepenzone, gekenmerkt door per perceel verschillende vormgeving en geaccentueerd door natuurstenen trappartijen, stoeppalen en ijzeren hekwerken en kettingen. Voor zover de rijbanen niet zijn geasfalteerd bestaat het gebruikelijke bestratingsmateriaal uit gebakken klinkers, hier en daar afgewisseld door natuurstenen kasseien. Van belang zijn vooral de dwarsprofielen over de grachten en hun belendende kaden, die de omtrek van de binnenstad markeren. De grachten en hun belendende kaden in het plangebied – de Noordwal, de kade Bij de Westermolens en de Lijnbaan – vallen echter buiten het beschermd stadsgezicht Centrum. Wel speelt in het dwarsprofiel van een aantal gedempte grachten – in het plangebied de Prinsegracht – de boombeplanting een belangrijke rol.