direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Velsen-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001

Toelichting

De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de actualisatie van het bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die door het nieuwe bestemmingsplan worden vervangen.

1.1 Aanleiding

De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen komt voort uit:

  • de wens om het aantal bestemmingsplannen waaruit het plangebied is opgebouwd te reduceren tot één bestemmingsplan;
  • het feit dat diverse vigerende bestemmingsplannen ouder zijn dan 10 jaar, waardoor deze op grond van de wet geactualiseerd moeten worden;
  • de wens om de bestaande voorschriften en plankaarten te uniformeren en globaliseren zodat er een eenduidige juridische systematiek komt voor het hele plangebied.

1.2 Plangebied

Het gebied omvat de woonkernen van Velsen-Noord, Sportpark Rooswijk en een klein deel van het bedrijventerrein Grote Hout. In het noorden loopt het plangebied tot aan de gemeentegrens met Beverwijk. In het Oosten grenst het gebied aan de A22, in het westen globaal tot aan de bedrijventerreinen. Zie ook onderstaande afbeelding. afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0001.png"

Afbeelding 1.2.1: plangebied

1.3 Doel

Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is een planologisch kader op te stellen waarbinnen de nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en invulling wordt gegeven aan het gebied.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0002.png"

Afbeelding 1.4.1: vigerende bestemmingsplannen

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt (delen van) onderstaande vigerende plannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld door gemeenteraad/B&W   Goedgekeurd door Provincie   Raad van State/ Kroon  
0.0 uitbreidingsplan in hoofdzaak noord   13-3-1963   25-8-1964   6-10-1967  
0.1 partiële herziening uitbreidingsplan in hoofdzaak noord (vervallen per 1-7-2013)   2-9-1964   14-9-1965   6-10-1967  
0.3 P.E.N. centrale   26-8-1982   24-5-1983   -  
0.7 Business Park IJmond   25-10-1999   25-1-2000   -  
1.4 Velsen-Noord   27-11-1997   14-4-1998   -  
1.5 Bedrijventerrein Velsen-Noord   28-11-2002   11-3-2003   -  
1.6 Westelijke Randweg   5-9-2002   15-4-2003, 26-10-2004 en 19-9-2006   19-11-2003, 19-10-2005 en 24-10-2007  
2.00 Industrieterrein Tata Steel   22-11-2012   -   -  
3.00 Bedrijventerreinen Velsen-Noord   13-11-2008   7-7-2009   -  

Afbeelding 1.4.1: tabel vigerende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

Bij de aanleg van het Noordzeekanaal tussen 1865 en 1876 werd het oorspronkelijke dorp Velsen in tweeën gesplitst, namelijk in Wijkeroog (ten noorden van het kanaal) en Velsen (ten zuiden). Dit was het begin van het ontstaan van deze dorpskern. Rond 1920 veranderde de naam van het dorp Wijkeroog in Velsen-Noord. Veel industrie, waaronder papierfabriek van Gelder, vestigde zich in het dorp en in 1924 werd de eerste oven van de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens ontstoken. De aanleg van deze industrie en andere grote infrastructurele werken (rijksweg en spoorwegen) heeft geleid tot een opdeling van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Velsen-Noord. Opvallend is de tweedeling die na de aanleg van het spoor is ontstaan. 

Ten zuiden van het spoor bevindt zich de oudste bebouwing. Centraal gelegen is de Wijkerstraatweg die als hoofdontsluitingsroute voor de dorpskern fungeert. Daarachter is een viertal buurten (Duinvliet-, Van Gelder-, Watervliet- en Wijkermeerbuurt) ontstaan. Stuk voor stuk worden deze buurten gekenmerkt door een eigenzinnige stedenbouwkundige opzet en architectuur. Het concept voor de buurten kwam voort uit de zogenaamde Berlagiaanse stedenbouw, waarbij de esthetische verschijning van de stedelijke ruimte centraal stond in de planvorming. De bebouwing bestaat voornamelijk uit laagbouw waarbij de hoofd-ontsluitingsroutes geaccentueerd worden met een extra bouwlaag. Dit deel van Velsen-Noord wordt, met een enkele onderbreking, omzoomd door groen dat fungeert als bufferzone tussen de woonwijk en de omringende industrie en infrastructuur.

Ten noorden van het spoor liggen de Gilden- en Westerwijkbuurt. De buurten worden van elkaar gescheiden door de Grote Hout- of Koningsweg, die als hoofdontsluitingsroute voor dit deel van Velsen-Noord en het zuidelijk gelegen bedrijfsterrein fungeert. Ook deze buurten worden gekenmerkt door een eigenzinnige stedenbouwkundige en architectonische opzet. Hierbij ligt het concept van de Westerwijkbuurt (het zg. PEN-dorp) in het verlengde van de buurten ten zuiden van het spoor. Deze wijk met arbeiderswoningen, die kenmerkend zijn voor het ontstaan van Velsen-Noord, wordt omringd door industrie. Daarentegen bevat de Gildenbuurt een concept dat verwijst naar de moderne stedenbouw, zoals die na de tweede wereldoorlog ontwikkeld is. De randen van deze buurt worden gevormd door hoogbouw in het groen. Het binnengedeelte is ingevuld met laagbouw waarbij het voorzieningencentrum een accent heeft gekregen in de vorm van een extra bouwlaag. 

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0003.png"

Afbeelding 2.1: luchtfoto plangebied (de zwarte omlijning geeft de plangrens aan)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het plangebied wordt gekenmerkt door een ligging te midden van veel infrastructuur. Rondom de woonwijken ligt een groene zoom die fungeert als buffer tussen de naastgelegen wegen en bedrijventerreinen. Zie onderstaande globale functiekaart, waarop in hoofdlijnen de functionele structuur van Velsen-Noord is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0004.png"

Afbeelding 3.1.1: globale functiekaart

3.1.1 Evenementen

Binnen het plangebied worden onderstaande terugkerende evenementen georganiseerd:

  • dorpsfeest Velsen-Noord;
  • een jaarlijks circus aan de 'Grote Hout of Koningsweg';
  • koningsdagviering bij Café de Grote Hout aan de 'Grote Hout of Koningsweg'.

Ten gevolge van recente jurisprudentie moeten evenementen nu in het bestemmingsplan worden opgenomen. Daarom is in Artikel 23 een regeling opgenomen die bovenstaande evenementen mogelijk maakt.

3.2 Nieuwe ontwikkelingen

In het bestemmingsplan zijn voor enkele nieuwe ontwikkelingen regelingen opgenomen. Hieronder worden deze ontwikkelingen beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0005.png"

Afbeelding 3.2.1.: overzicht ontwikkelingen

3.2.1 Dijckmansstraat 2

Naar aanleiding van de inventarisatie van initiatieven is een initiatief ontvangen betreffende het kerkgebouw de Noorderkerk aan de Dijckmansstraat 2. De Protestantse Gemeente Velsen-Noord heeft besloten het kerkgebouw met bijbehorende bijgebouwen en kosterswoning te verkopen. Gevraagd is de bestemming te wijzigen van 'Maatschappelijk' naar een bestemming, waarbinnen een combinatie van wonen en werken (aan huis gebonden kantoor) mogelijk is. Hier wordt medewerking aan verleend. De bestemming is gewijzigd van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' en 'Tuin'. 

De kerk ligt in de zone van industrieterrein IJmond en de geluidsbelasting op de kerk is circa 53 dB(A). Voor de gewenste ontwikkeling moet een hogere waarde procedure gevolgd worden. Het verlenen van deze hogere waarde is mogelijk. Het ontwerpbesluit voor de vaststelling van de hogere waarde wordt tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan ter visie gelegd.

3.2.2 Brede School

In 2013 is een afzonderlijke procedure doorlopen voor de nieuwbouw van de brede school aan de Heirweg. In het bestemmingsplan is de nieuwe situatie opgenomen conform de verleende omgevingsvergunning.

3.2.3 Herinrichting Wijkermeerweg en MEBA terrein

Het terrein van de MEBA is door de gemeente aangekocht. Na sloop van de bestaande bebouwing zal het gebied worden ontwikkeld als bedrijventerrein. De directe omgeving van dit gebied wordt opnieuw ingericht zodat de bedrijfsbestemming wordt ontsloten vanaf de Concordiastraat en er aan de zijde van de Wijkermeerweg een zo groen mogelijke buffer ontstaat naar het woongebied. De verbeelding van het bestemmingsplan is aangepast zodat deze overeenkomt met de nieuwe situatie. De Vletterliedenstraat wordt als verbinding in stand gehouden en heeft een verkeersbestemming gekregen. De schoorsteen met zendmast blijft behouden en op de verbeelding aangeduid.

3.2.4 De Triangel, locatie Van Diepenstraat

De twee locaties van de school De Triangel aan het Stratingsplantsoen en de Van Diepenstraat worden op termijn herontwikkeld. Op beide locaties is woningbouw voorzien. Zie ook paragraaf 4.3.3 Ladder voor duurzame ontwikkeling en paragraaf 4.5.11 Woonvisie.

De locatie Van Diepenstraat (zie figuur 3.2.4.1) ligt op korte afstand van de voorzieningen in Velsen-Noord (De Schulpen, Watervliet, winkelcentrum). De locatie is dan ook geschikt voor senioren.

Ten behoeve van de ontwikkeling is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor woningbouw, met onderstaande uitgangspunten:

  • er zijn maximaal 20 grondgebonden eengezinswoningen of 50 levensloopbestendigeappartementen mogelijk (of een combinatie hiervan);
  • er moet voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd, conform de geldende parkeernormen;
  • afhankelijk van het type woningen heeft de bebouwing een bouwhoogte van 2 lagen met
    kap (bij eengezinswoningen) of een minimaal 1,5 meter terugspringende 3e laag (bij
    seniorenwoningen);
  • de maximale rooilijnen langs de Van Diepenstraat, Doelmanstraat en Wijkerstraatweg, zoals geschetst in onderstaand figuur, dienen te worden aangehouden;
  • de in onderstaand figuur geschetste bebouwingsvlakken zijn indicatief;
  • kop- en zijgevels die gericht zijn naar openbaar gebied worden als voorgevel
    vormgegeven (interactie met de straat);
  • uitgangspunt is behoud van waardevolle bomen. Voorafgaand aan
    ontwikkeling van de locatie dient daarom onderzoek naar de kwaliteit van de aanwezige bomen te worden gedaan.


afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0006.png"

Afbeelding 3.2.4.1: wijzigingsgebied, rooilijnen en voorbeeld mogelijke bebouwing

3.2.5 De Triangel, locatie Stratingplantsoen / Duinvlietstraat

De twee locaties van de school De Triangel aan het Stratingsplantsoen en de Van Diepenstraat worden op termijn herontwikkeld. Op beide locaties is woningbouw voorzien.

De locatie Stratingplantsoen (zie figuur 3.2.5.1) ligt aan de rand van de wijk op de kop van bestaande woonblokken. Stedenbouwkundig is het logisch om de lijn van de bestaande blokken door te zetten. Voor het woonprogramma is er niet specifiek een doelgroep aan te wijzen. De afstand naar de voorzieningen voor senioren op hogere leeftijd is te groot (300 á 400 meter).

Afhankelijk van het ontwerp kunnen er op deze locatie eengezinswoningen en/of appartementen worden gerealiseerd. Voor de eengezinswoningen kan gedacht worden aan soort stadswoning met compacte bouw met relatief kleine privé-buitenruimte. Omdat dit een vrij nieuwe woonvorm is in Velsen-Noord is de markt hier bepalend of dit kans van slagen heeft.

Ten behoeve van de ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor woningbouw, met onderstaande uitgangspunten:

  • in totaal maximaal 45 woningen;
  • er moet voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd, conform de geldende parkeernormen;
  • parkeren op eigen terrein wordt aan de binnenzijde van het terrein (niet zichtbaar vanaf de straat) opgelost;
  • uitgangspunt is een combinatie van grondgebonden eengezinswoningen en appartementen;
  • aan de Duinvlietstraat wordt aangesloten op het principe van 2-onder-1 kap woningen met een bouwhoogte van 2 lagen met kap;
  • aan het Stratingplantsoen wordt aangesloten op de aangrenzende bebouwing met een maximale bouwhoogte van 3 lagen met een flauwe kap;
  • op de hoek van Stratingplantsoen en Duinvlietstraat wordt accentbebouwing van 4 lagen toegepast;
  • naast deze accentbebouwing wordt aan de Duinvlietstraat d.m.v. 3 laagse bebouwing met een flauwe kap de overgang gerealiseerd naar de woningen van 2 lagen met kap;
  • de maximale rooilijnen langs de Duinvlietstraat en het Stratingplantsoen, zoals geschetst in onderstaand figuur, dienen te worden aangehouden;
  • de in onderstaand figuur geschetste bebouwingsvlakken zijn indicatief;
  • uitgangspunt is behoud van waardevolle bomen. Voorafgaand aan de ontwikkeling van de locatie dient daarom onderzoek naar de kwaliteit van de aanwezige bomen te worden gedaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0007.png"

Afbeelding 3.2.5.1.: wijzigingsgebied, rooilijnen en voorbeeld mogelijke bebouwing

Voor de uitvoering van de wijzigingsbevoegdheden zal een overeenkomst gesloten moeten zijn tussen ontwikkelaar en gemeente.

3.2.6 Woonwagenlocatie Hoeufftstraat

Aan de Hoeufftstraat is een kleinschalige woonwagenlocatie aanwezig. Uit de inventarisatie is gebleken dat de feitelijke situatie op een aantal punten niet overeenkomt met de regels van het vigerende bestemmingsplan. Gedeeltes van omringende percelen, waar geen woonbestemming op rust, zijn in gebruik genomen en er zijn enkele niet-vergunde bouwwerken aanwezig. Verder staan er 9 woonwagens, waarvan 8 met vergunning. Deze situatie wijkt af van het vigerende bestemmingsplan, dat maximaal 6 woonwagens toelaat. De woonwagen waar op dit moment nog geen vergunning voor aanwezig is heeft huisnummer 1A. De woning staat op de bestemming 'verkeersdoeleinden', het betreft gemeentegrond. Onderzocht is of deze standplaats gelegaliseerd kan worden. Er blijken hiertegen geen ruimtelijke, verkeerskundige of stedenbouwkundige bezwaren te zijn. Het bestemmingsplan is aangepast, door de verkeersbestemming te wijzigen in een woonbestemming t.b.v. nummer 1A. Zie onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0008.png"
Afbeelding 3.2.6.1: de huidige standplaatsen en gestippeld de mogelijke nieuwe standplaats.

Voor de legalisatie van de woonwagen is nog wel een omgevingsvergunning benodigd. Ook zal een overeenkomst met de gemeente moeten worden gesloten i.v.m. het gebruik van de grond en indien van toepassing verhaal van exploitatiekosten (kosten voor aanpassingen in de openbare ruimte).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Velsen-Noord zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 5.

4.2 Europees beleid

Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland immers beloofd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.

4.2.1 Natura 2000

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. In 2002 zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn opgenomen in de Flora- en faunawet. In Velsen ligt een deel van het Nationaal Park Zuid Kennemerland dat onderdeel uitmaakt van het Natura 2000 netwerk. Vanwege de afstand tot de Natura 2000 gebieden in de omgeving is Natura 2000 niet relevant voor het plangebied.

4.2.2 Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen. Ook de 'Blueprint to Safeguard Europe's water' heeft dit doel. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze Europese richtlijnen.

4.2.3 Milieubeleid

Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.

4.2.4 Verdrag van Malta

Het verdrag van Valletta werd in januari 1992 ondertekend. Met dit verdrag, beter bekend als het verdrag van Malta, wil de Raad van Europa het archeologische erfgoed in Europa beter beschermen.

Doelstelling van het verdrag is het bodemarchief zo veel mogelijk te behouden. Daarvoor dienen de belangen van de archeologie onderdeel uit te gaan maken van het ruimtelijke ordeningsproces. Immers, in de ruimtelijke ordening worden besluiten genomen die grote gevolgen kunnen hebben voor het bodemarchief. Daarnaast introduceert het verdrag een nieuw principe: de verstoorder betaalt, overeenkomstig het principe de vervuiler betaalt, zoals dat bij milieu geldt.

Na jarenlange discussie over de wijze van invoering van het verdrag in Nederland is de implementatie in 2007 een feit. Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. In de Wet is vastgelegd dat gemeenten bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen, of bij vrijstellingen op bestaande plannen, aan moeten geven welke archeologische waarden er in de bodem zitten en hoe de gemeente denkt daar mee om te gaan. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de aanwezige archeologische waarden onaangeroerd blijven oftewel behoud in situ.

In de uitvoering bij bouw-, aanleg- en sloopvergunningen kunnen gemeenten archeologische eisen stellen aan de aanvragers. Daarnaast stelt de wet dat archeologie een verplicht te onderzoeken aspect is in het kader van mer-plichtige bodemverstoringen. Daarbij gaat het om de ontwikkeling van grote uitvoeringswerken zoals dijkverzwaringen, wegen, grootschalige nieuwbouwprojecten etc. Tenslotte is in de wet opgenomen de verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij werken waarvoor een ontgrondingvergunning nodig is.

Het Verdrag van Malta is verwerkt in de Provinciale Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie. Het gehele plangebied is gemarkeerd als een gebied met 'Archeologische verwachtingen'.

4.3 Rijksbeleid

4.3.1 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)

Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden (verder gewijzigde Wet Luchtvaart genoemd). De gewijzigde Wet Luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het LIB.

De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het LIB. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0009.png"

Afbeelding 4.3.1.1: ligging geluidscontouren Schiphol

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie paragraaf 4.3.2) wordt aangegeven dat Schiphol tot 2030 ruimte nodig heeft om uit te ontwikkelen. Derhalve is een 20 Ke-contour opgenomen. Het gehele plangebied Velsen-Noord ligt binnen deze contour. Binnen de contour mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. In Velsen-Noord is dit echter niet aan de orde. Herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke-contour nu en in de toekomst wel mogelijk.
Revitalisering, herstructurering en transformatie van bestaande woon- en werkgebieden is volgens de Structuurvisie cruciaal om de gestelde ruimtelijke doelen te kunnen bereiken. Het plangebied valt niet onder de beperkingsgebieden voor bebouwing.

Conclusie: het LIB vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.3.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is in 2012 vastgesteld.

De regio is als volgt verbeeld in de Structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0010.png"
Afbeelding 4.3.2.1: SVIR - uitsnede uit verbeelding van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  • a. Rijksvaarwegen;
  • b. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • c. Kustfundament;
  • d. Grote rivieren;
  • e. Waddenzee en waddengebied;
  • f. Defensie;
  • g. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • h. Elektriciteitsvoorziening;
  • i. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • j. Ecologische hoofdstructuur;
  • k. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • l. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • m. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.

4.3.3 Ladder voor duurzame ontwikkeling

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • indien uit de beschrijving blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn een tweetal stedelijke ontwikkelingen opgenomen waarbij de ladder voor duurzame ontwikkeling relevant is. Dit betreft de wijzigingsbevoegdheden bij de Triangellocaties. Meer hierover in paragraaf 3.2 Nieuwe ontwikkelingen.

4.3.4 Nationaal Milieubeleidsplan 4

In 2001 verscheen de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid',
beter bekend als het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In dit beleidsplan licht het
kabinet het te voeren milieubeleid toe. Voor het plangebied zijn vooral de thema's verstoring en verdroging van belang. Volgens het NMP4 moet het lukken binnen 30 jaar te zijn
overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende
maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig.

4.3.5 Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.

4.3.6 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water.

4.3.7 Rijksbeleid met betrekking tot ecologie

In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 5 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.

4.4 Provinciaal beleid

4.4.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

In 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld door Provinciale Staten. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken.

4.4.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De provinciale ruimtelijke verordening stelt regels waaraan bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan dienen te voldoen. Deze regels vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. De structuurvisie en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening, zijn samen het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang.

Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat.

Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de SVIR geen status meer) en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.

De ligging van de provinciale Ecologische Hoofd Structuur (EHS) is in 2011 geactualiseerd. Het plangebied is niet aangewezen als EHS en grenst evenmin aan de EHS.

4.4.3 Leidraad landschap en cultuurhistorie

Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling.

In de Leidraad wordt ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. De provincie onderscheidt achtereenvolgens:

  • aardkundige waarden: deze worden onderverdeeld in 'aardkundige monumenten' (beschermd middels de Provinciale Milieuverordening) en 'bijzondere aardkundige waarden' (beleid opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie, zie ook paragraaf 4.4.1);
  • archeologische waarden;
  • tijdsdiepte: er moet zorgvuldig omgegaan worden met de bestaande (historische) kenmerken van het landschap. De provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkeling;
  • historische structuurlijnen: er dient bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de verkavelingsstructuren van het oorspronkelijke landschap.
  • cultuurhistorische objecten;
  • openheid: waarbij thema's zoals verrommeling en verstedelijking een rol spelen, behoud van grootschalige open gebieden;
  • stilte;
  • donkerte;
  • dorps-DNA: de specifieke eigenheid en identiteit van dorpen behouden. Het grondgebied van de provincie Noord-Holland is in de Leidraad ingedeeld in verschillende landschapstypen.

Voor Velsen-Noord zijn de archeologische waarden van belang. Op het gehele plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelegd.

4.4.4 Provinciaal milieubeleidsplan

In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.

Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.

Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.

Milieubeleidsplan 2015-2018
De provincie heeft in het Milieubeleidsplan 2015-2018 vastgelegd waarop zij haar milieubeleid in deze periode wil richten. De basis is het nakomen van wettelijke regels en normen. In het Milieubeleidsplan 2015-2018 stelt de provincie voor daarnaast in te zetten op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven. In het Visie-deel van dit plan agendeert de provincie een viertal integrale opgaven, die gericht zijn op kansen voor de toekomst, waarbij milieu is gekoppeld aan de andere kerntaken van de provincie. Deze integrale opgaven krijgen mogelijk een plek in een Omgevingsvisie. Deze integrale opgaven zijn:

  • gezonde stad en mobiliteit;
  • visie op de ondergrond;
  • circulaire economie;
  • transitie duurzame energie.

In het milieuprogramma beschrijft de provincie in hoofdlijnen de thematische of sectorale opgaven van ons milieubeleid. De sectorale thema's zijn luchtkwaliteit, geur, geluid, bodem, externe veiligheid, afval, licht en donkerte en duurzame energie. De gestelde doelen zijn:

  • het borgen van de basiskwaliteit van het milieu;
  • het verleiden tot zo duurzaam gezonde en veilig mogelijke ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving;
  • het stimuleren van technische en sociale innovatieve oplossingen voor milieuopgaven.
4.4.5 Provinciaal verkeers- en vervoersplan

In het PVVP wordt ingezet op een betrouwbare reistijd. In de provinciale aanpak staat centraal dat de bestaande vervoersnetwerken zo goed mogelijk worden benut, zowel
afzonderlijk als in hun samenhang. De reiziger moet het gemakkelijk worden gemaakt om de voor hem beste combinatie van vervoersopties te gebruiken.

Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient duidelijk te worden gemaakt hoe de bereikbaarheid wordt vormgegeven. De bereikbaarheid moet gegarandeerd zijn alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.

Het PVVP ziet op de periode 2007-2013. De provincie heeft een groot aantal projecten in voorbereiding en uitvoering om de provinciale infrastructuur te verbeteren en uit te breiden. In het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur 2015-2019 (PMI) zijn deze projecten opgenomen. Het PMI is een voortschrijdend vijfjarenprogramma dat jaarlijks wordt herzien.

Het PMI bevat geen projecten die betrekking hebben op het plangebied. Direct grenzend aan het plangebied vindt de reconstructie van de Velsertraverse plaats, echter dit heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan.

4.4.6 Natuurbeheerplan

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben onlangs het ontwerp natuurbeheerplan voor 2016 vastgesteld. Naar verwachting nemen Gedeputeerde Staten in april en Provinciale Staten in de zomer van 2015 een besluit over het definitieve Natuurbeheerplan 2016. In het Natuurbeheerplan staat waar welk soort natuur, agrarische natuur of landschap aanwezig is of ontwikkeld kan worden. Het Natuurbeheerplan bevat de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de natuurverbindingen.

Voor het plangebied is het Natuurbeheerplan niet relevant.

4.4.7 Provinciaal waterplan

Het Provinciaal Waterplan Noord Holland (2010-2015) is het strategisch plan van de provincie op het gebied van water. Het beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast en de kwaliteit van het water te verbeteren. Het Waterplan heeft het motto 'Beschermen, benutten, beleven en beheren'.

De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkeling. Het plan is zelfbindend voor de provincie en bevat het beleid voor de periode 2010-2015. Voor de ruimtelijke aspecten heeft het plan de status van een structuurvisie, op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan worden de provinciale waterbelangen en de ruimtelijke consequenties benoemd. In Noord-Holland zijn ruimtelijke opgaven uit het Waterplan integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.

Watervisie 2021
Eind 2015 stellen Provinciale Staten naar verwachting de nieuwe Watervisie 2021 vast, als opvolger van het huidige Waterplan 2010-2015. De Watervisie 2021 is een zelfbindend, strategisch beleidsdocument en geeft kaders voor de waterschappen. De Watervisie beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 en biedt een doorkijkje naar 2040. De Watervisie 2021 wordt geschreven in de geest van de Omgevingswet. De provincie wil vanuit de wateropgaven een positieve bijdrage leveren aan het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de leefomgeving, onder meer voor ruimtelijke ordening, economie, natuur en milieu.

Voor het bestemmingsplan heeft een en ander geen gevolgen.

4.4.8 Agenda Groen

De Agenda Groen is op 11 maart 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. In de Agenda Groen wordt beschreven hoe de provincie met méér verantwoordelijkheden, maar minder middelen dan voorheen, de bescherming van een groen, toegankelijk en aantrekkelijk Noord-Holland wil blijven vormgeven.

Voor het plangebied is de Agenda Groen niet relevant.

4.5 Gemeentelijk beleid

4.5.1 Archeologie en Monumentenbeleid

De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren. De beleidsnota komt in het bestemmingsplan tot uiting middels de opname op de verbeelding van de in bijlage 1 opgenomen monumenten.

Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 5.8 wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.

4.5.2 Economisch beleid
4.5.2.1 Aan huis gebonden beroepen

In 2004 is de beleidsnotitie 'Aan huis gebonden beroepen' vastgesteld. Onder bepaalde voorwaarden kunnen beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die niet onder de vrije beroepen vallen, in een woning door de bewoner zelf worden uitgeoefend. Een omgevingsvergunning is wel benodigd, in de regels zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.

4.5.2.2 Bed & Breakfast

In 2010 is de beleidsnotitie ‘Bed & Breakfast gemeente Velsen 2010’
vastgesteld. Als gevolg van dit beleid zal toegestaan worden dat in een woning en in een
agrarische bedrijfswoning incidenteel, bedrijfsmatig logies (Bed & Breakfast) verleend wordt, waarbij de woning door de hoofdgebruiker wordt bewoond. Maximaal 40% van het totale
woonoppervlak van de woning mag voor deze functie worden gebruikt, met een maximum
van 50 m2 binnen de bebouwde kom of 100 m2 buiten de bebouwde kom. Het maximum
aantal gasten dat gebruik mag maken van de voorziening is binnen de bebouwde kom
gesteld op vier, buiten de bebouwde kom is het maximum aantal gasten acht. Een
omgevingsvergunning is benodigd om een Bed & Breakfast te mogen starten, in de regels
zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.

4.5.2.3 Horeca

De gemeente Velsen wil een aantrekkelijk en goed functionerend horeca-aanbod voor inwoners en toeristen. Daarvoor is in de Horecanota 2008 – 2015 het gemeentelijke horecabeleid voor de periode 2008-2015 beschreven, met als centrale doelstelling: “Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt”. Dit betekent aan de ene kant het realiseren van groei en kwaliteit in de horeca en aan de andere kant tegengaan van negatieve effecten van horeca in Velsen.

4.5.3 Groen en waterbeleid

Onderstaande groenbeleidsplannen zijn van toepassing:

  • Ecologische groenvisie 1997;
  • Bomenplan 2003;
  • Groenbeleidsplan 'Ruimte voor Groen' 2009;
  • Beleidsplan monumentale bomen 2013.

De Ecologische groenvisie is een beschrijvende visie op hoofdlijnen. Het bomenplan is een beheerplan waarin de vervanging van gemeentelijke bomen is vastgelegd. Dit bomenplan is in 2013 geëvalueerd en geactualiseerd. In het Groenbeleidsplan is de hoofdgroenstructuur vastgelegd. Ook zijn hierin kaarten opgenomen, die beschrijven of er eventueel groen moet worden gecompenseerd. Dit kan relevant zijn bij ontwikkelingen, omdat groen met een
classificatie 'te behouden groen met compensatiebeginsel' op kaart zijn aangegeven.

In 2014 is de APV gewijzigd en zijn in beginsel alle bomen vrijgesteld van kapvergunning. Voor een aantal situaties is een uitzondering gemaakt. Bomen die op de lijst van waardevolle of momumentale bomen staan, zijn kapvergunningsplichtig. Ook is er een gebied aangewezen waarbinnen alle bomen met een stamdiameter groter dan 15 centimeter op een hoogte van 130 cm boven maaiveld kapvergunningsplichtig blijven.

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan
Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het document waarin de gemeente het beleid vastlegt omtrent het beheer van de riolering, grondwater en hemelwater. In het vGRP benoemt de gemeente welke voorzieningen op het gebied van riolering en grondwater zij bezit, hoe deze voorzieningen functioneren, hoe het riool- en grondwaterstelsel beheerd wordt en hoe dit gefinancierd wordt. Artikel 4.22 van de Wet milieubeheer stelt het hebben van een actueel GRP verplicht voor alle Nederlandse gemeenten. Het vigerende vGRP is in 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.

4.5.4 Maatschappelijk beleid

In 2012 is in de beleidsvisie 'Samen aan de slag' de visie op maatschappelijke ondersteuning in Velsen voor 2012 tot 2015 vastgelegd. Dit (algemene) beleid geldt voor de hele gemeente en heeft nagenoeg geen ruimtelijke consequenties. Specifiek voor het plangebied heeft het maatschappelijk beleid dan ook geen gevolgen. Zoals in paragraaf 3.2 Nieuwe ontwikkelingen is vermeld, wordt aan de Heirweg een nieuwe Brede School gebouwd. Deze dient ter vervanging van basisschool de Triangel die nu nog op twee locaties is gevestigd. Deze locaties zullen door het onderwijs worden verlaten. In de Brede School zullen ook de welzijnsactiviteiten van stichting Welzijn in Velsen-Noord worden ondergebracht. Verder wordt er een gymzaal gerealiseerd en worden de voorzieningen uitgebreid met onder andere een consultatiebureau en een verloskundigenpraktijk. De Brede School geeft een meerwaarde aan het onderwijs en een verbetering van de leefkwaliteit en samenhang in de wijk. Tevens is het programma complementair aan de reeds aanwezige welzijnsvoorzieningen in Velsen-Noord.

4.5.5 Milieubeleid

Algemeen
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteedt aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.

De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn:

  • het waarborgen van de leefbaarheid;
  • optimaal gebruik van de regelgeving;
  • de voorbeeldfunctie van de gemeente;
  • het bevorderen van duurzame ontwikkeling;
  • het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.

Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.

Bedrijven en milieu
In de ruimtelijke ordening wordt op basis van afweging van alle in het geding zijnde belangen, tot een zo goed mogelijke ordening van diverse functies in een gebied gekomen. Uitgangspunt hierbij is de uitgave “bedrijven en milieuzonering” van de VNG.

Milieuwet- en regelgeving
Voor de vestiging van (agrarische) bedrijven is de milieu Wet- en regelgeving van toepassing. De meeste bedrijven vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende activiteitenregeling geven voorschriften onder waar bedrijven aan moeten voldoen. Een klein deel van de bedrijven in Nederland vallen niet onder deze algemene regels. Deze bedrijven hebben een omgevingsvergunning milieu waarin de voorschriften staan waaraan zij moeten voldoen.

Natuurbeschermingswet
Gebiedsbescherming
In de regio zijn voor de bescherming van natuurgebieden voornamelijk twee onderwerpen van belang: de Natuurbeschermingswet (met daarin de Habitatrichtlijn) en de Provinciaal Ecologische Hoofd Structuur. Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld in de Natuurbeschermingswet. In het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig.
Projecten die in de nabijheid van Beschermde Natuurmonumenten (inclusief habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken.

Natura2000 en EHS
Het duinreservaat is beschermd Natura2000 gebied en door de provincie aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor het plangebied speelt het duingebied geen rol.

4.5.6 Prostitutie

Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan.

Door de raad is aangegeven dat in Velsen alleen in het havengebied maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente is geen seksinrichting toegestaan.

4.5.7 Ruimtelijk beleid

Medio 2013 is gestart met het actualiseren van de structuurvisie. De structuurvisie Velsen 2015 zal echter nog ten grondslag liggen aan het nieuwe bestemmingsplan voor Velsen-Noord.

De structuurvisie Velsen 2015 heeft als doel een actueel en samenhangend kader te scheppen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente tot aan 2015. Het is een ruimtelijke vertaling en een verdere uitwerking van de toekomstvisie 2010. Het programma dient te leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefkwaliteit. De nota spitst zich toe op de vraag waar de verdere verstedelijking van Velsen plaats kan vinden en hoe dit moet gebeuren.

Velsen-Noord komt in de structuurvisie uitgebreid aan de orde. In het document wordt ingegaan op de Gebiedsvisie Velsen-Noord uit 2000 en het wijkontwikkelingsplan uit 2003. Aandachtspunten zijn onder meer de NAM kade, de voorzieningen en overlast door aanwezige bedrijven en woonkwaliteit. Veel van de aandachtspunten van de structuurvisie zijn de afgelopen jaren in het kader van het project Frisse Wind (gestart in 2008) opgepakt. Er is een woningbouwproject gerealiseerd aan het Stratingplantsoen, er zijn infrastructurele projecten uitgevoerd, sportpark Rooswijk is opgeknapt, het bedrijventerrein langs de Wijkermeerweg wordt aangepakt en de Brede School komt van de grond. Het merendeel van de in de Structuurvisie Velsen 2015 genoemde projecten is inmiddels afgerond. De meeste projecten konden binnen de ruimte van de vigerende bestemmingsplannen worden uitgevoerd. Waar dit echter niet het geval was, zal het nieuwe bestemmingsplan worden geactualiseerd.

4.5.8 Sport- en recreatiebeleid

Voor het sportaccommodatiebeleid fungeert de 'nota accommodatiebeleid voor sportief Velsen 2010-2015' als leidraad. In het plangebied bevindt zich sportpark Rooswijk. Dit sportpark is de afgelopen twee jaar grondig gerenoveerd. Het sportpark is openbaar toegankelijker gemaakt met sportief-recreatieve elementen en een nieuw entree. Hiermee is het park nog meer een onderdeel van de wijk geworden waar inwoners gedurende de hele dag elkaar kunnen ontmoeten, sporten en bewegen. Dit sluit aan op ons sportbeleid om de openbare ruimte beweegvriendelijker in te richten (uit: thema 3 sportagenda 2013-2016). De term beweegvriendelijke omgeving is tevens opgenomen in de Visie op Velsen 2025. Daarnaast zitten de sportverenigingen vanaf 2013 onder één dak en is een aantal sportvelden verplaatst.

In het plangebied zijn twee sportaccommodaties/terreinen aanwezig, Sportpark Rooswijk en fietscrossvereniging FCC Wijkeroog.

Het bestemmingsplan is aangepast vanwege de onlangs voltooide herinrichting van Sportpark Rooswijk. Ook is de fietscrossvereniging en de daarbij onlangs gebouwde overkapping nu opgenomen in het bestemmingsplan.

4.5.9 Verkeersbeleid

In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.

Voor wat betreft parkeren dient, bij nieuwbouw, uitbreiding of functiewisseling, te worden voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk parkeernormenbeleid. Uitgangspunt bij dit beleid is dat de gegenereerde parkeerbehoefte binnen het eigen plangebied wordt opgelost.

De afgelopen jaren zijn enkele wegen binnen het plangebied opnieuw ingericht. De meeste aanpassingen konden binnen de verkeersbestemming plaatsvinden. Waar dit niet het geval is, zoals bij de Vletterliedenstraat, is de nieuwe situatie in het bestemmingsplan opgenomen.

4.5.10 Visie op Velsen

Het document 'Visie op Velsen 2025: Kennisrijk werken in Velsen' is in 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie geeft op de verschillende beleidsterreinen een toekomstbeeld van de ontwikkeling van de gemeente Velsen tot 2025. De visie positioneert zichzelf als volgt: "De visie zelf is geen blauwdruk, geen strategisch beleidsplan, maar een inspirerend toekomstbeeld, een bereikbare droom. Niet van de gemeente, maar van de gemeenschap Velsen". En de positie van de gemeente daarin: "De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte".

In de Visie op Velsen is de gemeente in 2025 een bloeiende en groeiende gemeente en bevat de kennisindustrie van de Metropool Regio Amsterdam. Onderzoeksinstituten op het gebied van wind- en waterenergie en duurzaamheid hebben een grote (internationale) aantrekkingskracht op studenten, expats en kenniswerkers die veelvuldig gebruik maken van de horeca die gesitueerd is rondom het prachtige stadshart van IJmuiden. Er is een sterke samenwerking tussen de kennisinstituten in Amsterdam en de bedrijven in Velsen.

Voor IJmuiden is in de visie een stedelijk karakter voorzien, voor de andere kernen behoud van het dorpse karakter. Met uitzondering van IJmuiden beperken de voorzieningen in de kernen zich tot basisvoorzieningen. In de visie op Velsen wordt niet specifiek ingegaan op Velsen-Noord.

De Visie op Velsen 2025 wordt nog nader uitgewerkt in een nieuwe Structuurvisie.

4.5.11 Woonvisie

In 2013 is de Woonvisie 2025 vastgesteld. De woonvisie beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities uit 'Visie op Velsen 2025 - Kennisrijk werken' op het gebied van wonen. De woonvisie helpt om afwegingen te maken over concrete initiatieven en bij het maken van afspraken met betrokken partijen, bijvoorbeeld de woningcorporaties. Op Velsen-Noord wordt in de Woonvisie niet specifiek ingegaan.

Voor het bestemmingsplan heeft de woonvisie geen directe consequenties. Wel zal de Woonvisie bij herstructurerings- of nieuwbouwprojecten een belangrijke rol spelen.

De achtereenvolgende woningmarktonderzoeken laten zien dat de verhuisgeneigdheid in Velsen-Noord relatief groot is. Bewoners uit Velsen-Noord willen wel in Velsen-Noord blijven wonen. De bestaande woningvoorraad sluit echter niet aan bij de vraag. De ontwikkeling van een wooncarrière binnen Velsen-Noord wordt belemmerd door het ontbreken van voldoende differentiatie in de soorten en prijsklassen van de woningen. Er is een bovengemiddelde vraag naar eengezinswoningen, portiekwoningen en seniorenwoningen. Wat betreft deze laatste categorie is er een berekend tekort aan vooral levensloopgeschikte woningen en nultredenwoningen.

Een van de doelen van het Wijkontwikkelingsplan Velsen-Noord uit 2002 is om te komen tot een wijk met een meer gedifferentieerde bevolkingssamenstelling. Dat vraagt om een woonwijk met een gedifferentieerde woningvoorraad, waarbinnen de huidige bewoners een wooncarrière kunnen maken en waar ook vestigers uit verschillende inkomenscategorieën zich kunnen vestigen. Bij ontwikkelingen is deze doelstelling nog steeds van toepassing.

Ontwikkellocaties
De inzet voor de ontwikkellocaties vloeit voort uit het streven naar een woonwijk met een gedifferentieerde woningvoorraad, waarbinnen de huidige bewoners een wooncarrière kunnen maken en waar ook vestigers uit verschillende inkomenscategorieën zich kunnen vestigen.

Verschillende prognoses voor de bevolkings- en huishoudensontwikkeling geven aan dat Noord-Holland een van de provincies is waar richting 2040 een groei te verwachten is van de bevolking en het aantal huishoudens. Afgeleide hiervan is de woningbehoefte.

De provincie geeft in haar structuurvisie (2010) aan dat zij een bevolkings – en huishoudensgroei verwacht voor met name Noord-Holland Zuid. De druk op de woningmarkt blijft in dit deel van de provincie zeker tot 2030 hoog. De provincie heeft berekend dat de woningvoorraad in het zuiden van de provincie tot 2040 met 165.000 woningen moet toenemen.

De prognoses uit 2012 geeft aan dat er een woningbehoefte is van 200.000 woningen tot 2040 (provinciale Monitor woningbouw 2014). ABF Research 'bevestigt' deze trend met de Primos prognose 2013 die zij uitvoert voor het Ministerie van BZK en een negental provincies. Zij zien een omvangrijke huishoudensgroei tot 2020 in Noord-Holland, constateren een ernstig achterblijvende woningproductie bij de groei van de woningbehoefte en een toenemende druk op de woningmarkt in de Randstad.

Basis voor het Regionaal Actieprogramma Wonen Zuid-Kennemerland/IJmond 2012 t/m 2015 is een berekening van de woningbehoefte tot 2020 voor de regio en afzonderlijke gemeenten (Kwalitatieve woningmarktverkenning 2010-2020, ABF Research 2010). Voor de regio Zuid-Kennemerland is voor de periode tot en met 2020 een nieuwbouwbehoefte berekend van 13.634 woningen. Velsen heeft voor deze periode een nieuwbouwbehoefte van ruim 2.700 woningen. Voor invulling hiervan wordt in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied door intensiveren, transformeren en combineren (ICT). Op de locaties van de voormalige school 'De Triangel' vindt een transformatie plaats naar de functie 'Wonen'.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Algemeen
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteedt aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied. De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen.

Aandachtspunten in het MBP zijn:

  • Het waarborgen van de leefbaarheid;
  • optimaal gebruik van de regelgeving;
  • de voorbeeldfunctie van de gemeente;
  • het bevorderen van duurzame ontwikkeling;
  • het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.

Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.

5.1 Bedrijven en milieuhinder

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium "een goede ruimtelijke ordening". Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken.

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied   Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Gemengd gebied
Velsen Noord ligt ingesloten tussen hoofdontsluitingswegen (de A22, de N197 en de Wenckebachstraat) en wordt doorsneden door een goederenspoor. Daarnaast ligt Velsen Noord in de geluidszone van de gezoneerde industrieterreinen “de Pijp” en “IJmond” en zijn er van oudsher verspreid tussen de woonbebouwing bedrijven aanwezig. Binnen het plangebied is dan ook sprake van een gemengd gebied.

Gebied met functiemenging
In het centrum van Velsen Noord is spraken van een menging van wonen, detailhandel, horeca en bedrijven van beperkte omvang. In dit gebied is sprake van een gebied met functiemenging. Voor dit gebied gelden geen richtafstanden, maar zijn de bedrijven zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging onder de volgende voorwaarde toegestaan.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan of dat er andere bouwkundige voorzieningen getroffen zijn waardoor milieubelasting voorkomen wordt op vergelijkbare wijze als bij bouwkundige afscheiding.

Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C
Activiteiten zoals genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

5.2 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bev-I), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS inclusief het Basisnet) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opge nomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bev-B).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR) 
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaarcontour (wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt van minimaal 10 personen. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen of beperkingen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend ruimtelijk besluit ‘Bestemmingsplan Velsen-Noord'. Hierbij is getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.

Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:

  • bedrijven, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
  • transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.

Situatie 
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied / 200 meter toetsingszone voor ruimtelijke maatregelen van de volgende risicobronnen:

  • Eye Film instituut Nederland;
  • NUON Elektriciteitscentrale;
  • hogedruk aardgastransportleidingen GasUnie;
  • rijksweg A22;
  • route vervoer gevaarlijke stoffen (vastgesteld d.d. oktober 2011);
  • LPG-tankstation – Wenckebachstraat 146;
  • HIM Chemie – Wijkermeerweg 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0011.png"

De dichtheid in het plangebied bedraagt circa 80 personen/hectare.

5.2.1 Risico-inventarisatie

Eye Film Instituut
Voor deze inrichting is een kwantitatieve risicoanalyse (hierna: QRA) opgesteld, waaruit blijkt wat de risico’s voor de omgeving zijn. De QRA is opgenomen in het rapport 'Kwantitatieve risicoanalyse voor de opslag van cellulosenitraatfilms bij Filmmuseum bunker Heemskerk', in juli 2008 opgesteld door TNO, met kenmerk 2008-u-r0691/b. In de QRA zijn de risico’s berekend op basis van 28.000 kg in één kluis, verdeeld over twee opslagruimten zonder brandcompartimentering.

Plaatsgebonden risico
Het plangebied valt buiten de plaatsgebonden risico-contour van deze inrichting.

Groepsrisico
Er is sprake van een bestaande opslagsituatie, waarbij milieuhygiënisch inzicht is geactualiseerd door de komst van het Bev-I (niet de situatie is veranderd, maar de inzichten). Sinds begin jaren ’70 is de locatie in gebruik voor de opslag van films. In de door TNO opgestelde reportages zijn naar mening van de Milieudienst IJmond alle redelijke en relevante mogelijkheden onderzocht. De voorgestelde risicoreducerende maatregelen en de door de regionale brandweer geformuleerde adviezen zijn als voorschriften aan de vergunning verbonden. De Milieudienst heeft besloten een overschrijding van het groepsrisico toe te staan. De overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is een factor twee. Dit is een relatief kleine overschrijding. Dit neemt echter niet weg dat intensief naar mogelijkheden tot verlaging hiervan is gezocht.

NUON Electriciteitscentrale
Het betreft een inrichting waarvoor de provincie Noord Holland het bevoegde gezag is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0012.png"

Uit de risicokaart blijkt dat er binnen de 10-6/jaar PR-contour van de NUON elektriciteitscentrale enkele objecten zijn gelegen die deel uit maken van het plangebied “Velsen-noord”. Een (groot) aantal daarvan zijn kwetsbare objecten, te weten woningen (zgn. PEN-dorp).Het betreft hier een saneringssituatie.

Er loopt momenteel een procedure bij de provincie Noord-Holland voor het afgeven van een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, omgevingsvergunning (zgn. revisievergunning) ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de NUON centrale gelegen aan de Hoflaan 1 te Velsen-Noord. Conform een van de onderliggende stukken (QRA) behorende bij de vergunningaanvraag, ligt de PR 10-6 contour niet langer over de kwetsbare objecten (woningen van het zgn. PEN dorp) van het plangebied. Er zou dan ook niet langer sprake meer zijn van een saneringssituatie.

Hogedruk aardgastransportleidingen GasUnie 
In het plangebied liggen meerdere aardgastransportleidingen. Dit betreft de leidingen A-538 [66,2 bar, 18 inch], A-565 [66,2 bar, 12 inch], A-550 [66,2 bar, 36 inch], A-611 [66,2 bar, 8 inch] en A-564 [66,2 bar, 18 inch].

Overeenkomstig de rekenmethodiek Bev-B zijn in 2011 en 2012 alle buisleidingen in het plangebied “Velsen-noord” doorgerekend (AVIV, kwantitatieve risicoanalyse IJmond leidingen, punt 3 en 4) en (GasUnie, kwantitatieve risicoanalyse, blok I31).

Uit de resultaten van beide risicoanalyses blijkt dat de buisleidingen in het plangebied, op één uitzondering na, geen 10-6/jaar PR-contour hebben. De 10-6/jaar PR-contour van leidingdeel A-538 ligt volgens de risicokaart voor professionals (d.d. 30 oktober 2014) niet over (beperkt)kwetsbare objecten.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0014.png" 

Het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleidingen in het plangebied “Velsen-noord” ligt in alle gevallen onder de 0,1 x oriënterende waarde. Zie ook paragraaf Artikel 18: Leiding - Gas.

Rijksweg A22
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (c-RNVGS 2012) is in de bijlage het “Basisnet WEG” opgenomen. Uit de gegevens van dit basisnet (Arcadis, Eindrapportage basisnet weg, bijlage 7, p. 23, De Basisnet-tabel) blijkt dat de A22 geen 10-6/jaar PR-contour heeft, geen plasbrandaandachtsgebied en dat het groepsrisico door de weg lager is dan de oriënterende waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0015.png"

Route vervoer gevaarlijke stoffen
De Velsertraverse, de Rijk de Waalweg en de Binnenduinrandweg vormen samen de N197. Deze weg wordt net als de Wenckebachstraat gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De wegen hebben geen 10-6/jaar PRcontour, geen plasbrandaandachtsgebied en het groepsrisico ligt beneden de oriënterende waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0016.png"

LPG tankstation, Wenckebachstraat 146 
Het tankstation aan de Wenckebachstraat 146 te Velsen Noord heeft de verkoop van LPG beëindigd. In de loop van 2015 zal de LPG-tank verwijderd worden en zal het bedrijf een verzoek doen tot het intrekken van de omgevingsvergunning milieu voor de verkoop van LPG. Met het beëindigen van de LPG-verkoop valt het tankstation niet langer onder het BEVI en komen de risicocontouren van het tankstation te vervallen. Omdat het tankstation niet langer LPG verkoopt zal in het bestemmingsplan een tankstation zonder verkoop van LPG mogelijk gemaakt worden.

5.2.2 Ruimtelijke ontwikkelingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0017.png"

Brede School
Ten behoeve van de ontwikkeling van de brede school heeft in het kader van de vergunningsprocedure in 2013 reeds een onderzoek plaatsgevonden naar de veiligheidsrisico's. In dit bestemmingsplan wordt hier daarom niet verder op ingegaan.

Woonwagenlocatie Hoeufftstraat
De legalisatie van één woonwagen heeft geen invloed op het groepsrisico. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

De triangel, locatie Stratingplantsoen / Duinvlietstraat
Deze locatie ligt niet binnen de 200 meter toetsingszone. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

De triangel, locatie Van Diepenstraat
Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde en zal, gelet op het aantal personen dat maximaal wordt toegevoegd, niet leiden tot een noemenswaardige stijging van het groepsrisico.

Conclusie
Gelet op de omvang van de voorgenomen plannen en de hoogte van het huidige groepsrisico worden vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen verwacht.

5.2.3 Advies Veiligheidsregio Kennemerland

De Veiligheidsregio Kennemerland heeft in het kader van de externe veiligheid een advies aangeleverd. Er worden maatregelen voorgesteld teneinde de risico's te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening te vergroten. Dit omdat de afstand tussen de beschouwde risicobronnen en de in het plangebied gelegen (beperkt) kwetsbare objecten in de huidige situatie beperkt is.

Het advies heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan en de voorgestelde maatregelen kunnen niet middels het bestemmingsplan worden geborgd. Het advies is opgenomen als bijlage bij de toelichting (Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Kennemerland, pagina 9).

5.3 Luchtkwaliteit

In 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen' en drie regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), de Regeling beoordeling luchtkwaliteit en de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

De Regeling NIBM benoemt categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Als een project in één van deze categorieën valt of voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang.

In het bestemmingsplan zijn geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat in het plangebied geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen optreden. De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

5.4 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Het volledige plangebied ligt binnen de zone van danwel industrieterrein IJmond danwel industrieterrein de Pijp. Een deel van het plangebied ligt niet binnen de zone, maar op het gezoneerde industrieterrein IJmond. Bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt worden, is akoestisch onderzoek noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0018.png"

Afbeelding 5.4.1: ligging geluidszones industrielawaai

Woningen Wijkerstraatweg 84, 86 en 88 en woning Grote Hout- of Koningsweg 35
Deze woningen liggen binnen de grens van het gezoneerde industrieterrein IJmond (dit betreft een bestaande situatie). Ze zijn daarom niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Ook in het kader van milieuvergunningen op grond van de Wet milieubeheer genieten deze woningen slechts beperkte of geen bescherming tegen geluidsoverlast. De woningen zijn gemeentelijke monumenten, wat een belemmering kan zijn bij het uitvoeren van geluidsisolerende maatregelen.

Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol.
Uit de Nota Ruimte blijkt echter dat het gehele plangebied binnen de 20Ke-contour rond Schiphol ligt. In de Nota Ruimte wordt aangegeven dat Schiphol voor de toekomst ruimte nodig heeft om uit te breiden. Binnen deze contour mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied is binnen de 20Ke-contour nu en in de toekomst wel mogelijk. Daarom heeft de ligging binnen de 20Ke-contour geen consequenties voor het plangebied.

Vaststelling hogere waarden bij ontwikkellocaties
In dit bestemmingsplan zijn ten behoeve van enkele toekomstige ontwikkellocaties wijzigingbevoegdheden opgenomen waar nieuwbouw kan plaatsvinden, met geluidgevoelige functies volgens de Wet geluidhinder. Voor elk van deze locaties zal bij de toekomstige uitwerking onderzocht moeten worden of de Wet geluidhinder een knelpunt oplevert, of dat met vaststelling van hogere waarden de ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt. Voor die locaties waar hogere waarden vastgesteld moeten worden, zal dit gelijktijdig met de procedure voor het wijzigingsplan moeten worden gedaan.

Uitbreiding woonwagenlocatie Hoeufftstraat
Vanwege het toevoegen van een standplaats aan de woonwagenlocatie (zie paragraaf 3.2.6) is door de Omgevingsdienst IJmond een nieuwe berekening van de geluidsbelasting uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op het woonwagenterrein de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) voor wegverkeerslawaai (als gevolg van alle gezoneerde wegen samen, inclusief de A22), niet wordt overschreden.

5.5 Bodem

5.5.1 Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.

Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:

  • Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.
  • Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).
  • Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, wordt de sanering als deze als spoedeisend is aangemerkt mogelijk door de overheid uitgevoerd.
  • Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

5.5.2 Besluit bodemkwaliteit

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit zijn, onder meer, kwaliteitsregels voor bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer).

5.5.3 Relatie Wet Bodembescherming en Wabo

In artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is neergelegd wanneer een omgevingsvergunning in werking treedt. Een omgevingsvergunning treedt voor gevallen van ernstige verontreiniging, die voor 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, niet eerder in werking dan nadat:

  • met het (deel)saneringsplan is ingestemd, of
  • is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is, of
  • een BUS-melding is gedaan en de vijf weken termijn is verstreken.

Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Voor gevallen van ernstige verontreiniging die na 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, geldt voor de veroorzaker van de verontreiniging geen uitgestelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning omdat deze worden geacht onmiddellijk te worden opgepakt.

5.5.4 Bodemkwaliteit in het plangebied

Voor de historisch niet verdachte percelen geeft de in juli 2007 vastgestelde bodemkwaliteitskaart regio IJmond een goede indicatie van de te verwachten bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem is in de regio. Het totale grondgebied is opgedeeld in zones van vergelijkbare kwaliteit. Er is onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de bovengrond (0 – 100 cm) en de ondergrond (100 – 200 cm). Het gebied is ingedeeld in zones met schone grond en zones met licht verontreinigde grond. Op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan regio IJmond geldt er onder voorwaarden een vrijstellingsregeling voor grondverzet naar zones van gelijke kwaliteit. Van de vrijstellingsregeling kan gebruik gemaakt worden zolang de grond niet verdacht is van bodemverontreiniging. Bij de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit is vastgesteld dat gemeenten gedurende een overgangstermijn van 5 jaar de tijd hebben voor het vaststellen van nieuw beleid.

Totdat nieuw beleid is vastgesteld kan gebruik gemaakt worden van de huidige bodemkwaliteitskaart. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient tenminste een historisch bodemonderzoek conform de NEN 5725 uitgevoerd te worden. Dit historisch onderzoek dient ter verificatie van de hypothese dat sprake is van een onverdachte locatie met betrekking tot bodemverontreiniging.

Indien de ontwikkeling een bouwwerk betreft waar mensen verblijven dan dient tevens een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 uitgevoerd te worden. Op grond van het bodembeheersplan regio IJmond kan in sommige gevallen vrijstelling verleend worden van de verplichting van het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.

Voorbeelden van bodembedreigende activiteiten kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • voormalige bedrijfsactiviteiten;
  • de aanwezigheid van ondergrondse brandstoftanks;
  • voormalige kassencomplexen;
  • gedempte watergangen;
  • met puin verharde wegen;
  • grond- of slibdepots.

Op de locatie Wijkermeerweg 12 is sprake van een ernstige bodemverontreiniging. In november 2013 heeft de provincie een beschikking afgegeven met betrekking tot de volgende onderwerpen:

  • vaststelling of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (artikel 29 eerste lid Wbb);
  • vaststelling of het huidige of voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging leiden tot zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is (artikel 37 eerste lid Wbb).

Hierbij is door de provincie besloten dat:

  • 1. op de locatie is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
  • 2. er geen sprake is van risico's zodat het geval van bodemverontreiniging niet met spoed hoeft te worden gesaneerd.
  • 3. wijzigingen in het gebruik bij de provincie gemeld moeten worden.
  • 4. voor het uitvoeren van bouw- of graafwerkzaamheden een saneringsplan ter goedkeuring bij de provincie moet worden ingediend.
  • 5. het onttrekken van grondwater binnen de interventiewaardencontouren niet is toegestaan zonder instemming van de provincie.

Bij de herstructurering van het MEBA terrein aan de Concordiastraat zal rekening gehouden (moeten) worden met de voorwaarden uit de beschikking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0019.png"

Afbeelding 5.5.4.1 : locatie bodemverontreiniging (rode contouren)

5.6 Ecologie

In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Bij locatieontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met mogelijk aanwezige beschermde planten- en diersoorten.

Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de Natuurbeschermingswet. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als o.a. bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In of dichtbij het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig.

5.7 Duurzaamheid

Landelijk beleid, Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4.

GPR Gebouw
Ter ondersteuning en om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouw- en renovatieprojecten stellen de Milieudienst IJmond en de gemeente Velsen GPR Gebouw gratis ter beschikking. GPR Gebouw is een instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De initiatiefnemer dient hierover in een vroegtijdig stadium contact op te nemen met de Milieudienst IJmond. Bij toekomstige bouwaanvragen wordt een GPR Gebouw berekening gevraagd.

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Daarnaast heeft het college van de gemeente Velsen het klimaatprogramma “Velsen, stad van Zon, Zee en Wind” op 1 december 2012 vastgesteld.

5.8 Cultuurhistorie

Graafwerkzaamheden verstoren/vernietigen archeologische bodemschatten. Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij de herontwikkeling van de locatie bijvoorbeeld ten behoeve van een parkeergarage, zet de gemeente Velsen zich in voor archeologisch onderzoek. Zie verder paragraaf 4.2.4 Verdrag van Malta.

Hoofdstuk 6 Waterhuishouding

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordenend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.

6.1 Waterbeheer

In de toelichting van een bestemmingsplan dient volgens het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening wordt gehouden met (gevolgen voor) de waterhuishouding. Doel daarvan is uitgangspunten en wensen van duurzame watersystemen te vertalen naar concrete gebied specifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan. Als hoofdprincipe geldt hierbij dat afwenteling moet worden voorkomen. Voor het watersysteem wordt dan ook de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren gehanteerd.

Zowel in het landelijk beleid (Nationaal Waterplan, Bestuursakkoord Water), als in het beleid van de Provincie Noord-Holland en het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft water een belangrijke plaats gekregen binnen de ruimtelijke ordening.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient een mede-ordenend principe te zijn. Om dit te bereiken heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw de term Watertoets geïntroduceerd. De Watertoets wordt beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincie, hoogheemraadschap en gemeente.

In onderstaande paragraven wordt een beschrijving gegeven van de wateraspecten binnen het plangebied Velsen-Noord.

6.2 Oppervlaktewater

Het plangebied ligt in de binnenduinrand. In afbeelding 6.2.1 is een indicatie van de maaiveldhoogte in het plangebied en omgeving op basis van het AHN-2 weergegeven. Uit de figuur blijkt dat het maaiveld oploopt in de westelijke richting. De maaiveldhoogte in het openbare terrein varieert van circa NAP +0,5 m ter plaatse van de Wijkeroogstraat tot maximaal circa NAP +3,8 m ter plaatse van Sportpark Rooswijk. Oppervlaktewater komt hierbij alleen aan de oostzijde van het plangebied voor. De ligging van oppervlaktewater is weergegeven in afbeelding 6.2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0020.png"

Afbeelding 6.2.1: maaiveldhoogte Afbeelding 6.2.2: oppervlaktewater

De sloten langs de Wijkeroogstraat hebben een peil van -1,55 m NAP en wateren via een duiker onder de rijksweg A22 af naar de polder de Meerweiden (Wijkoogpark). Omdat deze duiker bij extreme neerslag in afvoercapaciteit beperkt is, zijn de sloten ten westen van de A22 verbreed en oevers verflauwd. De waterkwaliteit is matig, maar al wel sterk verbeterd door het afkoppelen van verhard oppervlak, het reduceren van riooloverstort nabij de Heirweg en de verbreding van de watergangen.

Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de waterbeheerder. Dat betekent dat de Keur van het hoogheemraadschap van toepassing is op de waterbeheer binnen het plangebied.

Door het gebied stroomt ook de verlengde Scheibeek. Vanuit de vijver van Huize Scheibeek is de beek verlengd langs de Velsertraverse naar een nieuwe vijver aan de Wijkeroogstraat. Vanuit hier wordt het water verpompt naar het voormalige kinderbadje en stroomt het via betonnen beekelementen naar de brakwatervijver aan de oever van het Noordzeekanaal. Uitwisseling van water vindt hier plaats door de vishevel, waarmee ook vissen vanuit het Noordzeekanaal naar de brakwatervijver kunnen zwemmen.

Het Noordzeekanaal is aan de zuidzijde van het plangebied gelegen en is in beheer bij Rijkswaterstaat. Het streefpeil voor het Noordzeekanaal is -0,4 m NAP.

6.3 Grondwater

Het plangebied vormt de overgangszone van de duinen naar de polder, waardoor de grondwaterstanden enerzijds beïnvloed worden door het traag reagerend duinsysteem en anderzijds door het snel reagerend poldersysteem. De dynamiek (de fluctuatie) van de grondwaterstand wordt hoofdzakelijk beïnvloed door neerslag en verdamping.

De grondwaterstroming is hoofdzakelijke zuidoostwaarts gericht. Aan de zuidzijde van het plangebied is de stroming overwegend richting het Noordzeekanaal en meer noordwaarts verschuift de stroming meer oostwaarts.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0021.png"

Afbeelding 6.3.1: grondwaterlijnen in m NAP. De rode lijn is de overwegende stroomrichting van het grondwater.

6.4 Grondwater en vernatting

De gemeente heeft sinds 2003 grondwatermaatregelen genomen om de grondwaterstand te beheersen. Met name in de Watervlietbuurt en de Wijkermeerbuurt is veel drainage aanwezig. Het via drainages onttrokken grondwater wordt via de hemelwaterriolering geloosd op oppervlaktewater.

In 2014 is de grondwatersituatie onderzocht en vastgelegd in het rapport "Grondwateronderzoek Velsen-Noord" (Wareco, 2014). Volgens dit rapport zijn in het plangebied geen structureel nadelige gevolgen aangetoond, maar deze kunnen in de toekomst wel ontstaan. Dat betekent dat bij ruimtelijke ingrepen grondwater nadrukkelijk meegenomen dient te worden.

6.5 Riolering

In het plangebied is sinds 2003 veel riolering vervangen. Het oude bestaande gemengde rioolstelsel is daarbij stapsgewijs omgevormd van een gemengd stelsel naar een gescheiden stelsel. Bij rioolvervanging wordt regenwater afgekoppeld, wat inhoudt dat het regenwater niet meer afgevoerd wordt naar het gemengd riool en vervolgens de rioolwaterzuivering. In plaats daarvan wordt het regenwater bij voorkeur ter plaatse geïnfiltreerd in de bodem. Bodeminfiltratie van regenwater wordt uitgevoerd als de grondwatersituatie dat toelaat. Bij te hoge grondwaterstanden wordt het regenwater afgevoerd via een hemelwaterriolering en wordt het water geloosd op oppervlaktewater.

Bij nieuwbouw wordt op grond van het Bouwbesluit verlangd dat het hemelwater op eigen terrein wordt verwerkt en alleen ingeval dat niet mogelijk of doelmatig is wordt aangeboden aan de gemeente. De gemeente streeft er vervolgens naar om het hemelwater via hemelwaterriolering af te voeren naar oppervlaktewater.

Hiermee wordt voldaan aan het principe dat afwenteling van water moet worden voorkomen en voor het watersysteem de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren wordt gehanteerd.

Door stapsgewijs af te koppelen wordt het plangebied robuust gemaakt tegen het optreden van extreme hoeveelheden neerslag die op grond van de klimaatscenario's van het KNMI worden voorspeld.

Het gemengde rioolstelsel voert af naar het rioolgemaal aan de Polderweg. Dit gemaal is gerenoveerd en de persleiding naar de rioolwaterzuivering in Velsen-Zuid is vernieuwd. Bij flinke regenval kan de gemaalcapaciteit ontoereikend zijn en wordt overgestort op oppervlaktewater. Daarbij wordt bij voorkeur overgestort op het Noordzeekanaal, echter om wateroverlast in de Wijkermeerbuurt te voorkomen moet worden overgestort op de sloot bij de Heirweg. Door het afkoppelen van verhard oppervlak, het via real-time sturing actief vasthouden van water in hoger gelegen buurten (Gildenbuurt en Duinvlietbuurt) en het verhogen van de capaciteit van het rioolgemaal wordt minder veel en minder vaak water overgestort. Dit heeft tijd verbetering van de waterkwaliteit gezorgd, maar de gewenste waterkwaliteit is nog niet bereikt. Daartoe zal bij rioolvervanging en bij ruimtelijke ontwikkelingen nog meer regenwater afgekoppeld moeten worden.

6.6 Compensatie toegenomen verharding

De gemeente streeft naar het zoveel mogelijk verwerken van regenwater binnen de perceelgrenzen. Er zijn diverse mogelijkheden om het water vast te houden en/of te verwerken zonder dat dit een extra belasting oplevert voor het oppervlaktewatersysteem. Zolang het water op eigen terrein wordt verwerkt is verdere compensatie in de vorm van het graven van extra oppervlaktewater niet nodig.

Indien het hemelwater niet op eigen terrein verwerkt wordt is het graven van extra oppervlaktewater noodzakelijk. Als richtlijn wordt aangehouden dat bij toename van verhard oppervlak minimaal 15% extra oppervlaktewater gegraven moet worden. Bij relatief grootschalige uitbreidingen van verhard oppervlak (meer dan 800 m2) zal een wateradvies bij het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier ingewonnen moeten worden.

6.7 Waterkeringen

Over de Rijk de Waalweg (N197) en de Velserweg ligt een primaire waterkering. Deze waterkering is in de Waterwet opgenomen en vormt een onderdeel van dijkringgebied 13.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op afzonderlijke bestemmingen. Het college heeft in haar collegeprogramma de opdracht meegegeven om de mogelijkheden in bestemmingsplannen globaler vast te leggen. In dit bestemmingsplan is dat tot uitdrukking gekomen door ruime bouwvlakken. Daarnaast is het mede door het opnemen van binnenplanse flexibiliteitsbepalingen, zoals wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden, mogelijk om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen.

Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het bestemmingsplan Velsen-Noord zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische planopzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart.

Gebodsregels zijn niet geoorloofd anders dan in dubbelbestemmingen; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.

7.2 Inleidende bepalingen

Wijze van meten

In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.

Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.

Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.

Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001_0022.png"

7.3 Bestemmingsbepalingen

De meeste artikelen spreken voor zich. Voor zover dit iets kan verduidelijken wordt hieronder per artikel een korte toelichting gegeven.

7.3.1 Artikel 18: Leiding - Gas

In het plangebied liggen meerdere aardgastransportleidingen. Op grond van het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen is een belemmeringenstrook opgenomen. Binnen deze belemmeringenstrook van 5 meter aan beide zijden van de buisleidingen, mogen geen bouwwerken worden geplaatst, anders dan ten behoeve van de gasleiding. Verder is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden binnen de belemmeringenstrook.

7.4 Algemene bepalingen

7.4.1 Handhaving en toezicht

Het bestemmingsplan Velsen-Noord is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.

7.4.2 Algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels

Met de algemene afwijkingsregels kan middels de omgevingsvergunning een kleine afwijking van het plan toegestaan worden, tot maximaal 10% van de gegeven maten, afmetingen en percentages. Wanneer de afwijking groter is, maar niet meer dan 15%, is het wenselijk om de afweging te maken middels een wijzigingsprocedure. Hierbij kan het ook voorkomen dat een aanduiding of bestemming wordt gewijzigd, mits dit niet tot gevolg heeft dat het plan ingrijpend wordt veranderd.

7.4.3 Monumenten

In algemene zin wordt opgemerkt dat de monumenten - om reden van kenbaarheid - op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding-monument'. De planregels bevatten verder geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied, anders dan een verwijzing naar de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening of de Monumentenwet 1988. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet (artikel 11) en de monumentenverordeningen van de provincie en de gemeente. Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning voor monumenten opgenomen.

7.5 Handhaving

Toezicht en handhavingsbeleid
Het bestemmingsplan is het wettelijke instrument waarin ruimtelijk beleid voor een gebied wordt vastgelegd. Met het bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad voor de burgers duidelijke regels op het gebied van ruimtelijke ordening te stellen. Op grond daarvan treedt het college handhavend op als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Het bestemmingsplan stelt regels voor bouwen, uitvoeren van werken en het gebruik van gronden en bouwwerken. Als iemand in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt, komt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in het geding. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier aandacht besteed aan het handhavingsbeleid en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels is geregeld.

In 2014 heeft de gemeenteraad de kadernota Lokaal Integrale Veiligheid in Velsen 2015-2017 vastgesteld. Aan de hand hiervan stelt het college jaarlijks het jaarprogramma voor integrale veiligheid vast. In het jaarprogramma is beschreven wat de gemeente Velsen met toezicht- en handhavingdoelen wil bereiken.

In Velsen is toezicht en handhaving gericht op de leefomgeving en op de naleving van wettelijke regelingen. Preventieve handhaving heeft de voorkeur. Bij de uitvoering van repressief toezicht en handhaving staat maatwerk centraal en worden prioriteiten gesteld. Met het jaarprogramma zorgt de gemeente voor een adequaat niveau van handhaving van de wettelijke taken van het omgevingsrecht en van andere wettelijke regelingen.

Juridische handhavingsmiddelen
De gemeentelijke overheid heeft drie verschillende juridische instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden: bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke instrumenten staan centraal bij de handhaving van bestemmingsplannen.

De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij dient niet alleen gedacht te worden aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan burgers.

Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bereiken dat de strijdige situatie wordt beëindigd.

In sommige gevallen kan de gemeente ook langs privaatrechtelijke weg optreden, bijvoorbeeld als de gemeente grondeigenaar is en iemand deze grond zonder toestemming in gebruik heeft genomen.

Ook strafrechtelijk kan worden opgetreden. Een overtreding van de gebruiksregels, zoals bedoeld in artikel 26 van de regels, is namelijk een strafbaar feit op grond van de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt: "Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".

Inventarisatie plangebied
Voorafgaand aan de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan wordt een inventarisatie van het plangebied gemaakt. Aan de hand van de inventarisatie wordt bepaald of, en zo ja welke, actie ondernomen wordt. In een concreet geval wordt bijvoorbeeld getoetst of de van het vigerende bestemmingsplan afwijkende situatie legaliseerbaar is, waarbij het bestemmingsplan wordt aangepast. Ook kan blijken dat er specifieke handhavingsproblematiek aan de orde is, waarbij beleidskeuzes gemaakt moeten worden. In dat geval komt deze problematiek aan de orde in hoofdstuk 3 Planbeschrijving.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Kosten voor ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van wijzigingsbevoegdheden, kunnen middels een aparte overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 9 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een ieder met ingang van 6 februari 2015 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Ook is er op 3 maart een inloopavond georganiseerd. In de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen zijn er drie schriftelijke inspraakreacties binnengekomen. Naast de inspraak zijn er vijf reacties ontvangen op grond van het wettelijk vooroverleg (art. 3.1.1. Bro).

Hieronder zijn de conclusies uit de inspraakrapportage weergegeven.

Conclusies uit de inspraak
Uit de ingediende reacties vloeien de volgende wijzigingen van het bestemmingsplan voort:
1. Wijzigen woonbestemming naar Kantoren, conform de feitelijke situatie en het vigerende bestemmingsplan.
2. Overname bouwvlak uit het vigerende bestemmingsplan.
3. Aanpassen nokhoogte van 9 naar 10m.
4. Overname bestaande goothoogte van het bijgebouw (6m).
5. Opnemen extra aanduiding ‘sport’, waarmee ook het tenniscomplex planologisch is vastgelegd.
6. De ligging van de waterkering op de verbeelding is aangepast conform de legger (situatiekaart 110 t/m 112, legger Amsterdam). Ten hoogte van de Andreaweg is een beschermingszone opgenomen, ook deze is op de verbeelding aangeduid zoals wettelijk vereist is op grond van het Barro.
7. In artikel 22.3 het juiste hoogheemraadschap (Hollands Noorderkwartier) opnemen.

Conclusies uit het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro
Uit de ingediende vooroverlegreacties vloeien de volgende wijzigingen van het bestemmingsplan voort:
1. Aanpassing toelichting i.v.m. de ladder voor duurzame verstedelijking bij de wijzigingsbevoegdheden voor woningbouw op de Triangellocaties.
2. Tekstuele aanpassing: “Luchthavenindelingsbesluit” moet zijn “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.
3. Aanpassing toelichting vanwege de opnieuw vastgestelde Provinciale Ruimtelijke Verordening (besluit februari 2014).
4. Aanpassing toelichting vanwege het nieuwe Milieubeleidsplan 2015-2018.
5. Aanpassing toelichting vanwege het recente Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur 2014-2018.
6. Aanpassing toelichting over het provinciaal waterplan.
7. Aanpassing toelichting vanwege de Agenda Groen en het Natuurbeheerplan 2016.
8. De afsluiterlocatie wordt, binnen de bestemming ‘Verkeer’, bestemd door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterlocatie'.
9. Ter plaatse van de Wijkerstraatweg (Meba terrein) ligt de bestemming ‘Leiding-Gas’ in een bouwvlak. Ter plaatse van de dubbelbestemming mag niet worden gebouwd. Het bouwvlak wordt aangepast, zodat deze niet samenvalt met de bestemming ‘Leiding-Gas’.
10. Rondom het gasontvangstation wordt de aanduiding ‘veiligheidszone-bedrijven’ opgenomen.
11. In de toelichting is hoofdstuk 5.2 aangepast. De Rijksweg A9 moest de A22 zijn. De tabel met vervoershoeveelheden is ook aangepast.
12. Tekstuele aanpassing in de paragraaf over het groepsrisico.
13. De toelichting is aangevuld n.a.v. de uitgevoerde berekening van de geluidsbelasting.

Ambtelijke wijzigingen
1. Het tankstation aan de Wenckebachstraat 146 te Velsen Noord heeft de verkoop van LPG beëindigd. In de loop van 2015 zal de LPG-tank verwijderd worden en zal het bedrijf een verzoek doen tot het intrekken van de omgevingsvergunning milieu voor de verkoop van LPG.
2. Diverse kleine correcties.

Bijlagen

Bijlage 1 Monumenten

1.1 Rijksmonumenten

  • Wijkerstraatweg 55, e.a. - R.K. kerk Sint Joseph

1.2 Gemeentelijke monumenten

  • Beecksanghlaan 36 - villa Beecksangh
  • Grote Hout- of Koningsweg 126 - 128 - baanwachterswoningen
  • Grote Hout- of Koningsweg 130 - 132 - baanwachterswoningen
  • Grote Hout- of Koningsweg 185 - woonhuis
  • Grote Hout- of Koningsweg 187 - 189 - arbeiderswoningen
  • Wijkerstraatweg 84 - 88 - woonhuizen
  • Wijkerstraatweg ong. (t.o. nr. 170) - grenspaal
  • Wijkerstraatweg 166 - 174 - arbeiderswoningen