direct naar inhoud van Artikel 21 Algemene aanduidingsregels
Plan: Noorderhaven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp0201Noorderhaven-vs01

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  • a. de begrenzing van de bestemmingen gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 4 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Groen hebben verkregen;
    • 2. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 5 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Verkeer hebben verkregen;
    • 3. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 6 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied hebben verkregen;
    • 4. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 11 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Woongebied - Uit te werken hebben verkregen met dien verstande dat
      a. de uitwerking naar een woonfunctie niet eerder mag plaats vinden dan in 2019;
      b. advies wordt gevraagd aan de provinciale diensten met betrekking tot hoe de uitbreiding zich verhoudt tot de prognoses in het kader van de Kwalitatief Woonprogramma voor de regio en de gemeente Zutphen;
      c. ter plaatse van de aanduiding 'overig - veld 21B' een maximaal aantal te bouwen woningen geldt van 100;
      d. ter plaatse van de aanduiding 'overig - veld 21B' een minimale bouwhoogte geldt van 9 meter en de maximale bouwhoogte 14,5 meter;
      e. in afwijking van het bepaalde onder c geldt voor de bebouwing welke grenst aan de oostzijde van het veld aangeduid 'overig - veld 21A' een minimale bouwhoogte van 12 meter en de maximale bouwhoogte 20,5 meter;
  • b. de begrenzing van de bestemmingen gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de haven, met dien verstande dat:
    • 1. advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering;
    • 2. uit ingesteld bodem- en geohydrologisch onderzoek blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 3. middels onderzoek en modellering de effecten op de grondwaterstand in de omliggende gebieden in beeld zijn gebracht;
    • 4. middels onderzoek de effecten van de ingreep op de hydraulica, morfologie en nautische aspecten in beeld zijn gebracht;
    • 5. de belangen van eigenaren en /of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 6. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 4 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Groen hebben verkregen;
    • 7. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 5 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Verkeer hebben verkregen;
    • 8. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 6 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied hebben verkregen;
    • 9. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 17 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Waterstaat - Waterkering hebben verkregen;
    • 10. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 18 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie hebben verkregen
  • c. de begrenzing van de bestemmingen gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de centrumfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 10 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Centrum - Uit te werken hebben verkregen.
  • d. de begrenzing van de bestemmingen gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 11 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Woongebied - Uit te werken hebben verkregen.
  • e. de begrenzing van de bestemmingen gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de verkeersfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 5 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming 'Verkeer' hebben verkregen.
  • f. de begrenzing van de bestemmingen gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de verkeersfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 6 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming 'Verkeer - Verkeersverblijfsgebied' hebben verkregen.
  • g. de begrenzing van de bestemmingen gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'Wro-zone - wijzigingsgebied 7' te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de centrumfunctie, met dien verstande dat:

na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 4 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Groen hebben verkregen.

21.2 Geluidzone - spoor
21.2.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de spoorweg.

21.2.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen - met uitzondering van geluidsgevoelige gebouwen binnen de bestemming Woongebied waarvoor voor de vaststelling van dit bestemmingsplan een ontheffing hogere grenswaarde is verleend - geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen worden gebouwd binnen de 'geluidzone - spoor', tenzij wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  • b. bebouwing binnen de 'geluidzone - spoor' dient een geluidsafschermende functie te hebben.
21.3 Geluidzone - weg
21.3.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de weg.

21.3.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen – met uitzondering van geluidsgevoelige gebouwen binnen de bestemming Woongebied waarvoor voor de vaststelling van dit bestemmingsplan een ontheffing hogere grenswaarde is verleend – geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen worden gebouwd binnen de 'geluidzone - weg', tenzij wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
  • b. bebouwing binnen de 'geluidzone - weg' dient een geluidsafschermende functie te hebben.
  • c. wegen die blijkens het geluidrapport bij het bestemmingsplan een geluidbelasting veroorzaken hoger dan 48 dB Lden, moeten worden voorzien van geluidreducerend wegdek, in de vorm van:
    • 1. dunne deklagen B in plaats van standaardasfalt op 50 km wegen en de Dreef, behoudens ter plaatse van kruispunten met wringend verkeer en op hellende wegdelen;
    • 2. stille elementenverharding of standaardasfalt op de overige wegen;
21.4 Geluidzone - 30km
21.4.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 30km' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de weg.

21.4.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen – met uitzondering van geluidsgevoelige gebouwen binnen de bestemming Woongebied waarvoor voor de vaststelling van dit bestemmingsplan een ontheffing hogere grenswaarde is verleend – geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen worden gebouwd binnen de 'geluidzone - 30km', tenzij voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen met een geluidsbelasting hoger dan 53 dB (exclusief aftrek ex artikel 103 Wgh) wordt aangetoond dat de karakteristieke geluidweringen GA,k van de gevels van deze woningen voldoen aan de wettelijke eisen uit het Bouwbesluit;
  • b. woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - 30 km' dienen voor zover de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als genoemd in de Wet geluidhinder wordt overschreden te worden voorzien van minimaal één geluidsluwe gevel.
  • c. gevels van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - 30 km' dienen, voor zover de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als genoemd in de Wet geluidhinder wordt overschreden, te worden gebouwd met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die gevel (bepaald zónder de toepassing van de 5 dB aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder) en 33 dB.
  • d. wegen die blijkens het geluidrapport bij het bestemmingsplan een geluidbelasting veroorzaken hoger dan 48 dB Lden, moeten worden voorzien van geluidreducerend wegdek, in de vorm van:
    • 1. dunne deklagen B in plaats van standaardasfalt op 50 km wegen en de Dreef, behoudens ter plaatse van kruispunten met wringend verkeer en op hellende wegdelen;
    • 2. stille elementenverharding of standaardasfalt op de overige wegen;
21.4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 21.4.3 onder b van de regels ten behoeve van de verplichting woningen te voorzien van tenminste één geluidsluwe gevel, mits:

  • a. de realisatie van één geluidsluwe gevel aantoonbaar – mede vanwege stedenbouwkundige uitgangspunten – niet mogelijk is;
  • b. het ontbreken van een geluidsluwe gevel wordt gecompenseerd door bijvoorbeeld een afsluitbaar balkon (koude serre), een gezamenlijke (niet openbare) geluidsluwe buitenruimte (binnentuin).
21.5 Veiligheidszone - spoor
21.5.1 Aanduidingomschrijving

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - spoor' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.

21.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen geen maatschappelijke functies als scholen, woonzorgcentra, kinderdagverblijven en ziekenhuizen worden gebouwd. Het betreft functies die meebrengen dat niet-zelfredzame personen zich in de gebouwen ophouden.

21.5.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - spoor' is het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van scholen, woonzorgcentra, kinderdagverblijven en ziekenhuizen, voor zover die mee brengen dat niet-zelfredzame personen zich in de gebouwen en op de gronden ophouden, niet toegestaan.

21.6 Vrijwaringszone - dijk
21.6.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - dijk” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en het beheer van de op de aangrenzende gronden gelegen waterkering, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, ter bescherming en uitbreiding van de waterkerende functie van de waterkerende dijk.

21.6.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag in of op deze gronden geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande bebouwing.

21.6.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.6.2 voor het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierover vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkerende dijk en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vrijwaringszone.

21.7 Vrijwaringszone - spoor
21.7.1 Aanduidingomschrijving

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.

21.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen ter plaatse van deze aanduiding geen gebouwen met een verblijfsfunctie waaronder woningen, kantoren, bedrijfsgebouwen, maatschappelijke voorzieningen functies worden gebouwd.

21.8 Overig: langzaamverkeerroute
21.8.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding overig: langzaamverkeerroute zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoofdroutes voor het fietsverkeer met een rijbaanbreedte van minimaal 1,50 m per rijrichting.

21.8.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd zoals bruggen, viaducten, tunnels straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde als lichtmasten, entrees tot parkeergarages, speelvoorzieningen, windafschermende bebouwing en voorzieningen en straatmeubilair;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 4 meter, met uitzondering voor land-art waarvoor een hoogte van maximaal 25 meter wordt toegelaten;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde als lichtmasten, trolleymasten, entrees tot parkeergarages, speelvoorzieningen, windafschermende bebouwing en voorzieningen alsmede straatmeubilair, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
21.9 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 1
21.9.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'koude-/warmteopslag' in de bodem, waarbij binnen de zone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 1' bij uitsluiting warmteputten mogen worden gerealiseerd.

21.9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 21.9.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van voorzieningen in kader van bodemenergiesystemen ten behoeve van warmte-/koudeopslag, zoals koudebronnen en warmtebronnen met de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
  • b. een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van het bevoegde gezag in het kader van de grondwateronttrekking;
  • c. geen omgevingsvergunning is nodig voor:
    • 1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
21.10 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 2
21.10.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'koude-/warmteopslag' in de bodem, waarbij binnen de zone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 2' bij uitsluiting koudeputten mogen worden gerealiseerd.

21.10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 21.10.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van voorzieningen in kader van bodemenergiesystemen ten behoeve van warmte-/koudeopslag, zoals koudebronnen en warmtebronnen met de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
  • b. een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van het bevoegde gezag in het kader van de grondwateronttrekking;
  • c. geen omgevingsvergunning is nodig voor:
    • 1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
21.11 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 3
21.11.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 3' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'warmte-/koudeopslag' in de bodem, waarbij binnen de zone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 3' in verband met interferentie tussen warmte en koudestroken het niet is toegestaan warmteputten en/of koudeputten te realiseren.

21.11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 21.11.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van voorzieningen in kader van bodemenergiesystemen ten behoeve van warmte-/koudeopslag, zoals koudebronnen en warmtebronnen met de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
  • b. een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van het bevoegde gezag in het kader van de grondwateronttrekking;
  • c. geen omgevingsvergunning is nodig voor:
    • 1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
21.12 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 4
21.12.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 4' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'warmte-/koudeopslag' in de bodem.

21.12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 21.12.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van voorzieningen in kader van bodemenergiesystemen ten behoeve van warmte-/koudeopslag, zoals koudebronnen en warmtebronnen met de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
  • b. een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van het bevoegde gezag in het kader van de grondwateronttrekking;
  • c. geen omgevingsvergunning is nodig voor:
    • 1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
21.13 Milieuzone - hinderzone
21.13.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - hinderzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van binnen en buiten het plangebied gelegen bedrijven.

21.13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen geen woningen of andere hindergevoelige objecten worden gebouwd.

21.13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 21.13.2 indien genoegzaam is aangetoond dat feitelijk en op grond van de juridisch vergunde situatie de belemmerende contour is opgeheven en het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van binnen of buiten het plangebied gelegen bedrijven daadwerkelijk is geëindigd, dan wel dat wordt aangetoond dat de milieuruimte van binnen en buiten het plangebied gelegen bedrijven zodanig is aangepast dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding “milieuzone” een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

21.14 Overig: Veld 1 tot en met overig: veld 21B
21.14.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overig - veld 1' tot en met 'overig - veld 21B' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de plaatsbepaling van de ligging van deze gronden, ten behoeve de regels van dit plan.