direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Ceintuurbaanzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP11002-0004

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen of bijzondere woonvormen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Op kaart 8 zijn de geluidszones voor spoorweglawaai en wegverkeerslawaai aangegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Het huidige bestemmingsplan staat geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai is om die reden niet noodzakelijk.

De volgende zoneplichtige wegen hebben invloed op het plangebied:

  • A28,
  • Ceintuurbaan,
  • Zwartewaterallee,
  • Oude Meppelerweg,
  • Meppelerstraatweg,
  • Boerendanserdijk,
  • Dokter van Heesweg,
  • Dokter van Thienenweg,
  • Dokter Hengeveldweg,
  • Dokter Klinkertweg,
  • Dokter Eeftinck Schattenkerkstraat,
  • Dokter van Deenweg,
  • Dokter Spanjaardweg.

Voor de uitgevoerde herontwikkeling van de Ceintuurbaan en de daarmee gepaarde kilometer verhoging naar 70 km/uur zijn er in het plangebied verschillende maatregelen uitgevoerd aan onder andere de woning, gebruik van het soort asfalt en geluidswallen.

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt voor een deel binnen de geluidzone van de spoorwegtracé Zwolle - Meppel. In het plangebied zijn binnen de zone van deze spoorweg geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0015.png"

Industrielawaai

In het plangebied ligt weliswaar in het werkgelegenheidsgebied 'Oosterenk' maar dit is geen gezoneerd industrieterrein op grond van de Wgh. Evenmin zal binnen het plangebied de vestiging van een zogenaamde grote lawaaimaker mogelijk worden gemaakt. Zodoende hoeft geen onderzoek naar de effecten van industrielawaai plaats te vinden.

Marslanden

Een deel van het plangebied van de Ceintuurbaanzone (omgeving Wipstrikpark) valt binnen de bestaande geluidszone van het industrieterrein Marslanden. De contour van de geldende geluidszone van industrieterrein Marslanden is op kaart 9 weergegeven. Er worden geen wijzigingen in de bestaande zonegrens aangebracht.

De Vrolijkheid 

In de omgeving van het plangebied is het bedrijventerrein De Vrolijkheid gelegen. Dit was een gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wgh. Rond dit terrein moest een geluidzone industrielawaai worden vastgelegd, welke ook over een gedeelte van het plangebied van de Ceintuurbaanzone liep. Inmiddels is er een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Vrolijkheid tot stand gekomen, waarin geen mogelijkheden meer zijn opgenomen voor de vestiging van bedrijven, welke verplichten tot het opnemen van een geluidzone industrielawaai (de zogenaamde zware lawaaimakers). Bestaande 'zware lawaaimakers' waren al niet aanwezig op het terrein. In het nieuwe bestemmingsplan Ceintuurbaanzone behoeft deze geluidzone daarom niet meer te worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0016.png"

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in het plangebied (zie paragraaf 2.2.4.4 Economische voorzieningen).

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform:

  • VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009);
  • Wet milieubeheer.

VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Richtafstanden en omgevingstypen

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype
rustige woonwijk en rustig buitengebied  
Richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1000 m   700 m  
6   1500 m   1000 m  

Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting, wat het verlagen van de richtafstanden met één stap rechtvaardigt. Als de werkelijke afstanden kleiner zijn dan de richtafstanden uit de VNG-publicatie, zal door middel van onderzoek aangetoond moeten worden dat kan worden afgeweken van de richtafstanden.

Het plangebied karakteriseert zich als gemengd gebied. Het plangebied kent een grote diversiteit aan functies. Hoofdzakelijk is het gebied bestemd voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast worden in het gebied met de bestemming 'Gemengd - 1' (werkgelegenheidsgebied Oosterenk) een aantal bedrijfsactiviteiten toegestaan die verband houden met onderzoek en ontwikkeling, namelijk:

  • 1. fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten inclusief reparatie (cat. 2)
  • 2. computerservice- en informatietechnologie-bureau's (cat. 1)
  • 3. datacentra (cat. 2)
  • 4. natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk (cat. 2)
  • 5. maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek (cat. 1)

Aan de bijbehorende richtafstanden tot milieugevoelige functies wordt in het bestemmingsplan voldaan.

Wet milieubeheer

De VNG-publicatie is een handreiking. De standaard richtafstanden die hierin staan zijn gesteld voor een bepaald type bedrijfsactiviteiten en omvang. In het kader van de Wet milieubeheer zijn inrichtingen gehouden aan voorschriften in de milieuvergunning of in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Daarbij kunnen in een milieuvergunning specifieke normen voor een bedrijf worden gesteld of gelden algemene normen voor bedrijven die onder de meldingsplicht van een AMvB vallen. Deze normen omvatten ook de werkelijke hinderafstanden. Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3% veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.

In 2007 zijn in het kader van de reconstructie Ceintuurbaan en nieuwbouw Isala Klinieken onderzoeken uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Uit deze rapporten blijkt dat zowel in de situatie van 2007 als na planrealisatie in de toetsjaren 2009, 2010 en 2017 steeds wordt voldaan aan de normen uit het Besluit Luchtkwaliteit.

Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.

Gevoelige bestemmingen

In 2008 heeft de Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) een advies over luchtkwaliteit en gevoelige bestemmingen uitgebracht in het rapport 'Luchtkwaliteit en gezondheid' (RIVM, S.C. van der Zee, I.C. Walda et al, 2008). Uit onderzoek blijkt de gezondheidsrisico's voor mensen die langere tijd vlak langs een drukke weg verkeren grotere zijn dan voor mensen die verder van een drukke weg verkeren.

In de praktijk is er zelden of nooit sprake van (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit en is er geen grond om de bouw van gevoelige bestemmingen op basis van het Besluit 'Gevoelige Bestemmingen' tegen te houden. Los hiervan vindt de GGD dat toetsing moet plaatsvinden op basis van afstand tot de weg en niet op basis van de concentratie. Daarnaast houdt het Besluit geen rekening met drukke binnenstedelijke wegen wat wel wenselijk is volgens de GGD. De Ceintuurbaan kan met een verkeersintensiteit van circa 40.000 voertuigen per etmaal gedefinieerd worden als een 'drukke' weg.

Langs de A28 en langs de Ceintuurbaan worden met het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone geen nieuwe vestigingsmogelijkheden voor gevoelige functies mogelijk gemaakt.

4.2.4 Bodemkwaliteit

Op het moment dat een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan op handen is moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hiervoor dient in de regel, naast het raadplegen van onder andere het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek te worden verricht. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota en andere bronnen van informatie (Globis, Historisch bodembestand). Het gebruik van de gronden in het plangebied van de Ceintuurbaanzone zal echter niet fundamenteel wijzigen.

Om een beeld te krijgen in de kwaliteit van de bodem is een inventarisatie gemaakt van de bestaande bodemgegevens van het plangebied van de Ceintuurbaanzone afkomstig van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem (Strabis en Globis). Uit de inventarisatie blijkt dat er op diverse locaties bodemonderzoek is uitgevoerd. De locaties waar (ernstige) bodemverontreiniging is vastgesteld, worden hieronder toegelicht.

  • 1. Ceintuurbaan 54, Esso-tankstation
    Op de locatie van het nieuwe Esso-tankstation bevonden zich twee sloten die in verbinding stonden met de Westerveldse Aa. Uit analyse van het slib bleek dat een deel van de sloten ernstig verontreinigd was (klasse 3). Het slib is bij het bouwrijp maken van de locatie afgevoerd.
  • 2. Ceintuurbaan 52, voormalig Esso-tankstation
    Ter plaatse van het voormalige Esso-tankstation aan de Ceintuurbaan 52 was sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarop een saneringsplicht rust. Het tankstation is verplaatst en bij oplevering zal de voormalige locatie door de eigenaar schoon worden opgeleverd. Op korte termijn worden de laatste restverontreinigingen van de locatie verwijderd.
  • 3. Ceintuurbaan 50, Cosmo Trucks, Furness Car
    Op het terrein van Ceintuurbaan 50 bevond zich een aantal ondergrondse (brandstof)tanks. In de periode voor 1996 zijn alle tanks inclusief pomp en vulpunten verwijderd. Bij het verwijderen van de laatste tanks is zintuiglijk geen bodemverontreiniging geconstateerd. Het leidingenwerk van de tanks naar de werkplaats is wel gereinigd maar niet verwijderd. Inmiddels zijn de potentiële bronnen van bodemverontreiniging verwijderd waarbij licht verhoogde gehalten in de bodem zijn achtergebleven.
  • 4. Oude Meppelerweg 2, garagebedrijf Sietsma
    Ter plaatse van garagebedrijf Sietsma aan de Oude Meppelerweg 2 is een geval van ernstige bodemverontreiniging aangetoond. Deze bodemverontreiniging is in 1991 gesaneerd, waarbij een restverontreiniging van brandstofproducten onder de Oude Meppelerweg is achtergebleven. Deze restverontreiniging is in de loop van tijd niet verder uitgebreid zoals blijkt uit monitoringsgegevens.
  • 5. Oude Meppelerweg 3, horecagelegenheid de Vrolijkheid
    Van de Oude Meppelerweg 3 zijn geen bodemgegevens bekend. In het verleden, 1938, was op deze locatie een verkooppunt van brandstoffen gevestigd. Op basis van historisch literatuuronderzoek wordt geconcludeerd dat de kans gering is dat er sprake is van een ernstige verontreiniging.
  • 6. Wipstrikpark, nieuwbouwlocatie
    De nieuwbouwlocatie aan het Wipstrikpark is vroeger in gebruik geweest door een bouwcenter en een betoncentrale met tankinstallatie. Ter plaatse zijn diverse bodemverontreinigingen verwijderd voordat het terrein bouwrijp is gemaakt. Mogelijk is een restverontreiniging in de ondergrond achtergebleven.

Buiten het plangebied is een tweetal grondwaterverontreinigingen relevant met betrekking tot de bodemkwaliteit:

  • 7. Ceintuurbaan 15, BC components
  • 8. Ceintuurbaan 30, Neumann

Beide grondwaterverontreinigingen met Vluchtige OrganoChloor-verbindingen (VOCL) reiken niet tot binnen het plangebied. Echter bij werkzaamheden die grootschalige grondwateronttrekkingen noodzakelijk maken, moet rekening gehouden worden met deze grondwaterverontreinigingen in de nabijheid van het plangebied.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er voldoende inzicht is in de milieuhygiënische bodemkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan. Op basis van de bekende informatie is het niet te verwachten dat er noemenswaardige knelpunten zijn op het gebied van bodemverontreiniging. Er is op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het bestemmingsplan omdat de feitelijke inrichting van het plangebied niet verandert ten gevolge van het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone.

4.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Bij de beoordeling van de risico's voor de externe veiligheid gelden twee risicogrootheden:
Het plaatsgebonden risico (PR): dit is de overlijdenskans voor een individu in de omgeving van de installatie als gevolg van een ongeval met die installatie.
Het groepsrisico (GR): dit is de cumulatieve kansverwachting voor slachtofferaantallen in de omgeving van een installatie als gevolg van mogelijke ongevallen met die installatie.

Risicocontouren

Binnen het plangebied wordt het externe veiligheidsrisico veroorzaakt door de aanwezigheid van een tankstation waar LPG wordt verkocht en het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

LPG tankstation

Het LPG tankstation in het plangebied is gevestigd aan de Ceintuurbaan 54. Het vulpunt voor LPG is het maatgevende onderdeel van het tankstation en de afstand ten opzichte van kwetsbare bestemmingen (woningen en een restaurant) is bepalend voor het risiconiveau.

De verwachte LPG-doorzet van het tankstation is begrensd en vastgelegd in de voorschriften behorende bij de milieuvergunning. De doorzet bedraagt maximaal 1000 m³ LPG per jaar. Voor een LPG-vulpunt geldt een straal van 45 meter bij een doorzet < 1000 m³ LPG/jaar. Binnen 45 meter vanaf het vulpunt zijn geen kwetsbare objecten gevestigd.

Het rapport 'Externe veiligheid in verband met brandstofstation Ceintuurbaan te Zwolle' (Cauberg-Huygen Rapport 2005.0703-1) van 1 april 2005 geeft de resultaten weer van het uitgevoerde onderzoek naar de risicosituatie. Uit dit onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) in de nieuwe situatie voldoet aan de wettelijke normen. Binnen de PR 10-6 contour van het tankstation zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of gepland.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Ceintuurbaan Noord en de Wet milieubeheervergunning van het LPG tankstation heeft de gemeente Zwolle het groepsrisico als gevolg van dit LPG tankstation verantwoord. Het voorliggende plan laat binnen het invloedsgebied geen nieuwe bestemmingen toe. De verantwoording van het groepsrisico voor het tankstation Ceintuurbaan 54 is derhalve nog van toepassing. Er is geen aanleiding deze verantwoording te heroverwegen.

Transport gevaarlijke stoffen

Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de A28. Langs deze route voor gevaarlijke stoffen zijn in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die van invloed zijn op de externe veiligheid. Voor transport van gevaarlijke stoffen over de Ceintuurbaan is ontheffing van het verbod noodzakelijk. De gemeente is hiervoor de bevoegde instantie.

Voor de bevoorrading van het LPG tankstation is er ontheffing verleend voor het verbod vervoer gevaarlijke stoffen. De route die een LPG tankwagen moet volgen om het tankstation aan de Ceintuurbaan 54 te bevoorraden is in nauw overleg met de gemeentelijke brandweer bepaald. Daarbij heeft een route de voorkeur die zo min mogelijk langs kwetsbare bestemmingen loopt en die in geval van een calamiteit goed bereikbaar is voor hulpdiensten en die over voldoende bluswater beschikt. De LPG tankwagens zullen afkomstig zijn van de A28 omdat dit de dichtstbijzijnde route voor gevaarlijke stoffen is. Komend van de A28 zal een LPG tankwagen op de westelijke rijbaan van de Ceintuurbaan richting het zuiden rijden. Een draai op de kruising Oude Meppelerweg - Ceintuurbaan is verkeerskundig niet mogelijk. Om die reden zal de LPG tankwagen de route Oude Meppelerweg - Rechterland - Boerendanserdijk - Ceintuurbaan volgen om bij het tankstation te komen. De bereikbaarheid en de aanwezigheid van bluswater langs deze route is door de gemeentelijke brandweer als goed beoordeeld.

Buisleiding

Door het plangebied loopt een aardgastransportleiding van 40 Bar, 12" (inch) (300 mm) aan de noordzijde van de rijksweg A28. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de PR 10-6 contour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De aardgasleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven. Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt daarom is een toename van het groepsrisico niet aan de orde.

4.2.6 Waterbeheer

Waterkering
Binnen het plangebied bevindt zich langs het Almelose Kanaal / Nieuwe Wetering een 'regionale' waterkering en langs de Nieuwe Vecht een 'overige' waterkering. Deze waterkeringen zijn in het beheer van het waterschap Groot Salland. De waterkeringen staan aangegeven op kaart 10 in paragraaf 4.3.

Watergangen
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van meerdere hoofdwatergangen van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

Waterberging
In het gebied Oosterenk-Watersteeg is een waterberging aanwezig. In de waterberging wordt afstromend regenwater uit het stedelijk gebied opgevangen. Met deze waterberging wordt een bijdrage geleverd aan de afvoerreductie op de Westerveldse Aa. De waterberging staat aangegeven op kaart 10 in paragraaf 4.3.

4.2.7 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied van bestemmingsplan Ceintuurbaanzone is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0017.jpg"
figuur 1: dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0018.jpg"figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

Zie de volgende figuren 3 dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0019.jpg"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatieplan.
4.2.8 Waterwinning

De gronden in het plangebied maken geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingsgebied of een waterwingebied.