direct naar inhoud van 3.9 Externe veiligheid
Plan: Bedrijventerreinen Staphorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.6102011001-VS02

3.9 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Tankstations waar lpg verkocht wordt behoren tot de inrichtingen.

3.9.1 Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Voor dit bestemmingsplan zijn in relatie met Bevi de tankstations van Dekkersland en De Esch relevant. Van de regionale brandweer is destijds een advies ontvangen dat gedateerd is op 24 maart 2009. De adviezen zijn waar mogelijk in deze toelichting verwerkt.

Plaatsgebonden risico

In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzetten lpg per jaar (Dekkersland meer dan 1.000 m3 en De Esch minder dan 1.000 m3 moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen (conform tabel 1 van bijlage 1 van de Revi):

  • 15 meter vanaf de afleverzuil;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
  • 110 meter vanaf het vulpunt bij een doorzet van 1.000 m3 en meer dan wel 45 meter vanaf het vulpunt bij een doorzet van minder dan 1.000 m3.

Binnen de zones van het plaatsgebonden risico zijn uitsluitend bedrijfswoningen en werkplaatsen die onderdeel uitmaken van de inrichting aanwezig. Als zodanig worden die niet als (beperkt) kwetsbare objecten beschouwd, zodat het plaatsgebonden risico geen probleem oplevert.

Groepsrisico

Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna ingegaan op de volgende aspecten:

  • a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
  • b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  • c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
  • d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.

Ad a en b

Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom enerzijds het vulpunt en anderzijds het reservoir) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen, bedrijven en dergelijke zijn gelegen.

De rekentool heeft als basis het "Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg- tankstations" van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) d.d. 1 november 2006.

Uit de berekening blijkt dat er met betrekking tot tankstation Dekkersland helemaal geen personen aanwezig zijn en met betrekking tot tankstation De Esch er in de dagsituatie enerzijds 14,4 personen aanwezig zijn (binnen de contour van het vulpunt) en anderzijds 6,0 (binnen de contour van de opslagtank) en in de nachtsituatie respectievelijk 28,8 personen en 12,0 personen. Zie Bijlage 2 Groepsrisico De Esch en Bijlage 3 Groepsrisico Dekkersland voor de volledige rapportage. Verdere ontwikkelingen zijn binnen de contouren niet mogelijk.

Ad c

In het Besluit LPG-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche tegenwoordig een verbeterde vulslang gebruikt. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk. Verder heeft de lpg-branche afgesproken om hittewerende coating aan te brengen op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'Bleve': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.

Ad d

In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen vigerend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.

Ad e

In de milieuvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.500 m3 per jaar voor Dekkersland en 1.000 m3 per jaar voor De Esch.

Ad f

Het betreft een consoliderend bestemmingsplan dat geen nieuwe ontwikkelingen toelaat.

Ad g en h

Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt - indien mogelijk - in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.

In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.

Ad i

Een belangrijk aspect betreft de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een explosie (Bleve) varieert tussen de 10 en 30 minuten. Zelfredzaamheid bij een lpg-tankstation betekent binnen 150 meter vluchten en buiten 150 meter vluchten en schuilen. De beschikbare tijd is dus kort en afhankelijk van het tijdstip waarop personen in de directe omgeving van het tankstation gewaarschuwd worden. In de onderhavige situatie zijn overal voldoende vluchtmogelijkheden aanwezig.

Munitiedepot

Aan de J.J. Gorterlaan 2 ligt een munitiedepot van het ministerie van Defensie.

Rond dergelijke Defensie-inrichtingen gelden drie veiligheidszones:

  • A. Geen bebouwing, geen openbare wegen, geen spoorwegen of druk bevaren vaarwegen en geen recreatieterreinen toegestaan.
  • B. Geen bebouwing waarin zich personen kunnen bevinden, geen drukke openbare wegen, geen recreatieterreinen toegestaan. Wel toegestaan: wegen met beperkt verkeer, evenals dagrecreatie.
  • C. Geen gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructie, geen gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt, geen bedrijven die bij calamiteit gevaar voor munitieopslag of omgeving opleveren toegestaan.

Zone C valt deels over De Baarge heen, wat betekent dat hiervoor beperktere bebouwingsmogelijkheden zijn dan voor de rest van het plangebied.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden in het plangebied.

3.9.2 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het AMvB Besluit externe veiligheid buisleidingen  (Bevb) in werking treden. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

In het plangebied (gedeelte De Esch) is de aardgastransportleiding "Punthorst-Hamingen" gelegen (druk 40 bar, diameter 12 inch, wanddikte 7,14 mm, diepteligging 1,00 meter, materiaalsoort Grade B).

Vooruitlopend op de nieuwe regelgeving met betrekking tot buisleidingen heeft de Gasunie een risicoberekening uitgevoerd d.d. 11 april 2008. Daaruit blijkt dat de aardgastransportleiding geen afstand heeft voor het plaatsgebonden risico. Voor het groepsrisico geldt dat het risico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. In het rapport staat dat de overschrijdingsfactor 0,08 is. Deze factor geeft aan in welke mate de 0-lijn wordt overschreden.

Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriënterende waarde blijft, bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriënterende waarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriënterende waarde overschreden. Voor de onderhavige leiding geldt dus dat het groepsrisico 8% bedraagt van de oriëntatiewaarde. Dit risico wordt door de gemeente acceptabel geacht. Nu het Bevb in werking is getreden, is na bestudering van de berekening geen aanleiding deze berekening opnieuw uit te voeren.

In de nabijheid van het plangebied, ten westen van de A28, is nog een aardgastransportleiding gelegen. Ook voor deze leiding heeft de Gasunie d.d. 11 april 2008 een risicoberekening uitgevoerd. De leiding heeft geen afstand voor het plaatsgebonden risico. Voor het groepsrisico geldt dat het risico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde ligt: het risico bedraagt minder dan 1% van de oriëntatiewaarde. Overigens wordt het risico niet beïnvloed door de ontwikkeling van De Esch III.

De risicoberekening is als Bijlage 4 Berekening leiding Gasunie bij deze toelichting gevoegd.

3.9.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2011 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het concept ontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd en in oktober 2009 de definitieve eindrapportage. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.

In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.

Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
  • enz.

Weg

Uit de Eindrapportage van het Basisnet blijkt dat de A28 tussen het Knooppunt Lankhorst en afrit 22 (Nieuwleusen) een 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft van 18 meter en ook rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van een PAG. De afstand tot het plangebied is zodanig dat er geen sprake is van enige belemmering.

Voor het groepsrisico geldt dat een RBMII-berekening is gemaakt voor de toekomstige situaties, waarbij sprake is van enige toename als gevolg van de mogelijke ontwikkeling van De Esch 0. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. Zie Bijlage 5 GR-grafiek weg.

Ten behoeve van de verantwoording van (de toename van) het groepsrisico wordt het volgende opgemerkt.

Omdat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft, zijn aanvullende maatregelen niet nodig. Voor zover maatregelen gewenst zijn, kan gedacht worden aan bouwkundige maatregelen, zoals geen grote glasoppervlaktes aan de snelwegzijde en ventilatiesystemen die afsluitbaar zijn in het geval van een ongeval waarbij toxische stoffen vrijkomen. Deze maatregelen worden niet dwingend voorgeschreven.

Omtrent de mogelijkheden tot hulpverlening zij vermeld dat er voldoende ontsluitingswegen zijn, zodat per incident de aanrijroute voor de hulpdiensten kan worden bepaald, die bij voorkeur niet gelijk is aan de vluchtroute. Bovendien is de ontsluiting zodanig dat geen sprake hoeft te zijn van vluchten naar de ramp toe. Het parkeren gebeurt zoveel mogelijk op eigen terrein. Langs de Achthoevenweg en de Wethouder Buitenhuisstraat mag niet langs de kant van de weg geparkeerd worden, hetgeen de bereikbaarheid door de hulpdiensten ten goede komt.

De in het gebied aanwezige personen zijn zelfredzaam. Dat wil zeggen dat ze in staat zijn te beslissen dat ze moeten vluchten en dit vervolgens ook zelfstandig kunnen doen.

Spoor

Tussen De Baarge en de Oosterparallelweg ligt het baanvak Meppel-Zwolle.

Het uiteindelijke Basisnet Spoor zal bestaan uit twee kaarten en een tabel. Op de eerste kaart zal de zone worden aangegeven waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en waar terughoudend moet worden omgegaan met het bouwen van beperkt kwetsbare objecten. Op de tweede kaart zal het PAG komen te staan. In de tabel zal worden aangegeven hoe groot de zone is voor elk baanvak en met welke referentiegegevens GR-berekeningen moeten worden gemaakt.

Op dit moment zijn die gegevens er niet en daarom moet terug worden gevallen op het zogenaamde Anker-rapport. Dit rapport (“Veilig op weg. Bouwstenen voor een wettelijke verankering van het externe-veiligheidsbeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen”, november 2005) is opgesteld onder auspiciën van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, DG Transport en Luchtvaart.

Uit deel 2 van dit rapport blijkt dat dit baanvak geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat ook in de toekomst geen knelpunten voor het plaatsgebonden risico wordt verwacht. Daarmee vormt dit baanvak geen aanleiding voor een nadere beschouwing.

Voor het groepsrisico wordt Staphorst niet vermeld als kern waar het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt, noch als kern waar het groepsrisico in de toekomst (mogelijk) een aandachtspunt is. Om deze reden, en omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft, is het groepsrisico voldoende verantwoord.

Water

De dichtstbijzijnde vaarweg is de Hoogeveensche Vaart, welke ligt op circa 3,5 km. van de Baarge en de Oosterparallelweg en op een afstand van ruim 4 km. van de Esch. Uit het ontwerp-Basisnet Water blijkt dat de Hoogeveensche Vaart geen plaatsgebonden risicocontour heeft van 10-6 en dat Staphorst geen (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.