direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen Staphorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.6102011001-VS02

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', bedrijven tot en met categorie 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' mede voor een transportbedrijf en handel in sierbestrating;
  • e. bestaande bedrijven cq. bedrijvigheid;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wonen in een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, mits de bedrijfseconomische noodzaak daartoe is aangetoond;
  • g. bestaande bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor zelfstandige kantoren;
  • i. ter plaatse van een 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een gsm-antenne-installatie;

met daarbijbehorende:

  • k. gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • n. terreinen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • r. ter plaatse van de aanduiding 'minimum oppervlakte (m²)' mag de oppervlakte van een bouwperceel niet minder bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' mag de oppervlakte van een bouwperceel niet meer bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'maximum breedte (m)' mag de breedte van een bouwperceel niet meer bedragen dan de aangegeven breedte;
  • u. detailhandel niet is toegestaan, tenzij dit plaatsvindt in het kader van bedrijfsvoering en uitsluitend voor zo ver dit is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is;
  • v. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • w. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • x. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;
  • y. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan, tenzij anders in dit plan geregeld;
  • z. voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normering als vermeld in Bijlage 2 Parkeernormen.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bebouwd oppervlakte (m²)' mag het bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet minder bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven percentage;
  • e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • f. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd;
  • g. afwijkingen in situering, maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden en conform afwijkende situering, maatvoering en afmeting herbouwd worden.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bouwperceel kan niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van bestaande bedrijfswoningen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de goothoogte van bestaande bedrijfswoningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
    • 2. de bedrijfswoning uitsluitend mag worden aan-, op- of ingebouwd respectievelijk aan, op of in het gebouw waarin de belangrijkste bedrijfsactiviteiten zijn gevestigd, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor bedrijven die rechtstreeks ontsluiten op de Oosterparallelweg;
    • 3. de dakhelling van aangebouwde bedrijfswoningen niet minder dan 25° en niet meer dan 60° mag bedragen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 6,6 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4 m mag bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. ter plaatse van een 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' mag een luifel worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m en een oppervlakte van niet meer dan 130 m2;
  • c. de bouwhoogte van reclame- en vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag de bouwhoogte niet meer dan 40 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 10 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  • a. in 4.2.1  onder b en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • b. in 4.2.1 onder b en kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2' worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 15 m;
  • c. in 4.2.1  onder b en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' toestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot 15 m over een oppervlakte van ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte dan wel tot 18 m over een oppervlakte van ten hoogste 15% van de bebouwde oppervlakte, mits dit vanuit een oogpunt van van bedrijfsvoering dan wel architectuur noodzakelijk is;
  • d. in 4.2.1 onder d en kan worden toegestaan dat het bebouwingspercentage wordt vergroot naar 70%;
  • e. in 4.2.1 onder e en kan worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 0 m, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en veiligheid in geval van calamiteiten;
  • f. in 4.2.2  onder c ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik van de gronden of bouwwerken op een bouwperceel door meerdere afzonderlijke bedrijven, anders dan bestaand;
  • c. het gebruik van de gronden of bouwwerken voor internetverkoop, voor zover de aangeboden producten op locatie kunnen worden afgehaald.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  • a. in 4.1 en kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone ontheffingsgebied 1' een bouwperceelgrootte worden toegestaan van maximaal 15.000 m2 en een bebouwingspercentage van maximaal 60%;
  • b. in 4.1 en kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone ontheffingsgebied 2' een bouwperceelgrootte worden toegestaan van maximaal 5.000 m2 , mits aannemelijk is gemaakt dat het gehele bouwperceel binnen vier jaar in gebruik wordt genomen ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • c. in 4.1 en kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone ontheffingsgebied 3' een bouwperceelgrootte worden toegestaan van maximaal 7.500 m2, met dien verstande dat deze bevoegdheid uitsluitend geldt ten behoeve van de bedrijfspercelen die rechtstreeks ontsluiten op de Oosterparallelweg en indien aannemelijk is gemaakt dat het gehele bouwperceel binnen twee jaar in gebruik wordt genomen ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • d. in 4.1 en kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone ontheffingsgebied 4' een bouwperceelgrootte worden toegestaan van maximaal 10.000 m2 en een bebouwingspercentage van maximaal 70%;
  • e. in 4.1 en kunnen tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichting niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;
  • f. in 4.1 onder k en kan een bedrijfswoning worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone ontheffingsgebied 5', indien en voor zover:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. per bouwperceel na afwijking niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig is;
    • 3. de bedrijfswoning voldoet aan de volgende regels:
      • de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m;
      • de bedrijfswoning wordt aan-, op- of ingebouwd aan, op respectievelijk in het gebouw waarin de belangrijkste bedrijfsactiviteiten zijn gevestigd;
      • de dakhelling van een aangebouwde bedrijfswoning bedraagt niet minder dan 25° en niet meer dan 60°;
  • g. in 4.1 onder u ten behoeve van de handel in auto's, boten, caravans en grove bouwmaterialen, indien en voor zover de totale bruto-vloeroppervlakte van het bedrijfsgebouw niet meer dan 1500 m2 bedraagt;
  • h. in 4.1 onder u en kan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens grootschalige detailhandel in woninginrichting, keukens, badkamers en sanitair en bouwmarkten worden toegestaan, indien en voor zover de totale bruto-vloeroppervlakte van het bedrijfsgebouw niet meer dan 1500 m2 bedraagt;
  • i. in 4.5.1 onder b ten behoeve van een bedrijfsverzamelgebouw en/of de vestiging van meerdere bedrijven per bouwperceel.
4.6.2 Afwegingskader

Een in 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en tevens wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normering als vermeld in Bijlage 2 Parkeernormen.