direct naar inhoud van 2.2 Historische ontwikkeling Creil
Plan: Creil-Oost fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00457-VS01

2.2 Historische ontwikkeling Creil

Om de ruimtelijke samenhang tussen de toekomstige woningbouw en het bestaande dorp beter te begrijpen wordt hieronder eerst kort de historische ontwikkeling van de Noordoostpolder beschreven en daarna die van het dorp Creil.

Noordoostpolder

De Noordoostpolder vertoont duidelijke kenmerken van een rationeel landschap uit de 20e eeuw. Het belangrijkste kenmerk van de Noordoostpolder is dat het is ontworpen als eenheid, waarbij landschap, stedenbouw en architectuur onderdeel uitmaken van één integraal ontwerp. Het polderconcept, de concentrische opbouw op verschillende niveaus, is kenmerkend voor de ruimtelijke structuur. Vanwege het integrale ontwerp en de gaafheid van het landschap zijn de Noordoostpolder (en Urk) in de rijksnota Belvedère gerangschikt onder de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden in Nederland. De ruimtelijke structuur van de polder wordt mede bepaald door de volgende elementen:

  • De groene lijsten: Boerderijen en dorpen als groene eilanden in de open agrarische ruimte;
  • De ringen: IJsselmeerdijk, de voormalige Zuiderzeedijk en de dorpenringweg;
  • De radialen: Het assenkruis dat de dorpenringweg met Emmeloord verbindt;
  • De hiërarchische en concentrische opbouw;
  • De verkaveling volgens een modulair systeem op basis van een standaardkavel (300 meter x 800 meter);
  • De bodemopbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00457-VS01_0002.png"

De Noordoostpolder kan gekarakteriseerd worden als concentrisch op verschillende niveaus. De vorm is daarbij steeds aangepast aan de topografie, de agrarische bedrijfsvoering, de civiele techniek, de gewenste afstand tussen de dorpen en de centrale plaats Emmeloord. Gebruik makend van theorieën van onder andere de Duitse sociaal-geograaf W. Christaller (centrale plaatsen theorie) werd een hiërarchisch model ontwikkeld ten aanzien van de plaats en de functies van de nederzettingen (zie bijgaande afbeelding). Van 1937 tot 1942 werd de Noordoostpolder (met daarin de eilanden Urk en Schokland) met een omvang van circa 48.000 hectare ingepolderd. De ontwikkeling van de polder (zowel de ontwatering als de inrichting) is geheel door de rijksoverheid tot stand gekomen.

Creil

Van de dorpen in de Noordoostpolder zijn er zeven gebouwd als een nederzetting rond een centrale ruimte, te weten Marknesse, Ens, Luttelgeest, Bant, Creil, Espel en Tollebeek. Deze centrale ruimte is meestal een langgerekte 'brink' waarlangs winkels, woningen, openbare gebouwen, en soms aan één van de uiteinden een kerk, staan. De brink vormt als het ware een besloten ruimte, de 'huiskamer' van het dorp. In Creil is dit het geval.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00457-VS01_0003.png"

Creil Oost

In de meer recente historie is nieuwbouw vooral gezocht binnen Creil zelf en aan de (noord)oostzijde van Creil. Het gaat hier om de woonbuurtjes aan de Kiekendiefstraat en rond de Buizerdstraat. In het zuiden aan de Creilervaart is een bedrijventerreintje ontwikkeld. In vervolg hierop is in de jaren '90 de gefaseerde uitbreiding Creil Oost bedacht. De eerste fase hiervan omvatte 87 woningen aan de Creilervaart inclusief een kleine uitbreiding van het bedrijventerrein. De noordelijk van de begraafplaats gelegen Koning Radboudlaan is daarbij benut als hoofdontsluiting. Aan de oostzijde van dit uitbreidingsgebied is een nieuwe brede bossingel aangeplant om de landschappelijke situering van de dorpen in de Noordoostpolder te respecteren en het nieuwe woongebied een zekere mate van beslotenheid te geven en te beschermen tegen de invloeden vanuit het open agrarische gebied. Om enige afstand te bewaren is ook de bossingel oostelijk van de begraafplaats verbreed

Structuurvisie op hoofdlijnen

Omdat er voor het nieuwe uitbreidingsgebied voor Creil eind jaren '90 een langdurige en gefaseerde ontwikkelingsperiode werd voorzien was er in dit bestemmingsplan een structuurvisie op hoofdlijnen opgenomen. In deze structuurvisie zijn uitgangspunten vastgelegd voor onder meer de hoofdontsluiting, de aansluiting op het bestaande dorp, de wijze van afvoer van hemelwater en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Voortschrijdend inzicht, ervaring, reacties over de huidige opzet, en wijzigingen in wet- en regelgeving hebben nu geleid tot aanpassing van onderdelen van deze visie. In Hoofdstuk 3 valt terug te lezen in hoeverre deze visie is aangepast. Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten van destijds nog even kort weergegeven.

"Gekozen is voor een min of meer centraal gelegen hoofdontsluitingsstructuur die loopt van de Noorderringweg naar de Koning Radboudlaan. In het zuidelijk deel van het plangebied loopt een buurtontsluiting centraal door het gebied. Een geknikt beloop moet te lange rechtstanden voorkomen. Aan de westzijde bevinden zich twee aansluitingen, ter plaatse van de Koning Radboudlaan en ter plaatse van de Kiekendiefstraat, die verbindingen leggen met het bestaande dorp"

"Voor Creil-oost is gekozen voor een duurzaam systeem voor de afvoer van hemelwater. Dit hangt samen met de geringe doorlatendheid van de zandige toplaag en het stagneren van hemelwater op het in de ondergrond aanwezige veenpakket. Er wordt gebruik gemaakt van een infiltratie-transport systeem. Kenmerken van dit systeem zijn de bovengrondse afvoer van hemelwater naar wadi's; de brede groene bermen in de woonbuurt waarin de wadi's zijn gesitueerd; de tijdelijke bergingscapaciteit in de watergangen en het ontbreken van een ondergronds rioleringssysteem voor de afvoer van hemelwater. De watergangen aan de oost- en westzijde van het woongebied dienen als hoofdafwaterings- en bergingsvoorzieningen. Deze wateren af op de Creilervaart ten zuiden van het woongebied.

"Er wordt gestreefd naar het realiseren van een aantrekkelijke woonomgeving van een hoge kwaliteit en met een eigen karakteristiek. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn de vormgeving en inrichting van de stedenbouwkundige hoofdstructuur, een samenhangende architectonische verschijningsvorm van de woningbouw met name langs de hoofdstructuur en doordachte oplossing voor detailaspecten zoal kopgevels en erfafscheiding langs openbare gebieden. De woningbouw langs de hoofdroute moet voldoende bouwmassa bezitten. Langs de buurtontsluitng ontsluitingsroute moet een samenhangende architectonische verschijningsvorm van de woningbouw worden nagestreefd. Op detailniveau moet grote aandacht uitgaan naar de vormgeving van kopgevels en zij-erven die grenzen aan straatzijde. Kopgevels mogen geen 'dode' wanden vormen en erfafscheidingen moeten worden mee-ontworpen"