direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Centrum Haaksbergen, 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1098-0002

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met bijzondere woonvoorzieningen, gastouderopvang, inwoning en/of mantelzorg;
  • b. ambachtelijke dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven, terreinen
  • d. parkeren, parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen;
  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. verkeer- en verblijfsvoorzieningen
  • j. ondergrondse bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van gebouwen wordt gebouwd in de bouwgrens;
  • c. de afstand van een vrijliggende gevel tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt niet minder dan 3 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogte;
  • e. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een woning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende regels

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag bedragen:
    • 1. maximaal 20 m² bij meer dan twee aaneen gebouwde woningen;
    • 2. maximaal 50 m² bij vrijstaande en twee aaneen gebouwde woningen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 1 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 75 m² toegestaan, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² toegestaan, mits niet meer dan 40% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m² toegestaan, mits niet meer dan 35% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • f. bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld in sub b tot en met sub e wordt de oppervlakte binnen het bebouwingsvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van de woonhuizen, niet meegerekend;
  • g. de afstand van een bijbehorende bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw, en het verlengde daarvan, moet tenminste 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • i. de goothoogte van aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 meter, maar nooit meer dan 3,25 meter;
  • j. de bouwhoogte van aangebouwd bijbehorend bouwwerk moet minimaal 2 meter minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan moet tenminste 0 meter bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerken mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 meter of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten ten hoogste 6 meter mag bedragen.
13.3 Nadere eisen
  • a. Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. de sociale veiligheid,

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

  • a. Voor het stellen van nadere eisen, geldt de in artikel 23 vermelde voorbereidingsprocedure.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 13.2.1, onder c, en toestaan dat de afstand wordt verkleind tot 0 meter;
  • b. het bepaalde in 13.2.2, onder g, en toestaan dat de afstand wordt verkleind tot 0 meter;
  • c. de onder a en c genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij betrokken worden:
    • 1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    • 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Mantelzorg

Mantelzorg wordt als gebruik conform de bestemming aangemerkt wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een indicatie voor mantelzorg afgegeven;
  • b. mantelzorg vindt plaats op een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • c. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is.
13.5.2 Parkeren

Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte, waarbij ten minste een parkeernormering geldt van 2 parkeerplaatsen per 100m² brutovloeroppervlakte, 1 parkeerplaats per woning en 0,5 per zorgwoning.

13.5.3 Nieuwe geluidgevoelige functies

Nieuwe geluidgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - geluidgevoelige bestemming onder voorwaarde" op de verbeelding zijn toegestaan indien:

  • a. een hogere waarde is verleend voorafgaand aan het gebruik krachtens de Wet geluidhinder en middels een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat deze niet wordt overschreden; of
  • b. middels een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat voor het betreffende gebruik ter zake toepasselijke (hogere) waarden krachtens de Wet geluidhinder kunnen worden verleend en deze niet worden overschreden.
13.5.4 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen:

  • a. voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of recreatieve bewoning;
  • b. voor het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf, niet zijde een aan huis verbonden bedrijf.