direct naar inhoud van Artikel 22 Verkeer - Fiets- en voetpaden
Plan: Bûtengebiet en doarpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0081.04BP0002-VA02

Artikel 22 Verkeer - Fiets- en voetpaden

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.21 Verkeer - Fietspaden in de toelichting.

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fietspaden;
  • b. kaden en dijken;
  • c. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  • d. andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen, gemalen en duikers;

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de brug wordt nagestreefd, zoals die per adres zijn beschreven in Bijlage 4.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

22.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
22.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
22.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 22.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
22.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van het bouwwerk niet onevenredig wordt aangetast.