|
Dit is een geconsolideerde versie (NL.IMRO.9928.OVerordening2019-GC10) van de onderstaande besluiten, bijgewerkt tot en met:
|
Verordening van provinciale staten van Zuid-Holland van 20 februari 2019 (PZH-2019-677696264) houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingsverordening Zuid-Holland)
Provinciale staten van Zuid-Holland,
Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 22 januari 2019, PZH-nummer (PZH-2019-677696264);
Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Ontgrondingenwet, de Provinciewet, de Scheepvaartverkeerswet, de Waterwet, de Wegenwet, de Wegenverkeerswet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet bodembescherming, de Wet luchtvaart, de Wet milieubeheer, de Wet natuurbescherming en de Wet ruimtelijke ordening;
Overwegende, dat het wenselijk is om, vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet en als onderdeel van de ontwikkeling van het integrale omgevingsbeleid, samenhangende, overzichtelijke en gebruiksvriendelijke regels te stellen over de fysieke leefomgeving;
Besluiten vast te stellen:
Bijlage I bij deze verordening bevat begrippen en definities voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen.
Deze verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van de provincie en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:
Regionale waterkeringen zijn gebieden waarvan de plaats indicatief is verbeeld op kaart 3 in bijlage II en die nader zijn bepaald in de legger, bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet.
Milieubeschermingsgebieden voor grondwater zijn gebieden als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer.
Natuurnetwerk Nederland zijn gebieden als bedoeld in artikel 6.9e, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en zijn verbeeld op kaart 7 in bijlage II.
Gebieden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde en de Romeinse Limes met de daarbinnen gelegen hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde zijn gebieden waarvan de plaats geometrisch is bepaald en zijn verbeeld op kaart 8 in bijlage II.
Een melding wordt ondertekend en bevat ten minste:
Op aanvraag van de houder of ambtshalve kunnen aan de vergunning, ontheffing of maatwerkvoorschriften verbonden voorschriften of beperkingen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
Op aanvraag van de houder of ambtshalve kan een vergunning, ontheffing of maatwerkvoorschrift geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.
Een vergunning of maatwerkvoorschrift op grond van afdeling 3.3 vervalt van rechtswege, voor zover daarvan binnen zes maanden na dagtekening geen gebruik is gemaakt.
Gedeputeerde staten stellen indien zij dat nodig achten de gemeente alsmede het waterschap waarin de gedraging waarvoor vergunning, ontheffing of maatwerkvoorschrift wordt gevraagd, plaatsvindt of zal plaatsvinden, in gevallen waarin zij niet het bevoegd gezag zijn in de gelegenheid advies uit te brengen over de aanvraag om vergunning, ontheffing of maatwerkvoorschrift, respectievelijk het ontwerp van de beschikking op de aanvraag.
Op verzoek van het bevoegd gezag worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om te bezien of de bij of krachtens afdeling 3.3 gestelde algemene regels, vergunningvoorschriften of maatwerkvoorschriften voor de activiteit nog toereikend zijn in het licht van de met deze verordening te dienen belangen.
Deze afdeling is gericht op een goede ruimtelijke ordening en het voorkomen dat het betrokken plangebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van een krachtens hoofdstuk 6 te verwezenlijken doel, zolang geen bestemmingsplan in werking is getreden overeenkomstig dat hoofdstuk.
Deze afdeling gaat over het gebruik van provinciale infrastructuur, anders dan overeenkomstig de functie daarvan voor het openbaar verkeer, en anders dan door of in opdracht van gedeputeerde staten.
Deze afdeling is gericht op:
Het is verboden zonder vergunning het verkeer op een vaarweg geheel of gedeeltelijk te stremmen of te belemmeren.
Het is verboden zich zonder vergunning op een provinciale vaarweg te bevinden met een schip dat niet voldoet aan de krachtens artikel 4.3, tweede lid, gestelde regels.
Deze afdeling gaat over activiteiten in milieubeschermingsgebieden zijnde de stiltegebieden, bedoeld in artikel 2.4 en de milieubeschermingsgebieden voor grondwater, bedoeld in artikel 2.3.
Deze afdeling is gericht op de in artikel 1.2 , tweede lid, van de Wet milieubeheer bedoelde:
Eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten in een stiltegebied de rust op significante wijze kan worden verstoord, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten, behoudens voor zover dat ingevolge deze verordening uitdrukkelijk is toegestaan, dan wel, indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die verstoring te voorkomen of te beperken.
Het is verboden zonder ontheffing in een stiltegebied met een motorrijtuig te rijden buiten de openbare weg of buiten andere voor bestemmingsverkeer openstaande wegen of terreinen.
Het in artikel 3.29, eerste lid, gestelde verbod geldt niet voor het gebruik van:
Het verbod van artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet geldt niet voor de volgende categorieën van ontgrondingen die worden verricht voor:
het aanbrengen, vervangen, wijzigen, onderhouden of opruimen van buizen, palen of kabels met toebehoren;
het geschikter maken van gronden voor de bollenteelt waarbij de hoogte van het maaiveld ongewijzigd blijft en sprake is van een gesloten grondbalans;
het doen van archeologische opgravingen door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of een andere instelling die voor het doen van de opgraving in het bezit is van een vergunning krachtens de Monumentenwet 1988 of een certificaat krachtens de Erfgoedwet;
de uitvoering van een bodemsanering in eigen beheer, indien die sanering wordt begeleid door het bevoegd gezag;
het afgraven van depots van bodemmateriaal, tenzij deze langer dan tien jaar geleden geheel of gedeeltelijk zijn gebruikt voor het deponeren of verkrijgen van bodemmateriaal;
het aanleggen, onderhouden, verhogen, verzwaren van waterstaatswerken, waarbij de diepte van de ontgronding niet meer dan 3 m beneden het maaiveld bedraagt;
het aanleggen, onderhouden, verruimen en verdiepen van havens en daarin gelegen kunstwerken binnen de Maasvlakte waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 9 in bijlage II. Gedeputeerde staten zijn bevoegd het gebied Maasvlakte, te wijzigen, voor zover dit in overeenstemming is met een onherroepelijk bestemmingsplan voor het gebied Maasvlakte 2;
het oprichten en veranderen van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, bestemd tot het op of in de bodem brengen van afvalstoffen, inclusief de inrichtingen die vallen onder categorie 28 zoals genoemd in Bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht voor zover het terrein niet meer dan 3 m beneden het oorspronkelijke maaiveld wordt afgegraven;
Deze afdeling gaat over het saneren van de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming.
Deze afdeling is gericht op de bescherming van het milieu, in het bijzonder van de bodem.
Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen voor de verstrekking van gegevens in verband met:
Degene die de bodem heeft gesaneerd dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming biedt uiterlijk dertien weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden het evaluatieverslag aan gedeputeerde staten aan.
Deze afdeling gaat over activiteiten in, op, onder, boven of bij een plaats waar de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor een gesloten stortplaats wordt uitgevoerd.
Deze afdeling is gericht op:
Deze afdeling gaat over het ontgassen van binnenschepen tijdens de vaart.
Deze afdeling is gericht op de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bescherming van de volksgezondheid.
Het is de vervoerder en de schipper verboden zonder ontheffing tijdens de vaart een ladingtank met restladingdampen van benzeen (UN-nummer 1114) vanaf een binnenschip op een vaarweg te ontgassen.
Het is de vervoerder en de schipper verboden zonder ontheffing tijdens de vaart een ladingtank met restladingdampen van:
vanaf een binnenschip op een vaarweg te ontgassen.
De verboden, bedoeld in de artikelen 3.50 tot en met 3.52 zijn niet van toepassing, indien kan worden aangetoond dat:
In afwijking van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.50 tot en met 3.52, is het ontgassen toegestaan:
Deze afdeling gaat over flora- en fauna activiteiten en Natura 2000-activiteiten.
De grondgebruiker, dan wel degene die handelt op basis van een toestemming als bedoeld in artikel 3.15, zevende lid, van de Wet natuurbescherming, maakt melding van en rapporteert over de in artikel 3.59 genoemde activiteiten op de in het faunabeheerplan vastgestelde wijze.
De grondgebruiker, dan wel degene die handelt op basis van een toestemming als bedoeld in artikel 3.15, zevende lid, van de Wet natuurbescherming, maakt melding van en rapporteert over de in artikel 3.50 genoemde activiteiten op de in het faunabeheerplan vastgestelde wijze.
De volgende activiteiten zijn vrijgesteld van de verplichting tot melden, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Wet natuurbescherming:
De volgende activiteiten zijn vrijgesteld van de verplichting tot herbeplanten, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming:
Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting tot herbeplanting van dezelfde grond als bedoeld in artikel 4.3, eerste en tweede lid, van de Wet natuurbescherming, ten behoeve van herbeplanting op andere grond, indien de andere grond:
Gedeputeerde Staten verlenen geen ontheffing als bedoeld in het eerste lid voor herbeplanting binnen het Natuurnetwerk Nederland, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, indien de tenietgegane houtopstand buiten het Natuurnetwerk Nederland is gelegen.
Indien de tenietgegane houtopstand is gelegen buiten recreatiegebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, verlenen Gedeputeerde Staten slechts ontheffing als bedoeld in het eerste lid voor herbeplanting binnen recreatiegebied indien de oppervlakte van de herbeplanting ten minste twee keer zo groot is als de tenietgegane houtopstand.
Indien de te vellen houtopstand onderdeel uitmaakt van een A-locatie bos, groen erfgoed of bosreservaat,waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 23 in bijlage II, kunnen Gedeputeerde Staten een ontheffing als bedoeld in het eerste lid slechts verlenen indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Indien de te vellen houtopstand onderdeel uitmaakt van een A-locatie bos, groen erfgoed of bosreservaat, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 23 in bijlage II en voor wat groen erfgoed betreft beschreven in de toelichting van deze verordening, en de herbeplanting plaatsvindt op andere grond, kunnen Gedeputeerde Staten het vellen van de houtopstand verbieden tot het moment waarop de omgevingsvergunning voor de ontwikkeling ter plaatse van de te vellen houtopstand onherroepelijk is geworden.
Gedeputeerde staten kunnen de bepalingen van § 3.9.5 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige besluitvorming, naar hun oordeel tot onevenredig bezwarende gevolgen zou leiden.
Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom als norm een gemiddelde kans op overstroming van:
1/100 per jaar voor bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen, met uitzondering van glastuinbouw;
1/50 per jaar voor glastuinbouw;
1/10 per jaar voor het overige gebied.
Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom als norm een gemiddelde kans op overstroming van:
1/100 per jaar voor hoofdinfrastructuur en spoorwegen;
1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;
1/25 per jaar voor akkerbouw;
1/10 per jaar voor grasland, gedurende de periode van 1 maart tot 1 oktober.
Voor bebouwing gelegen buiten de bebouwde kom geldt de norm van het omringend landgebruik genoemd in het derde lid, aanhef, onder b, c of d. In afwijking van de eerste volzin geldt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht voor bebouwing de norm van het derde lid, aanhef en onder a.
In afwijking van het derde en vierde lid geldt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, dat met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht, voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, als norm een gemiddelde kans op overstroming van:
1/50 per jaar voor het gebied met glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;
1/10 per jaar voor het overige gebied gedurende de periode van 1 maart tot 1 november.
Voor de toepassing van het derde en vijfde lid is wat betreft het landgebruik de situatie zoals vastgelegd in een ruimtelijk plan bepalend. Indien een ruimtelijk plan onvoldoende duidelijkheid verschaft omtrent het type landgebruik dan kan het landgebruik ook worden bepaald met behulp van het Landelijk Grondgebruikersbestand Nederland van Wageningen University & Research.
Gedeputeerde staten kunnen nadere voorschriften stellen aangaande de toepassing van het tweede, derde en vijfde lid.
Indien het nemen van maatregelen om aan de norm te voldoen niet doelmatig is, kunnen gedeputeerde staten op basis van een gemotiveerd verzoek van het waterschapsbestuur bepalen dat kan worden afgeweken van de in het derde en vijfde lid gestelde normen.
Bij de beoordeling of een gebied voldoet aan de norm kan een gedeelte van de oppervlakte van het gebied overeenkomstig de percentages genoemd in bijlage VI (maaiveldcriteria) behorende bij deze verordening, buiten beschouwing worden gelaten.
In afwijking van het tweede, derde en negende lid gelden voor de gebieden met afwijkende maaiveldcriteria waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 4 in bijlage II, de maaiveldcriteria zoals aangegeven.
Uiterlijk 31 december 2027 voldoet de inrichting van de regionale wateren binnen de beheersgebieden van het hoogheemraadschap van Delfland, het hoogheemraadschap van Rijnland, het waterschap Hollandse Delta en het hoogheemraadschap voor Schieland en de Krimpenerwaard aan de in het tweede, derde en krachtens het zevende lid opgenomen normen.
Gedeputeerde staten stellen voor het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en het waterschap Rivierenland na overleg met het waterschapsbestuur het tijdstip vast waarop de inrichting van de regionale wateren voldoet aan de in het tweede en derde lid opgenomen normen, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele toepassing van het tiende lid.
Gedeputeerde staten kunnen de bedieningstijden vaststellen van de beweegbare bruggen en sluizen in of over vaarwegen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, met uitzondering van spoorbruggen als bedoeld in de Spoorwegwet.
Het bevoegd gezag wint op grond van artikel 2.26, lid 3, van de Wabo tijdig advies in bij gedeputeerde staten, alvorens kan worden overgegaan tot besluitvorming bij de volgende activiteiten als bedoeld in artikel 2.2. eerste lid van de Wabo:
Het waterschap is belast met het beheer van het watersysteem waarvan de zorg op grond van artikel 2, eerste lid, van de Waterschapswet bij reglement is opgedragen aan het waterschap.
Degene die een werk of een vaste stof of voorwerp brengt op of aan provinciale infrastructuur, overeenkomstig afdeling 3.3, is gehouden dat werk, die vaste stof of dat voorwerp te onderhouden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Deze paragraaf gaat over het faunabeheerplan van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland.
In aanvulling op artikel 6.3 bevat een faunabeheerplan met betrekking tot duurzaam beheerde populaties in ieder geval per diersoort:
In aanvulling op artikel 6.3 bevat het faunabeheerplan met betrekking tot bestrijding van schadeveroorzakende dieren in ieder geval per diersoort:
In aanvulling op artikel 6.3 bevat het faunabeheerplan, met betrekking tot de uitoefening van de jacht:
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
Specifieke regels voor de gebiedstypen als opgenomen in de artikelen 6.9a, 6.9b, 6.9c, 6.9d, 6.9e, 6.9f en 6.9g, zijn van toepassing, tenzij een zwaarwegend openbaar belang aan de toepassing van die artikelen, uitgezonderd artikel 6.9e, in de weg staat.
Om de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk te houden of te waarborgen kan het nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bij aanpassen en transformeren. Aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit een combinatie van:
Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 3, zijnde Buitengebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan ontwikkelingen mogelijk maken die kunnen vallen onder noemer inpassen, aanpassen of transformeren en die in overeenstemming zijn met artikel 6.9a.
Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, zijnde Recreatiegebied, Belangrijk weidevogelgebied of Groene buffer, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan in beginsel slechts ontwikkelingen mogelijk maken die vallen onder de noemer inpassen of aanpassen en die in overeenstemming zijn met de artikelen 6.9b, 6.9c of 6.9d.
Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1, zijnde Kroonjuweel cultureel erfgoed, Natuur Netwerk Nederland of Beschermd grasland in de Bollenstreek, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan slechts ontwikkelingen mogelijk maken die vallen onder de noemer inpassen en die in overeenstemming zijn met de artikelen 6.9e, 6.9f of 6.9g.
Transformatie is mogelijk in de beschermingscategorieën bedoeld in het negende en tiende lid voor de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur- en recreatiegebieden of van grote buitenstedelijke bouwlocaties bedoeld in artikel 6.10. De voorwaarden als bedoeld in het vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Voor zover een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid een significante aantasting tot gevolg heeft van de wezenlijke kenmerken en waarden van belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden rond de stad, of karakteristieke landschapselementen, wordt deze aantasting gecompenseerd. Gedeputeerde staten leggen de vereisten betreffende de aard en omvang van de compensatie en het moment waarop de compensatie gerealiseerd moet zijn, vast in een beleidsregel over de compensatie bij nieuwe ontwikkelingen. De motivering bij het bestemmingsplan bevat een verantwoording over de wijze van compensatie.
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen buitengebied waarvan de plaats geometrisch is verbeeld op kaart 14 in bijlage II kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast, blijkens een afdoende motivering die tevens ingaat op de keuze voor een locatie buiten bestaand stads- en dorps gebied.
In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen recreatiegebied waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voor zover:
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen belangrijk weidevogelgebied waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan slechts voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling voor zover de ontwikkeling en de zo nodig daarmee in samenhang te nemen maatregelen als bedoeld artikel 6.9, zevende lid, geen significante aantasting tot gevolg heeft van de wezenlijke kenmerken en waarden van het weidevogelgebied.
In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen groene buffers waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling voor zover dit geen grootschalige ontwikkelingen behelzen en de bufferfunctie blijkens een afdoende motivering niet onevenredig wordt verstoord.
In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen het Natuurnetwerk Nederland, onderverdeeld in bestaande en nieuwe natuur, waternatuurgebied en ecologische verbinding, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, wijst geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.
De begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland, bedoeld in het eerste lid, kan door provinciale staten worden gewijzigd in overeenstemming met artikel 2.10.5 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
De begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland, bedoeld in het eerste lid, kan worden vastgesteld door Gedeputeerde Staten met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Bij compensatie, bedoeld in artikel 6.31, onder b, worden in ieder geval de volgende voorwaarden in acht genomen:
1°. aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat;
2°. door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het gebied niet mogelijk is; of
3°. op financiële wijze als zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden op korte termijn redelijkerwijs niet mogelijk is.
De toelichting bij het bestemmingsplan dat een ontwikkeling mogelijk maakt waarvoor ontheffing als bedoeld in artikel 6.31 nodig is, bevat een verantwoording over de aard van de effect beperkende of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied, en de wijze waarop die compensatie duurzaam is verzekerd.
Een bestemmingsplan voor het Buijtenland van Rhoon, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, maakt hoogwaardige akkernatuur en (openlucht)recreatie mogelijk met ruimte voor extensieve agrarische bedrijvigheid, voor zover deze bijdraagt aan hoogwaardige akkernatuur en (openlucht}recreatie en met behoud van landschappelijke elementen en cultureel erfgoed, alsmede leidingen voor telecommunicatie of het transport. van gassen, vloeistoffen of elektriciteit.
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen Kroonjuwelen Cultureel Erfgoed waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling voor zover de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft en de ontwikkeling het behoud en de versterking van het betreffende cultureel erfgoed ondersteunt en overwegend meerwaarde heeft voor kwaliteiten en de gebruikswaarde ervan.
In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
Gedeputeerde staten kunnen bij de vaststelling van een regionaal woningbouwprogramma aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen, mits het regionaal woningbouwprogramma past in de regionale woonvisie en de regionale woonvisie een uitwerking bevat van de in de provinciale omgevingsvisie genoemde doelstellingen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie en het regionale woningbouwprogramma bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.
Een bestemmingsplan voor een verblijfsrecreatiepark met een omvang van 12 of meer recreatiewoningen, sluit permanente bewoning of functiewijziging naar wonen uit, met uitzondering van de verblijfsrecreatieparken die zijn opgenomen in bijlage XI.
Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.
Een bestemmingsplan dat voorziet in de tijdelijke of permanente huisvesting van arbeidsmigranten houdt rekening met ten minste de normenset voor huisvesting van arbeidsmigranten van het register van de Stichting Normering Flexwonen of een eventuele opvolger daarvan.
Een bestemmingsplan dat voorziet in tijdelijke of permanente huisvesting van arbeidsmigranten betrekt bij het toelaten daarvan de Wet goed verhuurderschap met het oogmerk om misstanden en uitbuiting ten aanzien van de woonsituatie van arbeidsmigranten te voorkomen.
Een bestemmingsplan voor bedrijfsmatige activiteiten die naar verwachting zullen leiden tot een aanzienlijke toename van de werkgelegenheid ten opzichte van de huidige situatie, brengt de extra huisvestingsbehoefte voor de toekomstige werknemers in beeld en geeft aan op welke wijze hierin zal worden voorzien.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, betrekt daarbij de mogelijkheden voor het bevorderen van de biologische diversiteit.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II, maakt vestiging mogelijk van bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel voorziet in overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen op een grote buitenstedelijke bouwlocatie als bedoeld in artikel 6.10 of die mogelijk zijn op grond van een vigerend bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een watergebonden bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II, laat in hoofdzaak watergebonden bedrijven toe.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met het eerste lid.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein als bedoeld in het eerste of tweede lid en dat gehele of gedeeltelijke transformatie naar een andere bestemming dan bedrijven mogelijk maakt, verantwoordt in de toelichting op welke wijze binnen de regio planologische compensatie van bedrijventerrein zal plaatsvinden of reeds heeft plaatsgevonden. Planologische compensatie is nodig bij:
Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing bij verlaging van de milieucategorie of milieuzone.
Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:
De nieuwe detailhandel, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:
Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in de volgende nieuwe detailhandel:
a. detailhandel in goederen die qua aard of omvang van de aangeboden goederen niet of niet goed inpasbaar is in de centra:
1°detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
2°detailhandel in volumineuze goederen;
3°meubelbedrijven, inclusief in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting en stoffering, alsmede detailhandel in de volumineuze woongoederen: keukens, badkamers, vloeren, zonwering en jacuzzi’s, voor zover de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bedrijventerreinen met locaties voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 10 in bijlage II;
4°tuincentra;
5°bouwmarkten;
b. kleinschalige detailhandel:
1°in de vorm van een gemakswinkel;
2°bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties;
c. ondergeschikte detailhandel:
1°in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf;
2°bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdbestemming;
3°bij een agrarisch bedrijf met een assortiment van producten uit eigen teelt;
d. afhaalpunten voor niet-dagelijkse artikelen op goed bereikbare locaties;
e. kringloopwinkels;
f. supermarkten net buiten het winkelconcentratiegebied in kleine kernen, als is aangetoond dat hiervoor onvoldoende ruimte is in een bestaande winkelconcentratie.
Het bestemmingsplan voorziet uitsluitend in de nieuwe detailhandel, bedoeld in het derde lid onder a en f, als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Mede met het oog hierop is advies gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland, voor zover het gaat om de nieuwe detailhandel, bedoeld in het derde lid onder a, onderdelen 3, 4 of 5, of bedoeld in het derde lid, onder f, en voor zover die nieuwe detailhandel een omvang heeft van meer dan 1.000 m2 bruto vloer oppervlak.
Een bestemmingsplan dat voorziet in detailhandel als bedoeld in het derde lid, onder a stelt de volgende voorwaarden aan de nevenassortimenten:
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het glastuinbouwgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, laat alleen glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen en voorzieningen voor energieopwekking.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering een bedrijf toelaten dat behoort tot de keten glastuinbouw en dat een bijdrage levert aan de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied als internationaal centrum voor teelt, kennis en handel van glastuinbouwproducten, voor zover:
a. de gronden zijn gelegen binnen het glastuinbouwgebied Westland-Oostland, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II; en
b. aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het glastuinbouwgebied.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering een andere ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken indien sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is.
In het bestemmingsplan kan de begrenzing van het glastuinbouwgebied, bedoeld in het eerste lid, in beperkte mate worden aangepast aansluitend aan de randen van het glastuinbouwgebied, alsmede langs de linten waar reeds afwijkende functies aanwezig zijn, rekening houdend met de lokale omstandigheden en bestaande bedrijven en functies, anders dan glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het glastuinbouwgebied.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering huisvesting voor short- en midstay-verblijf van arbeidsmigranten toelaten voor een periode van maximaal 15 jaar na ingebruikname van de huisvestingslocatie als:
In aanvulling op het vierde en vijfde lid, houdt het bestemmingsplan voor de huisvesting voor short- en midstay-verblijf van arbeidsmigranten rekening met de volgende voorwaarden:
In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toelaten die niet behoren tot de keten glastuinbouw voor zover:
a. het gronden betreft binnen de glastuinbouwgebieden Glasparel en Knibbelweg Oost, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II; en
b. de ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt met toepassing van efficiënt en meervoudig grondgebruik door een combinatie met glastuinbouw.
In afwijking van het eerste lid, kan een bestemmingsplan voor het glastuinbouwgebied Tinte, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, bestemmingen bevatten die voortzetting van het huidige gemengde agrarische grondgebruik mogelijk maken in een deel van het gebied.
In afwijking van het eerste lid, kan een bestemmingsplan voor het maatwerkgebied glastuinbouw, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, bestemmingen bevatten die transformatie naar andere functies mogelijk maken zoals aangegeven in het Omgevingsprogrmma.
Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe glastuinbouw of in uitbreiding van bestaande glastuinbouw met een oppervlakte van ten minste vijf hectare aan aaneengesloten percelen, bevat in de toelichting een verantwoording waarin de behoefte aan het gebruik van nieuwe gronden voor glastuinbouw als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Ook wordt onderbouwd waarom in deze behoefte niet kan worden voorzien door herstructurering of intensivering van elders in de betrokken regio gelegen bestaande glastuinbouwgebieden.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan indien de behoefte aan het gebruik van nieuwe gronden voor glastuinbouw nog niet is aangetoond, zoals bedoeld in het achtste lid, voortzetting van het huidige grondgebruik mogelijk maken totdat er alsnog behoefte ontstaat aan ontwikkeling voor glastuinbouw. De mogelijkheden voor ontwikkeling voor glastuinbouw mogen daarbij niet significant worden beperkt, tenzij het een ontwikkeling betreft die past binnen het huidige agrarische grondgebruik.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen:
laat alleen bedrijven toe die zich bezighouden met boom- en sierteelt en de daarbij behorende voorzieningen.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het boom- en sierteeltgebied, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan voorzien in kassen bij volwaardige boom- en sierteeltbedrijven tot een derde deel van het bedrijfsoppervlak.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het boom en sierteeltgebied PCT-terrein, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan voorzien in kassen bij volwaardige boom- en sierteeltbedrijven, tot 70 procent van de beteelbare oppervlakte per bedrijf.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het boom- en sierteeltgebied PCT-terrein, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan naast de vestiging van boom- en sierteeltbedrijven in beperkte mate voorzien in de vestiging van bedrijven en andere functies die een directe binding hebben met de boom- en sierteelt en noodzakelijk zijn voor het functioneren van de boom- en sierteelt.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering een andere ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken indien sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is.
In afwijking van het eerste lid, kan het bestemmingsplan bestaande bebouwing of functies toelaten, anders dan bedrijven als bedoeld in het eerste lid, alsmede beperkte uitbreiding daarvan of wijziging naar een andere functie, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het boom- en sierteeltgebied.
In het bestemmingsplan kan de begrenzing van het boom- en sierteeltgebied, bedoeld in het eerste lid, in beperkte mate worden aangepast, rekening houdend met de lokale omstandigheden, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het boom- en sierteeltgebied.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering huisvesting voor short- en midstay-verblijf van arbeidsmigranten toelaten voor een periode van maximaal 15 jaar na ingebruikname van de huisvestingslocatie als:
In aanvulling op het zevende en achtste lid, houdt het bestemmingsplan voor de huisvesting voor short- en midstay-verblijf van arbeidsmigranten rekening met de volgende voorwaarden:
In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toelaten die niet behoren tot de boom- en sierteelt voor zover het gronden betreft met de aanduiding Boom- en sierteeltgebied - maatwerk, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen het bollenteeltgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, laat primair bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan voorzien in kassen:
In afwijking van het tweede lid, onder a, kan het bestemmingsplan voorzien in kassen tot meer dan 3.000 m2 bij een volwaardig bollenteeltbedrijf, mits:
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan ook voorzien in greenportwoningen en ‘ruimte voor ruimte’ woningen als bedoeld in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan ook voorzien in uitbreiding van bestaande handels- en exportbedrijven op locaties binnen het bollenteeltgebied, mits:
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering een andere ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken indien sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is.
In afwijking van het eerste lid, kan het bestemmingsplan bestaande bebouwing of functies toelaten, anders dan bedrijven als bedoeld in het eerste lid, alsmede beperkte uitbreiding daarvan of wijziging naar een andere functie, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het bollenteeltgebied.
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan bij uitzondering huisvesting voor short- en midstay-verblijf van arbeidsmigranten toelaten voor een periode van maximaal 15 jaar na ingebruikname van de huisvestingslocatie als:
Een bestemmingsplan voor het bollenteeltgebied als bedoeld in het eerste lid, dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling anders dan bollenteelt toestaat op gronden die in het voorgaande bestemmingsplan zijn bestemd voor bollenteelt, voorziet in compensatie van bollenteeltgebied door middel van een overeenkomst hierover met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek.
1. Een bestemmingsplan voor agrarische gronden voldoet aan de volgende voorwaarden:
2. In afwijking van het eerste lid, onder e, kan een bestemmingsplan voorzien in een oppervlak van meer dan 2 hectare kassen bij een bestaand volwaardig glastuinbouwbedrijf en meer dan 300 m2 kassen bij een volwaardig boom- en sierteeltbedrijf, mits:
3. Een bestemmingsplan voor agrarische gronden kan onder de volgende voorwaarden voorzien in verbredingsactiviteiten bij agrarische bedrijven, waaronder zorg, recreatie, energieopwekking en de verkoop van producten uit eigen teelt:
Een bestemmingsplan voor gronden waarbinnen een recreatieve vaarverbinding ligt, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 12 in bijlage II, kan voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voor zover:
Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met het belang van de instandhouding en zo mogelijk de verbetering van het hoofdfietsnetwerk, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 24 in bijlage II, alsmede de lange afstands wandelpaden, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 24 in bijlage II.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen de veiligheidszone langs de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas van raainummer 1034 bij Hoek van Holland tot raainummer 995 bij de splitsing van de Nieuwe Maas en de Hollandsche IJssel, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 13 in bijlage II, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1°de bereikbaarheid van de oever voor hulpverleningsdiensten en de mogelijkheden voor optreden van deze diensten worden niet belemmerd;
2°er zijn voldoende vluchtmogelijkheden;
3°het scheepvaartverkeer wordt niet belemmerd; en
4°advies is gevraagd van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de beheerder van de vaarweg of haven;
Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 15 in bijlage II, garandeert in voldoende mate de vrije windvang en het zicht op de molen en voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, wordt geen nieuwe bebouwing opgericht of beplanting aangebracht, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
b. binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, gelden de volgende hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting:
1°voor zover dit gebied is gelegen buiten bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte niet meer dan 1/100ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
2°voor zover dit gebied is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, is het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk ten behoeve van:
een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarin vrije windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd; of
Een bestemmingsplan voor gronden binnen de landgoed- en de kasteelbiotopen, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 15 in bijlage II, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling voor zover:
Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoed- of kasteelbiotoop wordt beschreven. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed of het kasteel gaat deze paragraaf in op de wijze waarop de kenmerken en waarden van de landgoed- of kasteelbiotoop beschermd of versterkt worden. Het gaat in ieder geval om de volgende kenmerken en waarden:
Naast deze kenmerken en waarden kunnen er voor zowel de landgoed- als de kasteelbiotoop afzonderlijke kenmerken en waarden aan de orde zijn.
Afwijking van het eerste lid is slechts mogelijk indien sprake is van het noodzakelijk herbestemmen van bouw- en gebruiksrechten uit het voorgaande bestemmingsplan of indien sprake is van een zwaarwegend algemeen belang en er geen reële andere mogelijkheid is. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 8 in bijlage II, bevat bestemmingen en de daarbij behorende regels die de bekende archeologische waarden beschermen.
De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in elk geval in een verbod op werken of werkzaamheden waarbij de bodem tot meer dan 30 cm onder het maaiveld wordt geroerd, tenzij:
a. door middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast, of
b. het werken of werkzaamheden betreffen die naar hun aard de archeologische waarden niet aantasten.
In afwijking van het tweede lid kan het bevoegd gezag bij uitzondering besluiten tot behoud van de archeologische waarden ‘ex situ’, als andere belangen prevaleren.
Een bestemmingsplan voor gronden binnen de Romeinse Limes met een hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 8 in bijlage II, bevat bestemmingen en daarbij behorende regels die de verwachte archeologische waarden beschermen.
De regels, bedoeld in het vierde lid voorzien in elk geval in de voorwaarde van archeologisch onderzoek bij werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 waarbij de bodem tot meer dan 30 cm onder het maaiveld wordt geroerd en de voorwaarde, dat gehandeld wordt in overeenstemming met de uitkomsten van dat onderzoek.
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk
voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden
van deze risico’s.
Een bestemmingsplan voor gronden waarin een leiding, behorend tot de vitale infrastructuur openbare drinkwatervoorziening aanwezig is, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 18, wijst een zone van minimaal vijf meter aan weerszijden van de leiding aan als beschermingszone drinkwatervoorziening.
Een bestemmingsplan laat nieuwe windturbines alleen toe op gronden binnen de locaties voor windenergie, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 16 in bijlage II.
In het bestemmingsplan kan de begrenzing van de in het eerste lid bedoelde locaties worden aangepast, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale omstandigheden, ten behoeve van de ruimtelijke inpassing van de locatie in de omgeving, of ten behoeve van de uitbreiding van deze locatie mits de locatie een samenhangende eenheid vormt in het landschap. Daarbij geldt dat de locatie voor windenergie kan worden uitgebreid met een capaciteit van:
In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voor gronden buiten het bestaand stads-en dorpsgebied kleine windturbines met een ashoogte tot 15 m toelaten en kan een bestemmingsplan voor gronden binnen het bestaand stads- en dorpsgebied of voor gronden binnen het glastuinbouwgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, kleine en middelgrote windturbines met een ashoogte tot 45 m toelaten, voor zover dat passend is bij de lokale situatie.
Voor zover een bestemmingsplan van toepassing is op een nieuw zonneveld, laat het
bestemmingsplan dit alleen toe op de volgende locaties:
In afwijking van het tweede lid zijn in zoekgebieden voor zon uit de Regionale Energiestrategieën die door provinciale staten zijn vastgesteld ook buiten deze locaties zonnevelden mogelijk, mits het zoekgebied verder is uitgewerkt en regionaal is afgestemd.
Een bestemmingsplan dat voorziet in het toelaten van een nieuw zonneveld als bedoeld in het tweede en derde lid bevat in aanvulling op artikel 6.9 een toelichting over:
Een bestemmingsplan dat voorziet in het toelaten van een nieuw zonneveld als bedoeld in het tweede en derde lid, verzekert de realisatie en de instandhouding van de inrichtingsmaatregelen op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit, landschappelijke inpassing en het behouden en versterken van de biodiversiteit.
Een verzoek om een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a Wet ruimtelijke ordening, wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door gedeputeerde staten vastgestelde e-formulier en gaat vergezeld van de daarin aangegeven bescheiden en bevat een motivering dat het verzoek is gedaan in overeenstemming met de raad.
De toelichting van een bestemmingsplan dat mede wordt gebaseerd op een verleende ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a Wet ruimtelijke ordening, bevat een afschrift van de beschikking van die ontheffing alsmede de in het 6.29 bedoelde bescheiden.
Voor zover de ontheffing betrekking heeft op een ontwikkeling in een gebied binnen het Natuurnetwerk Nederland of de strategische reservering natuur, bedoeld in artikel 6.9e, gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
Gedeputeerde staten kunnen een ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken indien binnen twee jaar na verlening van de ontheffing, geen bestemmingsplan is vastgesteld met gebruikmaking van die ontheffing.
Een bestemmingsplan kan voorzien in een bestemming waarbij in relatief beperkte mate wordt afgeweken van de regels in deze afdeling, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van de desbetreffende regels.
In een bestemmingsplan kan worden afgeweken van de regels van deze afdeling, voor zover het gaat om gronden die door het rijk zijn aangewezen bij de toepassing van hoofdstuk 2 van de Crisis- en herstelwet, mits dit niet leidt tot onevenredige afbreuk aan provinciale belangen.
Het waterschapsbestuur regelt bij verordening, dat het verboden is zonder vergunning, permanent grondwater te onttrekken of permanent water te infiltreren voor andere doeleinden dan genoemd in artikel 6.4 van de Waterwet binnen een milieubeschermingsgebied voor grondwater.
Afdeling 6.2 is van overeenkomstige toepassing op besluiten op een aanvraag om een:
Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien:
Gedeputeerde staten kunnen, in overleg met of op verzoek van het waterschapsbestuur, paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Waterwet van toepassing verklaren op projectplannen tot aanleg of wijziging van andere waterstaatswerken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Waterwet dan primaire waterkeringen, die met spoed op een gecoördineerde wijze tot stand moeten worden gebracht.
Voor zover de kwaliteitscriteria er niet zijn of niet konden worden nageleefd, doen gedeputeerde staten daarvan gemotiveerd opgave.
Een aan gedeputeerde staten ter goedkeuring toegezonden projectplan als bedoeld in artikel 5.5 van de Waterwet, dat betrekking heeft op een primaire waterkering die onderdeel uitmaakt van een dijktraject die tevens is gelegen op het grondgebied van een andere provincie, wordt door het waterschapsbestuur tevens ter kennisneming toegezonden aan gedeputeerde staten van die andere provincie.
Overtreding van de op grond van artikel 3.3, tweede lid, afdeling 3.3, of artikel 5.3, tweede lid, gestelde voorschriften, of van bij of krachtens artikel 5.15 gestelde voorschriften, is een strafbaar feit en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.
Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wet luchtvaart gegeven regels en voorschriften met betrekking tot de aan provinciale staten en gedeputeerde staten gegeven taken en bevoegdheden zijn belast de door gedeputeerde staten aangewezen toezichthouders.
Een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 26 van de Ontgrondingenwet bevat tenminste de volgende gegevens:
Als de aanvraag kennelijk ongegrond is dan wel op grond van artikel 6.1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening niet in behandeling wordt genomen, kan inschakeling van de adviseur achterwege blijven. In alle andere gevallen wordt een adviseur aangewezen.
Indien wordt besloten tot inschakeling van een adviseur verstrekken gedeputeerde staten binnen acht weken na het verstrijken van de termijnen, bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag om planschadevergoeding advies uit te brengen.
Deze paragraaf is van toepassing op de totstandkoming van beschikkingen van gedeputeerde staten ingevolge artikel 15.21 juncto 15.20 en ingevolge artikel 15.22 van de Wet milieubeheer met betrekking tot de vergoeding van kosten of schade.
Een aanvraag om vergoeding van kosten of schade bevat tenminste de volgende gegevens:
Indien geen toepassing is gegeven aan artikel 10.13, tweede lid, en de aanvraag om vergoeding of het voornemen tot de toekenning daarvan uit eigen beweging betrekking heeft op kosten dan wel schade door het van toepassing worden van bepalingen van paragraaf 3.5.2 stellen gedeputeerde staten de betrokken grondwateronttrekker in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen voordat zij hieromtrent een beslissing nemen.
Deze afdeling is van toepassing op besluiten op grond van of met toepassing van:
tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht van toepassing:
Als voor de inwerkingtreding van deze verordening voor een ambtshalve te nemen besluit een ontwerp ter inzage is gelegd van een besluit op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van de toepassing is, blijft het oude recht van toepassing:
Als voor de inwerkingtreding van deze verordening voor een ambtshalve te nemen besluit toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht of het besluit is bekendgemaakt, blijft het oude recht van toepassing:
Een ontheffing of vergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in hoofdstuk 3 geldt als een vergunning of ontheffing voor die activiteit. Een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a van de Wro, verleend op grond van de Verordening Ruimte (2010) of de Verordening ruimte 2014 geldt als een ontheffing op grond van deze verordening.
Als een activiteit voor de inwerkingtreding van deze verordening zonder vergunning of ontheffing onafgebroken rechtmatig is verricht en bij de inwerkingtreding van deze verordening voor die activiteit een verbodsbepaling behoudens vergunning of ontheffing van toepassing wordt, geldt voor die activiteit bij de inwerkingtreding van deze verordening een vergunning of ontheffing van rechtswege voor een termijn van twee jaar, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van deze verordening.
en het besluit wordt vastgesteld na de inwerkingtreding van deze verordening, blijft het oude recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding, veroorzaakt door dat besluit, als dat is ingediend binnen vijf jaar nadat het besluit is vastgesteld.
1°de last volledig is uitgevoerd;
2°de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of
3°de last is opgeheven.
Een melding of een opgave van gegevens, bedoeld in artikel 6.4, 6.5, 6.6 of 6.7 van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland, die gedaan is voor de inwerkingtreding van deze verordening, geldt als melding, bedoeld in artikel 3.40 of als saneringsverslag, bedoeld in artikel 3.41 van deze verordening.
Een technische leidraad als bedoeld in een waterverordening die van kracht is, geldt als een leidraad als bedoeld in artikel 4.1, vierde lid, van deze verordening.
Voor zover de aanwijzing van een waterschap als nautisch beheerder door artikel 5.3, in strijd is met de aanwijzing bij besluit van Provinciale Staten Zuid-Holland uit 1992 (registratienummer 921353) van een waterschap of diens rechtsvoorganger als het nautisch bevoegd gezag op grond van de Scheepvaartverkeerswet, dan is het in dat aanwijzingsbesluit aangewezen waterschap of diens rechtsopvolger de nautisch beheerder.
De volgende verordeningen worden ingetrokken:
- Grondwaterheffingsverordening Zuid-Holland;
- Legesverordening omgevingsrecht provincie Zuid-Holland 2013;
- Legesverordening Wet natuurbescherming Zuid-Holland 2019;
- Luchthavenverordening Zuid-Holland;
- Ontgrondingenverordening Zuid-Holland 2014;
- Vaarwegenverordening Zuid-Holland 2015;
- Verordening advisering planschade Zuid-Holland;
- Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Zuid-Holland 2016;
- Verordening Provinciaal Planologische Commissie Zuid-Holland 2009;
- Verordening ruimte 2014;
- Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland;
- Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009;
- Waterverordening Rijnland;
- Waterverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2017;
- Waterverordening waterschap Rivierenland;
- Waterverordening Zuid-Holland;
- Wegenverordening Zuid-Holland 2010;
Hoofdstuk 4 en 6 en Bijlage 10 onderdeel A van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (negende tranche) vervallen.
Als bedoeld in artikel 1.1
1. Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
adviescommissie detailhandel Zuid-Holland: onafhankelijk adviesorgaan waarvan het reglement door gedeputeerde staten is vastgesteld bij besluit van 26 mei 2015 en dat de gemeentelijke onderbouwing van een nieuwe detailhandelsontwikkeling op kwantitatieve en kwalitatieve behoefte en de ruimtelijke effecten van de ontwikkeling, zoals woon- en leefklimaat, objectief valideert;
afgemeerde schepen: Onder afgemeerde schepen wordt verstaan schepen die in het havengebied afgemeerd liggen aan een openbare of niet-openbare aanlegplaats;
afhaalpunt voor niet-dagelijkse artikelen: ruimte ten behoeve van de levering en retournering van vooraf elders bestelde artikelen, niet zijnde levensmiddelen of middelen voor de persoonlijke verzorging, zonder het tonen van artikelen in een showroom, etalage of anderszins;
agrarisch bedrijf: bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren;
agrarisch bouwperceel: aaneengesloten terrein waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, een bedrijfswoning met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo’s, kuilvoerplaten, biomassavergistingsinstallaties, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd;
akkerbouwbedrijf: bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het telen van akkerbouwgewassen in de open grond;
andere beschermde soorten: soorten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming;
bebouwing: één of meerdere gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwde kom: gebied van een gemeente zoals bedoeld bij of krachtens artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
bedrijventerrein: gronden die in een vigerend bestemmingsplan de bestemming bedrijf of bedrijventerrein hebben en in de planregels bestemd zijn voor: handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening of industrie, met uitzondering van de gronden die exclusief zijn bestemd voor: kantoren, detailhandel, maatschappelijke doeleinden of jachthavens, horeca, logies en overige leisure, met een bruto omvang van meer dan 1 hectare, uitgezonderd solitaire bedrijven, niet zijnde een betoncentrale, asfaltcentrale of puinbreker, buiten bestaand stads- en dorpsgebied;
beheerplan: plan als bedoeld in artikel 4.6 van de Waterwet;
belastingjaar: kalenderjaar;
bestemmingsplan: bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, alsmede:
bestaand stads- en dorpsgebied: bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening;
betrokken wetten: wet en de wetten, bedoeld in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover bij of krachtens de genoemde wetten is bepaald dat hoofdstuk 5 van die wet van toepassing is;
BIJ12: uitvoeringsorganisatie voor de samenwerkende provincies;
binnenschip: schip als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Binnenvaartwet;
bollenteeltbedrijf: bedrijf dat is gericht op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, de teelt van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt, niet zijnde boom- en sierteelt en fruitteelt, zo nodig met het gebruik van ondersteunend glas;
bouwmarkt: detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit bouwmaterialen, alsmede materialen die voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn;
bouwstof: bouwstof als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die op de plaats van de bestemming, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
bruto vloeroppervlak: vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de buitenste opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of ruimten omhult;
compensatie van feitelijk gebruik: compensatie van de manier waarop het kavel op dat moment wordt gebruikt, waarbij met name wordt gekeken naar milieucategorie, watergebondenheid en m² bruto vloeroppervlak, hetgeen dus kan afwijken van de planologische mogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan;
detailhandel: bedrijfsmatig te koop aanbieden, uitstallen ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto’s, boten en caravans;
dienstverlening: bedrijfsmatig verlenen van commerciële- en niet-commerciële diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen;
drijvend voorwerp: drijvend voorwerp als bedoeld in artikel 1.01, onder D, onderdeel 1º, van het Binnenvaartpolitiereglement;
duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren: geheel aan handelingen dat gericht is op het beïnvloeden van de omvang van die populatie en de demografie op dusdanige wijze wordt beïnvloed dat er ook op de lange termijn sprake blijft van een levensvatbare populatie die niet in het voortbestaan wordt bedreigd;
evaluatieverslag: verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming;
flora- en fauna-activiteit: activiteit inhoudende het verrichten van een handeling als bedoeld in een van de
volgende bepalingen van de Wet natuurbescherming:
a. artikel 3.1, tenzij het gaat om een geval als bedoeld in het vijfde lid van dat
artikel of in artikel 3.3, tweede, zesde of zevende lid, of 3.29, eerste lid, van
de Wet natuurbescherming,
b. artikel 3.5, tenzij het gaat om een geval als bedoeld in artikel 3.8, tweede, zesde of zevende lid, of 3.29, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, of
c. artikel 3.10, eerste lid, tenzij het gaat om een geval als bedoeld in het tweede lid van dat artikel, in samenhang met artikel 3.8, tweede, zesde of zevende lid, van de Wet natuurbescherming, of in artikel 3.10, derde lid, 3.11, eerste lid, of 3.29, eerste lid, van die wet;
fundering: ondergrondse dragende delen van een bouwwerk;
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland;
geitenhouderij: bedrijf of een onderdeel daarvan waar geiten worden gehouden;
gemakswinkel: winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse of direct te gebruiken artikelen;
gemengd bollenteelt- en glastuinbouwbedrijf: bedrijf dat is gericht op de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, de teelt van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt, niet zijnde boom- en sierteelt en fruitteelt, in zowel de volle grond als onder glas en dat ten minste 3.000 m2 glas duurzaam in gebruik heeft;
gesloten stortplaats: stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer;
glastuinbouwbedrijf: volwaardig en doelmatig bedrijf in overwegende mate gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen onder invloed van licht, geheel of hoofdzakelijk overdekt; waarbij onder kweken wordt verstaan: veredeling, selectie, opkweek en verzorging, en waarbij onder licht wordt verstaan: licht afkomstig uit natuurlijke of kunstmatige bron;
grondwaterregister: grondwaterregister zoals bedoeld in artikel 7.7 eerste lid, onder c van de Waterwet
grote ruimtevragers: bedrijfsfuncties die zijn gehuisvest in een samenhangend gebouwencomplex op een bedrijfskavel van 5 hectare of meer;
abitatrichtlijnsoorten: soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn;
houtgewas: bomen, heesters, struik-, veld- en tuingewassen en andere houtgewassen, de wortels inbegrepen;
hoofdinfrastructuur: hoofdweg of landelijke spoorweg, met bijbehorende voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Tracéwet, alsmede de overige spoorwegen;
hoofdtak intensieve veehouderij: bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua economische bedrijfsomvang als agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt;
houder van de inrichting of het werk:
infiltreren van water: water in een bodem brengen, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;
infrastructuur: wegen, met inbegrip van berm en bermsloten, kunstwerken, carpoolplaatsen of parkeerterreinen, en vaarwegen, met inbegrip van oevers en sluizen, bijbehorende kunstwerken en hetgeen naar zijn aard daartoe behoort;
intensieve veehouderij: bedrijf waar slacht-, leg-, of pelsdieren in gebouwen worden gehouden of gefokt, met uitzondering van bedrijven waar aan vrijwel alle dieren ten minste een aanmerkelijk deel van het jaar de mogelijkheid wordt geboden van vrije weidegang of vrije uitloop;
kantoor: gebouw of deel daarvan dat gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig verrichten van administratieve werkzaamheden op financieel, ontwerptechnisch, juridisch, of ander daarmee gelijk te stellen gebied;
kas: bouwwerk van bijna alleen maar glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1 m of meer voor de bedrijfsmatige teelt van gewassen;
kort verblijf: kortdurend en in ieder geval niet langer dan vijftien minuten, innemen van een ligplaats voor het in of uit laten stappen van passagiers, het laden of lossen van pleziervaartgerelateerde goederen of het te water laten van een pleziervaartuig;
kringloopwinkel: detailhandelsvestiging waarbij gebruikte huisraad, kleding, fietsen en overige kringloopgoederen om niet worden ingezameld en worden gerepareerd en verkocht;
kunstwerk: bruggen, viaducten, tunnels, duikers, sluizen en soortgelijke technisch werken in spoorbouw, wegenbouw of waterbouw;
kwaliteitscriteria: in landelijke samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkelde en beschikbaar gestelde actuele kwaliteitscriteria vergunningverlening, toezicht en handhaving inzake de beschikbaarheid en de deskundigheid van organisaties die met de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast;
kwaliteitskaart: kaart van de Omgevingsvisie en die is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschapen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving;
ladingtank: tank vast verbonden met een binnenschip waarvan de wanden hetzij door de scheepsromp zelf, hetzij door van de scheepsromp onafhankelijke wanden zijn gevormd;
landgoed: ruimtelijk functionele eenheid bestaande uit bos, overige natuur en woonbebouwing, al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden;
lange hond: hond die door zijn daartoe voldoende lichaamsbouw in staat is in open veld een gezonde, volwassen haas te achtervolgen, in te halen en te grijpen.
ligplaats: plaats in of boven het water om door een vaartuig ter verblijf van meer dan vijftien minuten te worden ingenomen
luchthavenbesluit: besluit als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, jo. 8.43 van de Wet luchtvaart;
luchthavenregeling: regeling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, jo. 8.64, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
maaiveld: hoogteligging van de gronden ter plaatse van en direct grenzend aan een voorgenomen ontgronding;
milieubeschermingsgebied voor grondwater: gebied waarvoor in de provinciale milieuverordening Zuid-Holland regels zijn gesteld ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning;
milieucategorie: milieucategorie zoals omschreven in de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
milieuzones geur en geluid: zones met gebruiksruimte voor geluid en geur zoals omschreven in de Handreiking milieuzonering nieuwe stijl van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
motorrijtuig: motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;
nader onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming;
Natura 2000-activiteit: activiteit inhoudende het realiseren van een project of het verrichten van een andere handeling als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, tenzij het gaat om een geval als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, of 2.9, eerste, tweede, derde of vijfde lid, van die wet;
natuurbouw: project waarbij:
nautisch beheer: de zorg voor de regeling van het verkeer op water, op grond van de Scheepvaartverkeersweet en de daarop berustende regelgeving en besluiten;
nautisch beheerder: openbaar lichaam dat met het nautisch beheer is belast of waaraan de uitvoering van het nautisch beheer is opgedragen;
nazorgplan: nazorgplan als bedoeld in artikel 39d van de Wet bodembescherming;
N.E.G: N.e.g.-positie als bedoeld in artikel 1.2.1 van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67) (ADN);
nestgeluid: Onder nestgeluid van afgemeerde schepen – ook wel aangeduid als geluid van de hotelfunctie van die schepen – wordt verstaan het geluid dat afgemeerde schepen aan de kade produceren met uitzondering van geluid veroorzaakt door het werken aan de schepen en laad- en losactiviteiten.
netto verkoopvloeroppervlak: oppervlakte van het gedeelte van een winkel dat toegankelijk is voor het publiek en waar de producten voor verkoop en verhuur zijn uitgestald;
neventak intensieve veehouderij: bedrijfsonderdeel intensieve veehouderij dat qua economische bedrijfsomvang niet als agrarische hoofdactiviteit kan worden aangemerkt;
oever: onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet, bestaande uit een aanwezige natuurlijke overgang van water naar land of een aangebrachte oeverconstructie met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering;
onderhoudsplichtige: natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van een wettelijk voorschrift, een besluit, een vergunning, ontheffing of concessie, eigendomsrecht, overeenkomst of anderszins verantwoordelijk is voor het onderhoud van oevers of werken op, aan, over of boven een vaarweg.
ontgassen: afvoeren van restladingdamp uit een ladingtank waarbij restladingdampen terechtkomen in de open lucht;
onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door middel van een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater;
openbaar verkeer: scheepvaartverkeer, bedoeld in artikel 1.1 van de Scheepvaartverkeerswet, of verkeer over de weg, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994;
openbare weg: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 met uitzondering van een weg die krachtens de Wegenverkeerswet 1994 alleen openstaat voor voetgangers of fietsers;
openlucht tuinbouwbedrijf: volwaardig en doelmatig bedrijf in overwegende mate gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen in de open lucht, eventueel met gebruik van rolkassen; waarbij onder kweken wordt verstaan: veredeling, selectie, opkweek en verzorging;
peilbesluit: besluit als bedoeld in artikel 5.2 van de Waterwet;
planologische compensatie: compensatie van dat wat mogelijk is in het vigerende bestemmingsplan, waarbij het gaat om de oppervlakte in hectares en de milieucategorie;
planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;
projectplan: plan als bedoeld in artikel 5.5 van de Waterwet;
profiel van vrije ruimte: ruimte ter weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder benodigd is ten behoeve van een toekomstige versterking van de waterkering;
provinciale infrastructuur: infrastructuur in beheer bij de provincie en infrastructuur in aanleg die na oplevering in beheer zal komen bij de provincie;
provincie: provincie Zuid-Holland;
regionale waterkering: waterkering, niet zijnde een primaire waterkering als bedoeld in de Waterwet, die beveiliging biedt tegen overstroming, waarvan de plaats indicatief is verbeeld op kaart 3 in bijlage II en nader is bepaald in de legger, bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet;
regionaal waterplan plan: als bedoeld in artikel 4.4 van de Waterwet;
restladingdamp: damp die na het lossen in de ladingtank achterblijft in een door gedeputeerde staten aan te geven minimumconcentratie;
retourneren van water: terugbrengen van onttrokken grondwater in hetzelfde bodempakket als waaruit het onttrokken is, ter voorkoming van negatieve gevolgen van het onttrekken van grondwater, indien en voor zover het bevoegd gezag dit voorschrijft.;
ruimtelijk plan: bestemmingsplan, provinciaal of rijksinpassingsplan, zoals bedoeld in de artikelen 3.1, 3.26 en 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening;
ruimtelijke kwaliteit: kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
ruimtelijke ontwikkeling: bebouwing of gebruik van bebouwing of grond;
saneringsonderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming;
saneringsplan: plan als bedoeld in artikel 39, eerste lid, dan wel artikel 63c, eerste lid, juncto 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming;
schip: schip als bedoeld in artikel 1.01, onder A, onderdeel 1º, van het Binnenvaartpolitiereglement;
schipper: persoon als bedoeld in artikel 1.2.1 van deel 1 van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67) (ADN);
snelle motorboot: snelle motorboot als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A, onder 170, van het Binnenvaartpolitiereglement;
Staat van Bedrijfsactiviteiten: indeling van bedrijven in categorieën overeenkomstig of vergelijkbaar met de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
stedelijke ontwikkeling: stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening;
stekbedrijf: bedrijf dat nagenoeg geheel is gericht op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
stiltegebieden: gebieden als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet milieubeheer;
stoffen: chemische elementen, verbindingen daarvan dan wel mengsels van die elementen of verbindingen;
terreinbeherende organisatie: publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie die het beheer van natuur- en/of recreatiegebieden als doelstelling heeft;
tijdens de vaart: de vaart, bedoeld in artikel 7.2.3.7.2 van deel 7 van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67) (ADN);
toelichting bij een bestemmingsplan: toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening, alsmede:
toestel: toestel als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, daaronder niet begrepen een motorrijtuig;
tuincentrum: detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, attributen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, balkons en terrassen waaronder tuinmeubilair, alsmede de daarbij benodigde hulpmaterialen;
UN: UN-nummer als bedoeld in artikel 1.2.1 Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67) (ADN);
vaarstrook: deel van de vaarweg dat uitsluitend bestemd is voor varend verkeer;
vaarweg: voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water in de zin van artikel 1.01, onder D, onder 5°, van het Binnenvaartpolitiereglement;
vaarwegbeheer: overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van een vaarweg en bijbehorende werken;
vaarwegbeheerder: openbaar lichaam dat is belast met het vaarwegbeheer op grond van de Waterwet of waaraan de uitvoering van het vaarwegbeheer is opgedragen;
vaste stof: stof, anders dan gas of vloeistof;
veiligheidsstrook: parallel aan de vaarstrook en aan weerszijden daarvan richting oever gelegen deel van de vaarweg dat als buffer dient tussen varende en liggende schepen;
veiligheidszone: deel van een vaarweg met een relatief hoog risico op ongevallen;
vervoerder: onderneming, bedoeld in artikel 1.2.1 van deel 1 van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (Trb. 2001, 67) (ADN);
voorzieningen: voorzieningen ter bescherming van de bodem als bedoeld in artikel 8.49, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer;
volwaardig agrarisch bedrijf: agrarisch bedrijf dat naar aard, omvang en redelijkerwijs te verwachten continuïteit en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt; de omvang omvat ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit de verwachten redelijk inkomen;
watergebonden bedrijventerrein: bedrijventerrein of deel daarvan dat aan vaarwater ligt met een vaarklasse van II of hoger met een: haven, kade, drijvende laad- en losinstallatie of scheepshelling of -dok, beperkt tot de aan de laad- en losvoorziening liggende kavel;
waterschap: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap van Delfland, Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Waterschap Hollandse Delta en Waterschap Rivierenland ieder voor zover hun bevoegdheid strekt en zij zijn gelegen in Zuid-Holland;
waterscooter: waterscooter als bedoeld in artikel 1.01, onderdeel A, onder 180, van het Binnenvaartpolitiereglement;
waterstaatswerk: bij het Rijk, de provincie, een gemeente of een waterschap in beheer zijnde wateren, waterkeringen en wegen alsmede, voor zover in beheer bij het Rijk, de provincie, een gemeente of een waterschap, de daarin of daaraan gelegen kunstwerken en hetgeen verder naar hun aard daartoe behoort;
weg: openbare weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 1 van de Wegenwet, met alle bij de weg of het afwikkeling van het verkeer behorende of zich in of nabij de weg bevindende of rechtstreeks verbonden voorzieningen of werken;
weidelijkheid: fatsoenlijk en respectvol omgaan met het landschp, de in het wild levende dieren en de mensen met wie de jager in contact komt, overeenkomstig de door de Jagersvereniging opgestelde gedragscode;
wezenlijke kenmerken en waarden Natuurnetwerk Nederland: kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland die zijn gekoppeld aan de natuurdoelen voor een gebied die zijn opgenomen in het 'Natuurbeheerplan Zuid-Holland', het ‘portaal natuur en landschap’ en de aanwijzingsbesluiten voor de Natura2000-gebieden;
zichtlijn voor de scheepvaart: vrije zicht dat twee elkaar tegemoetkomende schepen, varend in de as van de vaarweg, moeten hebben op een onderlinge afstand van vijf maal de lengte van het maatgevende schip, afhankelijk van de CEMT-klasse van de vaarweg, met een maximum van 600 m.
2. Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:
vaartuig: vaartuig zonder waterverplaatsing, een drijvend casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren.
3. Voor de toepassing van deze verordening op wegen wordt verstaan onder:
beheer: de publiekrechtelijke zeggenschap over en de verantwoordelijkheid voor de weg met inbegrip van de plicht tot onderhoud en de bevoegdheid tot het treffen van maatregelen en het al dan niet toestaan van handelingen van derden of gedogen van situaties die van invloed zijn op de toestand of het gebruik van de weg.
onderhoud: het uitvoeren van alle werken of werkzaamheden die nodig zijn voor de instandhouding van de weg op zodanige wijze dat deze voldoet aan de eisen die daaraan, gelet op zijn functie voor het openbaar verkeer, redelijkerwijs te stellen zijn, in het belang van artikel 3.5.
A. Soorten vogels als bedoeld in artikel 3.59, eerste lid:
B. Soorten vogels als bedoeld in artikel 3.61, eerste lid:
C. Habitatrichtlijnsoorten als bedoeld in artikel 3.61 , tweede lid:
[gereserveerd]
D. Andere beschermde soorten als bedoeld in artikel 3.61 , derde lid:
[gereserveerd]
E. Soorten vogels als bedoeld in artikel 3.61, zevende lid:
F. Andere beschermde soorten als bedoeld in artikel 3.63, tweede lid:
Als bedoeld in artikel 3.59 en 3.61
Bewerken van eieren en nesten
Beperkingen aan de bestrijding van ganzen in de winterperiode
Beperkingen aan de bestrijding van knobbelzwanen
Beperkingen aan de bestrijding van smienten
[1] Voor de definitie van kwetsbaar gewas wordt verwezen naar de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland.
[2] De grens tussen de regio Noordelijke Delta en de overige regio’s wordt gevormd door de Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas, de Noord en de Beneden-Merwede (van west naar oost).
Als bedoeld in artikel 7.4
A. Leges voor omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten
(Als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)
Categorie |
Bouwsom (van - tot) |
Tarief |
1. |
€ 0 - € 7.500 |
€ 520,- |
2. |
€ 7.500 - € 15.000 |
€ 785,- |
3. |
€ 15.000 - € 35.000 |
€ 1.046 ,- |
4. |
€ 35.000 - € 70.000 |
€ 2.091,- |
5. |
€ 70.000 - € 110. 000 |
€ 3.137,- |
6. |
€ 110. 000 - € 150.000 |
€ 4.182,- |
7. |
€ 150.000 - € 260.000 |
€ 5.228,- |
8. |
€ 260.000 - € 515.000 |
€ 10.455,- |
9. |
€ 515.000 - € 1.050.000 |
€ 15.677,- |
10. |
€ 1.050.000 - € 2.750.000 |
€ 26.132,- |
11. |
€ 2.750.000 - € 5.200.000 |
€ 41.810,- |
12. |
€ 5.200.000 - € 10.400.000 |
€ 83.620,- |
13. |
€ 10.400.000 - € 26.000.000 |
€ 156.789,- |
14. |
€ 26.000.000 - € 52.000.000 |
€ 313.579,- |
15. |
> € 52.000.000 |
€ 522.638,- |
B. Leges voor Omgevingsvergunningen voor overige activiteiten
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de volgende activiteiten bedraagt € 100, -:
C. Leges voor aanvragen op grond van de Wet natuurbescherming
Categorie |
Dienst |
Tarief |
1. |
Een besluit van gedeputeerde staten als bedoeld in artikelen 3.3, 3.4, 3.8, 3.9, 3.17, 3.32, 3.34 Wet natuurbescherming, met uitzondering van artikel 3.3, lid 4, onder b, sub 5, en artikel 3.8, lid 5, onder b, sub 4, die gericht zijn op het toelaten van onderzoek |
€ 1.800,- |
2. |
Een vergunning van gedeputeerde staten als bedoeld in artikelen 2.7 en 2.8 Wet natuurbescherming |
€ 1.800,- |
3. |
Een bestuurlijk oordeel van gedeputeerde staten of er wel of geen vergunning of ontheffing nodig is |
€ 1.800,- |
4. |
Een toets van een plan, project of andere handeling aan de Wet natuurbescherming door gedeputeerde staten, niet zijnde een aanvraag om vergunning, ontheffing of bestuurlijk oordeel. |
€ 1.800,- |
5. |
Een besluit van gedeputeerde staten als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onder a en b, Wet natuurbescherming voor een tegemoetkoming in geleden schade aangericht door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren |
€ 300,- |
Als bedoeld in artikel 6.40, onder a
Toepassing van de hierna genoemde onderdelen van artikel 4, hoofdstuk IV, Bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht:
Daar waar in deze tabel ingevolge art. 3.2 Waterwet “provincie” staat, wordt gelezen voor dezen, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
1. Lijst A1 als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland
Vw. nr. |
Vaarweg |
Belast met de uitvoering van het beheer |
A-1 |
Delftse Schie |
Provincie |
Rijn-Schiekanaal |
Provincie |
|
Haagse Trekvliet [vanaf Rijn-Schiekanaal tot toegang Binckhorsthaven] |
Provincie |
|
A-2 |
Rijn-Schiekanaal |
Provincie |
A-3 |
Korte Vlietkanaal |
Provincie |
Rijn |
Provincie |
|
Additioneelkanaal |
Provincie |
|
Katwijkskanaal |
Provincie |
|
A-4 |
Rijn-Schiekanaal |
Provincie |
Oude Rijn |
Provincie |
|
A-5 |
Zijl |
Provincie |
Vaarroute door Kagerplassen |
Provincie |
|
A-6 |
Oude Rijn |
Provincie |
Heijmanswetering, Woudwetering en Paddegat |
Provincie |
|
Vaarroute door Braassemermeer |
Provincie |
|
Oude Wetering |
Provincie |
|
A-7 |
Aarkanaal |
Provincie |
A-8 |
Oude Rijn |
Provincie |
A-9 |
Gouwe en Gouwekanaal |
Provincie |
A-10 |
Merwedekanaal (voor zover gelegen in de provincie Zuid-Holland |
Provincie |
Verbindingskanaal |
Provincie |
|
A-11 |
Amstel (voor zover gelegen in provincie Zuid-Holland) |
Provincie Noord- Holland |
2. Lijst A2 als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Zuid-Holland
Vw-nr |
Vaarweg |
Belast met de uitvoering van het beheer |
A-12 |
Grecht (voor zover gelegen in provincie Zuid-Holland) [inclusief sluis Woerdense Verlaat] |
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
Grecht |
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht |
|
A-13 |
Sluis Bodegraven |
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
A-14 |
Linge (voor zover gelegen binnen de provincie) [tot Verbindingskanaal] |
Waterschap Rivierenland |
A-15 |
Kanaal van Steenenhoek |
Waterschap Rivierenland |
A-16 |
Sluis Middelkade te Alblasserdam |
Waterschap Rivierenland |
A-17 |
Rotte |
Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard |
A-18 |
Hennipsloot |
Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard |
A-19 |
Ringvaart vanaf Hennipsloot en Hollandse IJssel |
Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard |
A-20 |
Kromme Mijdrecht |
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht |
A-21 |
Heinoomsvaart |
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht |
A-22 |
Kollensloot |
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht |
A-23 |
Drecht |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-24 |
Does - Kromme Does - Wijde Aa |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-25 |
Dwarswatering |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-26 |
Oegstgeesterkanaal |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-27 |
Haarlemmertrekvaart (voor zover gelegen in provincie Zuid-Holland) |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-28 |
Leidse Vaart |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-29 |
Ziende |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-30 |
Slikkendammersluis |
Hoogheemraadschap van Rijnland |
A-31 |
Dubbele Wiericke (voor zover gelegen in provincie Zuid-Holland) |
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
3. Lijst B als bedoeld in artikel 5.2 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland
Vw-nr. |
Vaarweg |
Belast met de uitvoering van het beheer |
B-1 |
Delfshavense Schie en Coolhaven |
Gemeente Rotterdam |
B-2 |
Schiedamse Schie |
Gemeente Schiedam |
B-3 |
Schie-Schiekanaal |
Gemeente Rotterdam |
B-4 |
Noorderkanaal [inclusief de Bergsluis] |
Gemeente Rotterdam |
B-5 |
Lingehaven |
Gemeente Gorinchem |
B-6 |
Gekanaliseerde Linge |
Waterschap Rivierenland |
B-7 |
Voedingskanaal |
Waterschap Hollandse Delta |
B-8 |
Brielse Maas/Brielse Meer |
Waterschap Hollandse Delta |
B-9 |
Gekanaliseerde Hollandse IJssel (voor zover gelegen in provincie Zuid- Holland) |
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
B-10 |
Ziendevaart vanaf de Ziendesluis en vaarroute door Nieuwkoopse plassen tot Slikkendammersluis |
Gemeente Nieuwkoop |
B-11 |
Gorinchemse Kanaalsluis |
Waterschap Rivierenland |
Tabel 1 Woningbouwlocaties |
||||
gemeente |
plaats |
naam locatie |
bruto opp in ha |
Overige aanwijzingen |
Holland Rijnland |
||||
Alphen aan den Rijn |
Benthuizen |
Bentlanden II |
7 |
|
Alphen aan den Rijn |
Boskoop |
Torenpad-West |
6 |
|
Alphen aan den Rijn |
Hazerswoude-Rijndijk |
Westvaartpark |
15 |
|
Kaag en Braassem |
Leimuiden |
Leimuiden-West |
7 |
|
Kaag en Braassem |
Roelofarendsveen |
Braassemerland (Westend, Veilingvaart, Centrum, GEM en Waterrijck) |
119 |
|
Katwijk |
Katwijk |
Locatie Valkenburg |
318 |
|
Lisse |
Lisse |
Geestwater of Poelpolder |
11 |
|
Nieuwkoop |
Langeraar |
Langeraar noordwest |
10 |
|
Nieuwkoop |
Nieuwkoop |
Buytewech noord |
17 |
|
Nieuwkoop |
Nieuwkoop |
Vrouwenakker |
3 |
|
Nieuwkoop |
Nieuwveen |
De Verwondering of Hazeweg |
21 |
|
Nieuwkoop |
Noorden |
Land van Koppen |
6 |
|
Nieuwkoop |
Ter Aar |
Ter Aar noordoost |
7 |
|
Noordwijk |
Noordwijk |
Bronsgeest |
15 |
|
Noordwijk |
Noordwijk |
De Nes |
6 |
|
Noordwijk |
Noordwijk |
Offem-Zuid |
27 |
|
Noordwijk |
Noordwijk |
Sancta Maria |
19 |
|
Noordwijk |
Noordwijkerhout |
Molenweg |
3 |
|
Noordwijk |
Noordwijkerhout |
St. Bavo |
14 |
|
Teylingen |
Voorhout |
Hooghkamer |
35 |
|
Teylingen |
Voorhout |
Nieuw Boekhorst of Voorhout |
56 |
|
Voorschoten (en Leidschendam-Voorburg) |
Voorschoten |
Duivenvoordecorridor |
33 (bebouwing 5) |
|
Voorschoten |
Voorschoten |
Starrenburg III |
5 |
|
Haaglanden |
||||
Den Haag |
Den Haag |
Vroondaal Zuid |
15 |
|
Den Haag |
Den Haag |
Westmadepark |
26 |
|
Leidschendam-Voorburg (en Voorschoten) |
Voorburg |
Duivenvoordecorridor |
33 (bebouwing 5) |
|
Pijnacker-Nootdorp |
Pijnacker |
De Scheg |
11 |
|
Pijnacker-Nootdorp |
Pijnacker |
Tuindershof / Keijzershof |
34 |
|
Westland |
De Lier |
Molensloot |
27 |
|
Westland |
Kwintsheul |
De Driesprong |
7 |
|
Westland |
Kwintsheul | De Hak | 5 | |
Westland |
Kwintsheul |
Holle Watering |
16 |
|
Westland |
Monster |
De Duinen |
15 |
|
Westland |
Monster |
Monster noord |
5 |
|
Westland |
Monster |
Westmade |
66 |
|
Westland |
Poeldijk |
Poeldijk Westhof |
21 |
|
Westland | 's-Gravenzande | Gantel De Baak | 5 | |
Westland |
's-Gravenzande |
Poelkade / Het Nieuwe Water |
29 |
|
Westland |
's-Gravenzande |
Waelpark/Waelpolder |
30 |
|
Westland |
Wateringen |
Erasmuszone / Wippolder |
23 |
|
Regio Rotterdam |
||||
Barendrecht |
Barendrecht | Zuidpolder | 4 | |
Brielle |
Brielle |
Oude Goote |
30 |
|
Hellevoetsluis |
Hellevoetsluis |
Boomgaard / Noordwest |
56 |
|
Lansingerland |
Bergschenhoek |
Driehoek Oosteindseweg-Emmastraat |
24 |
|
Lansingerland |
Bergschenhoek |
Hoeksekade noord I |
4 |
|
Lansingerland |
Bergschenhoek |
Hoeksekade noord II |
9 |
|
Lansingerland |
Berkel |
Driehoek Berkel noord |
5 |
|
Lansingerland |
Berkel |
Westpolder / Bolwerk |
53 |
|
Lansingerland |
Bleiswijk |
De Hoefslag / Korenmolenhoek |
10 |
|
Lansingerland |
Bleiswijk |
Schil om Bleiswijk / Merenweg |
28 |
|
Maassluis |
Maassluis |
Dijkpolder / Wilgenrijk |
91 |
|
Nissewaard |
Zuidland |
Kreken van Nibbeland |
16 |
|
Nissewaard |
Oudenhoorn |
De Akkerranden |
6 |
|
Ridderkerk |
Rijsoord |
Geerlaan |
9 |
|
Ridderkerk |
Rijsoord |
Waalbos |
4 |
|
Rotterdam |
Hoek van Holland |
Buitengebied noord en oost II |
47 |
|
Schiedam |
Schiedam |
Spaanse Polder – ‘s-Gravenland |
3 |
|
Westvoorne |
Rockanje |
De Drenkeling |
22 |
|
Drechtsteden |
||||
Dordrecht |
Dordrecht |
Smitsweg |
33 |
|
Hardinxveld-Giessendam |
Giessendam |
De Blauwe Zoom |
10 |
|
Hardinxveld-Giessendam |
Giessendam |
‘t Oog |
15 |
|
Midden-Holland |
||||
Bodegraven-Reeuwijk |
Bodegraven |
Weideveld 2 |
6 |
|
Bodegraven-Reeuwijk |
Driebruggen |
Groendijck-Oost |
3 |
|
Bodegraven-Reeuwijk |
Nieuwerbrug |
De Wijde Wiericke |
3 |
|
Bodegraven-Reeuwijk |
Reeuwijk |
De Steupel |
4 |
|
Bodegraven-Reeuwijk |
Reeuwijk-Brug |
Breevaart, Oude Tol fase III |
3 |
|
Bodegraven-Reeuwijk |
Reeuwijk-Dorp |
Reesvelt |
4 |
|
Gouda |
Gouda |
Westergouwe |
144 |
|
Krimpenerwaard |
Gouderak | Gouderak Oost | 9 | |
Waddinxveen |
Waddinxveen |
De Triangel |
100 |
|
Waddinxveen |
Waddinxveen |
Glasparel+ |
7 |
|
Waddinxveen |
Waddinxveen |
't Suyt / Plan Nooitgedacht |
11 |
|
Zuidplas |
Moerkapelle |
Moerkapelle noord |
28 |
|
Zuidplas |
Moerkapelle |
Moerkapelle zuid |
14 |
|
Zuidplas |
Moordrecht |
De Brinckhorst / Moordrecht west |
14 |
|
Zuidplas |
Nieuwerkerk |
Esse Zoom / Groene Zoom |
30 |
|
Zuidplas | Vijfde Dorp | Vijfde Dorp | 325 | |
Zuidplas |
Zevenhuizen |
Zevenhuizen zuid |
56 |
|
Zuidpplas |
Zevenhuizen | Swanladriehoek | 7 | |
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden |
||||
Gorinchem |
Gorinchem |
Hoog Dalem |
29 |
|
Molenlanden |
Giessenburg | Achter de wetering | 3 | |
Molenlanden |
Giessen-Oudekerk | Giessenburg | 5 | |
Molenlanden |
Giessen-Oudekerk | Bilderhof | 4 | |
Molenlanden |
Groot-Ammers |
De Boomgaard |
4 |
|
Molenlanden |
Langerak |
Woonleefhart |
12 |
|
Molenlanden |
Nieuw-Lekkerland |
Nieuw-Lekkerland Oost |
8 |
|
Molenlanden |
Streefkerk |
Kooikerspad |
4 |
|
Hoeksche Waard |
||||
Hoeksche Waard |
Heinenoord |
Tienvoet |
9 |
|
Hoeksche Waard |
's-Gravendeel |
's-Gravendeel west |
18 |
|
Hoeksche Waard |