|
Beleidskeuze:
Exoten zijn dieren, planten, schimmels of micro-organismen die door menselijk handelen terechtkomen in een gebied waar ze van oorsprong niet voorkwamen, maar zich wel handhaven. Een klein deel van de exoten voelt zich prima thuis in zijn nieuwe omgeving. Deze soorten kunnen zich vestigen in onze natuur en zich snel vermeerderen. Dit zijn de zogenaamde invasieve exoten.Deze exoten kunnen inheemse soorten verdringen of op een andere manier de omgeving voor deze soorten ongeschikt maken. Daarmee kunnen deze exoten een gevaar vormen voor onze biodiversiteit en onze wettelijke N2000-doelen. Ook kunnen sommige exoten leiden tot grote economische schade.
De provincie vindt de introductie en het vestigen van (nieuwe) exoten binnen de provincie niet wenselijk. De provincie zet in op bestrijding en beheersing van de (invasieve) exoten door middel van preventie, eliminatie en beheer. Wanneer (invasieve) exoten inheemse beschermde flora en fauna schaden, al of niet in combinatie met schade aan de economie en/of de volksgezondheid, neemt de provincie maatregelen.
Aanleiding:
In toenemende mate krijgt de provincie Zuid-Holland te maken met (al dan niet invasieve) exoten. De schade die invasieve exoten aanbrengen aan de lokale biodiversiteit is op Europees niveau erkend als een gezamenlijk probleem. Om de verspreiding van invasieve exoten tegen te gaan is er daarom een Europese verordening tot stand gekomen die de lidstaten verplicht om maatregelen te treffen voor exoten die zijn geplaatst op de zogenaamde Unielijst.
Motivering Provinciaal Belang:
De implementatie van EU-exotenverordening (Unielijst) in nationale wetgeving heeft plaatsgevonden door vaststelling van een ministeriële regeling. De provincie is verantwoordelijk voor het bestrijden en beheersen van een aantal exoten zoals benoemd in bijlage 10 van de regeling Wet natuurbescherming. Daarnaast treft de provincie maatregelen tegen invasieve exoten waar de provincie geen wettelijke verplichting voor heeft, als deze inheemse beschermde flora en fauna schaden, al of niet in combinatie met schade aan de economie en/of de volksgezondheid.
Voor het elimineren dan wel beheersen van een tweetal soorten (beverrat en muskusrat) zijn de waterschappen verantwoordelijk. Voor een zestal soorten (de Chinese wolhandkrab en de vijf Amerikaanse rivierkreeften) houdt het Rijk de verantwoordelijkheid.
Toelichting:
De inzet op de bestrijding en beheersing van invasieve exoten vindt plaats door middel van preventie, eliminatie en beheer.
Preventie
Het voorkomen dat invasieve soorten in Nederland worden geïntroduceerd en zich vestigen is primair een rol van de Rijksoverheid. De provincie zet zich waar mogelijk in om verdere verspreiding tegen te gaan en daarmee natuurschade te voorkomen.
Eliminatie
Als de preventie van de introductie van invasieve uitheemse soorten niet is gelukt en de populatie van deze soort nog klein en beheersbaar is, dan moet snel kunnen worden ingegrepen. Het kan dan ter bescherming van de inheemse flora en faunanoodzakelijk zijn, om de stand van deze exoten tot nul te reduceren om grotere schade in de toekomst te voorkomen. Voor de soorten die zich nog niet hebben gevestigd in Zuid-Holland, zal bij vroegtijdige detectie daarom actief worden ingezet op eliminatie van de betreffende soort. Het tijdig ingrijpen voorkomt in een later stadium een eventuele grotere beheerinspanning. Voor invasieve exoten waarvan de populatie nog klein en beheersbaar is, zal eliminatie plaatsvinden door middel van een opdracht op grond van artikel 3.18 (dieren) of 3.19 (planten) van de Wet natuurbescherming.
Beheer
Voor invasieve exoten die al gevestigd en ruim verspreid zijn, en niet in redelijkheid uit te roeien zijn, worden beheersmaatregelen getroffen. De te treffen maatregelen kunnen variëren van het elimineren in geïsoleerde gebieden of wateren, naar beheersen in de meest kwetsbare gebieden en habitats of tot alleen beheersen daar waar deze soorten ook andere belangen schaden. Bij de aanpak van deze wijdverspreide, niet meer uit te roeien soorten, heeft de provincie een grotere mate van beleidsvrijheid dan bij de nog niet gevestigde en beperkt verspreide, nog uitroeibare soorten.
De Europese Exotenverordening is primair bedoeld om schade aan de inheemse beschermde flora en fauna te voorkomen. Daarom is het uitgangspunt bij exotenbeheer dat de provincie alleen mogelijk zal bijdragen aan de kosten van beheermaatregelen ter bestrijding van wijdverspreide invasieve exoten, indien er (ook) een concreet biodiversiteitsbelang in het geding is. Dit houdt in dat de provincie invasieve exoten beheert die wijdverspreid zijn, maar alleen in en rond eigen gebieden, NNN en N2000-gebieden of als deze soorten een belangrijke populatie vogel- of habitatrichtlijnsoorten in het buitengebied bedreigen.
Daar waar bestrijding van deze niet meer uitroeibare / wijdverspreide exoten samenvalt met een publieke taak van een andere overheid dan de provincie en niet of in zeer beperkte mate met het provinciale beschermde biodiversiteitsbelang, ligt het initiatief en de verantwoordelijkheid naar de mening van de provincie bij het betreffende bestuursorgaan. Indien een ander bestuursorgaan of particulier een wijdverspreide exoot wil verwijderen op eigen gronden met beperkt beschermd biodiversiteitsbelang, dan zijn de met bestrijding samenhangende kosten primair voor diens rekening.
Beleidskeuze:
De aanwezigheid van dieren staat soms op gespannen voet met andere (maatschappelijke) belangen. Denk aan openbare veiligheid, volksgezondheid, landbouw of belangen van flora en fauna zelf. Dieren kunnen zorgen voor overlast, schade en onveilige situaties in het agrarische gebied, in de stad, in de haven en zelfs in natuur- en recreatiegebieden.
Om conflicten tussen de aanwezigheid van dieren en andere belangen te voorkomen én om draagvlak te behouden voor natuur grijpt de provincie bij bepaalde populaties in om daarmee schade/risico’s te beperken. Dit wordt niet uitgevoerd om de natuur te bedwingen, maar om te zorgen voor balans. Binnen het faunabeheer streeft de provincie naar een gezond evenwicht in populaties en weegt zorgvuldig de belangen van natuur en samenleving af. Waar nodig worden maatregelen getroffen, bijvoorbeeld ten behoeve van bescherming van flora en fauna, openbare veiligheid en volksgezondheid alsmede beperking van (landbouw)schade of andere wettelijke belangen
De Provincie reguleert dit op grond van de Wet natuurbescherming met de volgende instrumenten: vrijstelling, ontheffing, opdracht, het goedkeuren van de door de stichting Faunabeheereenheid Zuid-Holland vastgestelde faunabeheerplannen en het verlenen van tegemoetkomingen voor geleden schade door natuurlijk in het wild levende en inheemse beschermde dieren.
Aanleiding:
Ondanks de forse verstedelijking en het intensief gebruikte wegennet doet een aantal diersoorten binnen de provincie Zuid-Holland het goed en komen zij in steeds grotere aantallen voor. De aanwezigheid van dieren draagt bij aan de biodiversiteit en vergroot de natuurbeleving. Veel inwoners en recreanten genieten hiervan. Echter de aanwezigheid van bepaalde dieren staat ook op gespannen voet met andere belangen. Denk aan openbare veiligheid, volksgezondheid, landbouw of de belangen van flora en fauna. Dieren kunnen zorgen voor overlast, schade en onveilige situaties in het agrarische gebied, in de stad, in de haven en zelfs in natuur- en recreatiegebieden.
Motivering Provinciaal Belang:
De provincie verleent in het kader van de wettelijke belangen vrijstelling of ontheffing van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Indien het vanuit de wet niet of beperkt mogelijk is om een vergunning af te geven voor het bestrijden van schade aan landbouwgewassen door het verjagen of doden van in het wild levende inheemse soorten, is in de Wet natuurbescherming bepaald, dat de provincie in voorkomende gevallen tegemoetkomingen verleent in geleden schade door natuurlijk in het wild levende en beschermde dieren.
Toelichting:
Op grond van de Wet natuurbescherming zijn de meeste inheemse zoogdieren en alle inheemse vogels beschermd. Binnen de kaders van de wet hebben de provincies enige vrijheid in de mate van bescherming van deze diersoorten ofwel de bereidheid om in te grijpen, c.q. te reguleren in de ontwikkeling van dierpopulaties (omvang en verspreiding). Dit speelt met name bij diersoorten die in verspreiding en/of populatie toenemen en impact hebben op de wettelijke belangen van landbouw, verkeers- en vliegveiligheid, volksgezondheid en flora en fauna. Een klein deel van de verantwoordelijkheid ligt nog bij het Rijk (ministerie van LNV).
Op basis van de Wet natuurbescherming stellen Provinciale Staten middels de Omgevingsverordening regels waaraan de wildbeheereenheden (WBE’s), de Faunabeheereenheid Zuid-Holland (FBE) en de door de FBE vastgestelde faunabeheerplannen in elk geval moeten voldoen. Gedeputeerde Staten toetsen daarbij de door het bestuur van de FBE vastgestelde faunabeheerplannen en keuren deze goed. De provincie maakt uitvoering van faunabeheer mogelijk door middel van vrijstelling (PS), ontheffing (GS) en/of opdracht (GS). Ook stellen Gedeputeerde Staten beleidsregels vast voor het verlenen van tegemoetkomingen in de schade.
Het faunabeheer in Zuid-Holland wordt uitgevoerd door de FBE en de WBE’s. De FBE heeft als wettelijke taak om faunabeheerplannen op te stellen met als doel de gecoördineerde uitvoering van het provinciale beleid. De uitvoering in het veld gebeurt door de lokale bij wet aangewezen WBE’s. De werkwijze van de FBE en de WBE’s en de faunabeheerplannen zijn gebonden aan regels die de provincie stelt in de Omgevingsverordening. Daarnaast is er een Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland, waarin onder andere beschreven staat, hoe wordt omgegaan met tegemoetkoming in de schade die door in het wild levende beschermde dieren is veroorzaakt.
Hieronder zijn enkele voorbeelden benoemd van faunasoorten, waarvoor de provincie maatregelen treft ten behoeve van de wettelijke belangen.
Ganzen
De provincie zet zich jaarrond actief in om de populatie standganzen binnen de provincie te reduceren tot op een niveau waarbij de schade acceptabel en de populatie beheersbaar is. Daarnaast is van groot belang dat ganzen met alle geschikte middelen, inclusief afschot, worden verjaagd van plaatsen waar ernstige schade kan ontstaan. Gedurende de winterperiode wordt rekening gehouden met de rust binnen Natura 2000 gebieden en met de aangewezen ganzenrustgebieden.
Bever
De bever heeft als icoonsoort een belangrijke functie binnen de provincie Zuid-Holland, maar daar waar de bever een gevaar vormt voor o.a. de (water)veiligheid grijpt de provincie actief in.
Reeën
De reeënpopulatie neemt toe en daarmee ook de verspreiding binnen de provincie. De omvang van de populatie wordt gereguleerd ter bescherming van diverse wettelijke belangen waaronder het voorkomen van aanrijdingen, het lijden van de reeën zelf en schade aan gewassen.
Predatoren
Ter bescherming van kwetsbare soorten, waaronder grond-broedende vogels zoals weidevogels en kustbroedvogels, zet de provincie in op het voorkomen dan wel beperken van predatie door bijvoorbeeld de vos en (verwilderde) huiskatten.
Verwilderde dieren
De provincie vindt het vestigen van nieuwe (populaties) verwilderde dieren binnen de provincie niet wenselijk.
Damherten in de Noord en Zuid-Hollandse duinen.
De provincie zet in op een gezonde populatie damherten in het huidige leefgebied in de duinen waarbij wordt gestreefd naar een evenwicht met de belangen verkeersveiligheid, schade aan gewassen en aan de inheemse flora en fauna.
Beleidskeuze:
Soortenbescherming richt zich vooral op de beschermde flora- en faunasoorten buiten Natura 2000 gebieden. Want natuur is niet iets dat zich exclusief afspeelt in de beschermde natuurgebieden. Ook de stedelijk omgeving van Zuid-Holland vervult een belangrijke waarde voor flora- en faunasoorten. Actieve soortenbescherming vormt daarmee een noodzakelijke en wettelijk vastgelegde aanvulling op de gebiedsbescherming. Hierbij gaat het niet alleen om de inrichting en het treffen van maatregelen maar ook om het juiste beheer: dit kan het succes maken of breken.
Als de basiscondities op orde zijn en ecosystemen goed kunnen functioneren, ontstaat een leefomgeving waarin de provincie aan die zorg voor planten en dieren voldoet; en een natuur die kan voorzien in de ecosysteemdiensten waar wij als mens afhankelijk van zijn. Denk daarbij aan essentiële functies als bestuiving van voedselgewassen, natuurlijke plaagbestrijding, schone lucht, inspiratie en ontspanning.
Aanleiding:
De biodiversiteit in Zuid-Holland staat onder druk door het groeiend aantal inwoners en bezoekers, economische ontwikkelingen, intensivering van de landbouw, verstedelijking (verdwijnen leefgebieden), klimaatverandering, bodemdaling en uitputting van de natuurlijke bronnen (inclusief depositie van stikstof en lozing van verontreinigende stoffen). De doelstellingen op het gebied van biodiversiteit, gemeten aan de EU-doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR), zijn niet haalbaar zonder het vergroten en versterken van de biodiversiteit ook buiten de natuurgebieden. Enkel het passief beschermen van soorten volstaat niet en daarbij is ook actieve soortenbescherming noodzakelijk.
Motivering Provinciaal Belang:
Een gezonde leefomgeving is van belang. Niet alleen voor de mensen die er wonen en werken, maar ook voor de planten en dieren die er voorkomen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de provincie. De provincie is sinds 2017 verantwoordelijk voor de natuur binnen en buiten natuurgebieden. Via natuurbeleid draagt de provincie zorg voor het nakomen van de landelijk of Europees gestelde doelen. Daarnaast is de provincie Zuid-Holland partner van het Deltaplan Biodiversiteit.
Toelichting:
In de maatregelen maken we onderscheid tussen actieve, passieve en proactieve soortenbescherming:
Actieve soortenbescherming richt zich op (fysieke) maatregelen binnen én buiten het natuurnetwerk en de natuurgebieden. Het doel is om bij te dragen aan een gezonde populatie (de zogenaamde ‘gunstige staat van instandhouding’) van de hier voorkomende soorten en daarmee de achteruitgang van de biodiversiteit te keren. Het kan hierbij gaan om maatregelen die het leefgebied van bepaalde soorten verbeteren, zoals het vergroten van het aanbod aan verblijfsmogelijkheden van vleermuizen of het herstel van landschapselementen als cruciaal leefgebied van soorten van het boerenland.
Actieve soortbescherming draagt ook bij aan versterking van de biodiversiteit. Dit is niet alleen noodzakelijk vanwege verantwoordelijkheid van de provincie wat betreft de zorg voor plant- en diersoorten, maar ook vanwege het nut van goed functionerende ecosystemen voor de mens (ecosysteemdiensten). Door natuurinclusief te handelen en ontwerpen kan bovendien vertraging van projecten bij toetsing achteraf worden voorkomen (zie ook verderop bij proactieve soortenbescherming). De beleidskeuze onderstreept dit belang. En we brengen dit in praktijk door actieve bijdragen aan toetsingsinstrumenten zoals de landelijke maatlat voor groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving en door mee te werken aan convenanten voor toekomstbestendige woningbouw.
Passieve soortenbescherming richt zich op het verbieden van handelingen die de populatie van beschermde soorten kunnen aantasten, waarbij met ontheffingen uitzonderingen op deze handelingen kunnen worden mogelijk gemaakt. Waarbij de aantasting zoveel mogelijk wordt beperkt dan wel gecompenseerd.
Proactieve soortenbescherming is een vorm van passieve soortenbescherming. Bij deze vorm worden voorafgaand aan een ontwikkeling, bijvoorbeeld de sloop van woningen, maatregelen getroffen ten gunste van een duurzame instandhouding van gebouw bewonende soorten als vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen. Vooraf worden de negatieve effecten geïnventariseerd en maatregelen genomen ten gunste van duurzame instandhouding van een populatie van die soorten. Door aan de voorkant in gesprek te gaan en leefgebied voor de beschermde soorten te borgen worden achteraf knelpunten voorkomen en kunnen tijd en kosten worden bespaard.
Deze benadering is zichtbaar bij de projecten die Zuid-Holland uitvoert in de fysieke leefomgeving (zoals Actieplan Boerenlandvogels) en komt ook naar voren bij de inzet van beleidsinstrumenten als vergunningen.
Ook dierenopvang betreft (beschermde) diersoorten. Het gaat hier echter over zorg voor individuele exemplaren en dient daarmee een ander doel dan de wettelijke taak van de provincie ten aanzien van behoud van natuur en biodiversiteit. Dierenopvang vervult vooral een maatschappelijke functie en draagt niet bij aan de bescherming of het verbeteren van het leefgebied van beschermde inheemse soorten noch aan de gunstige staat van instandhouding van beschermde diersoorten. Dierenopvang-organisaties maken geen onderscheid tussen dieren. Dit betekent dat deze organisaties bijvoorbeeld ook (al dan niet invasieve) exoten opvangen, evenals soorten waarvan de populatie in Zuid-Holland beheerd wordt in verband met schade aan de biodiversiteit, landbouw of risico's op de veiligheid. Individuen van deze soorten worden, net als de meer inheemse beschermde soorten, weer uitgezet nadat ze aangesterkt/hersteld zijn. Dat staat in contrast met de praktijk buiten het opvangcentrum waar deze diersoorten actief bestreden en beheerd (moeten) worden. Dierenopvang wordt dan ook niet vanuit het soortenbeleid ondersteund. Voor zover het in het wild levende soorten betreft is de passieve soortbescherming uiteraard van toepassing. Middels een subsidie voor professionalisering van de dierenopvang wil de provincie eenmalig bijdragen aan dit dossier.