|
Voor u ligt de partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRSph) en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRVph). Deze partiële herziening betreft de volgende onderwerpen (in dezelfde volgorde weergegeven als in de PRS en PRV):
Per onderwerp wordt beschreven:
In deze herziene tekst is middels gemarkeerde tekst aangegeven wat toegevoegd is en middels doorgehaalde tekst aangegeven wat weggehaald is.
Februari 2013 zijn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de
Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) vastgesteld. Bij vaststelling hiervan
was al duidelijk dat er een partiële herziening nodig zou zijn, onder andere om te
voldoen aan het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) van de Rijksoverheid
dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden. Het voldoen aan het Barro kon niet meegenomen
worden in de PRS en PRV, omdat de tervisielegging hiervan in de eerste helft van 2012
heeft plaatsgevonden.
De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van
de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie,
niet voor andere partijen. Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid uit de PRS
naar gemeenten is de PRV opgesteld. Deze is bindend voor gemeenten. In deze partiële
herziening zijn zowel wijzigingen aan de PRS, als wijzigingen aan de PRV opgenomen.
Conform het Besluit ruimtelijke ordening bieden wij de PRSph en de PRVph elektronisch (digitaal) aan. De PRSph en PRVph zijn daarom te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl en op de site van de provincie: http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer). Hiertoe zijn beide herzieningen objectgericht opgesteld.
In overeenstemming met de wettelijke vereisten, hebben de Ontwerp-PRSph en -PRVph
zes weken ter inzage gelegen, van dinsdag 22 oktober 2013 tot en met maandag 2 december
2013. Gedurende deze zes weken heeft de provincie 22 zienswijzen ontvangen. Gedeputeerde
Staten (GS) hebben hun reactie op de zienswijzen verwoord in de concept Nota van Beantwoording
(NvB). Provinciale Staten (PS) hebben in bij de vaststelling van de PRSph en PRVph
op 10 maart 2014 de door GS in de concept NvB voorgestelde wijzigingen overgenomen.
Gelijk met de ontwerp-PRSph en -PRVph heeft ook de aanvulling op de bijlage van de
planMER ter inzage gelegen. De planMER is niet als zelfstandig document door PS vastgesteld,
maar bevat informatie voor de besluitvorming over de PRS. Dit geldt ook voor deze
aanvulling.
De teksten en objecten in de PRSph en PRVph zijn door PS apart vastgesteld. Apart
betekent, dat ze niet worden “ingevoegd” in de bestaande PRS en PRV. Op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn deze aparte plannen terug te vinden. Op deze website zal na vaststelling tevens
een (ambtelijke) geconsolideerde versie te vinden zijn. De geconsolideerde versie
wordt ook op de provinciale website http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer) geplaatst. De geconsolideerde versie heeft geen juridische status.
De leefomgeving van mensen en de ruimtelijke inrichting hangen nauw met elkaar samen.
Om tijdens het opstellen van de PRS vroegtijdig inzicht te krijgen in de effecten
van ons voorgenomen ruimtelijk beleid op de leefomgeving, hebben we bij de PRS een
planMER, een Milieu Effect Rapportage, opgesteld. Hierin beoordelen we de (duurzaamheids)effecten
van het nieuwe beleid en vergelijken dit met de effecten bij voortzetting van het
bestaande beleid.
Voor de PRSph is een aanvulling van de planMER voor de bijlage “Effecten provinciale
ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur” gemaakt. De reden hiervoor is, dat
er in de PRSph een nieuwe windlocatie is opgenomen, die net als de ruimtelijke ontwikkelingen
in de PRS, getoetst is op de effecten op natuur. Aangezien deze nieuwe windlocatie
ook nabij een stiltegebied ligt, is een toets hierop eveneens opgenomen.
De conclusie van de onderzochte effecten van de windenergielocatie Vianen op beschermde natuur in de omgeving is: (1) er zijn geen significant negatieve effecten te verwachten voor de Natura 2000-gebieden Lingedijk & Diefdijk, Uiterwaarden Lek en Zouweboezem; (2) significant negatieve effecten kunnen niet op voorhand worden uitgesloten voor de ecologische hoofdstructuur in de polder Autena, de polder Bolgerijen en de polder Boven-Autena; (3) Voor de beschermde soorten in en rond het plangebied kunnen significant negatieve effecten niet op voorhand worden uitgesloten.
De conclusie voor de stiltegebieden is, dat de drie geplande windturbines bij Vianen geen bedreiging zullen vormen voor de akoestische kwaliteit van het stiltegebied Hei- en Boeicop.
Van de PRS maken een visiekaart en een beleidskaart deel uit. De visiekaart wordt
met deze partiële herziening niet gewijzigd. De beleidskaart bestaat uit kaartlagen
en objecten. Aan elk object is in de PRS beleid gekoppeld. Ook de PRV is objectgericht
opgebouwd. Een deel van de objecten van de PRS en PRV wordt met deze partiële herziening
gewijzigd. De overige, ongewijzigde objecten zijn in de partiële herziening niet verbeeld.
In de digitale weergave zijn de kaartlagen opgenomen in één kaart en kunnen deze worden
aan- of uitgezet. In de analoge (papieren) versie is elke kaartlaag een afzonderlijke
kaart. Ze moeten echter wel in samenhang worden beschouwd, zoals digitaal gebeurt.
Alle gegevens die op de kaarten staan (objecten), zijn gedetailleerd ingetekend op
ondergronden van de Topografische Dienst/Kadaster. Omdat de ondergrond van de analoge
(papieren) versie minder nauwkeurig is, lijkt het soms dat objecten niet op de juiste
locatie worden weergegeven. Hier wijkt de ondergrond af van de feitelijke situatie,
het object is altijd correct gesitueerd.
In deze paragraaf zijn de aanleidingen voor de wijzigingen in de PRSph en de PRVph samengenomen. De paragraafnummering van de digitale PRSph volgt na hoofdstuk 1 de paragraafnummering van de PRS. De PRSph bevat alleen de gewijzigde (delen van) paragrafen. Dit geldt ook voor de PRVph. De artikelnummering van de digitale PRVph volgt de artikelnummering van de PRV. De digitale PRVph bevat alleen de gewijzigde delen van de opgenomen artikelen.
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp ruimte bieden voor duurzame
energie in de vorm van experimenteerruimte en het onderwerp windenergie, zowel de
ambitie als een nieuwe windenergielocatie bij Vianen. Er zijn teksten gewijzigd in
de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en teksten toegevoegd aan
de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Ook zijn de kaarten over energie
in zowel de PRS, als de PRV aangepast.
Onderbouwing experimenteerruimte voor duurzame energie
In de PRS is aangegeven dat de provincie Utrecht in de structuurvisieperiode de ontwikkeling
van innovaties op het gebied van duurzame energie ondersteunt, inclusief het bieden
van eventuele benodigde experimenteerruimte, bijvoorbeeld in de vorm van proeftuinen.
Een eerste verkenning hiervoor heeft plaatsgevonden, en daaruit is gebleken dat het
behulpzaam kan zijn om de experimenteerruimte niet alleen in de PRS aan te kondigen,
maar ook in de PRV te borgen. Om die reden is er een artikel hiervoor aan de PRV toegevoegd.
In dit nieuwe artikel wordt daarbij ook ruimte geboden voor de invulling van zogenaamde
pauzelandschappen met duurzame energie. Het betreft gebieden waar al wel (op structuurvisieniveau)
een bepaalde ontwikkeling is beoogd, maar waarbij de realisatie nog op zich laat wachten.
Tijdelijk kan invulling gegeven worden aan innovatieve vormen van duurzame energie
op dit soort locaties. De realisatie van innovatieve ontwikkelingen op het gebied
van duurzame energie wordt ook opgenomen in artikel 4.2 van de PRV.
Onderbouwing Windenergie
In de PRS is aangekondigd, dat wij op korte termijn starten met een partiële herzieningsprocedure
van de PRS en PRV ten behoeve van een zoeklocatie windenergie in de zuidoost oksel
van knooppunt Everdingen, in de Autenasepolder langs de A2. Dit object is in de PRS
ter informatie als toelichtend object op de kaart opgenomen.
Met de PRSph is hier invulling aan gegeven. De afweging op basis van milieu (geluid,
slagschaduw, veiligheid), kernkwaliteiten van de Utrechtse Landschappen en mogelijke
beperkingen vanuit andere beleidsterreinen, zoals Rijksbeleid voor vrijwaringszones
voor radar en langs hoofdinfrastructuur en Natura 2000, levert als conclusie op dat
er geen zwaarwegende ruimtelijke bezwaren bestaan tegen windturbines op de genoemde
locatie nabij Vianen.
Dit komt met name, doordat de locatie dicht bij de A2/A27 en knooppunt Everdingen
ligt, maar niet in vrijwaringszones hiervan. Bovendien is de locatie niet in een natuurgebied
gelegen. Daarbij komt dat er meerdere windturbines op deze locatie worden geplaatst,
zodat er geen sprake is van solitaire plaatsingen.
De locatie is wel gelegen in het landschap Groene Hart. In de Voorloper Groene Hart
is vastgelegd dat er geen nieuwe initiatieven voor windenergielocaties worden opgenomen.
Deze locatie kan echter worden gezien als een alternatief voor de nu niet op te nemen
locaties in het Groene Hart bij Woerden, Abcoude en Breukelen, die wel in de PRS 2005-2015
waren opgenomen. Om die reden zien wij de locatie ook vanuit landschap als aanvaardbaar.
In de onderhandelingen tussen het Interprovinciaal Overleg en het Rijk zijn inmiddels
nieuwe afspraken gemaakt over de verdeling van de ambitie, waarbij voor de provincie
Utrecht de opgave is vastgesteld op 65,5 MW.
Wat is veranderd?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
Plan-MER Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Cultureel erfgoed, de begrenzing
van het militair erfgoed de Stelling van Amsterdam en van de buitenplaatszones in
de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke
Verordening 2013 (PRV) en de tekst van archeologie in de PRV.
Onderbouwing
Voor de begrenzing van het militair erfgoed, Stelling van Amsterdam, zijn de eerder
vastgestelde grenzen topografisch verfijnd. We hebben dezelfde systematiek aangehouden
als de provincie Noord Holland en gaan de officiële begrenzing van het werelderfgoed
volgen, zoals deze door het Rijk is gepreciseerd en bij wijze van update wordt ingediend
bij Unesco. Noord-Holland en Utrecht veranderen hun begrenzing gelijktijdig.
Voor de buitenplaatszones gaat het om correcties (uitbreidingen) van de begrenzing
van enige buitenplaatsen. Bij het opstellen van de zogenaamde ‘buitenplaatsbiotopen’
is aan het licht gekomen dat bij enige buitenplaatsen de begrenzing niet correct is
weergegeven in vergelijking met de werkelijke situatie en dit is nu hersteld.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Limes en de Stelling van Amsterdam zijn in het
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) door het Rijk aangemerkt als
erfgoed van uitzonderlijke universele waarde, in medebewind te beschermen door de
provincies. Het Nederlandse deel van de Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie staan
op de Voorlopige Lijst om benoemd te worden tot Unesco Werelderfgoed, de Stelling
van Amsterdam heeft deze status al. Een goede bescherming is essentieel voor het verkrijgen
(en behouden) van de Unesco status.
Voor de Limes hebben het Rijk en de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland,
verenigd in de Nederlandse Limessamenwerking, mede daarom gezamenlijk gewerkt aan
een planologisch-juridisch ruimtelijk kader dat als basis kan dienen voor een samenhangend
beschermingsregime. Het streven was daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande
planregels en beschermingsinstrumenten en deze op één lijn te brengen.
Parallel aan het proces van vaststelling van de PRV heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden
over het verankeren van de Romeinse Limes in de provinciale ruimtelijke verordeningen
van de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland. De resultaten van dit overleg
leiden tot enkele aanpassingen in de PRV ten aanzien van de regels voor de te beschermen
zones.
Wat is veranderd?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp rode contour. In het object
rode contour (toelichtend) en stedelijk gebied / binnenstedelijke woningbouw op de
kaarten van zowel de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV), als de Provinciale
Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is een wijziging doorgevoerd ter hoogte
van Achterberg in de gemeente Rhenen en is een wijziging doorgevoerd bij de gemeente
Utrecht ten behoeve van het ‘Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie’. Voor dit
laatste zijn ook teksten gewijzigd in de PRS.
Onderbouwing rode contour Achterberg
Op 19 juni 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (201204983/1/R2)
geoordeeld dat GS niet op rechtsgeldige wijze kunnen voldoen aan de voorwaarde voor
het verlenen van de ontheffing op grond van artikel 4.1, vijfde lid, onder c, van
de PRV 2009. Het betreft hier het zogenaamde “touwtje”: nieuwe verstedelijking buiten
de rode contour wordt gecompenseerd door het schrappen van een voor een bebouwing
geschikte locatie elders binnen en aan de rand van het stedelijk gebied. De Afdeling
oordeelt dat uit de PRV 2009 niet volgt dat GS bevoegd zijn tot het aanpassen van
de kaarten. Bij gebreke van een dergelijke bevoegdheidstoedeling moet er naar het
oordeel van de Afdeling van worden uitgegaan dat uitsluitend PS daartoe bevoegd zijn.
Deze uitspraak heeft consequenties voor het nog vast te stellen bestemmingsplan van
de gemeente Rhenen. De gemeente Rhenen heeft een ontheffing aangevraagd voor een contouraanpassing
van de kern Achterberg. De ontheffing is op 6 maart 2012 door GS verleend. In deze
partiële herziening wordt als nog voorzien in een contouraanpassing. De aanpassing
betreft het wijzigen van de rode contour aan De Dijk tussen nummer 13 en 23. Door
de overschrijding van de rode contour op een tweetal plekken ontstaan twee erven (om
de bouw van woningen mogelijk te maken) en wordt een gewenste zichtlijn naar het achterland
gewaarborgd. De compensatie vindt plaats in het tussengelegen deel, waar de rode contour
teruggelegd zal worden.
Tegen het op d.d. 6 maart 2012 genomen besluit om ontheffing is bezwaar gemaakt. Aangezien
dit beroep in het kader van het bestemmingsplan aan bod dient te komen en deze zitting
nog niet heeft plaatsgevonden, haalt de partiële herziening, waarin de verlegging
van de rode contour is opgenomen, deze procedure in. Daarom nemen we de ingediende
bezwaren tegen het genomen besluit om ontheffing mee als zijnde een inspraakreactie
tegen de partiële herziening van de PRS/PRV. De bezwaarmakers worden hierover geïnformeerd.
Onderbouwing rode contour Utrecht
In december 2011 hebben het Nationaal Kinderoncologisch Centrum (NKOC), thans Prinses
Máxima Centrum voor Kinderoncologie (PMC) en het Utrechts Medisch centrum (UMC) een
intentieverklaring voor een verregaande samenwerking getekend. Doel is het realiseren
van een centrum voor zorg en research in de kinderoncologie. Vanwege de nauwe samenwerking
met het UMC op zowel medisch als facilitair gebied dient de nieuwbouw van het centrum
in de onmiddellijke nabijheid van zowel het universitair kinderziekenhuis (Wilhelmina
kinderziekenhuis) als het volwassenen kankercentrum (UMC Utrecht Cancer Center) op
de Uithof in Utrecht te worden gerealiseerd. De beoogde locatie is gelegen direct
ten oosten van het Wilhelmina kinderziekenhuis (WKZ). Met de concentratie van de zorg
op het gebied van kindergeneeskunde en research zal het PMC het grootste centrum voor
kinderoncologie in Nederland worden en tevens een Europees Centre of Excellence. De
vestiging van het PMC op de beoogde locatie draagt bij aan de ambitie en ontwikkeling
van het Utrechts Science Park in de Uithof. In de onmiddellijk nabijheid van het UMC/WKZ
is geen andere ruimte voor een dergelijke functie beschikbaar.
In de PRS is aangegeven dat wij willen meewerken aan de vestiging van het Nationaal
Kinder Oncologisch Centrum op de Uithof in de directe nabijheid van het WKZ. Ook is
aangegeven dat zodra er concrete plannen zijn die een aanpassing van de rode contour
noodzakelijk maken, wij zullen starten met een partiële herziening. Op de bij de structuurvisie
behorende kaart ‘Regionale uitwerking’ is met een ster een indicatieve aanduiding
voor de gewenste locatie voor het PMC aangegeven. Deze vervangen wij door een indicatieve
rode contour.
Naast de locatie van het PMC wordt de Uithoflijn gerealiseerd. Hiervoor is een boogverruiming
nodig die net buiten de rode contour valt. Dit levert een beperkte aanpassing van
de rode contour op, die in deze indicatieve rode contour is meegenomen.
Wat is veranderd?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Er zijn teksten toegevoegd aan de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
(PRS) en gewijzigd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Daarnaast
is aan het artikel EHS een lid toegevoegd naar aanleiding van recente jurisprudentie
van de Raad van State. De kaarten over de EHS in de PRV en de PRS zijn aangepast,
zowel naar aanleiding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, als naar
aanleiding van de motie over de Houtkades Lopikerwaard.
Onderbouwing Barro
Op 1 oktober 2012 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking
getreden. Dit Besluit bevat Rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting
van Nederland. Het gaat om de aangekondigde onderwerpen Ecologische Hoofdstructuur,
elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid
rond Rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen
buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. De ladder
voor duurzame verstedelijking is op 1 oktober 2012 aan het Besluit ruimtelijke ordening
(Bro) toegevoegd.
Het Barro voorziet in de juridische borging van nationale ruimtelijke belangen. Een
deel van de regels in het Barro is direct kaderstellend voor gemeentelijke bestemmingsplannen.
Een ander deel verplicht de provincies om in hun verordeningen dergelijke kaderstellende
regels uit te werken. Dat laatste is onder andere het geval bij de regels voor de
EHS.
De PRV voldoet voor het grootste deel aan het Barro zoals dat op 1 oktober 2012 in
werking is getreden. Met de PRV hebben we op het Ontwerp Barro geanticipeerd en dat
heeft voor de meeste onderwerpen goed uitgepakt. Alleen voor de EHS wijkt het in werking
getreden Barro dusdanig af van het Ontwerp Barro, dat er enkele wijzigingen in de
PRV en op de kaarten bij PRS en PRV nodig zijn. Het gaat om de volgende elementen:
Onderbouwing EHS-saldobenadering
Naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad
van State op 19 juni 2013 (201204983/1/R2) is het noodzakelijk om aan artikel 4.11
Ecologische hoofdstructuur een nieuw lid toe te voegen. Door toepassing van de EHS-saldobenadering
kan de feitelijke begrenzing worden gewijzigd (verkleining of aantasting van de EHS
op de ene plaats, uitbreiding en verbetering op een andere plaats). Geregeld moet
worden dat GS de kaarten/objecten kunnen wijzigen, zoals dit ook al is geregeld met
betrekking tot de groene contour (toevoeging aan de EHS als binnen de groene contour
natuur is gerealiseerd).
Onderbouwing Houtkades Lopikerwaard
Tijdens de behandeling van de PRS en PRV in PS in de vergadering van 4 februari 2013
zijn enkele moties aangenomen, waaronder de Motie Houtkades Lopikerwaard.
Bij de motie Houtkades Lopikerwaard is de volgende toelichting gegeven:
“De Houtkades Lopikerwaard zijn reeds bestaande natuur, die in de PRS 2005-2015 onderdeel
zijn van de EHS. Omdat het om bestaande natuur gaat, zijn ze geen onderdeel van de
afspraken in het kader van het Akkoord van Utrecht (die betreffen nieuwe natuur).
Wel heeft de provincie daarnaast gekeken naar de EHS op het punt van samenhang en
voorkomen van versnippering. Vanuit die optiek is het voorstelbaar dat GS ertoe zijn
gekomen de houtkades te schrappen, mede gezien de cultuurhistorische bescherming.
Echter, natuurorganisaties hebben aangegeven dat de ecologische waarde ligt in de
functie als ‘stepping stone’ en verbindingszone en als vestigings- en vluchtplaats
voor diverse flora en fauna. Volgens de reactienota onderschrijven GS die ecologische
waarde ook. Het behouden in de EHS maakt de bescherming voor mogelijke initiatiefnemers
duidelijker en biedt meer waarborgen voor de bescherming van de ecologische waarde.”
In de motie wordt GS opgedragen de Houtkades Lopikerwaard concreet te begrenzen, zoals
ook bij andere bestaande natuur in ecologische verbindingszones is gedaan en de concreet
begrensde Houtkades Lopikerwaard bij de eerste partiële herziening van de PRS en PRV
toe te voegen aan het object ecologische hoofdstructuur in de PRS en de PRV.
Wat is veranderd?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
In zowel de tekst van de PRS, als van de PRV is een schema opgenomen. Deze schema’s
zijn niet gewijzigd.
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp technische correcties in de
Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Er zijn teksten gewijzigd in de PRV.
Onderbouwing
In de algemene bepalingen zijn in de definitie van grondgebonden landbouw een paar
woorden geschrapt waardoor de zin beter loopt.
Nu gewerkt wordt met de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013, blijkt dat deze
voor het standstill-beginsel voor extensiveringsgebieden in het reconstructiegebied
niet helemaal consistent is. Dit beginsel is wel opgenomen in de toelichting, maar
niet in de regel. Dit is gecorrigeerd.
De Stiltegebieden zijn zowel opgenomen in de PRS en PRV, als in de Provinciale Milieuverordening
(PMV). De stiltegebieden in al deze documenten moeten dezelfde begrenzing hebben.
De begrenzing van het stiltegebied Beverweerd/Rijsenburg wijkt in de PRS en PRV af
van de begrenzing in de PMV. Bij 3 van de 4 deelgebieden van het stiltegebied is alleen
de stille kern aangeduid op de kaart van PRS/PRV, niet de bufferzone daar omheen,
die wel is opgenomen in de PMV. Deze bufferzone is toegevoegd aan de kaarten van de
PRS en de PRV.
Voor het stiltegebied Eemland geldt, dat zowel in de PMV als in PRS en PRV er twee
‘gaten’ in de stille kern van het stiltegebied zitten, die volgens de huidige kaart
niet tot het stiltegebied behoren. Deze stukjes zijn weliswaar geen onderdeel van
de stille kern, maar wèl van het stiltegebied. Zowel de PRS en PRV, als de PMV zullen
op dit punt aangepast worden.
Wat verandert er?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
Beleid
We zetten in op het bereiken van 50 tot 60 MW 65,5 MW aan windenergie in 2020 door op een beperkt aantal locaties ruimte te bieden voor
grootschalige windturbines met een ashoogte van 60 meter en hoger. Op deze locaties
mogen geen belemmeringen ontstaan voor het realiseren van deze windturbines. Als locaties
met ruimte voor een nadere uitwerking hiervan zijn in beeld:
Voor alle locaties geldt, dat wij de voorkeur hebben voor realisatie met draagvlak
bij het gemeentebestuur. Concretisering gebeurt via initiatieven vanuit de markt.
Wij staan open voor initiatieven die leiden tot intensivering van de benutting van
genoemde locaties., waardoor hier meer dan 50 MW gerealiseerd kan worden, waarbij wij streven naar realisering
van in totaal 60 MW.
Op korte termijn starten wij met een partiële herzieningsprocedure van de PRS en PRV
ten behoeve van een zoeklocatie windenergie in de zuidoost oksel van knooppunt Everdingen,
in de Autenasepolder langs de A2. Dit object is ter informatie al toelichtend op de
kaart opgenomen, zie hiervoor paragraaf 4.2.2.2. De ambitie voor windenergie is gericht op doelbereik in 2020. Onze structuurvisie
maken wij voor de periode tot 2028. Mocht er in de werkingsperiode van onze structuurvisie
behoefte zijn aan aanvullende locaties voor windenergie, dan zullen wij die beoordelen
aan de hand van hun impact op milieu (geluid, slagschaduw, veiligheid), kernkwaliteiten
van de Utrechtse Landschappen en mogelijke beperkingen vanuit andere beleidsterreinen,
zoals Rijksbeleid voor vrijwaringszones voor radar en langs hoofdinfrastructuur en
Natura 2000. Onze voorkeur gaat uit naar een in de omgeving passende combinatie van
meerdere windturbines boven solitaire plaatsingen. Als aanvullende locaties nodig
zijn en ze voldoen aan de criteria, dan zullen wij de mogelijkheid voor ontwikkeling
van windenergie op die locatie opnemen in onze PRV. De genoemde criteria hanteren
wij indien nodig ook bij de uitwerking van de huidige locaties.
Toelichting
Ons beleid voor windturbines is gericht op het via aangewezen locaties ruimte bieden
voor lijnen of clusters waar deze passend zijn in hun omgeving. Een solitaire of,
naar schaal van de omgeving, te korte lijn werkt verstorender in het landschap dan
een duidelijke markering. Naast landschappen met windturbines hechten wij ook aan
landschappen zonder windturbines. Het realiseren van dergelijke vrijwaringsgebieden
van zowel grote als kleine windturbines, als contramal, past in het landelijk beleid.
De kernkwaliteiten van de landschappen bieden hiertoe een basis. Bij de nadere uitwerking
van de locaties zullen diverse onderzoeken uitgevoerd moeten worden. De conclusie
kan zijn dat een nader MER-onderzoek nodig is voor de locatie. De volgende aspecten
zijn van belang om te onderzoeken: landschappen (lokale effect en de impact op de
wijdere omgeving), cultuurhistorie, archeologie en aardkundige waarden, natuur (instandhoudingsdoelen
nabijgelegen natuur, aandacht trekroutes vogels en vleermuizen), geluid en stilte,
duisternis en lichthinder (inclusief slagschaduw), externe veiligheid en nabijgelegen
woonbebouwing.
Landelijk is de ambitie gesteld op 6000 Megawatt (MW) aan windenergie op land, te
bereiken in 2020. De provincie Utrecht heeft zich daarbinnen vooralsnog gecommitteerd
aan het bereiken van 50 MW 65,5 MW aan windenergie. Deze op het oog lage ambitie komt vooral voort uit de kernkwaliteiten
van het Utrechtse landschap. Andere gebieden in Nederland zijn beter geschikt voor
windenergie. Voor initiatieven tussen de 5 en de 100 MW wordt mogelijk van rechtswege
windenergie tot provinciaal belang benoemd. Boven een nog nader te bepalen realisatienorm
voor de gehele provincie kunnen Provinciale Staten af zien van toepassing van haar
instrumentarium een inpassingsplan op te stellen. Deze realisatienorm wordt waarschijnlijk
50 MW gelijk aan de opgave. Hiervoor hebben wij, in samenspraak met gemeenten en mede gebaseerd op eerder beleid,
zoekgebieden aangegeven waar dit gerealiseerd kan worden.
Kaart klimaat, gezondheid en veiligheid; Object: potentiële windenergielocatie (toelichtend)
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 waren voor windenergie locaties
langs het Amsterdam-Rijnkanaal nabij Baambrugge, langs de A2 ter hoogte van Breukelen
en langs de A12 ten zuidwesten van Woerden opgenomen. Voor deze locaties is op dit
moment geen draagvlak bij het gemeentebestuur. Om die reden zijn deze locaties niet
opgenomen in de voorliggende Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028. Mocht
er gedurende de looptijd van deze PRS toch draagvlak bij het gemeentebestuur ontstaan,
of mocht de met het Rijk en de provincies overeengekomen realisatienorm niet worden
gehaald, dan zullen wij deze locaties ruimtelijk afwegen en zijn wij bereid deze PRS
en bijbehorende PRV partieel te herzien. Om de locaties in beeld te houden zijn ze
als toelichtend object opgenomen in de PRS.
Er is een initiatief voor het realiseren van enige windmolens in de zuidoost oksel
van knooppunt Everdingen. Hiertegen lijken in principe geen zwaarwegende ruimtelijke
bezwaren te bestaan. De locatie ligt dicht bij de A2/A27 en knooppunt Everdingen.
Wel is deze locatie gelegen in het Groene Hart. In de Voorloper Groene Hart is vastgelegd
dat er geen nieuwe initiatieven voor windenergielocaties worden opgenomen. Deze locatie
kan echter worden gezien als een alternatief voor de nu niet op te nemen locaties
in het Groene Hart bij Woerden, Abcoude en Breukelen. Alvorens een definitief standpunt
over deze zoeklocatie te bepalen willen wij het maatschappelijk draagvlak toetsen.
Het betreft immers een wezenlijke aanpassing van het ruimtelijk beleid ten opzichte
van het ontwerp dat ter inzage heeft gelegen. Zeker windenergielocaties kunnen tot
maatschappelijke weerstand leiden. In hoeverre voor deze locatie sprake is van voldoende
maatschappelijk draagvlak hebben wij nog niet kunnen toetsen. Hiertoe starten wij
een partiële herzieningsprocedure van de PRS en PRV. De gewenste locatie van de windturbines
is als toelichtend object opgenomen in deze PRS.
De begrenzing van windturbines landelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor windturbines landelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van windturbines stedelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor windturbines stedelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van de rode contouren (toelichtend) is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is de algemene beleidslijn verstedelijking van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van binnenstedelijke woningbouw is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor binnenstedelijke woningbouw van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van bedrijventerrein stedelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor bedrijventerrein stedelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van kantoren in stedelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor kantoren van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van detailhandel is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor detailhandel van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
Object: gemeente Utrecht
Voor de gemeente Utrecht wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 27.750 woningen.
Van dit programma zijn 22.750 woningen in het stedelijk gebied gesitueerd, waarvan
ongeveer de helft in de Vinex-locatie Leidsche Rijn (11.500 woningen). De andere helft
van het programma binnen de rode contouren is voorzien in diverse kleinere en grotere
projecten, zoals de Merwedekanaalzone, de 2e Daalsedijk en het Veemarktterrein. Buiten
de rode contour zijn in de polder Rijnenburg tot 2030 7.000 woningen gepland, waarvan
naar verwachting 5.000 woningen in de PRS-periode zullen worden gerealiseerd. Bij
de planvorming voor Rijnenburg zal met verschillende aandachtspunten rekening moeten
worden gehouden. Voor het noordelijk deel van het gebied moet het stedenbouwkundig
ontwerp en de inrichting afgestemd worden op (zeer) natte omstandigheden en de geringe
draagkracht van de bodem. Tevens moet rekening worden gehouden met de waterveiligheid,
omdat dit gebied in het geval van een overstroming snel (en in het noordelijke deel
tevens diep) onder water komt te staan. Essentieel is ook dat voorafgaand aan de start
van de ontwikkeling de ontsluiting van Rijnenburg via de weg (onder meer op de A2
en de A12) en met het openbaar vervoer is geregeld. Wij hechten grote waarde aan een
blijvende inzet voor een duurzame planontwikkeling door alle betrokken partijen.
In het gebied Maarschalkerweerd zijn thans al met name stedelijk gelieerde (sport)functies
gevestigd en is de vestiging van het nationaal hockeycentrum voorzien. Zodra er concrete
plannen zijn voor het nationaal hockeycentrum die een aanpassing van de rode contour
noodzakelijk maken, zullen wij starten met een partiële herziening van de PRS en PRV.
Wij willen meewerken aan de vestiging van het Nationaal Kinder Oncologisch Centrum
op de Uithof in de directe nabijheid van het WKZ, onder voorwaarde dat als compensatie een groene kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd
die in redelijke verhouding staat tot de te realiseren rode ontwikkeling. Hierover vindt nog overleg plaats tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Zodra
er concrete plannen zijn die een aanpassing van de rode contour noodzakelijk maken,
zullen wij starten met een partiële herziening van de PRV. Hiervoor hebben wij het plangebied van het PMC indicatief begrensd middels een stippellijn.
Nadat het op te stellen bestemmingsplan voor de PMC-vestiging onherroepelijk is geworden,
trekken wij de exacte rode contour. Met de aanpassing van de rode contour, wordt de
ster op de kaart, 'Nationaal Kinder Oncologisch Centrum (toelichtend)', verwijderd
uit de PRS.
Voor wat betreft bedrijventerrein zijn de uitbreidingslocatie Rijnenburg en de locatie
Strijkviertel in het stedelijk gebied niet opgenomen in het stedelijk programma. Deze
locaties kunnen een rol spelen bij de herijking over vier jaar. Hierbij dient in regionaal
verband afstemming plaats te vinden met in het bijzonder de gemeente Nieuwegein in
verband met de nabijgelegen locaties Galecopperzoom en Nieuwraven.
De begrenzing van landelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is de algemene beleidslijn landelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
Kaart Natuur; object: Ecologische Hoofdstructuur
Beleid
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden
en verbindingen daartussen op nationaal niveau. Natura2000, een Europees netwerk van
beschermde natuurgebieden, maakt onderdeel uit van die EHS. Wij willen de EHS in Utrecht
behouden en verder ontwikkelen. Hiervoor beschermen wij deze gebieden en willen wij
tot 2021 1.500 ha. nieuwe natuurgebieden realiseren. Wij zorgen er voor dat zich geen
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een significant negatief effect hebben
op de wezenlijke waarden en kenmerken van onze EHS. Dit doen wij via het beschermingsregime
‘nee, tenzij’.
Om te komen tot zowel een ontwikkelingsgerichte omgang met de EHS, als tot een betere
ruimtelijke bescherming, benoemen wij een aantal instrumenten. Onder voorwaarden worden
ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij het functioneren van de EHS niet
wordt aangetast of zelfs wordt verbeterd. De volgende instrumenten zijn beschikbaar:
Het is mogelijk dat ook ontwikkelingen buiten de EHS van invloed zijn op het functioneren
van de EHS. Daarbij denken wij aan ontwikkelingen die een verstorende invloed hebben,
of ontwikkelingen die leiden tot aanpassingen van het watersysteem in de buurt van
een verdrogingsgevoelig natuurgebied. Wij vragen de gemeenten als onderdeel van een
goede ruimtelijke ordening bij ontwikkelingen in de nabijheid van de EHS te voorkomen
dat deze een negatieve invloed hebben op het functioneren van de EHS.
De EHS heeft een belangrijke functie voor de recreatie. Die recreatieve functie willen
wij behouden en waar nodig versterken. Dit mag echter niet leiden tot een toenemende
versnippering van de EHS. Wij maken daarom binnen het regime “nee, tenzij” een uitzondering
voor verblijfs- en dagrecreatieterreinen. Voor ontwikkelingen binnen deze terreinen
hoeft alleen gekeken te worden naar actuele natuurwaarden en niet naar potentiële
waarden. De bescherming van de EHS richt zich zowel op actuele als potentiële waarden. Deze
potentiële waarden worden vooral bepaald door abiotische factoren zoals waterhuishouding
en bodemopbouw. De kaders die het rijk stelt voor de bescherming van de EHS (vastgelegd
in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) geven aan, dat de bescherming
van potentiële waarden in de EHS alleen aan de orde kan zijn, als de gronden daadwerkelijk
(mede) voor natuurdoelen zijn bestemd. Dat betekent, dat wij ter plekke van ingesloten
functies binnen de EHS alleen de actuele waarden beschermen.
De meest voorkomende andere functies binnen de EHS betreffen recreatie (zowel dag-
als verblijfsrecreatie) en landbouw. Wij hechten belang aan goede voorzieningen voor recreatief medegebruik, zoals wandelen
en fietsen, mits passend in een duidelijke zonering in relatie tot het functioneren
van de EHS. Recreatieve toegangspoorten naar natuurgebieden kunnen op grond van een
gebiedsvisie een intensievere inrichting krijgen indien dit intensievere gebruik opweegt
tegen de ecologische winst van een goede recreatieve zonering in het achterliggende
natuurgebied.
Regulier gebruik van agrarische gronden binnen de EHS is geen activiteit met significante
gevolgen en ondervindt geen beperking van het ruimtelijk natuurbeleid. Agrarische bedrijven mogen zich op bestaande bouwpercelen ontwikkelen, vanzelfsprekend
binnen de kaders van ons ruimtelijk beleid. Bij uitbreiding van het bouwblok op grond
met een agrarische bestemming wordt binnen het ‘nee, tenzij’- regime alleen gekeken
naar actuele waarden en niet naar de potentiële waarden. Ontwikkelingen op en uitbreiding van agrarische bouwpercelen zijn mogelijk, zolang
geen actuele natuurwaarden worden aangetast.
Toelichting
De Ecologische Hoofdstructuur is een robuust netwerk gevormd door bestaande natuurgebieden,
nieuwe nog te realiseren natuurgebieden en verbindingszones tussen de natuurgebieden.
Enkele beheersgebieden maken ook onderdeel uit van de EHS. Dit zijn landbouwgebieden
waar agrarisch natuurbeheer wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit,
én aan het functioneren van de EHS.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft twee doelen:
Binnen de EHS liggen ook beschermde natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. Deze
gebieden hebben natuurwaarden die op nationale en/of internationale schaal van groot
belang zijn voor de biodiversiteit en hebben daarom ook Rijksbescherming o.b.v. de
Natuurbeschermingswet en de nog in ontwikkeling zijnde nieuwe wet Natuurbehoud. Ontwikkelingen
in of in de omgeving van beschermde natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden moeten
worden getoetst aan de voorwaarden van de Rijkswetgeving alvorens de planologische
toetsing op basis van de EHS kan plaatsvinden.
Nee, tenzij
We beschermen de EHS via het ‘nee, tenzij’- regime. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen
in de EHS met een negatief effect op de kwaliteit van de natuur of het functioneren
van de EHS in principe niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hiervan worden
afgeweken. Het Rijk heeft de provincies via het besluit algemene regels ruimtelijke
ordening de taak gegeven deze bescherming nader uit te werken. Wij hebben deze bescherming
vorm gegeven via een aantal stappen die hieronder zijn toegelicht.
Nieuwe (planologische) ontwikkelingen zijn in principe niet mogelijk binnen de EHS
wanneer ze een significant negatief effect hebben op het functioneren van de EHS.
De initiatiefnemer van een ontwikkeling moet bij het ’nee, tenzij’- regime de onderbouwing
leveren. Om een zorgvuldige beoordeling te kunnen maken zal de initiatiefnemer in
een zogenaamd ‘nee, tenzij’-onderzoek de effecten van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling
op de te beschermen, te ontwikkelen en te behouden factoren moeten specificeren. Het
gaat daarbij om de ‘wezenlijke waarden en kenmerken’ van de bij het gebied behorende
natuurdoelen en natuurkwaliteit:
Een ‘nee, tenzij’-onderzoek kan achterwege blijven, indien het een ontwikkeling van
geringe omvang betreft bij een bestaande functie. Wij gaan ervan uit dat een dergelijke
kleine ontwikkeling niet tot significante gevolgen voor de waarden van de EHS leidt,
als in de ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat deze ontwikkeling op al verstoord
terrein in de onmiddellijke nabijheid van bestaande bebouwing en verharding plaatsvindt.
Verder kunnen binnen de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling positieve ingrepen voor
natuur meegewogen worden. Het effect van de ontwikkeling leidt dan niet tot significante
gevolgen. De positieve ingrepen dienen wel gegarandeerd te worden. Wij noemen dit
instrument: ‘plussen en minnen’. Een voorbeeld van een ‘plus’ is het slopen van een
in het bos gelegen gebouw of parkeerterrein en dit perceeldeel als natuur te bestemmen.
Als er sprake is van significante aantasting, dan mag de voorgenomen ontwikkeling
geen doorgang vinden, tenzij deze voldoet aan enkele randvoorwaarden. Dit tenzij heeft
betrekking op ontwikkelingen met redenen van groot openbaar belang. Indien dit aangetoond
wordt, er geen reële alternatieven zijn, en de negatieve effecten zoveel mogelijk
beperkt worden, is de ontwikkeling wel mogelijk. De overblijvende effecten moeten
dan wel gecompenseerd worden. Aan de compensatie worden nadere eisen gesteld: de compensatie
vindt plaats buiten de EHS, in de directe omgeving van de ingreep, in natura (indien
absoluut onmogelijk financieel), gelijktijdig en gelijkwaardig (bij hoge waarden met
extra factor voor ontwikkelingstijd). Compensatie vindt bij voorkeur plaats binnen
de groene contour. Als er sprake is van een significante aantasting, maar niet van
groot openbaar belang, bieden twee instrumenten aanvullende mogelijkheden voor ontwikkelingen
binnen de EHS:
Voor ontwikkelingen in het kader van het programma Hart van de Heuvelrug geldt een
enigszins afwijkende vorm van de saldobenadering, die is gebaseerd op een verevening
van rode en groene bestemmingen. De basis hier is dat het programma door het realiseren
van ecologische corridors en uitbreiding van kerngebieden in totaliteit leidt tot
een kwaliteitsverbetering van de EHS.
Om de toepassing van het ‘nee, tenzij’- regime te ondersteunen zal de provincie de
informatie over de toetsing en de besproken instrumenten verder ontsluiten via een
speciale website. Naast een zogenaamde beslisboom gaan wij signaleringskaarten beschikbaar
stellen die kunnen helpen bij de onderzoeken.
Totstandkoming EHS-kaart
De begrenzing van de EHS is aangepast aan zowel de ontwikkelingen van de afgelopen
jaren, als aan de afspraken uit het Akkoord van Utrecht. Hierbij is de oorspronkelijke
beleidskaart, die is vastgelegd in de Structuurvisie 2005-2015 (het Streekplan), als
basis genomen. Deze kaart omvatte de categorieën bestaande natuur, nieuwe natuur,
ecologische verbindingszones en een categorie ‘overige EHS’, waarmee enkele beheersgebieden
en/of zoekgebieden nieuwe natuur werden aangeduid. Ook Natura 2000-gebieden buiten
de EHS waren op deze kaart aangegeven. Deze categorieën zijn in de kaart bij de voorliggende
PRS opgegaan in het object ‘EHS’. Bij deze heroverweging zijn alle EHS-grenzen zoveel
mogelijk op logische grenzen gelegd, zoals wegen, en zijn de EHS-grenzen waar nodig
aangesloten aan de rode contour. De EHS-vlakken zijn zoveel mogelijk gesloten en alleen
enclaves zonder aanwezige natuurwaarden (zoals grote bebouwingsclusters en enkele
recreatieterreinen) zijn uit de EHS-begrenzing gehaald. Hierbij is vijf hectare als
indicatieve grens gehanteerd. De ecologische verbindingszones die op de oorspronkelijke
beleidskaart stonden zijn getoetst aan de vraag of zij van essentieel belang zijn
als verbinding tussen kernen natuurgebied om het grote geheel van de EHS goed te laten
functioneren. Het gaat dan bijvoorbeeld om beken met oevers en stapstenen. Ook beheersgebieden
en kleinere geïsoleerde natuurterreinen zijn beoordeeld op de mate van noodzakelijkheid
voor het functioneren van de EHS. De terreinen die niet noodzakelijk zijn voor het
functioneren, maken geen onderdeel meer uit van de EHS.
Ook onderdeel van het object ‘EHS’ zijn nieuwe natuurgebieden. In deze gebieden streeft
de provincie naar de omzetting van agrarische grond naar natuurgrond. De provincie
en maatschappelijke organisaties hebben in het Akkoord van Utrecht (9 juni 2011) afgesproken
dat circa 1.500 hectare nog te realiseren nieuwe natuur onderdeel uit blijft maken
van de EHS.
Relatie met recreatie
Recreatie vindt vaak plaats in of in de directe nabijheid van de EHS. Routegebonden
activiteiten zoals wandelen en fietsen passen gezoneerd binnen de EHS. Er is een groeiende
behoefte aan aantrekkelijke kwalitatief hoogwaardige recreatievoorzieningen. Deze
dragen bij aan een positieve beleving van natuur. Daarbij kunnen recreatieve voorzieningen
de zonering van EHS-gebieden ondersteunen. Zonering heeft tot doel: verschillende
natuurervaringen creëren en kwetsbare natuur ontzien. Goede recreatieve zonering zorgt
daarmee voor draagvlak voor natuur en voor natuurkwaliteit.
Vanwege het belang van recreatie voor de EHS hebben wij specifiek beleid ontwikkeld
voor recreatieterreinen die binnen de EHS liggen. Op verblijfs- en dagrecreatieterreinen
die vanwege verwevenheid met natuur binnen de EHS liggen, worden ontwikkelingen alleen
getoetst op de actuele waarden en niet op de potentiële waarden, omdat wij ervan uitgaan
dat gezien de functie de actuele en potentiële waarden gelijk kunnen worden gesteld.
Verder wordt het mogelijk Wij hebben het mogelijk gemaakt om een specifieke vorm van saldobenadering voor dag- en verblijfsrecreatie toe te
passen, waarvoor de vereiste gebiedsvisie vooral toegespitst moet zijn op de ontwikkelingen
voor natuur en recreatie. Om dit te ondersteunen, stellen wij een gebiedsgerichte
aanpak voor, waarin partijen uit het gebied gezamenlijk op zoek gaan naar kwaliteitswinst,
via bijvoorbeeld uitruil van bestemmingen. Hiermee kan voor dag- en verblijfsrecreatie
meer ruimte voor ontwikkeling ontstaan. In het gebied van de Vinkeveense Plassen speelt
de samenhang tussen natuur en recreatie vooral bij de legakkers. Wij onderzoeken met
het gebied de gevolgen van deze samenhang en de beste aanpak hiervan.
Relatie met landbouw
Het reguliere agrarisch gebruik van agrarische gronden binnen de EHS is geen activiteit
met significante gevolgen en ondervindt geen beperking op basis van het ruimtelijk
natuurbeleid. Indien wordt voldaan aan de generieke milieuwetgeving, zijn hervestiging (op een
bestaande agrarische bedrijfslocatie) en uitbreiding van grondgebonden of intensieve
veehouderij binnen de bestaande bouwpercelen en bouwrechten mogelijk.
Binnen randvoorwaarden is toepassing van ruimte-voor-ruimte op de kavel en functieverandering
van agrarische en niet-agrarische bedrijfsgebouwen in de EHS toegestaan. Zowel bij
ruimte-voor-ruimte als bij functieverandering van agrarische bedrijfsgebouwen moet
ontstening optreden. De algemene ruimtelijke randvoorwaarden voor deze regelingen
zijn van toepassing. Binnen de EHS is het belangrijk dat de terugbouw van een woning
plaatsvindt op zodanige wijze, dat natuur en landschap zoveel mogelijk worden versterkt.
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op agrarische gronden en bedrijven, die afwijken
van het normale agrarische gebruik of niet in overeenstemming zijn met de bestaande
rechten, moeten worden afgewogen op basis van het ‘nee, tenzij’-regime. Het gaat hierbij
bijvoorbeeld ook om een uitbreiding van het bouwblok. Bij het ‘nee, tenzij’-regime wordt bezien of de nieuwe ontwikkeling gevolgen heeft
voor wezenlijke kenmerken en waarden. Als de grond een agrarische bestemming heeft,
gaat het alleen om de aanwezige waarden, niet om de potentiële waarden. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven in de EHS is niet mogelijk.
Ontwikkelingen in de nabijheid
Het is mogelijk dat bepaalde ontwikkelingen die zich buiten de EHS begrenzing afspelen,
een significant schadelijk effect hebben op natuurgebieden binnen de EHS. Het gaat
dan bijvoorbeeld om kleinere gebieden, die door de geringe omvang kwetsbaar zijn voor
verstoringen van buitenaf. Er is vaak veel geïnvesteerd om deze elementen aan te leggen
en zij spelen een cruciale rol in het verbinden van grotere natuurgebieden. Ook kan
het gaan om gebieden die gevoelig zijn voor ingrepen in het hydrologische systeem
of voor sterke toename van licht (afname van donkerte), geluid of betreding.
Realisatie
Provinciaal belang
Behouden en ontwikkelen van vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden.
Provinciale rol
Reguleren, stimuleren, participeren
Reguleren
(PRV)Gemeenten nemen in bestemmingsplannen regels op ter bescherming van de ecologische
hoofdstructuur (artikel Ecologische Hoofdstructuur).
Stimuleren
Overleg: Bij gemeenten aandacht vragen voor voorkomen of aanpassen van ontwikkelingen
in nabijheid van de EHS die effecten kunnen hebben op de EHS.
Opstellen signaleringskaarten.
Ontsluiten informatie: website met interactieve beslisboom EHS (omgaan met nee, tenzij)
en de (nog op te stellen) signaleringskaarten.
Participeren
Gebiedsgerichte aanpak voor gezamenlijke kwaliteitswinst van natuur en recreatie in
de EHS, gericht op het functioneren van dag- en verblijfsrecreatieterreinen in de
EHS.
Kaart Natuur; object: Militair oefenterrein met natuurwaarden (toelichtend)
In de provincie liggen twee belangrijke militaire oefenterreinen: de Leusderheide
en de Vlasakkers. Deze terreinen hebben belangrijke natuurwaarden, mede dankzij het
zorgvuldige beheer door het Ministerie van Defensie, dat mede op het behoud van deze
natuurwaarden is gericht. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
geeft echter aan, dat deze terreinen geen onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur.
Volgens het Rijk verdraagt het militair gebruik zich niet met de status van EHS en
het daaraan verbonden beschermingsregime. Zoals ook in de toelichting van het Barro
wordt erkend, dragen deze terreinen door hun omvang, ligging en natuurkwaliteit echter
wel nadrukkelijk bij aan het functioneren van de EHS.
Wij hebben deze terreinen daarom aangeduid als militair oefenterrein met natuurwaarden.
De terreinen maken formeel geen onderdeel uit van de EHS, zoals deze in de PRS en
in PRV is begrensd. Ter plekke geldt dan ook niet het zogenaamde nee, tenzij-regime.
Mocht dat gebruik op termijn beëindigd worden, dan zullen wij beide terreinen alsnog
toevoegen aan de EHS.
De begrenzing van groene contour is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor groene contour van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van landbouwgebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor landbouwgebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van landbouwkerngebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor landbouwkerngebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.
De begrenzing van verwevingsgebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor verwevingsgebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.