Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028    

Beleidstekst     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

Voor u ligt de partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRSph) en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRVph). Deze partiële herziening betreft de volgende onderwerpen (in dezelfde volgorde weergegeven als in de PRS en PRV):

  • toevoegen experimenteerruimte voor duurzame energie en windenergielocatie bij Vianen;
  • wijzigen begrenzingen van Stelling van Amsterdam en Buitenplaatszones en PRV-bepalingen voor archeologie (cultureel erfgoed);
  • wijzigen rode contour van de gemeente Rhenen ten behoeve van de kern de kern Achterberg en van de gemeente Utrecht ten behoeve van het ‘Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie’;
  • wijzigen PRV-regels voor de EHS en begrenzing van de EHS;
  • verwerken motie over het concreet begrenzen van de Houtkades Lopikerwaard;
  • kleine reparaties in PRS en PRV.

Per onderwerp is achtereenvolgens beschreven:

  • De aanleiding
  • Wat verandert er?
  • De herziene tekst van de PRS en/of PRV



In deze herziene tekst is middels gemarkeerde tekst aangegeven wat toegevoegd wordt en middels doorgehaalde tekst aangegeven wat weggehaald wordt.



U heeft nu de digitale versie van de PRSph en PRVph voor zich, die hoort bij de viewer. In de digitale versie zijn alle aanleidingen voor wijzigingen opgenomen in dit eerste hoofdstuk. De paragraafnummering van de digitale PRSph volgt de paragraafnummering van de PRS. De artikelnummering van de digitale PRVph volgt de artikelnummering van de PRV. De digitale PRVph bevat alleen de gewijzigde delen van de opgenomen artikelen.

1.1 Doel en status     

Februari 2013 zijn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) vastgesteld. Bij vaststelling hiervan was al duidelijk dat er een partiële herziening nodig zou zijn, onder andere om te voldoen aan het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) van de Rijksoverheid dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden. Het voldoen aan het Barro kon niet meegenomen worden in de PRS en PRV, omdat de tervisielegging hiervan in de eerste helft van 2012 heeft plaatsgevonden.



De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid uit de PRS naar gemeenten is de PRV opgesteld. Deze is bindend voor gemeenten. In deze partiële herziening zijn zowel wijzigingen aan de PRS, als wijzigingen aan de PRV opgenomen. In dit boekje zijn de wijzigingen aan beide documenten samengenomen. In de digitale versie (zie hieronder) zijn ze wel beide apart opgenomen.

1.2 Digitalisering     

Conform het Besluit ruimtelijke ordening bieden wij de PRSph en de PRVph ook elektronisch (digitaal) aan. De Ontwerp-PRSph en -PRVph zijn daarom te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl en op de site van de provincie: http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer). Hiertoe zijn beide herzieningen objectgericht opgesteld.

1.3 Procedure     

In overeenstemming met de wettelijke vereisten, liggen de Ontwerp-PRSph en -PRVph zes weken ter inzage (dinsdag 22 oktober 2013 tot en met maandag 2 december 2013). Gedurende deze zes weken kan iedereen die dat wil zienswijzen tegen de PRSph en opmerkingen tegen de PRVph indienen. Dit kan zowel schriftelijk, digitaal als mondeling. De schriftelijke zienswijzen / opmerkingen moeten worden gericht aan Provinciale Staten van Utrecht (t.a.v. de heer H. Schoen, postbus 80300, 3508 TH Utrecht). Begin 2014 zullen PS de PRSph en PRVph vaststellen. Daarbij geven ze een oordeel over de ontvangen zienswijzen en opmerkingen.



Gelijk met de ontwerp-PRSph en -PRVph ligt ook de aanvulling op de bijlage van de planMER ter inzage. De planMER is niet als zelfstandig document door PS vastgesteld, maar bevat informatie voor de besluitvorming over de PRS. Hetzelfde gaat gelden voor de aanvulling die in deze partiële herziening opgenomen is. In dit boekje is de aanvulling op de planMER opgenomen in de bijlage.



PS worden na terinzagelegging gevraagd de tekst onder ‘de herziene tekst voor de PRS en/of PRV’ vast te stellen, evenals de gewijzigde objecten op de kaarten, aangegeven onder ‘wat verandert er’. Deze teksten en objecten worden apart vastgesteld door PS. Apart betekent dat ze niet worden “ingevoegd” in de bestaande PRS en PRV. Op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn deze aparte plannen terug te vinden. Op deze website zal na vaststelling tevens een (ambtelijke) geconsolideerde versie te vinden zijn. De geconsolideerde versie wordt ook op de provinciale website http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer) geplaatst. De geconsolideerde versie heeft geen juridische status.

1.4 PlanMER     

De leefomgeving van mensen en de ruimtelijke inrichting hangen nauw met elkaar samen. Om tijdens het opstellen van de PRS vroegtijdig inzicht te krijgen in de effecten van ons voorgenomen ruimtelijk beleid op de leefomgeving, hebben we bij de PRS een planMER, een Milieu Effect Rapportage, opgesteld. Hierin beoordelen we de (duurzaamheids)effecten van het nieuwe beleid en vergelijken dit met de effecten bij voortzetting van het bestaande beleid.



In deze PRSph is een aanvulling van de planMER voor de bijlage “Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur” opgenomen. De reden hiervoor is, dat er in de PRSph een nieuwe windlocatie is opgenomen, die net als de ruimtelijke ontwikkelingen in de PRS, getoetst is op de effecten op natuur. Aangezien deze nieuwe windlocatie ook nabij een stiltegebied ligt, is een toets hierop ook in de bijlage opgenomen.

1.5 Kaarten     

Van de PRS maken een visiekaart en een beleidskaart deel uit. De visiekaart wordt met deze partiële herziening niet gewijzigd. De beleidskaart bestaat uit kaartlagen en objecten. Aan elk object is in de PRS beleid gekoppeld. Ook de PRV is objectgericht opgebouwd. Een deel van de objecten van de PRS en PRV wordt met deze partiële herziening gewijzigd. De overige, ongewijzigde objecten zijn in de partiële herziening niet verbeeld.



In de digitale weergave zijn de kaartlagen opgenomen in één kaart en kunnen deze worden aan- of uitgezet. In de analoge (papieren) versie is elke kaartlaag een afzonderlijke kaart. Ze moeten echter wel in samenhang worden beschouwd, zoals digitaal gebeurt. Alle gegevens die op de kaarten van de PRS/PRV staan (objecten), zijn gedetailleerd ingetekend op ondergronden van de Topografische Dienst/Kadaster. Omdat de ondergrond van de analoge (papieren) versie minder nauwkeurig is, lijkt het soms dat objecten niet op de juiste locatie worden weergegeven. Hier wijkt de ondergrond af van de feitelijke situatie, het object is altijd correct gesitueerd.

1.6 Aanleidingen voor de wijzigingen     

De informatie die in deze paragraaf is opgenomen, is in de papieren versie samengenomen met de voorgestelde tekstuele wijzigingen. In de versie van de viewer, die u nu voor u heeft, is deze informatie samengenomen in hoofdstuk 1 van de PRS, omdat de structuur van de PRS en PRV is aangehouden. Hiermee zijn PRS en PRV beter combineerbaar met de partiële herzieningen ervan.

1.6.1 Duurzame energie en windenergie     

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp ruimte bieden voor duurzame energie in de vorm van experimenteerruimte en het onderwerp windenergie, zowel de ambitie als een nieuwe windenergielocatie bij Vianen. Er worden teksten gewijzigd in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en teksten toegevoegd aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Ook worden de kaarten over energie in zowel de PRS, als ook in de PRV aangepast.



Onderbouwing experimenteerruimte voor duurzame energie

In de PRS is aangegeven dat de provincie Utrecht in de structuurvisieperiode de ontwikkeling van innovaties op het gebied van duurzame energie ondersteunt, inclusief het bieden van eventuele benodigde experimenteerruimte, bijvoorbeeld in de vorm van proeftuinen. Een eerste verkenning hiervoor heeft plaatsgevonden, en daaruit is gebleken dat het behulpzaam kan zijn om de experimenteerruimte niet alleen in de PRS aan te kondigen, maar ook in de PRV te borgen. Om die reden wordt er een artikel hiervoor aan de PRV toegevoegd. In dit nieuwe artikel wordt daarbij ook ruimte geboden voor de invulling van zogenaamde pauzelandschappen met duurzame energie. Het betreft gebieden waar al wel (op structuurvisieniveau) een bepaalde ontwikkeling is beoogd, maar waarbij de realisatie nog op zich laat wachten. Tijdelijk kan er invulling gegeven worden aan innovatieve vormen van duurzame energie op dit soort locaties. De realisatie van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie wordt ook opgenomen in artikel 4.2 van de PRV.



Onderbouwing Windenergie

In de PRS is aangekondigd, dat wij op korte termijn starten met een partiële herzieningsprocedure van de PRS en PRV ten behoeve van een zoeklocatie windenergie in de zuidoostoksel van knooppunt Everdingen, in de Autenasepolder langs de A2. Dit object is in de PRS ter informatie als toelichtend object op de kaart opgenomen.



Middels deze partiële herziening van de PRS werken wij deze aankondiging uit. De afweging op basis van milieu (geluid, slagschaduw, veiligheid), kernkwaliteiten van de Utrechtse Landschappen en mogelijke beperkingen vanuit andere beleidsterreinen, zoals Rijksbeleid voor vrijwaringszones voor radar en langs hoofdinfrastructuur en Natura 2000, levert als conclusie op dat er geen zwaarwegende ruimtelijke bezwaren bestaan tegen windturbines op de genoemde locatie nabij Vianen.

Dit komt met name, doordat de locatie dicht bij de A2/A27 en knooppunt Everdingen ligt, maar niet in vrijwaringszones en de locatie niet in een natuurgebied is gelegen. Daarbij komt dat er meerdere windturbines op deze locatie worden geplaatst, zodat ook aan onze vraag naar geen solitaire plaatsingen voldaan wordt.

De locatie is wel gelegen in het landschap Groene Hart. In de Voorloper Groene Hart is vastgelegd dat er geen nieuwe initiatieven voor windenergielocaties worden opgenomen. Deze locatie kan echter worden gezien als een alternatief voor de nu niet op te nemen locaties in het Groene Hart bij Woerden, Abcoude en Breukelen, die wel in de PRS 2005-2015 waren opgenomen. Om die reden zien wij de locatie ook vanuit landschap als aanvaardbaar.



In de onderhandelingen tussen het Interprovinciaal Overleg en het Rijk zijn inmiddels nieuwe afspraken gemaakt over de verdeling van de ambitie, waarbij voor de provincie Utrecht de opgave is vastgesteld op 65,5 MW.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: Paragraaf 4.2.2.1 wordt aangepast. Deze paragraaf gaat over de opgave en de windenergielocaties. In deze paragraaf wordt de aangepaste opgave van 65,5 MW opgenomen. In deze paragraaf worden ook alle locaties benoemd die op de kaart zijn aangegeven en in deze paragraaf wordt de partiële herziening ten behoeve van de windenergielocatie bij Vianen aangekondigd. De windlocatie nabij Vianen wordt aan de opsomming van locaties toegevoegd en de aankondiging van de partiële herziening wordt dien ten gevolge geschrapt.
  • Tekst: Paragraaf4.2.2.2 wordt aangepast. Deze paragraaf is een toelichtende paragraaf en bevat de potentiële windenergielocaties. In deze paragraaf wordt de tekst over de toekomstige windenergielocatie bij Vianen geschrapt, aangezien deze locatie definitief in de PRS 2013-2028 wordt opgenomen.
  • Kaart: de kaart ‘Klimaat, gezondheid en veiligheid’ wordt aangepast. De windenergielocatie nabij Vianen wordt geschrapt in het object ‘potentiële windenergielocatie (toelichtend)’ en wordt toegevoegd aan het object ‘windenergielocatie’.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: het ‘artikel 2.9a Experimenteerruimte duurzame energie’ wordt toegevoegd.
  • Tekst: artikel 4.2 Verstedelijking landelijk gebied wordt aangepast.
  • Kaart: de kaart ‘Duurzame energie’ wordt aangepast. De windenergielocatie nabij Vianen wordt toegevoegd aan het object ‘windenergielocatie’ en het object ‘experimenteerruimte duurzame energie’ wordt toegevoegd.

Plan-MER Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: De bijlage “effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur” wordt aangevuld met een beoordeling van de windenergielocatie Vianen.

1.6.2 Cultuurhistorie     

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Cultureel erfgoed, de begrenzing van het militair erfgoed de Stelling van Amsterdam en van de buitenplaatszones in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) en de tekst van archeologie in de PRV.



Onderbouwing

Voor de begrenzing van het militair erfgoed, Stelling van Amsterdam, worden de eerder vastgestelde grenzen topografisch verfijnd. We gaan dezelfde systematiek aanhouden als de provincie Noord Holland heeft en gaan de officiële begrenzing van het werelderfgoed volgen, zoals deze door het Rijk is gepreciseerd en bij wijze van update wordt ingediend bij Unesco. Noord-Holland en Utrecht veranderen hun begrenzing gelijktijdig.



Voor de buitenplaatszones gaat het om correcties (uitbreidingen) van de begrenzing van enige buitenplaatsen. Bij het opstellen van de zogenaamde ‘buitenplaatsbiotopen’ is aan het licht gekomen dat bij enige buitenplaatsen de begrenzing niet correct is weergegeven in vergelijking met de werkelijke situatie en dit wordt nu hersteld.



De Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Limes en de Stelling van Amsterdam zijn in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) door het Rijk aangemerkt als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde, in medebewind te beschermen door de provincies. Het Nederlandse deel van de Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie staan op de Voorlopige Lijst om benoemd te worden tot Unesco Werelderfgoed, de Stelling van Amsterdam heeft deze status al. Een goede bescherming is essentieel voor het verkrijgen (en behouden) van de Unesco status.

Voor de Limes hebben het Rijk en de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland, verenigd in de Nederlandse Limessamenwerking, hebben mede daarom in gezamenlijkheid gewerkt aan een planologisch-juridisch ruimtelijk kader dat als basis kan dienen voor een samenhangend beschermingsregime. Het streven was daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande planregels en beschermingsinstrumenten en deze op één lijn te brengen.

Parallel aan het proces van vaststelling van de PRV heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden over het verankeren van de Romeinse Limes in de provinciale ruimtelijke verordeningen van de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland. De resultaten van dit overleg leiden tot enkele aanpassingen in de PRV ten aanzien van de regels voor de te beschermen zones.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Kaart: de kaart ‘Cultuurhistorie’ wordt aangepast. De begrenzing van het object ‘CHS – historische buitenplaatszone’ en van het object ‘CHS – militair erfgoed’ wordt gecorrigeerd / verfijnd.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: Aan de toelichting op artikel 2.10 Cultuurhistorische hoofdstructuur, lid 2, sub d wordt aanvullende tekst toegevoegd.
  • Kaart: de kaart ‘Cultuurhistorie’ wordt aangepast. De begrenzing van het object ‘CHS – historische buitenplaatszone’ en van het object ‘CHS – militair erfgoed’ wordt gecorrigeerd / verfijnd.

1.6.3 Wijziging rode contour Achterberg en Utrecht     

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp rode contour. In het object rode contour (toelichtend) en stedelijk gebied / binnenstedelijke woningbouw op de kaarten van zowel de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV), als de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) wordt een wijziging doorgevoerd ter hoogte van Achterberg in de gemeente Rhenen en wordt een wijziging doorgevoerd bij de gemeente Utrecht ten behoeve van het ‘Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie’. Voor dit laatste worden ook teksten gewijzigd in de PRS.



Onderbouwing rode contour Achterberg

Op 19 juni 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (201204983/1/R2) geoordeeld dat GS niet op rechtsgeldige wijze kunnen voldoen aan de voorwaarde voor het verlenen van de ontheffing op grond van artikel 4.1, vijfde lid, onder c, van de PRV 2009. Het betreft hier het zogenaamde “touwtje”: nieuwe verstedelijking buiten de rode contour wordt gecompenseerd door het schrappen van een voor een bebouwing geschikte locatie elders binnen en aan de rand van het stedelijk gebied. De Afdeling oordeelt dat uit de PRV 2009 niet volgt dat GS bevoegd zijn tot het aanpassen van de kaarten. Bij gebreke van een dergelijke bevoegdheids¬toedeling moet er naar het oordeel van de Afdeling van worden uitgegaan dat uitsluitend PS daartoe bevoegd zijn.



Deze uitspraak heeft consequenties voor het nog vast te stellen bestemmingsplan van de gemeente Rhenen. De gemeente Rhenen heeft een ontheffing aangevraagd voor een contouraanpassing van de kern Achterberg. De ontheffing is op 6 maart 2012 door GS verleend. In deze partiële herziening wordt als nog voorzien in een contouraanpassing. De aanpassing betreft het wijzigen van de rode contour aan De Dijk tussen nummer 13 en 23. Door de overschrijding van de rode contour op een tweetal plekken ontstaan twee erven (om de bouw van woningen mogelijk te maken) en wordt een gewenste zichtlijn naar het achterland gewaarborgd. De compensatie vindt plaats in het tussengelegen deel, waar de rode contour teruggelegd zal worden.



Tegen het op d.d. 6 maart 2012 genomen besluit om ontheffing is bezwaar gemaakt. Aangezien dit beroep in het kader van het bestemmingsplan aan bod dient te komen en deze zitting nog niet heeft plaatsgevonden, haalt de partiële herziening, waarin de verlegging van de rode contour is opgenomen, deze procedure in. Daarom nemen we de ingediende bezwaren tegen het genomen besluit om ontheffing mee als zijnde een inspraakreactie tegen de partiële herziening van de PRS/PRV. De bezwaarmakers worden hierover geïnformeerd.



Onderbouwing rode contour Utrecht

In december 2011 hebben het Nationaal Kinderoncologisch Centrum (NKOC), thans Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie (PMC) en het Utrechts Medisch centrum (UMC) een intentieverklaring voor een verregaande samenwerking getekend. Doel is het realiseren van een centrum voor zorg en research in de kinderoncologie. Vanwege de nauwe samenwerking met het UMC op zowel medisch als facilitair gebied dient de nieuwbouw van het centrum in de onmiddellijke nabijheid van zowel het universitair kinderziekenhuis (Wilhelmina kinderziekenhuis) als het volwassen kankercentrum (UMC Utrecht Cancer Center) op de Uithof in Utrecht te worden gerealiseerd. De beoogde locatie is gelegen direct ten oosten van het Wilhelmina kinderziekenhuis (WKZ). Met de concentratie van de zorg op het gebied van kindergeneeskunde en research zal het PMC het grootste centrum voor kinderoncologie in Nederland worden en tevens een Europees Centre of Excellence. De vestiging van het PMC op de beoogde locatie draagt bij aan de ambitie en ontwikkeling van het Utrechts Science Park in de Uithof. In de onmiddellijk nabijheid van het UMC/WKZ is geen andere ruimte voor een dergelijke functie beschikbaar.



In de PRS is aangegeven dat wij willen meewerken aan de vestiging van het Nationaal Kinder Oncologisch Centrum op de Uithof in de directe nabijheid van het WKZ. Ook is aangegeven dat zodra er concrete plannen zijn die een aanpassing van de rode contour noodzakelijk maken, wij zullen starten met een partiële herziening. Op de bij de structuurvisie behorende kaart ‘Regionale uitwerking’ is een indicatieve aanduiding voor de gewenste locatie voor het PMC aangegeven. Deze vervangen wij via de partiële herziening.



Naast de locatie van het PMC wordt de Uithoflijn gerealiseerd. Hiervoor is een boogverruiming nodig die net buiten de rode contour valt. Dit levert een beperkte aanpassing van de rode contour op.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: Paragraaf 5.5.3.6 wordt aangepast. Deze paragraaf bevat het stedelijk programma van de gemeente Utrecht. In deze paragraaf worden de mogelijke ontwikkelingen in de gemeente Utrecht beschreven. Hierin wordt ook de partiële herziening voor het PMC aangekondigd. Deze aankondiging wordt er uit gehaald.
  • Kaart: de kaart ‘wonen en werken’ wordt aangepast. De contour van Achterberg en de contour van Utrecht worden gewijzigd in de objecten ‘rode contour (toelichtend)’, ‘binnenstedelijke woningbouw’, ‘bedrijventerrein stedelijk gebied’, ‘kantoren in stedelijk gebied’ en ‘detailhandel’ op de kaart ‘wonen en werken’. De kaart ‘Regionale uitwerking’ wordt aangepast. De ster met als legenda-eenheid ‘Nationaal Kinder Oncologisch Centrum wordt geschrapt. Conform de genoemde wijziging van de contouren, wordt ook het object op de kaart ‘klimaat, gezondheid en veiligheid’, genaamd ‘windturbines stedelijk gebied’ gewijzigd.

    Daarnaast worden de kaarten ‘klimaat, gezondheid en veiligheid’, ‘landelijk gebied’, ‘recreatie’, ‘landbouw’ en ‘reconstructie’ gewijzigd. Het landelijk gebied vormt de contramal van het stedelijk gebied. Daarom wordt de begrenzing van het landelijk gebied en van enkele objecten in het landelijk gebied ter hoogte van Achterberg en Utrecht gewijzigd op de genoemde kaarten. Het gaat om de volgende objecten: ‘windturbines landelijk gebied (kaart ‘klimaat, gezondheid en veiligheid’), ‘landelijk gebied (kaart ‘landelijk gebied’), ‘landbouwgebied’ en ‘landbouwkerngebied’ (kaart ‘landbouw’) ‘verwevingsgebied’ (kaart ‘reconstructie’) en ‘bovenlokaal recreatieterrein’ en ‘recreatiezone’ (kaart ‘recreatie’).

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Kaart: de kaart ‘Wonen en werken’ wordt aangepast. De contour van Achterberg en de contour van Utrecht worden gewijzigd in de objecten ‘stedelijk gebied’, ‘bedrijventerrein stedelijk gebied’ en ‘kantoren stedelijk gebied.’ Conform de genoemde wijziging van de contouren, wordt ook het object op de kaart ‘Duurzame energie’, genaamd ‘windturbines stedelijk gebied’ gewijzigd.

    Daarnaast worden de kaarten ‘duurzame energie’, ‘verkeer en vervoer’, ‘landelijk gebied’, ‘recreatie’ en ‘landbouw’ worden gewijzigd. Het landelijk gebied vormt de contramal van het stedelijk gebied. Daarom wordt de begrenzing van het landelijk gebied ter hoogte Achterberg gewijzigd op de genoemde kaarten. Het gaat om de volgende objecten: ‘windturbines landelijk gebied’(kaart ‘duurzame energie’), ‘luchtvaartterrein’ en ‘buffer luchtvaartterrein’ (kaart ‘verkeer en vervoer’), ‘woningen landelijk gebied’, bebouwingsenclaves en –linten’, ‘verstedelijking landelijk gebied’, ‘woonschepen’, ‘bestaande niet-agrarische bedrijven’ en ‘algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing’ (kaart ‘landelijk gebied’), ‘bovenlokaal recreatieterrein’, ‘recreatiewoningen’ en ‘recreatiezone’ (kaart ‘recreatie’) en ‘agrarische bedrijven’ en ‘verwevingsgebied’ (kaart ‘landbouw’).

1.6.4 Ecologische hoofdstructuur en groene contour     

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er worden teksten toegevoegd aan de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en gewijzigd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Daarnaast wordt aan het artikel EHS een lid toegevoegd naar aanleiding van recente jurisprudentie van de Raad van State. De kaarten over de EHS in de PRV en de PRS worden aangepast, zowel naar aanleiding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, als naar aanleiding van de motie over de Houtkades Lopikerwaard.



Onderbouwing Barro

Op 1 oktober 2012 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit Besluit bevat rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Het gaat om de aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond Rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. De ladder voor duurzame verstedelijking is op 1 oktober 2012 aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd.



Het Barro voorziet in de juridische borging van nationale ruimtelijke belangen. Een deel van de regels in het Barro is direct kaderstellend voor gemeentelijke bestemmingsplannen. Een ander deel verplicht de provincies om in hun verordeningen dergelijke kaderstellende regels uit te werken. Dat laatste is onder andere het geval bij de regels voor de EHS.



De PRV voldoet voor het grootste deel aan het Barro zoals dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden. Met de PRV hebben we op het Ontwerp Barro geanticipeerd en dat heeft voor de meeste onderwerpen goed uitgepakt. Alleen voor de EHS wijkt het in werking getreden Barro dusdanig af van het Ontwerp Barro, dat er enkele wijzigingen in de PRV en op de kaarten bij PRS en PRV nodig zijn. Het gaat om de volgende elementen:

?De definitie van “wezenlijke kenmerken en waarden” aanpassen, zodanig dat, conform het Barro, potentiële natuurwaarden alleen worden beschermd, indien het gronden betreft die daadwerkelijk als natuur zijn bestemd. Op gronden binnen de EHS die een andere bestemming hebben, worden alleen de actuele natuurwaarden beschermd. De PRV 2013 kent al een vergelijkbare inperking, maar alleen voor gronden met een agrarische of recreatieve bestemming.

?De begrenzing van militaire terreinen Leusder Hei en Vlasakkers, welke nu gelegen zijn in de EHS, maar conform het Barro buiten de EHS gehouden moeten worden. Volgens het rijk verdraagt het gebruik als oefenterrein zich niet met de status van (strikt beschermde) EHS, al is het beheer wel mede op het behoud van natuurwaarden gericht.

?Aanvulling voor nee, tenzij-beginsel met het opnemen van een expliciet verbod op oppervlaktevermindering en beperking van samenhang.



Onderbouwing EHS-saldobenadering

Naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 juni 2013 (201204983/1/R2, zie ook paragraaf 4.1) is het noodzakelijk om aan artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur een nieuw lid toe te voegen. Door toepassing van de EHS-saldobenadering kan de feitelijke begrenzing worden gewijzigd (verkleining of aantasting van de EHS op de ene plaats, uitbreiding en verbetering op een andere plaats). Geregeld moet worden dat GS de kaarten/objecten kunnen wijzigen zoals dit ook al is geregeld met betrekking tot de groene contour (toevoeging aan de EHS als binnen de groene contour natuur is gerealiseerd).



Onderbouwing Houtkades Lopikerwaard

Tijdens de behandeling van de PRS en PRV in PS in de vergadering van 4 februari 2013 zijn enkele moties aangenomen, waaronder de Motie Houtkades Lopikerwaard.



Bij de motie Houtkades Lopikerwaard is de volgende toelichting gegeven:

“De Houtkades Lopikerwaard zijn reeds bestaande natuur, die in de PRS 2005-2015 onderdeel zijn van de EHS. Omdat het om bestaande natuur gaat, zijn ze geen onderdeel van de afspraken in het kader van het Akkoord van Utrecht (die betreffen nieuwe natuur). Wel heeft de provincie daarnaast gekeken naar de EHS op het punt van samenhang en voorkomen van versnippering. Vanuit die optiek is het voorstelbaar dat GS ertoe zijn gekomen de houtkades te schrappen, mede gezien de cultuurhistorische bescherming.

Echter, natuurorganisaties hebben aangegeven dat de ecologische waarde ligt in de functie als ‘stepping stone’ en verbindingszone en als vestigings- en vluchtplaats voor diverse flora en fauna. Volgens de reactienota onderschrijven GS die ecologische waarde ook. Het behouden in de EHS maakt de bescherming voor mogelijke initiatiefnemers duidelijker en biedt meer waarborgen voor de bescherming van de ecologische waarde.”



In de motie wordt GS opgedragen de Houtkades Lopikerwaard concreet te begrenzen, zoals ook bij andere bestaande natuur in ecologische verbindingszones is gedaan en de concreet begrensde Houtkades Lopikerwaard bij de eerste partiële herziening van de PRS en PRV toe te voegen aan het object ecologische hoofdstructuur in de PRS en de PRV.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: In paragraaf 6.5.1 worden enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd en er wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, paragraaf 6.5.1.5 Militair oefenterrein met natuurwaarden (toelichtend).
  • Kaart: de kaart ‘Natuur’ wordt aangepast. De militaire terreinen worden conform het Barro uit het object ‘Ecologische hoofdstructuur’ gehaald en als nieuw object ‘Militair terrein met natuurwaarden’ toegevoegd aan de kaart. Daarnaast worden de Houtkades Lopikerwaard toegevoegd aan het object ‘Ecologische Hoofdstructuur (EHS)’. Conform de toevoeging aan de EHS in de Lopikerwaard, vervalt het object ‘groene contour’ ter plaatse (kaart ‘natuur’) en vervallen de objecten ‘landbouwgebied’ en ‘landbouwkerngebied’ ter plaatse (kaart ‘landbouw’).

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: Artikel 1.1 Algemene bepalingen en artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur wordt aangepast.
  • Tekst: de toelichting op artikel 4.11 en artikel 4.12 wordt aangepast.
  • Kaart: de kaart ‘Natuur’ wordt aangepast. De militaire terreinen worden conform het Barro uit het object ‘Ecologische hoofdstructuur’ gehaald. Daarnaast worden de Houtkades Lopikerwaard toegevoegd aan het object ‘Ecologische Hoofdstructuur’. Conform de toevoeging aan de EHS in de Lopikerwaard, vervalt het object ‘groene contour’ ter plaatse (kaart ‘natuur’) en wijzigen de objecten ‘Luchtvaartterrein’ en ‘buffer luchtvaartterrein’ (kaart ‘verkeer en vervoer’).



In zowel de tekst van de PRS, als van de PRV is een schema opgenomen. Deze schema’s worden niet gewijzigd.

1.6.5 PRS en PRV correcties     

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp technische correcties in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Er worden teksten gewijzigd in de PRV.



Onderbouwing

In de algemene bepalingen wordt in de definitie van grondgebonden landbouw een paar woorden geschrapt waardoor de zin beter loopt.



Nu gewerkt wordt met de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013, blijkt dat deze voor het standstill-beginsel voor extensiveringsgebieden in het reconstructiegebied niet helemaal consistent is. Dit beginsel is wel opgenomen in de toelichting, maar niet in de regel. Dit corrigeren we.



De Stiltegebieden zijn zowel opgenomen in de PRS en PRV, als in de Provinciale Milieuverordening (PMV). De stiltegebieden in al deze documenten moeten dezelfde begrenzing hebben.

De begrenzing van het stiltegebied Beverweerd/Rijsenburg wijkt in de PRS en PRV af van de begrenzing in de PMV. Bij 3 van de 4 deelgebieden van het stiltegebied is alleen de stille kern aangeduid op de kaart van PRS/PRV, niet de bufferzone daar omheen, die wel is opgenomen in de PMV. Deze bufferzone wordt toegevoegd aan de kaarten van de PRS en de PRV.

Voor het stiltegebied Eemland geldt, dat zowel in de PMV als in PRS en PRV er twee ‘gaten’ in de stille kern van het stiltegebied zitten, die volgens de huidige kaart niet tot het stiltegebied behoren. Deze stukjes zijn weliswaar geen onderdeel van de stille kern, maar wèl van het stiltegebied. Zowel de PRS en PRV, als de PMV zullen op dit punt aangepast worden.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Kaart: de kaart ‘Recreatie’, de begrenzing van de stiltegebieden Beverweerd/Rijsenburg en Eemland wordt aangepast.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: Artikel 1.1 Algemene bepalingen, de woorden “de op basis van” worden geschrapt uit de definitie van grondgebonden landbouw.
  • Tekst: Artikel 4.7 wordt aangepast ten behoeve van het behoud van concentratiegebied glastuinbouw voor de glastuinbouw.
  • Tekst: Artikel 4.13 Agrarische bedrijven, “stand still”-beginsel in het extensiveringsgebied wat in de toelichting is opgenomen, ook opnemen in het artikel zelf. De toelichting op de tekst wordt ook aangepast.
  • Kaart: de kaart ‘Recreatie’, de begrenzing van de stiltegebieden Beverweerd/Rijsenburg en Eemland wordt aangepast. Conform de aanpassing aan de stiltegebieden wijzigt het object ‘Luchtvaartterrein’ en buffer luchtvaartterrein (kaart ‘verkeer en vervoer’).

Hoofdstuk 4 Een duurzame leefomgeving     

4.2.2.1 Windenergielocatie     

Beleid

We zetten in op het bereiken van 50 tot 60 MW 65,5 MW aan windenergie in 2020 door op een beperkt aantal locaties ruimte te bieden voor grootschalige windturbines met een ashoogte van 60 meter en hoger. Op deze locaties mogen geen belemmeringen ontstaan voor het realiseren van deze windturbines. Als locaties met ruimte voor een nadere uitwerking hiervan zijn in beeld:

  • locatie gelegen langs het Amsterdam-Rijnkanaal ten zuiden van Houten nabij de Goyerbrug;
  • locatie langs de A12 in het plangebied van Rijnenburg;
  • locaties op bedrijventerrein Lage Weide te Utrecht en op bedrijventerrein Het Klooster te Nieuwegein.
  • locatie langs de A2 in de Autenasepolder, in de zuidoostoksel van knooppunt Everdingen.



Voor alle locaties geldt, dat wij de voorkeur hebben voor realisatie met draagvlak bij het gemeentebestuur. Concretisering gebeurt via initiatieven vanuit de markt. Wij staan open voor initiatieven die leiden tot intensivering van de benutting van genoemde locaties, waardoor hier meer dan 50 MW gerealiseerd kan worden, waarbij wij streven naar realisering van in totaal 60 MW.

Op korte termijn starten wij met een partiële herzieningsprocedure van de PRS en PRV ten behoeve van een zoeklocatie windenergie in de zuidoostoksel van knooppunt Everdingen, in de Autenasepolder langs de A2. Dit object is ter informatie al toelichtend op de kaart opgenomen, zie hiervoor paragraaf 4.2.2.2
. De ambitie voor windenergie is gericht op doelbereik in 2020. Onze structuurvisie maken wij voor de periode tot 2028. Mocht er in de werkingsperiode van onze structuurvisie behoefte zijn aan aanvullende locaties voor windenergie, dan zullen wij die beoordelen aan de hand van hun impact op milieu (geluid, slagschaduw, veiligheid), kernkwaliteiten van de Utrechtse Landschappen en mogelijke beperkingen vanuit andere beleidsterreinen, zoals Rijksbeleid voor vrijwaringszones voor radar en langs hoofdinfrastructuur en Natura 2000. Onze voorkeur gaat uit naar een in de omgeving passende combinatie van meerdere windturbines boven solitaire plaatsingen. Als aanvullende locaties nodig zijn en ze voldoen aan de criteria, dan zullen wij de mogelijkheid voor ontwikkeling van windenergie op die locatie opnemen in onze PRV. De genoemde criteria hanteren wij indien nodig ook bij de uitwerking van de huidige locaties.



Toelichting

Ons beleid voor windturbines is gericht op het via aangewezen locaties ruimte bieden voor lijnen of clusters waar deze passend zijn in hun omgeving. Een solitaire of, naar schaal van de omgeving, te korte lijn werkt verstorender in het landschap dan een duidelijke markering. Naast landschappen met windturbines hechten wij ook aan landschappen zonder windturbines. Het realiseren van dergelijke vrijwaringsgebieden van zowel grote als kleine windturbines, als contramal, past in het landelijk beleid. De kernkwaliteiten van de landschappen bieden hiertoe een basis. Bij de nadere uitwerking van de locaties zullen diverse onderzoeken uitgevoerd moeten worden. De conclusie kan zijn dat een nader MER-onderzoek nodig is voor de locatie. De volgende aspecten zijn van belang om te onderzoeken: landschappen (lokale effect en de impact op de wijdere omgeving), cultuurhistorie, archeologie en aardkundige waarden, natuur (instandhoudingsdoelen nabijgelegen natuur, aandacht trekroutes vogels en vleermuizen), geluid en stilte, duisternis en lichthinder (inclusief slagschaduw), externe veiligheid en nabijgelegen woonbebouwing.

Landelijk is de ambitie gesteld op 6000 Megawatt (MW) aan windenergie op land, te bereiken in 2020. De provincie Utrecht heeft zich daarbinnen vooralsnog gecommitteerd aan het bereiken van 50 MW 65,5 MW aan windenergie. Deze op het oog lage ambitie komt vooral voort uit de kernkwaliteiten van het Utrechtse landschap. Andere gebieden in Nederland zijn beter geschikt voor windenergie. Voor initiatieven tussen de 5 en de 100 MW wordt mogelijk van rechtswege windenergie tot provinciaal belang benoemd. Boven een nog nader te bepalen realisatienorm voor de gehele provincie kunnen Provinciale Staten af zien van toepassing van haar instrumentarium een inpassingsplan op te stellen. Deze realisatienorm wordt waarschijnlijk 50 MW gelijk aan de opgave. Hiervoor hebben wij, in samenspraak met gemeenten en mede gebaseerd op eerder beleid, zoekgebieden aangegeven waar dit gerealiseerd kan worden.

4.2.2.2 Ter toelichting: potentiële windenergielocatie     

Kaart klimaat, gezondheid en veiligheid; Object: potentiële windenergielocatie (toelichtend)



In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 waren voor windenergie locaties langs het Amsterdam-Rijnkanaal nabij Baambrugge, langs de A2 ter hoogte van Breukelen en langs de A12 ten zuidwesten van Woerden opgenomen. Voor deze locaties is op dit moment geen draagvlak bij het gemeentebestuur. Om die reden zijn deze locaties niet opgenomen in de voorliggende Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028. Mocht er gedurende de looptijd van deze PRS toch draagvlak bij het gemeentebestuur ontstaan, of mocht de met het Rijk en de provincies overeengekomen realisatienorm niet worden gehaald, dan zullen wij deze locaties ruimtelijk afwegen en zijn wij bereid deze PRS en bijbehorende PRV partieel te herzien. Om de locaties in beeld te houden zijn ze als toelichtend object opgenomen in de PRS.



Er is een initiatief voor het realiseren van enige windmolens in de zuidoostoksel van knooppunt Everdingen. Hiertegen lijken in principe geen zwaarwegende ruimtelijke bezwaren te bestaan. De locatie ligt dicht bij de A2/A27 en knooppunt Everdingen. Wel is deze locatie gelegen in het Groene Hart. In de Voorloper Groene Hart is vastgelegd dat er geen nieuwe initiatieven voor windenergielocaties worden opgenomen. Deze locatie kan echter worden gezien als een alternatief voor de nu niet op te nemen locaties in het Groene Hart bij Woerden, Abcoude en Breukelen. Alvorens een definitief standpunt over deze zoeklocatie te bepalen willen wij het maatschappelijk draagvlak toetsen. Het betreft immers een wezenlijke aanpassing van het ruimtelijk beleid ten opzichte van het ontwerp dat ter inzage heeft gelegen. Zeker windenergielocaties kunnen tot maatschappelijke weerstand leiden. In hoeverre voor deze locatie sprake is van voldoende maatschappelijk draagvlak hebben wij nog niet kunnen toetsen. Hiertoe starten wij een partiële herzieningsprocedure van de PRS en PRV. De gewenste locatie van de windturbines is als toelichtend object opgenomen in deze PRS.

4.2.2.3 Windturbines landelijk gebied     

De begrenzing van windturbines landelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor windturbines landelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

4.2.2.4 Windturbines stedelijk gebied     

De begrenzing van windturbines stedelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor windturbines stedelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

4.3.1 CHS - Historische buitenplaatszone     

De begrenzing van CHS - historische buitenplaatszone is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor CHS - historische buitenplaatszone van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

4.3.2 CHS - Militair erfgoed     

De begrenzing van CHS - militair erfgoed is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor CHS - militair erfgoed van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

Hoofdstuk 5 Vitale dorpen en steden     

5.1 Algemene beleidslijn verstedelijking     

De begrenzing van de rode contouren (toelichtend) is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is de algemene beleidslijn verstedelijking van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

5.2.1 Binnenstedelijke woningbouw     

De begrenzing van binnenstedelijke woningbouw is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor binnenstedelijke woningbouw van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

5.3.1.1 Bedrijventerrein stedelijk gebied     

De begrenzing van bedrijventerrein stedelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor bedrijventerrein stedelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

5.3.2 Kantoren     

De begrenzing van kantoren in stedelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor kantoren van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

5.3.3 Detailhandel     

De begrenzing van detailhandel is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor detailhandel van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

5.5.3.6 Stedelijk programma Utrecht     

Object: gemeente Utrecht



Voor de gemeente Utrecht wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 27.750 woningen. Van dit programma zijn 22.750 woningen in het stedelijk gebied gesitueerd, waarvan ongeveer de helft in de Vinex-locatie Leidsche Rijn (11.500 woningen). De andere helft van het programma binnen de rode contouren is voorzien in diverse kleinere en grotere projecten, zoals de Merwedekanaalzone, de 2e Daalsedijk en het Veemarktterrein. Buiten de rode contour zijn in de polder Rijnenburg tot 2030 7.000 woningen gepland, waarvan naar verwachting 5.000 woningen in de PRS-periode zullen worden gerealiseerd. Bij de planvorming voor Rijnenburg zal met verschillende aandachtspunten rekening moeten worden gehouden. Voor het noordelijk deel van het gebied moet het stedenbouwkundig ontwerp en de inrichting afgestemd worden op (zeer) natte omstandigheden en de geringe draagkracht van de bodem. Tevens moet rekening worden gehouden met de waterveiligheid, omdat dit gebied in het geval van een overstroming snel (en in het noordelijke deel tevens diep) onder water komt te staan. Essentieel is ook dat voorafgaand aan de start van de ontwikkeling de ontsluiting van Rijnenburg via de weg (onder meer op de A2 en de A12) en met het openbaar vervoer is geregeld. Wij hechten grote waarde aan een blijvende inzet voor een duurzame planontwikkeling door alle betrokken partijen.

In het gebied Maarschalkerweerd zijn thans al met name stedelijk gelieerde (sport)functies gevestigd en is de vestiging van het nationaal hockeycentrum voorzien. Zodra er concrete plannen zijn voor het nationaal hockeycentrum die een aanpassing van de rode contour noodzakelijk maken, zullen wij starten met een partiële herziening van de PRS en PRV.

Wij willen meewerken aan de vestiging van het Nationaal Kinder Oncologisch Centrum op de Uithof in de directe nabijheid van het WKZ, onder voorwaarde dat als compensatie een groene kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd die in redelijke verhouding staat tot de te realiseren rode ontwikkeling. Hierover vindt nog overleg plaats tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Zodra er concrete plannen zijn die een aanpassing van de rode contour noodzakelijk maken, zullen wij starten met een partiële herziening van de PRV. Hiervoor hebben wij een aanpassing van de rode contour doorgevoerd. Met de aanpassing van de rode contour, wordt de ster op de kaart, 'Nationaal Kinder Oncologisch Centrum (toelichtend)', verwijderd uit de PRS.

Voor wat betreft bedrijventerrein zijn de uitbreidingslocatie Rijnenburg en de locatie Strijkviertel in het stedelijk gebied niet opgenomen in het stedelijk programma. Deze locaties kunnen een rol spelen bij de herijking over vier jaar. Hierbij dient in regionaal verband afstemming plaats te vinden met in het bijzonder de gemeente Nieuwegein in verband met de nabijgelegen locaties Galecopperzoom en Nieuwraven.

Hoofdstuk 6 Landelijk gebied met kwaliteit     

6.1 Algemene beleidslijn landelijk gebied: ruimte voor dynamiek en kwaliteit     

De begrenzing van landelijk gebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is de algemene beleidslijn landelijk gebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

6.5.1.1 Ecologische hoofdstructuur     

Kaart Natuur; object: Ecologische Hoofdstructuur



Beleid


De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingen daartussen op nationaal niveau. Natura2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, maakt onderdeel uit van die EHS. Wij willen de EHS in Utrecht behouden en verder ontwikkelen. Hiervoor beschermen wij deze gebieden en willen wij tot 2021 1.500 ha. nieuwe natuurgebieden realiseren. Wij zorgen er voor dat zich geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van onze EHS. Dit doen wij via het beschermingsregime ‘nee, tenzij’.



Om te komen tot zowel een ontwikkelingsgerichte omgang met de EHS, als tot een betere ruimtelijke bescherming, benoemen wij een aantal instrumenten. Onder voorwaarden worden ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij het functioneren van de EHS niet wordt aangetast of zelfs wordt verbeterd. De volgende instrumenten zijn beschikbaar:

  • uitbreiding van geringe omvang bij bestaande functies. Kleinschalige ontwikkelingen in de EHS zijn mogelijk mits ze aansluiten aan een bestaande andere functie èn ze op al verstoord terrein plaats vinden;
  • plussen en minnen / mitigeren. Het negatieve effect van een ontwikkeling kan met voor natuur positieve ingrepen worden opgeheven zodat er geen sprake is van een significante aantasting van de EHS;
  • herbegrenzing van de EHS. Bij kleinschalige ontwikkelingen kan het instrument herbegrenzing worden ingezet, mits dit leidt tot een gelijkwaardige of betere kwaliteit van de EHS;
  • saldobenadering. Toe te passen bij een combinatie van ontwikkelingen die in een gezamenlijk ruimtelijk plan worden opgepakt en die per saldo een meerwaarde voor natuur opleveren.



Het is mogelijk dat ook ontwikkelingen buiten de EHS van invloed zijn op het functioneren van de EHS. Daarbij denken wij aan ontwikkelingen die een verstorende invloed hebben, of ontwikkelingen die leiden tot aanpassingen van het watersysteem in de buurt van een verdrogingsgevoelig natuurgebied. Wij vragen de gemeenten als onderdeel van een goede ruimtelijke ordening bij ontwikkelingen in de nabijheid van de EHS te voorkomen dat deze een negatieve invloed hebben op het functioneren van de EHS.



De EHS heeft een belangrijke functie voor de recreatie. Die recreatieve functie willen wij behouden en waar nodig versterken. Dit mag echter niet leiden tot een toenemende versnippering van de EHS. Wij maken daarom binnen het regime “nee, tenzij” een uitzondering voor verblijfs- en dagrecreatieterreinen. Voor ontwikkelingen binnen deze terreinen hoeft alleen gekeken te worden naar actuele natuurwaarden en niet naar potentiële waarden. De bescherming van de EHS richt zich zowel op actuele als potentiële waarden. Deze potentiële waarden worden vooral bepaald door abiotische factoren zoals waterhuishouding en bodemopbouw. De kaders die het rijk stelt voor de bescherming van de EHS (vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) geven aan, dat de bescherming van potentiële waarden in de EHS alleen aan de orde kan zijn, als de gronden daadwerkelijk (mede) voor natuurdoelen zijn bestemd. Dat betekent, dat wij ter plekke van ingesloten functies binnen de EHS alleen de actuele waarden beschermen.

De meest voorkomende andere functies binnen de EHS betreffen recreatie (zowel dag- als verblijfsrecreatie) en landbouw.
Wij hechten belang aan goede voorzieningen voor recreatief medegebruik, zoals wandelen en fietsen, mits passend in een duidelijke zonering in relatie tot het functioneren van de EHS. Recreatieve toegangspoorten naar natuurgebieden kunnen op grond van een gebiedsvisie een intensievere inrichting krijgen indien dit intensievere gebruik opweegt tegen de ecologische winst van een goede recreatieve zonering in het achterliggende natuurgebied.

Regulier gebruik van agrarische gronden binnen de EHS is geen activiteit met significante gevolgen en ondervindt geen beperking van het ruimtelijk natuurbeleid. Agrarische bedrijven mogen zich op bestaande bouwpercelen ontwikkelen, vanzelfsprekend binnen de kaders van ons ruimtelijk beleid. Bij uitbreiding van het bouwblok op grond met een agrarische bestemming wordt binnen het ‘nee, tenzij’- regime alleen gekeken naar actuele waarden en niet naar de potentiële waarden. Ontwikkelingen op en uitbreiding van agrarische bouwpercelen zijn mogelijk, zolang geen actuele natuurwaarden worden aangetast.



Toelichting

De Ecologische Hoofdstructuur is een robuust netwerk gevormd door bestaande natuurgebieden, nieuwe nog te realiseren natuurgebieden en verbindingszones tussen de natuurgebieden. Enkele beheersgebieden maken ook onderdeel uit van de EHS. Dit zijn landbouwgebieden waar agrarisch natuurbeheer wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit, én aan het functioneren van de EHS.



De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft twee doelen:

  1. de rijkdom aan soorten - de biodiversiteit - te behouden en te herstellen. Hiervoor is het noodzakelijk dat natuurgebieden worden uitgebreid, verbeterd, en met elkaar worden verbonden in een samenhangend netwerk. Dit netwerk moet functioneren in ruimte en tijd, waardoor planten en dieren een duurzame, robuuste en klimaatbestendige leefomgeving krijgen;
  2. ruimte bieden aan de groeiende behoefte aan rust en ruimte, waardoor inwoners en bezoekers de natuur kunnen beleven en het draagvlak voor natuurbeleid gewaarborgd is.



Binnen de EHS liggen ook beschermde natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. Deze gebieden hebben natuurwaarden die op nationale en/of internationale schaal van groot belang zijn voor de biodiversiteit en hebben daarom ook Rijksbescherming o.b.v. de Natuurbeschermingswet en de nog in ontwikkeling zijnde nieuwe wet Natuurbehoud. Ontwikkelingen in of in de omgeving van beschermde natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden moeten worden getoetst aan de voorwaarden van de Rijkswetgeving alvorens de planologische toetsing op basis van de EHS kan plaatsvinden.



Nee, tenzij

We beschermen de EHS via het ‘nee, tenzij’- regime. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen in de EHS met een negatief effect op de kwaliteit van de natuur of het functioneren van de EHS in principe niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. Het Rijk heeft de provincies via het besluit algemene regels ruimtelijke ordening de taak gegeven deze bescherming nader uit te werken. Wij hebben deze bescherming vorm gegeven via een aantal stappen die hieronder zijn toegelicht.

Nieuwe (planologische) ontwikkelingen zijn in principe niet mogelijk binnen de EHS wanneer ze een significant negatief effect hebben op het functioneren van de EHS. De initiatiefnemer van een ontwikkeling moet bij het ’nee, tenzij’- regime de onderbouwing leveren. Om een zorgvuldige beoordeling te kunnen maken zal de initiatiefnemer in een zogenaamd ‘nee, tenzij’-onderzoek de effecten van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op de te beschermen, te ontwikkelen en te behouden factoren moeten specificeren. Het gaat daarbij om de ‘wezenlijke waarden en kenmerken’ van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit:

  1. de bestaande en potentiële waarden van het ecosysteem waaronder ook begrepen worden de vereiste omgevingsfactoren zoals donkerte, bodem, water en milieu;
  2. de robuustheid en de aaneengeslotenheid van de EHS;
  3. de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  4. de verbindingsfunctie van het gebied voor soorten en ecosystemen.



Een ‘nee, tenzij’-onderzoek kan achterwege blijven, indien het een ontwikkeling van geringe omvang betreft bij een bestaande functie. Wij gaan ervan uit dat een dergelijke kleine ontwikkeling niet tot significante gevolgen voor de waarden van de EHS leidt, als in de ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat deze ontwikkeling op al verstoord terrein in de onmiddellijke nabijheid van bestaande bebouwing en verharding plaatsvindt. Verder kunnen binnen de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling positieve ingrepen voor natuur meegewogen worden. Het effect van de ontwikkeling leidt dan niet tot significante gevolgen. De positieve ingrepen dienen wel gegarandeerd te worden. Wij noemen dit instrument: ‘plussen en minnen’. Een voorbeeld van een ‘plus’ is het slopen van een in het bos gelegen gebouw of parkeerterrein en dit perceeldeel als natuur te bestemmen.



Als er sprake is van significante aantasting, dan mag de voorgenomen ontwikkeling geen doorgang vinden, tenzij deze voldoet aan enkele randvoorwaarden. Dit tenzij heeft betrekking op ontwikkelingen met redenen van groot openbaar belang. Indien dit aangetoond wordt, er geen reële alternatieven zijn, en de negatieve effecten zoveel mogelijk beperkt worden, is de ontwikkeling wel mogelijk. De overblijvende effecten moeten dan wel gecompenseerd worden. Aan de compensatie worden nadere eisen gesteld: de compensatie vindt plaats buiten de EHS, in de directe omgeving van de ingreep, in natura (indien absoluut onmogelijk financieel), gelijktijdig en gelijkwaardig (bij hoge waarden met extra factor voor ontwikkelingstijd). Compensatie vindt bij voorkeur plaats binnen de groene contour. Als er sprake is van een significante aantasting, maar niet van groot openbaar belang, bieden twee instrumenten aanvullende mogelijkheden voor ontwikkelingen binnen de EHS:

  • herbegrenzing: Bij individuele kleinschalige ontwikkelingen kan het instrument herbegrenzing worden ingezet. Daarbij kan een ruil plaatsvinden tussen EHS waarop de ontwikkeling plaatsvindt en een nabij gelegen perceel buiten de huidige EHS. Herbegrenzing kan alleen plaatsvinden als dit tot een gelijkwaardige of betere kwaliteit voor de EHS leidt;
  • saldobenadering: Als een combinatie van ontwikkelingen in een gezamenlijk ruimtelijk plan wordt opgepakt, wat per saldo een meerwaarde voor natuur oplevert, is het instrument saldobenadering beschikbaar.



Voor ontwikkelingen in het kader van het programma Hart van de Heuvelrug geldt een enigszins afwijkende vorm van de saldobenadering, die is gebaseerd op een verevening van rode en groene bestemmingen. De basis hier is dat het programma door het realiseren van ecologische corridors en uitbreiding van kerngebieden in totaliteit leidt tot een kwaliteitsverbetering van de EHS.



Om de toepassing van het ‘nee, tenzij’- regime te ondersteunen zal de provincie de informatie over de toetsing en de besproken instrumenten verder ontsluiten via een speciale website. Naast een zogenaamde beslisboom gaan wij signaleringskaarten beschikbaar stellen die kunnen helpen bij de onderzoeken.



Totstandkoming EHS-kaart

De begrenzing van de EHS is aangepast aan zowel de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, als aan de afspraken uit het Akkoord van Utrecht. Hierbij is de oorspronkelijke beleidskaart, die is vastgelegd in de Structuurvisie 2005-2015 (het Streekplan), als basis genomen. Deze kaart omvatte de categorieën bestaande natuur, nieuwe natuur, ecologische verbindingszones en een categorie ‘overige EHS’, waarmee enkele beheersgebieden en/of zoekgebieden nieuwe natuur werden aangeduid. Ook Natura 2000-gebieden buiten de EHS waren op deze kaart aangegeven. Deze categorieën zijn in de kaart bij de voorliggende PRS opgegaan in het object ‘EHS’. Bij deze heroverweging zijn alle EHS-grenzen zoveel mogelijk op logische grenzen gelegd, zoals wegen, en zijn de EHS-grenzen waar nodig aangesloten aan de rode contour. De EHS-vlakken zijn zoveel mogelijk gesloten en alleen enclaves zonder aanwezige natuurwaarden (zoals grote bebouwingsclusters en enkele recreatieterreinen) zijn uit de EHS-begrenzing gehaald. Hierbij is vijf hectare als indicatieve grens gehanteerd. De ecologische verbindingszones die op de oorspronkelijke beleidskaart stonden zijn getoetst aan de vraag of zij van essentieel belang zijn als verbinding tussen kernen natuurgebied om het grote geheel van de EHS goed te laten functioneren. Het gaat dan bijvoorbeeld om beken met oevers en stapstenen. Ook beheersgebieden en kleinere geïsoleerde natuurterreinen zijn beoordeeld op de mate van noodzakelijkheid voor het functioneren van de EHS. De terreinen die niet noodzakelijk zijn voor het functioneren, maken geen onderdeel meer uit van de EHS.

Ook onderdeel van het object ‘EHS’ zijn nieuwe natuurgebieden. In deze gebieden streeft de provincie naar de omzetting van agrarische grond naar natuurgrond. De provincie en maatschappelijke organisaties hebben in het Akkoord van Utrecht (9 juni 2011) afgesproken dat circa 1.500 hectare nog te realiseren nieuwe natuur onderdeel uit blijft maken van de EHS.



Relatie met recreatie

Recreatie vindt vaak plaats in of in de directe nabijheid van de EHS. Routegebonden activiteiten zoals wandelen en fietsen passen gezoneerd binnen de EHS. Er is een groeiende behoefte aan aantrekkelijke kwalitatief hoogwaardige recreatievoorzieningen. Deze dragen bij aan een positieve beleving van natuur. Daarbij kunnen recreatieve voorzieningen de zonering van EHS-gebieden ondersteunen. Zonering heeft tot doel: verschillende natuurervaringen creëren en kwetsbare natuur ontzien. Goede recreatieve zonering zorgt daarmee voor draagvlak voor natuur en voor natuurkwaliteit.

Vanwege het belang van recreatie voor de EHS hebben wij specifiek beleid ontwikkeld voor recreatieterreinen die binnen de EHS liggen. Op verblijfs- en dagrecreatieterreinen die vanwege verwevenheid met natuur binnen de EHS liggen, worden ontwikkelingen alleen getoetst op de actuele waarden en niet op de potentiële waarden, omdat wij ervan uitgaan dat gezien de functie de actuele en potentiële waarden gelijk kunnen worden gesteld. Verder wordt het mogelijk Wij hebben het mogelijk gemaakt om een specifieke vorm van saldobenadering voor dag- en verblijfsrecreatie toe te passen, waarvoor de vereiste gebiedsvisie vooral toegespitst moet zijn op de ontwikkelingen voor natuur en recreatie. Om dit te ondersteunen, stellen wij een gebiedsgerichte aanpak voor, waarin partijen uit het gebied gezamenlijk op zoek gaan naar kwaliteitswinst, via bijvoorbeeld uitruil van bestemmingen. Hiermee kan voor dag- en verblijfsrecreatie meer ruimte voor ontwikkeling ontstaan. In het gebied van de Vinkeveense Plassen speelt de samenhang tussen natuur en recreatie vooral bij de legakkers. Wij onderzoeken met het gebied de gevolgen van deze samenhang en de beste aanpak hiervan.



Relatie met landbouw

Het reguliere agrarisch gebruik van agrarische gronden binnen de EHS is geen activiteit met significante gevolgen en ondervindt geen beperking op basis van het ruimtelijk natuurbeleid. Indien wordt voldaan aan de generieke milieuwetgeving, zijn hervestiging (op een bestaande agrarische bedrijfslocatie) en uitbreiding van grondgebonden of intensieve veehouderij binnen de bestaande bouwpercelen en bouwrechten mogelijk.

Binnen randvoorwaarden is toepassing van ruimte-voor-ruimte op de kavel en functieverandering van agrarische en niet-agrarische bedrijfsgebouwen in de EHS toegestaan. Zowel bij ruimte-voor-ruimte als bij functieverandering van agrarische bedrijfsgebouwen moet ontstening optreden. De algemene ruimtelijke randvoorwaarden voor deze regelingen zijn van toepassing. Binnen de EHS is het belangrijk dat de terugbouw van een woning plaatsvindt op zodanige wijze, dat natuur en landschap zoveel mogelijk worden versterkt.


Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op agrarische gronden en bedrijven, die afwijken van het normale agrarische gebruik of niet in overeenstemming zijn met de bestaande rechten, moeten worden afgewogen op basis van het ‘nee, tenzij’-regime. Het gaat hierbij bijvoorbeeld ook om een uitbreiding van het bouwblok. Bij het ‘nee, tenzij’-regime wordt bezien of de nieuwe ontwikkeling gevolgen heeft voor wezenlijke kenmerken en waarden. Als de grond een agrarische bestemming heeft, gaat het alleen om de aanwezige waarden, niet om de potentiële waarden. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven in de EHS is niet mogelijk.



Ontwikkelingen in de nabijheid

Het is mogelijk dat bepaalde ontwikkelingen die zich buiten de EHS begrenzing afspelen, een significant schadelijk effect hebben op natuurgebieden binnen de EHS. Het gaat dan bijvoorbeeld om kleinere gebieden, die door de geringe omvang kwetsbaar zijn voor verstoringen van buitenaf. Er is vaak veel geïnvesteerd om deze elementen aan te leggen en zij spelen een cruciale rol in het verbinden van grotere natuurgebieden. Ook kan het gaan om gebieden die gevoelig zijn voor ingrepen in het hydrologische systeem of voor sterke toename van licht (afname van donkerte), geluid of betreding.



Realisatie

Provinciaal belang

Behouden en ontwikkelen van vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden.

Provinciale rol

Reguleren, stimuleren, participeren

Reguleren

(PRV)Gemeenten nemen in bestemmingsplannen regels op ter bescherming van de ecologische hoofdstructuur (artikel Ecologische Hoofdstructuur).

Stimuleren

Overleg: Bij gemeenten aandacht vragen voor voorkomen of aanpassen van ontwikkelingen in nabijheid van de EHS die effecten kunnen hebben op de EHS.

Opstellen signaleringskaarten.

Ontsluiten informatie: website met interactieve beslisboom EHS (omgaan met nee, tenzij) en de (nog op te stellen) signaleringskaarten.

Participeren

Gebiedsgerichte aanpak voor gezamenlijke kwaliteitswinst van natuur en recreatie in de EHS, gericht op het functioneren van dag- en verblijfsrecreatieterreinen in de EHS.

6.5.1.5 Militair oefenterrein met natuurwaarden (toelichtend)     

Kaart Natuur; object: Militair oefenterrein met natuurwaarden (toelichtend)



In de provincie liggen twee belangrijke militaire oefenterreinen: de Leusderheide en de Vlasakkers. Deze terreinen hebben belangrijke natuurwaarden, mede dankzij het zorgvuldige beheer door het Ministerie van Defensie, dat mede op het behoud van deze natuurwaarden is gericht. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft echter aan, dat deze terreinen geen onderdeel uitmaken van de Ecologische hoofdstructuur. Volgens het rijk verdraagt het militair gebruik zich niet met de status van EHS en het daaraan verbonden beschermingsregime. Zoals ook in de toelichting van het Barro wordt erkend, dragen deze terreinen door hun omvang, ligging en natuurkwaliteit echter wel nadrukkelijk bij aan het functioneren van de EHS.

Wij hebben deze terreinen daarom aangeduid als militair oefenterrein met natuurwaarden. De terreinen maken formeel geen onderdeel uit van de EHS, zoals deze in de PRS en in PRV is begrensd. Ter plekke geldt dan ook niet het zogenaamde nee, tenzij-regime. Mocht dat gebruik op termijn beëindigd worden, dan zullen wij beide terreinen alsnog toevoegen aan de EHS.

6.5.2 Groene contour     

De begrenzing van groene contour is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor groene contour van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

6.6.1 Landbouwgebied     

De begrenzing van landbouwgebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor landbouwgebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

6.6.2 Landbouwkerngebied     

De begrenzing van landbouwkerngebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor landbouwkerngebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

6.6.4.3 Verwevingsgebied     

De begrenzing van verwevingsgebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor verwevingsgebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

6.7.1 Recreatiezone     

De begrenzing van recreatiezone is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor recreatiezone van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

6.7.2 Bovenlokaal recreatieterrein     

De begrenzing van bovenlokaal recreatieterrein is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor bovenlokaal recreatieterrein van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.

6.7.4 Stiltegebied     

De begrenzing van stiltegebied is gewijzigd. Op de aangepaste gebieden is het beleid voor stiltegebied van toepassing zoals verwoord in de PRS: NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01.