|
2. In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt (mede) verstaan onder:
grondgebonden landbouw: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in
overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Het betreft akkerbouw, vollegrondstuinbouw,
fruitteelt en boomteelt en rundvee-, paarden-, schapen- of geitenhouderij voor zover
bij deze veebedrijven het benodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel
afkomstig is van de op basis van structureel bij het bedrijf behorende gronden;
wezenlijke kenmerken en waarden: voor gebieden met een agrarische bestemming en gebieden waarop een bestemming ten
behoeve van verblijfs- en dag¬recreatieterrein is gelegd voor ingesloten functies binnen de EHS gaat het om de actuele waarden. Voor gebieden met een andere bestemming natuurbestemming en voor gebieden die mede als natuur zijn bestemd gaat het om de actuele en potentiële waarden, waarbij de potentiële waarden worden
gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied.
De wezenlijke waarden en kenmerken van de bij het gebied behorende natuurdoelen en
natuurkwaliteit:
1. Als ‘Windenergielocatie’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.
1. Als ‘Windturbines landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.
1. Als ‘Windturbines stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.
1. Als ‘Experimenteerruimte duurzame energie’ wordt aangewezen het gebied waarvan
de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op
de kaart Duurzame energie.
2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die de realisatie van innovatieve
ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie toestaan, mits is voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a. innovatieve ontwikkeling wordt gerealiseerd op een agrarisch bouwperceel, een voormalige agrarisch bouwperceel, een agrarisch perceel of een niet agrarisch bouwperceel waarbij de oppervlakte maximaal 2,5 hectare bedraagt;
b. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
c. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.
1. Als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ wordt aangewezen de gebieden ‘Historische buitenplaatszone’, ‘Militair erfgoed’, ‘Agrarisch cultuurlandschap’ en ‘Archeologie’ waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Cultuurhistorie.
1. Als ‘Stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.
1. Als ‘Bedrijventerrein stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.
1. Als ‘Verstedelijking landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
1. Als ‘Woningen landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
1. Als ‘Bebouwingsenclaves en -linten’ wordt aangewezen het waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
1. Als ‘Woonschepen’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
1. Als ‘Bestaande niet-agrarische bedrijven’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
1.Als ‘Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing’ wordt aangewezen
het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand
en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
2.Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische
bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing toestaan dat de bedrijfswoning en overige
bedrijfsgebouwen een andere bedrijfs-matige functie krijgen, mits is voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a.het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of in het geval van een glastuinbouwbedrijf het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;
b.met uitzondering van de historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning wordt de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen gereduceerd met ten minste 50%, tenzij:
1 °het gaat om een nieuwe functie die voorziet in een kleinschalige woonzorgvoorziening en er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht anders dan ter vervanging van bestaande be-bouwing. Nieuwe bebouwing is alleen mogelijk wanneer de nieuwe bebouwing ruimtelijk aan¬vaardbaar is en deze noodzakelijk is voor een goede zorgverlening;
2 °het gaat om een nieuwe functie die bijdraagt aan recreatieve belevingsmogelijkheden waaraan in het gebied nadrukkelijk behoefte bestaat;
3 °het gaat om de hervestiging van één of enkele bedrijven die op hun oorspronkelijke locatie een ruimtelijk obstakel vormden of de kwaliteit van de leefomgeving ernstig aantasten en die op de nieuwe locatie, nabij de kern, goed inpasbaar zijn;
4 °het gaat om vestiging van bedrijven die vanwege hun werkzaamheden met zwaar rijdend materieel zich voornamelijk richten op het landelijk gebied;
5 °extra natuur wordt gerealiseerd binnen de Groene contour.
Afwijking van deze maatvoering is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
c.de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden worden behouden of versterkt;
d.de bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen liggen niet in een Landbouwontwikkelingsgebied;
e.de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
3.Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing toestaan dat een woonbestemming wordt gegeven aan de bedrijfswoning en de tot het hoofdgebouw behorende aangebouwde bedrijfsruimte, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a.het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of in het geval van een glastuinbouwbedrijf het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;
b.de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden of versterkt;
c.de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
d.een kantoor of bedrijf aan huis is mogelijk indien de omvang van die activiteiten ondergeschikt blijft aan de woonfunctie.
4.Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing de bouw van één of meerdere nieuwe woningen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of in het geval van een glastuinbouwbedrijf het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;
b.alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, tenzij het gaat om historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning. De historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing krijgt een passende functie die bijdraagt aan dat behoud. Wanneer 1000 m2 tot 2500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van één nieuwe woning toegestaan. Wanneer 2500 m2 tot 4000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van twee woningen toegestaan. Wanneer er 4000m2 of meer aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van drie woningen toegestaan. Voor kassen geldt dat er 5000 m2 aan bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt voor één woning. Afwijking van deze maatvoering is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
c.de nieuwe woning wordt gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel in samenhang met de te handhaven boerderij of bedrijfswoning en wordt landschappelijk goed ingepast, tenzij situering van de nieuwe woning op een andere locatie in het landelijk gebied leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
d.de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
5.De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.
1.Als ‘Ecologische hoofdstructuur’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische
plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur.
2.Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de wezenlijke kenmerken en
waarden beschermen, in stand houden en ontwikkelen.
3.Een ruimtelijk plan bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen
toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken
en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang
tussen die gebieden, tenzij:
a.er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn, of de ruimtelijke ontwikkelingen nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen omheinde militaire terreinen mogelijk maken;
b.negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat:
1 °compensatie plaatsvindt in natura in de omgeving van de ruimtelijke ingreep;
2 °het ruimtelijk plan waarin de compensatie wordt geregeld, gelijktijdig wordt vastgesteld met het ruimtelijk plan waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt, tenzij ver-zekerd is dat de compensatie wordt gerealiseerd;
3 °de compensatie minimaal gelijkwaardig is aan het verlies aan waarden en kenmerken;
c.voor zover compensatie in natura niet mogelijk is in de omgeving en elders ook niet mogelijk is, moet de resterende schade financieel worden gecompenseerd.
4.De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit
blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en bevat een beschrijving van de
in het plangebied voorkomende wezenlijke kenmerken en waarden.
5.Gedeputeerde staten kunnen een gebied grenzend aan de ‘Ecologische Hoofdstructuur’
aanwijzen als ‘Ecologische Hoofdstructuur’ waarvan de geometrische plaatsbepaling
is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur, wanneer de nieuwe
natuur is vastgelegd in een ruimtelijk plan. Wanneer zij een gebied aanwijzen, wijzigen
zij gelijktijdig het gebied ‘Luchtvaartterrein’ waarvan de geometrische plaatsbepaling
is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Verkeer en Vervoer.
1. Als ‘Groene contour’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur.
1.Als ‘Agrarische bedrijven’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling
is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landbouw. Als ‘Reconstructiegebied’
wordt aangewezen de gebieden ‘Landbouwontwikkelingsgebied’, ‘Extensiveringsgebied’
en ‘Verwevingsgebied’ waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het
GML-bestand en is verbeeld op de kaart Reconstructiegebied.
7. Een ruimtelijk plan kan geen bestemmingen of regels bevatten die voorzien in uitbreiding
van een agrarisch bouwperceel van een bestaande niet-grondgebonden veehouderij in
een extensiveringsgebied.
7.8. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die nevenactiviteiten toestaan,
mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a.de oppervlakte aan bedrijfsbebouwingen wordt niet vergroot;
b.erfinrichting en bedrijfsbebouwing zijn landschappelijk goed inpasbaar;
c.omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
8.
9.De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt
dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Daarnaast bevat de toelichting een onderbouwing
die aantoont dat de uitbreiding tot maximaal 2,5 hectare of met maximaal 30% noodzakelijk
is voor de voortzetting van het agrarische bedrijf. Indien voorzien wordt in de mogelijkheid
van nevenactiviteiten in een omvang van meer dan 300 m2, dan bevat de toelichting
daar¬voor een ruimtelijke onderbouwing. Een beeldkwaliteits-paragraaf maakt onderdeel
uit van de ruimtelijke onderbouwing.
1. Als ‘Recreatiezone’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Recreatie.
1. Als ‘Bovenlokaal recreatieterrein’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Recreatie.
1. INLEIDING
Voor u ligt de partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
(PRS) en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Deze partiële herziening
betreft de volgende onderwerpen (in dezelfde volgorde weergegeven als in de PRS en
PRV):
Per onderwerp is achtereenvolgens beschreven:
In deze herziene tekst is middels gemarkeerde tekst aangegeven wat toegevoegd wordt en middels doorgehaalde tekst aangegeven wat weggehaald wordt.
U heeft nu de digitale versie van de PRSph en PRVph voor zich, die hoort bij de viewer.
In de digitale versie zijn alle aanleidingen voor wijzigingen opgenomen in dit eerste
hoofdstuk. De paragraafnummering van de digitale PRSph volgt de paragraafnummering
van de PRS. De artikelnummering van de digitale PRVph volgt de artikelnummering van
de PRV. De digitale PRVph bevat alleen de gewijzigde delen van de opgenomen artikelen.
1.1 Doel en status
Februari 2013 zijn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de
Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) vastgesteld. Bij vaststelling hiervan
was al duidelijk dat er een partiële herziening nodig zou zijn, onder andere om te
voldoen aan het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) van de Rijksoverheid
dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden. Het voldoen aan het Barro kon niet meegenomen
worden in de PRS en PRV, omdat de tervisielegging hiervan in de eerste helft van 2012
heeft plaatsgevonden.
De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van
de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie,
niet voor andere partijen. Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid uit de PRS
naar gemeenten is de PRV opgesteld. Deze is bindend voor gemeenten. In deze partiële
herziening zijn zowel wijzigingen aan de PRS, als wijzigingen aan de PRV opgenomen.
In dit boekje zijn de wijzigingen aan beide documenten samengenomen. In de digitale
versie (zie hieronder) zijn ze wel beide apart opgenomen.
1.2 Digitalisering
Conform het Besluit ruimtelijke ordening bieden wij de PRSph en de PRVph ook elektronisch
(digitaal) aan. De Ontwerp-PRSph en -PRVph zijn daarom te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl en op de site van de provincie: http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer). Hiertoe zijn beide herzieningen objectgericht opgesteld.
1.3 Procedure
In overeenstemming met de wettelijke vereisten, liggen de Ontwerp-PRSph en -PRVph
zes weken ter inzage (dinsdag 22 oktober 2013 tot en met maandag 2 december 2013).
Gedurende deze zes weken kan iedereen die dat wil zienswijzen tegen de PRSph en opmerkingen
tegen de PRVph indienen. Dit kan zowel schriftelijk, digitaal als mondeling. De schriftelijke
zienswijzen / opmerkingen moeten worden gericht aan Provinciale Staten van Utrecht
(t.a.v. de heer H. Schoen, postbus 80300, 3508 TH Utrecht). Begin 2014 zullen PS de
PRSph en PRVph vaststellen. Daarbij geven ze ook een oordeel over de ontvangen zienswijzen
en opmerkingen.
Gelijk met de ontwerp-PRSph en -PRVph ligt ook de aanvulling op de planMER ter inzage.
De planMER is niet als zelfstandig document door PS vastgesteld, maar bevat informatie
voor de besluitvorming over de PRS. Hetzelfde gaat gelden voor de aanvulling die in
deze partiële herziening opgenomen is. In dit boekje is de aanvulling op de planMER
opgenomen in de bijlage.
PS worden na terinzagelegging gevraagd de tekst onder ‘de herziene tekst voor de PRS
en/of PRV’ vast te stellen, evenals de gewijzigde objecten op de kaarten, aangegeven
onder ‘wat verandert er’. Deze teksten en objecten worden apart vastgesteld door PS.
Apart betekent dat ze niet worden “ingevoegd” in de bestaande PRS en PRV. Op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn deze aparte plannen terug te vinden. Op deze website zal na vaststelling tevens
een (ambtelijke) geconsolideerde versie te vinden zijn. De geconsolideerde versie
wordt ook op de provinciale website http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer) geplaatst. De geconsolideerde versie heeft geen juridische status.
1.4 PlanMER
De leefomgeving van mensen en de ruimtelijke inrichting hangen nauw met elkaar samen.
Om tijdens het opstellen van de PRS vroegtijdig inzicht te krijgen in de effecten
van ons voorgenomen ruimtelijk beleid op de leefomgeving, hebben we bij de PRS een
planMER, een Milieu Effect Rapportage, opgesteld. Hierin beoordelen we de (duurzaamheids)effecten
van het nieuwe beleid en vergelijken dit met de effecten bij voortzetting van het
bestaande beleid.
In deze PRSph is een aanvulling van de planMER voor de bijlage “Effecten provinciale
ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur” opgenomen. De reden hiervoor is, dat
er in de PRSph een nieuwe windlocatie is opgenomen, die net als de ruimtelijke ontwikkelingen
in de PRS, getoetst is op de effecten op natuur. Aangezien deze nieuwe windlocatie
ook nabij een stiltegebied ligt, is een toets hierop ook in de bijlage opgenomen.
1.5 Kaarten
Van de PRS maken een visiekaart en een beleidskaart deel uit. De visiekaart wordt
met deze partiële herziening niet gewijzigd. De beleidskaart bestaat uit kaartlagen
en objecten. Aan elk object is in de PRS beleid gekoppeld. Ook de PRV is objectgericht
opgebouwd. Een deel van de objecten van de PRS en PRV wordt met deze partiële herziening
gewijzigd. De overige, ongewijzigde objecten zijn in de partiële herziening niet verbeeld.
In de digitale weergave zijn de kaartlagen opgenomen in één kaart en kunnen deze worden
aan- of uitgezet. In de analoge (papieren) versie is elke kaartlaag een afzonderlijke
kaart. Ze moeten echter wel in samenhang worden beschouwd, zoals digitaal gebeurt.
Alle gegevens die op de kaarten van de PRS/PRV staan (objecten), zijn gedetailleerd
ingetekend op ondergronden van de Topografische Dienst/Kadaster. Omdat de ondergrond
van de analoge (papieren) versie minder nauwkeurig is, lijkt het soms dat objecten
niet op de juiste locatie worden weergegeven. Hier wijkt de ondergrond af van de feitelijke
situatie, het object is altijd correct gesitueerd.
1.6 De aanleidingen voor de wijzigingen
De informatie die in deze paragraaf is opgenomen, is in de papieren versie samengenomen
met de voorgestelde tekstuele wijzigingen. In de versie van de viewer, die u nu voor
u heeft, is deze informatie samengenomen in hoofdstuk 1 van de PRS, omdat de structuur
van de PRS en PRV is aangehouden. Hiermee zijn PRS en PRV beter combineerbaar met
de partiële herzieningen ervan.
1.6.1 Duurzame energie en windenergie
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp ruimte bieden voor duurzame
energie in de vorm van experimenteerruimte en het onderwerp windenergie, zowel de
ambitie als een nieuwe windenergielocatie bij Vianen. Er worden teksten gewijzigd
in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en teksten toegevoegd
aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Ook worden de kaarten over
energie in zowel de PRS, als ook in de PRV aangepast.
Onderbouwing experimenteerruimte voor duurzame energie
In de PRS is aangegeven dat de provincie Utrecht in de structuurvisieperiode de ontwikkeling
van innovaties op het gebied van duurzame energie ondersteunt, inclusief het bieden
van eventuele benodigde experimenteerruimte, bijvoorbeeld in de vorm van proeftuinen.
Een eerste verkenning hiervoor heeft plaatsgevonden, en daaruit is gebleken dat het
behulpzaam kan zijn om de experimenteerruimte niet alleen in de PRS aan te kondigen,
maar ook in de PRV te borgen. Om die reden wordt er een artikel hiervoor aan de PRV
toegevoegd. In dit nieuwe artikel wordt daarbij ook ruimte geboden voor de invulling
van zogenaamde pauzelandschappen met duurzame energie. Het betreft gebieden waar al
wel (op structuurvisieniveau) een bepaalde ontwikkeling is beoogd, maar waarbij de
realisatie nog op zich laat wachten. Tijdelijk kan er invulling gegeven worden aan
innovatieve vormen van duurzame energie op dit soort locaties. De realisatie van innovatieve
ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie wordt ook opgenomen in artikel 4.2
van de PRV.
Onderbouwing Windenergie
In de PRS is aangekondigd, dat wij op korte termijn starten met een partiële herzieningsprocedure
van de PRS en PRV ten behoeve van een zoeklocatie windenergie in de zuidoostoksel
van knooppunt Everdingen, in de Autenasepolder langs de A2. Dit object is in de PRS
ter informatie als toelichtend object op de kaart opgenomen.
Middels deze partiële herziening van de PRS werken wij deze aankondiging uit. De afweging
op basis van milieu (geluid, slagschaduw, veiligheid), kernkwaliteiten van de Utrechtse
Landschappen en mogelijke beperkingen vanuit andere beleidsterreinen, zoals Rijksbeleid
voor vrijwaringszones voor radar en langs hoofdinfrastructuur en Natura 2000, levert
als conclusie op dat er geen zwaarwegende ruimtelijke bezwaren bestaan tegen windturbines
op de genoemde locatie nabij Vianen.
Dit komt met name, doordat de locatie dicht bij de A2/A27 en knooppunt Everdingen
ligt, maar niet in vrijwaringszones en de locatie niet in een natuurgebied is gelegen.
Daarbij komt dat er meerdere windturbines op deze locatie worden geplaatst, zodat
ook aan onze vraag naar geen solitaire plaatsingen voldaan wordt.
De locatie is wel gelegen in het landschap Groene Hart. In de Voorloper Groene Hart
is vastgelegd dat er geen nieuwe initiatieven voor windenergielocaties worden opgenomen.
Deze locatie kan echter worden gezien als een alternatief voor de nu niet op te nemen
locaties in het Groene Hart bij Woerden, Abcoude en Breukelen, die wel in de PRS 2005-2015
waren opgenomen. Om die reden zien wij de locatie ook vanuit landschap als aanvaardbaar.
In de onderhandelingen tussen het Interprovinciaal Overleg en het Rijk zijn inmiddels
nieuwe afspraken gemaakt over de verdeling van de ambitie, waarbij voor de provincie
Utrecht de opgave is vastgesteld op 65,5 MW.
Wat verandert er?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
Plan-MER Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
1.6.2 Cultuurhistorie
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Cultureel erfgoed, de begrenzing
van het militair erfgoed de Stelling van Amsterdam en van de buitenplaatszones in
de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke
Verordening 2013 (PRV) en de tekst van archeologie in de PRV.
Onderbouwing
Voor de begrenzing van het militair erfgoed, Stelling van Amsterdam, worden de eerder
vastgestelde grenzen topografisch verfijnd. We gaan dezelfde systematiek aanhouden
als de provincie Noord Holland heeft en gaan de officiële begrenzing van het werelderfgoed
volgen, zoals deze door het Rijk is gepreciseerd en bij wijze van update wordt ingediend
bij Unesco. Noord-Holland en Utrecht veranderen hun begrenzing gelijktijdig.
Voor de buitenplaatszones gaat het om correcties (uitbreidingen) van de begrenzing
van enige buitenplaatsen. Bij het opstellen van de zogenaamde ‘buitenplaatsbiotopen’
is aan het licht gekomen dat bij enige buitenplaatsen de begrenzing niet correct is
weergegeven in vergelijking met de werkelijke situatie en dit wordt nu hersteld.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Limes en de Stelling van Amsterdam zijn in het
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) door het Rijk aangemerkt als
erfgoed van uitzonderlijke universele waarde, in medebewind te beschermen door de
provincies. Het Nederlandse deel van de Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie staan
op de Voorlopige Lijst om benoemd te worden tot Unesco Werelderfgoed, de Stelling
van Amsterdam heeft deze status al. Een goede bescherming is essentieel voor het verkrijgen
(en behouden) van de Unesco status.
Voor de Limes hebben het Rijk en de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland,
verenigd in de Nederlandse Limessamenwerking, hebben mede daarom in gezamenlijkheid
gewerkt aan een planologisch-juridisch ruimtelijk kader dat als basis kan dienen voor
een samenhangend beschermingsregime. Het streven was daarbij zoveel mogelijk aan te
sluiten bij bestaande planregels en beschermingsinstrumenten en deze op één lijn te
brengen.
Parallel aan het proces van vaststelling van de PRV heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden
over het verankeren van de Romeinse Limes in de provinciale ruimtelijke verordeningen
van de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland. De resultaten van dit overleg
leiden tot enkele aanpassingen in de PRV ten aanzien van de regels voor de te beschermen
zones.
Wat verandert er?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
1.6.3 Wijziging rode contour Achterberg en Utrecht
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp rode contour. In het object
rode contour (toelichtend) en stedelijk gebied / binnenstedelijke woningbouw op de
kaarten van zowel de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV), als de Provinciale
Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) wordt een wijziging doorgevoerd ter hoogte
van Achterberg in de gemeente Rhenen en wordt een wijziging doorgevoerd bij de gemeente
Utrecht ten behoeve van het ‘Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie’. Voor dit
laatste worden ook teksten gewijzigd in de PRS.
Onderbouwing rode contour Achterberg
Op 19 juni 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (201204983/1/R2)
geoordeeld dat GS niet op rechtsgeldige wijze kunnen voldoen aan de voorwaarde voor
het verlenen van de ontheffing op grond van artikel 4.1, vijfde lid, onder c, van
de PRV 2009. Het betreft hier het zogenaamde “touwtje”: nieuwe verstedelijking buiten
de rode contour wordt gecompenseerd door het schrappen van een voor een bebouwing
geschikte locatie elders binnen en aan de rand van het stedelijk gebied. De Afdeling
oordeelt dat uit de PRV 2009 niet volgt dat GS bevoegd zijn tot het aanpassen van
de kaarten. Bij gebreke van een dergelijke bevoegdheids¬toedeling moet er naar het
oordeel van de Afdeling van worden uitgegaan dat uitsluitend PS daartoe bevoegd zijn.
Deze uitspraak heeft consequenties voor het nog vast te stellen bestemmingsplan van
de gemeente Rhenen. De gemeente Rhenen heeft een ontheffing aangevraagd voor een contouraanpassing
van de kern Achterberg. De ontheffing is op 6 maart 2012 door GS verleend. In deze
partiële herziening wordt als nog voorzien in een contouraanpassing. De aanpassing
betreft het wijzigen van de rode contour aan De Dijk tussen nummer 13 en 23. Door
de overschrijding van de rode contour op een tweetal plekken ontstaan twee erven (om
de bouw van woningen mogelijk te maken) en wordt een gewenste zichtlijn naar het achterland
gewaarborgd. De compensatie vindt plaats in het tussengelegen deel, waar de rode contour
teruggelegd zal worden.
Tegen het op d.d. 6 maart 2012 genomen besluit om ontheffing is bezwaar gemaakt. Aangezien
dit beroep in het kader van het bestemmingsplan aan bod dient te komen en deze zitting
nog niet heeft plaatsgevonden, haalt de partiële herziening, waarin de verlegging
van de rode contour is opgenomen, deze procedure in. Daarom nemen we de ingediende
bezwaren tegen het genomen besluit om ontheffing mee als zijnde een inspraakreactie
tegen de partiële herziening van de PRS/PRV. De bezwaarmakers worden hierover geïnformeerd.
Onderbouwing rode contour Utrecht
In december 2011 hebben het Nationaal Kinderoncologisch Centrum (NKOC), thans Prinses
Máxima Centrum voor Kinderoncologie (PMC) en het Utrechts Medisch centrum (UMC) een
intentieverklaring voor een verregaande samenwerking getekend. Doel is het realiseren
van een centrum voor zorg en research in de kinderoncologie. Vanwege de nauwe samenwerking
met het UMC op zowel medisch als facilitair gebied dient de nieuwbouw van het centrum
in de onmiddellijke nabijheid van zowel het universitair kinderziekenhuis (Wilhelmina
kinderziekenhuis) als het volwassen kankercentrum (UMC Utrecht Cancer Center) op de
Uithof in Utrecht te worden gerealiseerd. De beoogde locatie is gelegen direct ten
oosten van het Wilhelmina kinderziekenhuis (WKZ). Met de concentratie van de zorg
op het gebied van kindergeneeskunde en research zal het PMC het grootste centrum voor
kinderoncologie in Nederland worden en tevens een Europees Centre of Excellence. De
vestiging van het PMC op de beoogde locatie draagt bij aan de ambitie en ontwikkeling
van het Utrechts Science Park in de Uithof. In de onmiddellijk nabijheid van het UMC/WKZ
is geen andere ruimte voor een dergelijke functie beschikbaar.
In de PRS is aangegeven dat wij willen meewerken aan de vestiging van het Nationaal
Kinder Oncologisch Centrum op de Uithof in de directe nabijheid van het WKZ. Ook is
aangegeven dat zodra er concrete plannen zijn die een aanpassing van de rode contour
noodzakelijk maken, wij zullen starten met een partiële herziening. Op de bij de structuurvisie
behorende kaart ‘Regionale uitwerking’ is een indicatieve aanduiding voor de gewenste
locatie voor het PMC aangegeven. Deze vervangen wij via de partiële herziening.
Naast de locatie van het PMC wordt de Uithoflijn gerealiseerd. Hiervoor is een boogverruiming
nodig die net buiten de rode contour valt. Dit levert een beperkte aanpassing van
de rode contour op.
Wat verandert er?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
1.6.4 Ecologische hoofdstructuur en groene contour
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Er worden teksten toegevoegd aan de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
(PRS) en gewijzigd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Daarnaast
wordt aan het artikel EHS een lid toegevoegd naar aanleiding van recente jurisprudentie
van de Raad van State. De kaarten over de EHS in de PRV en de PRS worden aangepast,
zowel naar aanleiding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, als naar
aanleiding van de motie over de Houtkades Lopikerwaard.
Onderbouwing Barro
Op 1 oktober 2012 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking
getreden. Dit Besluit bevat rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting
van Nederland. Het gaat om de aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur,
elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid
rond Rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen
buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. De ladder
voor duurzame verstedelijking is op 1 oktober 2012 aan het Besluit ruimtelijke ordening
(Bro) toegevoegd.
Het Barro voorziet in de juridische borging van nationale ruimtelijke belangen. Een
deel van de regels in het Barro is direct kaderstellend voor gemeentelijke bestemmingsplannen.
Een ander deel verplicht de provincies om in hun verordeningen dergelijke kaderstellende
regels uit te werken. Dat laatste is onder andere het geval bij de regels voor de
EHS.
De PRV voldoet voor het grootste deel aan het Barro zoals dat op 1 oktober 2012 in
werking is getreden. Met de PRV hebben we op het Ontwerp Barro geanticipeerd en dat
heeft voor de meeste onderwerpen goed uitgepakt. Alleen voor de EHS wijkt het in werking
getreden Barro dusdanig af van het Ontwerp Barro, dat er enkele wijzigingen in de
PRV en op de kaarten bij PRS en PRV nodig zijn. Het gaat om de volgende elementen:
Onderbouwing EHS-saldobenadering
Naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad
van State op 19 juni 2013 (201204983/1/R2, zie ook paragraaf 4.1) is het noodzakelijk
om aan artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur een nieuw lid toe te voegen. Door toepassing
van de EHS-saldobenadering kan de feitelijke begrenzing worden gewijzigd (verkleining
of aantasting van de EHS op de ene plaats, uitbreiding en verbetering op een andere
plaats). Geregeld moet worden dat GS de kaarten/objecten kunnen wijzigen zoals dit
ook al is geregeld met betrekking tot de groene contour (toevoeging aan de EHS als
binnen de groene contour natuur is gerealiseerd).
Onderbouwing Houtkades Lopikerwaard
Tijdens de behandeling van de PRS en PRV in PS in de vergadering van 4 februari 2013
zijn enkele moties aangenomen, waaronder de Motie Houtkades Lopikerwaard.
Bij de motie Houtkades Lopikerwaard is de volgende toelichting gegeven:
“De Houtkades Lopikerwaard zijn reeds bestaande natuur, die in de PRS 2005-2015 onderdeel
zijn van de EHS. Omdat het om bestaande natuur gaat, zijn ze geen onderdeel van de
afspraken in het kader van het Akkoord van Utrecht (die betreffen nieuwe natuur).
Wel heeft de provincie daarnaast gekeken naar de EHS op het punt van samenhang en
voorkomen van versnippering. Vanuit die optiek is het voorstelbaar dat GS ertoe zijn
gekomen de houtkades te schrappen, mede gezien de cultuurhistorische bescherming.
Echter, natuurorganisaties hebben aangegeven dat de ecologische waarde ligt in de
functie als ‘stepping stone’ en verbindingszone en als vestigings- en vluchtplaats
voor diverse flora en fauna. Volgens de reactienota onderschrijven GS die ecologische
waarde ook. Het behouden in de EHS maakt de bescherming voor mogelijke initiatiefnemers
duidelijker en biedt meer waarborgen voor de bescherming van de ecologische waarde.”
In de motie wordt GS opgedragen de Houtkades Lopikerwaard concreet te begrenzen, zoals
ook bij andere bestaande natuur in ecologische verbindingszones is gedaan en de concreet
begrensde Houtkades Lopikerwaard bij de eerste partiële herziening van de PRS en PRV
toe te voegen aan het object ecologische hoofdstructuur in de PRS en de PRV.
Wat verandert er?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
In zowel de tekst van de PRS, als van de PRV is een schema opgenomen. Deze schema’s
worden niet gewijzigd en zijn om die reden in de onderstaande tekst weggelaten.
1.6.5 PRS en PRV correcties
Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp technische correcties in de
Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Er worden teksten gewijzigd in de
PRV.
Onderbouwing
In de algemene bepalingen wordt in de definitie van grondgebonden landbouw een paar
woorden geschrapt waardoor de zin beter loopt.
Nu gewerkt wordt met de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013, blijkt dat deze
voor het standstill-beginsel voor extensiveringsgebieden in het reconstructiegebied
niet helemaal consistent is. Dit beginsel is wel opgenomen in de toelichting, maar
niet in de regel. Dit corrigeren we.
De Stiltegebieden zijn zowel opgenomen in de PRS en PRV, als in de Provinciale Milieuverordening
(PMV). De stiltegebieden in al deze documenten moeten dezelfde begrenzing hebben.
De begrenzing van het stiltegebied Beverweerd/Rijsenburg wijkt in de PRS en PRV af
van de begrenzing in de PMV. Bij 3 van de 4 deelgebieden van het stiltegebied is alleen
de stille kern aangeduid op de kaart van PRS/PRV, niet de bufferzone daar omheen,
die wel is opgenomen in de PMV. Deze bufferzone wordt toegevoegd aan de kaarten van
de PRS en de PRV.
Voor het stiltegebied Eemland geldt, dat zowel in de PMV als in PRS en PRV er twee
‘gaten’ in de stille kern van het stiltegebied zitten, die volgens de huidige kaart
niet tot het stiltegebied behoren. Deze stukjes zijn weliswaar geen onderdeel van
de stille kern, maar wèl van het stiltegebied. Zowel de PRS en PRV, als de PMV zullen
op dit punt aangepast worden.
Wat verandert er?
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:
Tweede lid:
Wezenlijke waarden en kenmerken: Wezenlijke waarden en kenmerken die bescherming genieten
binnen de Ecologische Hoofdstructuur hebben zowel betrekking op actuele als op potentiële
waarden. De laatste worden vooral bepaald door waterhuishouding en bodemopbouw. Deze
potenties worden niet tot de wezenlijke waarden gerekend op plekken binnen de EHS
waar andere functies aanwezig zijn dan natuur. Bij die andere functies kan gedacht
worden aan recreatieterreinen, landbouwterreinen (veelal terreinen waar de natuur
nog moet worden gerealiseerd), woningen en wegen. Deze beperking (mede gebaseerd op
rijksregelgeving) is opgenomen om bestaand gebruik niet onnodig te beperken. Bij gebruiksvormen
met een medebestemming natuur, zoals bos met natuurwaarden, dienen de potentiële waarden
wel te worden beschermd, omdat hier de beoogde natuurkwaliteit wel moet kunnen worden
bereikt.
Gehele artikel: Dit artikel biedt ruimte voor innovatieve vormen van duurzaam opwekken van energie
en de mogelijkheden om energie- of warmtevragende en energie- of warmteleverende functies
bij elkaar te brengen. Dit artikel biedt ook ruimte voor zogenaamde pauzelandschappen:
landschappen waar al wel (op structuurvisieniveau) een bepaalde ontwikkeling is beoogd,
maar waarbij de realisatie nog op zich laat wachten. Tijdelijk kan er invulling gegeven
worden aan innovatieve vormen van duurzame energie in dit soort landschappen. Bij
de toepassing van dit artikel moeten ook de andere regels die gelden in het landelijk
gebied in acht genomen worden. Zo mag bijvoorbeeld de geluidsbelasting niet negatief
worden beïnvloed in een stiltegebied.
Tweede lid: Voor de realisatie van nieuwe initiatieven gaat de voorkeur uit naar bestaande agrarische
bouwblokken. In sommige gevallen kunnen economische maar ook milieutechnische redenen
een andere locatiekeuze rechtvaardigen. Van belang is dat in dergelijke gevallen een
zorgvuldige afweging wordt gemaakt waarin rekening is gehouden met aspecten als verkeersaantrekkende
beweging, stankoverlast en landschappelijke inpassing.
Derde lid: Een beeldkwaliteitsparagraaf bevat in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten,
een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten
en op welke wijze dit in de regels van het ruimtelijk plan is verankerd.
Uit de verschillende artikelen van deze verordening volgt dat, voor zover van toepassing:
Gehele artikel: Dit artikel richt zich op het behouden en versterken van de samenhangende cultuurhistorisch
waardevolle structuren en elementen van bovenlokaal belang. De Nieuwe Hollandse Waterlinie,
de Limes en de Stelling van Amsterdam worden zijn door het Rijk aangemerkt als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde, in medebewind
te beschermen door de provincies. Als de nieuwe AMvB Ruimte/ Besluit algemene regels ruimtelijke ordening daartoe aanleiding
geeft, worden de betreffende regels uitgewerkt en deze verordening herzien.
Tweede lid:
a.Historische buitenplaatszone: behoud door ontwikkeling is het uitgangspunt. Er is
ruimte voor ontwik-kelingen gericht op het creëren van economische kostendragers indien
deze bijdragen aan het herstel en versterking van de cultuurhistorische waarde van
de buitenplaatszone. Hierbij kan gedacht worden aan kleinschalige stedelijke (of stedelijk
gelieerde) functies c.q. bebouwing.
De cultuurhistorische waarde van de historische buitenplaatszone ligt met name in:
b.Militair erfgoed: behoud door ontwikkeling is het uitgangspunt. Bij ruimtelijke
ontwikkelingen in de nabij-heid van de linies is het behouden en versterken van de
openheid van de voormalige inundatiegebieden en van de samenhang tussen de elementen
van de linie van groot belang. De linies zijn bepalend voor de ontwikkelingsrichting
en vorm van verstedelijking en grootschalige infrastructuur.
De cultuurhistorische waarde van de linies ligt met name in:
Voor de Oude Hollandse Waterlinie geldt een andere benadering. Daar ligt de cultuurhistorische
waarde in enige aangewezen, nog in het landschap zichtbare, forten en linies. De bijbehorende
vestingsteden en inundatiezones maken geen deel uit van het militaire erfgoed in de
Cultuurhistorische hoofdstructuur.
Voor de voormalige vliegbasis en omgeving ligt de cultuurhistorische waarde in de
historische structuren en objecten van land- en luchtmacht.
c.Agrarisch cultuurlandschap: behoud door ontwikkeling is het uitgangspunt.
De cultuurhistorische waarde ligt met name in:
d.Archeologie: Bij het behouden van archeologische waarden gaat het om regels die
aantasting van archeologisch erfgoed voorkomen of tot het uiterste beperken. Behoud
in situ (in de bodem) is het uitgangspunt. Het geven van een dubbelbestemming verdient
aanbeveling als de archeologische waarden zich over meerdere andere bestemmingen uitstrekken.
Daarbij dient de rangorde tussen de bestemmingen te worden aangegeven. Ter bescherming
van de waarden dienen zo nodig aanlegvoorschriften te worden opgenomen.
In gebieden binnen de Limeszone met hoge of zeer hoge bekende archeologische waarden zijn ingrepen, werken of werkzaamheden waarbij de grond dieper
wordt geroerd dan 30 centimeter niet toegestaan, tenzij is aangetoond dat de archeologische
waarden niet worden geschaad. Bij de bescherming van de hoge of zeer hoge archeologische
verwachtingswaarden binnen de Limeszone is archeologisch onderzoek nodig wanneer werken of werkzaamheden
uitgevoerd gaan worden in een oppervlakte van meer dan 100m2 waarbij de grond dieper
wordt geroerd dan 30 centimeter. Hiervan kan op basis van een archeologische onderbouwing
gemotiveerd afgeweken worden. In het najaar van 2013 wordt naar verwachting een project
met een aantal gemeenten opgestart om tot een nauwkeurigere vrijstellingsdiepte voor
het Kromme Rijngebied te komen.
Bij het versterken van de archeologische waarden gaat het om archeologie als inspiratiebron
voor ruimtelijke ontwikkelingen, met name:
Derde lid:
In de toelichting wordt aangegeven op welke wijze de bijlage Cultuurhistorie en de
Cultuur¬historische Atlas in het plan zijn verwerkt. De bijlage Cultuurhistorie bevat
een overzicht van de verschillende gebieden binnen de vier cultuurhistorische thema’s
en beschrijft per gebied de te behouden en te versterken cultuurhistorische waarden.
Het gaat hier om de kenmerkende cultuurhistorische samenhang binnen de verschillende
gebieden. Voor een uitgebreidere beschrijving van alle cultuurhistorische waarden
wordt verwezen naar de Cultuur-historische Atlas van de provincie Utrecht (beschikbaar
als digitale kaart).
Gehele artikel: Dit artikel heeft betrekking op agrarische bouwpercelen en agrarische gronden. Bij
algehele beëindiging of bedrijfsverplaatsing kan het agrarisch bouwperceel een andere
functie krijgen. Wanneer het bouwperceel optimaal gesitueerd en uitgerust is voor
de grondgebonden landbouw, dan blijft dat perceel in principe behouden voor de agrarische
sector. Dit geldt ook voor de bouwpercelen voor glastuinbouw voor zover deze zijn gelegen
in ‘concentratiegebied glastuinbouw’.Hierbij Bij optimaal gesitueerde bouwpercelen voor de grondgebonden landbouw moet met name worden gedacht aan boerderijen die in het kader van de ruilverkaveling
zijn gerealiseerd. De agrarische gronden komen bij voorkeur beschikbaar voor de omliggende
agrarische bedrijven. Het beschikbaar blijven voor de landbouw is geen aspect dat
kan meewegen voor extra ruimtelijke kwaliteit.
Gehele artikel: Op 1 oktober 2012 is titel 2.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro) in werking getreden. Titel 2.10 van het Barro bevat regels met betrekking tot de EHS. Dit artikel voldoet gedeeltelijk daaraan. In een partiële herziening van deze verordening worden de overige regels van titel
2.10 van het Barro verwerkt.
Tweede lid: Wanneer binnen de Ecologische hoofdstructuur andere functies aanwezig zijn dan natuur
(de zogenaamde ingesloten functies) dan worden de potentiële waarden niet tot de wezenlijke
waarden gerekend. De bescherming richt zich hier alleen op actuele waarden. Bij gebruiksvormen
met een medebestemming natuur, zoals bos met natuurwaarden, dienen de potentiële waarden
wel beschermd te worden, omdat hier de beoogde natuurkwaliteit wel moet kunnen worden
bereikt. De aanwezige natuurelementen (bijvoorbeeld bos of schraal grasland) dienen
een (mede) natuurbestemming te krijgen. Het verdient de voorkeur de ingesloten functies
scherp te begrenzen, zodat overal waar daadwerkelijk natuur aanwezig is, deze de volledige
bescherming krijgt die deze verdient.
Vijfde lid: Door de EHS saldobenadering kan de feitelijke begrenzing van de EHS worden gewijzigd.
De saldobenadering maakt het mogelijk dat op de ene plek binnen de EHS kwaliteitsverlies
optreedt, als er op andere plakken voldoende kwaliteitswinst tegenover staat. Die
winst kan ook bereikt worden door gronden aan de EHS toe te voegen en in te richten.
De nieuw te realiseren EHS moet worden verankerd in een ruimtelijk plan. Op gemeentelijk
niveau is de nieuwe EHS dan planologisch beschermd. In dit lid wordt geregeld dat
gedeputeerde staten bevoegd zijn de nieuw te realiseren EHS aan te wijzen als ‘Ecologische
hoofdstructuur’. Door de aanwijzing worden de objecten (kaarten) gewijzigd. Wanneer
Gedeputeerde Staten het object van de EHS aanpassen, dan heeft dit direct gevolgen
voor het object ‘Luchtvaartterreinen’. Dit object moet gelijktijdig worden gewijzigd.
Vijfde lid: Binnen de groene contour kan op vrijwillige basis EHS gerealiseerd worden. De nieuw
te realiseren EHS moet worden verankerd in een ruimtelijk plan. Op gemeentelijk niveau
is de nieuwe EHS dan planologisch beschermd. In dit lid wordt geregeld dat gedeputeerde
staten de nieuw te realiseren EHS kunnen aanwijzen als ‘Ecologische hoofdstructuur’ bevoegd zijn de nieuw te realiseren EHS aan te wijzen als ‘Ecologische hoofdstructuur’. Door de aanwijzing valt de nieuwe te realiseren natuur onder artikel 4.11 Ecologische
hoofdstructuur. Door de aanwijzing worden de objecten (kaarten) gewijzigd.
Zevende lid
: Voor bestaande niet-grondgebonden veehouderijbedrijven in het extensiveringsgebied
geldt een "stand still": er zijn geen doorgroeimogelijkheden. Peildatum is 17 maart
2005, de inwerkingstredingsdatum van het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht
Oost.
Zevende Achtste lid: In het gehele landelijk gebied zijn niet-agrarische nevenactiviteiten in bestaande
bebouwing mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan zorglandbouw, recreatie kinderopvang,
boerderijeducatie, agrarische natuur- en landschapsbeheer en de productie en verkoop
van streekproducten. Voor deze activiteiten moet bestaande bebouwing worden gebruikt.
Nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt
afgebroken.
Achtste Negende lid: Een verbetering van de landbouwstructuur wordt onderbouwd aan de hand van een integrale
gebiedsgerichte aanpak. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met natuur, landschap,
recreatie en infrastructuur.
Een nevenactiviteit is per definitie ondergeschikt aan de agrarische hoofdbestemming.
Bij gebruik van een substantiële oppervlakte voor de nevenactiviteit is het noodzakelijk
dat de landschappelijke conse¬quenties zorgvuldig worden afgewogen.
Een beeldkwaliteitsparagraaf bevat in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten,
een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten
en op welke wijze dit in de regels van het ruimtelijk plan is verankerd.
Op basis van een goede ruimtelijke ordening wordt verwacht dat aangetoond wordt dat
geen significante negatieve effecten optreden op de wezenlijke waarden en kenmerken
van nabijgelegen natuur.
Uit de verschillende artikelen van deze verordening volgt dat, voor zover van toepassing: