Omgevingsvisie provincie Utrecht    

Beleidstekst     

Voorwoord     

Omgevingsvisie. Het klinkt abstract, maar eigenlijk gaat het over een heel eenvoudige en concrete vraag: hoe willen wij dat onze provincie er in 2050 uitziet?

Naar verwachting wonen er over dertig jaar een kwart meer mensen in de provincie Utrecht dan nu. De provincie Utrecht is aantrekkelijk: we hebben prettige dorpen en steden met goede voorzieningen en een mooi en divers buitengebied. Denk bijvoorbeeld aan het Groene Hart, de Utrechtse Heuvelrug en de Grebbelinie. Steeds meer mensen willen hier wonen, werken en recreëren. Alleen: de ruimte die we hebben groeit niet mee. En als het autogebruik evenredig met de bevolking toeneemt, komt de leefbaarheid van dorpen en steden verder onder druk te staan.

De provincie Utrecht staat voor een grote uitdaging: hoe zorgen we ervoor dat we op zo’n manier groeien, dat iedereen hier prettig en gezond kan leven? Het gaat om veel meer dan voldoende huizen bouwen alleen. Inwoners gaan naar hun werk, verbruiken energie en hebben behoefte aan groen en recreatie. Om onze provincie mooi en leefbaar te houden en tegelijkertijd ruimte te bieden aan de ontwikkelingen die op ons afkomen, zetten we in op combineren en concentreren.

Woningbouw willen we in de eerste plaats binnen steden en dorpen en rondom knooppunten. De ruimte die we beschikbaar hebben willen we zoveel mogelijk op meerdere manieren gebruiken. Bijvoorbeeld door aan de rand van een recreatiegebied duurzame energie op te wekken. Of door beplanting te verwerken in hoogbouw en de daken te benutten voor zonnepanelen. Het vergroten van de duurzaamheid is een belangrijke ambitie van de provincie. Daarnaast vinden we het belangrijk om in te spelen op wat specifieke gebieden nodig hebben. Binnen het landelijk gebied hebben we aandacht voor bijvoorbeeld het behouden van de vitaliteit van de kleine kernen, het tegengaan van bodemdaling en de verduurzaming van de landbouw.

Voor u ligt de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht waarin bovenstaande richting uitgebreider staat beschreven. We schreven hem niet alleen. Veel verschillende partijen, gemeenten en waterbeheerders gaven hun input en daar hebben wij dankbaar gebruik van gemaakt om te komen tot een evenwichtig geheel.

Door samen te werken met anderen in programma’s, kunnen we de visie omzetten in concrete plannen. Dat vraagt van ons als provincie om een andere manier van (samen)werken, gebaseerd op wederzijds vertrouwen en met oog voor ieders rol en verantwoordelijkheid. Maar soms zijn er ook heldere kaders en regels nodig. Die beschrijven we in onze Omgevingsverordening die we in samenhang met de Omgevingsvisie hebben ontwikkeld. Zo gaan we er met z’n allen voor zorgen dat het in onze provincie ook in de toekomst goed en prettig wonen, werken en leven is.

Namens het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht,

Huib van Essen

Gedeputeerde Omgevingsvisie, Ruimtelijke Ordening, Energietransitie en Klimaat





1. Inleiding     

De provincie Utrecht in 2020: beslaat zo'n 15 5 0 vierkante kilometer, grenst aan vier andere provincies, heeft 26 gemeenten , vier waterschappen en circa 1,3 5 miljoen inwoners. De toekomst laat zich niet exact voorspellen. Eén ding is echter zeker: Utrecht ziet er in 2050 anders uit dan nu. De komende 30 jaar pakken we omvangrijke, complexe en urgente opgaven aan. Er is veel ruimte nodig voor duurzame ontwikkeling van diverse functies, zoals wonen, werken, mobiliteit, energie, recreatie, natuur en landbouw. Tegelijkertijd is het onze ambitie om de bestaande Utrechtse kwaliteiten verder te versterken. Het is belangrijk om nu al na te denken over de juiste balans tussen opgaven en Utrechtse kwaliteiten en keuzes te maken die daarvoor nodig zijn. Wij hebben hiervoor deze Omgevingsvisie vastgesteld.

Utrecht / Nieuwegein A12 (bron: provincie Utrecht, foto Martijn van Veelen)

Over de Omgevingsvisie

In deze Omgevingsvisie leggen we onze integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vast. Dat is inclusief sociale aspecten die fysiek neerslaan, zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. De Omgevingsvisie is een instrument uit de Omgevingswet die volgens planning per 1 januari 2022 in werking treedt. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan. Zolang de Omgevingswet niet in werking is getreden, heeft de Omgevingsvisie werking onder de bij deze plannen en visies behorende wetten. De Omgevingsvisie vormt een samenhangend pakket met de instrumenten Programma’s en Omgevingsverordening. In onze Omgevingsvisie bezien wij groen, water, energie, bebouwing, infrastructuur, cultuurhistorie en landelijk gebied in onderlinge samenhang (zie kaart 1: Provincie Utrecht 2020). Hiermee bieden wij ruimte voor duurzaam gebruik en ontwikkeling, voor sociale samenhang en zorgen wij voor behoud of verbetering van kwaliteit in de Utrechtse leefomgeving. De Omgevingsvisie gaat uit van een adaptieve aanpak; het is een groeidocument. Zo kunnen we flexibel inspelen op nieuwe ontwikkelingen en inzichten.

Samenhang visie, verordening en programma (bron: provincie Utrecht)

Kaart 1: provincie Utrecht 2020

Vertrouwen en verantwoordelijkheid

De Omgevingsvisie is op grond van de Omgevingswet zelfbindend voor de provincie Utrecht. Zelfbindend betekent dat de Omgevingsvisie alleen voor de provincie Utrecht verplichtingen schept. De Omgevingsvisie werkt dus niet rechtstreeks door in de omgevingsvisies van gemeenten en waterschappen. Andere overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners zijn wél gebonden aan de regels en normen die in onze Omgevingsverordening worden gesteld. Goed bestuur houdt in dat wij bij het opstellen van onze Omgevingsvisie rekening houden met het beleid van andere overheden (Rijk, buurprovincies, gemeenten en waterschappen) en dat andere overheden de Omgevingsvisie provincie Utrecht meenemen in visievorming en beleid. Deze Omgevingsvisie beoogt dat we vertrouwen geven en denken in kansen. En dat wij kaders meegeven en verantwoordelijkheid nemen voor onze provinciale belangen.

Samenwerking

Om de opgaven die op de provincie Utrecht afkomen te kunnen realiseren, is integrale samenwerking met andere overheden en met de samenleving essentieel. Wij nemen deel aan diverse trajecten waarin bestuurlijke afspraken tot stand komen: binnen de provincie Utrecht, maar ook boven-provinciaal en nationaal. Bijvoorbeeld de Omgevingsagenda landsdeel Noordwest, het programma U Ned, de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (Randstad en Brainport Eindhoven), het Ruimtelijk Economisch Programma U16, de Woondeal regio Utrecht, de Regio Deals Bodemdaling Groene Hart, Foodvalley en Vitale wijken Overvecht, Batau en Vollenhove. En ook het project Sterke Lekdijk, de Regionale Energie Strategieën U16, Amersfoort en Foodvalley, de Erfgoed Deal Hoornwerk Grebbedijk, het UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies en Neder-Germaanse Limes en het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland Hollands-Utrechts veenweidegebied. Deze trajecten gaan soms over delen van de provincie en soms over de provincie als onderdeel van een groter verband.

Ook neemt de provincie Utrecht deel aan verschillende boven-provinciale samenwerkingsverbanden, zoals het Bestuurlijk Platform Groene Hart, het Programma Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Samenwerkingsagenda Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug en de regio Foodvalley. We willen voorkomen dat deze sporen naast elkaar staan. Daarom zoeken wij met de gebieds- en opgavegerichte invulling van de Omgevingsvisie naar verbindingen. Wij staan immers gezamenlijk voor dezelfde regionale, provinciale, boven-provinciale en nationale opgaven en moeten gezamenlijk antwoorden vinden, ieder vanuit de eigen positie.

Voorts willen wij de kracht van de energieke samenleving benutten. Initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven die bijdragen aan realisatie van de maatschappelijke opgaven en versterking van de Utrechtse kwaliteiten bieden wij de ruimte en ondersteunen we.

Balans maatschappelijke opgaven en Utrechtse kwaliteiten (bron: Koersdocument provincie Utrecht, november 2018)

Totstandkoming Omgevingsvisie en -verordening

In mei 2017 is de Startnotitie Omgevingsvisie en -verordening verschenen. Hierin staan de richtinggevende keuzes over het totstandkomingsproces en de inhoud van de Omgevingsvisie en -verordening. Eveneens hebben wij de toekomstige trends en ontwikkelingen verkend als basis voor een visie op de toekomst.

Als volgende stap hebben we in de eerste helft van 2018 samen met medeoverheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners nagedacht over de provincie Utrecht van de toekomst. Met als resultaat de ‘Horizon Utrecht 2050’. Deze visie op de lange termijn maakt duidelijk wat de kansen, opgaven en uitdagingen voor onze fysieke leefomgeving zijn en vormt de basis voor de visie in deze Omgevingsvisie.

De basis voor de Omgevingsvisie en -verordening hebben wij neergelegd in het Koersdocument ‘Koersen met kwaliteit’. Hierin geven wij richting aan de maatschappelijke thema’s die nu en in de toekomst aan de orde zijn. De kern: nieuwe ontwikkelingen concentreren en combineren om zo de Utrechtse kwaliteiten te beschermen en te ontwikkelen. Provinciale Staten hebben het Koersdocument op 10 december 2018 vastgesteld.

In 2019 hebben we de thematische koersen uit het Koersdocument uitgewerkt en gebiedsgericht gemaakt voor de concept Ontwerp Omgevingsvisie. Hiervoor hebben wij onder andere verschillende ateliers met experts, werkbijeenkomsten en regiodialogen georganiseerd. Ook hebben diverse interactieve werksessies met leden van Provinciale Staten plaatsgevonden. Eind 2019 hebben wij de concept Ontwerp Omgevingsvisie vastgesteld voor consultatie van de deelnemers aan deze bijeenkomsten. Ook voor de Omgevingsverordening is een concept Ontwerp gemaakt die we eveneens ter consultatie hebben voorgelegd. In de periode januari – februari 2020 hebben over beide documenten diverse overleggen met maatschappelijke organisaties, waterbeheerders, gemeenten, buurprovincies en Rijk plaatsgevonden. De reacties hebben we meegenomen bij het opstellen van de Ontwerp Omgevingsvisie en -verordening.

Op 17 maart 2020 hebben Gedeputeerde Staten de ontwerpen van beide documenten vastgesteld. Omdat de Omgevingswet naar verwachting 1 jaar later dan gepland wordt ingevoerd (namelijk op 1 januari 2022), was het nodig om in plaats van de Omgevingsverordening een Interim Omgevingsverordening, kortweg Interimverordening, te maken. De Omgevingsverordening kan namelijk niet onder de huidige wetgeving in werking treden; dat kan alleen onder de nieuwe Omgevingswet.

De Ontwerp Omgevingsvisie en de Ontwerp Interimverordening hebben in de periode van 22 september tot en met 2 november 2020 ter inzage gelegen. In die periode kon iedereen die dat wilde reageren door een zienswijze in te dienen. Er is gedurende deze periode ook een hoorzitting georganiseerd. Op basis van de 173 ingekomen zienswijzen is een Nota van Beantwoording opgesteld. Hierin zijn op basis van de zienswijzen diverse wijzigingsvoorstellen voor de Ontwerp Omgevingsvisie en Interimverordening opgenomen. De Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening zijn op 1 april 2021 in werking getreden.

Tijdlijn Omgevingsbeleid (bron: provincie Utrecht)

Milieueffectrapport

Ter ondersteuning van de visievorming en de besluitvorming over de Omgevingsvisie en -verordening hebben wij een milieueffectrapport (planMER) laten opstellen. Deze hebben Gedeputeerde Staten op 17 maart 2020 in definitieve vorm vastgesteld. Het planMER geeft inzicht in de effecten van het nieuwe beleid uit de Omgevingsvisie op de Utrechtse leefomgeving. Hierbij is niet alleen gekeken naar de gevolgen voor het milieu, maar ook naar de gevolgen voor bijvoorbeeld wonen en sociale inclusiviteit. Deze brede integrale beoordeling past bij de Omgevingswet. Ook geeft het planMER inzicht in de synergie of mogelijke tegenstrijdigheden tussen de verschillende ambities uit de Omgevingsvisie. Tussentijdse resultaten van het planMER zijn gebruikt om de ontwerpen te verbeteren. Het planMER geeft aanbevelingen om ook bij realisatie en uitvoering van beleid en regels optimaal de synergie te benutten en negatieve effecten te voorkomen Het planMER is tegelijk met de beide Ontwerpen ter inzage gelegd. Ook heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage een toetsingsadvies gegeven op het planMER. De Commissie is van oordeel dat het planMER de essentiële informatie bevat om een besluit te nemen over de Omgevingsvisie, waarin het milieubelang volwaardig wordt meegewogen. Op de binnengekomen zienswijzen en het advies van de Commissie is een reactie gemaakt. Dit heeft niet geleid tot een aanvulling op het planMER of wijziging in de teksten van de Omgevingsvisie en Interimverordening.

Participatie totstandkoming Omgevingsvisie

Bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie heeft participatie een belangrijke rol ingenomen. Door vroegtijdig met elkaar in gesprek te gaan komen verschillende perspectieven, kennis en creativiteit snel op tafel. Daarmee vergroten we de kwaliteit en de herkenbaarheid van oplossingen.

In opmaat naar het Koersdocument hebben wij met een breed publiek gesproken over hoe de Utrechtse leefomgeving er in 2050 uit kan zien. Op vier verschillende locaties wisselden gedeputeerden en provinciale ambtenaren met belanghebbenden van gedachten over dilemma’s rond opgaven. Tijdens een Trends, Plans & Food brainstorm gaven jongeren antwoord op de vraag hoe om te gaan met de schaarse ruimte. Via een digitale enquête konden inwoners aangeven wat Utrecht ook in 2050 een mooie provincie maakt om te wonen, te werken en te leven. Via ontwerpend onderzoek is met een vast Tourteam van experts gebouwd aan een verhaal- en beeldlijn 2050. De provincie Utrecht heeft deze diverse oogst in de Horizon Utrecht 2050 samengebracht.

Op weg naar het concept Ontwerp van Omgevingsvisie en -verordening zijn binnen de regio’s U16, Amersfoort en Foodvalley in drie rondes dialogen met medeoverheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven gevoerd. Aanvullend op de regiodialogen is een bijeenkomst voor jongeren georganiseerd waarin zij konden meepraten over hún ideale provincie Utrecht van de toekomst. Ook zijn er bijeenkomsten geweest voor inwoners en belanghebbenden én voor volksvertegenwoordigers. Daarnaast zijn video’s ontwikkeld waarin we ondernemers vragen hoe zij anticiperen op vraagstukken van de toekomst en wat zij daarin nodig hebben van ons of anderen. En we zijn met alle gemeenten en waterschappen ambtelijk en bestuurlijk in gesprek gegaan over de thema’s waar wij de grootste veranderingen doorvoeren, zoals wonen, werken en energie en waar we elkaar het meest tegenkomen, het landelijk gebied.



Box Achtergrond Omgevingswet     

Het kabinet wil komen tot bundeling en vereenvoudiging van het omgevingsrecht. Hiertoe is de Omgevingswet opgesteld. Deze wet vervangt een groot aantal wetten, die de ontwikkeling en het beheer van de fysieke leefomgeving reguleren.

De vier verbeteringen van het nieuwe omgevingsstelsel (bron: rijksoverheid, bewerking provincie Utrecht)



Leeswijzer     

In hoofdstuk 2. Visie gaan we in op de visie op 2050, de kwaliteiten van de topregio Utrecht en de maatschappelijke opgaven. Hoofdstuk 3. Basis bevat onze sturingsfilosofie, onze provinciale belangen en onze uitgangspunten voor het beleid. In hoofdstuk 4. Beleid voor een gezonde en veilige leefomgeving staan onze ambities en beleidskeuzes voor zeven beleidsthema’s:

  • stad en land gezond;
  • klimaatbestendig en waterrobuust;
  • duurzame energie;
  • vitale steden en dorpen;
  • duurzaam, gezond en veilig bereikbaar;
  • levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • toekomstbestendige natuur en landbouw.

In hoofdstuk 5. Gebieden brengen wij de ambities en keuzes gebiedsgericht samen en geven we aan wat dit betekent voor keuzes in de regio’s U16, Amersfoort en Foodvalley. In hoofdstuk 6. Uitvoering geven we aan hoe we uitvoering willen geven aan deze Omgevingsvisie via programma’s, samenwerken, regionaal programmeren, participatie, gebiedsaanpak en de Omgevingsverordening. In de visie is ter inspiratie een aantal illustratieve tekstboxen opgenomen. Bijlage 1 bevat een verklarende woordenlijst.

De Omgevingsvisie bevat meerdere kaarten. In hoofdstuk 2. Visie zijn kaarten opgenomen voor de Utrechtse kwaliteiten, de positionering van Utrecht in Midden Nederland en de hoofdlijnen van de provinciale visie op de ontwikkeling tot 2050. In hoofdstuk 5. Gebieden is een aantal uitsneden van deze visiekaart opgenomen. De aanduidingen op deze kaarten zijn indicatief. Dit betekent dat de aanduidingen bij benadering op de kaart zijn opgenomen. Bij de uitvoering van de Omgevingsvisie zal waar nodig een meer precieze ligging worden bepaald. Enkele aanduidingen zijn overgenomen uit de themakaarten van hoofdstuk 4. Beleid voor een gezonde en veilige leefomgeving. Het betreft bijvoorbeeld het stedelijk gebied en het Natuurnetwerk Nederland.

De kaarten in hoofdstuk 4. Beleid voor een gezonde en veilige leefomgeving bieden een meer gedetailleerde uitwerking van het beleid voor een gezonde en veilige leefomgeving op basis van de zeven beleidsthema’s. Deze aanduidingen zijn waar mogelijk precies op de kaart weergegeven conform de geografische ligging ervan. De thematische kaartbeelden zijn aangevuld met collages die een impressie geven van de beoogde ontwikkelingen. De collages zijn tevens samengevoegd tot Panorama Utrecht 2050. De vetgedrukte woorden in de tekst in de betreffende hoofdstukken verwijzen naar de (legenda van de) bijbehorende kaartbeelden.

De Omgevingsvisie is digitaal te raadplegen via https://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl/. Hier is de tekst te lezen en te doorzoeken en zijn de themakaarten en visiekaart gekoppeld aan de tekst. De digitale vindplaats van deze kaartlagen is ook opgenomen in Bijlage 2 bij deze Omgevingsvisie, zodat de bestanden te downloaden zijn. Bij een geconstateerd verschil tussen de pdf-versie en het digitale plan, is het digitale plan leidend.

Zodra de Omgevingswet wordt ingevoerd, is de Omgevingsvisie te raadplegen via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De vetgedrukte woorden in de tekst worden in het DSO opgenomen als hyperlinks.

Verhaallijn en opbouw Omgevingsvisie provincie Utrecht



2. Visie     

Wij willen dat de provincie Utrecht het groene, gezonde en slimme middelpunt van Nederland blijft, ook in 2050. Daarbij staan we voor een flinke uitdaging: het aantal inwoners, woningen, banen en verplaatsingen groeit fors. Het grondgebied is te klein om al deze ruimtevragers los van elkaar een plek te bieden. Onze grootste opgave is daarmee de vraag hoe wij de verschillende functies ruimtelijk met elkaar kunnen combineren. Ook zal het nodig zijn om prioriteiten te stellen en keuzes te maken. Niet alles kan altijd en overal. In dit hoofdstuk positioneren w ij eerst onze provincie binnen Nederland en Europa. Vervolgens schetsen we de hoofdlijnen van onze visie op Utrecht in 2050. Dit doen wij aan de hand van keuzes op zeven beleids thema’s. Hierbij brengen wij ook de relevante Utrechtse kwaliteiten en opgaven in beeld.

Amersfoort Eemhaven (bron: Utrecht Marketing, foto Kostas Brejaart)



2.1 Kwaliteiten, opgaven en positionering Utrecht     

Wanneer we naar de provincie Utrecht vanuit de lucht kijken, dan valt de grote variatie aan ruimtelijke functies op (zie kaart 2: Utrechtse kwaliteiten). Al deze functies hebben door de eeuwen heen gezorgd voor een divers en veelkleurig landschap van hoge kwaliteit. Rivieren, kanalen, regionale watersystemen, energievoorzieningen, steden, dorpen, sporen, wegen, recreatieterreinen, natuurgebieden en landbouwgronden wisselen elkaar af. Niet zichtbaar, maar net zo goed van belang is de (diepe) ondergrond. Deze bevat een groot aantal ruimtelijke functies, denk aan: grondwaterwinning voor drinkwater, warmte-koudeopslag en aardwarmte, funderingen, tunnels, kabels, leidingen en archeologisch erfgoed.

Het ruimtegebruik is telkens aangepast aan de wensen van die tijd. Met respect voor de bestaande Utrechtse kwaliteiten moeten we ook de komende tijd weer een antwoord vinden op omvangrijke, complexe en urgente opgaven. Daarbij gaat het om afname van bodem-, water- en milieukwaliteit; klimaatverandering; transitie naar een nieuw energiesysteem; forse behoefte aan wonen en werken; toename van mobiliteit; druk op landschap, erfgoed, natuur en biodiversiteit en grote verandering van landbouw. Zeker in het Groene Hart en aan de Zuidoostzijde van de stad Utrecht speelt een grote stapeling van opgaven die vraagt om een gezamenlijke en integrale aanpak.

Visie 2050 = kwaliteiten, opgaven en positie (bron: provincie Utrecht)

Utrecht vervult als centraal gelegen provincie een belangrijke functie binnen ons land. Het is een topregio in midden Nederland (zie kaart 3: Positionering provincie Utrecht). De mix van historische steden en dorpen en gevarieerd landschap, erfgoed en natuur op korte afstand van elkaar maakt onze provincie uniek. Zij fungeert als draaischijf en verbindt de Randstad met de rest van ons land. Deze draaischijffunctie heeft betrekking op het wegen- en spoornet Nederland en op het Amsterdam-Rijnkanaal. Ook ons groenblauwe netwerk werkt verbindend. Het heeft een cruciale rol in het Europese en nationale natuurnetwerk en vormt de overgang van laag naar hoog, van nat naar droog en van veen naar zand. De provincie Utrecht wordt aan de zuidzijde grotendeels begrensd door het Rivierengebied en heeft een belangrijke rol in de zoetwatervoorziening van West-Nederland. Het Groene Hart, de Hollandse Waterlinies en het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug zijn in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) door het Rijk benoemd als waardevolle landschappen. De Hollandse Waterlinies (Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam) en de Neder-Germaanse Limes zijn daarnaast voorgedragen als UNESCO Werelderfgoed. En de Grebbelinie ligt als waterlinie tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe.

De provincie Utrecht is een gewilde plek om te wonen, werken, ontmoeten en ontspannen. De regio’s U16, Amersfoort en Foodvalley maken onderdeel uit van het centrale deel van het Stedelijk Netwerk Nederland uit de NOVI. De groei van inwoners, bedrijven, arbeidsplaatsen en vervoersbewegingen is hier het meest manifest. Er zijn goede verbindingen met het nabijgelegen Schiphol en de andere luchthavens. De stationsgebieden Utrecht Centraal (inclusief Beurskwartier/ Lombokplein en Merwedekanaalzone) en Amersfoort Centraal (inclusief Langs Eem en Spoor) zijn belangrijke (inter)nationale knooppunten welke worden benut voor een samenhangende ontwikkeling van wonen, werken, bereikbaarheid en leefbaarheid. Utrecht Leidsche Rijn, de A12 Zone tussen de snelwegknooppunten Lunetten en Oudenrijn, Utrecht Lunetten-Koningsweg, Utrecht Science Park/ Rijnsweerd en Amersfoort Schothorst (De Hoef-West) zijn eveneens toplocaties voor wonen en werken. Onze inwoners hebben een relatief hoog opleidingsniveau. Er ontstaat een bloeiende kenniseconomie met kenniscentra, bedrijven en proeftuinen op het gebied van gezondheid (regio’s U16 en Amersfoort) en agrifood (regio Foodvalley) die samenwerken met andere delen van ons land. Het Utrecht Science Park heeft zich ontwikkeld tot het hart van de gezondheidsgerelateerde economie in Nederland en heeft een internationale aantrekkingskracht. Zoals ook blijkt uit de European Regional Competitiveness Index behoort de provincie Utrecht met dit alles al jaren tot de absolute top van de meest competitieve regio’s in de Europese Unie.



2.2 Utrecht 2050     

Met zeven beleidsthema’s geven we richting aan de ontwikkeling en de bescherming van onze gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 hebben wij een inclusieve en circulaire provincie Utrecht:

Zeven samenhangende beleidsthema's (bron: provincie Utrecht)

Deze zeven thema’s vragen om een brede blik. Ze staan niet op zichzelf, maar kennen samenhang en relaties in boven- en ondergrond. Deze bezien we vanuit het algemene belang, de integrale aanpak en de lange termijn. De zeven thema’s zorgen gezamenlijk voor integrale, toekomstgerichte oplossingen voor onze opgaven waarmee de Utrechtse kwaliteiten per saldo worden behouden of versterkt. Dit bereiken we door nieuwe ontwikkelingen te combineren en te concentreren,zorgvuldig om te gaan met de schaarse ruimte en kwaliteiten en door ontwerp en innovatie te stimuleren. Al deze thema’s zijn in verband te brengen met ons streven naar een duurzame, circulaire en in alle opzichten gezonde en vitale provincie. Dit betekent dat herbruikbaarheid van grondstoffen en producten ontstaat en dat waardevernietiging en verlies aan biodiversiteit wordt voorkomen. Kortom: met de ambities in deze Omgevingsvisie dragen wij bij aan het verbeteren van de brede welvaart waarbij wij onder brede welvaart zowel de kwaliteit van leven in het hier en nu verstaan, als die van latere generaties of die van mensen elders in de wereld. De gewenste richting om onze fysieke leefomgeving te ontwikkelen en te beschermen verschilt per regio of gebied. Zij is afhankelijk van de specifieke kenmerken en identiteit. Vandaar dat we in de Omgevingsvisie maatwerk aanbrengen in onze ambities en ons beleid voor de regio’s U16, Amersfoort en Foodvalley. Zie verder5. De zeven thema’s werken we uit, waarbij we met vetgedrukte tekst verwijzen naar aanduidingen op kaart 4: Visiekaart provincie Utrecht 2050. De afzonderlijke thematische kaartlagen van de visiekaart zijn als afbeeldingen in de legenda opgenomen.

Panorama Utrecht 2050 (bron: provincie Utrecht)



2.2a Stad en land gezond     

Utrechtse kwaliteit en opgave

De leefomgeving van de provincie Utrecht biedt veel kansen voor gezond leven. Onze steden en dorpen worden omringd door groene landschappen. Een schone en rustige omgeving is vaak nabij. Wij hebben een samenhangend hoofdroutenetwerk voor wandelen, fietsen en varen. Dit netwerk verbindt onze woon-, werk- en leefgebieden met het ruime vrijetijdsaanbod, aantrekkelijke recreatiegebieden, landschappen en natuurgebieden. Onze provincie heeft per saldo de schoonste economie van Nederland door het dienstverlenende karakter met relatief weinig vervuilende bedrijven.

We gebruiken onze leefomgeving echter steeds intensiever. Dit leidt tot afname van de bodem-, water- en milieukwaliteit. De veerkracht van ons bodem- en watersysteem staat onder druk. Er is een toenemende vraag naar drinkwater. Tegelijkertijd neemt de verontreiniging van het drink- en oppervlaktewater door medicijnresten, hormonen en microplastics toe. De afname van fijnstof in de lucht die de afgelopen jaren is opgetreden, vlakt af. Stikstofoxiden in de atmosfeer leiden tot de vorming van fijnstof en smog. Dit leidt onder andere tot verschraling van natuurgebieden en afname van biodiversiteit. Zonder extra inspanningen nemen geluid- en lichthinder verder toe. Mensen ervaren, door de toename van inwoners en bezoekers, steeds vaker een gevoel van drukte.

Keuze

In onze woon-, werk- en leefgebieden bevorderen we de gezondheid. Wij zetten in op verbetering van de luchtkwaliteit, vermindering van hinder door geluid, geur en licht en geen toename van externe veiligheidsrisico’s. Zo leidt de omslag naar het benutten van duurzame energiebronnen in het algemeen tot schonere lucht en hebben we aandacht voor de mogelijke effecten op geluidhinder en de mogelijke risico’s van deze energiebronnen. Ook maken we ons sterk voor genoeg groene, rustige gebieden in en in de nabijheid van stad en dorp om te ontspannen. Dit is voor nu en de toekomst belangrijk. De verwachte groei van mensen en activiteiten in onze provincie zorgt immers voor intensiever ruimtegebruik. Eveneens stimuleren we dat onze woon-, werk- en leefgebieden zo worden ingericht dat deze uitnodigen tot wandelen en fietsen en daarmee tot gezond gedrag. Stimuleren tot bewegen helpt ook bij het verminderen van de CO2-uitstoot van mobiliteit. We zetten in op de ontwikkeling van een groenblauwe en recreatieve structuur die robuust is langs bestaande doorgaande waterlopen Amstel, Angstel, Vecht, Grote Heijcop/ Bijleveld/ Geer, Oude Rijn/ Leidsche Rijn, Singel Utrecht, Kromme Rijn, Hollandsche IJssel, Inundatiekanaal Lunetten/ Laagraven, Amsterdam-Rijnkanaal, Merwedekanaal, Nederrijn-Lek, Diefdijk, Linge, Zouweboezem, Eem/ Grift, Valleikanaal, Laak en de beken rond Amersfoort. En wij bieden voldoende gelegenheid om te zwemmen. We versterken stad/land verbindingen en investeren in groen in en om bebouwd gebied, recreatieve verbindingen, recreatiezones en -terreinen. Belangrijke gebieden hiervoor zijn Haarzuilens, Oud Zuilen, Noorderpark, Amelisweerd, Laagraven, Park Oudegein en het gebied van de Hollandse IJssel. Rond Amersfoort en Veenendaal zullen een aantal gebiedseigen groene gebieden worden ontwikkeld. Ook de groene scheggen uit het Ontwikkelperspectief Utrecht Nabij zorgen voor betere verbinding tussen stad en land. In de groene scheggen groeien groen en landschap mee met de verstedelijking naar een meer robuuste structuur die tot diep in het stedelijk kerngebied beleefbaar is. De rivieren en waterwegen zijn de belangrijkste natuurlijke ruimtelijke dragers. Het programma Groen Groeit Mee ondersteunt dat stad en land optimaal met elkaar worden verbonden en recreatieve landschappen bereikbaar en toegankelijk worden gemaakt. Zie verder paragraaf 4.1.



2.2b Klimaatbestendig en waterrobuust     

Utrechtse kwaliteit en opgave

Utrecht is rijk aan water. De grote variëteit van het watersysteem in onze provincie (bestaande uit rivieren, kanalen, sloten en beken) heeft een belangrijke functie in de wateraanvoer en -afvoer. Op de Utrechtse Heuvelrug infiltreert veel regenwater, een belangrijke bron voor drinkwaterwinning, de (levensmiddelen-) industrie en de natuur- en landbouwgebieden langs de flanken. Met de Klimaatbestendige Wateraanvoer kan bij droogte vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek extra zoetwater naar West-Nederland worden aangevoerd. Dit ter voorkoming van onder andere bodemdaling in het veenweidegebied en verzilting in de Hollandsche IJssel. De uiterwaarden langs de Nederrijn en Lek zijn onderdeel van een uniek rivierenlandschap. De Lekdijk en de Grebbedijk beschermen een groot deel van Midden- en West-Nederland tegen overstromingen.

Klimaatverandering heeft vele gevolgen voor onze leefomgeving. De winters worden zachter en natter. De zomers worden warmer en droger. Ook komen weerextremen vaker voor. Heftige regenbuien in korte tijd kunnen vaker leiden tot overstroming en wateroverlast. Lang aanhoudende droogte leidt tot vermindering van de beschikbaarheid van oppervlakte- en grondwater. In de steden is de kans op hittestress het grootst vanwege verdichting en verstening.

Keuze

Wij zetten ons in voor een klimaatbestendige en waterveilige provincie samen met waterbeheerders, gemeenten en Rijk. We dragen zorg voor aantrekkelijke en toekomstbestendige dijken en omgeving langs de Nederrijn en Lek. Dit doen we in samenhang met maatregelen om de zoetwateraanvoer naar West-Nederland bij droogte te garanderen via de Klimaatbestendige Wateraanvoer. Daarbij verzilveren we meekoppelkansen met andere functies als natuur, recreatie, energie en mobiliteit. We benutten het hydrologische systeem van de Utrechtse Heuvelrug om regenwater vast te houden en te infiltreren. In de veenweidegebieden nemen we een mix aan maatregelen voor het tegengaan van bodemdaling in 2030 met 50%. Wij breiden de bestaande grondwaterwinningen uit met zoekgebieden drinkwaterwinning Eiland van Schalkwijk en Eemdijk. We zorgen dat de kwaliteit van ons oppervlakte- en grondwater voldoet aan de doelen uit de Kaderrichtlijn Water en de doelen voor het overig water. Nieuwe ontwikkelingen in stedelijk en landelijk gebied richten we klimaatadaptief (groen en blauw) in. Zie verder paragraaf 4.2.



2.2c Duurzame energie     

Utrechtse kwaliteit en opgave

In onze provincie zijn er mogelijkheden voor duurzame energie. De transitie naar een nieuw energiesysteem draagt bij aan het tegengaan van klimaatverandering en aan een duurzaam betaalbaar energiesysteem voor alle inwoners. We gaan toe naar energiebesparing en -opwekking uit hernieuwbare bronnen. De huidige opgave binnen de provincie Utrecht is om alternatieven te vinden voor een energieverbruik van 100 Petajoule per jaar. Dit kan via besparing en door ruimte te geven voor duurzame energie. Het benutten van energie uit bodem en water biedt ook potentie voor de energietransitie. Om energie op een veilige en verantwoorde manier uit bodem en water te halen, is een goede ruimtelijke afweging met andere functies vereist. Opwekking, opslag en levering van duurzame energie heeft impact op onze leefomgeving in stad en land. Het vergt zorgvuldige ruimtelijke inpassing.

Keuze

Onze ambitie is om in 2050 een CO2-neutrale provincie te zijn. Daartoe stimuleren wij allereerst energiebesparing. Elektriciteit en warmte halen we uit duurzame energiebronnen als wind, zon, bodem, water en biomassa. Er zijn grote veranderingen nodig in verschillende sectoren: gebouwde omgeving, bedrijven, mobiliteit en landbouw. Het vraagt opschaling van de inzet van bewezen technologie, de ontwikkeling van innovaties en de toepassing van slimme ruimtelijke combinaties in al deze sectoren. Nieuwe technieken voor duurzame energieopwekking faciliteren wij als ze minder impact op onze leefomgeving hebben. Voor deze technieken bieden we ruimte voor experimenten, mits het gezond en veilig is.

In grote delen van onze provincie geven wij ruimte om in het proces van de Regionale Energiestrategieën (regio’s U16, Amersfoort en Foodvalley) met lokaal draagvlak op zoek te gaan naar geschikte locaties voor wind- en zonne-energie. Een zorgvuldige landschappelijke inpassing is belangrijk. Hiervoor stellen we enkele algemene en gebiedsspecifieke voorwaarden, mede op basis van de Utrechtse kwaliteiten. Rijnenburg is in beeld als (tijdelijk) energielandschap (en voor de lange termijn als zoekrichting grootschalige integrale ontwikkeling wonen-werken-bereikbaarheid). Zie verder paragraaf 4.3.



2.2d Vitale steden en dorpen     

Utrechtse kwaliteit en opgave

Mensen vinden de provincie Utrecht aantrekkelijk om in te wonen en te werken. De regio U16 en de regio Amersfoort behoren tot de meest gespannen woningmarktregio’s in Nederland. De grote steden Utrecht en Amersfoort, en ook de andere steden en dorpen in de provincie Utrecht, zijn een populaire vestigingsplaats voor zowel inwoners als bedrijven en groeien snel. Onze provincie heeft de tweede economie van Nederland en is exporteur van zakelijke en financiële diensten aan de rest van ons land. Daarnaast is de provincie sterk op het gebied van ICT, transport en logistiek, life sciences & health en agrifood.

De behoefte aan wonen en werken is fors. Door het toenemend aantal huishoudens houdt de druk op de woningmarkt aan. Tot 2050 zijn 170.000 tot 202.000 extra woningen nodig om aan de volledige behoefte te voldoen (bron: Primos 2020). Voor de periode tot 2040 (de scope voor programmeren in de Ontwerp Omgevingsvisie) is de opgave 133.200 tot 165.700 woningen. Voor kleinere kernen speelt het vraagstuk hoe deze kernen vitaal te houden. De werkgelegenheid groeit tot 2050 stevig met naar verwachting 100.000 banen en dat is ook nodig voor een goede woon-werkbalans. Het zoeken naar ruimte voor woningen, werklocaties en voorzieningen hangt samen met het zoeken naar ruimte om onze steden en dorpen gezond, veilig, duurzaam en bereikbaar te maken.

Keuze

Wij kiezen er in algemene zin voor om de ruimtevraag voor wonen en werken op een duurzame wijze te accommoderen via binnenstedelijke en binnendorpse ontwikkeling. En met aandacht voor bereikbaarheid, klimaatadaptatie, energietransitie, gezondheid en inclusiviteit. Daarbij is een aantal locaties specifiek benoemd als potentiële locatie voor integrale ontwikkeling wonen en werken rondom knooppunten. Het gaat om de knooppunten Woerden, Maarssen, Breukelen, Utrecht Zuilen, Utrecht Overvecht, Nieuwegein City, Houten, Bunnik, Driebergen-Zeist, Amersfoort Schothorst (De Hoef-West), Amersfoort Vathorst, Veenendaal Centrum en Veenendaal-De Klomp. Een aantal locaties biedt meer kansen. Deze zijn benoemd als prioritaire locatie voor grootschalige integrale ontwikkeling wonen en werken rondom knooppunten. Het gaat om de locaties Utrecht Leidsche Rijn, Utrecht Centraal Station (Beurskwartier / Lombokplein en Merwedekanaalzone), Utrecht Lunetten-Koningsweg, Utrecht Science Park / Rijnsweerd en Amersfoort Centraal Station (Langs Eem en Spoor). Twee locaties zijn opgenomen als zoekrichting voor grootschalige integrale ontwikkeling wonen-werken-bereikbaarheid: de A12 Zone tussen de snelwegknooppunten Lunetten en Oudenrijn en Vathorst-Bovenduist. Naar verwachting kunnen we hiermee voldoen aan de woningbehoefte tot in ieder geval 2040. Om goed in te kunnen spelen op mogelijke planuitval houden we ruimte voor overprogrammering. Op basis van de verdere uitwerking van de genoemde locaties en zoekrichtingen bepalen we of en zo ja wanneer eventuele andere locaties nodig zijn en nader onderzocht moeten worden. Dit pakken we in regionaal verband samen met gemeenten en zo nodig met buurprovincies op. Rijnenburg is aangegeven als lange termijn zoekrichting grootschalige integrale ontwikkeling wonen-werken-bereikbaarheid (en allereerst als (tijdelijk) energielandschap). Om het wonen in onze provincie voor iedereen betaalbaar te houden, willen we dat ten minste de helft van de nieuw te bouwen woningen behoort tot het sociale of middeldure segment. Naast de omvangrijke opgave krijgen kleinere steden en dorpen zo mogelijk passende ontwikkelruimte om te bouwen ten behoeve van lokale vitaliteit. We zetten in op herstructurering, verduurzaming en efficiënter gebruik van bestaande bedrijventerreinen en zijn selectief met het bieden van ruimte voor nieuwe, nog niet geplande bedrijventerreinen. Zie verder paragraaf 4.4.



2.2e Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar     

Utrechtse kwaliteit en opgave

Onze provincie is centraal gelegen en goed bereikbaar. Zij heeft uitstekende OV-, fiets- en wegverbindingen, ligt aan het drukbevaren Amsterdam-Rijnkanaal en is gelegen nabij mainport Schiphol. Utrecht is de draaischijf van Nederland en mede daardoor dé ontmoetingsplek bij uitstek. Zo’n acht miljoen mensen zijn in staat om binnen 45 OV-minuten de best bereikbare plek van Nederland te bereiken: Utrecht Centraal Station.

Als gevolg van demografische en economische ontwikkelingen is er sprake van een toename van de mobiliteit.

De Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse laat zien dat zes van de 11 nationale urgente capaciteitsproblemen (weg en spoor) in 2040 zich in de provincie Utrecht voordoen. Ook op de fietspaden en in de tram en de bus wordt het drukker. Het bestaande infrastructuurnetwerk kan de groei niet opvangen. In onze provincie is de ruimte beperkt. Dit vraagt om een mobiliteitssysteem dat efficiënt met ruimte omgaat en in samenhang met de keuze voor nieuwe woon- en werklocaties wordt ontwikkeld.

Keuze

We willen dat Utrecht goed bereikbaar blijft en streven daarom naar het beter benutten van het spoor- en hoogwaardig OV-netwerk met aandacht voor het beter benutten van het hoofdwegennet en provinciale wegennet. Dit is essentieel voor een vitale provincie. Wij bezien bereikbaarheid in samenhang met wonen, werken, voorzieningen, duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Daarbij zetten we in op knooppuntontwikkeling om overstap tussen vervoerwijzen mogelijk te maken en het OV- en fietsgebruik te stimuleren. Al dan niet in combinatie met nieuwe parkeervoorzieningen. We zien verdere ontwikkelingsmogelijkheden bij de twee belangrijkste multimodale knooppunten in de provincie Utrecht: Utrecht Centraal Station en Amersfoort Centraal Station. In aanvulling hierop benutten we het netwerk aan bestaande knooppunten (spoor en hoogwaardig OV). Ook ontwikkelen we enkele nieuwe knooppunten: Utrecht Lunetten-Koningsweg, Utrecht Science Park en Westraven. Tussen deze knooppunten verkennen we de mogelijkheid om aanvullende hoogwaardige OV-verbindingen te realiseren. Deze verbindingen kunnen op termijn worden doorgetrokken, zoals naar station Utrecht Leidsche Rijn en/of via Zeist naar Amersfoort Centraal Station. Door verschillende vervoerswijzen beter op elkaar te laten aansluiten, willen we bereiken dat men straks naadloos kan overstappen van de ene naar de andere vervoerswijze en zorgeloos kan reizen. De fiets is een schone wijze van vervoer, bevordert de gezondheid en vervult een belangrijke functie voor korte afstanden en in het voor- en natransport. Tussen een aantal woon-, werk- en leefgebieden leggen we een regionaal netwerk van (snel)fietsroutes aan. Voor het goederenvervoer zetten we in op betere benutting van de bestaande vaarwegen en verduurzaming van het vervoer over land. Zie verder paragraaf 4.5.



2.2f Levend landschap, erfgoed en cultuur     

Utrechtse kwaliteit en opgave

De provincie Utrecht kent een rijkdom aan landschap, erfgoed en cultuur. Deze rijkdom wordt door inwoners en bezoekers hoog gewaardeerd en is belangrijk voor onze culturele identiteit, welzijn en vestigingsklimaat. In het landelijk gebied onderscheiden we vijf karakteristieke landschappen: Eemland, Gelderse Vallei, Groene Hart, Rivierengebied en Utrechtse Heuvelrug. In deze landschappen liggen aardkundige waarden. Ook wordt onze provincie gekenmerkt door een zeer hoge dichtheid aan historische buitenplaatsen. Het meest bekende zijn de gordels langs de Vecht en de Stichtse Lustwarande. Verder lopen door de provincie Utrecht vier grote voormalige waterlinies, ons militair erfgoed: Nieuwe Hollandse Waterlinie, Grebbelinie, Oude Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is voorgedragen als UNESCO Werelderfgoed, als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam. Ook het archeologisch erfgoed van de Neder-Germaanse Limes is genomineerd voor de UNESCO Werelderfgoedlijst. Ten slotte hebben we een gevarieerd en goed bereikbaar cultuuraanbod.

Door ruimtelijke veranderingen in onze leefomgeving en door intensief ruimtegebruik staan het landschap en het erfgoed onder druk. Dijkversterkingen, benutting van duurzame energiebronnen, uitbreiding van steden en dorpen, aanleg van nieuwe infrastructuur, intensivering van de landbouw: alles heeft invloed op hoe ons landschap en/of ons erfgoed er uitzien. Onze voornaamste opgave is om de aanwezige waarden te beschermen en te benutten als dragers en aanjagers van omgevingskwaliteit. Een andere belangrijke opgave die we hebben, is het in stand houden van een aantrekkelijke culturele infrastructuur waarin iedereen kan meedoen.

Keuze

Wij beschermen en benutten landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en archeologische waarden als dragers en aanjagers van omgevingskwaliteit. Daarbij stimuleren we de inzet van creatieve verbeeldingskracht. Dit doen we om de kwaliteit en identiteit van onze fysieke leefomgeving te versterken. In onze landschappen ontwikkelen we met de kernkwaliteiten van het landschap mee en stimuleren anderen dat ook te doen. Binnen onze Cultuurhistorische hoofdstructuur leggen wij de focus op historische buitenplaatszones, militair erfgoed, agrarische cultuurlandschappen, archeologisch waardevolle zones en historische infrastructuur. We verzilveren de kwaliteiten van linie en limes via onder anderede uitzonderlijke universele waarden van (genomineerd) UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies en Neder-Germaanse Limes. Wij zorgen voor monumenten en dragen bij aan een hoogwaardig cultureel aanbod dat meegroeit met het aantal inwoners. Zie verder paragraaf 4.6.



2.2g Toekomstbestendige natuur en landbouw     

Utrechtse kwaliteit en opgave

Onze provincie heeft een netwerk met robuuste natuur waarin vier grote diverse systemen liggen: Rivierengebied, Veenweidegebied, Eemvallei en Utrechtse Heuvelrug. Dit netwerk maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland met daarin verschillende Natura 2000-gebieden. De natuur, de biodiversiteit en de functies die het ecosysteem heeft staan onder druk. De toegenomen stikstofdepositie in natuurgebieden verhoogt de voedselrijkdom en draagt bij aan bodemverzuring. Hierdoor neemt de biodiversiteit af en verdwijnen bijzondere planten en dieren. Ook klimaatverandering heeft invloed op planten en dieren. De waarde van oudere houtopstanden voor CO2-reductie wordt steeds duidelijker: jonge aanplant zal pas na tientallen jaren structureel hieraan bijdragen. Beleefbare natuur en een groene omgeving worden belangrijker.

De landbouw in onze provincie zorgt voor duurzame voeding en is een belangrijke beheerder van ons aantrekkelijke cultuurlandschap. Er is vooral grondgebonden landbouw, melkveehouderij en fruitteelt in de provincie Utrecht aanwezig. Samen met regio Foodvalley en provincie Gelderland spelen wij een grote rol in de transitie naar een gezond en duurzaam voedselsysteem. De landbouw staat voor een grote verandering. De transitie naar een gezond en duurzaam voedselsysteem is een actueel en urgent thema. Dit in combinatie met een robuust bodem- en watersysteem en versterking van de biodiversiteit. Daarnaast komt tot 2030 in onze provincie circa 1,3 miljoen vierkante meter aan agrarische bebouwing vrij. Bodemdaling in de veenweiden leidt tot CO2-uitstoot, verdroging van natuur en hogere lasten vanwege het waterbeheer. Dit vraagstuk zorgt voor een spanningsveld in relatie tot een rendabel agrarisch gebruik van de gronden, de landschappelijke kwaliteit van het landelijk gebied en een robuust bodem- en watersysteem.

Keuze

Onze ambitie is om een robuust klimaatbestendig natuurnetwerk van hoge kwaliteiten met hoge biodiversiteit te ontwikkelen. Bestaande natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland) worden beschermd, verder ontwikkeld en onderling beter verbonden tot één samenhangend groot natuursysteem. Voor 2040 realiseren we in totaal 3.000 hectares natuur in de Groene contour. Grote natuureenheden worden ecologisch met elkaar in verbinding gebracht (Rivierengebied en Veenweide-plassengebied). Daarnaast onderzoeken wij de kansen voor uitbreiding van houtopstanden die bijdragen aan CO2-reductie. De stikstofproblematiek pakken we gebiedsgericht aan. Wij stimuleren de transitie naar een duurzame landbouw die circulair, natuurinclusief, klimaatneutraal en diervriendelijk is. Daarbij is de economische rentabiliteit van agrarische bedrijven en een duurzame toekomst van de glastuinbouwconcentratiegebieden een belangrijk uitgangspunt. En we stimuleren dat de landbouw dicht bij de inwoners staat (streekproducten, recreatie e.d.). Tot 2030 hebben we de ambitie dat de landbouw de nutriëntenkringlopen heeft gesloten, zelfvoorzienend in energie is en daarnaast deels ook opereert als groene energieproducent voor derden. Zie verder paragraaf 4.7.



3. Basis     

Onze grootste opgave, het ruimtelijk combineren van de verschillende functies die een plek zoeken in onze provincie, pakken wij aan vanuit onze sturingsfilosofie en onze uitgangspunten voor omgevingsbeleid. Onze sturingsfilosofie geeft aan op welke wijze wij ons beleid willen realiseren. Dit biedt een kader voor de inzet van ons instrumentarium en de wijze waarop we willen samenwerken. Onze uitgangspunten geven aan hoe wij de grootste opgave op willen pakken. We kiezen daarbij voor een gebiedsgerichte, integrale aanpak waarbij we kwaliteiten en ontwikkelingen bij elkaar brengen in geconcentreerde en gecombineerde vorm. We houden daarbij oog voor lokale behoeften. Om het instrumentarium dat de Omgevingswet ons biedt in te kunnen zetten, moeten we motiveren waarom we een onderwerp op provinciaal niveau oppakken. Deze motivering noemt de wetgever ‘provinciaal belang’. Dit hoofdstuk ronden wij af met onze provinciale belangen, als opmaat naar ons beleid in hoofdstuk 4.

Fort bij Vechten - Waterliniemuseum (bron: Utrecht Marketing)



3.1 Sturingsfilosofie     

Onze sturingsflosofie:

We bieden ruimte voor ontwikkelingen die passen bij de Utrechtse kwaliteiten, met het principe ‘lokaal wat kan, provinciaal wat moet’ als basis en met de nadrukkelijke wens de doelen in samenwerking te halen.

Elke ontwikkeling vraagt een eigen aanpak, die gericht is op het nut en de bruikbaarheid en die passend is bij de behoefte. Wij vinden gebiedsgerichte samenwerking en een oplossingsgerichte houding belangrijk; alleen als we gebruik maken van ieders toegevoegde waarde in kennis, ervaring en creativiteit komen we tot een goede aanpak van de maatschappelijke opgaven. Dit vergroot de kans op synergievoordelen, slimme combinaties en integrale afwegingen. Samenwerkingsafspraken vormen hierbij de basis. Wij vertrouwen er daarbij op dat iedereen zich, net als wij, verantwoordelijk voelt voor de fysieke leefomgeving. Maar bieden wel voldoende waarborgen waar dat nodig is. Bijvoorbeeld als belangen elkaar in de weg zitten en dit een keuze vraagt of als bescherming nodig is tegen denken en handelen vanuit korte termijn belangen. Op deze manier handelen we in overeenstemming met de zorgplicht zoals verwoord in de Omgevingswet. Bij ruimte bieden aan ontwikkelingen vinden wij adaptiviteit belangrijk. Door mee te bewegen, bij te sturen of juist te intensiveren kunnen we onze doelen het best halen. Hiervoor gebruiken wij monitoring, zodat we weten wat de effecten zijn van ons beleid en wanneer we ons beleid of onze uitvoering aan moeten passen.

Bij het werken in de geest van onze sturingsfilosofie vervullen we verschillende rollen, afhankelijk van de opgave.

  • Stimuleren: facilitator, aanleveren van expertise en capaciteit, subsidieverstrekker, motivator et cetera. In deze rol ondersteunen we andere partijen bij hun samenwerking en het uitvoeren van projecten.
  • Participeren: coördinator, ontwikkelaar, partner, netwerker, samenwerker, deelnemer et cetera. In deze rol werken we samen met vooral andere overheden en maatschappelijke organisaties aan onze eigen opgaven of aan opgaven van de andere partijen, bijvoorbeeld in gebiedsontwikkelingen.
  • Realiseren: opdrachtgever, trekker, regisseur et cetera. In deze rol zijn we leidend, ondernemend, aansturend, maken we prestatieafspraken, zorgen we voor regionaal programmeren, voeren we regie.
  • Reguleren: regelstellend ten behoeve van het provinciaal belang en de provinciale wettelijke taken. In deze rol stellen we in de Omgevingsverordening, als dit doelmatig en doeltreffend is, (instructie)regels over het omgevingsplan en de waterschapsverordening en waar nodig regels voor burgers en bedrijven.

Bij veel opgaven vervullen wij een mix van deze rollen en werken we samen met diverse partijen.

De vier rollen van de provincie Utrecht (bron: provincie Utrecht)





3.2 Uitgangspunten voor ons omgevingsbeleid     

Voor ons omgevingsbeleid hanteren wij twee centrale uitgangspunten.

  • We kiezen gebiedsgericht voor integrale, toekomstgerichte oplossingen waarmee we de Utrechtse kwaliteiten per saldo behouden of versterken, zo nodig met compenserende maatregelen.
  • We concentreren en combineren nieuwe ontwikkelingen, om zorgvuldig om te gaan met schaarse ruimte en kwaliteiten en door ontwerp en innovatie te stimuleren. Er blijft ook ruimte beschikbaar voor lokale opgaven.

Uitgangspunten omgevingsbeleid provincie Utrecht (bron: provincie Utrecht)

Gebiedsgerichte, integrale en toekomstgerichte oplossingen

Deze Omgevingsvisie bevat algemeen geldend beleid en specifiek beleid voor de verschillende delen van de provincie Utrecht. Het algemeen geldend beleid staat in het thematische deel van onze Omgevingsvisie (hoofdstuk 4). Dit werkt door in het gebiedsgerichte deel van de Omgevingsvisie (hoofdstuk 5.). De gebiedsgerichte uitwerking en (afspraken om te komen tot) keuzes stemmen we af met regionale partijen. Daarbij zorgen we er voor dat alle relevante belangen betrokken worden en zorgvuldig tegen elkaar afgewogen worden. Verder letten wij erop dat we toekomstgerichte en toekomstbestendige keuzes maken. Dit zorgt voor een goede ruimtelijke ordening en draagt bij aan het verbeteren van de brede welvaart. Ook bij de omslag van ruimtelijk beleid naar Omgevingsbeleid blijft dit een belangrijk uitgangspunt. Bij de uitvoering van ons Omgevingsbeleid gaan we uit van regionale afstemming. Samen met gemeenten, waterschappen en andere partners pakken we de regionale programmering op van woningbouw en werklocaties en mogelijk ook van energie en stedelijke voorzieningen zoals kantoren en retail. Wij zien het als onze taak om ervoor te zorgen dat het proces van regionale afstemming ertoe leidt dat vraag en aanbod per regio en onderwerp in balans is of wordt gebracht.

Utrechtse kwaliteiten behouden of versterken

De Utrechtse kwaliteiten zijn de kwaliteiten die belangrijk zijn voor de uitstraling en aantrekkelijkheid van de provincie Utrecht en voor het behoud van een duurzame en veilige leefomgeving. Het gaat om:

  • de groene kwaliteiten, zoals natuur, landschap en erfgoed;
  • de blauwe kwaliteiten, zoals bodem, water en lucht;
  • de rode kwaliteiten, zoals economische ontwikkeling, bereikbaarheid, energie en een vitaal bebouwd gebied;
  • de sociale kwaliteiten zoals voorzieningen, sociale samenhang, cultureel aanbod en inclusiviteit.

Deze kwaliteiten bieden kansen om opgaven te realiseren, maar stellen ook voorwaarden. Het is onze ambitie het fijne woon-, werk- en leefklimaat in onze provincie op peil te houden als we keuzes maken voor de aanpak van de opgaven. Dit doen we door voor alle opgaven gebiedsgerichte keuzes te maken die passen bij de Utrechtse kwaliteiten in het betreffende gebied. Als we echter moeten kiezen voor een oplossing die kwaliteiten aantast zullen we hiervoor zo nodig compenseren in een vorm die recht doet aan de betreffende kwaliteiten. Hiermee zorgen we ervoor dat in totaliteit alle kwaliteiten en opgaven in voldoende mate ruimte krijgen en kunnen groeien. Via plussen en minnen maken wij een integrale afweging, zodat elke ontwikkeling per saldo bijdraagt aan kwaliteitsverbetering. We brengen hiervoor de bestaande kwaliteiten in beeld, zie hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4. De uitvoering hiervan is verwoord in hoofdstuk 6.

Concentreren en combineren van nieuwe ontwikkelingen

Voor sommige grote opgaven is veel ruimte nodig, zoals verstedelijking en de energietransitie. Dit zorgt voor een grote druk op de ruimte. Het is dan ook een uitdaging om de vele opgaven een plek te geven. Het inpassen hiervan heeft impact op de omgeving. Daarom kiezen we ervoor de schaarse ruimte efficiënt te benutten en functies slim te combineren. We hanteren bij het ruimte zoeken voor de opgaven het principe ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Bij een nieuwe ontwikkeling kijken we dus eerst waar locaties benut kunnen worden binnen gebieden die al een vergelijkbare functie hebben, voordat we een claim leggen op ‘nieuwe’ gebieden. Bij uitbreiding kiezen wij ervoor om te zoeken naar grootschalige locaties waar we nieuwe ontwikkelingen concentreren en combineren. De voordelen van dit principe:

  • ontwikkelingen kunnen robuust en duurzaam vormgegeven worden;
  • ontwikkelingen passen bij de ondergrond en kunnen we goed aansluiten op bestaande of nieuwe netwerken;
  • ontwikkelingen kunnen elkaar versterken en kunnen bijdragen aan lokale vraagstukken;
  • er ontstaan schaalvoordelen voor ontwikkeling van bijbehorende voorzieningen, mee-ontwikkelen van groen en water, maatregelen voor klimaatbestendigheid, mee-ontwikkelen van openbaar vervoer etc.;
  • de impact van ontwikkelingen blijft beperkt tot een relatief klein gebied;
  • de eventueel benodigde compensatie kan makkelijker gevonden worden dan bij verspreide locaties;
  • het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving blijft scherp en er kan aandacht besteed worden aan een kwalitatief goede overgang tussen stad en land;
  • het draagt bij aan behoud en ontwikkeling van onze aantrekkelijke landschappen, het cultureel erfgoed en de biodiversiteit van de natuur.

De keuze voor concentreren betekent niet dat elders niets meer kan of mag. Voor lokale opgaven blijft er ruimte.

Ontwerp, innovatie en ondernemerschap stimuleren

De aanwezige kwaliteiten en waarden zijn onderdeel van het DNA van de leefomgeving en vormen een inspiratiebron voor ruimtelijk ontwerp. We zetten kwaliteiten en waarden in ten behoeve van verbetering van de omgevingskwaliteit en als startpunt van nieuwe ontwikkelingen. Dat doen we bijvoorbeeld door gebruik te maken van ontwerpend onderzoek, door de inzet van de creatieve verbeeldingskracht van kunstenaars en vormgevers en door samenwerking met innovatieve ondernemers. We stimuleren anderen dat ook te doen. Het inpassen en mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen vraagt, gezien de beperkte ruimte, om creativiteit, verhaal en beeld. Voor transitieopgaven is de inzet van creatieve verbeeldingskracht en innovatief ondernemerschap essentieel. Daarmee kunnen we tot innovatieve oplossingen komen die functies koppelen, beperkte ruimte in beslag nemen en de kwaliteit en leefbaarheid behouden of zelfs versterken. Dit kan betrekking hebben op de inhoud, de vorm en de procesinrichting. Zie ook hoofdstuk 6.





Box Geo-data en geo-toepassingen: wij delen     

Het maken van een Omgevingsvisie en -verordening is een complexe taak. Het werken met geo-data en geo-toepassingen is hierbij onmisbaar. Het helpt bij het zoeken naar gebiedsgerichte oplossingen, het heeft een belangrijke communicatieve functie en het is noodzakelijk voor de publicatie van ons beleid en regelgeving.

Zowel bij ontwerpend onderzoek als in onze planMER gebruiken we geo-data in analyse- en 3D-simulatiesoftware om de effecten van keuzes inzichtelijk te maken. Zo komen we tot beter afgewogen beleid. Tijdens participatiebijeenkomsten en in de Omgevingsvisie en -verordening zelf heeft geo-data een belangrijke communicatieve waarde. Geo-data is ook een van de basisingrediënten van de digitale publicatie en dienstverlening die de Omgevingswet van ons vraagt. Alle geo-data die is vastgelegd in onze Omgevingsvisie en -verordening heeft juridische status. Aangezien de teksten van Omgevingsvisie en -verordening altijd worden gerelateerd aan geo-data is voor elke tekst altijd duidelijk op welke plek deze tekst van toepassing is. In het Omgevingsloket is via een klik op de kaart dan ook te vinden welke teksten op een bepaalde plek van toepassing zijn. Zo kan een belanghebbende sneller vinden wat hij/zij nodig heeft.

Wij delen onze geo-data zo veel mogelijk via http://geo-point.provincie-utrecht.nl, zodat ook anderen er gebruik van kunnen maken. Daarbij bieden we in veel gevallen ook geo-toepassingen aan, die het werken met de geo-data inzichtelijk maken.

Geo-data is een krachtig hulpmiddel bij de taken waar wij voor staan, bij uitstek bij vraagstukken waar integraliteit en een gebiedsgerichte aanpak nodig zijn. De mogelijkheden worden in de toekomst alleen maar groter. Voor het ontwikkelen en uitvoeren van ons omgevingsbeleid willen wij die kansen dan ook optimaal benutten. Dit doen we door te blijven innoveren. Samen met onze partners bepalen we hoe we onze rol voor de regio op dit gebied invullen en hoe we bedrijven en kennisinstellingen betrekken.

Geo-data in analyse- en 3D-simulatiesoftware (bron: Tygron, 2017)



Box Ontwerpend onderzoek Groene Hart     

Aanvullend op lopende gebiedsprocessen en uitvoeringsprojecten wordt in het Groene Hart ontwerpend onderzoek ingezet. Zo zijn in 2019 in opdracht van het Bestuurlijk Platform Groene Hart de lange termijn ontwikkelingen van bodem, water en landgebruik verkend waarbij mogelijke ruimtelijke oplossingen zijn geschetst. Ook hebben de drie provinciaal adviseurs ruimtelijke kwaliteit (PARK’s) van de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht in 2020 gereflecteerd op de relaties tussen energietransitie en landschapsontwikkeling. Verder is in 2020 door de Vereniging Deltametropool een analyse Groene Hart uitgevoerd, waarin de verschillende knelpunten en kansen op kaart zijn gezet.

Bodem, water en landgebruik: De bodem van het Groene Hart daalt door oxidatie van het veen, met de uitstoot van ongewenst CO2 tot gevolg. Dat komt onder andere door jarenlang intensief landgebruik en de lage grondwaterstanden. Tijdens droge perioden zal de bodemdaling, bij ongewijzigd beleid, versterkt doorzetten met als gevolg toenemende schade aan natuur, woningen en infrastructuur. In het ontwerpend onderzoek zijn verschillende ondergronden onderscheiden naar type veen en kleigehalte. Om bodemdaling, verzilting en droogte tegen te gaan zijn drie mogelijke ambitieniveaus voor bodemdaling onderzocht: vertragen, stoppen of aangroeien. Het ontwerpend onderzoek laat zien welke vormen van grondgebruik hierbij passen en welke opbrengsten de boeren daarbij kunnen verwachten. De voorgestelde sleutel om het tij te keren, is het waterpeil te enten op de ondergrond en het gebruik van de bodem vervolgens volgend te maken op dit waterpeil. Zie ook http://stuurgroepgroenehart.nl/ontwerpend-onderzoek/.

Energietransitie en landschapontwikkeling: De drie PARK’s constateren dat de samenhang op de schaal van het Groene Hart van groot belang is. Versterking van het Groene Hart als geheel vergt dat er over grenzen heen wordt gekeken. Het is van belang om de energie-opgave te verbinden met de andere grote opgaven en daarmee te komen tot integrale gebiedsperspectieven. Resumerend bepleiten de PARK’s nader ontwerponderzoek naar goede locaties, concrete landschappelijke inpassing en het aanvullen van de kwaliteiten van het Groene Hart. Zie ook http://stuurgroepgroenehart.nl/ontwerpend-onderzoek/.

Kaartanalyse: Het Groene Hart is in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgenomen als NOVI-gebied. Dit zijn gebieden met essentiële, complexe en urgente opgaven van nationaal belang. Samenwerking tussen alle overheidslagen is noodzakelijk om een succesvol antwoord te kunnen geven op de opgaven. Binnen het NOVI-gebied Groene Hart wordt gewerkt aan een Agenda 2050. De uitgevoerde kaartanalyse is bedoeld als input om de discussie tussen de betrokken partijen op te starten.

Mogelijke inrichtingsprincipes slagenlandschap Groene Hart (bron: Cope Scape, Flux Landscape Architects, 2019)





3.3 Provinciale belangen     

Ons omgevingsbeleid maken we voor onderwerpen die wij van provinciaal belang achten. Om het provinciaal belang aan te kunnen geven, moeten we motiveren waarom een bepaald onderwerp op provinciaal niveau wordt opgepakt. Hierna volgt onze lijst van provinciale belangen met een toelichting op de overwegingen. Hierbij zijn ook de wettelijke taken opgenomen, om eenduidigheid in onze werkwijze te brengen. De aard van het provinciaal belang bepaalt welke instrumenten we voor een opgave inzetten. De provinciale belangen zijn ingedeeld conform de paragrafen in hoofdstuk 4. Integrale en gemeentegrensoverschrijdende gebiedsontwikkelingsprojecten die bijdragen aan de provinciale belangen kunnen wij ook als provinciaal belang aanmerken. In dit verband noemen wij het programma Hart van de Heuvelrug.

3.3a Stad en land gezond     

Provinciaal belang

Toelichting

Bevorderen van een gezonde leefomgeving.

De provincie heeft wettelijke/ (boven)regionale taken op het gebied van geluid, stilte, luchtkwaliteit, geur en waterkwaliteit. Het betreft het beperken van de milieubelasting vanuit diverse bronnen naar waarden die niet negatief bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners.

Bevorderen van een veilige inrichting van de leefomgeving.

De provincie heeft wettelijke/ (boven)regionale taken op het gebied van waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid op en rond de provinciale infrastructuur.

Versterken van onderlinge relatie tussen ‘stad’ en ‘land’

De zones rondom de kernen vormen de verbinding tussen het stedelijk en het landelijk gebied. Ze hebben invloed op kwaliteit en uitstraling van de steden en dorpen en van het landelijk gebied. Tegengaan leegstand en verrommeling draagt bij aan vitaliteit van de kern.

Zodanige condities scheppen dat een goede recreatieve structuur wordt behouden en versterkt.

De recreatieve structuur bestaat uit routenetwerken, waterwegen en voorzieningen zoals recreatieterreinen, verblijfsaccommodaties en zwemwater. Het overschrijdt gemeente- en provinciegrenzen. De provincie richt zich op een evenwichtige spreiding van toeristen en recreanten over stad en landelijk gebied, een op de vraag aansluitend aanbod en zorg voor behoud van stilte voor de rustzoekende mens.

Bevorderen van een inclusieve samenleving

De provincie kan met haar taken voor de fysieke leefomgeving ook voorwaarden scheppen voor een inclusieve samenleving. Bijvoorbeeld op het gebied van openbaar vervoer of de woningbouwprogrammering. Ook kan ze hiermee bijdragen aan sociale samenhang en aan dat iedereen mee kan doen in de maatschappij.





3.3b Klimaatbestendig en waterrobuust     

Provinciaal belang

Toelichting

Bevorderen van een klimaatbestendige leefomgeving.

De aanpak van de door klimaatverandering veroorzaakte wateroverlast, hittestress, overstromingen en droogte is vaak regionaal. Er is ruimte nodig voor afdoende klimaatbestendige ingrepen en regionale afstemming en samenwerking om te komen tot een klimaatadaptieve inrichting van de fysieke leefomgeving.

Ontwikkelen van een robuust en duurzaam bodem- en watersysteem.

De provincie heeft wettelijke taken op het gebied van de bodem- en watersystemen (zowel grond- als oppervlaktewater). Toekomstige veranderingen en ontwikkelingen vragen om het behoud van een duurzaam evenwicht tussen benutten en beschermen op provinciaal niveau. Het regionale bodem- en watersysteem is de drager van de bovengrondse ruimtelijke ontwikkelingen. Het systeem stopt niet bij gemeentelijke grenzen en vraagt om regionale keuzes. Waarin de provincie rekening houdt met gebied specifieke belangen en opgaven.

Bevorderen van het afremmen van bodemdaling.

Afremmen van bodemdaling vergt een gemeentegrensoverschrijdende, (boven)regionale aanpak.





3.3c Duurzame energie     

Provinciaal belang

Toelichting

Bijdragen aan het verminderen van energiegebruik.

De provincie draagt bij aan de inzet op besparing om de impact van de energietransitie te verminderen. Als de energievraag afneemt, wordt de druk op de ruimte voor het realiseren van duurzame energie beperkter.

Bevorderen van en voldoende ruimte bieden aan de realisatie van duurzame energiebronnen.

De realisatie van duurzame energiebronnen vergt een regionale aanpak, omdat de impact veelal verder gaat dan een individuele gemeente. De uitwerking van provinciale en nationale ambities voor energietransitie vraagt om regie op provinciaal schaalniveau. Daarnaast zijn wij bevoegd gezag voor het mogelijk maken van een deel van de duurzame energieprojecten.





3.3d Vitale steden en dorpen     

Provinciaal belang

Toelichting

Bevorderen van binnenstedelijke ontwikkeling.

Binnenstedelijke ontwikkeling, dat wil zeggen binnen het stedelijk gebied van steden, dorpen en overige kernen, inclusief transformatie, herstructurering en de aanpak van leegstand, heeft bovengemeentelijke aspecten, omdat we te maken hebben met regionale markten voor woon- en werk- en kantoorlocaties. Het gaat daarbij om regionale afstemming en het creëren van een gelijk speelveld in alle gemeenten.

Voldoende ruimte bieden voor het realiseren van een op de behoefte aansluitend aanbod van woningen en woonvoorzieningen.

Er is een regionale woningmarkt die vraagt om regionale programmering en afstemming. Het gaat om een aanbod dat op regionaal niveau in kwantitatieve en kwalitatieve zin is afgestemd op de (toekomstige) behoefte en de vraag van alle woningzoekenden, qua woningtype en woonmilieu en qua betaalbaarheid.

Voldoende ruimte bieden voor het functioneren en versterken van een vitale, circulaire en innovatieve regionale economie.

De markten voor kantoren en bedrijventerreinen functioneren op regionaal niveau. Dit vraagt om regionale programmering en afstemming. Het gaat om een aanbod dat op regionaal niveau in kwantitatieve en kwalitatieve zin aansluit bij de behoefte.

Voldoende ruimte bieden voor behoud en versterking van een goede retailstructuur.

Een gevarieerd en bereikbaar aanbod van winkels is mede bepalend voor de binnenstedelijke kwaliteit en de typering van woonmilieus. Ontwikkelingen in de ene gemeente kunnen gevolgen hebben voor de retailstructuur in de andere gemeente.





3.3e Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar     

Provinciaal belang

Toelichting

Zorgdragen voor en voldoende ruimte bieden aan goede, duurzame en veilige bereikbaarheid van woon-, werk- en vrijetijdslocaties.

Mobiliteitssystemen overstijgen veelal het lokale niveau en zelfs het regionale niveau. Het gaat om het zo optimaal en zo duurzaam mogelijk afstemmen van ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit, én het met elkaar verbinden van vraag en aanbod en een verdere integratie van de verschillende vervoerwijzen en netwerken.

Zorgdragen voor instandhouding van de provinciale infrastructuur en een adequaat provinciaal OV-netwerk.

De provincie heeft een verantwoordelijkheid voor provinciale wegen en fietsinfrastructuur, traminfrastructuur en regionaal openbaar vervoer en heeft als decentrale OV-autoriteit een wettelijke verantwoordelijkheid voor de instandhouding van het regionale openbaar vervoer.





3.3f Levend landschap, erfgoed en cultuur     

Provinciaal belang

Toelichting

Ontwikkelen van kernkwaliteiten van het landschap en behouden van aardkundige waarden.

De landschappen vormen gemeentegrensoverschrijdende structuren en kwaliteiten. Ook voor de natuur zijn de landschappen van groot belang. De aardkundige waarden zijn deel van de landschappelijke kwaliteiten.

Beschermen en benutten van de waarden van de cultuurhistorische hoofdstructuur.

De Cultuurhistorische hoofdstructuur omvat bovengemeentelijke en deels bovenprovinciale structuren waarbij de provincie zorgt voor de eenheid in aanpak van beschermen en benutten.

Beschermen en benutten van de Outstanding Universal Value van UNESCO Werelderfgoed.

De provincie heeft een wettelijke taak ervoor te zorgen dat de kernkwaliteiten van de bovengemeentelijke structuren van de Neder-Germaanse Limes, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam als (voorlopig) UNESCO Werelderfgoed niet worden aangetast.

Zorgdragen voor een hoogwaardig aanbod cultuur en erfgoed.

De provincie bevordert het restaureren van rijksmonumenten, het beheren van archeologische vondsten (wettelijke taak), het in stand houden van molens en kasteelmusea, het organiseren van festivals, het aanbieden van cultuur- en erfgoededucatie via het onderwijs en het faciliteren van het bibliotheeknetwerk (wettelijke taak).





3.3g Toekomstbestendige natuur en landbouw     

Provinciaal belang

Toelichting

Ontwikkelen en versterken van een robuust netwerk van natuur met hoge kwaliteit, en bevorderen van een betere beleefbaarheid.

De provincie heeft een wettelijke taak voor de totstandkoming en instandhouding van het Europees en Nationaal Natuurnetwerk. Beleefbaarheid van en maatschappelijke betrokkenheid bij natuur dragen bij aan draagvlak voor natuur en daarmee aan de bescherming ervan.

Behouden en versterken van de biodiversiteit.

De provincie heeft een wettelijke taak voor het behoud/ herstel van een gunstige staat van instandhouding van beschermde en bedreigde soorten en hun leefomgeving, en voor de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten. Daarnaast heeft de provincie zorgplicht voor behouden en versterken biodiversiteit.

Beschermen en ontwikkelen van houtopstanden.

De provincie heeft een wettelijke en bovenregionale taak voor behouden en beschermen houtopstanden. Vanuit het Klimaatakkoord heeft de provincie samen met andere partijen de opdracht tot vergroting van het oppervlak houtopstanden.

Bevorderen van een duurzame en economisch rendabele landbouw.

De agrarische sector beheert ongeveer de helft van het grondgebied in de provincie Utrecht. Het is belangrijk dat de sector economisch vitaal blijft en deze rol kan blijven vervullen. Vanuit het provinciale belang voor gebruik en kwaliteit van het landelijk gebied bieden we mogelijkheden voor een transitie naar een circulaire, natuurinclusieve, klimaatneutrale en diervriendelijke landbouw (kringlooplandbouw), met behoud van gebiedskwaliteiten en gezonde leefomgeving.





Box Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst     

Jongeren hebben in de totstandkoming van de Omgevingsvisie meegedacht . De jonge generatie heeft immers de toekomst en moet profijt hebben van de keuzes die nu worden gemaakt. Om die reden zijn we op zoek gegaan naar jongeren die met ons wilde n meedenken over het ontwikkelen van de Omgevingsvisie.

Tijdens een Trends, Plans & Food brainstorm in maart 2018 dachten 65 jongeren mee over het wonen, werken en leven in de provincie Utrecht in 2050. Zij hebben hun kijk gegeven hoe we beter met de schaarse ruimte om zouden moeten gaan. Als vervolg hebben studenten Spatial Design van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht in mei 2018 een expositie UTREFT gemaakt, gebaseerd op droombeelden en toekomstscenario’s voor 2050.

In april 2019 hebben ongeveer 100 studenten sociale geografie en planologie van de Universiteit Utrecht meegedacht met de provinciale Omgevingsvisie door er zelf een te schrijven. Of zij gingen aan de slag met een herontwikkelingsplan voor een specifiek gebied in de provincie Utrecht.

Als laatst hebben 80 Utrechtse jongeren tussen de 17 en 27 jaar in september 2019 meegedacht over hún ideale provincie. In interactieve workshops kwamen verschillende vraagstukken voorbij over onder andere energie, wonen, verkeer en gezondheid. Het succes van deze bijeenkomst was voor Provinciale Staten een aanleiding een motie aan te nemen om een proces in te richten om Utrechtse jongeren te betrekken bij de totstandkoming van langdurig beleid.

Het is ons duidelijk geworden dat jongeren het belangrijk vinden dat de Utrechtse leefomgeving zo efficiënt mogelijk wordt benut en ingericht. Probeer slimme combinaties te maken want daardoor houden we volgens hen zo veel mogelijk ruimte over voor bijvoorbeeld natuur. Zij zagen een toekomst voor zich met meer hoogbouw en meer windmolens. Op de vraag hoeveel regels de provincie hiervoor zou moeten opstellen kwam geen eenduidig antwoord. Zonder regels wordt het chaos, dat is duidelijk. Maar te veel regels? Dan haal je verantwoordelijkheid weg bij de inwoners. Waar de één zijn vrijheid begint, stopt die van een ander. En zou je niet vooral moeten spreken van ‘spelregels’ in plaats van regels?



Jongeren aan het puzzelen tijdens de jongerenbijeenkomst op 19 september 2019 (bron: provincie Utrecht)





4. Beleid voor een gezonde en veilige leefomgeving     

Het motto van de Omgevingswet is ‘ r uimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit’. De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving en geeft mee dat l okale afwegingen mogelijk zijn als een veilige en gezonde omgeving daarbij gebaat is. In dit hoofdstuk beschrijven wij ons beleid voor die gezonde en veilige leefomgeving in zeven thema’s . Wij richten ons daarbij, in lijn met de wet, vooral op de fysieke leefomgeving. Dit heeft vanzelfsprekend ook alles te maken met de sociale en veilige leefomgeving. Daar start dit hoofdstuk mee en dit loopt als een rode draad door de zeven beleidsthema s waarin wij ons beleid uitwerken .

Wij hebben ons beleid uit diverse beleidsplannen samengenomen in deze Omgevingsvisie. We beschrijven dit beleid op hoofdlijnen in de rode draad en in zeven samenhangende beleidsthema’s. Verdieping is te vinden in de beleidsuitwerkingen, visies, programma’s en plannen waarnaar in de tekst verwezen wordt. Ieder thema start met enkele themakaarten. Deze themakaarten tezamen vormen de ingang van het digitale plan, zoals dat op https://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl/ te raadplegen is. Hier is de tekst te lezen en te doorzoeken en zijn de themakaarten (en visiekaart) interactief gekoppeld aan de tekst. De vetgedrukte tekstpassages in de paragrafen verwijzen naar de afzonderlijke objecten die op deze kaarten opgenomen zijn. Zie ook de leeswijzer. De thematische kaartbeelden zijn aangevuld met collages die een impressie geven van de beoogde ontwikkelingen. Deze collages zijn opgenomen aan het einde van dit hoofdstuk.

Utrecht Stadsstrand Oog in Al (SOiA) (bron: Utrecht Marketing, foto Juri Hiensch)



4.0 Gezonde en veilige leefomgeving     

Met ons omgevingsbeleid dragen wij bij aan een gezonde en veilige leefomgeving in de provincie Utrecht. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de fysieke omgeving. Denk aan woonmilieus (dichtheid en type bebouwing), de aanwezigheid van voorzieningen (winkels, openbaar vervoer, scholen, ziekenhuizen, etc.), de mate van functiemenging voor aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en de kwaliteit van groen en water in de leefomgeving. Maar zeker zo belangrijk is de sociale omgeving en de veiligheid van de leefomgeving. Om prettig te kunnen wonen, moeten mensen zich thuis kunnen voelen. En mensen moeten zich veilig voelen, zowel sociaal als in het verkeer. Ook een gezonde leefomgeving is belangrijk. Het gaat dan zowel om zaken die te maken hebben met het milieu, als om de mate waarin de openbare ruimte de bewoners uitnodigt om gezonde keuzes te maken in wonen, werken, recreatie en vervoer.

Onze provincie heeft een prettige, leefbare omgeving, zoals ook het coalitieakkoord 2019-2023 ‘Nieuwe Energie voor Utrecht’ aangeeft: “Utrecht is een provincie om trots op te zijn. Gevarieerd, bruisend en met een rijke historie. Met een grote verscheidenheid aan levensstijlen, culturen en persoonlijke voorkeuren. Een provincie in de verstedelijkte Randstad met een divers landschap met veel groen en levendige steden en dorpen. De prachtige natuur- en recreatiegebieden, historische polderlandschappen, centrale ligging en mooie kunst en cultuur zorgen ervoor dat veel mensen graag in onze provincie willen wonen en recreëren.”

Om onze provincie zo te houden, en met nieuwe ontwikkelingen hieraan bij te dragen, hanteren we onze uitgangspunten voor omgevingbeleid zoals opgenomen in hoofdstuk 3: we kiezen voor gebiedsgerichte ontwikkelingen die bijdragen aan de Utrechtse kwaliteiten en we concentreren en combineren nieuwe ontwikkelingen. Daarbij bieden we ook ruimte voor lokale opgaven.

De gezonde en veilige leefomgeving loopt als een rode draad door onze Omgevingsvisie. Wij werken hierin samen met gemeenten, waterschappen en andere partijen, dragen bij of ondersteunen waar gewenst en volgen op welke manier gemeenten en waterbeheerders van hun bevoegdheden gebruik maken voor het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving. De kennis en expertise van de GGD wordt hierbij benut. We hanteren 6 hoofdprincipes waar we naar streven bij de ontwikkeling van een gezonde en veilige leefomgeving en die aansluiten bij elementen van brede welvaart. De basis hiervoor wordt gevormd door het natuurlijke systeem van bodem, water en natuur.

  1. Er is, in relatie tot het aantal inwoners en bezoekers, voldoende, kwalitatief hoogwaardige groenblauwe ruimte, deels rustig/ stil, die voor verschillende doelgroepen uitnodigend is.
  2. Voor hun dagelijkse verplaatsingen gaan mensen voornamelijk lopend, met de fiets of het OV. Dit moeten zij veilig kunnen doen. Goederen- en personenvervoer levert zo min mogelijk schadelijke emissies op.
  3. Inrichting en gebruik zijn aangepast aan de eisen van het klimaat, en gezondheid en veiligheid zijn daarbij geborgd.
  4. Er zijn zo min mogelijk schadelijke emissies vanuit industrie, opwekking van energie en de landbouw. De landbouw draagt positief bij aan de gezondheid van mens en natuur.
  5. De ruimtelijke inrichting draagt bij aan een inclusieve samenleving en versterkt de sociale cohesie.
  6. De economie is circulair, er komen zo min mogelijk voor de gezondheid schadelijke emissies of producten in de leefomgeving terecht en bouwen vindt plaats met materialen die bijdragen aan een gezonder leven.

Inclusieve samenleving

Een gezonde en veilige omgeving is van belang voor onze inwoners, de mensen die in onze provincie werken en onze bezoekers. Wij vinden het belangrijk dat iedereen betrokken is en mee kan doen. Daarvoor stimuleren wij een inclusieve samenleving. Wij zoeken naar kansen waardoor zoveel mogelijk mensen een zinvolle bijdrage leveren via werk en/of maatschappelijke taken. We gebruiken de mogelijkheden die we hebben om te zorgen dat er geen kennis- en/of financiële drempels zijn om gebruik te maken van het aanbod van zorg, opleiding en openbaar vervoer. We stimuleren dat er woningen zijn voor alle doelgroepen. We zetten onze stimulerende en faciliterende rol in waar het nodig is om de digitalisering van de samenleving, in relatie tot hetgeen we van provinciaal belang achten, in goede banen te leiden. Zie ook paragraaf 4.4 en paragraaf 4.5, daar waar het gaat om 'een woning voor iedereen', 'bedrijfsvestiging' en ‘kwaliteit voor de OV-reiziger’.

Cultuur en erfgoed bieden bewoners van de provincie ontspannings- en ontmoetingsmogelijkheden. Een herkenbaar landschap zorgt voor een gevoel van ergens thuishoren. Een groene omgeving stimuleert dat mensen elkaar ontmoeten, en ook sport en recreatie dragen bij aan ontmoetings- en ontspanningsmogelijkheden en meer bewegen. Voorzieningen in steden en dorpen bieden ontmoetingsplekken, zoals buurthuizen, bibliotheken, gebedshuizen en horeca. Wij willen deze functies behouden en verder ontwikkelen.

Circulariteit

Wereldwijd neemt de vraag naar grondstoffen toe, terwijl de voorraden afnemen. Veel grondstoffen die we gebruiken komen nu uit het buitenland. In een circulaire economie zijn we veel minder afhankelijk van nieuwe grondstoffen (uit het buitenland). Producten die in een lineaire economie na gebruik worden vernietigd of verbrand, worden in een circulaire economie gebruikt om grondstoffen uit te halen. Dit leidt tot andere productontwerpen, andere productieprocessen en andere verdienmodellen. Hoewel de overgang naar een circulaire economie vraagt om nieuwe vaardigheden op allerlei niveaus en over de hele keten, heeft deze overgang per saldo een positief effect op de werkgelegenheid. Bovendien levert een circulaire economie een substantiële bijdrage aan de energie- en klimaatdoelen. Bij hergebruik van materialen in nieuwe toepassingen letten we op de gezondheidseffecten en effecten op de kwaliteit van bodem, water, lucht en biodiversiteit. Circulariteit kan doorwerken in de uitvoering van alle in deze Omgevingsvisie opgenomen thema’s. Dit thema zal dus altijd een rol spelen bij de uitwerking van de Omgevingsvisie in programma’s.

De basisprincipes van circulaire economie (bron: Rood T en Hanemaaijer A, 'Waarom een circulaire economie?', PBL Den Haag, 2017)





4.1 Stad en land gezond     

In een gezonde en veilige samenleving bevordert de fysieke leefomgeving de gezondheid en veiligheid van de inwoners. Ook stimuleert de fysieke leefomgeving een plezierige samenleving waar iedereen volwaardig aan kan deelnemen. Met ons beleid voor milieu en gezondheid en voor recreatie en toerisme dragen wij hieraan bij.

Gezondheid heeft vele aspecten, denk bijvoorbeeld aan schone lucht, water en bodem (zie ook paragraaf 4.2), hinder, donkerte, goed wonen, werk en/of maatschappelijke bijdrage (zie ook paragraaf 4.4), de aanwezigheid en bereikbaarheid van voorzieningen en de mogelijkheid voor ontmoeting, ontspanning en beweging (zie ook paragraaf 4.5, paragraaf 4.6 en paragraaf 4.7).

Voor de mogelijkheid tot ontmoeting, ontspanning en beweging door zowel de inwoner als bezoeker is de provincie Utrecht aantrekkelijk. De provincie heeft een rustgevend buitenleven met bossen, stiltegebieden, rivieren, monumenten en een eindeloos polderlandschap, en daarnaast een stedelijk en dorps leven met levendige terrassen, musea vol prachtige kunst en bruisende (internationale) festivals. De provincie Utrecht heeft een goede toeristisch-recreatieve structuur. Deze bestaat onder andere uit bovenlokale dagrecreatieterreinen, recreatiezones, verblijfsrecreatie, zwemwateren en een recreatief hoofd(route)netwerk met aantrekkelijke wandel- en fietspaden en vaarroutes. Binnen deze structuur spelen andere voorzieningen die van belang zijn voor de inwoner en bezoeker ook een grote rol, zoals gevarieerde culturele voorzieningen, horeca, natuurgebieden en historisch erfgoed.

Op wegen, het fietsnetwerk voor het dagelijks gebruik tussen woning en werk of opleiding, in de natuur- en recreatiegebieden e.d. wordt het steeds drukker. Ook neemt de diversiteit van het gebruik toe. Mensen ervaren mede hierdoor meer stress. Stilte voor de rustzoekende mens wordt steeds belangrijker, maar staat vaker onder druk. Groene en rustige gebieden, waar een gevoel van ruimte wordt ervaren, zijn belangrijk om te kunnen herstellen van de drukte elders.

De stad als gezonde habitat (bron: RLI, 2019)



4.1.1 Milieu en gezondheid     

Ambities

  • 2050: wij streven naar een gezonde en veilige leefomgeving: de milieukwaliteit is goed, de veiligheid is gewaarborgd, bewegen wordt gestimuleerd, er zijn voldoende ontspannings- en ontmoetingsmogelijkheden en iedereen doet mee.
  • 2040: Voor bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen streven we naar het niet verder toenemen van de geluidhinder; een geluidsbelasting van maximaal 60 dB is, gegeven de huidige infrastructuur, acceptabel.
  • 2040: wij hebben voldoende stiltegebieden.
  • 2040: wij streven er naar de toename van risico’s van opslag en transport van gevaarlijke stoffen en van straling door hoogspanningslijnen te beperken, evenals geur- en geluidhinder door industriële bedrijven en lichthinder.
  • 2030: wij streven naar het voldoen aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor luchtkwaliteit in de hele provincie.
  • 2030: wij streven er naar dat de gezondheidsrisico’s als gevolg van geluidsbelasting minimaal zijn, waarbij we voor nieuwbouw voor woningen en andere geluidgevoelige gebouwen streven naar het voldoen aan de WHO-advieswaarden voor geluid.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 5. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.



4.1.1a Bevorderen van een gezonde en veilige leefomgeving     

Een gezonde en veilige leefomgeving is belangrijk voor iedereen, nu en in de toekomst. De beperkte ruimte in onze provincie wordt intensief gebruikt. Veel ruimtevragende functies blijven groeien en er komen nieuwe ruimtevragers bij. Inrichting en gebruik van de leefomgeving hebben invloed op gezondheid. De toenemende drukte kan tot gezondheidseffecten leiden. Het beschermen en bevorderen van gezondheid is ons doel bij al ons beleid en ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Daar waar wij effectief bij kunnen dragen aan de sociale leefomgeving, willen wij dit ook oppakken.

Bij veiligheid gaat het om externe veiligheid vanwege opslag, be- en verwerken en transport van gevaarlijke stoffen, veiligheid vanwege ontwikkelingen zoals energietransitie en klimaatverandering (bijvoorbeeld overstromingen en natuurbranden, zie ook paragraaf 4.2) en verkeersveiligheid (zie ook paragraaf 4.5). Veiligheid heeft te maken met de inrichting van de omgeving en neemt vaak ook letterlijk ruimte in.



4.1.1b Ontwikkelen van een samenhangend groenblauw netwerk     

Mensen zijn aantoonbaar gezonder als ze in een bruikbare en bereikbare groene omgeving wonen. Zo’n omgeving maakt ontspanning mogelijk en stimuleert bewegen en ontmoeten. Door de grote druk op de ruimte is het noodzakelijk om onze groenblauwe ruimte efficiënt en multifunctioneel in te delen en te benutten. Wij richten ons daarom op de ontwikkeling van groenblauwe structuren en gebieden die meerdere van onze doelen ondersteunen, zoals een gezonde leefomgeving, klimaatbestendige leefomgeving, natuur/biodiversiteit en recreatie, en die passen bij het bodem- en watersysteem. Deze groenblauwe structuren vormen ook een belangrijke basis voor ons andere beleid. Deze aspecten komen aan de orde in onder andere paragraaf 4.1.2, paragraaf 4.2.2, paragraaf 4.4.1 en paragraaf 4.7.1.



4.1.1c Bewegen stimuleren     

De inrichting van de leefomgeving willen we zodanig vormgeven dat deze uitnodigt om te bewegen. Wij focussen onder meer op de bereikbaarheid van woon- en werklocaties en van natuur- en recreatiegebieden te voet, met fiets en OV. Wij stimuleren en faciliteren ook andere partijen dit te doen door middel van onder andere het aanbod van ondersteunende instrumenten en het delen van kennis en informatie. Wij richten ons ook op het ontwikkelen daarvan. Menging van functies kan leiden tot kortere afstanden tussen wonen, werken en voorzieningen. Ook dat kan leiden tot meer bewegen en willen we waar mogelijk stimuleren. Dit doen we onder andere via de aanleg van snelfietsroutes. De uitwerking van dit aspect is vooral terug te vinden in paragraaf 4.1.2 enparagraaf 4.5.



4.1.1d Verbeteren luchtkwaliteit     

Onze lucht wordt al jaren langzaam schoner, maar is nog lang niet op een gezond niveau. We streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit in de provincie Utrecht om de gezondheid van onze inwoners te bevorderen en de invloed op onze natuur te beperken. We streven ernaar om uiterlijk in 2030 in de provincie Utrecht minimaal te voldoen aan de WHO-advieswaarden. Tot 2050 streven wij naar het verder verbeteren van de luchtkwaliteit, omdat een verdere verlaging van de concentraties van schadelijke stoffen nog steeds substantiële gezondheidswinst oplevert. Verwachting is dat de WHO haar advieswaarden richting 2050 zal aanscherpen. Belangrijke bronnen van luchtverontreiniging binnen de provincie Utrecht zijn wegverkeer, binnenvaart, landbouw en houtrook. Een veelheid aan grote en kleine bronnen in binnen- en buitenland bepaalt gezamenlijk de kwaliteit van onze lucht. Met alleen provinciaal en gemeentelijk beleid kunnen wij de luchtkwaliteit beperkt verbeteren. We richten ons binnen onze mogelijkheden bijvoorbeeld op schoon vervoer en verduurzaming van de landbouw en op het verbeteren van de luchtkwaliteit bij kwetsbare functies, zoals scholen en zorginstellingen. We hebben om het doel te halen echter ook het Rijk en de Europese Unie nodig.



4.1.1e Verminderen geluidsbelasting     

De geluidhinder neemt toe in onze provincie. Het is ons streven vanaf 2030 nieuwbouw voor geluidgevoelige gebouwen vooral nog te laten plaatsvinden op locaties die voldoen aan de WHO-advieswaarden voor geluid. Dit vraagt om aandacht bij nieuwe woningbouwplannen en bij wijzigingen in de infrastructuur (weg/spoor/tram), bedrijvigheid en windmolens. Het beleid zal zich meer richten op het reduceren van het blootstellingsniveau. Er wordt meer ingezet op preventie en inspanningen om risico’s voor de gezondheid aan te pakken.

De geluidsbelasting van bestaande woningen onder directe invloed van (spoor)wegen, vliegverkeer en industrie willen we in 2040 teruggebracht hebben tot maximaal 60 dB. Daar zijn aanpassingen of (ingrijpende) maatregelen voor nodig. En dit vraagt aandacht bij (de inpassing van) ruimtelijke ontwikkelingen en nieuwe OV- of weginfrastructuur, zodat het aantal ernstig gehinderden niet toeneemt. Bij zo’n 12% van alle woningen in de provincie Utrecht is de geluidsbelasting hoger dan 60 dB.

We realiseren ons dat we deze doelen alleen in goede samenwerking met onze partners kunnen halen. We willen samen met hen een agenda geluid opstellen waarin doelen en de mogelijke maatregelen worden opgenomen. Maatregelen kunnen variëren, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, van het kiezen van de juiste locatie tot maatregelen in het ontwerp, zoals situering ruimtes in gebouwen en van de gebouwen zelf, verkeersmaatregelen en groen in de buitenruimte. Hiermee kunnen we gezondheidseffecten van geluidsbelasting beperken. De gemeente maakt de afweging of nieuwbouw van geluidgevoelige bebouwing met hoge geluidsbelastingen acceptabel is.

De provincie is als wegbeheerder verantwoordelijk voor het verminderen van geluidhinder langs provinciale wegen. Bij een toename van geluidhinder moet de provincie maatregelen nemen om aan haar wettelijke taak – het handhaven van geluidproductieplafonds – te voldoen. Wij willen de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige gebouwen met hoge geluidsbelastingen langs provinciale wegen zoveel mogelijk voorkomen via regelgeving in onze verordening. Het aantal woningen langs provinciale wegen met een geluidsbelasting binnen de Geluidscontour 61 dB Lden willen wij vanwege de gezondheidseffecten de komende jaren verminderen. Ten behoeve van de aanwezige woningen met een hoge geluidsbelasting langs onze wegen worden, mits doelmatig, reducerende maatregelen getroffen, zoals het aanbrengen van geluidsreducerend asfalt en geluidsgoten. In het actieplan omgevingslawaai is dit beleid verwoord.

In de provincie Utrecht zorgt vliegverkeer voor steeds meer geluidhinder. Op rijksniveau worden besluiten genomen die van invloed zijn op het gebruik van het luchtruim van de provincie Utrecht. We zetten er op in om toenemende hinder door vliegverkeer hierbij te voorkomen, zoals bij herziening van de luchtruimindeling. In onze provincie is er in beperkte mate ruimte voor diverse vormen van kleine en recreatieve luchtvaart. Dit mag, als dit op een goede manier ingepast kan worden in de omgeving en de hinder voor mens en dier zo beperkt mogelijk wordt gehouden. We gaan terughoudend om met nieuwe luchthavens voor kleine en recreatieve luchtvaart in de provincie. In stiltegebieden zijn recreatieve drones niet toegestaan. Luchthavens met een duidelijk maatschappelijk belang, zoals heliplatforms bij ziekenhuizen, ondersteunen we wel. Ook hierbij hebben we uiteraard aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving.

Het intensieve gebruik van onze leefomgeving zorgt voor steeds meer geluidhinder, terwijl de behoefte aan rust en ontspanning groot is. Stiltegebieden vervullen een rol in die behoefte. Behalve voor de rustzoekende inwoner, is stilte ook van belang voor de beleving van het landschap en natuur. In de provincie Utrecht hebben wij 14 stiltegebieden aangewezen. In deze gebieden handhaven wij de rust die aanwezig is. Ook willen we waar mogelijk bijdragen aan behoud van gebieden waar de geluidsbelasting relatief laag is in de nabijheid van steden.

Ter bescherming van de stiltegebieden nemen we regels in onze Omgevingsverordening op. Hiermee beperken we geluid producerende activiteiten. Hieronder vallen ook windturbines. Tegelijkertijd is de energietransitie een grote opgave waar we voldoende zoekruimte voor op willen nemen. De vele kwaliteiten van onze provincie stellen hieraan beperkende voorwaarden. In een aantal gebieden is het stiltebeleid de belangrijkste beperkende factor voor plaatsing van windturbines. Dit zijn echter vaak ook open gebieden waarvoor concrete en qua draagvlak kansrijke initiatieven voorgesteld kunnen worden. Daarom nemen wij op dat gemeenten dit toe kunnen staan mits de situering zodanig is dat de effecten op het stiltegebied zo beperkt mogelijk zijn en voor de effecten zoveel als mogelijk is aangesloten op geluidsniveau van de stiltegebieden. We vinden het daarbij belangrijk dat er regionale afstemming over heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van de RES’en. We verwachten dat slechts in en nabij een zeer beperkt aantal stiltegebieden daadwerkelijk windturbines zullen en kunnen worden geplaatst.



4.1.1f Beperken van externe veiligheidsrisico’s     

Het huidige ruimtegebruik en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen daarin levert veiligheidsvraagstukken op in relatie tot de opslag, het be- en verwerken en het transport van gevaarlijke stoffen. We werken op verschillende manieren aan een veilige leefomgeving en het beperken van externe veiligheidsrisico’s. We werken met onze partners (gemeenten, omgevingsdiensten, veiligheidsregio) samen om risico’s in beeld te brengen en te zoeken naar maatregelen om die risico’s te beperken en normoverschrijding voor externe veiligheid bij inrichtingen en transport te voorkomen. Dit geschiedt in vervolg op het provinciaal uitvoeringsprogramma externe veiligheid 2015-2020 in het kader van het Programma Gezond en Veilig dat wordt opgesteld. Wij streven, bij inrichtingen en transport, waar mogelijk naar verlaging van bestaande externe veiligheidsrisico’s. We kiezen voor het ruimtelijk scheiden van bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken (BRZO-bedrijven) en kwetsbare functies. We beperken de toename van risico’s voor mensen in de meest risicovolle zone rond stationslocaties van het ‘basisnet spoor’ en rond het ‘basisnet weg’. Het basisnet betreft de spoorwegen en wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden. We beperken het transport van gevaarlijke stoffen in de bebouwde kom door het coördineren en actualiseren van een provincie dekkende gemeentelijke routering.

Voor nieuwe risico’s, zoals het gebruik van nanotechnologie, de elektrificatie van de maatschappij en het gebruik van nieuwe vormen van opwekking, opslag en vervoer van energie, richten wij ons op het volgen van de landelijke kennisontwikkelingen en op het benutten van de expertise van de Veiligheidsregio Utrecht.

Bij het gebruik van nieuwe energietoepassingen gaat het bijvoorbeeld om de inzet van LNG (vloeibaar gas), waterstof en het gebruik van een buurtbatterij. Het is belangrijk dat provincie en gemeenten als bevoegd gezag de Veiligheidsregio Utrecht vroegtijdig om advies vragen bij nieuwe risico’s. Als daar aanleiding voor is zal de provincie locatiebeleid ontwikkelen voor nieuwe risicobronnen en regels vaststellen, waarbij aangegeven wordt waar ontwikkelingen mogelijk zijn. In veel gevallen kunnen met maatregelen de risico’s beperkt worden.

Door klimaatverandering kunnen vitale en kwetsbare functies een groter risico lopen op uitval. Samen met Rijk, veiligheidsregio en andere partners brengen wij de risico’s in beeld en onderzoeken wij maatregelen.



4.1.1g Beperken van toename van risico’s door straling en geur- en lichthinder     

Wij zetten ons in voor het beperken van risico’s door straling, geur en licht. Wij hanteren het voorzorgsbeginsel ten aanzien van hoogspanningslijnen. Wij willen, waar dit betaalbaar en effectief is, een bijdrage leveren aan het ondergronds brengen van hoogspanningslijnen in woongebieden.

Voor geur volgen wij, in lijn met de Omgevingswet, in principe het gemeentelijk beleid voor onze vergunningverlening aan industriële bedrijven. Wel ontwikkelen wij, in overleg met de gemeenten, een algemeen normenkader voor de vergunningverlening aan bedrijven en geven aan wanneer wij willen terugvallen op dit normenkader, bijvoorbeeld omdat er geen gemeentelijk geurbeleid is of omdat wij, mede op basis van klachten, het gemeentelijk beleid te streng of te soepel vinden. Via het algemeen normenkader stimuleren wij bovendien een zoveel mogelijk uniforme aanpak binnen de provincie.

Er zijn enkele specifieke situaties waarbij sprake is van cumulatie als gevolg van geuremissies van diverse bedrijven en/of waarbij de geuremissies provincie- en/of gemeentegrensoverschrijdend zijn. Een algemeen normenkader zal daarvoor ontoereikend zijn. Voor die situaties willen we het initiatief nemen om, gezamenlijk met de andere provincies en betrokken gemeenten, te onderzoeken hoe het best vormgegeven kan worden aan een gebiedsgerichte aanpak.

Wij zetten ons in om onnodige lichtvervuiling te voorkomen, bijvoorbeeld bij de provinciale wegen en via ons landschapsbeleid. Dit gaat hand in hand met het voorkomen van onnodig energiegebruik.



4.1.1h Uitvoering geven aan beleid voor ‘milieu en gezondheid’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Voornemen tot opstellen van een sociale agenda.
  • Opstellen Programma Gezond en Veilig en samenwerkingsagenda´s op specifieke milieuthema´s, namelijk lucht, geluid en externe veiligheid.
  • Beschikbaar stellen van instrumenten ten behoeve van een integrale afweging bij ruimtelijke ontwikkelingen en het ondersteunen bij de toepassing daarvan.
  • Onderzoek naar gebiedsgerichte aanpak geurhinder.

Vanuit de rol reguleren:

  • Instructieregels voor stiltegebieden en luchthavens.
  • Voornemen voor opstellen regels voor ruimtelijke ontwikkelingen rondom BRZO- bedrijven.
  • Beleidsregels voor het verlenen van tijdelijke ontheffingen voor het gebruik van niet aangewezen terreinen voor luchtvaart.
  • Binnen 2 jaar na vaststelling Omgevingswet vaststellen van geluidproductieplafonds voor alle provinciale wegen.
  • Instructieregel voor het bouwen van geluidgevoelige gebouwen in de 61 dB contour rond provinciale wegen.
  • Ontwikkeling normenkader geur.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Beschikbaar stellen (GIS) data en informatie betreffende de situatie en de mogelijke maatregelen voor een gezonde en veilige leefomgeving.



4.1.2 Recreatie en toerisme     

Ambities

  • 2050: het (recreatie)groen is in gelijke tred ontwikkeld met de verstedelijkingsopgave. Het aanbod van de toeristisch-recreatieve voorzieningen en routes in de provincie sluit in kwaliteit en kwantiteit goed aan op de behoeften van zowel onze inwoners als de bezoekers, is duurzaam, goed bereikbaar en toegankelijk.
  • 2030: de recreatiezones en -terreinen voor bezoekers en inwoners worden optimaal benut en beleefd en zijn daar waar mogelijk uitgebreid. De vindbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van het vrijetijdsaanbod is toegenomen. Er heeft ontwikkeling plaatsgevonden naar een duurzame vrijetijdseconomie waar inwoners, ondernemers en bezoekers van kunnen profiteren.
  • 2030: er zijn voldoende vitale vakantieparken/recreatiewoningen voor verblijfsrecreatie.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 6. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.



4.1.2a Vrijetijdsbesteding     

De mogelijkheid tot vrijetijdsbesteding is een belangrijk onderdeel van de leefbaarheid in steden, dorpen en buitengebied. Het provinciaal recreatie- en toerismebeleid is gericht op het realiseren van een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving waar recreanten en toeristen hun tijd door kunnen brengen. Ons beleid richt zich op de recreatiezones en -terreinen, het recreatief hoofd(route)netwerk, verblijfsrecreatie en toerisme en sport. We streven naar functiecombinaties met (het benutten van) natuur, cultuur, landbouw, erfgoed en klimaatadaptatie.

De beleidsdoelen zijn uitgewerkt in het vierjaarlijkse Programma Recreatie en Toerisme. Ook de bestuurlijke samenwerking op het gebied van recreatie (waaronder de recreatieschappen) en het beheer en financiering van terreinen, routes en andere voorzieningen is hierin meegenomen. Verder wijzen wij zwemwaterlocaties aan en zien toe op de veiligheid en waterkwaliteit van de zwemwateren.



4.1.2b Recreatief groen     

De recreatiebehoefte neemt de komende jaren toe, evenals het toerisme. Om die reden vinden wij gebiedsontwikkeling ten behoeve van bovenlokale recreatie en bereikbaarheid – voor vooral langzaam verkeer – van belang en stimuleren wij ontwikkelingen die hieraan bijdragen. Hierbij moeten vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Ook de schaalsprong in verstedelijking en de klimaatverandering hebben invloed op de recreatiebehoefte. Zo is er in de buurt van woningen behoefte aan ruimte voor bewegen, ontspannen en ontmoeten. Dit draagt bij aan een goed woon- en vestigingsklimaat. Wij vinden het belangrijk dat de totstandkoming van het (recreatie)groen gelijke tred houdt met de verstedelijking. Nieuwe gebieden en extra voorzieningen zullen naast de verstedelijking een plek moeten krijgen. Daarvoor kijken we allereerst naar het areaal aan (bovenlokale) dagrecreatieterreinen en recreatiezones, dat bedoeld is om bestaande (bovenlokale) recreatiefuncties te behouden en nieuwe (bovenlokale) recreatiefuncties een plek te kunnen geven. Hiervoor regelen we dat in de recreatiezones geen ontwikkelingen plaats kunnen vinden die behoud en realisatie van recreatief groen belemmeren. Daarbij willen wij in deze zones onder voorwaarden ruimte bieden voor nieuwe (bovenlokale) recreatievoorzieningen. De bestaande bovenlokale dagrecreatieterreinen houden, passend bij de andere provinciale belangen, ruimtelijke mogelijkheden om een kwaliteitsslag te kunnen maken om aan de (veranderende) vraag van recreanten te kunnen voldoen. Wij willen dit areaal van recreatiezones en (bovenlokale) dagrecreatieterreinen dan ook behouden en we stimuleren een optimale benutting. Uitbreiding is nodig om aan de groeiende behoefte te kunnen voldoen. We kijken ook naar mogelijkheden voor extra opvang in gebieden die nu nog een beperkte opvangcapaciteit hebben.

In de drukste gebieden, nabij de grote stedelijke gebieden van Amersfoort en Utrecht, zoeken we naar combinaties van functies in de groene ruimte. Recreatief gebruik en beleving integreren we met andere functies, zoals natuur, landbouw, energie, erfgoed en cultuur. Samen met de verbindingen in een netwerk kan hierbij gedacht worden aan een parkachtige setting, die tevens dient als buffer tussen de verstedelijkte gebieden. Dit biedt kansen om de groene kwaliteiten en de beleving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en de Grebbelinie te versterken. Een samenhangende aanpak is hiervoor noodzakelijk.

Bij het proces van de verdere verstedelijking onderzoeken we samen met onze partners hoe we groen mee kunnen laten groeien. Hiervoor dient het programma ‘Groen Groeit Mee’.



4.1.2b2 Groen Groeit Mee     

Wonen in de provincie Utrecht, is wonen in een groene omgeving in het hart van Nederland. Bossen, parken, fiets- en wandelroutes zijn altijd dichtbij, zichtbaar en goed bereikbaar. Groen is een groot gemeenschappelijk goed, dat voor een essentieel deel bijdraagt aan de kwaliteit van leven én daarmee ook aan de economie. Groen Groeit Mee is de afspraak dat we gezamenlijk bij alle ruimtelijke plannen, projecten en gebiedsontwikkelingen, de groenontwikkeling in evenwichtige verhouding en volwaardig meenemen. Zo wordt groen voor alle Utrechters meer zichtbaar, beleefbaar en bereikbaar.

Er lopen diverse initiatieven en programma’s met een ‘groene’ ambitie in de provincie Utrecht. Dit versnipperde landschap vormt een risico voor de ambitie om ‘groen’ in voldoende mate mee te laten groeien. Er is een samenhangende aanpak nodig. In het programma Groen Groeit Mee werken partners samen aan het krachtig positioneren van groene opgaven. Om bij de totstandkoming van verstedelijking de ontwikkeling van het (recreatief) groen gelijke tred te laten houden, onderzoeken we samen met onze partners hoe we groen kwantitatief mee kunnen laten groeien. Dit kan zowel via groenblauwe dooradering in de kernen als via gebieden en routes buiten de kernen. Waar mogelijk wordt de verbinding met andere programma’s gelegd. De manier waarop we dit kunnen bereiken en hoe dit bekostigd kan worden maken deel uit van dit programma.

Naar aanleiding van de uitkomsten van het programma Groen Groeit Mee en de vraag vanuit de regio’s bepalen wij of en waar aanpassing of uitbreiding van de recreatiezones en (bovenlokale) dagrecreatieterreinen wenselijk is. Wij passen de Omgevingsverordening daarop dan aan. Zie ook de box Groen Groeit Mee.



4.1.2c Recreatief hoofd(route)netwerk     

Het recreatief hoofd(route)netwerk bestaat uit een samenhangend geheel van (boven)regionale routes voor onder andere wandelen, fietsen en varen, met toeristische overstappunten (TOP’s). Het netwerk loopt door de afwisselende en cultuurhistorisch waardevolle landschappen van de provincie Utrecht en sluit aan bij horeca, attracties, musea en andere bezienswaardigheden. Het recreatieve netwerk verbindt bovendien de stedelijke gebieden met de recreatieve landschappen. Wij zetten ons in voor behouden, versterken en verder ontwikkelen van het huidige recreatieve hoofd(route)netwerk voor onder andere fietsen, wandelen en het recreatietoervaartnet voor inwoners en bezoekers. De benodigde hoogte- en dieptematen van de vaarwegen leggen wij vast. Ook het toevoegen van nieuwe verbindingen, waaronder in en vanuit woonkernen, is van belang. Verder streven wij naar (groene) corridors (verbindingen) vanuit woonwijken naar het omliggend gebied en gebieden voor buitenrecreatie. Het geheel moet op een aantrekkelijke manier met elkaar verbonden zijn, zodat er een uitgekiend en fijnmazig netwerk van aantrekkelijke groenblauwe verbindingen ontstaat die zowel sportief, recreatief als utilitair te gebruiken zijn (zie ook paragraaf 4.1.1).



4.1.2d Vakantieparken/recreatiewoningen     

Wij streven naar voldoende vitale vakantieparken/recreatiewoningen voor verblijfsrecreatie. Dit is gericht op voldoende kwaliteit van het verblijfsrecreatief aanbod dat aansluit bij de vraag van de bezoeker. Hiermee wordt toegewerkt naar een vitale en duurzame vrijetijdssector. Verpaupering en oneigenlijk gebruik zoals permanente bewoning en ondermijnende criminaliteit is ongewenst. In een aantal gemeenten speelt permanente bewoning van recreatiewoningen al langdurig. Om een effectieve aanpak van bestaande permanente bewoning landelijk, provinciaal en regionaal mogelijk te maken, kiezen wij voor een integrale gezamenlijke aanpak, samen met betrokken gemeenten en andere partners. Bij de integrale aanpak wegen we de economische, sociale, woon-, veiligheids- en natuuraspecten mee. We stimuleren duurzaamheid. Het staat voorop dat vakantieparken gezond en vitaal zijn. Voor parken met een uitzichtloos toekomstperspectief willen wij met pilots zoeken naar oplossingen. Transformatie naar een andere bestemming kan dan een mogelijkheid zijn.



4.1.2e Vrijetijdseconomie/toerisme     

De verwachting is dat het bezoek door buitenlanders doorgroeit van 18 miljoen in 2017 naar 29 miljoen bezoekers in 2030. Ook voor het binnenlands bezoek geldt een stijgende lijn. Dit vertaalt zich in bestedingen en werkgelegenheid. We willen, gelet op deze autonome groei van bezoekers, zorgen voor spreiding van voorzieningen met een goede match tussen vraag en aanbod. Daarbij zetten wij in op goed bereikbare en toegankelijke voorzieningen. Een aanbod dat, in kwaliteit en kwantiteit, goed aansluit op de behoeften van zowel inwoners als bezoekers. We stimuleren duurzame ontwikkeling van de vrijetijdseconomie. Het vrijetijdsbeleid richt zich op het verzilveren van de kansen met daarbij aandacht voor de balans tussen bezoeker en bewoner. Meer concreet betekent het dat we keuzes maken voor doelgroepen bezoekers die passen bij het profiel van de provincie Utrecht. Tevens zoeken wij mogelijkheden om het bezoek van toeristen en recreanten te spreiden in ruimte en tijd. De te nemen maatregelen richten zich op marketing en een goed management van vrijetijdseconomie oftewel bestemmingsmanagement. Hiervoor is ontwikkelen van kennis, vergaren van data en doen van onderzoek nodig.



4.1.2f Uitvoering geven aan beleid voor ‘recreatie en toerisme’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Opstellen programma Recreatie en Toerisme en jaarlijkse uitvoeringsagenda.
  • Subsidieverordening recreatie en toerisme.
  • Agenda Vitaal Platteland en de opvolger hiervan.
  • Sturing op en samenwerking met Recreatieschappen, Recreatie Midden Nederland en Routebureau.
  • Vragen gemeenten om bescherming van en ontwikkeling recreatie in de recreatiezones.
  • Integrale aanpak vakantieparken met alle partners opstarten.
  • Opstellen integrale visie vakantieparken.
  • Onderzoek naar groei van (recreatief) groen in gelijke tred met verstedelijkingsopgave.
  • Programma Groen Groeit Mee

Vanuit de rol reguleren:

  • Instructieregel voor onder voorwaarden rode ontwikkelingen toestaan om recreatieve voorzieningen te realiseren.
  • Regels ter voorkoming van permanente bewoning en ander oneigenlijk gebruik van recreatiewoningen.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Programma met visie en handreiking recreatiezones.



Box Groen Groeit Mee     

Het programma Groen Groeit Mee brengt en houdt rode en groene ontwikkelingen in de provincie Utrecht in balans. Groen is de kwaliteit van de Utrechtse regio. Groei is de opgave. Hoe kunnen we dit samenbrengen? Groen Groeit Mee geeft hier invulling aan.

Met Groen Groeit Mee (GGM) willen we samen met regionale partners in ruimtelijke zin komen tot een stevige positionering van (recreatief) groen, o.a. gekoppeld aan een regionale programmering. Daartoe worden opgaven in beeld gebracht, worden financieringsvormen geïnventariseerd en wordt vervolgens de stap gezet naar een programmering van de groene opgaven, voor zover deze nog niet door andere programma’s wordt opgepakt.

GGMgeeft uitvoering aan de wens tot een meer strategische positionering van groene opgaven

Groen Groeit Mee positioneert zich nadrukkelijk als een verbindende en brede opgave en dus anders dan meer sectorale programma’s, projecten en organisaties waarin overheden in Utrecht al samenwerken aan groene doelen.

De uitvoering van groene opgaven zal primair via bestaande (uitvoerings)programma’s plaatsvinden

GGM kijkt naar toegankelijk groen, duurzame landbouw, veerkrachtige natuur, beleefbaar landschap en zichtbaar water, maar richt zich in de uitwerking vooral op de blinde vlekken. Dit zal naar verwachting vooral recreatief groen zijn, omdat hier geen duidelijke structurele financiering voor bestaat. De andere thema’s lijken al hun uitwerking te krijgen in bestaande programma’s. Groen Groeit Mee wil echter wel verbinden en daarmee ook helpen om (indirect) de bestuurlijke drukte te verminderen.

In GGM wordt intensief samengewerkt met regionale partners, onder regie van de provincie Utrecht

Uitgangspunt is mede-opdrachtgeverschap, waarbij de provincie de regie heeft. De Regio U16, Regio Amersfoort, het Utrechtse deel van Regio Foodvalley, de vier waterschappen en de provincie Utrecht werken samen aan het Programma GGM. Samen werken zij als één overheid, zoals bedoeld in de Omgevingswet. Maar hoe meer partijen dit onderschrijven hoe beter.

De aanpak is afgestemd op het proces van regionale programmering

Groen in evenwichtige verhouding laten meegroeien is de wens van Provinciale Staten. ‘Groen dat meegroeit’ is een fundamentele en grote opgave, die stevig moet worden opgepakt. Veel doelen in de Omgevingsvisie zijn kwantitatief, maar voor groen is dat veel minder (m.u.v. de opgave voor het NNN). Daarom wordt de koppeling gelegd tussen regionale programmering van woningen etc. en GGM. Dit wordt de komende tijd verder uitgewerkt in een aanpak voor Regionale programmering, waarin evenwichtige groei van groen onderdeel is.

Balans rode en groene ontwikkelingen in de provincie Utrecht (bron: provincie Utrecht,2021))



4.2 Klimaatbestendig en waterrobuust     

Nederland heeft een opgave om de gevolgen van klimaatverandering zo goed mogelijk op te vangen. Ook wij hebben daar een verantwoordelijkheid in. Daarvoor willen wij de fysieke leefomgeving klimaatbestendig en waterrobuust maken. Het is belangrijk dat wij bij ontwikkelingen rekening houden met een robuust bodem- en watersysteem, een klimaatbestendige en waterveilige leefomgeving en een perspectief voor bodemdalingsgebieden.

Het bodem- en watersysteem (zowel grond- als oppervlaktewater) vormt van nature de basis voor onze leefomgeving en daarmee voor onze samenleving. Het bodem- en watersysteem, zoals weergegeven in de afbeelding, beschouwen wij als één integraal systeem. Het systeem voorziet ons bijvoorbeeld van draagkracht om te wonen, ruimte voor (boven- en ondergrondse) bouwactiviteiten en infrastructuur voor wonen en werken (inclusief kabels en leidingen), schoon drinkwater, voldoende én schoon water voor natuur, mogelijkheden voor recreatie, energieproductie (aquathermie, bodemenergie en aardwarmte), en het systeem is een voedingsbodem voor de landbouw. Ook zijn er aardkundige en archeologische waarden opgenomen in het systeem om rekening mee te houden en zijn er historische bodem- en grondwaterverontreinigingen aanwezig. Door toenemend gebruik staat het bodem- en watersysteem onder druk.

Het bodem- en watersysteem in onze provincie kenmerkt zich door een grote diversiteit en kwaliteiten. Het veenweidegebied in het westen van de provincie heeft veengrond met een hoge grondwaterstand die kunstmatig beheerst wordt. De bodem langs de grote rivieren en het Kromme Rijngebied bestaat hoofdzakelijk uit klei. De gebieden rondom de Utrechtse Heuvelrug bestaan uit zandgronden en beeksystemen zorgen voor afwatering. Op de Utrechtse Heuvelrug infiltreert een groot deel van het regenwater dat een belangrijke bron is voor de drinkwaterwinning en water voor de (levensmiddelen)industrie en de natuur- en landbouwgebieden langs de flanken. Een deel van het grondwater komt in kwelgebieden aan de oppervlakte. Dit zorgt voor een bijzondere biodiversiteit. Een goede bodemkwaliteit draagt bij aan een gezond bodemleven voor een vruchtbare bodem en bezit meer waterbergend vermogen.

Het oppervlaktewatersysteem vormt een belangrijke basis voor het functioneren van ons landelijk en stedelijk gebied. Het watersysteem draagt bij aan cultuurhistorische betekenis van uiteenlopende landschappen in onze provincie. Het veenweidegebied, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Grebbelinie, de Stelling van Amsterdam en de aardkundige waarden verspreid over onze provincie zijn hiervan mooie voorbeelden. Een goede waterkwaliteit draagt bij aan een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. En tegelijkertijd kan een robuust watersysteem het aanwezige gebruik faciliteren en goed inspelen op extreme neerslagsituaties en perioden van droogte.

Via onze rivieren (Nederrijn en Lek), kanalen (Amsterdam-Rijnkanaal, Merwedekanaal en Valleikanaal) en het regionale watersysteem kan onder normale omstandigheden voldoende zoetwater worden aan- en afgevoerd. Door een stelsel aan dijken en keringen wordt onze provincie beschermd tegen overstromingen. Aanwezige groenblauwe dooradering in stedelijk gebied is essentieel voor klimaatadaptatie, gezondheid, biodiversiteit en recreatie.

Karakteristiek voor de (veen)weidegebieden zijn de verschillende cultuurhistorische waardevolle verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten en de aanwezigheid van (veen)kaden, dijkjes, lintdorpen, oude dorpskernen, boerderijlinten, kronkelende veenriviertjes, openheid, vee, (weide)vogels, rietlanden en moerassige delen. De veenweidegebieden zijn, ook op Europees niveau, de best bewaarde cultuurlandschappen die ingericht zijn voor de landbouw. Daarnaast zijn ook de openheid, rust en stilte unieke kwaliteiten van (veen)weidegebieden.



4.2.1 Duurzaam en robuust bodem- en watersysteem     

Ambities

  • 2050: het bodem- en watersysteem (zowel grondwater als oppervlaktewater) is blijvend robuust en kan veerkrachtiger omgaan met grote hoeveelheden neerslag en droogte. Hier werken wij continu aan.
  • 2050: de ondergrond en het bodem- en watersysteem worden duurzaam gebruikt, waarbij gebruik en functies van de ondergrond en het bodem- en watersysteem in samenhang met de bovengrondse opgaven worden bekeken, zodat de juiste functie op de juiste plek ligt.
  • 2050: wij hebben op een veilige en verantwoorde manier de duurzame energie die het bodem- en watersysteem levert zo optimaal mogelijk benut.
  • 2050: nieuwe opkomende stoffen, zoals medicijnresten, microplastics en PFAS, in het grond- en oppervlaktewater zijn integraal onderdeel van het waterkwaliteitsbeleid.
  • 2040: wij zorgen dat er altijd voldoende en schoon drinkwater is, zelfs wanneer zich een extreme groei van de drinkwatervraag zou voordoen. Besparen van drinkwater en voorkomen van verspilling van grondwater zijn daarbij essentiële randvoorwaarden.
  • 2027: wij voldoen aan de doelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW-doelen).

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 7. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.



4.2.1a Bodem- en watersysteem     

Het bodem- en watersysteem levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van veel van onze doelen. Met het oog op een blijvend gebruik van het bodem- en watersysteem in de toekomst is bescherming van het systeem essentieel. Daarom formuleren wij voor de verschillende aspecten van het bodem- en watersysteem doelen, randvoorwaarden en kaders, die in het regionaal water- en bodemprogramma en de Omgevingsverordening zijn opgenomen.

We werken samen met waterbeheerders, gemeenten, drinkwaterbedrijven en andere partners aan een duurzaam en robuust bodem- en watersysteem (zowel grondwater als oppervlaktewater). Hiermee geven we ook invulling aan de KRW-doelen en beschermen we het grondwater voor menselijke consumptie, waaronder drinkwater en voor verdrogingsgevoelige natuurgebieden.

De opgaven waar de provincie Utrecht de komende jaren voor staat vragen om keuzes: waar is het bodem- en watersysteem te benutten voor maatschappelijke opgaven? Waar vraagt het systeem om bescherming, zodat ook voor de langere termijn een evenwichtig systeem is gewaarborgd? Waar vraagt het systeem om versterking, zodat het systeem ook in zeer natte en zeer droge periode robuust is? Dit vraagt om slim realiseren van nieuwe opgaven in een optimale combinatie met de kwaliteiten van het bodem- en watersysteem en een duurzaam gebruik van de ondergrond. En dit vraagt om bewust omgaan met de mogelijkheden en beperkingen van het bodem- en watersysteem in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen. Daarmee blijft een aantrekkelijke leefomgeving gewaarborgd, ook in 2050.

Om te komen tot een veilig en verantwoord duurzaam gebruik van de ondergrond ontwikkelen we in samenwerking met andere overheden een gebiedsgerichte 3d-afwegingssystematiek voor de ondergrond. Dit omvat o.a. een afweging tussen gebruik van de ondergrond voor de energieopgave en voor de drinkwateropgave. Dit sluit aan bij de Rijksstructuurvisie Ondergrond (STRONG) en wordt nader uitgewerkt in een programma.

Bodem- en watersysteem provincie Utrecht (bron: provincie Utrecht, 2020)



4.2.1b Versterken van het bestaande bodemsysteem     

We werken aan het versterken van het bestaande bodemsysteem. De fysieke en chemische kwaliteit van de bodem moet op sommige plekken worden verbeterd en op andere plekken worden behouden. Tegelijkertijd is onze bevoegdheid met betrekking tot de chemische bodemkwaliteit veranderd. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de Wet bodembescherming (Wbb) en zijn gemeenten bevoegd gezag voor de bodemkwaliteit. We stellen een nieuw programma op waarin we onder andere beschrijven hoe we het bodemsaneringsprogramma gaan afronden en hoe we samenwerken met andere overheden bij mobiele bodem- en grondwaterverontreinigingen.

Wat betreft de aanpak van diffuse (mobiele) verontreinigingen en (mobiele) opkomende stoffen in bodem en grondwater werken we mee aan kennisontwikkeling, kennisoverdracht en bewustwording. We bundelen de kennis over de kwaliteit van de bodem en bijbehorend grondwatersysteem door één provinciaal bodeminformatiesysteem te realiseren samen met onze partners: gemeenten en waterschappen. Dit zogeheten BIS zal aansluiten bij de landelijke ontwikkelingen in het kader van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en de Basisregistratie Ondergrond (BRO).



4.2.1c Verbeteren van de grondwaterkwaliteit     

We verbeteren de kwaliteit en kwantiteit van de grondwaterlichamen (voldoende en schoon grondwater) om te voldoen aan de KRW-doelen. We beschermen het grondwater ten behoeve van de volgende functies: menselijke consumptie, toekomstige drinkwaterwinning (strategische grondwatervoorraden) en grondwaterafhankelijke natuur en landbouw. We pakken historische grondwaterverontreinigingen aan en hanteren hierbij het volgende kader in ons beleid:

  • De KRW-doelen en de Grondwater-richtlijn (GRW) zijn leidend in ons beleid;
  • De kwaliteit van het grondwater moet aansluiten op de functies en opgaven in het gebied;
  • De kwaliteit van het grondwater moet (waar relevant) geleidelijk worden verbeterd.

We willen controle blijven houden op de grondwaterkwaliteit en de (historische) verontreinigingen. De opgaven waar we voor staan en de situatie van het bodem- en grondwatersysteem verschillen per gebied. Daarom willen we zo veel mogelijk per gebied gezamenlijk met waterbeheerders, gemeenten, drinkwaterbedrijven en andere partners het beleid en de aanpak van het (bodem-) en grondwatersysteem bepalen.



4.2.1d Uitbreiden van mogelijkheden voor drinkwaterwinning     

Drinkwaterbedrijven en overheden zijn samen verantwoordelijk voor het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening. Dit wordt ook wel de ‘zorgplicht drinkwater’ genoemd. Voor de bescherming van de bestaande drinkwaterwinningen in onze provincie hebben wij een beschermingszone drinkwaterwinning. Vanwege de bevolkingsgroei en de toenemende bedrijvigheid hebben we tot 2050 extra drinkwater nodig, waarvoor oppervlakte- en grondwater wordt onttrokken. Hiervoor ontwikkelen we samen met de drinkwaterbedrijven nieuwe grondwaterwinningen en breiden we bestaande grondwaterwinningen uit. Een nieuwe winning bij Schalkwijk en uitbreiding van de winning Eemdijk zien wij als de beste opties om hierin te voorzien. Voor beide locaties is een zoekgebied drinkwaterwinningaangewezen. Bij het ontwikkelen van nieuwe drinkwaterwinningen zoeken we naar een combinatie van functies, zoals het winnen van grondwater voor de productie van drinkwater in combinatie met natuurontwikkeling.

Het is van belang om daarnaast een deel van het grondwater te beschermen, om ook de groei van de drinkwatervraag op te kunnen vangen op de langere termijn en in extreme situaties (zoals nu nog niet voorziene extra sterke bevolkingsgroei of een veel hoger verbruik per persoon). Daartoe beschermen we het gebied dat we de strategische grondwatervoorraad noemen (in onder andere de landelijke Structuurvisie Ondergrond (STRONG) wordt dit de Aanvullende Strategische Voorraden genoemd). Bij onttrekkingen uit deze grondwatervoorraden geldt als uitgangspunt dat deze voorraden niet worden uitgeput.

Op het moment dat de maatschappelijke opgaven meer ruimte vragen, ten koste van de strategische grondwatervoorraad, zullen we de begrenzing en de bescherming van deze strategische grondwatervoorraad heroverwegen. Daarvoor ontwikkelen wij een adaptieve aanpak voor adequate bescherming van de strategische grondwatervoorraden in de provincie Utrecht. De aanpak gaat onderdeel uitmaken van het (nog op te stellen) programma en gaat aansluiten bij de ontwikkeling van de 3d-afwegingssystematiek van de ondergrond.

We werken ook samen met de drinkwaterbedrijven en andere stakeholders om drinkwater te besparen en verspilling van grondwater te voorkomen. Dit laatste doen we door onder andere laagwaardige grondwateronttrekkingen te ontmoedigen om zo voldoende grondwater te hebben, nu en voor de toekomst.



4.2.1e Verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit     

We zetten in op het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit. Voor het bereiken van een goede kwaliteit van het oppervlaktewater geven we uitvoering aan de KRW. Per 2022 leggen wij actuele doelen voor ecologie en chemie vast voor de aangewezen KRW-waterlichamen voor het 3e stroomgebiedbeheerplan. De waterschappen en andere actoren voeren maatregelen uit om deze doelen te bereiken. Zo nodig stimuleren wij partijen om een bijdrage te leveren aan het doelbereik. Voor de wateren die niet als KRW-waterlichaam zijn aangewezen leggen we eveneens ecologische doelen vast. We doen dit samen met de waterschappen en in samenhang met de KRW-doelen. Ook de opkomende stoffen en microplastics vormen een bedreiging voor schoon en gezond water. De ambities ten aanzien van nieuwe stoffen zijn vastgelegd in het position paper "Delta-aanpak waterkwaliteit" van de gezamenlijke provincies. Hiervoor willen wij beleidsdoelen opstellen. In een regionaal water- en bodemprogramma worden alle doelen voor het oppervlaktewater vastgelegd.



4.2.1f Veilig en verantwoord meer energie uit bodem- en watersysteem halen     

Met de energietransitie wordt steeds meer gekeken naar duurzame energiebronnen aanwezig in het bodem- en watersysteem en ondergronds: aquathermie, ondiepe bodemenergie, aardwarmte. We zetten ons in om op een veilige en verantwoorde wijze voor mens, bodem, water, milieu en natuur meer duurzame energie uit bodem- en watersysteem halen. Dit doen we door onderzoek, innovatie en de inzet van nieuwe technieken, zoals aquathermie en aardwarmte, te stimuleren en waar mogelijk ruimte te geven aan het ontwikkelen van ondiepe bodemenergie waaronder WKO (warmte-koude-opslag (zie ook paragraaf 4.3). Ook de eerder genoemde 3d-afwegingssystematiek voor de ondergrond gaat een stimulans zijn op een veilige en verantwoorde wijze, in samenhang met ander functies en gebruik van de ondergrond (zoals grondwater voor drinkwater, meer duurzame energie uit het bodem- en watersysteem te benutten.

Mijnbouw, anders dan aardwarmte, past niet in ons beeld van duurzaam bodembeheer en een duurzame energievoorziening. Nieuwe initiatieven voor mijnbouw anders dan aardwarmte zullen we dus zo veel mogelijk weren.

De provincie is voor open bodemenergiesystemen (WKO) bevoegd gezag. De provincie heeft een wettelijke adviesrol in het kader van de Mijnbouwwet bij vergunningaanvragen van mijnbouwactiviteiten (bijvoorbeeld aardwarmte). Bij ons advies stemmen wij af met gemeenten, waterbeheerders en drinkwaterbedrijven. Hiermee zorgen we er voor dat regionale en lokale belangen worden meegenomen in de vergunningverlening en in de uitvoering van aardwarmteprojecten in de provincie Utrecht.



4.2.1g Uitvoering geven aan beleid voor ‘duurzaam en robuust bodem- en watersysteem’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Opstellen regionaal water- en bodemprogramma.
  • Afspraken met gemeenten en waterbeheerders hoe zij bij het verlenen van een omgevings-vergunning rekening kunnen houden met bestaande historische grondwater-verontreinigingen.
  • Samen met andere overheden en eigenaren werken aan de Blauwe Agenda: Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug.

Vanuit de rol reguleren:

  • Regels voor duurzaam gebruik van ondergrond; bescherming van grondwaterlichamen en drinkwaterwinningen, zoekgebieden voor drinkwaterwinningen, en bescherming van het (toekomstig) grondwater en oppervlaktewater voor de productie van drinkwater.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Stimuleren door kennis te delen. Via de provinciale website delen we informatie.



4.2.2 Klimaatbestendige en waterveilige leefomgeving     

Ambities

  • 2050: de provincie Utrecht is klimaatbestendig en waterveilig ingericht.
  • 2030: we hebben een aantrekkelijke en toekomstbestendige dijk en omgeving langs de Nederrijn en Lek.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 8. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

4.2.2a Klimaatbestendig en waterveilig     

Samen met waterschappen, gemeenten en rijk zorgen wij voor een klimaatbestendig en waterveilig ingerichte provincie in 2050. Ook werken we samen met kennisinstellingen en marktpartijen. Het klimaat verandert; het wordt warmer en de kans op wateroverlast, overstromingen, droogte en hitte neemt toe. De klimaatverandering zal onvermijdelijk effect hebben op ons stedelijk en landelijk gebied. Via ons beleid en handelen dragen wij bij aan het veerkrachtig opvangen van extreem weer. Aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, klimaatadaptatie, is zeker voor de lange termijn een voorwaarde voor een krachtige en duurzame economie, een gezonde en veilige leefomgeving, vitale steden en platteland, robuuste natuur en duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Om de kansen van het veranderende klimaat te benutten en te anticiperen op de bedreigingen werken we gebiedsgericht met de andere overheden en andere partijen aan een klimaatbestendige en waterveilige provincie. Hiervoor maken we stresstesten, houden we risicodialogen en stellen we regionale adaptatie strategieën op. Ook zetten we samen met de waterbeheerders in op een toekomstbestendig watersysteem (hoofd- en regionaal watersysteem), waarbij de verbinding tussen het beheer van de wateren en de ruimtelijke ordening, bodemdaling, landbouw en natuurontwikkeling in het invloedsgebied centraal staan. Ook ruimtelijke keuzes rond de gebruiksfuncties zullen nodig zijn voor een toekomstbestendige provincie, omdat het watersysteem tegen zijn beperkingen aan loopt.

Tot 2040 worden veel nieuwe woningen gebouwd. Het is belangrijk om deze woningen klimaatadaptief te ontwikkelen om toekomstige extra investeringen en overlast in de woonomgeving door de verandering van het klimaat te beperken. Hiervoor zullen we gemeenten faciliteren bij het klimaatbestendig ontwikkelen.



4.2.2b Het beperken van wateroverlast     

Klimaatverandering zorgt onder andere voor hevigere regen- en hagelbuien. Dit kan resulteren in wateroverlast op straten, in huizen of op het land en veel schade. De hoeveelheid neerslag is in de afgelopen 100 jaar met 30% toegenomen waarbij de regen steeds vaker in korte tijd valt (piekbelasting). De huidige manier waarop steden en dorpen zijn ingericht, samen met de woningbouwopgave, zorgt voor een toenemend probleem van wateroverlast. We zien dat de grootste problemen zich nu voordoen bij (diepe) polders en aan de flanken van de Utrechtse Heuvelrug.

Oplossingen voor het beperken van wateroverlast in stedelijk gebied liggen met name in het bieden van ruimte aan neerslag door groen en water te versterken en groenblauwe inrichtingsprincipes onderdeel te laten uitmaken van nieuwbouw en herontwikkeling van woonwijken en bedrijventerreinen. Hiermee vergroten we de sponswerking. Deze inrichtingsprincipes worden samen met de werkregio’s van het Deltaprogramma uitgewerkt en landen indien nodig in een programma en/of in de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn gemeenten en waterschappen verantwoordelijk voor voldoende bergings- en afvoercapaciteit van het regionaal watersysteem en de riolering. In sommige gebieden blijkt wateroverlast door afvoer door de hoofd- en regionale wateren niet volledig te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld komen door beperkt bufferend vermogen van de bodem, afstroming van hogere gebieden naar lagere gronden of beperkte capaciteit en/of aanwezigheid van wateren. Daarnaast zit in een aantal gebieden in het westen van de provincie het watersysteem al aan zijn grenzen. Daar waar dat kan willen we samen met onze partners zorgen voor betere buffering in het bodem- en watersysteem tijdens natte perioden, beperking van afstroming, benutting van waterberging. Hierbij zetten we in op een toekomstbestendig watersysteem met oog voor het omliggende gebied en het boezemsysteem.

Wateroverlast, droogteschade en stedelijke hitte eilanden (bron: provincie Utrecht, 2019)

4.2.2c Het beperken van de effecten van overstromingen     

Eén van de belangrijkste risico’s van klimaatveranderingen in de delta Nederland is een overstroming. In de Richtlijn Overstromingsrisico (ROR) hebben alle Europese lidstaten afspraken gemaakt om de overstromingsrisico’s te beperken. De provincie zorgt voor de overstromingsrisicokaarten. Deze kaarten zijn te vinden op www.risicokaart.nl. In de provincie Utrecht zorgen we samen met de waterbeheerders ervoor dat de dijken (‘primaire keringen’ en ‘regionale keringen’) in onze provincie op orde zijn om te voorkomen dat rivieren, randmeren, kanalen en regionale wateren overstromen. De normen voor primaire keringen zijn door het Rijk vastgelegd. Bij primaire waterkeringen langs de Nederrijn en Lek zoeken we naar koppelkansen voor onder andere recreatie en natuurontwikkeling. De omgevingswaarden voor regionale keringen leggen wij vast in de Omgevingsverordening. Ook participeren we in het onderzoeksprogramma Ontwikkeling Regionale Keringen (ORK). Als het ondanks de waterveiligheidsmaatregelen toch misgaat, dan willen wij daarop voorbereid zijn. Dit vraagt enerzijds om gevolgenbeperking bij overstromingen door overstromingsrobuuste ruimtelijke inrichting van woningen, bedrijven en (provinciale) wegen en van de buitendijkse gebieden en anderzijds om een goede rampenbestrijding en crisisbeheersing bij overstromingen (calamiteitenbestrijding overstromingen). Vooral de gevolgenbeperking bij overstromingen voor de vitale en kwetsbare functies, zoals de energievoorziening, drinkwatervoorziening, zijn hierbij belangrijk. We geven hiervoor het overstroombaar gebied aan, waarbinnen we met gemeenten, waterbeheerders en de Veiligheidsregio Utrecht samenwerken aan de gevolgenbeperking bij overstromingen. Daarnaast is in de Omgevingsverordening een regel opgenomen om in overstroombaar gebied rekening te houden met overstromingsrisico’s.

Voor de dijkversterkingen van de primaire keringen langs de Nederrijn en Lek hebben provincies een wettelijke taak bij de toetsing van de plannen. Daarnaast zetten wij in op een integrale aanpak en het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied op en om de dijk. Wij hebben de ambitie de Nederrijn- en Lekdijk samen met de andere overheden verder te ontwikkelen. Dijk en rivierenlandschap kunnen immers bijdragen aan de identiteit en kwaliteit van het Utrechtse landschap. Ons doel is een aantrekkelijke en toekomstbestendige dijk die fungeert als verbindend element voor verschillende thema’s zoals water, cultuurhistorie, recreatie en natuur.

Door deze dijkversterkingen wordt het niet alleen veiliger. Provincie, waterbeheerders, gemeenten en gebiedspartners zien ook kansen om de kwaliteit van het gebied te verbeteren. Hierbij wordt onder andere ingezet op behoud en verbetering van landschappelijke waarden, natuur, cultuurhistorie, verkeer en recreatie.

Een intensieve en goede samenwerking en goede afspraken tussen de partners zijn hierbij nodig. Dit vraagt een serieuze inzet in capaciteit en middelen van alle samenwerkingspartners voor een langere periode. Meer informatie is hier te vinden.



Box Waterveiligheidsopgave Nederrijn en Lek: Grebbedijk en Lekdijk     

De Nederrijn-Lekdijk beschermt een groot deel van Midden- en West-Nederland tegen overstromingen. Als deze doorbreekt, kan een groot deel van de Randstad en Gelderse Vallei overstromen. Samen met de waterbeheerders en gemeenten werken wij aan veilige dijken.

Een belangrijk project is het project Sterke Lekdijk van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Hierin ligt het accent op de verbetering van circa 55 kilometer aan dijken langs de noordoevers van de Lek in Utrecht. Het werk aan de Lekdijk is opgedeeld in 6 deeltrajecten. Aan de zuidoevers van de Lek voert waterschap Rivierenland een dijkversterking uit bij Vianen en is begonnen met het project SAFE (Streefkerk-Ameide-Fort Everdingen) wat voor het grootste deel in Utrecht ligt. Een ander belangrijk project is de verbetering van de Grebbedijk dat door waterschap Vallei en Veluwe wordt uitgevoerd. Deze 6 kilometer lange dijk beschermt steden in de Gelderse Vallei en het achterliggende gebied tot aan het IJsselmeer tegen hoogwater in de Nederrijn.

Dijkversterkingstrajecten van HDSR binnen het project 'Sterke Lekdijk' (bron: HDSR, 2018)



4.2.2d Het beperken van de effecten van droogte     

Door het veranderende klimaat ontstaan er vaker langdurige perioden van droogte. Dit zorgt voor (te) lage waterstanden in de rivieren, watertekorten op het land, verzilting van grond- en oppervlaktewater en minder aanvulling van het grondwater. Daardoor is voldoende zoet water essentieel voor onder andere landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, verkoeling in de stad, en scheepvaart. Tevens zorgt (langdurige) droogte voor een verhoogd risico op (veen)dijkdoorbraken en voor versnelde bodemdaling. Ook vergroot het risico op natuurbranden en schade aan funderingen en archeologische resten. Het beperken van de effecten van droogte kan door voldoende wateraanvoer in droge perioden en voldoende vasthouden van water in natte periodes. Dit doen we door lokaal maatwerk te leveren. Het Rijk, regio en gebruikers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het voorkomen van tekorten van zoetwater, hierin wordt via het Deltaprogramma samengewerkt aan het toekomstbestendig maken van het hoofd- en regionaal watersysteem, zoals het gebied rond het Amsterdam-Rijnkanaal, Merwedekanaal en het Valleikanaal. Om verdroging op de Utrechtse Heuvelrug tegen te gaan werken we in een Blauwe Agenda samen met gemeenten, waterschappen, drinkwaterbedrijven en terreinbeherende organisaties aan integrale wateroplossingen.

In tijden van extreme droogte treedt de regionale verdringingsreeks in werking. Deze is opgenomen in de Omgevingsverordening. In een regionaal water- en bodemprogramma wordt een nadere verduidelijking van de categorieën gegeven die bij de zoetwaterverdeling voorrang krijgen. Wij verkennen, in overleg met de Veiligheidsregio, de mogelijkheden voor het nemen van preventieve maatregelen in gebieden in onze provincie waar als gevolg van de toenemende droogte het risico op natuurbrand veel groter is. Wij willen dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij beheer van terreinen in deze gebieden aandacht wordt besteed aan het risico op natuurbranden.



4.2.2e Het beperken van de effecten van hitte     

Door de verandering van het klimaat ontstaan vaker perioden van hitte. Hitte kan met name in het stedelijk gebied voor negatieve gezondheidseffecten zorgen, zoals hittestress bij kwetsbare bevolkingsgroepen. Tijdens hittegolven ligt het aantal vroegtijdige sterftegevallen vaak hoger. Ook is er een grote kans op toename van luchtverontreiniging. Daarnaast is er in hete perioden onder andere een groter risico op het verslechteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en een toename van ziekteverwekkers in zwemwater. Om de negatieve effecten van hitte in het stedelijk gebied op onze gezondheid en productiviteit (economische ontwikkeling) te verminderen zet de provincie zich in om regionale groen/blauwe structuren door de steden en dorpen te versterken. Daarnaast zetten we samen met waterschappen en gemeenten op lokaal niveau in op het vergroenen van de openbare ruimte, gebouwen en tuinen. Om verkoeling te zoeken is een toename in het gebruik van natuur, groen en recreatievoorzieningen, zoals zwemwater te zien. Hiervoor behouden wij dan wel breiden wij de aanwezige officiële zwemwaterlocaties in oppervlaktewater uit tegen maatschappelijk verantwoorde kosten. Hitte heeft negatieve effecten op onze infrastructuur doordat onder andere de kans op bermbranden toeneemt, bruggen uitzetten waardoor ze vaker niet meer open kunnen, en het wegdek kan smelten. Wij zetten ons in om deze functies bestendiger te maken voor perioden van hitte.



Box Klimaatportaal: Hulpmiddel bij aanpak klimaatverandering     

Het klimaat verandert. Ook de regio Utrecht krijgt steeds vaker te maken met hogere temperaturen, heftigere neerslag, aanhoudende droogte en toenemende kans op overstromingen. Gevolgen die iedereen raken. Samen met inwoners en partners werkt de provincie aan een inrichting van onze leefomgeving die bestand is tegen klimaatverandering.

Het digitaal klimaatportaal laat de kansen en kwetsbaarheden voor die klimaatadaptatie in de provincie Utrecht zien en is daarmee aan handig hulpmiddel bij de aanpak van klimaatverandering. De noodzaak tot het aanpassen van onze leefomgeving biedt ook kansen: het stimuleert vergroening die onze omgeving verfraait en gezonder maakt. Het klimaatportaal biedt handige tips aan waar ook inwoners zelf mee aan de slag kunnen.

Landelijk biedt kennisportaal ruimtelijke adaptatie informatie voor iedereen die werkt aan klimaatadaptatie. Hier staan praktische informatie, handige hulpmiddelen, inspirerende voorbeelden en de laatste nieuwtjes uit heel Nederland. Nederland heeft ook het initiatief genomen tot het opzetten van ‘the Global Commission on Adaptation’ om kennis te delen over de innovatieve manieren om aan te passen aan de klimaatverandering. Deze commissie met een wereldwijde vertegenwoordiging beweegt gemeenschappen, steden en landen tot proactieve voorbereiding op de ontwrichtende effecten van klimaatverandering.

https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/klimaatportaal/

https://ruimtelijkeadaptatie.nl/

https://gca.org/home

Klimaatportaal provincie Utrecht (bron: provincie Utrecht, 2019)



4.2.2f Uitvoering geven aan beleid voor ‘klimaatbestendige en waterveilige leefomgeving’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Opstellen van een programma klimaatadaptatie wat tevens dient om klimaatadaptatie integraal onderdeel van andere programma’s te laten worden.
  • Samen met waterschappen en gemeenten regionale adaptatie strategieën opstellen.
  • Via programma veilige en mooie dijken samen met onze partners werken aan dijkversterkingen langs Nederrijn en Lek.
  • Samen met waterschappen en gemeenten stresstesten verbeteren in deelgebieden. Het hiervoor voeren van risicodialogen en het maken van uitvoeringsprogramma’s bij de regionale adaptatiestrategieën.
  • Samenwerken in de Deltaprogramma’s zoetwater en ruimtelijke adaptatie, de Blauwe agenda ‘Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug’, het programma Toekomstbestendig Amsterdam-Rijnkanaal en in het Ontwikkelingsprogramma Regionale waterkeringen.

Vanuit de rol reguleren:

  • Regels voor waterbergingsgebied, overstroombaar gebied, zwemwaterlocaties, wateroverlast en regionale waterkeringen met bijbehorende normering.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Stimuleren door kennis te delen. Via klimaatportaal delen van de uitkomsten van klimaatstresstesten.



4.2.3 Perspectief voor bodemdalingsgebieden     

Ambitie

  • 2030: de bodemdaling in het landelijk veenweidegebied is met gemiddeld 50% geremd. Voornaamste achterliggend doelen zijn het verminderen van de CO2 -uitstoot en beheersing van de maatschappelijke kosten.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 9. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

Bodemdaling brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee en gaat gepaard met een hoge CO2-uitstoot. De oorzaken en maatregelen om bodemdaling te remmen verschillen in stedelijk en landelijk gebied. Daarom is de aanpak van bodemdaling in beide gebieden anders.



4.2.3a Aandachtsgebied bodemdaling landelijk     

Onze ambitie voor bodemdaling past bij het Klimaatakkoord. De doelstelling in het Klimaatakkoord is 1Mton reductie van CO2-equivalenten in 2030. Dit is grofweg een vermindering van 25%. Onze ambitie is hoger dan deze doelstelling. In het Klimaatakkoord hebben de provincies de opdracht gekregen de regierol te vervullen bij de aanpak van de bodemdaling. Samen met partners en betrokkenen ontwikkelen we een lange termijn visie waarin we voor verschillende gebieden helderheid geven over de functies die op lange termijn qua waterhuishouding houdbaar zijn.

De voornaamste oorzaak van bodemdaling in het grootste deel van het landelijk gebied is oxidatie van veen. Veen oxideert door de ontwatering van de veenbodems. De grootte van de bodemdaling ligt veelal tussen de 0,5 en 1 cm per jaar (in de periode 1955-2008). Onder wegen is zetting door het gewicht van wegdek, ophoogmateriaal en het zware (landbouw)verkeer de grootste oorzaak van bodemdaling.

De bodemdaling in het aandachtsgebied bodemdaling – landelijk gebied zal moeten worden geremd met een mix aan maatregelen. Verwacht wordt dat maatregelen genomen moeten worden in meer dan de helft van het landelijk veenweidegebied. Uitgangspunt hierbij is dat er toekomstperspectief moet zijn voor een zo groot mogelijk deel van de huidige gebruikers.

Voor de te nemen maatregelen intensiveren wij onze aanpak en wordt een integraal Programma Bodemdaling opgesteld. Dit programma rust op vier pijlers: kennisontwikkeling; stimulering en regelgeving; bewustwording en samenwerking; gebiedsontwikkeling. Het programma resulteert in het bepalen van drie typen gebieden waarin de gebiedsontwikkeling wordt uitgerold:

  • gebieden waarin de aanpak van bodemdaling ondergeschikt is aan andere opgaven of het huidig gebruik. Hier zal de bodemdaling niet sterker worden geremd dan nu het geval is;
  • gebieden waar ingezet wordt op het remmen van de bodemdaling door het landbouwkundig gebruik met verbrede doelstellingen, zoals agrarisch natuurbeheer en technische maatregelen, te faciliteren;
  • gebieden waar de bodemdaling sterk wordt geremd door het maken van ingrijpender keuzen. Dit kan door het stimuleren van andere verdienmodellen en/of het realiseren van andere opgaven. Het gevolg is dat op de langere termijn met een tijdshorizon van 2030-2050 ander land(bouw)gebruik noodzakelijk is. In de overgangsperiode tot 2030 worden al mogelijkheden onderzocht en kansen geboden aan agrariërs voor het omschakelen naar een ander land(bouw)gebruik.

Wij hanteren voor het programma een gebiedsgerichte netwerkaanpak, waarbij zo veel mogelijk andere opgaven worden meegenomen. Conform de afspraken in het Klimaatakkoord organiseren of faciliteren wij een proces, gericht op de opstelling van een programma per veenweidegebied (regionale veenweide-strategie). Dit proces doorlopen we samen met andere overheden, de agrarische sector, bewoners, terreinbeheerders en maatschappelijke actoren. Dit is in lijn met de Landbouwvisie, waarin we hebben aangegeven dat we een maatschappelijk aanvaardbare bodemdaling willen bereiken, met het behoud van een (alternatief) verdienmodel voor de agrariërs als leidend principe. De aanpak van bodemdaling biedt ook kansen voor combinaties met oplossingen voor andere maatschappelijke opgaven, zoals de energietransitie, het bereiken van een circulaire en natuurinclusieve landbouw en vermindering van de stikstofuitstoot. De maatregelen zoeken wij vooral in de richting van het verhogen van de grondwaterstand. Ook kan de inrichting van zonnevelden voor de energietransitie in bepaalde gebieden samengaan met aanpassing van het peilbeheer. We kijken niet alleen naar technische oplossingen, maar ook naar functiewijzigingen of een andere invulling van bestaande functies. De juist mix van maatregelen moet zich nog ontwikkelen en kan per gebied verschillen.

Wij verwachten van de waterschappen dat zij in het landelijke veenweidegebied hun peilbesluiten nemen mede ten dienste van het remmen van de bodemdaling. Dat betekent dat het waterpeil niet volledig aangepast wordt aan de dalende bodem (en relatief hoger blijft). In de landbouwgebieden met veengronden die kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking, sluiten wij bodembewerkingen uit die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht, waarmee extra oxidatie zou kunnen ontstaan. Een bodembewerking ten behoeve van graslandvernieuwing of de aanleg van een andere blijvende teelt is wel toegestaan. De gemeenten moeten op basis van onze Omgevingsverordening dit beperken bodembewerking in hun omgevingsplannen regelen. Ook grondeigenaren hebben een verantwoordelijkheid voor het verminderen van de bodemdaling.

Historische bodemdaling provincie Utrecht (bron: provincie Utrecht, 2020)

4.2.3b Aandachtsgebied bodemdaling stedelijk     

De voornaamste oorzaak voor bodemdaling in het aandachtsgebied bodemdaling – stedelijk gebied is zetting door het gewicht van wegdek, ophoogmateriaal en zwaar verkeer. De grootte van de bodemdaling stedelijk gebied door zetting kan oplopen tot enkele centimeters per jaar. De gevolgen hiervan moeten worden aangepakt met een mix aan maatregelen. In nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied verwachten wij van de gemeenten dat zij bij het ontwerp hiermee rekening houden en geen kosten afwentelen van bouwfase naar beheerfase. Gedacht kan worden aan drijvend of op palen of terpen bouwen of aan bodemvervanging. Het beleid van de provincie voor bodemdaling in het stedelijk gebied is vooral gericht op het ondersteunen van gemeenten en particulieren. Voor hen is het primair de opgave maatregelen te nemen om de gevolgen van bodemdaling te ondervangen. De aanpak van bodemdaling zien wij als een gemeenschappelijke opgave van verschillende overheden, maatschappelijke partners, alsmede particuliere eigenaren en ondernemers. Wij kiezen ook hier voor een netwerkaanpak. Binnen het integraal Programma Bodemdaling zijn daarbij de volgende pijlers van belang: kennisontwikkeling, stimulering en bewustwording en samenwerking.

4.2.3c Uitvoering geven aan beleid voor ‘perspectief voor bodemdalingsgebieden’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Opstellen integraal Programma Bodemdaling.
  • Samenwerken in verschillende (gebieds)projecten en programma's, o.a. Kockengen waterproof, Veenweide in Beweging, Regiodeal Groene Hart.

Vanuit de rol reguleren:

  • Regels voor het beperken van bodembewerking in deel van veengebied en om bij nieuwbouwplannen rekening te houden met effecten bodemdaling.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Stimuleren door kennis te delen. Via onze website delen we informatie over bodemdaling.



4.3 Duurzame energie     

De energietransitie draagt door energiebesparing en duurzame energieopwekking bij aan het tegengaan van klimaatverandering en aan een duurzaam betaalbaar energiesysteem voor alle inwoners. In de provincie zijn er veel mogelijkheden voor energiebesparing en is er ruimte voor de realisatie van duurzame energiebronnen.

Ambities

  • 2050: de provincie Utrecht is zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2050 CO2-neutraal.
  • 2030: minimaal 55% van het elektriciteitsgebruik in de provincie Utrecht wordt hernieuwbaar opgewekt. De energievoorziening is afkomstig uit duurzame bronnen op het eigen grondgebied. Daarbij zijn de duurzame energiebronnen met oog voor de Utrechtse kwaliteiten gerealiseerd en draagt de inpassing ervan zo veel mogelijk bij aan andere doelen.
  • 2030: de provincie Utrecht heeft samen met partners haar bijdrage geleverd in onder andere de Regionale Energiestrategieën om aan de afspraken in het nationale Klimaatakkoord te voldoen.
  • 2030: geschikte daken worden zoveel als mogelijk benut voor energieopwek en/of klimaatadaptatie.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 10. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

Een klimaatneutrale en energieneutrale provincie

In 2050 klimaatneutraal zijn betekent dat de CO2-uitstoot in de provincie netto 0 bedraagt. Bij diverse thema’s wordt ingezet op de terugdringing van de CO2-uitstoot, zoals het tegengaan bodemdaling (paragraaf 4.2.3), inzet op energieneutrale woningen en woonwijken (paragraaf 4.4) en klimaatneutrale mobiliteit (paragraaf 4.5) en landbouw (paragraaf 4.7.2) en CO2-vastlegging in houtopstanden (paragraaf 4.7.1).

Ons beleid op het gebied van duurzame energie richt zich op het bereiken van een energieneutrale leefomgeving in 2040. Dit doen wij in nauwe samenwerking met medeoverheden, inwoners, bedrijven en maatschappelijke partners. Energieneutraal zijn betekent dat binnen de provinciegrenzen net zoveel energie duurzaam wordt opgewekt als gebruikt. Hiervoor is het zowel belangrijk om energie te besparen, als om energie duurzaam op te wekken.

Energie besparen

De meest duurzame vorm van energie is bespaarde energie. We willen het energiegebruik verminderen door besparingsmaatregelen in de gebouwde omgeving. We streven naar energieneutrale gebouwen en duurzaam bouwen. We ondersteunen hiertoe grootschalige projecten op het gebied van de verduurzaming van woonhuizen, appartementencomplexen, bedrijven, rijksmonumenten en maatschappelijk vastgoed. Daarnaast stimuleren we besparingen op het gebied van mobiliteit door het gebruik van OV en fiets en door wandelen aan te moedigen en ondersteuning te bieden in de omslag naar schonere brandstoffen.

Energie duurzaam opwekken

Onze ambitie is om zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2050 als provincie CO2-neutraal te zijn en dat alle benodigde energie binnen de provincie afkomstig is uit duurzame bronnen die staan opgesteld binnen de provincie. Daarnaast willen we dat bij locatiebepaling voor deze duurzame energiebronnen oog is voor de Utrechtse kwaliteiten en combinatiemogelijkheden met andere doelen. We geven hiervoor ruimte aan duurzame energiebronnen en stimuleren het gebruik daarvan in het gebied Ruimte bieden voor duurzame energie. Hier gaat het om windenergie, zonne-energie, bio-energie, (diepe) aardwarmte, aquathermie, warmte-koudeopslag, waterkracht en benutten van restwarmte.

Mogelijk kunnen in de toekomst andere technologieen voor duurzame energie-opwekking worden ingezet. De ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie gaan snel. Wij verwachten veel innovaties. Als nieuwe vormen van duurzame opwek zich aandienen die minder impact op de omgeving hebben, stimuleren en faciliteren wij deze nieuwe opwekvormen om onze energieambities te behalen. Wij bieden experimenteerruimte voor nieuwe technieken voor duurzame energie. Indien een nieuwe technologie zich aandient, is er ruimte om in pilots met deze technologie te experimenteren, mits de veiligheid voor de omgeving kan worden aangetoond en kan worden aangetoond dat er geen nadelig effect is op bodem, water en milieu. Het gaat om innovaties op het gebied van opwek en warmtetransitie, mobiliteit, transport en opslag van energie, etc. Ook zoeken wij actief naar circulaire mogelijkheden voor duurzame energieproductie.

Wij zullen via monitoring nagaan of het aanpassen van provinciaal beleid, of eventueel nieuw te ontwikkelen provinciaal beleid en regels, nodig is, bijvoorbeeld om een bewezen nieuwe duurzame energie technologie op grote schaal mogelijk te maken.

Ruimte bieden voor duurzame energie

Voor het behalen van de afspraken uit het nationale Klimaatakkoord voor 2030 is het toepassen van technologieën die nu voor handen zijn belangrijk. De opgave voor de energietransitie is groot. We willen mede alle geschikte daken benutten voor zonnepanelen. Met alleen kleinschalige opwek worden de afspraken echter niet gehaald. Grootschalige opwek via windturbines met een groot vermogen en zonnevelden is nodig. Voor warmte zijn ook bodemenergie (WKO en aardwarmte) en aquathermie kansrijk.

Duurzame energie is een nieuwe grote ruimtevrager. Wij vinden het belangrijk dat er ruimte is voor de realisatie van de duurzame energiebronnen. Wij geven aan waar duurzame energieprojecten vanuit ruimtelijk perspectief mogelijk zijn in de provincie Utrecht. Algemene uitgangspunten en kaders voor initiatieven zijn opgenomen in de Omgevingsverordening. Een meer gedetailleerde ruimtelijke uitwerking van de opgave voor energietransitie vindt plaats in het kader van de Regionale Energiestrategieën (RES), waarin wij partner zijn. In het programma Energietransitie werken we uit hoe wij duurzame energieopwek en energiebesparing stimuleren.

Wij spreken onze voorkeur uit om duurzame energiebronnen met andere opgaven te combineren, bijvoorbeeld zonnevelden combineren met tegengaan van bodemdaling of het realiseren van duurzame energiebronnen combineren met bosuitbreiding. Ook zijn er gebieden waar duurzame energieprojecten kunnen worden benut als verdienmodel om andere doelen te behalen. Hierbij denken we aan het genereren van middelen voor de realisatie van de Groene contourgebieden en beheermiddelen voor historische buitenplaatsen. Via de Omgevingsverordening bieden wij hiervoor mogelijkheden.

Bij de zorgvuldige inpassing van duurzame energie in de omgeving houden wij rekening met de Utrechtse kwaliteiten. Er kunnen compenserende maatregelen nodig zijn om aantasting te beperken. Wij realiseren ons dat we moeten zoeken naar een nieuw evenwicht tussen grootschalige opwek van duurzame energie en aanwezige kwaliteiten en functies. Bij de inpassing van grootschalige hernieuwbare energieopwekking sluiten wij aan bij belangrijke structuren in het landschap, en bij voorkeur ook bij snel- en waterwegen. Ook hebben we de ambitie dat in onze energielandschappen de gemeentegrenzen niet zichtbaar aanwezig zijn. Wij willen daarnaast de duurzame energiebronnen concentreren, om spreiding in het landschap te voorkomen en om de energie-infrastructuur optimaal te benutten. Wij accepteren dat vanwege de omvang van de opgave onze voorkeuren niet overal gevolgd kunnen worden.

.

Ruimte voor energietransitie (bron: Nationaal Programma Regionale Energiestrategie,2020)

Regionale Energiestrategieën

In de Regionale Energiestrategieën (RES’en) worden nationale afspraken uit het Klimaatakkoord regionaal vertaald via de opgave voor hernieuwbare energieopwekking, regionale warmteplannen en energie-infrastructuurplannen. Binnen de provincie wordt samengewerkt in drie RES’en, de RES U16-Regio, RES Regio Amersfoort en RES Regio Foodvalley. Voor het duurzaam opwekken van energie faciliteren wij de uitvoering van de RES’en. Voor het uitvoeren van de RES’en wordt gezocht naar energie-initiatieven die zich van onderaf aandienen en passen binnen de kaders ervan. Wij benutten de uitkomsten van de RES’en om een Regionale programmering voor grootschalige opwek van zon- en windenergie op te zetten en daarmee knelpunten en voortgang te monitoren. Waar nodig kunnen wij ondersteunen om barrières weg te nemen en processen te faciliteren. Mochten binnen het tijdspad voor de RES’en in een gemeente de afgesproken doelen niet gehaald worden en logische locaties niet benut worden, dan zijn wij bereid ons volledige instrumentarium uit de Omgevingswet in te zetten, teneinde voldoende duurzame energie opwek te realiseren.

Naast een belangrijke rol voor grootschalige zon- en windenergie, hebben de regio’s ook een belangrijke rol bij het opstellen van de Regionale Structuur Warmte (RSW) waarin vraag, aanbod en infrastructuur van warmte in een regio in kaart worden gebracht. Indien er warmtebronnen beschikbaar zijn die gemeente overstijgend ingezet kunnen worden, sturen we op een zo efficiënt mogelijke inzet van deze duurzame warmtebronnen en zorgen we voor een goede regionale afstemming van vraag en aanbod. Wij zetten daarbij in op veilig, verantwoord en duurzaam gebruik van de ondergrond wanneer energiebronnen uit bodem en water worden benut.

Regionale Energie Strategie (bron: Handreiking Nationaal Programma RES, 2019)

Opslag en transport van energie

Om de energieambities te halen, spelen opslag (bijvoorbeeld waterstof) en transport van energie een belangrijke rol. Samen met onze partners zetten wij erop in dat netwerkcapaciteit proactief en tijdig wordt uitgebreid, waarbij wij, gezien de gemeentegrensoverschrijdende functie, de regierol nemen in de regionaal te plannen energie-infrastructuur. Wij bieden ruimte aan het opslaan van elektriciteit aansluitend op verstedelijking, infrastructuur of duurzame energiebronnen. We werken samen met de netbeheerder uit welke aanpassing aan de energie-infrastructuur nodig is om de energietransitie te faciliteren. Daarnaast faciliteren we de netbeheerder door cruciale schakels in het elektriciteitsnet ruimtelijk mogelijk te maken.

Ruimte voor wind- en zonne-energie

In de gebieden Ruimte voor windenergie en zonnevelden onder voorwaarden geven wij ruimte voor regionale en lokale afweging via onder andere de Regionale Energiestrategieën om tot een locatiekeuze van de windturbines of zonnevelden te komen. Wij stellen hier enkele algemene voorwaarden via de Omgevingsverordening, en vragen om bij de ruimtelijke invulling van de locatie rekening te houden met de andere provinciale belangen. In deze gebieden vinden wij met goed ontwerp en zorgvuldige locatiekeuze de realisatie van windenergie en/of zonnevelden ruimtelijk toelaatbaar. Wij vinden het belangrijk dat structuren in het landschap herkenbaar worden gehouden. En er geldt een opruimplicht wanneer de windturbines of zonnevelden niet meer gebruikt worden.

Vanwege de aanwezigheid van kwaliteiten zijn er ook gebieden waar, naast algemene voorwaarden, vanuit onze Omgevingsverordening of vanuit Rijksbeleid gebiedsspecifieke voorwaarden gelden voor windturbines of zonnevelden. Uit de wet- en regelgeving van het Rijk volgen gebiedsspecifieke voorwaarden voor natuur en cultuurhistorie. Voor natuur gaat het om het Natuurnetwerk Nederland (NNN), Militair oefenterrein met bijzondere natuurwaarden en Weidevogelkerngebieden. Voor NNN volgt uit de Omgevingsverordening dat er geen aantasting mag plaatsvinden en overal moet de Wnb-toets uitgevoerd worden. Bij cultuurhistorie gaat het om Rijksmonumenten en UNESCO Werelderfgoed, waarbij bij Werelderfgoed eveneens geen aantasting mag plaatsvinden. In stiltegebieden moet rekening worden gehouden met de stille kern. Onder voorwaarden is de realisatie van windturbines in en nabij stiltegebieden mogelijk (zie 4.1.1).

In al deze gebieden zijn er kansen voor duurzame energiebronnen. Hiervoor zal via maatwerk per gebied en per locatie in beeld moeten worden gebracht of duurzame energieprojecten mogelijk zijn met behoud van deze kwaliteiten. Voor windturbines kunnen ook door wettelijke veiligheidsnormeringen beperkingen van toepassing zijn.

Wij sluiten windenergie en zonnevelden uit in Natura 2000-gebieden en Ganzenrustgebieden. In deze gebieden hebben wij Europeesrechtelijke verplichtingen die slecht te combineren zijn met grootschalige oplossingen voor duurzame energie. Daarnaast zijn er voor windturbines wettelijke kaders die zorgen dat ook andere gebieden ongeschikt zijn voor windenergie. Met name geluidsnormen rondom woningen zijn hierbij bepalend. Hier kan met maatwerk naar oplossingen gezocht worden.

Windturbines en zonnevelden in het stedelijk gebied vinden wij toelaatbaar. Wij formuleren daarvoor geen nadere regels. Wel hebben wij de voorkeur voor het zoveel mogelijk plaatsen van zonnepanelen op daken en het plaatsen van zonnevelden en windturbines op of nabij bedrijventerreinen vanwege de ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied.

Net als het Rijk willen wij dat initiatiefnemers de omgeving zorgvuldig betrekken bij de duurzame energieprojecten. Wij vinden het belangrijk om bij een zorgvuldige locatiekeuze de omgeving te betrekken in een gebiedsproces. Omwonenden dienen tijdig geïnformeerd te worden over de ontwikkelingen en dienen de mogelijkheid tot inspraak te hebben op het ontwerp in de conceptuele fase. Daarnaast is het belangrijk dat de omgeving financieel kan meeprofiteren van de opbrengsten van de windturbines en zonnevelden, om de lusten en lasten te verdelen, rekening houdend met de in het Klimaatakkoord afgesproken bijzondere positie van gemeenten en waterbeheerders indien zij de initiatiefnemers zijn. Financieel meeprofiteren kan bijvoorbeeld door zelf te investeren, via een lagere energierekening of een gebiedsfonds waaruit lokale voorzieningen worden betaald. We streven er naar om minimaal 50% lokaal eigendom te bewerkstelligen. In geval van zonnevelden is het bespreken van de mogelijkheden voor kavelruil, vanwege het behouden en verbeteren van een goede landbouwstructuur, belangrijk. Samen met gemeenten en waterbeheerders zoeken we naar de mogelijkheden om hier invulling aan te geven.

Plaatsingsmogelijkheden in landelijk gebied voor windturbines vanaf 3 MW en zonnepanelen in veldopstelling (bron: provincie Utrecht, 2019)

Mogelijkheiden voor windenergie

We bieden ruimte voor kleinschalige, particuliere, initiatieven voor windturbines tot 20 meter ashoogte (met uitzondering van Natura 2000-gebieden en ganzenrustgebieden). Deze turbines hebben beperkt rendement en beperkte impact op de omgeving. Wij verbinden hieraan als voorwaarde, naast algemene wettelijke bepalingen, het geven van voorrang aan het behoud of versterken van de Utrechtse kwaliteiten. Dit betekent dat wij deze windturbines alleen toestaan op of nabij bestaande bouwpercelen. Daarnaast kunnen in het landelijk gebied windturbines met een opgesteld vermogen per turbine van minimaal 3 MW gerealiseerd worden. Hierbij moet voldaan worden aan de voorwaarden uit onze Omgevingsverordening. Ook streven wij voor 2030 bij woningen en andere geluidgevoelige gebouwen naar het voldoen aan de WHO- advieswaarden voor geluid van windturbines in aanvulling op de wettelijke vereisten. Wij faciliteren in principe geen turbines vanaf 20 meter en met een opgesteld vermogen van minder dan 3 MW, omdat deze turbines een te grote impact hebben op de omgeving in relatie tot het beperkte maatschappelijke rendement. Mocht uit maatwerk blijken dat een locatie enkel geschikt is voor een turbine hoger dan 20 meter en een lager vermogen dan 3 MW, dan vragen wij via de Omgevingsverordening deze afwijking van de regels te motiveren.

Onze voorkeur gaat uit naar een ruimtelijk samenhangend geheel van meerdere windturbines boven solitaire plaatsing. Een solitaire turbine is alleen mogelijk als onderbouwd kan worden dat meerdere windturbines niet mogelijk zijn en dat de energieopbrengst opweegt tegen de impact die een solitaire turbine heeft op de omgeving.

Mogelijkheden voor zonne-energie

Voor zonne-energie hebben wij de voorkeur voor (de meestal relatief dure) plaatsing van zonnepanelen op daken, gevels en infrastructurele werken boven veldopstellingen, omdat zonnepanelen op deze plekken doorgaans minder invloed hebben op de kenmerken of identiteit van een gebied. Om aan de gestelde energiedoelen te voldoen zijn echter ook zonnevelden nodig, bij voorkeur op gronden met een andere functie dan landbouw of natuur, zoals waterzuiveringsinstallaties, vuilnisbelten, binnenwateren, langs van spoor- en autowegen en kanalen. Ook hierbij gaat onze voorkeur uit naar het zoeken van slimme functiecombinaties, waarbij, met gebruikmaking van creatieve toepassingen, ruimtelijke kwaliteit kan worden gerealiseerd. Daarnaast zien wij kansen om zonnevelden te combineren op locaties zoals als buffer rondom natuurgebieden, op sommige waterplassen en in combinatie met recreatie. Met al deze voorkeurslocaties binnen de provincie Utrecht is onvoldoende oppervlak beschikbaar om onze energieambities te behalen. Ook zonnevelden gecombineerd met landbouw of op gronden met lage natuurkwaliteit is nodig om aan onze energie-ambities te voldoen. Deze voorkeursvolgorde houdt geen volgtijdelijkheid in.

Ruimte voor energie uit biomassa

Om te voldoen aan het Klimaatakkoord is de inzet van alle hernieuwbare energiebronnen nodig. Zo ook energie uit biomassa, onder strikte voorwaarden met betrekking tot herkomst, duurzaamheid, luchtkwaliteit en vestigingsplaats. Energie uit biomassa, en dan met name biowarmte, kan de warmtevraag invullen daar waar dit vooralsnog niet mogelijk is met andere hernieuwbare warmtebronnen. Onze langetermijnvisie is gericht op het minimaliseren van de inzet ervan.

Wij hebben de voorkeur voor een regionale herkomst van de biomassa. De gebruikte biomassa moet duurzaam zijn, voldoen aan de criteria van de Better Biomass certificering en aantoonbaar bijdragen aan de CO2-emissiereductie over de gehele keten in vergelijking met fossiele energie. Biomassa is waardevol en moet zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet. Energieopwekking door middel van verbranding en vergisting zien wij als een laagwaardige toepassing van biomassa, waar we alleen laagwaardige reststromen voor in willen zetten die niet inzetbaar zijn als grondstof voor hoogwaardiger toepassingen.

Het verwerken van biomassa in grootschalige biomassacentrales, dit wil zeggen installaties waarmee alleen bio-elektriciteit wordt geproduceerd, afvalverbrandingsinstallaties, de energieproductie in kolen- en gascentrales en grootschalige productie van bio-transportbrandstoffen, past niet bij het karakter van de provincie Utrecht dat gekenmerkt wordt door een hoge bevolkingsdichtheid, beperkt beschikbare ruimte en relatief veel kwetsbare natuurgebieden. Voor kleinschalige biomassacentrales, waarin bijvoorbeeld mest, maaisel, GFT, schoon slib en houtachtige biomassa wordt benut, zien wij kansen op en nabij agrarische bouwpercelen en landgoederen. De maximale omvang van de installaties blijkt uit de afweging tegen andere provinciale belangen, zoals gezonde leefomgeving (gezondheidsrisico’s vanwege fijnstof), landschap, landbouw (beschikbaarheid van biomassa op eigen bedrijf of van regionale herkomst) en een mobiliteitstoets. Relatief grote installaties daarentegen behoren naar hun aard op industrieterreinen.

De regelgeving in onze Omgevingsverordening passen we begin 2022 aan.

Ruimte voor energie uit bodem en water

Als provincie willen we dat de warmtevraag in 2040 duurzaam is ingevuld in het gebied Duurzaam gebruik van de ondergrond (zie paragraaf 4.2). Daarom willen we bodem, water en ondergrond inzetten voor het duurzaam opwekken en opslaan van energie. Een belangrijke voorwaarde voor het benutten van het bodem- en watersysteem voor de duurzame energievoorziening is dat dit gebeurt op een wijze die veilig en verantwoord is voor mens, bodem, water, natuur en milieu. Om onze belangen te beschermen nemen we regels op in de Omgevingsverordening. Daarnaast stimuleren we onderzoek om de potentie van deze duurzame warmtebronnen, maar ook de neveneffecten, beter in beeld te krijgen. Hierbij nemen we innovaties en de inzet van nieuwe technieken mee. We geven, waar mogelijk, veilig en verantwoord, ruimte aan het ontwikkelen van ondiepe bodemenergie.

Het wordt als gevolg van de het gebruik van energiebronnen uit bodem en water steeds drukker in de ondergrond. Duurzaam gebruik van de ondergrond voor toekomstige generaties vormt een randvoorwaarde. Belangrijke voorwaarden zijn verder dat het winnen van energie uit bodem en water aansluit bij de lokale bovengrondse warmtevraag (zoals een warmtenet bij aardwarmte) en verenigbaar is met andere functies en gebruikers van het bodem- en watersysteem (zoals drinkwaterwinning). Op drie manieren kan het bodem- en watersysteem bijdragen aan de productie van warmte: ondiepe bodemenergie/WKO, aquathermie en aardwarmte (geothermie). Daarnaast kan de ondergrond ook worden gebruikt voor het opslaan van warmte (en koude) om daarmee bij te dragen aan het opvangen van seizoensfluctuaties in warmtevraag en -aanbod. Ook hiervoor is onder voorwaarden ruimte in de ondergrond beschikbaar.

Voor warmte-/koudeopslag (WKO) blijven wij de toepassing van goed functionerende systemen en een verdere optimalisatie van bodemenergiepotentie stimuleren. Dit doen we onder andere door vroegtijdige inbreng bij gebiedsontwikkeling. Initiatieven op het gebied van hogetemperatuuropslag zullen wij ondersteunen, waarbij we extra aandacht hebben voor een veilige en verantwoorde uitvoering.

Voor aquathermie en aardwarmte benutten we de uitkomsten van concrete onderzoeksprojecten en de eerste marktinitiatieven om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden en potentie van deze energiebronnen op verschillende locaties in de provincie. Wij leveren hierbij een actieve bijdrage aan kennisontwikkeling en het identificeren van nieuwe kansen. We richten ons ook op de verhoging van de veiligheid en verlaging van risico’s bij aquathermie- en aardwarmteprojecten in relatie tot andere boven- en ondergrondse belangen.

Vanwege de ambitie om de warmtevraag in 2040 volledig duurzaam in te vullen, willen we geen nieuwe olie- en gaswinningen in onze provincie.

Naast warmtewinning uit bodem en water is het ook mogelijk om elektriciteit uit stromend water te winnen, evenals uit aardwarmte dieper dan 4 km (ultradiepe geothermie). Hierbij moet ook rekening gehouden worden met de provinciale kwaliteiten. We volgen de ontwikkelingen.

Benutten van restwarmte

Restwarmte is een product dat over kan blijven na verschillende (industriële) processen. We willen restwarmte zo duurzaam mogelijk inzetten, bijvoorbeeld voor het verwarmen van ruimten of om in te zetten bij andere processen. Bij bedrijven waarvoor wij bevoegd gezag zijn, willen wij inzicht krijgen in het potentiële aanbod van restwarmte en willen we onderzoeken of deze restwarmte te koppelen is aan een eventuele warmtevraag in de omgeving. Daarnaast zoeken wij actief met gemeenten naar mogelijke restwarmtebronnen bij bedrijven waarvoor zij bevoegd gezag zijn, om ook daar de warmtevraag en restwarmteproductie bij elkaar te brengen.



4.3m Uitvoering geven aan beleid voor ‘duurzame energie’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Programma energietransitie voor ondersteunen bij energiebesparing, faciliteren bij projecten, bijdragen aan Regionale Energie Strategieën (RES) en ondersteunen van gemeenten bij het opstellen van de Transitievisies Warmte.

Vanuit de rol reguleren:

  • Regels voor windturbines in landelijk gebied, locaties voor windenergie en zonnevelden en energie uit biomassa.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

4.4 Vitale steden en dorpen     

De provincie Utrecht kent een grote diversiteit aan steden, dorpen en kernen en een grote diversiteit aan woon- en vestigingsmilieus. De grote steden Utrecht en Amersfoort zijn een populaire vestigingsplaats voor zowel inwoners als bedrijven en groeien snel. Naar verwachting verwelkomt de stad Utrecht in 2024 de 400.000e inwoner. Samen met omliggende kernen maken deze Utrechtse steden deel uit van het stedelijk netwerk van de noordelijke Randstad. Naast deze agglomeraties ligt de charme van de provincie voor een belangrijk deel juist in kleinschaligheid en een aantrekkelijke, vriendelijke leefomgeving in de kleinere, landelijk gelegen kernen.

De provincie Utrecht kent ook een grote diversiteit aan inwoners, met grote verschillen in opleiding, leeftijd, maatschappelijke positie, levensbeschouwing en welstand. Zo zijn er verschillen tussen kernen onderling, maar ook binnen steden en dorpen en tussen het oosten en het westen van de provincie.

Niet voor iedereen die in Utrecht wil wonen is momenteel passende huisvesting voorhanden: er zijn lange wachttijden voor een betaalbare huurwoning en de verkoopprijzen behoren tot de hoogste van Nederland. De samenstelling van de bevolking en de huishoudens verandert: er is sprake van vergrijzing, en de huishoudens worden steeds kleiner.

De economie van de provincie Utrecht is sterk op diensten georiënteerd met veel banen en toegevoegde waarde in de branches gezondheidszorg, ICT en zakelijke diensten. Utrecht onderscheidt zich op het gebied van de gezondheidseconomie: er zijn niet alleen veel bedrijven, maar er is ook veel kennis (universiteiten, hogescholen, onderzoekinstituten) in ‘health’ (gezondheid). Ook de maakindustrie, logistiek en groothandel zijn belangrijke sectoren met veel banen. Door de centrale ligging en bereikbaarheid is Utrecht een populaire vestigingslocatie voor logistieke bedrijven. Utrecht heeft een sterk innovatieklimaat. Naast veel publieke R&D-vestigingen (onderzoek en ontwikkeling) zijn bedrijven met name actief in ICT, food en health.

Utrecht beschikt over een goed ondernemerschapsklimaat. In diverse (inter)nationale ranglijsten wordt (naast de aanwezigheid van veel hoger opgeleiden en bereikbaarheid) met name de ‘quality of life’ hoog gewaardeerd: een aantrekkelijke woonomgeving, aanwezigheid van vele (culturele) voorzieningen en de nabijheid van natuur en landschap.

De beschikbare ruimte voor bedrijfsvestiging in de provincie Utrecht is schaars; voor wat betreft bedrijfspanden is er niet of nauwelijks sprake van structurele leegstand en er is weinig voorraad aan beschikbaar en uitgeefbaar bedrijventerrein. De vestiging van bedrijven in Utrecht is divers; 28% van de werkgelegenheid bevindt zich op specifieke bedrijventerreinen.

Met name een zeer beperkt aantal goed bereikbare locaties bij knooppunten in onze provincie zijn aantrekkelijk voor kantoorvestiging: hier is sprake van een vraag die het aanbod aan kantoorruimte overtreft. Hoewel ook op andere (knooppunt) locaties in onze provincie de vraag naar kantoorruimte enigszins is aangetrokken, is er nog steeds sprake van een overschot, tot uiting komend in leegstand van kantoorruimte.

De centrale ligging van onze provincie in Nederland, gecombineerd met alle aanwezige kwaliteiten, maakt de provincie Utrecht bij uitstek een ontmoetingsplaats op nationaal niveau. Mensen komen naar Utrecht voor vergaderingen, opleidingen en congressen of om te winkelen of te ontspannen.

De provincie Utrecht beschikt over een goede retailstructuur, maar door maatschappelijke ontwikkelingen, waarbij de groei van online winkelen de belangrijkste is, hebben met name de middelgrote winkelcentra het moeilijk. Er is sprake van toenemende leegstand.

Basisprincipes voor verstedelijking

Prognoses wijzen uit dat de provincie de komende decennia nog fors gaat groeien, en dat er extra ruimte nodig is om deze groei op te vangen. Wij bezien de toekomstige ontwikkeling van woon- en werklocaties in samenhang met bereikbaarheid, en in samenhang met de overige opgaven en kwaliteiten zoals in deze visie verwoord. Daarom hanteren we bij de locatiekeuze voor nieuwe verstedelijking de volgende basisprincipes:

  • zo veel mogelijk binnenstedelijk/binnendorps (binnen het stedelijk gebied) nabij knooppunten;
  • daarnaast in overig stedelijk gebied;
  • eventuele nieuwe (grootschalige) uitleg koppelen aan hoogwaardig openbaar vervoer en aan (bestaande of nieuwe) knooppunten van de belangrijkste infrastructurele corridors.

In aanvulling hierop willen we onder voorwaarden ruimte bieden aan kernen voor kleinschalige uitbreiding van het stedelijk gebied om de lokale vitaliteit of ruimtelijke kwaliteit te vergroten (lokaal maatwerk).



4.4.1 Ruimte voor wonen en leven     

Ambities

  • 2050: het realiseren van circulaire woningen of woonwijken.
  • 2040: een sterke provincie met een duurzaam, gezond en divers woon- en leefklimaat.
  • 2040: behoud en versterking van de inclusiviteit van de Utrechtse samenleving, zodat alle inwoners kunnen wonen, werken of ontmoeten waar en wanneer zij dat wensen.
  • 2040: iedereen die in de provincie Utrecht wil wonen kan beschikken over passende woonruimte. Dit betekent onder andere een voldoende aanbod aan woningen in het sociale en middeldure segment.
  • 2040: behoud en versterking kwaliteit van de woonomgeving; gevarieerd en met aandacht voor de openbare ruimte met groen en blauw en ruimte om te bewegen en laagdrempelige en goed bereikbare voorzieningen.
  • 2040: het realiseren van energieneutrale woningen of woonwijken.
  • 2030: alle nieuwbouw in de provincie Utrecht gebruikt 50% minder primaire abiotische grondstoffen.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 11. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

De woningbouwopgave

Om volledig te voldoen aan de woningbehoefte in de provincie Utrecht, is het nodig om tot 2040 in totaal nog ongeveer 165.000 woningen te bouwen. Dit is een grote opgave, die alleen kan worden gerealiseerd door als overheden onderling en met andere partners in de bouwwereld samen te werken. Voor deze opgave is al veel plancapaciteit in beeld, maar veel daarvan heeft nog de status ‘zacht’ en ‘potentieel’ en het is dus zaak om daarin keuzes te maken en te werken aan ‘harde’, uitvoerbare, plannen. Deze woningen kunnen voor een groot deel binnen het bestaande stedelijke gebied (van steden en dorpen) via inbreiding en transformatie worden gerealiseerd, maar niettemin verwachten wij dat er op de langere termijn een of meer nieuwe grootschalige woningbouwlocaties nodig zijn.

Voor de locatiekeuze voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen hanteren we de hiervoor aangegeven basisprincipes, maar daarnaast staat deze onder invloed van de effecten van klimaatverandering, van bereikbaarheid, van nabijheid van functies en behoud van de leefbaarheid, van behoud van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, van behoud van biodiversiteit en van de energie-infrastructuur.

Omdat er nu al spanning is op de woningmarkt, is het noodzakelijk om de woningbouwproductie te versnellen.

In de gebiedsgerichte uitwerkingen is deze opgave in samenhang met de overige opgaven en kwaliteiten bezien. Daarbij maken we een afweging op (boven)regionaal niveau. Bij bereikbaarheid gaat het bijvoorbeeld ook om de effecten op het regionale of zelfs nationale infrastructurele netwerk, en niet alleen om de lokale ontsluiting.

Woningbouwopgave in cijfers (bron: Primos, 2020 en planmonitor provincie Utrecht december 2020)

Een woning voor iedereen

Naast voldoende woningen is de kwaliteit van de te bouwen woningen belangrijk. Wij vinden dat eenieder in de provincie Utrecht een woning moet kunnen vinden die past bij de persoonlijke voorkeur, gezinssituatie en portemonnee. Daarbij streven we naar een inclusieve samenleving, bijvoorbeeld door menging van typen woningen en woonmilieus in stadsdelen, wijken en kernen. Omdat de koop- en huurprijzen van de bestaande woningvoorraad relatief hoog zijn, sturen wij er op dat van de toe te voegen woningen ten minste 50% moet worden gerealiseerd in de segmenten ‘middelduur’ en ‘sociaal’. Dit percentage bezien wij op regionaal niveau. Om te voldoen aan de ambitie van een CO2-neutrale provincie in 2050, is het uitgangspunt dat alle woningbouwplannen die worden gerealiseerd energieneutraal zullen zijn dan wel gebruik maken van duurzame vormen van energie.

Stedelijke kwaliteit

Gezien de grote ruimtevraag die op de provincie afkomt, is het zaak om zorgvuldig om te gaan met de ruimte. Een groot gedeelte van de mensen woont graag in een stedelijke of dorpse omgeving. De menging en aanwezigheid van functies zoals wonen, werken en voorzieningen draagt bij aan deze aantrekkelijkheid. Binnen het stedelijk gebied van steden en dorpen is nog veel ruimte aanwezig die kan worden benut voor verdichting, herontwikkeling of intensivering. In de afgelopen jaren zijn er weliswaar al veel binnenstedelijke locaties ontwikkeld, maar er zijn nog steeds binnenstedelijke mogelijkheden en er komen continu nieuwe mogelijkheden bij. Door structurele economische veranderingen verliezen veel gebouwen en locaties hun oorspronkelijke functie en komen daarmee voor herontwikkeling in beeld. Deze drie aspecten maken dat wij primair blijven inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling.

Wij vragen daarbij aandacht voor de wijze van verdichting. Om te kunnen voldoen aan de toekomstige behoefte aan wonen en werken zullen we ons moeten inspannen om, in alle kernen, innovatiever en compacter te bouwen dan we tot nu toe gewend zijn. De mate van compactheid is afhankelijk van de locatie, en hangt ook af van hetgeen mogelijk is relatie tot onze opgaven en ambities op het gebied van onder andere binnenstedelijke kwaliteit, energieneutraliteit en gezondheid. Bijvoorbeeld door in te zetten op hoogbouw en lagere parkeernormen komt er meer ruimte beschikbaar voor groen. Wij zetten in op een efficiënt gebruik van de ruimte, zodat het benodigde aantal extra hectares voor de woningbouwopgave zo veel mogelijk beperkt blijft.

Ook is er aandacht nodig voor de kwaliteit van de openbare ruimte: klimaatverandering en gezondheid vragen om een stedelijke omgeving waar tevens ruimte is voor groen, waaronder bomen, en blauw en voor bewegen. Tevens vragen wij aandacht voor het op peil houden van het niveau, de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van culturele en recreatieve voorzieningen. Op die manier blijft de binnenstedelijke kwaliteit op een goed niveau.

Vitaliteit kernen

In een aantal kernen in de provincie Utrecht staat de vitaliteit onder druk: er is sprake van vergrijzing en gezinsverdunning. Hierdoor dreigt het draagvlak voor voorzieningen en het verenigingsleven weg te vallen. Door middel van woningbouw voor specifieke doelgroepen willen gemeenten de vitaliteit van een aantal kernen behouden en versterken.

Voor deze kernen geldt echter evenzeer dat primair wordt ingezet op binnenstedelijke (binnendorpse) ontwikkeling waarbij compacter en innovatiever zal moeten worden gebouwd dan tot nu toe gebruikelijk. Daar waar geen binnendorpse mogelijkheden meer zijn faciliteren wij deze gemeentelijke ambities door een eenmalige kleinschalige uitbreiding per kern ten behoeve van de lokale vitaliteit tot 50 woningen zonder regionale afweging mogelijk te maken. Daarbij vinden wij het belangrijk dat de uitbreiding past bij het karakter van het dorp en dat de ontwikkeling geen onevenredige afbreuk doet aan de kernkwaliteiten van het landschap. Voor een aantal kleinere kernen kan een uitbreiding met maximaal 50 woningen uitkomst bieden, voor andere en grotere kernen is soms een grotere uitbreiding vanuit lokaal perspectief gewenst. Grotere locaties dienen echter via de hierna geschetste systematiek in regionaal verband te worden afgewogen.

Systematiek locaties voor wonen

De huidige dynamiek op de woningmarkt vraagt om meer adaptiviteit en samenwerking. Voor de woningbouwprogrammering gaan we over op een nieuwe systematiek: een gezamenlijke regionale programmering. Samen met gemeenten onderzoeken en overleggen we in regionaal verband welke woonlocaties op welk moment ontwikkeld kunnen worden om tegemoet te komen aan de vraag. Voorafgaand daaraan stellen Provinciale Staten een Kader vast voor deze regionale programmering. In dat Kader zijn onder andere de kwantitatieve bandbreedtes per regio opgenomen, maar ook kwalitatieve ambities op het gebied van bijvoorbeeld bepaalde prijssegmenten, energieneutraliteit en klimaatadaptiviteit van de te realiseren woningen. Om goed in te kunnen spelen op mogelijke planuitval bieden de kwantitatieve bandbreedtes ook ruimte voor overprogrammering. Ten behoeve van de continuïteit van beleid zal dit kader ook een overzicht bevatten van de reeds planologisch afgewogen maar nog niet tot ontwikkeling gekomen locaties die in de programmering moeten worden meegenomen. Gemeenten nemen het initiatief om nieuwe (potentiële) woningbouwlocaties aan te dragen voor dit programma. De hoofdlijnen van deze regionale samenwerking worden door Gedeputeerde Staten opgenomen en vastgesteld in een provinciaal programma. Uiteraard betrekken we ook de woningcorporaties en andere marktpartijen bij deze programmering. De hoofdlijnen van deze regionale programma’s worden door Gedeputeerde Staten opgenomen in een provinciaal programma. Alvorens zij overgaan tot definitieve vaststelling, zal dit programma tezamen met de daarvoor opgestelde planMER ter inzage worden gelegd.’

In de Omgevingsverordening is bepaald dat een omgevingsplan voor woningbouwontwikkeling moet passen binnen het provinciale programma. Voorts stelt de Omgevingsvisie regels ter borging van de Utrechtse kwaliteiten.

Teneinde adaptief te kunnen inspelen op actuele en maatschappelijke ontwikkelingen, zullen we de uitvoering van het Kader voor de regionale programmering wonen en werken, de regionale programma’s, het provinciale programma en de desbetreffende regels in de Omgevingsverordening monitoren en regelmatig evalueren, zodat bijstelling kan plaatsvinden.

Wij vinden dat nieuwe locaties voor verstedelijking integraal en op regionaal niveau moeten worden bezien: er moet ook gekeken worden naar de aanwezigheid van groen en blauw ter plekke en in de nabijheid, de bereikbaarheid en de energie-opgave. We zetten in op het stimuleren van duurzaam en circulair bouwen, slimme combinaties en ‘meekoppelkansen’ van deze opgaven in combinatie met de woningbouwontwikkeling



Box Gezond en klimaatbestendig wonen     

In de woonwijk van de toekomst wordt rekening gehouden met voldoende groen en water. Dit gaat om groen en water op alle schaalniveaus: straat, buurt, wijk, stad of dorp en daar buiten . De kleine en grote plekken worden verbonden v ia groene fiets- en wandelroutes , deels langs water.

Groen en water heeft diverse functies, die op elk schaalniveau anders zijn en het kan daarom niet worden uitgewisseld met extra groen of water op een ander schaalniveau. Groen en water zijn onmisbaar voor gezondheid, klimaatadaptatie en ze kunnen bijdragen aan de biodiversiteit. Het gaat hittestress en wateroverlast tegen, het stimuleert bewegen, geeft ruimte voor ontspanning en bevordert sociale contacten. Mensen die wonen in een bereikbare en bruikbare groene omgeving zijn aantoonbaar gezonder.

Kernwaarden voor een gezonde leefomgeving (bron: RIVM, GGD-GHOR, 2019, bewerking provincie Utrecht)



4.4.1f Uitvoering geven aan beleid voor ‘ruimte voor wonen en leven’     

Vanuit de rollen stimuleren / participeren / realiseren:

  • Samen met gemeenten/regio’s regionale programmering van woningbouw.
  • Programma Versnelling Woningbouw 2021-2024.
  • Programma Hart van de Heuvelrug waarin rode en groene ontwikkelingen samen op gaan.

Vanuit de rol reguleren:

  • Verplichting tot regionale programmering woningbouw.
  • Criteria en voorwaarden woningbouwlocaties.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Woningmarktmonitor.
  • Planmonitor wonen.
  • Primos prognose woningbehoefte.



4.4.2 Ruimte voor werken en winkelen     

Ambities

  • 2050: een duurzame en circulaire economie.
  • 2040: behoud van het goede economische vestigingsklimaat. De provincie Utrecht is een gewilde provincie voor bedrijfsvestiging, niet in de laatste plaats vanwege de aantrekkelijke leefomgeving. In 2040 beschikken we over een goed functionerende regionale economie met goed functionerende bedrijven en aanbod van werkgelegenheid die past bij de Utrechtse beroepsbevolking.
  • 2030: levendige stads-, dorps- en wijkcentra, met een bij de behoefte passend aanbod van winkels en andere voorzieningen.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 11. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

Economisch ecosysteem

Voor een goed functionerende economie is het van belang dat het ’economisch ecosysteem’ kan meebewegen met de veranderende maatschappelijke omstandigheden. Met economisch ecosysteem bedoelen we het geheel van actoren en factoren en de onderlinge afhankelijkheid daartussen die ervoor zorgt dat bedrijven in Utrecht kunnen ’ondernemen’. Om dit te bewerkstelligen besteden we aandacht aan:

  • toekomstbestendigheid en innovatie;
  • specifieke bedrijvigheid die oog heeft voor de aanpak van maatschappelijke opgaven;
  • een onderscheidend woon-, werk- en leefklimaat (kwalitatief hoogwaardig vestigingsmilieu);
  • duurzame werkgelegenheid zodat zoveel mogelijk inwoners een passende baan dicht bij huis kunnen vinden;
  • een inclusieve en duurzame arbeidsmarkt (gezonde strijd om talent) en een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

Via ons Omgevingsbeleid bieden we randvoorwaarden voor een toekomstbesteding vestigingsklimaat dat aansluit bij de wensen van bedrijven en instellingen en hun werknemers.

Interactiemilieus

Belangrijke sectoren voor de Utrechtse economie zijn de ICT, de zakelijke en financiële diensten, de zorg en life sciences. Deze sectoren laten zich over het algemeen goed mengen met andere stedelijke functies in het stedelijk gebied. Bovendien draait het in de nieuwe economie steeds meer om netwerken, ontmoeten en leren van elkaar. Daarom zetten wij primair in op het creëren van ‘interactiemilieus’: goed bereikbare stedelijke locaties met een goed voorzieningenaanbod.

Specifieke bedrijventerreinen

Niet alle bedrijvigheid laat zich mengen, bijvoorbeeld onderdelen van de maakindustrie en de logistiek. Ook deze bedrijven zijn noodzakelijk voor het economisch ecosysteem. Voor de vestiging van deze bedrijven blijft specifiek bedrijventerrein nodig.

Om aan de behoefte te voldoen, zetten wij allereerst in op herstructurering, revitalisering en eventuele herprofilering van en efficiënter ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen in stedelijk gebied. Daarbij kunnen tevens de ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulariteit en gezondheid zo veel als mogelijk geëffectueerd worden. Naar verwachting leiden deze opgaven ook tot extra ruimtebeslag. Niettemin zijn we terughoudend met het mogelijk maken van de ontwikkeling van nieuw, nog niet gepland bedrijventerrein in de provincie Utrecht. De totale extra behoefte aan specifiek bedrijventerrein tot 2030, inclusief vervanging van mogelijk te transformeren bedrijventerrein, wordt geraamd op circa 212 hectare (behoefteraming Stec, oktober 2019). Deze totale extra behoefte kan worden onderscheiden in een lokale, regionale en bovenregionale behoefte.

De behoefte vanuit het lokale, reeds gevestigde bedrijfsleven (uitbreiding of vervanging) willen wij waar mogelijk faciliteren.

Bedrijfsvestiging

Als het gaat om de bovenregionale ruimtevraag voor bedrijfsvestiging zien we graag bedrijven van elders die het economisch profiel ('groen, gezond en slim') van de regio verder versterken. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het creëren van toegevoegde waarde, het toevoegen van substantiële werkgelegenheid in bepaalde segmenten waar behoefte aan is of vanwege de toelevering van noodzakelijke diensten en producten voor de regio. De Regionaal Economische Agenda (REA) geeft daarvoor het kader aan. We proberen economische groei te realiseren in het aanpakken van maatschappelijke opgaven: 1. Toekomstgerichte leefomgeving, 2. Gezonde mensen en 3. Waardevolle digitalisering. Daarbij kijken wij tevens naar de verhouding ruimtebeslag/ arbeidsplaatsen, zonder dat meer altijd beter is dan minder. Vanuit dezelfde behoefte aan werkgelegenheid en opgavengerichtheid, realiseren wij ons dat wij niet altijd weten en kunnen plannen waar de maatschappij op dat moment behoefte aan heeft. Daarin hebben de ontwikkelingen in de markt een grotere invloed. Een economische crisis kan bijvoorbeeld de aandacht meer op het hier en nu en zorg voor behoud van werkgelegenheid richten. Want het hebben van werk draagt ook bij aan gezondheid. Dan hebben we minder oog voor toekomstige werkgelegenheid. Maar er kunnen zich ook kansen voor doen om juist ontwikkelingen die toekomstige werkgelegenheid betekenen, te helpen versnellen. Dit vraagt om monitoring en maatwerk. Dat maatwerk bieden wij graag vanuit een houding van gastvrijheid en samenwerking richting ondernemers. Die gastvrijheid kan ook inhouden dat we ondernemers in contact brengen met regio's in de Rijndelta, waar ze betere kansen door een grotere toegevoegde waarde hebben. Om te bevorderen dat dit ook omgekeerd gebeurt, breiden we de samenwerking met andere regio's uit.

Lokale bedrijven zijn vaak verankerd in de lokale samenleving. In specifieke gevallen bieden wij ruimte voor de uitbreiding van een bedrijventerrein. Namelijk daar waar er binnenstedelijk via bijvoorbeeld herstructurering geen mogelijkheden meer zijn, de uitbreiding of uitplaatsing nog past bij de aanwezige verkeersinfrastructuur, de uitbreiding past bij het karakter van het dorp en de regionale economie en waar er geen mogelijkheden zijn binnen het bestaande stedelijke gebied.

Vooralsnog zijn geen zoekrichtingen opgenomen voor grootschaliger regionale bedrijventerreinen. Voor de korte termijn (meer lokaal) en voor de middellange termijn gaat het om het zoeken naar mogelijke locaties voor specifieke bedrijventerreinen: regionaal, goed bereikbaar, bij voorkeur 1 aan westkant en 1 aan oostkant van de provincie. In de regionale programmeringsgesprekken kunnen zoeklocaties worden verkend. Mocht de realisatie van een dergelijk terrein aan de orde komen, dan wordt aan Provinciale Staten voorgelegd dit op te nemen in het Kader voor de regionale programmering wonen en werken wat jaarlijks bijgesteld kan worden.

Systematiek locaties voor werken

Voor de locatiekeuze voor bedrijventerreinen hanteren we een soortgelijke systematiek als voor woningbouwlocaties: we willen samen met gemeenten komen tot een regionale programmering van werklocaties. Hierin willen we tevens de herstructurering en verduurzaming van bestaande bedrijventerreinen betrekken. Provinciale Staten stellen een kader vast voor deze regionale programmering. In dit kader worden in ieder geval de kwantitatieve bandbreedtes per regio opgenomen, maar ook kwalitatieve ambities, bijvoorbeeld op het gebied van circulariteit en duurzaamheid. Daarnaast bevat het kader ook een opsomming van reeds planologisch afgewogen of aanvaardbare locaties die nog niet tot ontwikkeling zijn gekomen. In verband met de continuïteit van beleid dienen deze locaties te worden opgenomen in het regionale programma. Gemeenten kunnen voorstellen doen voor de aanpak van bestaande en voor nieuwe werklocaties die regionaal worden afgestemd en geprogrammeerd. De uitkomst van de regionale programmering leggen Gedeputeerde Staten vast in een provinciaal programma. Dit provinciaal programma wordt in ontwerp, tezamen met de opgestelde planMER, ter inzage gelegd. In de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmings- of omgevingsplan voor bedrijventerreinontwikkeling moet passen binnen het provinciale programma. Voorts stelt de Omgevingsvisie regels ter borging van de Utrechtse kwaliteiten.

Teneinde adaptief te kunnen inspelen op actuele en maatschappelijke ontwikkelingen, zullen we de uitvoering van dit programma monitoren en regelmatig evalueren, zodat bijstelling kan plaatsvinden.

Kantoren

Kantoren bevinden zich voornamelijk in stedelijk gebied. We willen de bestaande kantorenvoorraad zo goed mogelijk benutten. De thans aanwezige nieuwbouwmogelijkheden, onder andere op de knooppuntlocaties stationsgebied Utrecht, stationsgebied Amersfoort en Leidsche Rijn Centrum, zijn voldoende om aan de maximale vraag naar kantoorruimte tot en met 2027 te voldoen. Via het provinciaal inpassingsplan Kantoren hebben we overtollige plancapaciteit gereduceerd. Voorts blijven we inzetten op vernieuwing van verouderde kantoren op courante locaties en op de herontwikkeling en transformatie van kantoorgebieden met problematische leegstand.

Retail

Door de opkomst van het internet neemt het aantal fysieke winkelmeters steeds verder af. De binnensteden en dorpscentra komen daardoor onder druk te staan met als gevolg leegstand, verpaupering en ondermijning. Een duurzame retailstructuur vinden we een essentiële voorwaarde voor het behoud van de leefkwaliteit van onze steden en dorpen. Ons beleid is daarom er op gericht om de nieuwvestiging van retail te concentreren in het bestaand winkelgebied. Daarnaast willen wij ons met de gemeenten en ondernemingen inzetten voor een beleid gericht op versterking van de vitaliteit van onze binnensteden en dorpen. Voor detailhandel in overwegend volumineuze goederen, waarvoor in de bestaande centra geen ruimte is, is in plannen die van kracht zijn nog voldoende planologische ruimte beschikbaar.



Box A12 Zone     

De A12 Zone is al geruime tijd in beeld als kansrijke verstedelijkingslocatie. De urgentie op de woningmarkt, actuele ambities ten aanzien van klimaat, energie, gezonde verstedelijking en relevante regionale knelpunten in de autobereikbaarheid en overbelasting van Utrecht CS zijn aanleiding geweest om het Verstedelijkingsperspectief A12 Centraal (mei 2011) te actualiseren. Daarnaast is geconstateerd dat ook de gehanteerde werkwijze van ‘actief rentmeesterschap’ niet afdoende is om de ambities voor de toekomst veilig te stellen. Reden om ook het Handelingsperspectief (2013) goed tegen het licht te houden en nieuwe invulling te geven.

In een intensieve samenwerking met de gemeenten Houten, Nieuwegein en Utrecht en Rijkswaterstaat Midden Nederland werkt de Provincie Utrecht de verstedelijkingsmogelijkheden van de A12 Zone verder uit, wat resulteert in een set ontwikkelprincipes. Hierbij staan een zestal ambities centraal:

  1. De A12 Zone levert een substantiële bijdrage aan de regionale woningbehoefte;
  2. De A12 Zone levert een substantiële bijdrage aan voldoende en kwalitatieve werkgelegenheid;
  3. De A12 Zone draagt bij aan het bereikbaar houden van stad, regio en land;
  4. De A12 Zone versterkt de aanwezige landschappelijke waarden en cultuurhistorie en biedt ruimte voor sport en recreatie;
  5. De A12 Zone is klimaatadaptiefen energieneutraal;
  6. De A12 Zone bouwt aan een gezonde stad met een adequaat voorzieningenniveau.

Ontwikkelprincipes A12 zone (bron: Urhahn i.o.v. projectorganisatie A12 Zone, 2021)

In vervolg op het Ontwikkelperspectief ‘Utrecht Nabij’ (vastgesteld op 25 november 2020) wordt voor de A12 Zone een Gebiedsonderzoek uitgevoerd door de samenwerkende overheden. De ontwikkelprincipes worden in dit onderzoek betrokken.



4.4.2h Uitvoering geven aan beleid voor ‘ruimte voor werken en winkelen’     

Vanuit de rollen stimuleren / participeren / realiseren:

  • Samen met gemeenten/regio’s regionale programmering van bedrijventerreinen.
  • Regionale economische agenda.

Vanuit de rol reguleren:

  • Verplichting tot regionale programmering specifieke bedrijventerreinen.
  • Criteria en voorwaarden specifieke bedrijvenlocaties.
  • Regels die nieuwvestiging kantoren beperken.
  • Regels die nieuwvestiging detailhandel beperken tot bestaande winkelgebieden.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Ruimtelijk-economische Strategie voor Utrecht.
  • Prognose behoefte bedrijventerreinen (Stec, 2019).
  • IBIS – bedrijvenlocatiemonitor.
  • Provinciaal Arbeidsplaatsenregister.



4.5 Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar     

De provincie Utrecht beschikt over een goede bereikbaarheid van en naar de andere stedelijke regio’s in Nederland en tussen de steden en dorpen in de provincie. Bereikbaarheid is een voorwaarde voor een goed functionerende samenleving en economie. Werk, scholen, winkels, voorzieningen en recreatie moeten goed bereikbaar zijn voor iedereen. Mensen moeten elkaar gemakkelijk kunnen ontmoeten.

De bereikbaarheid staat onder druk door de groei van het aantal reisbewegingen, van het wonen en het werken. Daarnaast vragen de complexe opgaven op het gebied van duurzaamheid en leefbaarheid om steeds meer aandacht. Het (weg)verkeer heeft een groot aandeel in het energieverbruik en de CO2-uitstoot. De mobiliteit groeit hard in alle vervoerwijzen (zoals fiets, weg en OV), met gemiddeld circa 35% tot 2040. De vervoersnetwerken raken aan de grenzen van hun capaciteit en de ruimte is schaars. De spreekwoordelijke Utrechtse fietsfiles en “sardientjesbussen” illustreren dit.

We staan voor een grote en complexe uitdaging: komen tot vernieuwende en passende mobiliteitsoplossingen. Deze moeten bijdragen aan die betere bereikbaarheid en een kwalitatief hoogwaardige Utrechtse regionale samenleving met een groeiende bevolking, bedrijvigheid en verstedelijking. Kortom: een mobiliteitstransitie naar gezonde en duurzame vervoerswijzen, ander reisgedrag en op een ander schaalniveau. In de (metropool)regio Utrecht is een schaalsprong nodig in de netwerken. Die voor autoverkeer is al gepland, maar staat onder druk vanwege de inpasbaarheid. Voor openbaar vervoer en fiets moet deze schaalsprong nog grotendeels gestalte krijgen.

De samenhang tussen deze verschillende netwerken moet worden versterkt via intensivering van ons knooppuntenbeleid. Dit is een uitdaging, omdat Utrecht enerzijds de draaischijf is in de landelijke netwerken (weg en spoor), maar anderzijds ook een regionaal netwerk kent dat tevens een sterk groeiende vraag moet opvangen in samenhang met die landelijke netwerken. Belangrijke oplossingen hiervoor richting 2040 moeten hun weg vinden in de gezamenlijk door Rijk, provincie en gemeenten vormgegeven programma’s U Ned en het Toekomstbeeld OV. Gezien de urgentie kunnen de nadere uitwerkingen de komende jaren niet snel genoeg tot stand komen. Deze uitwerkingen zijn meestal provinciegrens overstijgend. Zij vragen nauwe samenwerking met het Rijk als het gaat om de verbindende functie van rijksinfrastructuur, maar ook intensieve samenwerkingen met omliggende stedelijke netwerken en regio’s in alle windrichtingen. Zo vormt bijvoorbeeld de provincie Utrecht met de Amsterdamse regio inclusief het Gooi en Almere een gezamenlijke MIRT regio, waarbinnen (financiële) afspraken tussen Rijk en decentrale overheden worden gemaakt. Verder is er de samenwerking Foodvalley die deels in de Provincie Utrecht en deels in de Provincie Gelderland ligt en voor een belangrijk deel grenst aan de regio Amersfoort een goed voorbeeld van gezamenlijk zoeken naar bereikbaarheidsoplossingen.

Knooppunten zijn plaatsen waar meerdere vormen van vervoer samenkomen. Vaak gaat het om treinstations, maar ook tram- en bushaltes kunnen fungeren als knooppunten. Onze provincie beschikt over een uitgebreid provinciaal openbaar vervoer (OV) netwerk, met daarin een variatie van grote, (inter)nationale knooppunten rond Utrecht en Amersfoort Centraal, tot kleinere lokale knooppunten.

Deze knooppunten zijn aantrekkelijk voor verdere verstedelijking, omdat deze locaties relatief goed bereikbaar zijn met meerdere vervoerwijzen. Ook vanuit de dunner bevolkte gebieden. Bij veel knooppunten bevinden zich daarom nu al veel bedrijven, voorzieningen en woningen, maar er is ook nog veel potentie voor verdere ontwikkeling.

Onze provincie beschikt over een goed en fijnmazig netwerk aan autowegen en fietspaden. Ook het OV-netwerk is uitgebreid, maar is meer afhankelijk van de reizigersvraag. Vanwege de groei in onze provincie ontstaan er steeds meer knelpunten op alle netwerken en is er aandacht nodig voor een schaalsprong. Met name rond het stedelijk gebied van Utrecht en Amersfoort.

In deze paragraaf schetsen wij de hoofdlijnen van onze ambities en beleid op het gebied van bereikbaarheid. Allereerst beschrijven wij wat wij verstaan onder goede bereikbaarheid en een verkeersveilige omgeving, daarna gaan we achtereenvolgens in op onze inzet op knooppuntontwikkeling, de netwerken voor weg, OV en fiets en de wijze waarop we de mobiliteitsgroei willen accommoderen.



4.5.1 Een goed bereikbare provincie     

Ambities

  • 2040: de provincie Utrecht is goed bereikbaar per fiets, openbaar vervoer en auto in een gezonde en verkeersveilige omgeving. Dit is essentieel voor een vitale Utrechtse regio.
  • 2040: alle belangrijke nieuwe en bestaande woon- en werklocaties en sociaal-recreatieve voorzieningen binnen de provincie Utrecht zijn op een ruimte-efficiënte, duurzame, gezonde en veilige manier bereikbaar.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 12 en 13. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

Bereikbaarheid faciliteren

De toenemende druk op de bereikbaarheid en de complexe opgaven op het gebied van duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid vragen om stevige keuzes over waar en hoe we de bereikbaarheid willen faciliteren.

Wij bezien wonen, werken en bereikbaarheid in samenhang als onderdeel van een integrale opgave. Grootschalige woningbouwontwikkeling en groei van werklocaties is alleen mogelijk door (grote) investeringen in bereikbaarheid. Ontwikkeling van bestaande en nieuwe knooppunten is noodzakelijk om een snelle en slimme overstap tussen de verschillende vervoerwijzen mogelijk te maken en daarmee de uitwisseling tussen nationale, regionale en lokale netwerken. Daarbij zetten we primair in op ontsluiting van (nieuwe) OV-knooppunten en vergroten van het fietsgebruik.

Structurele aandacht voor gedragsbeïnvloeding, slimme mobiliteit, benutting van de bestaande netwerken en relatief kleinschalige investeringen in doorstroming van fiets en OV gaan daarbij hand in hand met zeer grote investeringen in met name knooppuntontwikkeling, een regionale OV-ring en een fietsnetwerk met stedelijke doorfietsroutes en regionale snelfietsroutes.

Goede bereikbaarheid

Bereikbaarheid begint bij ruimtelijke ontwikkeling. Zeker in de provincie Utrecht waar ruimte schaars is. Grootschalige woon- en werklocaties liggen bij voorkeur dicht bij elkaar (loop- of fietsafstand) of in de nabijheid van OV-knooppunten. Een belangrijke verbetering van de bereikbaarheid is dan ook te bereiken met duidelijke keuzes in de ruimtelijke inrichting.

Voorheen werd met het begrip ‘verbeteren van de bereikbaarheid’ meestal gedoeld op de prestaties van de verschillende vervoersnetwerken op specifieke plekken; files of trein/bus te vol. Dit leidde vooral tot het oplossen van losse knelpunten op deze netwerken. Relevant voor de reiziger is echter vooral de reistijd en de betrouwbaarheid daarvan voor de gehele verplaatsing. Daarom is het voor ons beleid beter om te kijken naar de reistijd die reizigers hebben naar plekken waar zij willen zijn voor werk, opleiding of voorzieningen. Die bereikbaarheidskwaliteit, hebben inwoners een acceptabele en betrouwbare reistijd tot voldoende functies, stellen wij voortaan in ons beleid centraal. Hierbij kijken wij naar de bereikbaarheid met alle modaliteiten vanuit de woonomgeving (minimaal 4-cijferig postcode niveau).

Qua bereikbaarheid streven we ook niet langer voor elke locatie naar dezelfde norm. Plaatsen waar veel mensen dicht bij elkaar wonen en werken worden gekenmerkt door kortere afstanden (en dus ook vaak kortere reistijden) en een groter en meer divers aanbod aan reismogelijkheden. Het streven naar een gelijkwaardige bereikbaarheidskwaliteit voor het stadscentrum van Utrecht in vergelijking tot bijvoorbeeld het dorp Cothen is niet realistisch. Mate van stedelijkheid (dichtheid) en mate van bereikbaarheid zijn dus onlosmakelijk aan elkaar verbonden.

In ons bereikbaarheidsbeleid kijken wij daarom naar de reistijd van de vijf verstedelijkingsniveaus van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit stelt ons in staat om de bereikbaarheid van gebieden met een vergelijkbare bevolkingsdichtheid te vergelijken en te bepalen of deze voldoet. Dit bepaalt ook hoe, waar en in welke mate in bereikbaarheidsoplossingen geïnvesteerd gaat worden. In de verordening is hierbij de mobiliteitstoets een instrument. In onderstaande figuur is de verschillende reistijd van de verstedelijkingsniveaus gevisualiseerd. Wij gaan deze bereikbaarheidsmaat de komende jaren verder uitwerken in samenhang met andere mobiliteitsindicatoren.

Het verbeteren van de bereikbaarheidskwaliteit is geen solitaire opgave van de provincie. Ook het Rijk (inbegrepen Rijkswaterstaat en ProRail) en gemeenten hebben netwerken in beheer. Bereikbaarheid heeft een ruimtebeslag: er is ruimte nodig om wegen, fietspaden en openbaar vervoer te realiseren. Een geschikte combinatie van vervoerwijzen verschilt daarom ook sterk per gebied. De ruimte binnen de steden Utrecht en Amersfoort maar ook in centra van kleine steden is beperkt en daarom moet daar ingezet worden op vervoerwijzen met een relatief klein ruimtebeslag, zoals OV, fiets en lopen. Buiten stedelijke gebieden is meer ruimte, maar ook daar is het belangrijk om vanuit leefbaarheid en veiligheid in te zetten op schone vervoerwijzen die aansluiten op de gebiedseigen mobiliteitsbehoefte.

Verkeersveilige omgeving

De inrichting en inpassing van infrastructuur in de omgeving heeft invloed op de verkeersveiligheid. Zo is voor een veilige indeling van een weg een bepaald ruimtebeslag noodzakelijk. Maar ook bebouwing of een bouwwerk naast de (water)weg kan effect hebben op de verkeersveiligheid. De provincie past het provinciale netwerk zo goed als mogelijk aan tot een duurzaam veilig verkeersnetwerk. Een duurzaam veilige weginrichting stimuleert veilig verkeersgedrag waardoor het aantal ernstige ongevallen vermindert. Daarnaast stimuleert de provincie verkeersveilig gedrag door het aanbieden van verkeerseducatie en voorlichting en het risico gestuurd inzetten van handhaving.

De mobiliteit van de toekomst

Mobiliteit van de toekomst moet veilig, schoon en slim zijn. Dit stelt voorwaarden aan de wijze waarop we bereikbaarheid faciliteren. Deze transitie kenmerkt zich door een aantal met elkaar in verband staande veranderingen:

MOBILITEITSTRANSITIE 2040

WE GAAN VAN

NAAR

Verschillende modaliteiten

Eén samenhangend mobiliteitssysteem

Focus op economie

Afweging effecten op bredere maatschappelijke doelen (gezondheid)

Aanbod gestuurd

Vraag gestuurd en data gedreven

Vastleggen voor de lange termijn

Flexibel en adaptief beleid

Focus op aanleg nieuwe infrastructuur

Focus op behoud en optimale multimodale benutting infrastructuur

One size fits all

Differentiatie naar type gebied

Afzonderlijke projecten

Gebieds- en corridorgerichte aanpak

Dansen tussen de schalen: nationaal-regionaal-lokaal

De hiervoor geschetste transitie in mobiliteit stelt eisen aan de wijze waarop we ons beleid vormgeven en uitvoeren. Utrecht is zowel de draaischijf op nationaal niveau als een regionaal vervoerssysteem. Opgaven bevatten nationale, regionale en lokale componenten. Dit vraagt om een intensief, maar ook gericht samenwerken in een gebiedsgerichte aanpak, waarin we vervoerwijzen en netwerken in samenhang beschouwen en adaptief programmeren. Wij zien voor onszelf als regionaal middenbestuur een belangrijke rol in het organiseren van die samenwerking.



4.5.1f Uitvoering geven aan beleid voor ‘een goed bereikbare provincie’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Samenhangende aanpak voor diverse aspecten van bereikbaarheid waarin rijk, provincie en gemeenten een goede bereikbaarheid borgen. Kleinschalige investeringen in fiets en doorstroming OV gaan daarbij hand in hand met grote investeringen in met name knooppuntontwikkeling en een regionale OV-ring en een fietsnetwerk met stedelijke doorfietsroutes en regionale snelfietsroutes.
  • Programma U Ned.

Vanuit de rol reguleren:

  • Mobiliteitstoets.



4.5.2 Ontwikkeling bij knooppunten     

Ambities

  • 2050: de locaties voor wonen, werken en ontmoeten en de bereikbaarheid zijn in onderlinge samenhang, en in samenhang met andere aspecten zoals energie, klimaat, natuur en recreatie afgestemd.
  • 2050: nieuwe grootschalige stedelijke ontwikkelingen zijn in de directe nabijheid van (hoogwaardig OV-) knooppunten gerealiseerd.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 12 en 13. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

Bereikbaarheid

In de voorgaande paragraaf hebben we bij de basisprincipes voor verstedelijking aangegeven dat we de behoefte aan nieuwe woon- en werklocaties vooral binnenstedelijk en rond bestaande of nieuwe openbaar vervoer knooppunten willen realiseren. Op die manier blijven de ongewenste verkeerseffecten van die groei zoveel mogelijk beperkt en kunnen we de groei geconcentreerd en op duurzame wijze opvangen. In de gebiedsuitwerkingen (Hoofdstuk 5) worden deze zoekrichtingen nader geconcretiseerd. Wij vinden het essentieel dat de groei van het aantal woningen niet leidt tot een verdere afname van de regionale bereikbaarheid. Ook de nationale bereikbaarheid heeft daar baat bij.

Bij knooppunten komen veel vervoersstromen samen (nu en/of in de toekomst). Het belang van knooppunten zal in de toekomst verder toenemen. Binnenstedelijke bestemmingen worden voor autoverkeer lastiger bereikbaar. Het openbaar vervoer netwerk zal sneller en frequenter worden, waarbij vaker sprake zal zijn van overstappen en minder haltes. Met de komst van onder meer de elektrische fiets, OV-fietsen, ‘Mobility-as-a-service’ (MaaS)-concepten, de toenemende aandacht voor lopen en verbetering van de kwaliteit van reisinformatie worden gecombineerde ketenreizen steeds belangrijker. In stedelijk gebied neemt het belang van openbaar vervoer in combinatie met fietsgebruik en lopen toe, omdat deze vervoerwijzen het beste in staat zijn om de ruimtelijke groeiopgave te ondersteunen en beter passen bij een gezonde en duurzame levensstijl en de leefbaarheidskwaliteit in de stad. Wij willen de ontwikkelkansen die zich in de nabijheid van OV-knooppunten voordoen zoveel mogelijk benutten. Een hogere kwaliteit van de knooppunten willen we bereiken door de volgende beleidsinzet:

  • aantrekkelijk verknopen: richt zich op een betere bereikbaarheid van het knooppunt door openbaar vervoer, fiets, voetganger en auto;
  • aantrekkelijk reizen: richt zich op het reizigersgemak van de transfer, het overstappen van de ene op de andere vervoerwijze en de voor het reizen noodzakelijk voorzieningen, zoals voldoende op de vraag afgestemde parkeer-, fietsenstalling- en oplaadvoorzieningen, kaartverkoop en reisinformatie;
  • aantrekkelijk verblijven: veraangenamen van de wachttijd bij de overstap met aanvullende voorzieningen en door (ruimtelijke) aantrekkelijkheid van het knooppunt;
  • aantrekkelijk ontwikkelen: benutten van de ruimtelijke en economische potentie van het knooppunt en de directe omgeving.

Combinatie van vervoerwijzen

De meest geschikte combinatie van vervoerwijzen verschilt per situatie. Zo is de (elektrische) fiets aantrekkelijk voor korte en middellange afstanden. Het openbaar vervoer is vooral aantrekkelijk op trajecten met grote vervoersstromen. Deze zijn vooral te vinden in het stedelijk gebied (tram, bus, taxi) en tussen de stedelijke gebieden (trein). Lopen is aantrekkelijk voor korte verplaatsingen in het stedelijke gebied, bijvoorbeeld om de afstand tussen de OV-halte en de bestemming te overbruggen. De beloopbaarheid van routes vraagt daarom meer aandacht dan tot nu toe. De auto tenslotte is van groot belang in gebieden die niet door OV kunnen worden ontsloten. Door volop in te zetten op de ontwikkeling van knooppunten en hubs kunnen we de gewenste vervoerwijzen nog aantrekkelijker maken. Goede reisinformatie en makkelijke overstapmogelijkheden horen hierbij. Niet overal kunnen dezelfde voorzieningen met dezelfde kwaliteit worden aangeboden. De meest geschikte combinatie van vervoerwijzen per gebied bepalen we mede door naar de bereikbaarheid te kijken in relatie tot de mate van verstedelijking, zoals hierboven uiteengezet. In samenspraak met gemeenten zullen soms keuzes moeten worden gemaakt welke vervoerswijze op welke corridor voorrang krijgt. We zien nu al dat fysiek soms de ruimte ontbreekt voor een gecombineerde OV/fiets/auto-as. Hierdoor komt de bereikbaarheid en/of verkeersveiligheid in het gedrang.



4.5.2c Uitvoering geven aan beleid voor ‘ontwikkeling bij knooppunten’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Via de regionale programmering voor wonen en werken en het uitvoeringsprogramma knooppunten bij mobiliteit.



4.5.3 Optimalisatie van netwerken wegen, OV en fiets     

Ambities

  • 2040: het mobiliteitssysteem is duurzaam en veilig: klimaatneutraal, toekomstbestendig en voldoet zo veel mogelijk aan de gewenste kwaliteit van de leefomgeving. Dit betekent onder andere terugdringing van het (fossiele) energieverbruik en van de CO2-uitstoot.
  • 2050: er is een regionale OV-ring rond de stad Utrecht, met goede verbindingen richting Amersfoort, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en het Zuiden gerealiseerd.
  • 2030: alle belangrijke werklocaties, middelbare scholen en knooppunten zijn veilig, comfortabel en snel bereikbaar per fiets en de eerste zeven snelfietsroutes zijn gerealiseerd.
  • 2050: de schaalsprong Fiets heeft plaatsgevonden en een hoogwaardig netwerk van snelfiets- en doorfietsroutes is gerealiseerd.
  • 2030: het openbaar vervoer in onze provincie is zero-emissie en er is een impuls gegeven aan ander zero emissie vervoer. Dat betekent dat de laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer voldoende moet zijn om de toenemende vraag te bedienen.
  • 2030: de routering van gevaarlijke stoffen in de bebouwde kom is beperkt en de toename van risico’s voor mensen in de meest risicovolle zone rond stationslocaties en langs wegen wordt beperkt.
  • 2050: duurzaam goederenvervoer langs corridors en via hubs. Dit betekent beter benutten van de bestaande vaarwegen en een transitie naar duurzamer vervoer over land.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 12 en 13. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

Wegen

Omdat alle vervoerssystemen in de provincie Utrecht vol zitten is het belangrijk dat het wegennetwerk goed blijft functioneren. Onze verantwoordelijkheid ligt bij het regionaal (vaar)wegennet. Ook bij meer focus op OV en fiets blijft de auto vooralsnog voorlopig de belangrijkste factor in het provinciale mobiliteitsnetwerk. Het ziet er naar uit dat de grote wegenprojecten die vanuit het Rijk in de regio zijn voorzien in de komende jaren worden gerealiseerd, zoals de A27/A12 Ring Utrecht, A27 Houten-Hooipolder en knooppunt Hoevelaken. Daarnaast vergt dit optimaal gebruik van de bestaande netwerken door zowel het nationale als regionale verkeer. Hierbij hoort ook een goed beheer en onderhoud van het beschikbare wegennet. We zetten met andere wegbeheerders in op optimale benutting van ons wegennet. Samen met rijk, gemeenten en bedrijfsleven zetten we in op slim verplaatsen (mijden van de spits, thuiswerken, stimulering fiets en OV etc.).

Reistijd naar 100.000 arbeidsplaatsen met auto, fiets en OV (bron: bereikbaarheidsmonitor provincie Utrecht, 2018)

Leefbaar, gezond en duurzaam

Wij willen de mobiliteitsgroei zo veel mogelijk in goede banen leiden door criteria en voorwaarden op te nemen in de verordening waaronder de mobiliteitstoets. Waar infrastructuur wordt aangelegd, beheerd, onderhouden of aangepast zetten we in op een goede inpassing in de omgeving. Daarbij streven we naar het halen van de WHO-advieswaarden (geluid/luchtkwaliteit, zie paragraaf 4.1.1.) en naar kansen om een significante verbetering qua leefbaarheid en veiligheid te realiseren. Daarnaast experimenteren we op kleine schaal met innovaties om energie te winnen via infrastructuur. Zo dragen we bij aan landelijke innovaties, zodat we als gezamenlijke wegbeheerders relevante kansen signaleren en benutten.

We zetten in op het gebruik maken van zo schoon mogelijke voertuigen en we stimuleren het goederenvervoer over water en per spoor. Daarbij hebben we aandacht voor de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water, wat betreft routering en het beperken van het aantal personen in de nabijheid.

Transitie naar klimaatneutrale mobiliteit

Het energiegebruik van fossiele brandstoffen versnelt de klimaatverandering. We willen samen met gemeenten, energieleveranciers, netwerkbeheerders en bedrijfsleven een forse impuls geven aan (elektrisch) emissieloos personenvervoer. Specifiek voor het goederenvervoer willen we vervoer over water en het spoor stimuleren en waar mogelijk verder verduurzamen. Overslagpunten en hubs t.a.v. goederen kunnen een modal shift stimuleren, ook voor stedelijke logistiek. Ook het zo veel mogelijk bouwen rond knooppunten en het verschuiven van de focus naar OV en fiets kunnen het energiegebruik positief beïnvloeden. Het mobiliteitsnetwerk wordt zoveel mogelijk klimaatadaptief ingericht en mobiliteitsprojecten worden zoveel mogelijk duurzaam uitgevoerd. Hiervoor nemen we maatregelen ter voorkoming van effecten van overstromingen, wateroverlast, droogte en hitte bij calamiteiten en in ons beheer en onderhoud.

Kwaliteit voor de OV-reiziger

Het OV is een aantrekkelijke reismogelijkheid op de routes waar de vervoerstromen groot zijn en de ruimte schaars is. De provincie beschikt over een robuust OV-Netwerk zowel in het stedelijk gebied als daarbuiten. Het OV richt zich vooral op verplaatsingen op de middellange en lange afstand en is het meest effectief bij korte reistijden, directheid, hoge betrouwbaarheid, hoge frequenties en bijpassende voorzieningen voor first- en last mile oplossingen. Dit betekent dat OV nauw verbonden is met de ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de provincie. Dit komt onder andere tot uiting in de keuze om bij de verstedelijkingsopgave bij voorkeur te bouwen bij (toekomstige) OV-knooppunten. Ook wordt het in de toekomst steeds belangrijker om het provinciale bus- en tramnetwerk goed te verbinden met het landelijke spoornetwerk en eventuele regionale of landelijke lightrailprojecten in de provincie.

Voor de verdere ontwikkeling van het OV-netwerk zijn het ontlasten van Utrecht CS en het versterken van de bereikbaarheid van het USP prioriteiten. Dat vraagt om de ontwikkelingen van een regionale OV-ring, bestaande uit snelle tangentverbindingen en goede verbindingen met regiostations. Voor de uitwerking van deze verbindingen wordt een proces georganiseerd om verschillende tracévarianten af te wegen en omgevingspartijen te betrekken bij de uitwerking.

Voor aantrekkelijk openbaar vervoer is een goede doorstroming een belangrijke voorwaarde voor succes, naast frequentie en snelheid. Het leidt tot een betere kwaliteit, en daardoor een hogere reizigers tevredenheid. Ook neemt de efficiëntie toe wat leidt tot lagere exploitatiekosten of meer vervoer tegen gelijke kosten. Dit vraagt bijvoorbeeld om een betere doorstroming op verschillende corridors in Utrecht stad en Amersfoort.

Om de verschuiving naar OV en fiets te realiseren moeten we overstapmogelijkheden organiseren tussen vervoerwijzen aan de randen van de stad of langs invalswegen richting belangrijke bestemmingen. Ook vergt dit meer fysieke ruimte voor fiets en openbaar vervoer.

Het OV heeft ook een sociale taak om diegenen die niet de beschikking hebben over andere vervoermogelijkheden bereikbaarheid te bieden. Echter, op sommige plaatsen en tijden zullen de stromen te gering zijn voor lijngebonden openbaar vervoer. Uitgangspunt is namelijk dat we daar waar de vraag klein is (gemiddeld minder dan 6 reizigers per rit) af kunnen zien van openbaar vervoer met een lijn gebonden bus. In dergelijke gevallen zal de vervoervoorziening als ‘maatwerk’ worden aangeboden.

Wiel met spaken: Eerste integraal beeld van mogelijke nieuwe locatie en netwerkkeuzes in Metropoolregio Utrecht (Programmaplan in hoofdlijnen, Programma U Ned, mei 2018)

Kwaliteit voor de fietser

Wij voorzien dat er op drukke plaatsen in de toekomst alleen nog ruimte voor de meest ruimte-efficiënte, schone en stille vervoerwijzen is. De fiets is een vervoerswijze die hierin goed past. Daarom kiezen wij voor een schaalsprong van het regionaal fietsnetwerk; een vlot, veilig en comfortabel netwerk naar belangrijke werklocaties, scholen, knooppunten en vrijetijdslocaties. De elektrische fiets maakt het daarbij mogelijk om langere afstanden te overbruggen, waardoor het een goed alternatief kan zijn voor auto en openbaar vervoer en bijdraagt aan het oplossen van capaciteitsknelpunten. Daarom investeren we ook in de realisatie van snelfietsroutes. Daarbij kan ook smart mobility een rol spelen, zoals bij slimme verkeerslichten, die fietsers voorrang geven. We stimuleren het gebruik van de fiets in het voor- en natransport van openbaar vervoer door onder andere te investeren in voldoende en veilige stallingsplekken.

Het gaat ons niet alleen om een beter fietsnetwerk, maar ook om meer toegang tot de fiets voor iedereen en meer bewegen. Er zijn nog altijd veel inwoners die niet kunnen fietsen en geen fiets hebben. Daarbij pakt een grote groep mensen nog de auto voor fietsbare afstanden. Daarom zetten we in op doelgroepgerichte fietsstimulering.

Beter benutten van onze bestaande netwerken

We willen vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen. Het gebruik van de netwerken beïnvloeden we door een combinatie van multimodaal verkeersmanagement, reisinformatie, innovatieve transportdiensten en mobiliteitsmanagement. Deze komen samen in Smart Mobility via toepassing van Informatie- en Communicatie Technologie (ICT). We streven naar het optimaliseren van het gebruik van de fysieke infrastructuur (provinciaal wegennet, provinciale vaarwegen, provinciaal OV-netwerk, regionaal fietsnetwerk) voor iedereen die daarvan afhankelijk is voor het maken van reizen en vervoeren van goederen in de provincie Utrecht. Enerzijds door het verbeteren van de verkeersafwikkeling en doorstroming via nieuwe technieken in de verkeerslichten. Anderzijds door het stimuleren van de totstandkoming van mobiliteitsdiensten, zoals deze steeds meer door marktpartijen worden ontwikkeld. Dit doen we onder meer door de basisgegevens die nodig zijn voor deze diensten als open data aan te bieden.

Strategisch assetbeheer

De toekomst zal heel andere eisen aan onze infrastructuur stellen. Trends in mobiliteit, zelfrijdende auto’s en elektrisch vervoer maken dat we ook op het gebied van infra moeten innoveren. Samen met anderen overheden, kennisinstellingen, marktpartijen en gebruikers moeten we oplossingen vinden voor de grote uitdagingen waar we voor staan. De provincie bezit belangrijke assets die aan de basis liggen van het bestaande regionale bereikbaarheidsnetwerk en de doorontwikkeling daarvan mogelijk maken.

Voor een blijvende beschikbaarheid, veiligheid en goede doorstroming over onze kunstwerken, wegen, vaarwegen, fietspaden en OV-infrastructuur is risico-gestuurd beheer en onderhoud van voldoende niveau essentieel. Hiermee zijn forse kosten gemoeid. Voor onze wegen en kunstwerken kiezen wij voor een door het CROW als kwaliteitsniveau B getypeerd onderhoudsniveau. Onze infrastructuur is daarmee in een redelijke conditie. Plaatselijk kan sprake zijn van veroudering, zonder dat daarmee de functie of veiligheid in het geding is. Met een hoger kwaliteitsniveau zijn fors hogere kosten gemoeid, met een lager kwaliteitsniveau is de verkeersveiligheid in geding. Bij onze vaarwegen zoeken wij afstemming mat andere vaarwegbeheerders om slimme keuzen te maken voor beheer en bediening.

Uitgangspunt bij het beheer en onderhoud is een duurzame en veilige uitvoering van de werkzaamheden leidend tot een duurzame en klimaat adaptieve inrichting van onze (vaar)wegen. Als provinciaal wegbeheerder zijn wij verantwoordelijk voor een zo goed mogelijk werkend wegsysteem waarvan veilig gebruik kan worden gemaakt. In de Omgevingsverordening zijn daarom de activiteiten die dit kunnen verstoren gereguleerd.

Veiligheid en toegankelijkheid

De infrastructuur moet zo ingericht zijn dat veilig gebruik voor iedereen mogelijk is en wordt gestimuleerd. Kwetsbare doelgroepen verdienen hierin extra aandacht. Het gaat dan met name om kinderen/jongeren, ouderen en fietsers. Bij verschillende vervoerwijzen zijn er tal van belemmeringen die (potentiële) reizigers ervaren. Zo zijn sommige bestemmingen op bepaalde tijdstippen, bijvoorbeeld ’s avonds, niet te bereiken, of is de openbare ruimte (straten, stoepen) niet (goed) geschikt voor bepaalde gebruikersgroepen. Soms kunnen die barrières leiden tot vervoersarmoede. Daar waar het binnen ons vermogen ligt streven we naar optimale toegankelijkheid. Bijvoorbeeld als het gaat om de toegankelijkheid van haltes en voertuigen of bij een proef met gratis OV in de daluren voor oudere minima.



4.5.3i Uitvoering geven aan beleid voor ‘optimalisatie van netwerken wegen, OV en fiets’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Beheer van provinciale assets als (vaar)wegen en verkeers- en vervoerssystemen voor goede en veilige doorstroming.
  • Bij reconstructie van infrastructuur goede landschappelijke inpassing en behoud van milieunormen.
  • Uitwerking in zeven thematische uitvoeringsprogramma’s onder het Mobiliteitsprogramma: (water)wegen, fiets, openbaar vervoer, goederenvervoer, smart mobility, knooppunten en verkeersveiligheid.

Vanuit de rol reguleren:

  • Instructieregel over instandhouding OV-netwerk bij ontwikkelingen.



4.6 Levend landschap, erfgoed en cultuur     

Een aantrekkelijke leefomgeving draagt bij aan het welzijn van mensen. Daarom zetten we in op het doorontwikkelen van onze aantrekkelijke landschappen, het beschermen en benutten van historisch erfgoed en het ondersteunen van een goed cultureel aanbod.

Het Utrechtse landschap is mooi, verrassend en veelzijdig. De landschappelijke kwaliteiten en structuren zijn belangrijk voor het goede woon-, werk- en leefklimaat, het vestigingsklimaat en de recreatieve aantrekkelijkheid van de provincie. Landschappelijke kwaliteit is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefomgeving. De diversiteit aan Utrechtse landschappen is groot: de extreme openheid van Eemland of de Lopikerwaard, een open plek midden in het bos van de Utrechtse Heuvelrug en de overgang van de historische Grebbeberg naar het robuuste rivierenlandschap van Nederrijn en Lek.

Onze provincie kent vijf karakteristieke landschappen met de volgende kernkwaliteiten:

  • Landschap Eemland: extreme openheid, slagenverkaveling, veenweidekarakter, historie van de Zuiderzee, de hierin gelegen Grebbelinie en overgangsgebieden (bij Eemnes, Soest en Amersfoort).
  • Landschap Gelderse Vallei: rijk gevarieerde kleinschaligheid, stelsel van beken, griften en kanalen, de hierin gelegen Grebbelinie en overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).
  • Landschap Groene Hart: openheid, (veen)weidekarakter (incl. strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.), landschappelijke diversiteit en rust & stilte.
  • Landschap Rivierengebied: schaalcontrast van zeer open naar besloten, samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal – kom, samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal – rivier en de Langbroekerwetering en de Kromme Rijn als vesting en vestiging.
  • Landschap Utrechtse Heuvelrug: robuuste eenheid, reliëfbeleving en extreme historische gelaagdheid.

De kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van de vijf landschappen verschillende accenten.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam liggen over één of meer van deze landschappen heen en maken gebruik van hun kenmerkende structuren. Ze worden in paragraaf 4.6.2 bij het militair erfgoed beschreven.

Het Groene Hart, de Hollandse Waterlinies en de Utrechtse Heuvelrug zijn door het Rijk in de Nationale Omgevingsvisie aangewezen als bijzonder landschap.

Door de landschappen heen liggen aardkundige waarden. Deze vormen het structurerende reliëf in het Utrechtse landschap. De bodem van de provincie Utrecht is ontstaan in een periode van vele tienduizenden jaren. Landijs, de wind, rivieren en de zee hebben het landschap gevormd. Aardkundige waarden zijn plekken waar sporen hiervan nog zichtbaar zijn in het reliëf en/of in de bodem. Soms zijn de processen die de aardkundige waarden hebben gevormd nog actief, bijvoorbeeld bij stuif- en rivierduinen.

De aardkundige waarden zijn soms zeer opvallend en vertellen duidelijk het verhaal van het ontstaan van onze provincie. Deze aardkundige waarden heeft de provincie benoemd tot aardkundige monumenten. Voorbeelden hiervan zijn de Grebbeberg en de Westbroekse Zodden. De aardkundige monumenten vervullen een recreatieve rol. Meer informatie over de aardkundige monumenten kan gevonden worden via: aardkundige monumenten.

De kernrandzone is het gedeelte van het landschap en het landelijk gebied dat direct aansluit aan het stedelijk gebied. Deze zone om de Utrechtse kernen is van grote waarde voor de leefbaarheid van de kern als uitloopgebied en door de hier aanwezige stedelijke functies.

Cultuur en erfgoed geven de provincie identiteit en maken haar mooier. De vele monumenten, historische kernen en waardevolle cultuurlandschappen maken Utrecht tot een hoog gewaardeerde provincie om in te wonen, te werken en te recreëren. Dit wordt versterkt door een kwalitatief sterk, gevarieerd en goed bereikbaar cultureel aanbod.

De provincie Utrecht is rijk aan historische buitenplaatsen, vaak bij elkaar gelegen in historische buitenplaatszones met specifieke kenmerken. Het meest bekend zijn de gordels langs de Vecht en de Stichtse Lustwarande, maar ook elders komen concentraties voor. De cultuurhistorische waarden liggen vooral in de samenhang van parkstructuren, gebouwen en zichtlijnen.

Door de provincie Utrecht lopen vier grote voormalige waterlinies die wij aanmerken als militair erfgoed: de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam, de Grebbelinie en de Oude Hollandse Waterlinie.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie is voorgedragen als UNESCO Werelderfgoed, als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam. Voor deze linies en voor de Grebbelinie zijn de cultuurhistorische waarden gelegen in het samenhangende systeem van het strategische landschap, het watermanagement en de militaire werken, de openheid en het groene en overwegend rustige karakter. De waarde van de Oude Hollandse Waterlinie ligt in het snoer van vestingsteden en in enkele militaire werken in het landschap. Ook Park Vliegbasis Soesterberg en omgeving merken wij aan als militair erfgoed. Daar ligt de kwaliteit in de historische militaire structuren en elementen, en in de vele overblijfselen uit de Koude Oorlog.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam (bron: toolkit.liniebreed.nl)

Diverse gebieden in het Groene Hart hebben we aangewezen als bijzonder agrarisch cultuurlandschap. De cultuurhistorische waarden liggen vooral in de aanwezige ontginningsstructuur, de boerderijlinten en het waterbeheersingssysteem.

Binnen het archeologisch erfgoed leggen wij onze focus op drie belangrijke gebieden gelegen in de archeologisch waardevolle zones: de Neder-Germaanse Limes, de Utrechtse Heuvelrug (met een stapeling van cultuurhistorische kwaliteiten uit verschillende periodes) en Dorestad (Wijk bij Duurstede). Het archeologisch erfgoed van de Neder-Germaanse Limes is genomineerd voor de UNESCO Werelderfgoedlijst. De cultuurhistorische waarden liggen vooral in de samenhang tussen de verschillende archeologische structuren, elementen en het landschap. Voor de Limes is ook het lineaire karakter van belang.

Van oudsher heeft de historische infrastructuur grote invloed gehad op de ontwikkeling van de provincie. Wij hechten bijzondere waarde aan drie iconische routes: de Wegh der Weegen (tussen De Bilt en Amersfoort), de Route Impériale (Napoleonroute van Amsterdam naar Parijs) en de Via Regia (route van Utrecht naar Keulen). De cultuurhistorische waarden liggen vooral in het tracé en in de bijbehorende historische elementen.

De culturele voorzieningen in de provincie Utrecht zijn laagdrempelig, sterk en zeer divers, onder andere door een relatief jonge bevolking, bruisende steden en hoogwaardige creatieve opleidingen. Dankzij het netwerk van bibliotheekvoorzieningen en het aanbod van cultuureducatie via het onderwijs heeft iedereen de mogelijkheid te participeren. Dit draagt bij aan de totstandkoming van een inclusieve samenleving. Een grote dichtheid aan musea en gerenommeerde festivals versterkt de aantrekkelijkheid van de provincie voor bewoners en toeristen. De creatieve sector beschikt bovendien over verbeeldingskracht en ontwerpkwaliteit en levert daarmee een bijdrage aan oplossingen voor complexe maatschappelijke vraagstukken.



4.6.1 Aantrekkelijke landschappen     

Ambities

  • 2050: bij ontwikkelingen is voortgebouwd op de kernkwaliteiten van onze karakteristieke landschappen. Aardkundige waarden zijn zichtbaar in het landschap.
  • 2030: bestaande en nieuwe aardkundige monumenten vertellen het verhaal van het aardkundig erfgoed en dragen bij aan de recreatieve beleving van het landschap.
  • 2030: alle gemeenten hebben initiatieven ontplooid die ten goede komen aan de kernrandzone.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 14. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

4.6.1a Aantrekkelijke landschappen     

Elk Utrechts landschap heeft zijn eigen kwaliteiten die mede richting geven aan de daarin gelegen en omliggende functies en hun ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom willen wij op de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen voortbouwen en deze doorontwikkelen in onze provincie. Een landschap is geen statisch plaatje; landschap is altijd in ontwikkeling en elk landschap heeft ruimte voor een vorm van dynamiek. Maar wel op zo’n manier dat de landschapskwaliteit wordt doorontwikkeld en beter beleefbaar wordt, onder andere met behulp van creatieve verbeeldingskracht. In het werken met landschapskwaliteit gaan we uit van een samenspel tussen het beeld (wat zie je), functies (wat gebeurt er) en robuuste structuren (samenhang, relaties).

Voor elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiting gevonden worden bij de kernkwaliteiten van het landschap. Voor de open landschappen gelden andere principes dan voor de meer gesloten landschappen. Landschappen vragen om bebouwing die qua maat en schaal passen bij de kernen die in het landelijk gebied gelegen zijn.



Voor de vijf karakteristieke Utrechtse landschappen willen we de kernkwaliteiten doorontwikkelen. In de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen (www.provincie-utrecht.nl/kwaliteitsgids) hebben we de kernkwaliteiten uitgebreid beschreven en handvatten opgenomen voor het omgaan met de kernkwaliteiten. Op de kaart Kernkwaliteiten van het landschap geven wij aan welke essentiële structuren in het landschap wij belangrijk vinden om nieuwe ontwikkelingen goed in te passen, zoals de grootschalige realisatie van duurzame energiebronnen en het tegengaan van bodemdaling. Wij vragen gemeenten en initiatiefnemers bij ontwikkelingen hiervan gebruik te maken.

Wij werken in verschillende samenwerkingsverbanden met andere partijen aan de kwaliteit van onze landschappen, zoals het Bestuurlijk Platform Groene Hart, het programma Hart van de Heuvelrug en in het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. De resultaten van deze samenwerkingen zijn op verschillende plaatsen in deze visie terug te vinden, zoals bij de thema’s recreatie en natuur.

De grote landschappen van de provincie Utrecht (bron: provincie Utrecht, 2019)



4.6.1b Aardkundige waarden en monumenten     

De provincie beschermt de aardkundige waarden. Als een voorgestelde ingreep botst met de aardkundige waarden in een gebied, is een gedegen afweging tussen de ingreep en het behoud van de aardkundige waarde(n) nodig. Hierbij moet rekening gehouden worden met de bescherming van het natuurlijk reliëf, de bodemopbouw en eventuele actieve landschapsvormende processen.

Wat betreft de aardkundige monumenten zetten wij ons waar mogelijk in om de recreatieve en educatieve rol ervan te versterken. Om het verhaal van het onstaan van de provincie nog completer te maken, worden nieuwe aardkundige monumenten benoemd.

De provincie waardeert de inspanningen van het burgerinitiatief om te komen tot een UNESCO Global Geopark dat de Heuvelrug en de waterrijke gebieden aan weerszijden omvat.



4.6.1c Kernrandzone     

Vanwege de kwaliteiten en mogelijkheden van de kernrandzones vragen wij gemeenten om specifiek beleid gericht op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Als dit nodig is voor de realisatie van ruimtelijke kwaliteitsversterking kan met dit beleid ook nieuwe verstedelijking mogelijk worden gemaakt. De aard en omvang van deze verstedelijking dient in redelijke verhouding te staan tot deze gewenste kwaliteitsversterking. En de aard en omvang van de gehele ontwikkeling dient in redelijke verhouding te staan tot de kern waaromheen de betreffende kernrandzone gelegen is. Daarbij stimuleren wij gemeenten om hun kernrandzone(s) in breder verband te bekijken en hiervoor een integrale ontwikkelvisie op te stellen. Idealiter neemt de gemeente het initiatief om voor de gehele kernrandzone gezamenlijk met gebiedspartijen en de provincie een integrale ontwikkelvisie op te stellen. Als de gemeente met ons overeenstemming bereikt over de ontwikkelvisie, kan deze door de gemeente worden gehanteerd als uitnodigend beleidskader. Planinitiatieven die hierbinnen passen, kunnen dan zonder nadere provinciale beoordeling worden uitgewerkt. Ter ondersteuning voor het opstellen van een ontwikkelingsvisie is een provinciale handreiking beschikbaar via onze website.

Het kernrandzonebeleid maakt deel uit van ons beleid voor rood-voor-groen in het landelijk gebied. Rood-voor-groen kan ingezet worden als er sprake is van een kwalitatieve opgave waar bijvoorbeeld omzetting van landbouwgrond naar groene functies gewenst is, of waar extra beheermiddelen gewenst zijn en waar daarom soms ook de vestiging van stedelijke functies aanvaardbaar is. Naast de kernrandzone gaat het om de recreatiezones (zie paragraaf 4.1), de groene contour (zie paragraaf 4.7) en de historische buitenplaatszones en de forten in het militair erfgoed (zie hierna). In al deze zones, met uitzondering van de forten, kan onder voorwaarden bij verstedelijking ook aan zonnevelden gedacht worden.



4.6.1d Uitvoering geven aan beleid voor ‘aantrekkelijke landschappen’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Actualiseren Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen.
  • Uitvoering Kwaliteitsgids, o.a. via een prijsvraag.

Vanuit de rol reguleren:

  • Regels over beschermen en ontwikkelen kernkwaliteiten en ter voorkoming van nieuwe activiteiten die de kernkwaliteiten aantasten.
  • Instructieregel voor kernrandzones en aardkundige waarden.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

4.6.2 Toegankelijke cultuur en waardevol erfgoed     

Ambities

  • 2050: de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur zijn als dragers en aanjagers van ruimtelijke kwaliteit in stand gehouden en versterkt.
  • 2050: de uitzonderlijke universele waarde van UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies en Neder-Germaanse Limes is onaangetast en benut als uitgangspunt en inspiratiebron bij ontwikkelingen.
  • 2050: monumenten verkeren in goede staat en archeologische vondsten worden professioneel beheerd.
  • 2050: Utrecht beschikt over een hoogwaardig cultureel aanbod dat is meegegroeid met de bevolkingstoename. Cultuur- en erfgoededucatie zijn goed ingebed in het onderwijs. Bibliotheken vormen een laagdrempelige maatschappelijke voorziening.
  • 2030: de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur zijn geborgd in alle gemeentelijke omgevingsplannen en hebben aantoonbaar bijgedragen aan de transitie van de leefomgeving.
  • 2030: de uitzonderlijke universele waarde van UNESCO Werelderfgoed is geborgd in alle gemeentelijke omgevingsplannen en heeft aantoonbaar bijgedragen aan de transitie van de leefomgeving.
  • 2030: de bekendheid, zichtbaarheid en beleefbaarheid van het UNESCO Werelderfgoed is vergroot.
  • 2030: het aantal rijksmonumenten in een slechte of matige staat van onderhoud is gehalveerd.
  • 2030: het merendeel van de leerlingen van het primair onderwijs neemt actief deel aan programma’s cultuur en erfgoed.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 15. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.



4.6.2a Ons provinciale cultuur- en erfgoedbeleid     

Het provinciale cultuur- en erfgoedbeleid is gericht op het leveren van een bijdrage aan een aantrekkelijke leefomgeving, waarin we erfgoed waarde geven voor de toekomst, en op een sterke culturele infrastructuur, waarin iedereen kan meedoen. Dit vertaalt zich in onderstaande hoofddoelen. Het beleid wordt uitgewerkt in een cultuur- en erfgoedprogramma, dat vierjaarlijks wordt herijkt. Het beleid voor de Hollandse Waterlinies wordt uitgewerkt in een afzonderlijk uitvoeringsprogramma.



4.6.2b Beschermen en benutten van de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur     

Cultuurhistorische waarden van de leefomgeving willen wij beschermen en benutten, door ze beter zichtbaar en beleefbaar te maken en door ze te gebruiken als dragers en aanjagers van ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij stimuleren we ook de inzet van kunst en creatief ontwerp. Mede in het kader van de Erfgoed Deal willen we investeren in het zichtbaar en beleefbaar maken van erfgoed in relatie tot de grote transities van de leefomgeving. In de Cultuurhistorische hoofdstructuur leggen we de nadruk op gebieden die gemeentegrenzen overstijgen: historische buitenplaatszones, militair erfgoed, agrarische cultuurlandschappen, archeologisch waardevolle zones en historische infrastructuur.

In onze Omgevingsverordening vragen we gemeenten rekening te houden met de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en te omschrijven hoe zij daarmee omgaan. De bijlage Cultuurhistorie van de Omgevingsverordening bevat een beschrijving van de specifieke kenmerken en kernkwaliteiten van de verschillende zones bij de erfgoedthema’s. Daarnaast bieden we makers van omgevingsplannen en andere geïnteresseerden met de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht (CHAT) een schat aan cultuurhistorische informatie en inspiratie.

De historische buitenplaatszones staan onder hoge druk, zowel door ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving, als door ontwikkelingen op de buitenplaatsen zelf. Wij bieden in de Omgevingsverordening ruimte voor ontwikkeling, gericht op het creëren van economische dragers voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van buitenplaatsen. Daarbij is behoud van de specifieke kenmerken van de zone waarin de buitenplaats ligt en van de buitenplaats zelf het uitgangspunt. In deLeidraad behoud door ontwikkeling op historische buitenplaatsen hebben wij dit beleid nader uitgewerkt.

Het militair erfgoed van de voormalige waterlinies en Park Vliegbasis Soesterberg heeft al langer onze bijzondere aandacht. Samen met gemeenten en eigenaren hebben we geïnvesteerd in behoud en ontwikkeling van deze gebieden. Net als in buitenplaatszones staan we kleinschalige verstedelijking toe als deze ten dienste staat van het behoud van de cultuurhistorische waarden. Voor de Grebbelinie en Park Vliegbasis Soesterberg vragen behoud en beheer van specifieke elementen - bijvoorbeeld sporen van de Koude Oorlog - de nodige aandacht. We geven in het Cultuur- en erfgoedprogramma ook bijzondere aandacht aan de Oude Hollandse Waterlinie, onder andere vanwege de herdenking van het Rampjaar 1672 in 2022.

We willen de waarden van de agrarische cultuurlandschappen beschermen en benutten. Maar wij realiseren ons dat klimaatadaptatie, bodemdaling en energietransitie hun impact zullen hebben op het landschap van het Groene Hart. Wij vinden het belangrijk dat cultuurhistorische waarden en de kernkwaliteiten van het landschap daarbij een rol spelen. Op de kaart Kernkwaliteiten van het landschap zullen wij bij wijze van aanvulling op de Cultuurhistorische hoofdstructuur aangeven welke structuren in het landschap wij belangrijk vinden om goed in te passen. Wij vragen gemeenten en initiatiefnemers hiervan gebruik te maken.

Ons beleid voor de archeologisch waardevolle zones richt zich op het bevorderen van duurzaam behoud en beheer van de archeologische resten in de bodem (‘in situ’). Als ruimtelijke ingrepen onvermijdelijk zijn, vragen wij aandacht voor het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ook richten wij ons op het versterken van de zichtbaarheid en de beleefbaarheid van archeologisch erfgoed, ook als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkeling.

Bij infrastructurele ontwikkelingen vinden wij het belangrijk dat de nog aanwezige cultuurhistorische waarden als inspiratiebron worden meegenomen. Ons beleid voor historische infrastructuur is gericht op iconische routes. Voor die wegen streven we naar behoud van de specifieke kenmerken van de route, naar versterking van de samenhang in de route, en naar beleefbaarheid van de historische waarde. Voor de overige historische infrastructuur voegen we informatie toe aan de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht



4.6.2c In stand houden en versterken van de uitzonderlijke universele waarden van UNESCO Werelderfgoed     

Op de UNESCO Werelderfgoedlijst staat cultureel erfgoed dat van uitzonderlijke universele waarde is (‘Outstanding Universal Value’), met als doel het beter te kunnen bewaren voor toekomstige generaties. Plaatsing op de Werelderfgoedlijst geeft erkenning en internationale allure, en versterkt het toeristisch-recreatief profiel van Utrecht. De Stelling van Amsterdam staat reeds op deze lijst en de Nieuwe Hollandse Waterlinie is genomineerd om in 2020 te worden aangewezen, waarna ze samen verder gaan onder de naam ‘Hollandse Waterlinies’. De Neder-Germaanse Limes is genomineerd om in 2021 te worden ingeschreven op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Het gaat om een zelfstandig Werelderfgoed binnen een breder verband van internationale Limes-Werelderfgoedsites.

De uitzonderlijke universele waarde van het UNESCO Werelderfgoed willen wij in stand houden, versterken en beter beleefbaar maken. Bij ontwikkelingen in het UNESCO-gebied mag de uitzonderlijke universele waarde in principe niet worden aangetast. In lijn met de instructie van het Rijk in het Besluit kwaliteit leefomgeving beschrijven wij de kernkwaliteiten van de Hollandse Waterlinies en de Neder-Germaanse Limes in de Omgevingsverordening:

  • genomineerd UNESCO – HollandseWaterlinies: een samenhangend stelsel van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, een groen en overwegend rustig karakter en ten slotte de openheid. De huidige situatie vormde de basis voor de nominatie.
  • genomineerd UNESCO – Neder-Germaanse Limes bufferzone: een samenhangend stelsel van de grensrivier (met scheepswrakken in de voormalige bedding), de limesweg, de forten (castella) met bijbehorende kampdorpen (vici), grafvelden, wachttorens en waterwerken.

Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam werken we deze kernkwaliteiten verder uit in de Gebiedsanalyse kernkwaliteiten Hollandse Waterlinies. De gebiedsanalyse geeft meer helderheid over de aanwezige kernkwaliteiten en hoe hiermee om te gaan bij nieuwe ontwikkelingen. Gezien de grote maatschappelijke opgaven waar we als provincie voor staan, willen we zeker niet bij voorbaat alle ontwikkelingen in het UNESCO Werelderfgoed uitsluiten. We onderzoeken samen met Rijk en gemeenten hoe we de energietransitie kunnen inpassen in werelderfgoedgebieden. Met slim combineren – bijvoorbeeld met opgaven recreatie en gezonde leefomgeving – kan de kwaliteit van het gebied juist worden versterkt. Dat geldt met name aan de hoog dynamische zuidoostzijde van de stad Utrecht. We willen de Hollandse Waterlinies daarbij wel inzetten als dragers en aanjagers van omgevingskwaliteit, en uitgaan van de kracht van dit bijzondere landschap. Bij een groot maatschappelijk belang kunnen wij (via ontheffing) een aantasting van de uitzonderlijke universele waarde toestaan als er geen reële alternatieven zijn en de aantasting wordt gecompenseerd met maatregelen die het UNESCO Werelderfgoed versterken. Het is van belang dat de waarde van de linie als geheel intact blijft.

Gemeenten die in hun ruimtelijke plannen ontwikkelingen toestaan in het Werelderfgoedgebied, moeten motiveren dat deze de uitzonderlijke universele waarde niet aantasten. Daarbij kunnen ze gebruik maken van de gebiedsanalyse. Bij concrete initiatieven (en ruimtelijke besluiten daartoe) in het UNESCO Werelderfgoed, of in de directe nabijheid daarvan, kan bovendien een Heritage Impact Assessment (HIA) worden gedaan om nader inzicht te verkrijgen in de effecten van de beoogde activiteit op de uitzonderlijke universele waarde.

Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie maken we onderscheid tussen het UNESCO Werelderfgoed en het militair erfgoedgebied daarbuiten. In het gebied dat niet binnen de UNESCO zone valt, maar wel binnen de Cultuurhistorische hoofdstructuur, hebben zich in de loop der tijd diverse ontwikkelingen voorgedaan waardoor het militair erfgoedgebied van karakter is veranderd. Maar er bevinden zich nog wel diverse structuren en objecten die het verhaal van de waterlinie vertegenwoordigen. In deze gebieden moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarden: de sporen van de waterlinies dienen goed te worden ingepast in eventuele ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen mogen de uitzonderlijke universele waarde van het nabijgelegen Werelderfgoed bovendien niet aantasten.

Het UNESCO Werelderfgoed Limes bestaat uit kernzones die worden beschermd via het archeologisch rijksmonumentenregime, dat in de Omgevingswet is verankerd. Direct om deze plekken heen liggen ter bescherming lokale bufferzones. Hiervoor nemen wij regels op in de Omgevingsverordening.

De Limes omvat echter meer dan het UNESCO gebied. Dat richt op de militaire aanwezigheid van de Romeinen, terwijl het verhaal van de Limes ook gaat over de interactie met de inheemse bevolking. Bovendien is voor de Werelderfgoedstatus vereist dat resten die de uitzonderlijke universele waarde vertegenwoordigen bekend zijn. Omdat archeologische resten verborgen liggen in de bodem totdat zij ontdekt worden, is het vrijwel zeker dat er waarden van de Limes zijn die wij nog niet kennen. Wij vragen gemeenten via de Omgevingsverordening daarom in de gehele Limeszone rekening te houden met deze verwachte resten en deze waar aanwezig, goed te onderzoeken.

Mocht de nominatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en Limes niet worden omgezet in een definitieve Werelderfgoedstatus, dan zullen beleid en regelgeving van de Cultuurhistorische hoofdstructuur (militair erfgoed respectievelijk archeologie) gaan gelden voor deze gehele gebieden.

We vervullen samen met de betreffende andere provincies de rol van ‘sitemanager’ van het UNESCO Werelderfgoed. Dit houdt in dat we de uitzonderlijke universele waarde van het erfgoed beschermen en zorgen dat deze in stand wordt gehouden. Daarnaast zetten we ons in om de bekendheid, zichtbaarheid en beleefbaarheid van het UNESCO Werelderfgoed te vergroten. Met betrekking tot het UNESCO Werelderfgoed werken we hiervoor nauw samen met gemeenten, het Rijk, private partners en (voor de Limes) de betreffende Duitse deelstaten. Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam zullen we dit uitwerken in een uitvoeringsprogramma, waarin we inzetten op merkbekendheid, gebiedsontwikkeling en duurzaam gebruik van de forten. In het kader van het cultuur- en erfgoedprogramma zullen we ook een bijdrage leveren aan het publieksbereik van de Limes.



4.6.2d Zorg voor gebouwde monumenten en archeologische vondsten     

Wij verlenen mede op basis van afspraken met het Rijk steun aan restauraties van rijksmonumenten, niet zijnde woonhuizen. Het Erfgoed Expert Team, een multidisciplinaire denktank van externe deskundigen, zetten we in om mee te denken over belangrijke herbestemmingsopgaven. Tevens stimuleren we het toepassen van duurzaamheidsmaatregelen en het openstellen van monumenten voor bezoekers. Religieus, industrieel en varend erfgoed vragen om bijzondere aandacht. In ons cultuur- en erfgoedprogramma zullen we uitwerken welke rol we daarbij zien voor onszelf. We investeren ten slotte ook in kennis over monumentenzorg bij gemeenten en eigenaren, door middel van monitoring en de inzet van partnerorganisaties.

De provincie is krachtens de Erfgoedwet eigenaar van vondsten die gedaan zijn bij archeologische onderzoeken. Deze moeten met de bijbehorende documentatie zodanig worden opgeslagen dat ze behouden blijven en duurzaam toegankelijk zijn. Het huidige Provinciaal Archeologisch Depot bereikt binnenkort de grenzen van zijn opslagcapaciteit en voldoet op onderdelen niet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). We bereiden daarom een verhuizing van het depot voor.



4.6.2e Streven naar een kwalitatief sterk aanbod cultuur en erfgoed     

Wij zetten in op een hoogwaardig aanbod van cultuur en erfgoed, de culturele infrastructuur. Onze wens is dat het aantal culturele voorzieningen meegroeit met de bevolkingstoename, waarbij de gemiddelde afstand tot culturele voorzieningen gelijk blijft. Daartoe moeten de culturele voorzieningen in de provincie op orde blijven en worden versterkt, ook ten behoeve van recreatie en toerisme. Een sterke samenwerking met Rijk, gemeenten en de culturele sector, in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur, is daarvoor randvoorwaardelijk. In dat kader willen we ook een bijdrage leveren aan het creëren van voldoende en passende ruimte voor ‘makers van kunst en cultuur’. Dat vraagt om creatieve oplossingen zoals het benutten van erfgoedlocaties. Als provincie zetten wij ons ook in voor festivals, themajaren, (kasteel)musea en molens. Ook leveren we een bijdrage aan het versterken van de professionaliteit en verdiencapaciteit van de cultuur- en erfgoedsector.



4.6.2f Stimuleren van cultuurparticipatie     

Cultuur en erfgoed zijn van iedereen, maar toegang tot cultuur en erfgoed is niet vanzelfsprekend. Goed kunnen lezen, schrijven en omgaan met informatie en digitale media zijn culturele basisvaardigheden die nodig zijn om maatschappelijk goed te kunnen functioneren. Met ons cultuur- en erfgoedbeleid stimuleren wij een inclusieve samenleving en dragen we bij aan de ontwikkeling van inwoners.

Het stimuleren van cultuur- en erfgoededucatie is een goede manier om het culturele kapitaal van Utrecht ten goede te laten komen aan zoveel mogelijk inwoners. We beschouwen dit als een culturele basisvoorziening waar we medeverantwoordelijkheid voor dragen en investeren in cultuur- en erfgoededucatie voor leerlingen in het primair en voortgezet (met name vmbo) onderwijs.

Bibliotheken zijn zowel in de stad als op het platteland onmisbaar voor de vitaliteit van het culturele leven. Het zijn laagdrempelige maatschappelijke voorzieningen, die ruimte bieden aan lokale samenwerkingsverbanden. Bibliotheken pakken laaggeletterdheid aan en bieden programma’s ter verbetering van digitale vaardigheden. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor bibliotheken. Wij ondersteunen en faciliteren het bibliotheeknetwerk en de vernieuwing van de bibliotheekfunctie, mede op basis van taken die de Bibliotheekwet ons toebedeelt. We willen deze doelen realiseren via onze partnerorganisatie.



4.6.2g Uitvoering geven aan beleid voor ‘toegankelijke cultuur en waardevol erfgoed’     

Uitvoering geven aan beleid voor ‘toegankelijke cultuur en waardevol erfgoed’

Vanuit de rollen stimuleren / participeren / realiseren:

  • Cultuur en erfgoedprogramma 2020-2023.
  • Subsidieverordening cultuur en erfgoed: voor projecten en onderzoeken die bijdragen aan onze beleidsdoelen zoals uitgewerkt in het Cultuur- en erfgoedprogramma.
  • Fonds Erfgoedparels: investeren in restauratie en herbestemming van rijksmonumenten.

Vanuit de rol reguleren:

  • Instructieregel voor het beschermen en benutten van de provinciale Cultuurhistorische hoofdstructuur.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

  • Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht (CHAT).
  • Utrechtse Monumentenmonitor.
  • Monitor Erfgoedbeleid Utrechtse Gemeenten.
  • Leidraad behoud door ontwikkeling op historische buitenplaatsen.

Uitvoering geven aan beleid voor ‘UNESCO Werelderfgoed’

Vanuit de rollen stimuleren / participeren / realiseren:

  • Utrechts programma Hollandse Waterlinies 2020-2023: promotie en marketing, ruimtelijke inpassing in provinciale gebiedsprojecten.
  • Subsidies en opdrachten voor herbestemming en gebiedsontwikkeling, publieksactiviteiten, kennisontwikkeling waterlinies.
  • Subsidies en opdrachten voor Limes gericht op behoud, beheer en publieksbereik.

Vanuit de rol reguleren:

  • Instructieregel voor het in stand houden en versterken van het UNESCO Werelderfgoed van Hollandse Waterlinies en de Neder-Germaanse Limes.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

4.7 Toekomstbestendige natuur en landbouw     

Natuur en landbouw leveren, als grootste ‘ruimtegebruikers’ in het landelijk gebied, een belangrijke bijdrage aan maatschappelijke functies zoals een aantrekkelijk en kwalitatief hoogwaardig landelijk gebied dat beleefd kan worden. Wij zorgen voor verdere ontwikkeling van onze natuur en ondersteunen de transitie in de landbouw. Wij verwachten dat natuurinclusieve vormen van landbouw, die beginnen met een gezonde bodem en optimaal gebruik maken van natuurlijke processen, de biodiversiteit zowel in het agrarisch gebied als in de natuurgebieden, positief zullen beïnvloeden.

De provincie Utrecht heeft, mede door de gevarieerde ondergrond, een heel diverse natuur. Dit uit zich in een rijke gevarieerdheid aan leefgebieden met daarbij behorende soorten planten en dieren.

Door de provincie loopt een robuust natuurnetwerk. Dit is nodig om de soortenrijkdom te behouden en te versterken. Hierin bevinden zich een aantal grote, heel verschillende natuursystemen, het rivierengebied, het veenweidegebied, de Eemvallei en de Utrechtse Heuvelrug. Elk van deze gebieden heeft karakteristieke natuurtypen met de daarbij behorende soorten planten en dieren.

In de provincie komen veel verschillende soorten planten en dieren voor. Ruim 500 van deze soorten hebben wij als Utrechtse aandachtsoort benoemd, omdat ze beschermd zijn of in hun bestaan worden bedreigd. De biodiversiteit in Utrecht heeft veel potentie om in kwaliteit te verbeteren.

Natuur levert een belangrijke bijdrage aan maatschappelijke functies zoals een aantrekkelijk en kwalitatief hoogwaardig landelijk en stedelijk gebied. Natuur is van grote waarde voor onze inwoners en hun gezondheid, bijvoorbeeld doordat natuur mogelijkheden biedt voor recreatie en het beleven van rust en stilte, natuur zorgt voor verkoeling en sponswerking bij wateroverlast en droogte, en natuur zuivert (drink)water en lucht. Het is tevens een belangrijke vestigingsfactor. En natuur zorgt ervoor dat er niet alleen ruimte is voor mensen, maar ook voor planten en dieren. In landbouwgebieden draagt een hoge biodiversiteit bij aan een goede bodemstructuur via een rijk bodemleven en de bestuiving van gewassen.

Landbouw is belangrijk voor voedselproductie en de kwaliteit van landschap en milieu. Landbouw beslaat ruim de helft van het grondgebied van de provincie Utrecht en is beheerder van ons aantrekkelijke cultuurlandschap. In de provincie Utrecht is vooral grondgebonden landbouw aanwezig: melkveehouderij en fruitteelt. Niet-grondgebonden bedrijven, varkens-, pluimvee-, kalver- en geitenhouderijen, zijn vooral in de Gelderse Vallei gevestigd. Op circa de helft van de Utrechtse landbouwbedrijven is sprake van nevenactiviteiten zoals agrarisch natuurbeheer, plattelandstoerisme, zorg, educatie of verwerking en verkoop van landbouwproducten.



4.7.1 Robuuste natuur met hoge biodiversiteit     

Ambities

  • 2050: de provincie Utrecht heeft een robuust klimaatbestendig natuurnetwerk van hoge kwaliteit.
  • 2050: binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN), in zowel het landelijk als het stedelijk gebied, is er in 2050 een gunstige staat van instandhouding van beschermde en bedreigde flora en fauna, en is de biodiversiteit ten opzichte van 1990 toegenomen.
  • 2050: de natuur heeft een hoge belevingswaarde en er is een grote maatschappelijke betrokkenheid bij natuur.
  • 2040: in totaal is 3.000 ha natuur in de Groene contour gerealiseerd en toegevoegd aan het NNN.
  • 2040: houtopstanden dragen bij aan schone lucht, landschappelijke kwaliteit, hogere biodiversiteit en CO2-vastlegging.
  • 2028: alle nieuwe natuur die nog nodig is voor het Natuurnetwerk Nederland heeft de functie natuur en is met hoogwaardige natuur ingericht.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 16. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.



4.7.1a Kern van ons natuurbeleid     

Centraal staat het beschermen en ontwikkelen van beleefbare natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. Het begrip biodiversiteit heeft een brede betekenis; het omvat alle van nature voorkomende dier- en plantsoorten. Veel mensen hechten aan het behoud van deze biodiversiteit en maken zich zorgen om de achteruitgang ervan. De Wet natuurbescherming benadrukt het belang van het behoud en herstel van de biologische diversiteit en het doelmatig beheer, gebruik en ontwikkeling van natuur ten behoeve van maatschappelijke functies. De provincies dragen hier zorg voor; doel van het provinciale beleid is het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van alle van nature voorkomende beschermde en bedreigde flora en fauna. Ons streven is minder soorten op de Rode Lijst en minder soorten in de meest bedreigde categorieën. Enerzijds richten onze maatregelen zich op de bescherming van individuele planten en dieren. Hiertoe hanteert de Wet natuurbescherming een set van gebods- en verbodsbepalingen die wij dienen te handhaven; anderzijds gaat het om maatregelen die de omstandigheden van de soorten verbeteren door de leefgebieden waar die soorten voorkomen te behouden, herstellen of uit te breiden.

Om dit te bereiken is er een robuust netwerk met aaneengesloten gebieden die van hoge kwaliteit zijn. Het robuuste netwerk vormt de basis van het behoud en herstel van de biodiversiteit in de fysieke leefomgeving van alle van nature in Nederland voorkomende soorten. Onderdeel van dit netwerk is het Europese natuurnetwerk Natura 2000. Ook het herstel, beheer en bescherming van houtopstanden is onderdeel van het natuurbeleid. Wij vinden het belangrijk dat de Utrechtse natuur beleefbaar is. Ons streven is dat nieuwe ontwikkelingen natuurinclusief zijn. In deze Omgevingsvisie staat de kern van ons natuurbeleid. In de Natuurvisie, en diverse nadere uitwerkingen ervan, is het beleid verder uitgewerkt.

4.7.1b Robuust natuurnetwerk van hoge kwaliteit     

We streven naar een natuur die vitaal is. Hiertoe zetten we in op een robuust natuurnetwerk van voldoende schaal en veerkracht, het Natuurnetwerk Nederland (NNN). We ontwikkelen, beschermen en verbinden natuurgebieden van voldoende omvang en samenhang tot aaneengesloten gebieden van hoge kwaliteit die tegen een stootje kunnen. Het NNN is een belangrijk leefgebied voor onze bedreigde en beschermde soorten.

We gaan onverminderd door met het realiseren van het NNN. In 2028 is alle nieuwe natuur die nodig is voor het NNN (1.570 ha) gerealiseerd door middel van functieverandering en inrichting via de sporen grondverwerving of particulier natuurbeheer.

We stimuleren het verbeteren van de natuurkwaliteit binnen en buiten het NNN. Om te komen tot een goede natuurkwaliteit is een goed natuurbeheer en het verbeteren van de abiotische condities van essentieel belang. Natuur gedijt alleen bij voldoende water van de juiste kwaliteit, een lage milieudruk en een goede bodemkwaliteit. Daarom is het van groot belang dat het natuurbeleid in belangrijke mate verweven is met het bodem-, water- en milieubeleid, zoals in paragraaf 4.1 en paragraaf 4.2 is beschreven. Belangrijke maatregelen voor de verbetering van de natuurkwaliteit zijn de verdrogingsbestrijding, het verbeteren van de waterkwaliteit, de bestrijding van lichtvervuiling en het terugdringen van de stikstofdepositie.

Wij zorgen er voor dat zich geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang van ons NNN. Voor de bescherming van het NNN handhaven we het nee-tenzij principe. Uitzondering vormt onze inzet op tijdelijke duurzame energieprojecten als verdienmodel om nieuwe natuur te realiseren in de Groene contour gebieden en gebiedsprocessen waarin de compensatie plaatsvindt voor dat de rode ontwikkeling gerealiseerd wordt, zoals in het programma Hart van de Heuvelrug.

Het NNN heeft eveneens een belangrijke recreatieve functie die wij willen behouden en waar nodig versterken. Dit mag echter niet leiden tot een toenemende versnippering van de leefgebieden van beschermde soorten in het NNN. Wij blijven ernaar streven dat de openstelling van natuurterreinen ook op langere termijn gegarandeerd is, mits dit geen negatieve effecten op de natuurdoelstellingen heeft.

Binnen het NNN liggen 10 Natura 2000-gebieden. Deze maken deel uit van een Europees netwerk van natuurgebieden, en zijn op basis van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn aangewezen. De biodiversiteit in deze gebieden is erg hoog. De meeste Utrechtse Natura 2000 gebieden zijn gevoelig voor de huidige stikstofdepositie.

De stikstofproblematiek stelt Nederland voor een lastige opgave. Ook binnen de provincie Utrecht staat de kwaliteit van de natuur onder druk, en worden maatschappelijke ontwikkelingen geraakt in hun voortgang. Dit vraagt om generieke maatregelen, maar ook om een gebiedsgerichte aanpak. In die gebiedsgerichte aanpak moet de juiste balans gevonden worden tussen de verschillende opgaven. In het bijzonder het robuuster maken van kwetsbare natuurgebieden, het bevorderen van landbouw met minder emissies en het bieden van ruimte voor maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Dit kan enkel door met onze partners in de verschillende gebieden samen op te trekken in de stikstofopgave, gekoppeld aan andere opgaven in die gebieden. De urgentie om een gebiedsgerichte aanpak te starten is nu ontstaan vanuit stikstof, maar dient integraal opgepakt te worden met opgaven als bodemdaling, klimaat en de energietransitie die in dezelfde gebieden spelen. In paragraaf 6.8 is opgenomen hoe wij hoe wij hiermee in samenwerking aan de slag willen gaan.

Voor het systeem van de Heuvelrug zijn de natuurwaarden op de militaire terreinen Leusderheide en Vlasakkers van belang. Vandaar dat we deze terreinen aanduiden als militair oefenterrein met bijzondere natuurwaarden. Als het militaire gebruik op termijn eindigt voegen we beide terreinen toe aan het NNN.

Realisatie van de Groene contour is essentieel om het natuurnetwerk voldoende robuust te maken. We streven er naar dat in 2040 3.000 ha Groene contourgebied deel uitmaakt van het NNN, waaronder de gebieden die nu al als Groene contour op kaart zijn aangewezen. De nieuwe natuur in de Groene contour wordt toegevoegd aan het NNN en krijgt dezelfde bescherming als het NNN. Zolang de natuur in de Groene contour nog niet is gerealiseerd zijn onomkeerbare ontwikkelingen, zoals grootschalige verstedelijking, die het realiseren van natuur binnen de Groene contour onmogelijk maken, niet toegestaan. In de Omgevingsverordening is dit verder uitgewerkt.

We voeren pilots uit om te onderzoeken op welke manier we invulling kunnen geven aan de Groene contour. De resultaten van de pilots nemen we mee in de verdere vormgeving van de Groene contour.

Ook bovenlokale dagrecreatieterreinen versterken het natuurnetwerk. Dit zijn recreatieterreinen die deel uitmaken van het robuust natuurnetwerk. Deze groene recreatieterreinen zijn vooral bedoeld voor recreatie, maar hebben ook een verbindende functie tussen verschillende natuurgebieden ten behoeve van de ontwikkeling van stabiele populaties van kwetsbare plant- en diersoorten. Belangrijke recreatieterreinen zijn Nieuw-Wulven, Haarzuilens, het IJsselbos en het Gagelbos. Een goed beheer van deze gebieden is van belang voor het functioneren van een robuust natuurnetwerk.

Tenslotte zijn verbindingen in allerlei vormen van belang om het NNN robuust te maken en de biodiversiteit te verhogen. Wij verkennen de kansen voor betere verbindingen in het kader van afronding van het NNN en realisatie van de Groene contour (zie visiekaart). Daarbij hoort ook de aanleg van faunapassages en andere voorzieningen bij wegen en watergangen. Aan de kleinere verbindingen, de “groene structuren” van het landschap leveren wij een bijdrage door de bermen langs onze wegen en vaarwegen ecologisch te beheren, en door samen met onze maatschappelijke partners de aanleg van kleine landschapselementen te stimuleren. Ook proberen we zoveel mogelijk groenblauwe structuren te realiseren in combinatie met andere opgaven (zie ook paragraaf 4.1.1).



4.7.1c Bescherming en ontwikkeling leefgebieden van bedreigde flora en fauna     

Wij richten ons hierbij op de Utrechtse aandachtsoorten. We stimuleren maatregelen ter verhoging van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het NNN, en ook in het stedelijk en agrarisch gebied. Gebieden waar aandachtsoorten geconcentreerd voorkomen zijn globaal als 'natuurparels' aangeduid in de Natuurvisie. Het grootste deel van de Utrechtse aandachtsoorten leeft in het NNN. Enkele natuurparels liggen in het stedelijk gebied. Daarnaast bezitten ook sommige wateren hoge natuurwaarden (‘waterparels’).

Voor diverse weidevogels, en vooral de grutto, heeft Nederland in internationaal verband een grote verantwoordelijkheid. In het NNN ligt een aantal belangrijke gebieden waar veel weidevogels voorkomen. In de agrarische weidevogelkerngebieden stimuleren we de verbetering van de kwaliteit ervan via agrarisch natuurbeheer. Naast een goed beheer zijn ook ruimtelijke aspecten als openheid, rust en goede inrichting voor weidevogels van groot belang. We monitoren de stand van de weidevogels en nemen zo nodig extra maatregelen voor de bescherming van deze gebieden.

In ganzenrustgebieden geven wij ruimte voor overwinterende ganzen. In deze gebieden geldt dat ganzen in bepaalde periodes niet verontrust en bejaagd mogen worden. Openheid en rust zijn belangrijke voorwaarden in deze gebieden.



4.7.1d Natuurinclusief ontwikkelen     

We willen bij nieuwe ontwikkelingen tegelijkertijd de natuurwaarden en biodiversiteit vergroten, op de plaats van de ontwikkeling en in de omgeving. Dit noemen we natuurinclusief ontwikkelen. Dit kan per gebied een andere invulling krijgen. Het vergroten van de biodiversiteit in de bebouwde omgeving vraagt bijvoorbeeld heel andere oplossingen dan in het agrarisch gebied. Kansen liggen onder andere bij de transitie van de landbouw, stedelijke ontwikkelingen, bodemdaling, dijkversterking, realisatie van duurzame energiebronnen (vooral zonnepanelen) en klimaatadaptatie. Daarnaast liggen er kansen voor het meekoppelen van natuur bij de realisatie van groenblauwe verbindingen.



4.7.1e Goede balans tussen natuurbescherming en andere ontwikkelingen     

We beschermen onze wilde flora en fauna door zorgvuldige vergunningverlening en actieve handhaving van de Omgevingswet. We stimuleren dat initiatiefnemers in een vroeg stadium rekening houden met de natuurwetgeving bij nieuwe ontwikkelingen.

Samen met de Faunabeheereenheid Utrecht willen we meer gaan inzetten op het voorkomen van schade veroorzaakt door wilde dieren en het voorkomen van aanrijdingen met wilde hoefdieren. Indien bestrijding van wilde dieren onafwendbaar is dan zetten wij in op de diervriendelijkste methode. We intensiveren het onderzoek naar alternatieve beheermethoden.

We voeren een actief beleid op het uitroeien dan wel beheersen van invasieve exoten, ter bescherming van de inheemse wilde flora en fauna. We werken nauw samen met onze stakeholders in het Platform invasieve exoten. Zo nodig leggen wij de bestrijding van bepaalde invasieve exoten, zoals Aziatische duizendknopen, vast in de Omgevingsverordening.

Ons beleid voor het bewaken van de balans tussen natuurbescherming en andere ontwikkelingen is verder uitgewerkt in de Natuurvisie, het Programma invasieve exoten en in het Beleidskader Wet Natuurbescherming.



4.7.1f Houtopstanden     

Wij hechten bijzondere waarde aan het grote bosareaal dat onze provincie rijk is. We streven er naar om in 2040 houtopstanden te hebben die bijdragen aan schone lucht, landschappelijke kwaliteit, hogere biodiversiteit en CO2-vastlegging. Ons uitgangspunt is daarbij het vergroten van het oppervlak aan bos, behoud en versterking van belangrijke bosverbindingen en verbetering van de natuurkwaliteit van de bossen. Dit betreft zowel de aaneengesloten bossen – zoals op de Utrechtse Heuvelrug – als de grotere en kleinere landschapselementen die uit bosschages bestaan.

We stimuleren dat er inrichtingsmaatregelen worden genomen om de kwaliteit van bossen te verbeteren en om kleine landschapselementen te herstellen. Omvorming van bos naar een natuurtype met een hogere biodiversiteit staan wij beperkt onder voorwaarden toe. In de verordening zijn regels opgenomen ter bescherming en compensatie van houtopstanden (eerder Verordening Natuur en Landschap). Waardevolle houtopstanden (waaronder oude boskernen en oude bosgroeiplaatsen) en beschermde kleine landschapselementen beschermen wij via onze beleidsregels tegen kap en aantasting.



4.7.1g Hoge belevingswaarde van en maatschappelijke betrokkenheid bij natuur     

Ons natuurbeleid heeft een directe relatie met doelstellingen voor bewegen, ontspannen en ontmoeten. We vinden dat natuur beleefbaar moet zijn. Daarom zijn vrijwel alle natuurgebieden in ons NNN opengesteld en toegankelijk. We vergroten de aantrekkelijkheid van het landschap via agrarisch natuurbeheer, ecologisch bermbeheer en aanleg en herstel van kleine landschapselementen. Hiermee verhogen we tegelijkertijd de biodiversiteit in het buitengebied. Ook stimuleren we een betere natuurbeleving in en nabij de bebouwde omgeving.

Wij vinden het belangrijk dat de inwoners kunnen genieten van en kennis opdoen over hun eigen groene woonomgeving en daarbij betrokken raken, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk. Daarom ondersteunen we organisaties die met vrijwilligers werken en die groene activiteiten voor inwoners organiseren. Daarnaast experimenteren we, vaak samen met onze maatschappelijke partners, met innovatieve projecten die de binding tussen natuur en onze inwoners versterken.



4.7.1h Uitvoering geven aan beleid voor ‘robuuste natuur met hoge biodiversiteit’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Uitvoering geven aan Natuurvisie provincie Utrecht en Beleidskader Wet natuurbescherming.
  • Stimuleren via subsidies, participeren via projecten, realiseren via uitvoeringsprogramma’s.
  • Opstellen Strategisch Bosbeleid.
  • Opstellen Landschapsuitvoeringsplan.
  • Subsidieregelingen voor realiseren van nieuwe natuur, beheren en verbeteren bestaande natuur, agrarisch natuurbeheer, aanleg en herstel kleine landschapselementen, verbeteren biodiversiteit en beheersen en bestrijden van invasieve exoten.
  • Programma Hart van de Heuvelrug waarin rode en groene ontwikkelingen samen op gaan.

Vanuit de rol reguleren:

  • Instructieregels voor NNN, Natura 2000-gebieden, Groene contour en houtopstanden.
  • Regels voor activiteiten Natura 2000-gebieden, flora en fauna, faunabeheer, tegemoetkomingen in de schade, invasieve exoten, kleine landschapselementen en houtopstanden.
  • Beleidsregels voor Natura 2000-gebieden, intern en extern salderen stikstof, faunabeheer, soortenbescherming, schadebestrijding per diersoort, tegemoetkoming faunaschade, houtopstanden, kleine landschapselementen en tijdelijke natuur.

Beschikbaar voor informatie en communicatie:

4.7.2 Duurzame landbouw     

Ambities

  • 2050: wij werken samen met onze partners toe naar een landbouwsector met economisch rendabele bedrijven die circulair, natuurinclusief, klimaatneutraal en diervriendelijk zijn (kringlooplandbouw), en dicht bij de inwoners staan.
  • 2030: de nutriëntenkringlopen zijn op het laagst mogelijke niveau gesloten. De agrarische sector is zelfvoorzienend in energie en opereert daarnaast deels als groene energieproducent voor derden. De provincie Utrecht is een voorbeeld voor andere gebieden in de verbinding stad-land, heeft een vitale, duurzame landbouw met bijbehorend verdienmodel en met een agrarisch cultuurlandschap dat toegankelijk en aantrekkelijk is om in te recreëren.

Hierna is het beleid weergegeven waarmee we deze ambities willen bereiken. De vetgedrukte woorden in de tekst zijn weergegeven op themakaart 17. Ook zijn verwante legenda-eenheden op andere kaarten vetgedrukt.

Globale verspreiding van landbouwsectoren (bron: Landbouwvisie 2018, provincie Utrecht)



4.7.2a Op weg naar een circulaire landbouw     

Wij gaan in alle landbouwgebieden aan de slag om samen met de landbouwsector en andere partners de omslag te maken naar een circulaire, natuurinclusieve, klimaatneutrale en diervriendelijke landbouw. De economische rendabiliteit van agrarische bedrijven is daarbij een belangrijk uitgangspunt, evenals de verbinding tussen stad en land. We kiezen zoveel mogelijk voor een stimulerende en participerende rol om gewenste ontwikkelingen op gang te krijgen en te houden.

De circulaire bedrijfsvoering is gericht op het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen en producten en het zo veel mogelijk voorkomen van reststoffen, afval en schade aan het milieu. In de landbouw gaat het om verschillende kringlopen: stikstof, fosfaat, koolstof, etc. Circulariteit kan op verschillende niveaus gerealiseerd worden. Op bedrijfsniveau betekent het dat op ieder afzonderlijk bedrijf de kringloop (zoveel mogelijk) gesloten is. Circulariteit kan ook op hoger schaalniveau, lokaal of regionaal, nagestreefd worden. We streven naar het laagst mogelijke schaalniveau waarop circulariteit haalbaar is met behoud van een rendabele bedrijfsvoering. In lijn met de ambitie van de Rijksoverheid streven we ernaar dat in 2030 de nutriëntenkringlopen, d.w.z. behoud van nutrienten in het voedselsysteem, in de landbouw op het laagst mogelijke schaalniveau zijn gesloten.

Bij natuurinclusieve landbouw staat bij de agrarische bedrijfsvoering het streven naar zorgvuldig gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het duurzaam beheren van de bodem en het minimaliseren van emissies centraal. De Utrechtse boeren produceren op zodanige wijze dat de kwaliteit van de leefomgeving voor de mens toeneemt en de Utrechtse biodiversiteit wordt versterkt.

De landbouwsector benut de kansen om klimaatneutraal te zijn door te streven naar energieneutrale bedrijfsvoering en energieproductie voor derden, en de reductie van broeikasgasemissies.

Dierenwelzijn krijgt de aandacht waar dat binnen onze verantwoordelijkheid past. Blijvend sturen we op grondgebondenheid, dierenwelzijn is één van de duurzaamheidseisen verbonden aan uitbreiding van het agrarisch bouwperceel en we stimuleren kavelruil om de mogelijkheden voor weidegang te verbeteren.



4.7.2b Op weg naar een landbouw die dicht bij de inwoners staat     

Het versterken van de relatie stad-land en helderheid over de invloed van landbouw op gezondheid en milieu vormen een belangrijke basis als het gaat om de maatschappelijke waardering van de landbouw.

We stimuleren een transitie in de landbouw waarbij agrariërs zorgen voor de productie van gezonde voeding en daarnaast bijdragen aan integrale oplossingen voor de opgaven op het gebied van klimaat, biodiversiteit, energie, gezonde leefomgeving, water, bodem(daling), landschap en erfgoed. Belangrijk hierbij is dat er een sterkere verbinding tussen stad en land, tussen producent en consument ontstaat. We ondersteunen daarom projecten die de relatie tussen boer en burger en tussen boer en natuur versterken. Met onze Voedselagenda zetten wij in op duurzaam en gezond voedsel als makkelijke keuze voor de inwoners van Utrecht.



4.7.2c Focus op grondgebonden landbouw met goede landbouwstructuur     

Ons beleid is ondersteunend aan de beoogde transitie in de landbouw. Via ons ruimtelijk beleid sturen we op grondgebondenheid. De grondgebonden bedrijven bieden we voldoende groeiruimte binnen voorwaarden. Dit draagt bij aan een economische rendabele bedrijfsvoering, in balans met de omgevingskwaliteiten. Dat biedt al een stevige basis voor circulaire landbouw. We stimuleren efficiënt gebruik van nutriënten, meer ruwvoer (eiwit) van eigen land, duurzaam bodembeheer en gebruik van natuurlijke processen. Dit doen we door bij te dragen aan kennisontwikkeling, kennisoverdracht (agrarische coaches) en gebiedsprocessen. Via ons ruimtelijk beleid?sturen?we op behoud van?grondgebondenheid in de melkveehouderij. Grondgebondenheid houdt in dat het aantal?dieren op een veebedrijf in balans is met de oppervlakte grond die op het bedrijf beschikbaar is voor de ruwvoervoorziening (gras, snijmais).

Niet-grondgebonden veehouderij is niet functioneel gebonden aan een locatie in het landelijk gebied en draagt niet bij aan het beheer van het landelijk gebied. Het voer wordt van elders aangevoerd en de mest wordt afgevoerd. Vanwege de beperkte fysieke en milieugebruiksruimte in de provincie Utrecht voeren wij een terughoudend beleid wat betreft vestigings- en groeimogelijkheden voor de niet-grondgebonden veehouderij.

We ondersteunen innovaties die bijdragen aan de landbouwtransitie, zoals vindingrijke manieren om de kringlopen te sluiten of innovaties waardoor een groter deel van de benodigde grondstoffen van binnenlandse afkomst wordt, waaronder reststoffen uit de voedingsindustrie.

We zetten in op een goede landbouwstructuur. Een goede landbouwstructuur vormt een belangrijke basis voor het verdienmodel van een agrarisch bedrijf. Idealiter vormt voor elk bedrijf minimaal 60% van de gronden de huiskavel en zijn er maximaal drie veldkavels. Kavelruil is een doelmatig instrument om de verkaveling te verbeteren. Daarom zetten wij in op integrale, efficiënte kavelruilprocessen, waarbij ook wordt bijgedragen aan onze doelen voor natuur, water, energie, recreatie etc. waarvoor wijziging van grondposities nodig is.



4.7.2d Verbreding landbouw     

In het landbouwgebied is landbouw de hoofdgebruiker, maar vindt ook menging met andere functies plaats. We bieden agrariërs ruimte voor verbreding en innovatie. Het gaat ons hierbij om activiteiten die in het belang zijn van de landbouw zelf en van haar functie voor het omringende gebied. Andere agrarische ondernemers worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd door deze activiteiten. Nevenactiviteiten moeten ondergeschikt blijven aan de agrarische hoofdfunctie en plaatsvinden binnen het bestaande bouwperceel. In de stadsranden zien we bijzondere kansen voor verbreding door middel van stadslandbouw.



4.7.2e Landbouw in veenweidegebied     

In het gebied aandachtsgebied bodemdaling landelijkgebied moet de landbouw inspelen op het doel om in 2030 de bodemdaling met 50% af te remmen. In integrale gebiedsprocessen wordt dit nader uitgewerkt. We stimuleren kennisontwikkeling en innovaties gericht op het behoud van een rendabele melkveehouderij in combinatie met het afremmen van bodemdaling en vermindering van CO2-uitstoot. Daarnaast zoeken we naar ander grondgebruik op agrarische percelen om de bodemdaling af te remmen en CO2-uitstoot te verminderen. Denk aan de combinatie met duurzame energie of natuur.



4.7.2f Agrarische bouwpercelen     

Om de landbouw een blijvend economisch perspectief te bieden, geven wij de landbouw in het landbouwgebied in algemene zin de ruimte om door te groeien tot een bouwperceel van maximaal 1,5 hectare. Voor de grondgebonden veehouderij in landbouwgebied is doorgroei naar een bouwperceel van 2,5 hectare mogelijk onder voorwaarden van goede landschappelijke inpassing, verbetering dierenwelzijn, vermindering milieubelasting en verbetering volksgezondheid. Voor de gemeenten die onderdeel uitmaken van de Regio Foodvalley werken wij mee aan de gebruikmaking van de zogenoemde Menukaart, binnen de geschetste kaders voor de doorgroei van agrarische bouwpercelen. Nieuwvestiging van landbouwbedrijven staan we in principe niet toe omdat door de voortgaande schaalvergroting voldoende bouwkavels van stoppende bedrijven beschikbaar komen en om verstening en aantasting van het landschap te voorkomen.

Daarnaast hebben wij specifiek beleid voor een aantal gebieden en soorten landbouw.

  • Het landbouwstabiliseringsgebied is aangewezen om de functie natuur of wonen te beschermen tegen de invloeden van niet-grondgebonden veehouderij. Uitbreiding en nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderij is hier niet mogelijk.
  • In landbouwontwikkelingsgebied heeft de niet-grondgebonden veehouderij het primaat. Deze heeft hier net als de landbouw elders in algemene zin de ruimte om door te groeien tot een bouwperceel van maximaal 1,5 hectare. Alleen in het Landbouwontwikkelingsgebied is doorgroei van een niet-grondgebonden bedrijf naar een bouwperceel van 2,5 hectare mogelijk onder voorwaarden van goede landschappelijke inpassing, verbetering dierenwelzijn, vermindering milieubelasting en verbetering volksgezondheid.
  • Glastuinbouw concentreren we in twee concentratiegebiedenglastuinbouwin de Harmelerwaard en de polder Derde Bedijking in De Ronde Venen. Bundeling van glastuinbouwbedrijven vinden we uit landschappelijk oogpunt gewenst en levert bovendien economische en milieutechnische voordelen opleveren, bijvoorbeeld door samenwerking op het vlak van duurzame energie (o.a. bij de winning van aardwarmte). De toekomst van de glastuinbouw staat in beide concentratiegebieden glastuinbouw onder druk. Via gezamenlijke verkenningen willen we gebiedsgericht afspraken maken over de duurzame toekomst van de (glastuinbouwconcentratie)gebieden.
  • Vestiging en uitbreiding van geitenhouderijen staan wij, in afwachting van nader onderzoek naar negatieve gevolgen van geitenhouderijen voor de volksgezondheid, niet toe.

Ons beleid en regelgeving biedt ruimte voor de transitie naar duurzame (kringloop)landbouw. Indien een innovatie zich aandient die andersoortig beleid of regelgeving vraagt, is er ruimte om in pilots met deze innovatie te experimenteren. Indien het nodig is om bewezen innovaties voor kringlooplandbouw op grote schaal mogelijk te maken, of als blijkt dat de regelgeving onvoldoende ondersteunend is om de landbouwtransitie te bevorderen (bijvoorbeeld als gevolg van aanpak stikstof), dan passen we deze aan.



4.7.2g Nieuwe functies voor stoppende agrarische bedrijven     

Ons beleid is in principe gericht op het duurzaam toekomstperspectief geven aan de agrarische bedrijven.

Daar waar de bouwpercelen gunstig liggen ten opzichte van de goede landbouwgrond is in het geval een agrarisch bedrijf stopt, het behoud van een agrarisch bouwperceel voor de landbouw wenselijk. Door het grote aantal bedrijven dat stopt, en de soms ongunstige ligging van bouwperceel ten opzichte van veldpercelen is dit echter vaak niet haalbaar. Veelal zal de voormalige bedrijfswoning een woonfunctie krijgen. De voormalige bedrijfsbebouwing kan dan blijven staan, maar kan in dat geval niet voor een bedrijfsmatige functie worden gebruikt. Een beperkte oppervlakte in de nabijheid van de woning kan worden gebruikt voor beroep of bedrijf aan huis. Om sloop van overbodig geworden bedrijfsbebouwing te stimuleren en dus verval te voorkomen, bevelen wij de saneringsregeling voor bedrijfsbebouwing aan. Veel gemeenten hanteren die: de overbodige bedrijfsbebouwing wordt onder het overgangsrecht gebracht, maar kan toch worden vervangen indien de oppervlakte met 50% afneemt.

Als een agrarisch bouwperceel geheel vrijkomt is ons beleid gericht op sloop van overbodig geworden bedrijfsbebouwing. Wij bieden via onze Omgevingsverordening in het landelijk gebied ruimte voor de bouw van één tot drie woningen (ruimte-voor-ruimte) of de vestiging van een niet-agrarische functie in ruil voor de sloop van een evenredige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing. Daarbij is het uitgangspunt dat alle bedrijfsmatige bebouwing moet worden gesloopt. Naar mate er meer wordt gesloopt, is er meer ontwikkelruimte. We hanteren standaard normen. Hiervan kan door gemeenten worden afgeweken, indien een evenredige kwaliteitswinst anders dan sloop van gebouwen wordt bereikt. Zo ontstaat ruimte voor maatwerk: bijvoorbeeld meer dan 1 tot 3 woningen, woningen op een andere plek dan het agrarisch bouwvlak, combineren van sloop van meerdere bouwvlakken of vestiging van een groter niet-agrarisch bedrijf. We monitoren het gebruik van de regels en het daarin geboden maatwerk en passen dit zo nodig aan voor een groter doelbereik.

Bij de beoordeling van evenredige kwaliteitswinst, anders dan door sloop, kunnen onder andere de volgende aspecten een rol spelen: herstel van landschapselementen, versterking van de cultuurhistorische hoofdstructuur (agrarisch cultuurlandschap), oplossingen voor de wateropgave, realisering van wandel- en recreatievoorzieningen, de verbetering van het woonmilieu in een aangrenzende kern en extra, compact gebouwde woningen die aantoonbaar in een plaatselijke woningbehoefte voorzien. De beoordeling of sprake is van meer ruimtelijke kwaliteit is primair een verantwoordelijkheid van de gemeente. Gemeenten kunnen een eigen afweging maken om een andere, evenredige vorm van ruimtelijke kwaliteitswinst mogelijk te maken. Wij faciliteren gemeenten graag bij de invulling van het kwaliteitsbegrip. Wij stimuleren daarbij de samenwerking tussen gemeenten, bijvoorbeeld om tot uitwisseling van sloopmeters te komen. Daarmee voorkomen we verrommeling en dragen we bij aan ontstening.

Wij stimuleren intergemeentelijke samenwerking op het gebied van de aanpak van leegstand van agrarische bebouwing. In de afgelopen jaren zijn hierin al stappen gezet. Met name aan de oostelijke kant van de provincie, waar de problematiek het grootst is. Provinciebreed brengen we de problematiek van leegstand in kaart. Is leegstand slechts een probleem van de individuele eigenaar of is de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied in het geding? Vanuit een goed beeld van de problematiek kan gewerkt worden aan een gezamenlijke aanpak die inspeelt op behoeften van eigenaren, ondermijning tegengaat en initiatiefnemers de kansen biedt voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Wij gaan er van uit dat bij functiewijziging op vrijkomende agrarische bedrijfspercelen de omliggende grond in agrarisch gebruik blijft.



4.7.2h Uitvoering geven aan beleid voor ‘duurzame landbouw’     

Vanuit de rollen stimuleren/ participeren/ realiseren:

  • Landbouwvisie.
  • Samenwerkingsagenda Landbouw: samen met betrokkenen Landbouwvisie realiseren. Is dynamisch document om stapsgewijs de doelen te concretiseren en realiseren.
  • Agenda Vitaal Platteland en de opvolger hiervan.
  • Op te stellen Provinciale Voedselagenda.
  • We vragen gemeenten om in omgevingsplan regels op te stellen die bijdragen aan het behouden van goed gesitueerde agrarische bouwpercelen en landbouwgrond voor de landbouw.

Vanuit de rol reguleren:

  • Instructieregels voor agrarische bedrijven, geitenhouderijen en glastuinbouw.



Collages bij hoofdstuk 4     

De hierna opgenomen collages behorende bij de zeven beleidsthema’s geven een impressie van de beoogde ontwikkelingen.

Stad en land gezond

Klimaatbestendig en waterrobuust

Duurzame energie

Vitale steden en dorpen

Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar

Levend landschap, erfgoed en cultuur

Toekomstbestendige natuur en landbouw



5. Gebieden     

In de uitwerking van ons beleid in drie regio’s brengen wij de samenhang aan tussen de thematische ambities. Onze uitgangspunten voor beleid zijn ook hier leidend. Uit de processen om te komen tot de drie gebiedsuitwerkingen komt naar voren, dat het mogelijk is om onze opgaven te realiseren, maar dat we daarbij die uitgangspunten wel hard nodig hebben. We moeten concentreren en combineren om bijvoorbeeld zowel de stedelijke ontwikkelingen een plek te geven, als de bijbehorende groene en blauwe ontwikkelingen. Dit werken we uit in de drie regio’s, regio U16, regio Amersfoort en regio Foodvalley.

Woerden Haven (bron: Utrecht Marketing)



5.1 Regio U16     

5.1a Beschrijving van de regio     

De regio U16 beslaat een groot deel van de provincie Utrecht. Het gebied valt qua landgebruik uiteen in drie delen die elk een eigen karakteristiek kennen.

1. Stadsgewest Utrecht

In het stadsgewest Utrecht is sprake van de grootste dynamiek binnen de provincie. Het is ook een van de snelst groeiende regio’s van Nederland. Het gebied kenmerkt zich door:

  • de centrale ligging in Nederland;
  • een in het algemeen plezierig woon-, werk- en leefklimaat;
  • een groot aantal kennisinstellingen;
  • een hoog opgeleide beroepsbevolking;
  • veel werkgelegenheid in de zakelijke en financiële dienstverlening;
  • de vele infrastructuur die hier bij elkaar komt, weg, spoor en water;
  • de grote verscheidenheid aan aantrekkelijke en cultuurhistorische landschappen in en om het stadsgewest;
  • een hoogwaardig aanbod van cultuur en erfgoed;
  • een sterke groeibehoefte voor wonen en werken.

Een deel van deze kenmerken is niet uniek, maar deelt het stadsgewest met de rest van de U16 en de provincie.

Gezond stedelijk leven voor iedereen (bron: concept Ruimtelijke Structuurvisie Utrecht 2040, gemeente Utrecht, 2019)

2. Kromme Rijngebied, Langbroekerwetering en de Utrechtse Heuvelrug

Betreft het landelijk gebied met enkele grotere kernen aan de oostzijde van het stadsgewest Utrecht. Het omvat 3 delen:

  1. de Utrechtse Heuvelrug. Die ligt in alle drie de deelgebieden van de Omgevingsvisie. Het centrale deel ervan ligt grotendeels in de regio Amersfoort. In de U16 bevindt zich de Stichtse Lustwarande, een aaneengesloten zone met historische buitenplaatsen;
  2. het Kromme Rijngebied. Hier heeft de landbouw een belangrijke positie. Het Kromme Rijngebied kent goede productieomstandigheden voor met name de fruitteelt;
  3. de Langbroekerwetering. Dit is een cultuurhistorisch waardevol gebied met diverse landgoederen en buitenplaatsen, waar landbouw en natuur duurzaam samengaan;

Het landschap van het Kromme Rijngebied en Langbroekerweteringgebied samen noemen we het Rivierengebied. De rivieren Lek/Neder Rijn en de Kromme Rijn hebben in het dit gebied voor de variatie gezorgd. Je vindt er de uiterwaarden waar de natuur en de rivier de ruimte krijgen, de oeverwallen en dijken waar de meeste bebouwing en veel fruitteelt te vinden is en de lage komgronden die meestal in gebruik zijn als grasland. Het rivierengebied is aantrekkelijk voor (water)recreatie.

3. Utrecht West

Dit is het landelijk gebied aan de westzijde van het stadsgewest Utrecht dat in het landschap van het Groene Hart ligt, evenals het Noorderpark en Vijfheerenlanden die onderdeel van het stadsgewest Utrecht zijn.

  • Het Groene Hart loopt door in Noord- en Zuid-Holland, het is de centrale open ruimte in de Randstad.
  • Utrecht-West heeft uitgestrekte (veen)weidegebieden, doorsneden door de Vecht, Oude Rijn en Hollandsche IJssel met kenmerkende natuurgebieden, dorpen en historische stadjes.
  • Langs de Vecht bevinden zich veel historische buitenplaatsen.
  • De landbouw bestaat voornamelijk uit grondgebonden melkveehouderij.
  • De stedelijke dynamiek concentreert zich van oudsher langs de Vecht en de Oude Rijn.
  • Door het gebied heen lopen twee infrastructuurbundels: de A12 met de spoorverbinding Utrecht – Den Haag en de A2 met de spoorverbinding Utrecht – Amsterdam en het Amsterdam-Rijnkanaal.
  • In het gebied liggen diverse plassen, rivieren, kanalen en weteringen die onderdeel zijn van een waternetwerk dat eveneens doorloopt in Noord- en Zuid-Holland en van groot belang is voor natuur, recreatie, toerisme en watersport.

Aan de westzijde van de U16 ligt het veenweidegebied. Dit is een waterrijk gebied met een weids en open karakter en een kenmerkende historische verkavelingsstructuur. Het is een belangrijk gebied voor natuur, rust en recreatie. Van oorsprong was het hele gebied bedekt met veen en nog steeds is op veel plekken in de bodem veen te vinden. Het typische patroon van smalle weiden en sloten laat de geschiedenis van de ontwatering en veenontginning zien. Ontwatering maakte het land geschikt als akker- of weidegrond, maar het leidde ook tot daling van de bodem. Op sommige plaatsen is deze daling vanaf de ontginning wel 5 tot 6 meter geweest. In dit landschap speelt het vraagstuk van het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit terwijl er invulling wordt gegeven aan de transities in energie en landbouw en de opgaven van klimaatadaptatie en bodemdaling. Zie hiervoor paragraaf 4.2.3 over perspectief voor bodemdalingsgebieden.

Door de drie delen van de U16 heen loopt de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam, (voorlopig) UNESCO Werelderfgoed. Dit is een ingenieus hydrologisch verdedigingssysteem dat een lijn vormt van met elkaar verbonden elementen in het landschap. Bij aanleg van de waterlinies werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het bestaande landschap. Het landschap bepaalde dan ook welke bouwwerken nodig waren voor de verdediging. In de forten hebben zich belangrijke natuurwaarden ontwikkeld.

In de U16 ligt een belangrijk deel van het Natuurnetwerk Nederland, waaronder de Natura 2000-gebieden Botshol, Kolland en Overlangbroek, Lingegebied en Diefdijk-Zuid, Nieuwkoopse Plassen en De Haeck, Oostelijke Vechtplassen, Rijntakken, Uiterwaarden Lek en Zouweboezem. Deze gebieden zijn stikstofgevoelig. Het open veenweidelandschap is belangrijk voor de weidevogels.

De Lekdijk beschermt een groot deel van Midden en West Nederland. Als deze dijk doorbreekt, kan een groot deel van de Randstad, tot Amsterdam aan toe, overstromen.



5.1b Regionale uitwerking van het beleid     



Verstedelijkingsstrategie Regio U16     

De afgelopen decennia kende de regio een sterke groei in met name het stedelijk gebied. Prognoses wijzen uit dat dit de komende decennia zo zal blijven. De verwachting is dat er tot 2040 in de regio zo’n 99.000 – 125.000 woningen extra nodig zijn. De ambitie is om deze groei te accommoderen, met behoud van de Utrechtse kwaliteiten en de daarmee samenhangende hoge kwaliteit van leven en versterking van de concurrentiekracht. Naar verwachting is er voor de eerstkomende jaren tot 2025/2030 voldoende plancapaciteit. Er zijn mogelijkheden voor (her)ontwikkeling van locaties nabij bestaande knooppunten. Die mogelijkheden zijn geïnventariseerd en worden gemonitord. Vanwege de snel toenemende vraag naar woningen zal deze geplande woningbouw met tempo gerealiseerd moeten worden. De huidige situatie én de toenemende groei vragen om grote investeringen in de mobiliteitsnetwerken.

Zodra de geplande woningbouw gerealiseerd is, zijn er twee zoekrichtingen in beeld die gezamenlijk voldoende ruimte voor verdere woningbouw lijken te geven tot 2040 / 2050:

  • grootschalige ontwikkeling in de A12 Zone tussen snelwegknooppunten Lunetten en Oudenrijn, op de visiekaart opgenomen als zoekrichting voor grootschalige integrale ontwikkeling wonen-en-werken-bereikbaarheid;
  • benutten van potenties bij bestaande OV-knooppunten in de regio, op de visiekaart opgenomen als potentiële locatie voor integrale ontwikkeling wonen en werken rondom knooppunten en als prioritaire locatie voor grootschalige integrale ontwikkeling voor wonen en werken rond knooppunt

Daarnaast wordt onderzocht of aan de oostkant van het stadsgewest Utrecht specifieke (landelijke) woonmilieus toegevoegd kunnen worden voor bijvoorbeeld kenniswerkers. Ook blijft maatwerk voor kleine kernen mogelijk. Vanzelfsprekend blijven wij er in algemene zin voor kiezen om de ruimtevraag voor wonen en werken op een duurzame wijze te accommoderen via binnenstedelijke en binnendorpse ontwikkeling.

We onderzoeken eerst de potentie van deze 2 zoekrichtingen op kwantiteit en kwaliteit en in samenhang met andere opgaven. Op basis van de resultaten bepalen we of en zo ja wanneer eventuele andere locaties nodig zijn en nader onderzocht moeten worden. Mogelijk vergt dit extra investeringen voor de bereikbaarheid. Eén van de locaties die dan in beeld kan komen is Rijnenburg. Deze locatie is op de visiekaart opgenomen als lange termijn zoekrichting grootschalige integrale ontwikkeling voor wonen-werken-bereikbaarheid. Voor de kortere termijn is Rijnenburg in beeld als (tijdelijk) energielandschap. Tot 2035-2040 is Rijnenburg waarschijnlijk niet nodig om de benodigde woningbouwaantallen en werklocaties in de regio te halen. Bovendien is de auto- en OV-ontsluiting van het gebied complex en kostbaar.

De ontwikkeling van de zoekrichting A12 Zone en het zuidelijke deel van het Wiel met Spaken kan niet losgezien worden van de mogelijke ontwikkeling van de uitbreidingslocatie Rijnenburg op de lange termijn. De keuzes die worden gemaakt voor de ontsluiting van de A12 Zone, zowel voor auto als OV, en de recreatieve structuur rondom de Hollandse IJssel zijn bepalend voor de ontwikkelruimte in Rijnenburg. Daarom is het noodzakelijk om bij eventuele keuzes voor de uitwerking hiervan rekening te houden met de consequenties voor de mogelijkheden voor eventuele ontwikkeling van Rijnenburg op de lange termijn.

De genoemde locaties onderzoeken we in het Programma U Ned. Hierin werken we samen met gemeente Utrecht, regio U16 en het Rijk aan het bereikbaar houden van de regio en het mogelijk maken van toekomstige woon- en werklocaties. In het programma U Ned is het Ontwikkelperspectief Utrecht Nabij opgesteld en door Rijk, provincie Utrecht en gemeenten in de regio U16 op 25 november 2020 vastgesteld. Hiermee is een toekomstbeeld voor de regio Utrecht tot 2040 geschetst, met een doorkijk naar 2050. In aansluiting hierop verdiept de samenwerkende regio U16 dit in de ontwikkeling van het Ruimtelijk Economisch Perspectief en Programma (REP). We sluiten over en weer aan in proces en inhoud van het ontwikkelen van een toekomstbeeld voor de regio U16 en gaan gezamenlijk het proces uitlijnen voor regionaal programmeren in (sub)regio’s (zie ook paragraaf 4.4).

Om woningbouw tot 2030 te kunnen ontwikkelen zijn er op de kortere termijn mobiliteitsinvesteringen nodig. In het BO MIRT van 20 november 2019 is besloten een MIRT verkenning te starten waarbij een kansrijk maatregelpakket van € 500 miljoen voor OV en wonen in de regio Utrecht wordt ontwikkeld. Om voldoende zicht op financiering van de realisatie te hebben reserveren Rijk en regio samen € 380 miljoen euro. Met deze verkenning wordt voor drie maatregelen een serieuze start gemaakt ten behoeve van de aanleg van het eerste deel van een OV-ring, zoals opgenomen in het Koersdocument. Een aantal oplossingsrichtingen wordt verkend:

  • een versterkt station Lunetten-Koningsweg.
  • een oost-west HOV-verbinding.
  • (HOV-)ontsluiting en gebiedsontwikkeling Nieuwegein en Utrecht Zuid-West.

Deze OV-investeringen zijn nu al nodig en bieden als bijkomend voordeel dat bereikbaarheid van de A12 Zone er door verbetert en daarmee extra woningbouwcapaciteit mogelijk wordt. Bovendien zorgt het voor een verlaging van de druk op Utrecht Centraal waardoor ook woningbouw rond andere knooppunten in de regio mogelijk wordt. De verkenning is een eerste stap hierin en moet aangevuld worden met de maatregelen die na 2030 nodig zijn om de regio en de A12 Zone bereikbaar te houden.

We willen daarbij vanzelfsprekend dat de hele provincie Utrecht goed bereikbaar blijft en streven daarom ook in deze regio naar het beter benutten van het spoor- en (H)OV-netwerk en het beter benutten van het hoofdwegennet en provinciale wegennet. Wij bezien bereikbaarheid in samenhang met wonen, werken, voorzieningen, duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Daarbij zetten we in op knooppuntontwikkeling om overstap tussen vervoerwijzen mogelijk te maken en het OV-gebruik te stimuleren. Daarmee willen we bereiken dat men straks naadloos kan overstappen van de ene naar de andere vervoerswijze, waarbij we nadrukkelijk het gebruik van de fiets stimuleren. Voor de fiets zetten we daarnaast in op een snelfiets routenetwerk. We zien verdere ontwikkelingsmogelijkheden bij het multimodale knooppunt Utrecht Centraal Station. In aanvulling hierop benutten we het netwerk aan bestaande knooppunten (spoor en HOV). Ook ontwikkelen we enkele nieuwe knooppunten. Naast het al genoemde Lunetten/ Koningsweg gaat het om Utrecht Science Park en Westraven. Tussen deze knopen verkennen we zoals hiervoor vermeld de mogelijkheid een aanvullende hoogwaardige OV-verbinding te realiseren. Deze verbinding kan op termijn worden doorgetrokken naar station Leidsche Rijn en via Zeist naar Amersfoort Centraal Station (zie ook paragraaf 4.5).

Voor de kleinere steden en dorpen in de regio bieden wij waar nodig en mogelijk passende ontwikkelruimte voor kleinschalige uitbreiding die nodig is om te bouwen ten behoeve van lokale vitaliteit (zie ook paragraaf 4.4).

Wij vinden het belangrijk dat de geschetste ontwikkeling op een duurzame wijze wordt vormgegeven:

  • zo veel mogelijk binnenstedelijk en bij knooppunten;
  • met aandacht voor klimaat-adaptieve inrichting (groen en blauw), energietransitie, energieneutrale of energieleverende gebouwen en gezondheid;
  • met mee-ontwikkelen van natuur, landschap, recreatie en duurzame landbouw;
  • Nieuwe Hollandse Waterlinie als drager en aanjager van omgevingskwaliteit.

Op die manier willen wij zorgen voor een complete ontwikkeling, mét respect voor de Utrechtse kwaliteiten.

We geven deze en andere criteria mee in het proces van regionaal programmeren. Omdat de regio U16 groot en veelsoortig is, kunnen wij ons voorstellen om voor de regionale programmering subregio’s te onderscheiden. De regio’s Utrecht-West en Krommerijn/ Heuvelrug verschillen immers wezenlijk van het meer verstedelijkte gebied. En binnen een regio als Utrecht-West kent een deelgebied als de Lopikerwaard al een intensieve samenwerking. De regionale programmering en het bepalen van subregio’s pakken we op in nauwe samenwerking met de U16 gemeenten en het REP waarin zij samenwerken.

Afhankelijk van de economische ontwikkeling bedraagt de maximale aanvullende behoefte aan bedrijventerreinen in de U16 116 hectare. Wij willen primair inzetten op herstructurering, verduurzaming en efficiënter ruimtegebruik op bestaande terreinen. Voorts willen wij met name de behoefte van het lokaal en regionaal gevestigde bedrijfsleven accommoderen. Over de omvang en de wijze van accommoderen gaan wij met de gemeenten en de regio in gesprek teneinde te komen tot een regionaal programma bedrijventerreinen. De verhouding ruimtevraag gerelateerd aan arbeidsplaatsen betrekken wij in deze afweging.

De provincie heeft een bloeiende kenniseconomie met kenniscentra, bedrijven en proeftuinen die samenwerkt met andere delen van ons land. In de U16 heeft het Utrecht Science Park (USP) zich ontwikkeld tot het hart van de gezondheid-gerelateerde economie in Nederland en heeft een internationale aantrekkingskracht. Het USP is daarnaast een kenniscluster van belang die de regio verre overschrijdt. We willen groei accommoderen én waarden in en rond het gebied beschermen.

De energietransitie vergt de komende jaren een grote inspanning en zal veel ruimte vragen. Wij zetten in op slimme combinaties van functies en waar mogelijk concentratie. Voor energieopwekking en warmtebronnen wordt aangesloten bij de plannen die in het kader van de Regionale energiestrategie (RES) worden opgesteld. In ons Omgevingsbeleid geven wij hiervoor kaders mee (zie ook paragraaf 4.3).

We vinden het belangrijk dat in deze grootschalige ontwikkeling ook ruimte is voor het mee-ontwikkelen van natuur, landschap, recreatie en duurzame landbouw. Deze ontwikkeling is zowel in de stad als het landelijk gebied van belang. In de stad moet voldoende groen en water aanwezig zijn en blijven. In het landelijk gebied moet de hoeveelheid (recreatief) groen mee-ontwikkelen met de verstedelijking. Er is nu al een geschat tekort van 550 hectare aan recreatief groen voor intensief gebruik. Belangrijk hierbij is om voort te bouwen op de bestaande rijkdom aan groengebieden en landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Van belang hierbij is ook het uitbreiden van het netwerk van recreatieve verbindingen. Deze verbinden de woonwijken en de groene gebieden in het stedelijk gebied met elkaar en met het landelijk gebied. Bovendien nodigen ze uit om gebruikt te worden door hun groene uitstraling. Dit netwerk zorgt ook voor toegankelijkheid van de grotere landschappen, zoals het Rivierengebied, het Groene Hart en de Utrechtse Heuvelrug. Belangrijk hierbij is ook het verder ontwikkelen van recreatiegebieden om deze grotere vraag naar recreatie te kunnen beantwoorden.

De Utrechtse Barcode voor gezond stedelijk leven voor iedereen (bron: concept Ruimtelijke Strategie Utrecht, inspraakversie, januari 2021

De Utrechtse Barcode; benodigd programma voor het realiseren van 10.000 woningen (bron: concept Ruimtelijke Strategie Utrecht, inspraakversie, januari 2021)



Ontwikkeling in het landelijk gebied     

Bij de ontwikkeling in het landelijk gebied is het onze inzet om de kwaliteiten en potenties van landschap en cultuurhistorie te behouden en versterken. Denk daarbij vooral aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Utrechtse Heuvelrug. We zetten in op de ontwikkeling van een robuuste groenblauwe structuur langs bestaande doorgaande waterlopen, zoals opgenomen op de visiekaart en toegelicht in hoofdstuk 2. En wij bieden voldoende gelegenheid om te zwemmen. We versterken stad/land verbindingen en investeren in groen in en om bebouwd gebied, recreatieve verbindingen, recreatiezones en (bovenlokale) dagrecreatieterreinen, waarbij ook horeca, sport en leisure een plek kunnen krijgen. Het programma Groen Groeit Mee ondersteunt dat stad en land optimaal met elkaar worden verbonden en recreatieve landschappen bereikbaar en toegankelijk worden gemaakt.

De groene ontwikkeling van de U16 staat niet op zichzelf. Deze moet worden bezien in een regio-overschrijdend perspectief, dat wil zeggen in relatie tot het Groene Hart en Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Door te kiezen voor concentratie en combinatie van verstedelijking, houden we ruimte voor het gelijktijdig ontwikkelen van recreatie en groen. En voor natuurontwikkeling, duurzame landbouw, het opwekken van duurzame energie (conform de Regionale Energiestrategie (RES)) en de transitie van veenweidegebieden. We zoeken daarbij naar innovatieve combinaties van landbouw, natuur, bos, water, recreatie en energie om via combinatie en concentratie verder te bouwen aan de kwaliteiten van de regio.

Een stijgende groei van inwoners vraagt ook uitbreiding van de drinkwatervoorziening. Wij onderzoeken de mogelijkheden hiervoor in deze regio met het zoekgebied drinkwaterwinning Eiland van Schalkwijk. Bij de versterking van de primaire waterkeringen voor een klimaatbestendige en waterveilige provincie zetten wij ons samen met waterschappen, gemeenten en Rijk in op het meekoppelen van verschillende ambities voor onder andere natuur, recreatie en cultuurhistorie om zorg te dragen voor aantrekkelijke en toekomstbestendige dijken. Hiermee vergroten we de omgevingskwaliteit van dit rivierengebied rond de Nederrijn en Lek.

Het Rijk, regio en gebruikers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het voorkomen van tekorten van zoetwater, hierin wordt via het Deltaprogramma samengewerkt aan het toekomstbestendig maken van het hoofd- en regionaal watersysteem, zoals het gebied rond het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal.

We benutten het hydrologische systeem van de Utrechtse Heuvelrug om regenwater vast te houden en te infiltreren.

Het landelijk gebied van Utrecht-West maakt een geleidelijke transitie door, waarbij bijvoorbeeld de toeristisch-recreatieve potenties van het gebied meer en meer worden ontwikkeld. In de veenweidegebieden nemen we een mix aan maatregelen voor het tegengaan van bodemdaling in 2030 met 50%. Hiervoor zal in bepaalde gebieden een verhoging van het grondwaterpeil nodig zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de gebruiksfuncties in die gebieden. We stimuleren kennisontwikkeling en innovaties gericht op het behoud van een rendabele melkveehouderij in combinatie met het afremmen van bodemdaling. Daarnaast zoeken we naar ander grondgebruik op agrarische percelen om de bodemdaling af te remmen en CO2-uitstoot te verminderen. Denk aan de combinatie met duurzame energie of natuur. De combinatie landbouw-vrijetijdseconomie is naast bodemdaling en energietransitie ook een belangrijke pijler voor de ontwikkelrichting van het gebied. De stad-land relaties vormen nog een opgave.

De regio biedt vanwege de nauwe verweving van stedelijk en landelijk gebied goede mogelijkheden voor het versterken van de stad-land relaties en het realiseren van korte voedselketens. De agrarische gebieden horen bij de karakteristiek van deze regio. Het zijn veelal grotere aaneengesloten gebieden, wat verder weg gelegen van de steden, waar de primaire functie landbouw is en zal blijven. Deze landbouw gaat wel veranderen in de toekomst. De bedrijven zullen zich steeds meer richten op vormen van duurzame, circulaire kringlooplandbouw. Biodiversiteit, bodemdaling, energietransitie en watervraagstukken bieden kansen en vereisen op termijn een aangepaste bedrijfsvoering. Wij ondersteunen deze transitie naar een duurzame landbouw. Daarbij is de economische rentabiliteit van agrarische bedrijven en een duurzame toekomst van de glastuinbouwin de in deze regio gelegen concentratiegebieden een belangrijk uitgangspunt. Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) leidt niet tot vermindering van de ruimtelijke kwaliteit. Door goed ruimtelijk beleid wordt maatwerk geleverd met herbestemming of saldering van sloopmeters zodat op één locatie de herontwikkeling plaats vindt als mogelijke uitkomst.

Om onze opgave voor verbetering van de biodiversiteit te halen zetten wij in de regio U16 in op realisatie van 641 hectare natuur in het Natuurnetwerk Nederland en circa 1783 hectare in de Groene contour. Voor aankoop, inrichting en beheer van de nieuwe natuur in het Natuurnetwerk Nederland heeft de provincie budget. Voor de realisatie van de Groene contour zoekt het gebied naar financieringsmogelijkheden om deze ambitie te realiseren, bijvoorbeeld door dit te realiseren in combinatie met functies die geld opleveren. Hierbij kan gebruikt gemaakt worden van resultaten uit de pilots Groene contour.

Alle geschetste opgaven tezamen zullen het landschap in de U16 veranderen. De verschillende subregio’s zijn zich hiervan bewust. De Lopikerwaard (de gemeenten Lopik, Montfoort, Oudewater, IJsselstein en Woerden) bijvoorbeeld is hier actief mee bezig via het opstellen van een regionale omgevingsagenda. Zij doen dit, omdat de aanstaande veranderingen in de landbouw, de regionale vraag naar woningen en de urgentie van de klimaat- en energietransitie de Lopikerwaard raken. Ze willen aan deze veranderingen actief vormgeven op een manier die de Lopikerwaard past en versterkt. Dit doen zij door de regionale omgevingsagenda in te gaan brengen in de diverse processen waar de Lopikerwaard bij betrokken is.



Box Ontwikkelingsperspectief Utrecht Nabij     

In het bestuurlijk overleg MIRT van 25 november 2020 is het Ontwikkelperspectief Utrecht Nabij door Rijk, provincie Utrecht en gemeenten in de regio U16 vastgesteld. Hiermee wordt een toekomstbeeld voor de regio U16 tot 2040 geschetst, met een doorkijk naar 2050. Nabijheid is het leidende principe voor de toekomst van de regio U16. Werk, school, winkels, gezondheidszorg, sport, recreatie, landschap: alles is vanuit huis zoveel mogelijk te voet, per fiets of met het ov goed bereikbaar. Utrecht Nabij geldt niet alleen voor het stedelijk gebied, maar ook voor de grote en kleine kernen. Nabijheid betekent dat nieuwe ontwikkelingen dáár komen, waar al veel mensen wonen of werken en waar het openbaar vervoer en het fietsnetwerk al goed geregeld is of kan worden. Zo versterken nieuwe woningen en banen en passant de bestaande stad, en wordt het motto van Utrecht – gezond leven in een stedelijke regio voor iedereen – bewaarheid.

Het Ontwikkelperspectief Utrecht Nabij gaat uit van zeven samenhangende, nevengeschikte principes:

  1. Concentreer nieuwe woningen en banen in het stedelijk kerngebied (de stad Utrecht, Maarssen, Nieuwegein en IJsselstein) en rond grotere regionale ov-knooppunten.
  2. Investeer in stedelijk groen en maak landschappen beter bereikbaar en toegankelijk. Zorg niet alleen voor kwantitatieve groei (meer), maar ook voor een kwalitatieve sprong op elk schaalniveau (beter).
  3. Intensiveer woon- en werklocaties in binnenstedelijke tussengebieden. Rond de Utrechtse binnenstad ligt een U-vormig gebied (van Lage Weide via de A12 Zone tot Overvecht) waar veel verdichtingskansen liggen: de Grote U.
  4. Ontwikkel complementaire Metropoolpoorten in de Grote U: hoog-stedelijke centra met een attractief woon- en werkklimaat.
  5. Focus op het versterken van economische clusters met het zwaartepunt in de Grote U: onderzoek en innovatie (USP), maakindustrie en circulaire economie (Lage Weide), kantoren (Leidsche Rijn en Lunetten), regionale distributie en logistiek (Liesbosch en Laagraven).
  6. Organiseer slimme, gezonde en veilige mobiliteit met voldoende alternatieven. Dus meer wandel- en fietspaden, openbaar vervoer, stadsdistributie en digitaal werken.
  7. Maak het mobiliteitssysteem samenhangend en multimodaal, zet in op alles: én fiets én openbaar vervoer én weg én beleid om mensen te motiveren de best passende modaliteit te kiezen. Zowel op lokaal, regionaal als nationaal niveau.

Het Ontwikkelperspectief Utrecht Nabij is als basis meegenomen bij de opstelling van de Omgevingsvisie provincie Utrecht. Op basis van de zeven principes gaan wij samen met het Rijk en de regio aan de slag met het uitwerken van drie gebiedsonderzoeken, Leidsche Rijn-Zuilen; A12 Zone en Lunetten/Koningsweg/USP. Dat doen we in samenhang met een multimodaal mobiliteitsnetwerk en aanpak voor 2030-2040. Het ontwikkelperspectief Utrecht Nabij en bijbehorende bijlagen zijn hier te vinden.

Utrecht nabij - Ontwikkelperspectief verstedelijking en bereikbaarheid MRU 2040, met doorkijk naar 2050 (bron: Programma U Ned, 2020)



Box Utrecht Science Park     

Het Utrecht Science Park (USP) is het grootste Science park van Nederland en van wezenlijk belang voor de Utrechtse economie. Hier bevinden zich veel opleidingen en instituten en meer dan 100 bedrijven. Dagelijks komen zo’n 51.000 studenten en 27.000 medewerkers naar de locaties in Utrecht en Bilthoven. Daarnaast komen er veel bezoekers naar het USP, onder andere door de aanwezigheid van ziekenhuizen (UMC-Utrecht, WKZ, Prinses Maxima Centrum).

Het USP is een broedplaats voor innovatie en kennisontwikkeling, mede doordat er verbindingen met en tussen partijen gelegd kunnen worden. Daarmee levert het een essentiële bijdrage aan het economische ecosysteem van de provincie, maar ook nationaal en internationaal.

Een goede bereikbaarheid is essentieel, want de bereikbaarheid van het USP staat ernstig onder druk. Daarom geven wij in onze bereikbaarheidsaanpak voor de regio Utrecht hieraan prioriteit. Daarnaast willen wij ontwikkelruimte bieden door transformatie en verdichting op het USP zelf, maar ook door inzet van locaties in de regio. Tenslotte is een kwalitatief en kwantitatief hoogwaardig voorzieningenniveau een voorwaarde om ontmoeting en innovatie te stimuleren.

Partijen op het USP leveren een belangrijke bijdrage aan opgaven op het gebied van life sciences en duurzaamheid. Niet alleen door onderzoek en toegepaste innovaties elders, maar ook door te investeren op het Science park zelf. Zo is een van de onderwijsgebouwen genomineerd voor het ‘duurzaamste onderwijsgebouw ter wereld’. Om kansen op het gebied van duurzaamheid en energietransitie optimaal te kunnen benutten, is het USP in deze visie aangegeven als experimenteergebied. De effectuering daarvan moet nog worden uitgewerkt.

Een vitale omgeving voor leren, werken, zorgen en verblijven (bron: Ambitiedocument USP, Universiteit Utrecht, UMC en Hogeschool Utrecht, 2018)



5.2 Regio Amersfoort     

5.2a Beschrijving van de regio     

De regio Amersfoort bestaat uit zeven gemeenten in het noordoostelijke deel van onze provincie. Bestuurlijk werken deze zeven gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg met de Gelderse gemeenten Barneveld en Nijkerk samen in de regio Amersfoort. De regio benoemt zichzelf als het ‘Kloppend hart van Nederland’: centraal gelegen, met goede verbindingen naar alle kanten en veel werkgelegenheid in de nabijheid. De regio maakt deel uit van het stedelijk netwerk Nederland en de Noordvleugel van de Randstad. De regio is de laatste decennia qua inwonertal sterk gegroeid.

Het landschap in de regio is divers: in het noorden het open landschap van Eemland, in het zuidoosten de Gelderse Vallei en aan de westkant de Utrechtse Heuvelrug. De ondergrond bezit grondwatervoorraden voor onze toekomstige drinkwatervoorziening.

Eemland is een waardevol veenweidegebied, met zowel hoge recreatieve als ecologische waarden. De landbouw bestaat voornamelijk uit grondgebonden melkveehouderij. In dit landschap bevindt zich een stiltegebied langs het Eemmeer. Delen van het gebied worden beschermd als Natura 2000-gebied, Natuurnetwerk Nederland of zijn weidevogelkerngebied. Dit natuurnetwerk is nog niet af, er moet nog nieuwe natuur worden toegevoegd. Een belangrijke kernkwaliteit van dit landschap is de openheid.

De Grebbelinie loopt van zuid naar noord door de regio Amersfoort. Aan de westzijde bevinden zich vele landgoederen en buitenplaatsen aan de historische route de Wegh der Weegen. Op Vliegbasis Soesterberg en omgeving bevinden zich belangrijke militaire structuren en elementen en overblijfselen uit de Koude Oorlog. Deze gebieden zijn cultuurhistorisch belangrijk, en er bevindt zich waardevolle natuur. De Gelderse Vallei kent zowel grondgebonden melkveehouderij als niet grondgebonden veehouderij (pluimvee, varkens, kalveren en geiten).

De regio Amersfoort kent attractieve steden en dorpen met gewilde en diverse woonmilieus. De centrale ligging en de goede verbindingen per weg, spoor en water maken de regio ook aantrekkelijk voor bedrijfsvestiging, met name in de sectoren zorg, financiële en zakelijke dienstverlening, food en de bouw. Dit maakt dat de regio ook de komende jaren nog blijft groeien.



5.2b Regionale uitwerking van het beleid     





Verstedelijkingsstrategie Regio Amersfoort     

De regio is erg gewild als woonplek. Naast mensen die al in de regio zijn gevestigd, is er ook sprake van enige ‘overloop’ uit de rest van de Randstad, met name uit de regio’s rond Utrecht en Amsterdam. Prognoses wijzen uit dat de regio ook de komende jaren blijft groeien, terwijl er thans al sprake is van een gespannen woningmarkt. Om tegemoet te komen aan de verwachte behoefte aan woningen zullen er in de regio Amersfoort vanaf 2020 tot 2040 26.000 tot 31.000 woningen moeten worden toegevoegd. De totale plancapaciteit (hard, zacht en potentieel) eind 2020 omvat ca. 25.000 woningen. Naar verwachting zijn er voldoende plannen om tegemoet te komen aan de opgave voor de eerstkomende jaren, met name gelegen binnen het stedelijk gebied van de gemeente Amersfoort. Wij zien goede mogelijkheden voor (her)ontwikkeling van locaties in de invloedssfeer van bestaande knooppunten, zoals bijvoorbeeld Langs Eem en Spoor en De Hoef-West. Daarnaast kunnen nog ca. 3.000 woningen worden gerealiseerd op de uitbreidingslocatie Vathorst-Bovenduist (deze locatie was als ‘Vathorst-West’ opgenomen in de Provinciale Structuurvisie 2013-2028). Om tegemoet te komen aan de woningbehoefte na 2030 is het noodzakelijk om keuzes te maken met betrekking de toekomstige stedelijke ontwikkeling. Daarbij zetten wij in op woningbouwontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied en/of bij bestaande of nieuwe OV-knooppunten.

Om de samenhang in het stedelijk netwerk in onze provincie verder te versterken zetten wij in op een nader te verkennen HOV-lijn tussen Amersfoort en het Utrecht Science Park. Wij willen de mogelijkheden voor ontwikkeling langs deze HOV-lijn onderzoeken teneinde het draagvlak daarvan te vergroten. Ook zetten wij in op een uitbreiding van het snelfiets routenetwerk.

Voor de kleinere steden en dorpen in de regio bieden wij waar nodig ruimte voor kleinschalige uitbreiding die nodig is om de lokale vitaliteit te behouden.

De aanvullende behoefte aan werklocaties tot 2030 voor de regio Amersfoort is recent becijferd op 31 tot 84 hectare. Wij willen primair inzetten op herstructurering, verduurzaming en efficiënter ruimtegebruik op bestaande terreinen. Verder willen wij met name de behoefte van het lokaal en regionaal gevestigde bedrijfsleven accommoderen. Over de omvang en de wijze van accommoderen gaan wij met de gemeenten en de regio in gesprek om te komen tot een regionaal programma bedrijventerreinen. De verhouding tussen de ruimtevraag en het aantal arbeidsplaatsen dat het oplevert betrekken wij in deze afweging.

Wij willen dat de ontwikkeling van groen en recreatiemogelijkheden gelijke tred houdt met de bouw van woningen. Er is nog een grote recreatieve opgave in de regio, met name rond de stad Amersfoort. Om zoveel mogelijk aan deze behoefte tegemoet te komen wordt gezocht naar een combinatie met andere functies in de groene ruimte. Bijvoorbeeld in de zuidelijke kernrandzone van Amersfoort, waarvoor diverse initiatieven zijn opgestart, maar waar ook natuurwaarden aanwezig zijn. Een ander voorbeeld: het versterken van de groenblauwe recreatieve structuur langs de Laak en de Amersfoortse beken. De groene ontwikkeling rond Amersfoort staat niet op zichzelf; deze moet worden bezien in een regio-overschrijdend perspectief, bijvoorbeeld in relatie tot het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug en daarmee ook in relatie tot het programma Groen Groeit Mee.

De energietransitie vergt de komende jaren een grote inspanning en zal veel ruimte vragen. Wij zetten in op slimme combinaties van functies en waar mogelijk concentratie. Voor energieopwekking en warmtebronnen wordt aangesloten bij de plannen die in het kader van de Regionale energiestrategie (RES) worden opgesteld. In ons omgevingsbeleid geven wij hiervoor kaders mee.

De verstedelijkingskeuzes voor de toekomst willen wij de komende periode in samenspraak met de regio maken, waarbij we wonen, werken en bereikbaarheid in samenhang willen bezien met andere opgaven zoals energie, klimaatadaptatie, drinkwatervraag, gezondheid, duurzaamheid en de bescherming van flora en fauna. In dat kader hebben wij samen met de regio Amersfoort het initiatief genomen voor het opstellen van een Ontwikkelbeeld Regio Amersfoort 2030-2040. Omdat de vraagstukken en de oplossingsrichtingen niet ophouden bij de provinciegrens, vindt hierbij tevens overleg en afstemming plaats met de provincie Gelderland.

Regionale Ruimtelijke Visie Regio Amersfoort (bron: Regio Amersfoort, 2018)



Ontwikkeling in het landelijk gebied     

Bij ontwikkeling van functies in het landschap willen wij aansluiting zoeken bij en voortbouwen op de aanwezige kernkwaliteiten en cultuurhistorische waarden. Op die manier houden wij dit landschap beleefbaar en benutten we de aanwezige waarden als dragers en aanjagers van omgevingskwaliteit. De verschillende typen landschap en groen (recreatie en natuur) worden gewaardeerd en kunnen nog verder benadrukt worden. Dit kan bijvoorbeeld door de verschillende opgaven zoals bijvoorbeeld natuur, recreatie, water en energie niet versnipperd maar integraal op te pakken.

Om te voldoen aan onze opgave voor verbetering van de biodiversiteit, zetten wij in deze regio in op realisatie van 150 hectare natuur in het Natuurnetwerk Nederland en circa 870 hectare in de Groene contour. Voor de realisatie van de Groene contour zoeken we naar financieringsmogelijkheden, bijvoorbeeld door dit te realiseren in combinatie met functies die geld opleveren.

Wij ondersteunen de transitie naar een duurzame landbouw, die circulair en natuurinclusief is. De regio Amersfoort biedt vanwege de nauwe verweving van stedelijk en landelijk gebied goede mogelijkheden voor het realiseren van korte voedselketens. Naar verwachting verliest in de komende decennia veel agrarische bebouwing zijn oorspronkelijke functie. Door maatwerk en waar mogelijk herbestemming willen wij voorkomen dat dit leidt tot een afnemende ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied.

In het open landschap Eemland is het inpassen van (grootschalige) ontwikkelingen een aandachtspunt. Het is bovendien een aandachtsgebied voor tegengaan bodemdaling. We zetten in op versterking van de recreatieve netwerken, vooral langs de Eem en richting de voormalige Zuiderzeekust. In de Eemvallei kan een groen/blauwe ontwikkeling worden gecombineerd met circulaire landbouw. In dit gebied onderzoeken we tevens de mogelijkheden voor een nieuwe drinkwaterwinning. Dit doen we in overleg en afstemming met de provincies Gelderland en Flevoland.

Op de Utrechtse Heuvelrug wordt natuur gecombineerd met een belangrijke recreatieve functie. Het wordt steeds drukker, plekken als Lage Vuursche en het Nationaal Militair Museum in Soesterberg zijn echte publiekstrekkers. De komende jaren willen wij deze toenemende drukte in goede banen leiden, zodat extensieve natuurgebieden in de nabijheid van intensieve recreatiegebieden kunnen bestaan. Het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug kan hierin een goede rol vervullen. Door de klimaatverandering wordt de Utrechtse Heuvelrug steeds droger. Maatregelen zijn noodzakelijk om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door vasthouden en infiltreren van regenwater. Aan de flanken van de Utrechtse Heuvelrug zijn maatregelen nodig om wateroverlast tegen te gaan. We werken in een Blauwe Agenda samen met gemeenten, waterschappen, drinkwaterbedrijven en terreinbeherende organisaties aan integrale wateroplossingen.

Het provinciegrensoverschrijdende en gevarieerde landschap in de Gelderse Vallei, met de vele beken leent zich bij uitstek voor een verdere combinatie van bestaande en nieuwe functies zoals landbouw, (natte) natuur, recreatie, waterberging en kleinschalige opwekking van duurzame energie.



Box Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug     

De Heuvelrug strekt zich uit van het Gooimeer tot de Grebbeberg. Al ruim 150.000 jaar een eenheid sinds haar vorming in de ijstijd. Met haar natuurwaarden, landschappen en cultuurhistorisch erfgoed vertelt de Heuvelrug een belangrijk deel van de geschiedenis van Nederland. Het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug beslaat vooralsnog alleen het zuidelijke deel van de hele Heuvelrug: van Rhenen tot de A28. We werken samen met diverse partijen aan één Nationaal Park voor de héle Heuvelrug. Dit is de beste manier om dit bijzondere gebied te beschermen en te ontwikkelen. Samen staan we sterker, zijn we zichtbaarder en kunnen we de bekendheid vergroten. Het groen is het goud van de Heuvelrug: de kwaliteit van natuur & landschap is de sleutel tot economisch succes.

Het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug vormt een platform waarmee we effectief en efficiënt beheer, ontwikkeling en bescherming van de natuur kunnen organiseren. Reeën stoppen tenslotte niet bij de eigendomsgrens en wandelaars, fietsers en ruiters houden ook geen rekening met eigendomsgrenzen. Bijzondere natuurwaarden blijven behouden en kansen worden benut door zonering en het vastleggen van een integrale ambitiekaart. Nieuwe geldstromen maken investeringen in natuur, landschap en erfgoed mogelijk.

Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (bron: Nationaal Park Heuvelrug, 2017)



5.3 Regio Foodvalley     

5.3a Beschrijving van de regio     

Foodvalley is bij uitstek een regio waar grensoverschrijdende samenwerking aan de orde is. De regio ligt binnen de provincies Utrecht en Gelderland en bestaat uit acht gemeenten. Het Utrechtse gedeelte omvat de gemeenten Renswoude, Rhenen en Veenendaal. Deze gemeenten werken in regioverband samen met de Gelderse gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen. Regio Foodvalley behoort tot het werkgebied van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en waterschap Vallei en Veluwe.

Foodvalley ligt als vallei tussen de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Hierdoor kent het landschap veel gradiënten: van laag naar hoog, van nat naar droog en van veen naar zand. Het landschap kenmerkt zich verder door de aanwezigheid van een samenhangend watersysteem en vele natuurgebieden, waaronder het Natura 2000-gebied het Binnenveld. De Grebbelinie, die van noord naar zuid door de regio loopt, is een bijzondere afgeleide van dit landschap en onderdeel van ons militair erfgoed.

Stad en land lopen binnen Foodvalley in elkaar over. Zij heeft “de voordeur in de stad en de achterdeur op het platteland”. De regio is door belangrijke snelwegen en meerdere spoorlijnen goed met de Randstad en Oost-Nederland verbonden. Foodvalley is een gewilde plek om te wonen. Voor mensen die al in de regio zijn gevestigd. En voor mensen die ‘overlopen’ uit de Randstad. De stijging van de huizenprijzen in de Randstad maakt dat wie daar geen woning kan betalen, uitwijkt naar aangrenzende regio’s. De olievlekwerking vanuit Utrecht en Amersfoort heeft Foodvalley bereikt.

Van oudsher heeft de regio een aantal sterke economische pijlers. Foodvalley clustert op wereldniveau wetenschap, bedrijven en onderzoeksinstituten met een focus op agrifood. Wageningen University & Research is hiervan het kennishart. Er zijn directe kennisrelaties op de as Utrecht-Veenendaal-Ede/Wageningen-Arnhem/Nijmegen met Utrecht Science Park en Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast kent de regio een sterke vertegenwoordiging in de (maak)industrie, bouwnijverheid en de primaire agrarische sector. De Gelderse Vallei kent zowel grondgebonden melkveehouderij als niet grondgebonden veehouderij (pluimvee, varkens, kalveren en geiten). Er liggen grote kansen voor de agrarische sector om voorop te lopen in innovatie zowel op het vlak van technologie als in de verbreding.

Ligging Foodvalley in Nederland (bron: website regiofoodvalley.nl, 2019)



5.3b Regionale uitwerking van beleid     





Verstedelijkingsstrategie Regio Foodvalley     

De woningbehoefte overtreft het aanbod en ook de prognoses laten een groei zien. In de periode 2019 tot 2040 moeten er binnen het Utrechtse gedeelte van Foodvalley 7.900 tot 9.100 woningen worden gebouwd om tegemoet te komen aan de geprognotiseerde woningbehoefte. De totale plancapaciteit (hard, zacht en potentieel) omvat 5.200 woningen. Er moet dus nog aanvullende ruimte worden gezocht. Hierbij realiseren we dat de regionale woningmarkt zich niet aan provinciale grenzen houdt.

Op de korte termijn is er binnen de gemeente Veenendaal voldoende plancapaciteit om het grootste gedeelte van de woningbouwopgave te realiseren. Dit gebeurt in Veenendaal-Oost en in de nabijheid van station Veenendaal-Centrum. Na circa 2030 bereikt de gemeente Veenendaal letterlijk de grenzen van haar groei. Wanneer Renswoude, Rhenen (inclusief de daartoe behorende kernen Achterberg en Elst) ruimte nodig hebben voor kleinschalige woningbouwuitbreiding om de lokale vitaliteit te behouden, dan bieden wij ruimte.

Voor de langere termijn is het noodzakelijk om in de regio op zoek te gaan naar nieuwe locaties voor integrale ontwikkeling van wonen en werken, bij voorkeur rondom bestaande knooppunten. Samen met de gemeenten Ede, Renswoude en Veenendaal, de regio Foodvalley en de provincie Gelderland willen we allereerst de potentie van knooppunt Veenendaal-De Klomp onderzoeken. Hier ligt een relatie met de verstedelijkingsstrategie voor de regio Arnhem-Nijmegen-Foodvalley die samen met het Rijk wordt opgesteld. De grensoverschrijdende samenwerking met de provincie Gelderland, de regio Foodvalley en de daarin gelegen gemeenten geldt ook voor het verbeteren van de bereikbaarheid. Zo wordt er bij voorbeeld samengewerkt om het OV-netwerk te optimaliseren.

Het heeft onze nadrukkelijke voorkeur dat de te ontwikkelen woningbouwlocaties klimaatadaptief, energieneutraal, duurzaam, gezond en inclusief worden ingericht. Verder willen we dat de ontwikkeling van groen, cultureel aanbod en recreatiemogelijkheden in de regio gelijke tred houdt met de ontwikkeling van woningbouw. Met de nabijheid van de Nationale Parken Utrechtse Heuvelrug en de (Hoge) Veluwe en van de Grebbelinie liggen er in Foodvalley op het gebied van recreatie veel kansen. Het natuurgebied Kwintelooijen en het Fort aan de Buursteeg, één van de grootste en belangrijkste verdedigingswerken van de Grebbelinie, zijn door ons aangewezen als (bovenlokale) dagrecreatieterreinen. Wij zetten in op snelfietsroutes vanuit Veenendaal richting Amersfoort (tracé Pon-lijn) en Utrechtse Heuvelrug.

De aanvullende behoefte aan werklocaties binnen het Utrechtse gedeelte van Foodvalley tot 2030 is 4 tot 24 hectare. Onze inzet is vooral gericht op herstructurering, verduurzaming en efficiënter ruimtegebruik van bestaande bedrijventerreinen. Bovendien is onze primaire insteek accommodatie van de behoefte van het lokaal en regionaal gevestigde bedrijfsleven. Over de omvang en de wijze van accommoderen gaan wij met de gemeenten en de regio Foodvalley in gesprek om tot een regionaal programma bedrijventerreinen te komen. De verhouding tussen ruimtevraag en het aantal arbeidsplaatsen betrekken we in deze afweging.

Het is onze ambitie om in 2050 als provincie CO2-neutraal te zijn. Om dit te halen, geven we binnen deze regio ruimte om in het kader van de Regionale Energiestrategie Foodvalley plannen te maken. En daarbij met lokaal draagvlak op zoek te gaan naar zorgvuldig ingepaste locaties voor duurzame energieopwekking en gebruik van warmtebronnen. Hierbij stellen we enkele algemene en gebiedsspecifieke voorwaarden, mede op basis van de Utrechtse kwaliteiten. We onderzoeken bijvoorbeeld met betrokken partijen (gemeente, waterschap en drinkwaterbedrijf) de mogelijkheden voor een veilig en duurzaam gebruik van de Veenendaalse ondergrond voor drinkwaterwinning en voor duurzame energie uit bodem en water.



Ontwikkeling in het landelijk gebied     

De Grebbedijk beschermt een groot deel van Midden-Nederland tegen overstroming. Als deze dijk doorbreekt, kan een groot deel van dit gebied, tot Bunschoten aan toe, overstromen. Als dijkversterkingen nodig zijn, kiezen we voor een integrale aanpak door gelijktijdig ook de ruimtelijke kwaliteit te versterken. Hierbij gaat het om functiecombinaties als bereikbaarheid, recreatie en natuur en het meekoppelen van ambities voor cultuurhistorie. Dit draagt bij aan de ambitie voor aantrekkelijke en toekomstbestendige dijken. Het Binnenveld is een aandachtsgebied voor tegengaan bodemdaling in het landelijk gebied. Op de Utrechtse Heuvelrug zetten we in op het vasthouden en infiltreren van hemelwater.

Het militair erfgoed van de Grebbelinie heeft al langer onze bijzondere aandacht. Samen met gemeenten en eigenaren hebben we geïnvesteerd in behoud en ontwikkeling van landschap en elementen. De bijzondere cultuurhistorische waarde van deze linie kan in dit gebied worden ingezet als drager en aanjager van omgevingskwaliteit.

Om onze ambitie voor realisatie van een hoogkwalitatief robuust natuurnetwerk en verbetering van de biodiversiteit te halen is in de regio Foodvalley nog 255 hectare nieuwe natuur nodig. Daarbij gaat het om tien hectare in het Natuurnetwerk Nederland en circa 245 hectare in de Groene contour. Voor de realisatie van de Groene contour wordt gezocht naar financieringsmogelijkheden, bijvoorbeeld door dit te realiseren in combinatie met functies die geld opleveren.

Het provinciegrensoverschrijdende en gevarieerde landschap in de Gelderse Vallei, met de vele beken leent zich bij uitstek voor een verdere combinatie van bestaande en nieuwe functies zoals landbouw, (natte) natuur, recreatie, waterberging en kleinschalige opwekking van duurzame energie.

Wij stimuleren baanbrekende innovaties op het gebied van circulaire landbouw, voedselproductie en gezondheid. Dat doen we onder andere via het samenwerkingsverband van de Regio Deal Foodvalley. Daarmee levert deze regio een belangrijke bijdrage aan gezond voedsel voor de toekomst. Wij ondersteunen de transitie naar een duurzame landbouw. Daarmee werken we toe naar een rendabele landbouw die circulair, natuurinclusief, klimaatneutraal en diervriendelijk is.



Box Regio Deal Foodvalley     

Binnen de Regio Deal Foodvalley werken het Rijk, de provincies Gelderland en Utrecht en de regiogemeenten uit Foodvalley samen aan de versnelling van de transitie naar een gezond en duurzaam voedselsysteem (productie en consumptie). Zij doen dit in nauwe samenwerking met vele partners, waaronder de Universiteit Utrecht, Wageningen University & Research, en belangenorganisaties VNO-NCW Midden alsmede waterschap Vallei en Veluwe en LTO Noord.

De concrete vertaling van de versnelling naar duurzaam en gezond voedsel heeft drie complementaire hoofdpijlers met daarin de volgende uitwerkingen:

  1. Versnelling van de transitie naar een toekomstbestendige landbouw. Er wordt ingezet op toekomstbestendige, duurzame, circulaire landbouw. Denk aan maatregelen voor emissiereductie, het sluiten van kringlopen en de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen voor agrariërs. Er is tevens focus op een sterkere verbinding tussen boeren en inwoners in het gebied.
  2. Voeding en gezondheid van prille start tot oude dag. Met innovaties worden mensen verleid tot het consumeren van gezonder en duurzamer voedsel. Door een gezonde voedselomgeving te creëren, kunnen mensen gemakkelijker komen tot gezonde en duurzame keuzes. Tevens krijgt gezonde voeding een belangrijke plek in curatieve en preventieve gezondheidszorg.
  3. Versterken van kennis- en innovatiesysteem. In de regio worden wetenschap, praktijkonderwijs, starters en bestaande bedrijven bij elkaar gebracht om innovaties toe te passen in nieuwe en bestaande producten.

Regio Deal Foodvalley (bron: website regiofoodvalley.nl, 2019)



Collages bij hoofdstuk 5     

Regio U16

Regio Amersfoort

Regio Foodvalley

6. Uitvoering     

Zoals uit deze Omgevingsvisie mag blijken, zijn onze ambities en de uitdagingen in de fysieke leefomgeving divers. Ze vragen om een innovatieve en samenhangende aanpak en andere manier van samenwerken. En het vraagt om faciliteren waar dat nodig is en sturen waar dat moet. Bij de basis voor ons omgevingsbeleid, hoofdstuk 3 , zijn wij al ingegaan op onze sturingsfilosofie en onze provinciale rol. Voor de uitvoering zijn daarnaast ook de samenwerking met partners, bijvoorbeeld via regionale programmering, en de inzet van ons intrumentarium van belang. Dat is opgenomen in dit hoofdstuk. Ook geven we aan hoe we met monitoring en evaluatie om willen gaan.

Rhenen Blauwe Kamer (bron: provincie Utrecht, foto Her Schuddebeurs)



6.1 Samenwerken     

In onze Omgevingsvisie staat centraal dat wij door concentreren en combineren, door verschillende doelen met elkaar te verweven en door slimme combinaties te maken een grotere meerwaarde voor opgaven en voor een gebied willen bereiken. Om dit te realiseren is samenwerking belangrijk. Onze rol kan in die samenwerking verschillend zijn, naar gelang wat de opgave van ons vraagt. Vanuit de basisgedachte van de Omgevingswet, dat bevoegdheden op het laagst mogelijke niveau liggen, zoeken wij telkens naar de beste rolverdeling tussen overheden en andere partijen. We willen samen met de andere overheden als één overheid samenwerken met inwoners, bedrijfsleven en kennisinstellingen aan gemeenschappelijke doelen en opgaven. Gebiedsgericht samenwerken en gezamenlijk oog hebben voor maatwerkmogelijkheden zijn hierbij belangrijk. De afbakening van wat de provincie daarin doet en wat anderen doen, is tijdsafhankelijk maar hangt ook af van de aard en omvang van de opgaven, de afspraken die wij met elkaar maken en de politieke urgentie. Belangrijk is welke rol wij kunnen vervullen in aanvulling op gemeenten en waterschappen en wat wij (en andere medeoverheden) kunnen bijdragen aan de meest doeltreffende invulling. Het gaat uiteindelijk dus om het samenspel naar tijd en plaats.

Periodiek overleg met gemeenten en samenwerken aan de hand van een gemeenschappelijke agenda

Wij vinden een structurele samenwerking met onze medeoverheden belangrijk. We willen ons beleid via overleg en samenwerking laten doorwerken naar gemeenten. Hiervoor is overleg in een vroeg stadium van ruimtelijke ontwikkelingen belangrijk. Wij willen daarom het periodiek overleg met gemeenten voortzetten en uitbouwen. In het periodiek overleg kan het provinciale Omgevingsbeleid worden toegelicht en uitgelegd. Zo kunnen ruimtelijke ontwikkelingen optimaal op provinciale belangen worden afgestemd en strijdigheid met provinciale regels worden voorkomen. Door het voeren van periodiek overleg met gemeenten, is overleg over individuele plannen minder nodig. Gemeenten kunnen dan zelf bepalen hoe ze omgaan met de regels uit de Omgevingsverordening en zelf de passende ruimtelijke afwegingen maken die bij de regels en bij de geboden maatwerkruimte passen.

Met alle gemeenten zijn al ruimtelijke agenda’s opgesteld, waarin gezamenlijke projecten zijn benoemd waar we gezamenlijk de schouders onder zetten. Die agenda’s willen wij uitvouwen tot een set van samenwerkingsafspraken met gemeenten die de gehele fysieke leefomgeving omvatten. Door gebiedsgewijs samen met gemeenten opgaven en kansen te benoemen, hopen wij projecten sneller, beter en integraler op te pakken en uit te voeren. Hierbij kan een verbinding worden gelegd naar de regionale opgaven zoals die zijn benoemd in provinciale en (inter)gemeentelijke programma’s (zie paragraaf 6.4). Waterschappen zullen we bij het opstellen en uitvoeren van de ruimtelijke agenda’s betrekken (zie verder periodiek overleg met waterschappen).

Periodiek overleg met waterschappen en samenwerken aan een klimaatbestendige en waterrobuuste provincie

Wij willen de huidige samenwerking met de waterschappen voortzetten en nog meer structuur daarin aanbrengen. We werken samen aan een aantal gelijke doelen, zoals het beschermen en versterken van het bodem- en watersysteem, het duurzaam gebruik van de ondergrond, het realiseren van een klimaatbestendige leefomgeving, het afremmen van bodemdaling en het vormgeven van gebiedsgericht beleid. We willen een deel van ons beleid via overleg en samenwerking laten doorwerken naar waterschappen. Verder is van belang dat waterschappen vroegtijdig worden betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen om tot een klimaatbestendige en waterveilige inrichting te komen. Wij willen daarom het periodieke overleg met de waterschappen voortzetten en uitbouwen om samen te werken aan een klimaatbestendige en waterrobuuste provincie. We gaan verkennen hoe deze periodieke overleggen kunnen aansluiten bij de periodieke overleggen met de gemeenten en de ruimtelijke agenda’s van gemeenten/gemeentoverstijgende regio’s. Uiteraard zetten we ook in op het voortzetten van de huidige samenwerkingsverbanden en willen we flexibel zijn en blijven in de samenwerking op bepaalde individuele thema’s die niet passen onder het periodieke overleg.

Innovatie

Wij willen samenwerking bij innovatie stimuleren. Hiermee willen we samen met partners, oplossing van lastige vraagstukken een stap verder brengen. Thema’s waarvoor innovatie belangrijk is, zijn bijvoorbeeld energietransitie, bodemdaling en leegkomend vastgoed in het landelijk gebied. Innovaties, energie en initiatieven zijn er genoeg, maar hoe brengen we die bij elkaar? Via de samenwerking met belanghebbenden, experts en vernieuwers zoeken we naar nieuwe instrumenten, werkwijzen en partnerschappen die onze inzet effectiever maken. Daarbij zoeken we ook ruimte voor nieuwe perspectieven en ontwikkelingen.



Box Netwerk Omgevingsgericht Werken     

Netwerk Omgevingsgericht Werken (NOW !) Met de komst van de Omgevingswet krijgen inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties meer ruimte om met eigen initiatieven te komen. De Omgevingswet regelt echter ook dat niet alles zomaar mogelijk is. Het is de opgave om continu te zoeken naar de balans tussen meebewegen met de wensen en initiatieven uit de maatschappij en het beschermen en versterken van kwaliteiten in de leefomgeving. Dit vraagt om een aanpassing van onze manier van werken.

Het Netwerk Omgevingsgericht Werken (NOW) geeft hier nadrukkelijk invulling aan: doorlopend inspelen op de actuele behoeften ‘buiten’ en intussen mét onze samenwerkingspartners onze werkmethoden vernieuwen, op een manier die past bij het gedachtegoed van de Omgevingswet.

Intern provinciaal netwerk

Het NOW is een intern provinciaal netwerk van experts op het gebied van omgevingskwaliteit, gebiedsgericht werken, ruimtelijk ontwerp, innovatie en samenwerking. Het netwerk ondersteunt concrete gebieden en projecten bij de uitvoering van het provinciale omgevingsbeleid. Ondersteuning met procesbudget én de inzet van de verschillende expertises. De ondersteunde gebieden en projecten zijn voorbeeldprojecten voor het slimmer combineren van regionale opgaven. Slimmer in de zin van innovatiever, integraler, meer vanuit en met het maatschappelijke initiatief en sneller.

Maatwerk, opschaalbaar of op andere plekken toepasbaar?

Alle projecten die uitvoering geven aan de thema’s die in hoofdstuk 4 genoemd worden, komen in principe in aanmerking voor ondersteuning door het Netwerk. Zo is inzet van het NOW mogelijk bij diverse maatschappelijke initiatieven, maar ook bij projecten op bijvoorbeeld het gebied van voedselvoorziening, waterveiligheid, woningbouw, de energietransitie of groen. Via regelmatige monitoring en evaluatie beoordelen we of de gevonden oplossingen maatwerk of opschaalbaar zijn en op andere plekken toepasbaar.

Agenderen, organiseren en samen leren van de praktijk

Twee keer per jaar agendeert het netwerk bij het management en het bestuur de kansen en knelpunten die de expertises aantreffen bij de uitvoering van het omgevingsbeleid. Het netwerk organiseert daarnaast het overleg tussen de provinciale organisatie en de provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit en fungeert als loket voor de uitgebrachte adviezen. Ook organiseert het netwerk eens in de twee jaar de Dag van de Utrechtse Kwaliteiten, waarin het werken aan behoud en verbetering van de Utrechtse kwaliteiten centraal staat.

Brug tussen provinciaal beleid en maatschappelijke opgaven

Het NOW combineert in haar aanpak de Omgevingswet, de provinciale omgevingsvisie, de Omgevingsverordening en de uitvoering in de dagelijkse praktijk: vanuit een actuele casus in een gebied of project zoeken we met alle belanghebbenden, experts en vernieuwers naar vindingrijke oplossingsrichtingen. Het NOW helpt door de benodigde belanghebbenden en expertises bij elkaar te brengen en zo de brug te slaan tussen provinciaal beleid en maatschappelijke opgaven. Het netwerk draagt daarmee bij aan de gewenste balans tussen maatschappelijke opgaven en Utrechtse kwaliteiten.

Netwerk Omgevingsgericht Werken (bron: provincie Utrecht, 2021)



6.2 Participatie     

Participatie onder de Omgevingswet

In de Omgevingswet zijn regels opgenomen om te zorgen dat participatie een volwaardig onderdeel is bij het indienen van initiatieven. Initiatiefnemers dienen aan te geven hoe zij hun omgeving/belanghebbenden hebben betrokken bij het opstellen van hun voorstel en wat daarvan de resultaten zijn. Waar het gaat om de inrichting van het participatieproces, geeft de wet de vrijheid om eigen keuzes te maken. Daar is heel bewust voor gekozen. De locatie, het soort besluit, de omgeving en de betrokkenen zijn immers elke keer anders.

De inrichting van het participatieproces vereist dus maatwerk. Toch is er ook behoefte aan enige duidelijkheid over kaders en werkwijzen. De Provincie Utrecht is daarom bezig met het opstellen van een programmaplan op het gebied van burgerparticipatie en burgerinitiatieven. Bij burgerparticipatie participeren burgers in een initiatief van de overheid. De actie vindt plaats op uitnodiging van de overheid. Bij burgerinitiatieven ligt het initiatief en de actie bij inwoners/maatschappelijke organisaties. Zij ontwikkelen zelf of in maatschappelijk verband een plan en dienen dat vervolgens in bij de overheid.

Om te bepalen welke graad van participatie binnen een bepaald initiatief of fase geschikt is, kan de participatieladder dienen als goed hulpmiddel. De treden lopen op naar een toenemende mate van invloed. Er kan bij elke trede worden gestart.

Participatieladder (bron: DLC, bewerking provincie Utrecht, 2020)

Participatie bij de ontwikkeling en uitvoering van ons ruimtelijke beleid

Bij de ontwikkeling en uitvoering van ons beleid betrekken we alle relevante stakeholders (bijvoorbeeld inwoners, ondernemers, maatschappelijke partners en medeoverheden). Redenen hiervoor zijn:

  • verschillende perspectieven, meer kennis en creativiteit komen vroegtijdig op tafel;
  • vergroten van de kwaliteit van oplossingen;
  • beter aansluiten op (nieuwe) maatschappelijke ontwikkelingen en gebiedsgerichte opgaven;
  • betere kwaliteit van de besluiten.

Waar mogelijk sluiten we aan bij bestaande netwerken en overleggremia (intern en extern) en we benutten de input uit deze netwerken voor ons beleid. Om breder te kunnen kijken, bieden we waar mogelijk ook ruimte voor frisdenkers en omdenkers door kenniscentra, innovatieve initiatiefnemers en creatieve ruimtelijk ontwerpers actief te betrekken. Afhankelijk van het onderwerp en de doelgroep varieert de participatiestatus van informeren tot beoordelen.





6.3 Omgevingskwaliteit     

Bij de uitvoering van ons omgevingsbeleid is het vormgeven van omgevingskwaliteit een belangrijke voorwaarde. Het komt bij de diverse beleidsthema’s in de Omgevingsvisie en bij diverse instructieregels in de Omgevingsverordening terug. Met het begrip omgevingskwaliteit beogen wij om diverse kwaliteiten met elkaar te verknopen en met elkaar in samenhang te beschouwen:

  • ruimtelijke kwaliteit: gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde;
  • milieu-, gezondheids- en veiligheidskwaliteit;
  • maatschappelijke waarden zoals sociale samenhang en economische vitaliteit.

Dit betekent dat wij het belangrijk vinden dat niet alleen de ervaren omgevingskwaliteit hoger wordt, maar dat tegelijkertijd ook gewerkt wordt aan aspecten als gezondheid, leefbaarheid en concurrentiekracht.

Wij zien omgevingskwaliteit als een dynamisch begrip. Het is situationeel en van belang bij het zo goed mogelijk afstemmen van een bestaande situatie en een nieuwe ontwikkeling. Het geeft daarmee zowel betrekking op het bestaande (het goede behouden) als op het nieuwe (kwaliteitsverbetering). We vinden bij omgevingskwaliteit in ieder geval de volgende thema’s belangrijk:

  • behouden van bestaande kwaliteiten en het versterken ervan. Dit geldt zowel op het schaalniveau van de gebiedskenmerken als op dat van samenhangende ensembles, bijvoorbeeld landgoederenzones, linies en historische stads- en dorpsgezichten als ook de diversiteit van bebouwing en functies in het stedelijk gebied;
  • samenhang en continuïteit herstellen, ontbrekende schakels toevoegen, versnipperde onderdelen samenvoegen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het herstellen van landschappelijke samenhang in en tussen gebieden en het verbinden van natuurgebieden en het creëren van goede stad-landverbindingen;
  • diversiteit vergroten. Dit geldt bijvoorbeeld bij functiemenging in het stedelijk gebied, woningdifferentiatie, het recreatieaanbod en in de natuurgebieden;
  • robuustheid vergroten. De kwaliteit van bijvoorbeeld recreatievoorzieningen en van natuurgebieden kan toenemen door de robuustheid ervan te vergroten;
  • beleefbaar en toegankelijk maken. Mooie wijken (architectonisch, inrichting openbare ruimte), landschappen en cultuurhistorische objecten winnen aan waarde als ze te bewonderen zijn.

Wij zien per gebied een andere rol en bemoeienis met omgevingskwaliteit. De omgevingskwaliteit van het stedelijk gebied vinden we belangrijk, maar is een primaire verantwoordelijkheid van de gemeente. Daar waar we deelnemen aan projecten in het stedelijk gebied, zullen wij de omgevingskwaliteit wel actief behartigen. Wij zijn van mening dat de kwaliteit van de kernrandzone op veel plaatsen kan verbeteren. Hiervoor hebben we een stimulerende instructieregel opgenomen die groene en rode investeringen aan elkaar verbindt. Ook hier ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de gemeente, zij beschikt over de meeste kennis op lokaal niveau en kan de integrale afweging van belangen maken. Ook in het landelijk gebied is kwaliteit(sverbetering) een belangrijke opgave, zowel op themaniveau (landschap, landbouw, natuur, cultuurhistorie en recreatie), als op het niveau van ontwikkelingen hiervoor of hierin. In de navolgende opsomming hebben we aspecten opgenomen die een rol kunnen spelen in de drie soorten gebieden. Het is een niet-limitatieve opsomming, bedoeld als inspiratiebron.

Landelijk gebied

  • Behoud van landelijke kwaliteiten met aandacht voor landschap, landbouw, natuur, cultuurhistorie en recreatie.
  • Verbeterde condities voor een vitaal economisch functioneren en ruimte voor innovatie.
  • Een stevige en stabiele basis voor landschappelijke kwaliteit en biodiversiteit.
  • Robuuste eenheden natuur met een wateraanbod dat zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin aansluit bij het beoogde natuurdoeltype.
  • Inrichting is afgestemd op het water- en bodemsysteem.
  • Klimaatbestendige inrichting door bijvoorbeeld ruimte voor waterberging c.q. –opslag op te nemen.
  • Goede ontwikkelingsmogelijkheden voor de aan een gebied verbonden functie(s).
  • Een op functie en gebied afgestemde inrichting en mate van openbare toegankelijkheid.
  • Inspelen op de wensen van de bewoners van de stad (waaronder recreatie en regionale voedselproductie).
  • Op passende landschappelijke schaal ruimte voor (het beleven van) dynamiek naast rust en ruimte.
  • Aantrekkelijk voor gebruikers en bezoekers.
  • Een landelijk landschap met goede combinaties van ‘oud’ en ’nieuw’ in landschappelijke structuren, cultuurhistorie, natuur, landbouw en recreatie.

Kernrandzone

  • Logische begrenzing en inrichting waaronder een goede afronding van de bebouwingskern.
  • Robuuste inrichting met een stevige en stabiele structuur die bestand is tegen de “waan van de dag”.
  • Ruimte voor flexibele, combineerbare, in de tijd aanpasbare inrichting en functies.
  • Klimaatbestendige inrichting door bijvoorbeeld ruimte voor waterberging c.q. –opslag op te nemen.
  • Aantrekkelijk ingepast wegennet dat door langzaam verkeer veilig gepasseerd kan worden.
  • Biedt ruimte voor een breed scala aan (lokale) functies, in ieder geval op het gebied van recreatie en ontspanning, stadslandbouw en stedelijk-gelieerde functies als sportvelden.
  • Diversiteit in aanbod die aansluit bij de vraag van de beoogde recreanten.
  • Goed, uitnodigend en veilig bereikbaar en toegankelijk vanuit het nabijgelegen stedelijk gebied, zowel voor langzaam als gemotoriseerd vervoer.
  • Inrichting die aan sluit bij de identiteit van kern en landschap.
  • Voldoende omvang en ruimte om het ‘uit-de-stad-zijn’ te ervaren.
  • Sociaal veilig.
  • Semi-stedelijke functie zodanig geplaatst en ingepast dat ze de recreatieve beleving niet frustreren.
  • Aantrekkelijke beleving van het aangrenzende stedelijk gebied.

Stedelijk gebied

  • Behouden van de unieke bestaande stedelijke kwaliteiten met aandacht voor o.a. cultuurhistorie en identiteit, aanbod voorzieningen, functiemenging.
  • Ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe stedelijke functies.
  • Zorg voor een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving, die onder meer bijdraagt aan het voorkomen van leegstand.
  • Klimaatbestendige leefomgeving met o.a. ruimte voor wateropvang en toepassing van duurzame energieproductie en energiebesparing.
  • Inrichting die rekening houdt met demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing (levensloopbestendig) en anticipeert op groei danwel krimp op de langere termijn.
  • Benutten van mogelijkheden voor efficiënt en/of meervoudig ruimtegebruik en functiemenging.
  • Gedifferentieerd aanbod van woningen en woonmilieus.
  • Goede bereikbaarheid via de meest schone en ruimte-efficiënte vervoerswijzen in de woonomgeving.
  • Goede toegankelijkheid van voorzieningen, woningen en openbare ruimte.
  • Voldoende groen en water in de leefomgeving.
  • Recreatieve en culturele voorzieningen op bereikbare afstand.
  • Stedelijk/dorps landschap met goede combinaties van ‘oud’ en ‘nieuw’.
  • Sociaal veilig.
  • Uitnodigend voor opbouw en versterken sociaal netwerk op wijk- en kernniveau.

Voor verschillende typen en schalen projecten is er vanuit de provincie ondersteuning mogelijk en kan ruimtelijk ontwerp worden ingezet. Met de inzet van ontwerpend onderzoek, creatieve verbeeldingskracht en innovatief ondernemerschap worden innovatieve oplossingen verkend. Voor grootschalige projecten kan een kwaliteitsteam voor de duur van het project worden ingesteld. Voor kleinschalige projecten kunnen de ervenconsulenten en de landschapscoördinatoren een rol spelen, die verbonden zijn aan MooiSticht respectievelijk Landschap Erfgoed Utrecht. Daarnaast beschikken we over diverse handreikingen en kwaliteitsgidsen die hierin kunnen ondersteunen, zoals de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen, de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht, milieukwaliteitsprofielen en handreikingen voor bijvoorbeeld ruimte voor ruimte en buitenplaatsen. En de ondersteuning vindt vanzelfsprekend ook plaats via het IFL en het beschreven overleg. We hebben daarnaast een onafhankelijk Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) die op elk schaalniveau advies uit kan brengen en een Provinciale Commissie Leefomgeving (PCL) die over actuele thema’s adviseert. Ook voor de ontwikkeling van programma’s voor realisatie van de Omgevingsvisie kan ruimtelijke ontwerp een rol spelen. Niet alleen vanuit de provincie zelf, maar ook in samenwerking met met ontwerpers uit andere overheden, kennisinstituten, de markt en gebruik makend van de advieskracht van PARK, PCL en anderen.





6.4 Regionaal programmeren     

Een bijzondere vorm van samenwerken is regionaal programmeren. Dit is een gezamenlijk proces van gemeenten (regio) en provincie om te komen tot locatiekeuzes voor en realisatie van de opgaven. Vanaf de start werken we actief samen om locaties te vinden en participeert de provincie actief (al of niet in een regisserende rol). Dit komt in plaats van beoordeling achteraf van locaties die gemeenten inbrengen. We zien het proces van regionaal programmeren als een continue cyclus; we komen tot gezamenlijke afspraken en op basis van monitoring en evaluatie kan de programmering worden bijgesteld. Wij verwachten dat die bijstelling ongeveer jaarlijks zal plaatsvinden.

Regionaal programmeren kan een instrument zijn voor diverse beleidsterreinen. We starten met regionaal programmeren voor woningbouw en werklocaties, op basis van een door Provinciale Staten vastgesteld kader. Het proces om te komen tot een goede set aan regionale programmeringsafspraken zal bestaan uit veelvuldig overleg en afstemming tussen gemeenten en provincie. Daarnaast zullen ook andere stakeholders (corporaties, marktpartijen) worden betrokken. Regionale programmering voor woningbouw is een instrument waarmee kan worden gestuurd op een bouwprogramma van voldoende omvang en een voldoende voorraad plannen in de juiste fase van ontwikkeling voor zowel korte, middellange als lange termijn, zodat een ‘continue bouwstroom’ gerealiseerd kan worden. Daarnaast willen wij er op sturen dat tenminste de helft van het aantal te bouwen woningen behoort tot het betaalbare segment, en dat er ook primair gekeken wordt naar de binnenstedelijke mogelijkheden en de mogelijkheden bij knooppunten (basisprincipes verstedelijking). We hebben de ambitie dat alle nieuwe woningen energieneutraal en klimaatadaptief gebouwd worden. In de regionale programmering voor woningbouw worden tevens eenmalige kleinschalige uitbreidingen van kernen voor lokale vitaliteit opgenomen, maar deze locaties worden verder niet regionaal afgestemd. Voorts vragen wij om inzicht te geven in de samenhang tussen de regionale programmering voor woningbouw en die voor andere beleidsthema’s, zoals werken, bereikbaarheid, duurzame energieopwekking, groen en recreatie etc.

Voor bedrijventerreinen hebben we ambities op het gebied van herstructurering en efficiënter ruimtegebruik op bestaande terreinen en op het gebied van duurzaamheid en circulariteit.

Regionaal programmeren gaan we uitvoeren op basis van de Omgevingsverordening en nadere kaderstelling per regio over onder andere de kwantitatieve bandbreedte per (sub)regio en tijdsperiode als basis voor de programmering. Voor het borgen van de resultaten van regionaal programmeren, leggen wij dit vast in een provinciaal programma. In dat programma worden de voor de provincie relevante uitkomsten van de regionale programmering opgenomen en eventueel wordt nader uitgewerkt hoe we initiatieven en gemeenten bij de realisering van woningbouw willen faciliteren. Denk aan het Programma Versnelling Woningbouw 2021-2024.





6.5 Uitvoeren via Omgevingsverordening en programma’s     

We vinden duidelijkheid belangrijk. De Omgevingsvisie vormt daarom een samenhangend geheel met de Omgevingsverordening die gelijktijdig is opgesteld en de, deels nog op te stellen, programma’s. Daarnaast beschikken wij over ander instrumentarium om ons provinciaal belang indien nodig te behartigen.

Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening bevat op provinciaal niveau regels voor de fysieke leefomgeving. Hiermee zorgt de Omgevingsverordening ervoor dat de doelen en het beleid uit de provinciale Omgevingsvisie en de programma’s doorwerken naar derden. We stellen alleen regels als sprake is van een wettelijke taak of provinciaal belang en regels onvermijdelijk zijn. Onze Omgevingsverordening is compact, samenhangend en eenduidig en bovendien digitaal en objectgericht. Voor de verbeelding van de objecten in deze visie vallen we dan ook waar mogelijk terug op de verbeelding in de verordening. De Omgevingsverordening is gelijktijdig met de visie opgesteld.

Programma’s

In de Omgevingsvisie staat onze ambitie gericht op onze toekomst in 2050 en met meetbare (tussen)doelen. We formuleren wat we in 2025 / 2030 / 2040 op zijn minst bereikt moeten hebben om die ambitie te verwezenlijken. In de visie leggen we niet vast hoe we de doelen precies gaan bereiken. Dit doen we via programma’s. Programma’s in de Omgevingswet worden volgens de wet vastgesteld door Gedeputeerde Staten en bevatten voor een of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving een uitwerking van het te voeren beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud daarvan en maatregelen om aan een of meer omgevingswaarden te voldoen of een of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken.

De provincie is als uitwerking van Europese richtlijnen verplicht de volgende programma’s op te stellen (waarbij de term plan ook voor een programma wordt gebruikt):

  • Actieplan geluid (artikel 3.8, lid 1 Omgevingswet): in ieder geval voor provinciale wegen en waar relevant ook voor regionale spoorwegen en luchthavens;
  • regionaal waterprogramma (artikel 3.8, lid 2 Omgevingswet);
  • beheerplannen voor Natura 2000-gebieden (artikel 3.8, lid 3 Omgevingswet);
  • programma voor dreigende overschrijding van de omgevingswaarde voor zwaveldioxide of stikstofoxiden (artikel 3.10 Omgevingswet in samenhang met artikel 4.1 Besluit kwaliteit leefomgeving). Dit wordt, gezien de huidige waarden niet voorzien in Utrecht voor de komende jaren.

Voor deze verplichte programma’s is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is van toepassing (ontwerp ter visie leggen).

Overige programma’s zijn onverplicht. De totstandkoming en vaststellingsprocedure is daarmee ook aan het provinciebestuur. Programma’s zijn zelfbindend. Afspraken met andere partijen kunnen vastgelegd worden in interbestuurlijke programma’s, waarbij elke partij zich bindt aan de eigen inzet en partijen samen zich binden aan de gezamenlijke ambitie. Uitwerking in programma’s kan leiden tot bijstelling van de Omgevingsverordening.

Samenhangend pakket van instrumenten (bron: provincie Utrecht)

Overige wettelijke instrumenten

Naast de Omgevingsverordening en programma’s biedt de Omgevingswet ons diverse andere instrumenten voor de uitvoering van ons Omgevingsbeleid en de borging van het provinciaal belang:

  • Omgevingsvergunning: Burgers, bedrijven en overheden kunnen toestemming vragen om activiteiten waarvoor een provincie bevoegd gezag is in de fysieke leefomgeving te mogen uitvoeren door het aanvragen van een Omgevingsvergunning. De toetsing is zo eenvoudig mogelijk en houdt, als dat nodig is, rekening met algemeen geldende regels.
  • Indienen zienswijze: via een zienswijze geven wij een eerste formele reactie op een omgevingsplan. Het indienen van een zienswijze is een noodzakelijke voorwaarde voor het op een later tijdstip kunnen geven van een reactieve interventie. Wij zullen een zienswijze indienen indien er naar onze mening sprake is van een strijdigheid van (een gedeelte van) het omgevingsplan met de Omgevingsverordening.
  • Instructie: Hiermee hebben Gedeputeerde Staten de bevoegheid de gemeenteraad te verplichten – binnen een daarbij te bepalen termijn – een omgevingsplan vast te stellen of te herzien overeenkomstig de bij de instructie gegeven voorschriften.
  • Reactieve interventie: Indien een plan in strijd is met onze Omgevingsverordening kunnen Gedeputeerde Staten een reactieve aanwijzing geven. Hiermee wordt geïntervenieerd in de gemeentelijke procedure en treedt (een gedeelte van) het plan niet in werking.
  • Projectbesluit: Een projectbesluit is beschikbaar voor voor fysiek of bestuurlijk ingrijpende en ingewikkelde projecten waarbij een provinciaal belang speelt. Bijvoorbeeld de aanleg van een provinciale weg, windmolenpark of natuurgebied. Doel van het projectbesluit is om dit soort procedures sneller en beter te laten verlopen. Als een project bijvoorbeeld in strijd is met een omgevingsplan, bestaat de mogelijkheid om van het omgevingsplan af te wijken. Net als bij het vaststellen van een omgevingsvisie, omgevingsplan of programma moeten overheden bij een projectbesluit aangeven hoe zij participatie hebben ingericht.

    Het projectbesluit bevat juridisch bindende regels over het gebruik van een concreet gebied en de zich daarin bevindende bouwwerken. Een projectbesluit wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Voor provinciale belangen stellen wij een projectbesluit vast als gemeenten dit verzoeken of als wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen. Bij een projectbesluit voor (provinciale) infrastructuur volgen wij een proces met een brede verkenning, een variantenanalyse en vervolgens een tracékeuze.

Omgevingswaarden

De provincie is op grond van de Omgevingswet verplicht om omgevingswaarden vast te stellen voor regionale waterkeringen en overstromingsrisico's voor in de Omgevingsverordening aangewezen gebieden. Wij kiezen er voor om vooralsnog geen andere omgevingswaarden vast te stellen. Wij denken dat de opgenomen doelstellingen via andere instrumenten goed te realiseren zijn en zien we geen noodzaak tot dit instrument. De realisatie van de doelstellingen wordt gemonitord en als er aanleiding ontstaat om alsnog omgevingswaarden vast te zetten, dan zullen wij dit meenemen bij een herziening van de Omgevingsverordening.

Beleidsinstrumenten

Naast de Omgevingsverordening en programma's zijn er aanvullende beleidsinstrumenten voor uitvoering van Omgevingsbeleid en de borging van het provinciaal belang.

  • Aanvullend op de regels die doorwerken vanuit de Omgevingsverordening kunnen gemeenten en waterschappen in hun juridische instrumenten aanvullende regels stellen. Deze kunnen ook gekoppeld zijn aan een gezamenlijke programma waarin de provincie deelnemer is. Vanuit vergunningverlening, toezicht en eventueel handhaving kunnen de regels worden toegepast en naleving worden bereikt.
  • Gedeputeerde Staten kunnen beleidsregels vaststellen die aangeven hoe een bepaalde bevoegdheid zal worden uitgevoerd.
  • Financieel-economische instrumenten zoals subsidies of eventueel heffingen kunnen worden ingezet om gewenste ontwikkelingen te stimuleren of om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.
  • Informatie- en communicatieinstrumenten kunnen worden ingezet vanuit participatie om onze plannen te verbeteren of om het gedrag van stakeholders te beïnvloeden, bijvoorbeeld door het geven van voorlichting of het creëren van draagvlak.
  • Fysieke instrumenten kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld via faciliterende voorzieningen. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de provincie parkeerplaatsen aanlegt op plekken waar recreatie gestimuleerd wordt en parkeerplaatsen sluit op plaatsen waar een lagere recreatiedruk wenselijk is.
  • Mochten we in de uitvoering van ons Omgevingsbeleid aanlopen tegen obstakels in de wet- en regelgeving van het Rijk, of mochten we voor de uitvoering behoefte hebben aan financieringsstromen vanuit Rijk of Europa, dan is lobby een instrument wat we samen met lobbyisten van andere overheden in kunnen zetten.

Bij de uitvoering van het omgevingsbeleid gaan we uit van regionale afstemming. Dit betekent dat we met alle partners binnen een bepaald gebied afstemmen wie welke instrumenten in zet om onze gezamenlijke doelstellingen te realiseren. Deze gebiedsgerichte keuzes maken we op regionaal niveau, samen met regionale partijen, waarbij alle relevante belangen betrokken worden en zorgvuldig tegen elkaar afgewogen worden en dat we gezamenlijk toekomstgerichte en toekomstbestendige keuzes maken.





Box Provinciale instrumenten in de Omgevingswet     

Om de Omgevingswet uit te voeren heeft een provincie vijf instrumenten tot haar beschikking:

  1. Omgevingsvisie

    Op grond van de Omgevingswet is een provincie verplicht om voor haar grondgebied één omgevingsvisie vast te stellen. Een omgevingsvisie is een politiek-bestuurlijk document dat een integrale visie inhoudt voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving op de lange termijn. De omgevingsvisie komt in plaats van de huidige structuurvisie, delen van de natuurvisie, provinciale waterplannen, verkeers- en vervoerplannen en milieubeleidsplannen.
  2. Programma

    In de omgevingsvisie kan worden vermeld hoe de uitwerking en uitvoering door een provincie zal worden vormgegeven, waarbij Programma’s kunnen worden aangekondigd of tegelijkertijd met de visie worden uitgebracht. Deze Programma’s zijn meer uitvoeringsgericht en richten zich op de kortere termijn. Indien nodig met een programmatische aanpak.
  3. Omgevingsverordening

    In een omgevingsverordening brengt een provincie haar regels voor de fysieke leefomgeving bijeen in één gebiedsdekkende regeling. De Omgevingswet beoogt tot een bundeling te komen van de verschillende provinciale verordeningen die er momenteel zijn. Dat zorgt ervoor dat de regelgeving inzichtelijk en samenhangend is. Bovendien maakt het de naleving gemakkelijker.
  4. Omgevingsvergunning

    Burgers, bedrijven en overheden kunnen toestemming vragen om activiteiten waarvoor een provincie bevoegd gezag is in de fysieke leefomgeving te mogen uitvoeren door het aanvragen van een Omgevingsvergunning. De toetsing is zo eenvoudig mogelijk en houdt, als dat nodig is, rekening met algemeen geldende regels.
  5. Projectbesluit

    Een projectbesluit kan gebruikt worden voor ingrijpende en ingewikkelde projecten waarbij een provinciaal belang speelt. Bijvoorbeeld de aanleg van een provinciale weg, windmolenpark of natuurgebied

De vijf instrumenten in de Omgevingswet (bron: Rijksoverheid, bewerking provincie Utrecht, 2019)





Box Gebiedsgerichte uitwerking Nationale Omgevingsvisie     

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie ( NOVI ) door het kabinet vastgesteld en naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de betekenis, toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Nederland. De NOVI is zelfbindend voor het Rijk, terwijl de opgaven in Nederland vragen om een breed gedragen inzet van alle overheden. In landsdelige Omgevingsagenda’s, NOVI-gebieden en gezamenlijke Rijk-regioprogramma’s worden nationale, provinciale en gemeentelijke opgaven en ambities inhoudelijk op elkaar aangesloten.

Omgevingsagenda landsdeel Noordwest

Rijk en partijen in landsdeel Noordwest hebben afgesproken om een gezamenlijke Omgevingsagenda voor het grondgebied van de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland op te gaan stellen. Deze Omgevingsagenda brengt voor het landsdeel Noordwest in beeld wat de gedeelde opgaven van Rijk en regio zijn, wat voor deze opgaven al loopt aan Rijk-regiotrajecten en wat er aanvullend nodig is om de opgaven aan te pakken. De Omgevingsagenda Noordwest zal in principe in het Bestuurlijk Overleg MIRT van najaar 2021 worden vastgesteld.

NOVI-gebied Groene Hart en NOVI-gebied 'avant la lettre' regio Utrecht

Het Groene Hart is in de NOVI door het Rijk opgenomen als één van de acht NOVI-gebieden binnen Nederland. NOVI-gebieden zijn gebieden met essentiële, complexe en urgente opgaven met een nationaal belang waar samenwerking tussen alle overheidslagen noodzakelijk is om succesvol antwoord te geven op de opgaven. Daarnaast beschouwt het Rijk de regio Utrecht als een NOVI-gebied "avant la lettre", omdat hier in feite al een gezamenlijke, integrale en vernieuwende aanpak loopt. Het Rijk blijft zich hier met volle kracht inzetten.

Gezamenlijke Rijk-regioprogramma’s binnen provincie Utrecht

Binnen de provincie Utrecht lopen verschillende Rijk-regioprogramma’s bijvoorbeeld het programma U Ned (MIRT), de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (Randstad en Brainport Eindhoven), de Woondeal regio Utrecht, de Regio Deals Bodemdaling Groene Hart, Foodvalley en Vitale wijken Overvecht, Batau en Vollenhove. En ook het Deltaprogramma, het Hoogwaterbeschermingsprogramma, de nominatiedossiers UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies en Neder-Germaanse Limes, de Erfgoed Deal Hoornwerk Grebbedijk en het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland Hollands-Utrechts veenweidegebied.

De nationale, provinciale en gemeentelijke overheden werken aan gezamenlijke opgaven en brengen hierbij hun eigen instrumenten in (bron: Ontwerp NOVI, BZK, 2019)





6.6 Flexibiliteit in beleid     

We willen dat onze Omgevingsvisie en Omgevingsverordening en de bijbehorende programma’s actueel zijn en dat ze voldoen aan de wensen van de samenleving en onze samenwerkingspartners. Ook willen we dat ze meebewegen met maatschappelijke veranderingen. Hierop richten we ons proces voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie én het proces voor actualisatie na de vaststelling van de Omgevingsvisie. We kijken ver vooruit naar de opgaven die voor ons liggen en met die kennis nemen we steeds op tijd de maatregelen die op dat moment nodig en betaalbaar zijn. Daarbij zorgen we ervoor dat we steeds ?exibel en adaptief kunnen inspelen op nieuwe kansen en inzichten en maatschappelijk urgente vraagstukken. Soms zullen we voor structurele oplossingen kiezen en soms voor tijdelijke.

Omdat we niet elke ontwikkeling kunnen voorzien, bevat onze Omgevingsverordening flexibiliteitsbepalingen. Er is allereerst een ontheffing mogelijk van instructieregels. Deze is bedoeld voor situaties waarbij het belang van de regel niet in een redelijke verhouding staat tot het effect. Daarvan kan sprake zijn als ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving redelijkerwijs niet waren te voorzien. Een ontheffing kan bijvoorbeeld worden toegepast om ontwikkelingen met behulp van maatwerkoplossingen of innovatieve initiatieven in overeenstemming te brengen met de belangen die met de regel worden beschermd. Een ontheffing kan bijvoorbeeld ook worden toegepast op basis van een integrale afweging van provinciale belangen wanneer blijkt dat een bepaald plan of project bijdraagt aan een aantal provinciale belangen, maar dat een enkel provinciaal belang een belemmering vormt voor de realisatie van zo’n plan of project ('plussen en minnen-afweging'). Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het oorspronkelijk beoogde doel van de instructieregel.

Naast instructieregels bevat de Omgevingsverordening ook algemene regels. Het kan zijn dat een kansrijk plan of project niet gerealiseerd kan worden omdat algemene regels uit deze verordening daarvoor een belemmering vormen. Gedeputeerde Staten kunnen van een algemene regel afwijken als die voor een belanghebbende gevolgen zou hebben die niet in verhouding staan tot het doel dat met de algemene regel wordt nagestreefd. Gedeputeerde Staten kunnen dan na integrale weging van de betrokken provinciale belangen een omgevingsvergunning verlenen waarmee wordt afgeweken van die regels. Aan de Omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het oorspronkelijk beoogde doel van de algemene regel.

Niet elke ontwikkeling kan zomaar plaats vinden in onze provincie, terwijl een ontwikkeling vanuit bijvoorbeeld innovatief oogpunt wel gewenst kan zijn. Hiervoor bieden wij experimenteerruimte. In gebieden die aangewezen zijn als experimenteerruimte, hanteren wij een specifiekere, vrijere regulering, zowel gericht de rolverdeling en samenwerking tussen overheden, als op ruimte bieden aan innovaties, lokale initiatieven en andere afwegingen. Vrije regulering betekent dat we (een deel van) de instructieregels uit de Omgevingsverordening buiten werking stellen. Het doel hiervan is om samen met partners lastige (fysieke) omgevingsvraagstukken een stap verder brengen. We vragen wel een alternatief voor de instructieregels, te weten een kwalitatief afwegingskader. Onderwerpen die wij in deze Omgevingsvisie belangrijk vinden, en leidende thema’s zoals gezondheid, veiligheid en circulariteit, vinden wij ook bij dit te ontwikkelen alternatief belangrijk. We hebben twee experimenteergebieden aangewezen in de Structuurvisie en die handhaven we in de Omgevingsvisie: Eiland van Schalkwijk en Utrecht Science Park (inclusief de satellietlocatie in Bilthoven). Het Eiland van Schalkwijk is ook opgenomen in de Omgevingsverordening. Voor het Eiland van Schalkwijk is een Koersdocument opgesteld waar gemeente en provincie hun handtekening onder hebben gezet. Later is ook het Waterschap aangesloten. Binnen de kaders van het Koersdocument zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en wordt de omgevingskwaliteit geborgd. Dit Koersdocument Eiland van Schalwijk is als bijlage aan de Omgevingsverordening verbonden. Voor het Utrecht Science Park is nog geen kwaliteitskader ontworpen wat (een deel van) de instructieregels vervangt.

De experimenteerruimte biedt de mogelijkheid om op een innovatieve manier ‘uitnodigingsplanologie’ te bedrijven: planologie die redeneert vanuit de plek. Experimenteerruimte kan ook helpen bij de transities voor energie, bodemdaling en landbouw en voor een problematiek als stikstof- of CO2-uitstoot. Ook dan is gezamenlijke kaderstelling, als alternatief voor een deel van de regels uit de Omgevingsverordening, nodig. Als uitgangspunt voor het gezamenlijk op te stellen kader gelden voor ons mede de algemene noties over duurzaamheid en omgevingskwaliteit uit deze Omgevingsvisie. Het gaat ons er hierbij om dat belangen in een gebied bij elkaar worden gebracht en dat gezamenlijk nagedacht gaat worden over de kwaliteiten van een gebied en wat er voor nodig is om een gebied een goede toekomst te gunnen. Voor die gebieden waarvoor een gezamenlijk kader is opgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten het artikel ‘experimenteerruimte’ uit de Omgevingsverordening van toepassing verklaren.



6.7 Monitoring en evaluatie     

Voor flexibel en adaptief Omgevingsbeleid is het cruciaal dat we de effecten van beleid monitoren. Monitoring en evaluatie vormt een belangrijk onderdeel van de realisatie van de Omgevingsvisie. De lange looptijd van de Omgevingsvisie vraagt om regelmatige monitoring en evaluatie van de visie. Ook geeft de Omgevingsvisie veel ruimte aan partijen om initiatieven te ontplooien binnen de kaders van de visie. Flexibele en adaptieve sturing is nodig in verband met onzekere toekomstige ontwikkelingen en de afhankelijkheid van andere partijen om doelen te bereiken. Evaluatie en monitoring van beleid is essentieel om te bepalen of de verschillende doelstellingen gedurende de looptijd van de visie nog kunnen worden bereikt, en wat de effecten van het beleid zijn. Dit biedt een basis om in de loop van de tijd, indien nodig, extra maatregelen te nemen.

We sluiten aan bij de beleidscyclus zoals opgenomen in de Omgevingswet. De Omgevingsvisie wordt maximaal eenmaal per coalitieperiode (eenmaal per vier jaar) herzien. We monitoren jaarlijks het doelbereik van de beleidsdoelen als uitwerking van de provinciale belangen uit de Omgevingsvisie. Indien dit aanleiding geeft tot actie, dan zal dit verlopen via de programma’s of onze andere instrumenten. Ook kan dit aanleiding zijn voor een aanpassing bij de vierjaarlijkse herijking. De Omgevingsverordening herzien we zo vaak als nodig, wij verwachten dat dit gemiddeld één keer per jaar zal zijn. De programma’s worden tweejaarlijks op basis van de monitoring herzien. Naast het monitoren van doel- en effectbereik, is het ook van belang de werking van ons Omgevingsbeleid regelmatig te evalueren om zo de werking te kunnen verbeteren. De resultaten hiervan kunnen effect hebben op het gehele samenhangende pakket van visie, verordening en programma’s.

Voor de Omgevingsvisie is nog geen eigen monitor ontwikkeld. Dit zal de komende periode ontwikkeld worden met als beoogd doel om bij het ingaan van de Omgevingswet een monitoringsplan voor de Omgevingsvisie in concept klaar te hebben. We werken aan een monitor op basis van de prioritaire beleidsthema’s uit de visie, waarin doelstellingen vertaald zijn naar beleidsindicatoren. Hiervoor zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande (beleids-) monitors. De monitoring (en evaluatie) van de Omgevingsvisie zal afgestemd worden op de bestaande monitors en de monitors van de (nog op te stellen) programma’s. De programma’s moeten binnen 2 jaar na vaststelling van de Omgevingsvisie vastgesteld zijn. In deze programma’s worden de doelen, de realisatie met tijdspad en de monitoring concreter uitgewerkt. Getracht wordt om zoveel mogelijk de monitoring van de Omgevingsvisie te laten voeden door de monitoring die in het kader van een programma wordt uitgevoerd.

De beleidscyclus (bron: Omgevingsbesluit, Rijksoverheid, juli 2018)



6.8 Vergunningverlening, toezicht en handhaving     

Om onze doelen uit deze visie te realiseren kunnen we Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) inzetten als juridisch beleidsinstrument. Dit vormt dan een deel van ons instrumentatrium, waarbij het belang ervan per thema sterk kan verschillen. Met vergunningverlening wordt de schaarse gebruiksruimte verdeeld. Adequaat toezicht borgt dat door naleving van voorschriften inhoudelijke doelstellingen kunnen worden bereikt. Met handhaving van de voorschriften blijft de overheid geloofwaardig en wordt een gelijk speelveld voor initiatiefnemers geborgd. Met vergunningverlening, toezicht en handhaving kunnen we het realiseren van inhoudelijke doelen, zoals een betere leefomgeving, sterk ondersteunen. In dit kader kiezen we voor:

  • een integrale benadering van vergunningverlening, toezicht en handhaving, dit wil zeggen een heldere verbinding met wat we inhoudelijk willen, vergunningverlening, toezicht en handhaving dat elkaar aanvult en versterkt en bij het uitvoeren van onze taken meer samenwerking met onze partners binnen de verschillende gebieden;
  • het versterken van de contacten tussen initiatiefnemers en omwonenden en organisaties die opkomen voor de omgevingskwaliteit. Dit met het doel om problemen zoveel mogelijk vooraf in de informele sfeer op te lossen en daarmee tijdrovende formele procedures achteraf te voorkomen;
  • vergunningverlening, toezicht en handhaving meer gericht op het belang van de bescherming van de fysieke leefomgeving, maar wel rekening houdende met belangen van initiatiefnemers;
  • het zoveel mogelijk benutten van de eigen verantwoordelijkheid van initiatiefnemers voor de bescherming van de fysieke leefomgeving en die als vertrekpunt te nemen voor ons eigen handelen.

De rol van VTH kan sterk verschillen. Bij bepaalde thema’s zoals energietransitie of circulaire economie, wordt de inzet van VTH onder de huidige regelgeving vooral bepaald door landelijke regels. Onder de Omgevingswet wordt de eigen beleidsruimte van de provincie vergroot. De rol van landelijke regelgeving blijft hierbij echter redelijk groot. We gaan de mogelijkheden die hierbij ontstaan voor eigen provinciale VTH-beleidsruimte de komende jaren verkennen. Bij veel provinciale programma’s is de eigen VTH-beleidsruimte groter. Met onze partners gaan we in het kader van de programmatische samenwerking afspraken maken over de inzet van VTH als beleidsinstrument. Soms zal de wettelijke basisinzet op VTH al voldoende bijdragen aan het bereiken van de doelen. In een aantal gevallen zal extra VTH-inzet nodig zijn. In die gevallen vullen we dan vanuit de programma’s de opdracht aan de uitvoeringsdiensten aan. We gaan de komende jaren de mogelijkheden die VTH biedt als beleidsinstrument ter ondersteuning van onze omgevingsdoelen nader verkennen.

De uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 betekende het einde van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), daarmee is de vergunningverlening voor activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken tot stilstand gekomen. De stikstofproblematiek stelt Nederland voor een lastige opgave. Ook binnen de provincie Utrecht staat de kwaliteit van de natuur onder druk, en worden maatschappelijke ontwikkelingen geraakt in hun voortgang. Dit vraagt om generieke maatregelen, maar ook om een gebiedsgerichte aanpak. Dit sluit aan bij verschillende onderdelen zoals omschreven in dit hoofdstuk en vraagt om verregaande integratie van diverse programma’s en opgaven in de verschillende deelgebieden. Daarmee vormt de gebiedsgerichte aanpak voor stikstof (wellicht) aanleiding om anders te gaan werken, meer te integreren en daarbij continu, met oog voor de te realiseren doelen, na te denken over de rol en verantwoordelijkheid van de samenwerkende partijen, waaronder de provincie. In paragraaf 4.7 is opgenomen hoe wij hier inhoudelijk mee aan de slag willen gaan.



6.9 Uitvoering geven aan beleid via programma’s     

Wij streven naar een samenhangend pakket van visie, verordening en programma’s. Dat betekent streven naar een beperkt aantal, zo integraal mogelijke, programma’s. Dit betekent ook dat we, waar wenselijk, de wettelijk verplichte programma’s aanvullen met de uitwerking van andere provinciale doelen en belangen. Bij de programma’s maken we een onderscheid aan de hand van de plaats in de beleidscyclus. De visie is geformuleerd op hoofdlijnen. Het beleid wordt waar nodig thematisch verder uitgewerkt in beleidsprogramma’s en uitvoeringsprogramma’s. De beleidsprogramma’s zijn thematisch of bundelen enkele thema’s en geven inhoudelijke verdieping en detaillering aan de hoofdlijnen van beleid in de Omgevingsvisie. De Uitvoeringsprogramma’s geven aan hoe uitvoering wordt gegeven aan de beleidskaders en welke organisatie en capaciteit hiervoor benodigd is, en kunnen thematisch (al dan niet gebundeld) of gebiedsgericht zijn.

De uitwerking in programma’s is een opgave die op de visie volgt. Vanzelfsprekend beschikken we nu al over diverse documenten die onder de noemer beleidsprogramma’s en uitvoeringsprogramma’s gevat kunnen worden. Deze zijn opgenomen in de uitvoeringstabellen in hoofdstuk 4. Daar kondigen we ook enkele nieuwe programma’s aan. De daar weergegeven programma’s betreft de situatie van dit moment. Bij verdere ontwikkeling hiervan en bij het uitwerken van het streven naar een beperkt aantal, zo integraal mogelijke, programma’s kan dit beeld veranderen.

Al deze programma’s worden binnen twee jaar na vaststelling van de Omgevingsvisie in een logische en transparante structuur gekoppeld aan de Omgevingsvisie. Voor ieder programma vindt monitoring plaats om te kunnen bepalen of de doelen van de programma’s tijdig worden bereikt. Als dit niet het geval is, passen we de programma’s tweejaarlijks hierop aan.

We streven voor de programma’s op termijn naar een beperkt aantal programma’s en zo integraal mogelijke programma’s. Dit betekent bijvoorbeeld dat we waar wenselijk wettelijk verplichte programma’s aanvullen met de uitwerking van andere provinciale doelen en belangen. En dit betekent dat ook interbestuurlijke samenwerkingen (bijvoorbeeld regiodeals) en participatieve of PPS trajecten met gevolgen voor de fysieke leefomgeving hierbinnen vallen. We zullen een werkwijze voor het opstellen en wijzigen van programma’s vast gaan stellen. Belangrijke aspecten zijn het digitaal en objectgericht maken van de programma’s, monitoring en evaluatie. We willen hiermee bereiken dat programma’s zich onderling in een logische, transparante structuur tot elkaar verhouden (thematisch, geografisch, instrumenteel, adressering) en dat duidelijk is met welke lopende of verwachte programma’s rekening gehouden moet worden bij het starten van een nieuw programma.

Met deze werkwijze willen wij toegroeien naar beleidsprogramma’s die, thematisch geduid, over de volgende onderwerpen gaan:

  • milieu en gezondheid;
  • recreatie en toerisme;
  • bodem en water;
  • duurzame energie;
  • wonen en werken;
  • landschap, cultuur en erfgoed;
  • landelijk gebied/ natuur en landbouw.

Diverse thema’s, zoals innovatie, gezondheid, veiligheid, natuurinclusief ontwikkelen, circulariteit en klimaatbestendigheid, komen terug in elk programma. In de uitvoering streven we naar gebiedsgerichte verbinding tussen de thema’s.





Bijlage 1 Verklarende woordenlijst     

A12 Zone

Het gebied aan weerszijden van de A12 tussen de verkeersknooppunten Oudenrijn en Lunetten dat in beeld is voor toekomstige grootschalige ontwikkeling voor wonen en werken

aardkundige waarden

Die onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied. Voorbeelden van aardkundige waarden zijn: stuifzandgebieden, dekzandruggen, hoogveengebieden en stuwwallen. Soms zijn de processen die de aardkundige waarden hebben gevormd nog actief, bijvoorbeeld bij stuif- en rivierduinen.

agglomeratie

Een agglomeratie (ook wel stedelijk gebied genoemd, maar die term kan ook naar een algemener begrip verwijzen) is een aaneenschakeling van nederzettingen, verspreid over verschillende steden en dorpen, waarvan de inwoners zich gedragen alsof zij in één stad wonen.

agrarisch cultuurlandschap

Een uniek en zeldzaam landschap door de onderlinge samenhang van aanwezige ontginningsstructuur, boerderijlinten en waterbeheersingssysteem.

agrarisch natuurbeheer

De maatregelen die landbouwers nemen om tot behoud of verbetering van de natuur- en landschapswaarden te komen. Het gaat bijvoorbeeld om sloten, bloemrijke slootkanten, heggen, houtwallen en kleine bosjes die planten en dieren leefruimte bieden in het agrarisch gebied. Ook betreft het bijvoorbeeld uitgestrekte vochtige graslanden die het broedgebied van weidevogels vormen. De ‘groene dooradering’ van het agrarisch gebied in de vorm van slootkanten, houtwallen en dergelijke, is bovendien ook belangrijk voor het functioneren van het NNN. En de landschapselementen maken het agrarisch gebied recreatief aantrekkelijker.

aquathermie

Aquathermie is warmte en koude uit water halen, uit verschillende waterbronnen.

biomassa/ bio-energie

Plantaardig en dierlijk (rest)materiaal, dat als grondstof wordt gebruikt voor de energieopwekking of direct als biobrandstof.

bovenlokaal dagrecreatieterrein

Terrein dat voorziet in een dagrecreatiefunctie voor meer dan de aanliggende kernen of aantoonbaar meer dan 50.000 unieke bezoekers per jaar trekt. Ook een terrein dat aantoonbaar potentie heeft bovenlokaal te worden door toevoeging van recreatieve functies of dat duidelijk een dagrecreatiefunctie vervult of zou moeten vervullen valt binnen deze bepaling.

buitenplaatsen

Een buitenplaats werd vroeger door rijke stedelingen gebruikt als zomerverblijf. Het is een ‘herenhuis’ met daaromheen een ‘pleziertuin’, veelal uit de 17e eeuw. De provincie Utrecht kent een relatief hoog aantal buitenplaatsen. Ze liggen vaak bij elkaar, bijvoorbeeld langs de Vecht en de Stichtse Lustwarande.

campusmilieu

In dit economisch milieu zijn verschillende bedrijven en kennisinstellingen gevestigd die gebruikmaken van elkaars kennis en voorzieningen. Vaak zijn de verschillende campusmilieus met elkaar verbonden via bijvoorbeeld gezamenlijke onderzoeksprogramma’s en personele unies. In de provincie Utrecht gaat het campusmilieu vooral op voor het Utrecht Science Park (USP): de Uithof en enkele satellietlocaties waar verschillende bedrijven en kennisinstellingen zijn gevestigd.

circulaire economie

Een circulaire economie is fundamenteel anders dan een lineaire economie. Simpel gezegd delven we in een lineaire economie grondstoffen die we verwerken tot een product, dat na gebruik weg wordt gegooid. In een circulaire economie sluiten de kringlopen van al deze grondstoffen. Het sluiten van die kringlopen vereist veel meer dan alleen recyclen. Het verandert de manier waarop waarde wordt gecreëerd en wordt behouden, hoe de productie wordt verduurzaamd en welke businessmodellen daarvoor worden gebruikt.

CHS

Cultuurhistorische hoofdstructuur, de basis voor ons omgevingsgericht erfgoedbeleid.

compenserende maatregelen

Het creëren van nieuwe waarden die gelijk zijn aan de waarden die verloren (dreigen te) gaan.

cultureel erfgoed

Gebouwde monumenten, archeologische monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en ander cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of berdrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik ter plaatse. Onder detailhandel vallen niet: afhaalpunten (locaties ten behoeve van internetdetailhandel die uitsluitend bedoeld zijn voor het afhalen of terugbrengen van goederen door de consument)

economische rendabiliteit/rentabiliteit

De mate waarin een bedrijf resultaat (rendement) behaalt uit het totale vermogen. De rendabiliteit of rentabiliteit geeft de verhouding weer tussen het inkomen en het vermogen van een onderneming.

elektrificatie van de maatschappij

Elektrificatie is de uitbouw van elektriciteitsopwekking en -distributie. Nu we ook van het gas af gaan, is er sprake van een verdergaande elektrificatie van de maatschappij.

emissies

De uitstoot van broeikasgassen, fijnstof en andere schadelijke stoffen.

energieneutraal

De provincie wil in 2040 energieneutraal zijn, dat betekent dat binnen de provinciegrenzen net zoveel energie duurzaam wordt opgewekt als gebruikt.

functiemenging

Functiemenging betekent dat stedelijke functies niet naast elkaar in verschillende gebieden worden gesitueerd, maar dat functies zoals wonen, werken, voorzieningen en recreatie binnen een gebied worden gemengd.

fysieke leefomgeving

De Omgevingsvisie richt zich op de fysieke leefomgeving. Alles wat je ziet, voelt en ruikt. Denk aan de lucht, alles op, in en onder de bodem, de wegen, de gebouwen en het landschap. Daarnaast bevat de Omgevingsvisie ook alle sociale aspecten die hierbij horen.

gebiedsgericht werken

Gebiedsgericht werken is een manier van werken waarbij we in de beleids- en uitvoeringsfase nadrukkelijk van buiten (de samenleving, het gebied, de wijk) naar binnen (de ambtelijke organisatie), vanuit kansen en problemen kijken en handelen. Er is sprake van een samenhangende aanpak tussen sociale, economische en fysieke opgaven. En we gaan in gesprek met inwoners, ondernemers en initiatiefnemers. We werken constructief samen met partijen die belanghebbend zijn, denk aan gemeenten, waterschappen, ketenpartners, omgevingsdiensten, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden.

gebiedsontwikkeling

De ontwikkeling van alle facetten -zoals wonen, werken en recreëren- in afgebakend gebied. Er is sprake van het realiseren van meervoudige doelen en ambities, die het lokale niveau overschrijden en waarbij een ruimtelijk afgebakend gebied het integrerend kader vormt. Daarbij gaat het écht om transitie en reallocatie van functies of om een (sterke) aanpassing van functies aan veranderende fysieke omstandigheden. Deze gebiedsontwikkelingen kunnen plaatsvinden in het stedelijk gebied en/of in het landelijk gebied.

geluidsgoot

Een betonnen constructie met holtes die parallel aan het wegdek loopt, waardoor geluid van de weg geabsorbeerd wordt en geluidsgolven naar boven worden gericht, ook wel aangeduid als diffractor of geluidafbuiger.

geopark

UNESCO Global geopark is een gebied met unieke aardkundige, ecologische en cultuurhistorische waarden. Het doel van een geopark is om de waarden, in samenhang met elkaar, onder de aandacht te brengen.

geothermie

Ook wel aardwarmte, is energie in de vorm van warmte die in de bodem zit.

gradiënt

Een ecologische of natuurlijke gradiënt is een geleidelijke overgang tussen twee gebieden.

Groene contour

Begrenzing van een deel van het landelijk gebied waar de provincie zelf geen Nationaal Natuurnetwerk realiseert, maar waar wel kansen voor anderen liggen om duurzame ecologische kwaliteiten te ontwikkelen. Natuur die hier gerealiseerd wordt, wordt opgenomen in het NNN.

(groot)stedelijk milieu

Hier is sprake van een groot aanbod en verscheidenheid van stedelijke functies: detailhandel, zakelijke dienstverlening, gezondheid en verzorging, horeca in combinatie met wonen en hoogwaardige voorzieningen. Dit economisch vestigingsmilieu biedt kansen voor een bonte verzameling van bedrijvigheid, waaronder met name de creatieve industrie. Het grootstedelijk milieu is aanwezig in het centrum van Utrecht en het centrum van Amersfoort, het stedelijk milieu in stadsdeelcentra en in de centra van de overige steden in de provincie.

grondgebonden bedrijven/ grondgebondenheid

Een grondgebonden agrarisch bedrijf is een agrarisch bedrijf dat zijn landbouwproductie geheel of gedeeltelijk voortbrengt door gebruik van landbouwgronden. Niet-grondgebonden veehouderij is niet functioneel gebonden aan een locatie in het landelijk gebied.

Heritage Impact Assessment

De Heritage Impact Assessment (HIA) is een instrument dat gebruikt wordt om het effect van voorgenomen ingrepen op de uitzonderlijke universele waarde (Outstanding Universal Value, OUV) van Werelderfgoed te bepalen.

herstructurering

Het aanpakken van bestaande (bedrijfs)locaties zodat deze weer voldoen aan de eisen van de tijd en de vraag van het bedrijfsleven. Hiervoor stellen gemeenten een herstructureringsplan op: een lokaal of in regionaal verband afgestemd plan met betrekking tot de herstructurering van één of meer gebieden.

HOV-stations

HOV staat voor hoogwaardig openbaar vervoer. Het is een in Nederland gebruikelijke term voor stads- en streekvervoer dat voldoet aan hoge eisen op het gebied van de doorstroming (hoge gemiddelde rijsnelheid). Andere kenmerken zijn comfortvoorziening en reisinformatie bij zowel de haltes als in het voertuig. Hoogwaardig openbaar vervoer kan zowel vervoer over rails als over de weg zijn. In Utrecht gaat het voornamelijk om de sneltram.

inbreiding

Het bouwen binnen bestaande bebouwingsgrenzen. Het tegenovergestelde is uitbreiding, dat plaatsvindt aan de grenzen van bestaande bebouwing.

inclusieve samenleving

Inclusie betekent dat alle mensen uit alle doelgroepen kunnen meedoen in de samenleving, en erbij horen.

integrale oplossingen

Allesomvattende oplossingen, of oplossingen waarbij aan alle elementen en aspecten is gedacht

integratie van verschillende vervoerwijzen

Verschillende vervoerwijzen op zodanige manier op elkaar laten aansluiten dat het voor de gebruikers één geheel vormt.

interactiemilieus

Goed bereikbare, gemengde stedelijke locaties met een goed voorzieningenaanbod dat uitnodigt tot ontmoeting.

kernrandzones

De zone in het landelijk gebied rondom een bebouwingskern. Elke kern heeft een grotere of kleinere kernrandzone die in de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort (deels) samen kan vallen met de geledingszone van de visiekaart of de recreatiezone en waar stadsrandactiviteiten/ -ontwikkelingen plaatsvinden.

klimaatadaptatie

Aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering: het benutten van de kansen van het veranderende klimaat en anticiperen op de bedreigingen ervan.

klimaatadaptieve inrichting van de leefomgeving

Inrichting van de leefomgeving die is aangepast aan klimaatverandering. Hierdoor vermindert de kwetsbaarheid voor klimaatverandering of er wordt geprofiteerd van de kansen die een veranderend klimaat biedt.

knooppunten

Een knooppunt is een plaats waar meerdere vormen van vervoer samenkomen en waar tegelijkertijd stedelijke activiteiten plaatsvinden of kunnen plaatsvinden.

life sciences

Wetenschap en bedrijvigheid die zich bezighoudt met gezondheid en het bestrijden van ziekten. Het Utrecht Science park e.o. is sterk in deze discipline.

MaaS-concepten

De toekomst van mobiliteit ligt in MaaS (Mobility as a Service) Mobility as a Service (MaaS) is een steeds meer voorkomend begrip in de mobiliteitsmarkt. Letterlijk vertaald betekent het: mobiliteit aanbieden als een service.

maatschappelijke opgaven

Maatschappelijke opgaven zijn de grote onderwerpen waarvoor overheden de komende jaren aan de lat staan. Voorbeelden zijn leefbaarheid (een gezonde leefomgeving), de woningbouw, bereikbaarheid (mobiliteit), circulaire economie en duurzame landbouw (kringlooplandbouw).

maatwerk

Bij maatwerk in de ruimtelijke ordening wordt de functionele wens aangepast aan de ruimtelijke mogelijkheden. De bestaande situatie stuurt daarmee de mogelijkheden voor het gebruik. Dit vraagt om een wil tot flexibiliteit van zowel de betrokkenen bij de te realiseren functie, als in geldend beleid en regels.

MIRT

Meerjarenprogramma van het Rijk voor infrastructuur, ruimte en transport.

mobiliteitsmanagement

Het organiseren van slim reizen. Hieronder worden allerlei alternatieven van solistisch autogebruik tijdens de spits verstaan, zoals carpoolen, deels of volledig gebruik van openbaar vervoer, thuiswerken, telewerk, fietsen, etc.

modaliteiten

Vervoerwijzen. Bijvoorbeeld: (elektrische) vervoermiddelen, auto, trein, fiets, tram, trein, bus.

multimodale knooppunten

Een multimodaal knooppunt is een knooppunt waarbij meerdere vervoermiddelen (modaliteiten) bij elkaar komen, zoals openbaar vervoer (trein, sneltram, bus, taxi), fiets, auto. Utrecht Centraal en Amersfoort Centraal zijn grote multimodale knooppunten in de provincie Utrecht.

nanotechnologie

Nanotechnologie is een specialistische technologie waarbij gebruik wordt gemaakt van zeer kleine deeltjes (nanometers).

natuurinclusieve landbouw

Landbouw die natuur en landschap spaart (minder externe druk), zorgt voor natuur (gastheerschap via bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer) én de natuur gebruikt (biodiversiteit is een productiefactor).

opgave

De opgave is de gewenste situatie (in de samenleving) waar je een bijdrage aan wilt of moet leveren om deze te realiseren. Anders geformuleerd: een opgave is het streven om bepaalde resultaten te bereiken. In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, provinciaal, nationaal als wereldwijd spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.

occupatie

Letterlijk vertaald betekent occupatie: bezetting of inbezitneming. In de Omgevingsvisie bedoelen we het volgende. Occupatie van het grondgebied: hoe het grondgebied gebruikt wordt, bijvoorbeeld: woningen, bedrijvigheid, landbouw, recreatie en erfgoed.

omgevingskwaliteit

Omgevingskwaliteit duidt op de integrale kwaliteit van ruimtes. Integraal, dus niets uitsluitend. De ondergrond noch de sterrenhemel. De lokale inbedding noch de internationale aansluiting. Schoonheid noch functionaliteit. (Bron: Peter Paul Witsen, Waard of niet? Essay over omgevingskwaliteit). Omgevingskwaliteit omvat in ieder geval:

  • ruimtelijke kwaliteit: gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde;
  • milieu-, gezondheids- en veiligheidskwaliteit;
  • maatschappelijke waarden zoals sociale samenhang en economische vitaliteit.

omgevingsverordening

Deze verordening bevat alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving

omgevingswaarden

In de Omgevingswet opgenomen mogelijkheid om normen te stellen die de gewenste staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving als beleidsdoel vastleggen. De waarden zijn zelfbindend en kunnen met aanvullende regels in de verordening doorwerken naar omgevingsplan, waterschapsverordening of omgevingsvergunning. Als omgevingswaarden worden vastgesteld, moeten deze worden behaald. Ze moeten daarom in het invloedgebied van de vaststeller liggen en via brongerichte of effectgerichte maatregelen te beheersen zijn. Bovendien geldt een monitoringsplicht. Bij het niet behalen van de normen moet verplicht een programma worden opgesteld om de normen alsnog te behalen. Bij het vaststellen van de omgevingswaarde hoort de verplichting om de methode van monitoring van de omgevingswaarde aan te geven.

opgavegericht werken

Opgavegericht werken is een uitgangspunt in werkprocessen: uitgaan van wat er nodig is in de samenleving en daar beter op sturen door een slimmere koppeling van mensen en middelen en in samenwerking met partners. Dominant is de sturing vanuit de hoofdopgaven en niet meer vanuit sectoraal beleid. Het resultaat is meer realisatiekracht op de opgaven waar de organisatie een bijdrage aan wil leveren.

opkomende stoffen

Waterbeheerders en drinkwaterbedrijven zetten zich in voor schoon water voor de mens en natuur. Af en toe stuiten zij in het water op nieuwe en relatief onbekende stoffen die nog niet genormeerd zijn. Ook zijn er stoffen waarvan uit nieuwe informatie blijkt dat deze mogelijk toch schadelijk is. Dit zijn opkomende stoffen.

oxidatie van veen

Veenoxidatie is een proces waarbij veen, door het verlagen van de grond- en-of oppervlaktewaterstand, blootgesteld wordt aan de lucht, waardoor het oxideert en de bodem inklinkt. Het proces is onomkeerbaar en kan grote gevolgen hebben.

participatietraject

Participatie betekent deelnemen. Het is afgeleid van de Latijnse woorden pars (deel) en cipere (nemen). Het participatietraject dat voor deze Omgevingsvisie is doorlopen, bestond uit gesprekken, overleggen, ateliers en andere bijeenkomsten (inloop- en inspraakbijeenkomsten) met diverse groepen mensen (inwoners, ondernemers, belanghebbenden, maatschappelijke organisaties en deskundigen bij provincie, gemeenten en waterschappen) om zo tot een gedragen visie te komen.

pauzelandschap

Een gebied wat in het verleden aangewezen is voor een andere functie, zoals woningbouw, maar waar die functie voorlopig niet gerealiseerd wordt, zodat het gebied in de tussentijd benut kan worden voor een andere functie.

peilbesluiten

Het peil is de waterstand (het niveau) in een polder en het water eromheen, de boezem, die door een waterschap wordt gehandhaafd, het polderpeil (PP). Dit kan met behulp van gemalen, spuisluizen en stuwen. In een peilbesluit staat welke waterpeilen worden aangehouden in sloten, vaarten, kanalen en waterpartijen.

plancapaciteit

De hoeveelheid woningen of werkruimte die in bestaande plannen is opgenomen.

planMER

De leefomgeving van mensen en de ruimtelijke inrichting hangen nauw met elkaar samen. Om tijdens het opstellen van de Omgevingsvisie vroegtijdig inzicht te krijgen in de effecten van ons voorgenomen ruimtelijk beleid op de leefomgeving, wordt een planMER opgesteld, een Milieu Effect Rapportage, opgesteld. Hierin worden de (duurzaamheids)effecten van het nieuwe beleid beoordeeld vergeleken met de effecten bij voortzetting van bestaand beleid.

pragmatisch

gericht op het nut en de bruikbaarheid

prioritaire thema’s

De thema’s die voorrang krijgen

programma U Ned

Hierin werken we samen met gemeente Utrecht, regio U16 en het Rijk aan het bereikbaar houden van de regio Utrecht en het mogelijk maken van de ontwikkeling van toekomstige woon- en werklocaties in een gezonde leefomgeving.

provinciaal belang

Belangen die de provincie wil behouden of ontwikkelen en waarvoor zij bereid is om daarvoor zo nodig het wettelijk instrumentarium in te zetten.

recreatietourvaartnet

Een net van voor de recreatietoervaart bevaarbare wateren waarvoor de hoogte- en dieptematen zijn vastgesteld volgens het Basis Recreatie Toervaartnet (BRTN) en wenselijke bedieningstijden voor bruggen en sluizen worden bepaald.

recreatiezone

Zone gelegen in het landelijk gebied van de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort waarin vooral het recreatieve gebruik wordt gestimuleerd. Het gaat daarbij om bovenlokale recreatievoorzieningen die gericht kunnen zijn op zowel extensief als intensief recreatief gebruik.

REP

Ruimtelijk-Economisch Perspectief en Programma van de regio U16.

robuust

deugdelijk, krachtig, stevig en sterk.

rode contouren

De begrenzing van het ‘stedelijk gebied’ van de verschillende kernen in de provincie, zoals aangegeven op de themakaart Vitale dorpen en steden en in de Omgevingsverordening. Buiten het stedelijk gebied ligt het ‘landelijk gebied’.

ruimtelijke kwaliteit

Volgens de gebruikelijke omschrijving heeft ruimtelijke kwaliteit te maken met de begrippen toekomstwaarde, belevingswaarde en gebruikswaarde.

schaalsprong in verstedelijking

Om te voldoen aan de toekomstige woningbouwopgave moeten veel extra woningen worden toegevoegd in met name het stadsgewest Utrecht. Dit betekent dat de schaalgrootte van het Stadsgewest gaat veranderen naar een meer grootstedelijk milieu, met bijbehorende voorzieningen en infrastructuur.

slagenverkaveling

Een slagenlandschap, meestal gekenschetst als een landschap met strokenverkaveling, is een landschap waarbij verkaveling heeft plaatsgevonden in smalle banen die slagen of stroken worden genoemd.

sturingsfilosofie

De sturingsstijl bestaat uit de overheidsrol (reguleren, samenwerken of ondersteunen) plus de instrumentenmix die gekozen wordt. De basis voor de keuzes, en de uitwerking van de concrete sturingsstijl, staan in de omgevingsvisie.

toekomstbestendige keuzes

Keuzes die bestand zijn tegen eventuele toekomstige ontwikkelingen, ter voorkoming dat we daar later spijt van krijgen.

transitie

Een fundamentele overgang naar een nieuwe manier waarop de samenleving in zijn behoefte voorziet. Bijvoorbeeld: de transitie van aardgas naar duurzame energie.

transitieopgaven

Opgaven die een overgang van het een naar het ander mogelijk maken. Bijvoorbeeld: de transitie van aardgas naar duurzame energie (energietransitie).

transformatie

Het aanpakken van een gebouw of (werk)locatie waarbij de functie verandert, bijvoorbeeld van bedrijf naar wonen.

verdichten in de stad

Meer woningen bouwen binnen het stedelijk gebied van stad of dorp. Het kan gaan om invulling van een braakliggende locatie, of om vervanging, bijvoorbeeld een paar woningen door een hogere woontoren.

vervoersarmoede

Als niet iedereen (dagelijks) over de mogelijkheden tot verplaatsing beschikt en als gevolg hiervan minder makkelijk kan deelnemen aan het sociale leven. Er zijn mensen in de samenleving die om uiteenlopende redenen niet altijd op de plaatsen kunnen komen, waar ze zouden willen komen. Dat kan hun deelname aan de samenleving belemmeren. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een beperking, mensen met een laag inkomen of mensen die ver van voorzieningen wonen en geen vervoermiddel bezitten. Deze mensen kunnen vervoersarmoede ervaren. Daardoor bestaat de kans dat het risico op sociale uitsluiting groter wordt.

vrijetijdseconomie

Betreft de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten ten behoeve van de vrijetijdsbesteding van mensen, zowel binnenshuis als buitenshuis, zowel binnen de eigen woonomgeving als daarbuiten, met inbegrip van verblijf, vervoer en toeleveranciers (Prof. Dr. ir. J.T. Mommaas, november 2012).

Duurzame vrijetijdseconomie is een vrijetijdseconomie waarbij rekening gehouden wordt, door zowel aanbieders als bezoekers, met natuur, milieu en de leefomgeving van de inwoners. Toekomstbestendigheid staat hierbij centraal.

waterrobuust

Waterrobuust bouwen is het zodanig vormgeven en inrichten van de openbare ruimte, dat de impact van bijvoorbeeld ernstige neerslag zo klein mogelijk blijft.

waterschapsverordening

De waterschapsverordening bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die het waterschap stelt binnen haar beheergebied. Per waterschap is er één waterschapsverordening.

zetting

Het proces waarbij grond wordt samengedrukt door een bepaalde belasting of druk. Door druk op de grond uit te oefenen wordt de grond verdicht. Dit houdt in dat het volume van de grond afneemt doordat water en lucht uit de poriën worden weggedrukt. Dit kan bodemdaling veroorzaken.

zorgplicht Omgevingswet

Een algemene zorgplicht, een algemeen verbod en een specifieke zorgplicht maken deel uit van de Omgevingswet. Samen zorgen ze ervoor dat overheid, bedrijven en burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Meer info: https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/regelgeving/uitgangspunten-doelen-omgevingswet/zorgplicht/

Vindplaats gebruikte basisdocumenten

Startnotitie

https://www.provincie-utrecht.nl/publish/pages/334030/startnotitie_omgevingsvisie_en_omgevingsverordening_3_juli_2017.pdf

Trendverkenning tot 2050

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/publish/pages/337110/rapportfuturemotionstrendsfysiekeleefomgeving2050.pdf

Horizon Utrecht 2050

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/publish/pages/337110/horizon_utrecht_2050_juni_2018.pdf

Koersdocument

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/publish/pages/339173/koersdocument_provincie_utrecht_10_december_2018.pdf

Regiodialogen

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/naar-een-visie-0/participatie/regiodialogen/

Trends, Plans & Food

https://www.youtube.com/watch?v=3JLAhPnNFjM&feature=youtu.be

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/publish/pages/339793/impressieverslag_brainstorm_trends_plans_food_15_maart_2018.pdf

Digitale enquête

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/enquete-omgevingsvisie/

Tourteam van experts

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/publish/pages/339793/reacties_presentatie_en_opbrengsten_integraal_koersdebat_-_19_april_2018.pdf

Bijeenkomst voor jongeren

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/nieuws/nieuwsberichten/beeldverslag-jongerenbijeenkomst-omgevingsvisie/

Video’s ondernemers

https://omgevingswet.provincie-utrecht.nl/naar-een-visie-0/participatie/inspiratie-praktijk/

Bijlage 2 Locatielijst behorende bij kaarten     

In deze locatiebijlage zijn de GIS-bestanden van de op de kaart opgenomen objecten aangegeven. Ook voor de Omgevingsverordening is er een set GIS-bestanden beschikbaar. De GIS-bestanden van alle kaarten van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn daarmee als open data beschikbaar gesteld.

Locatielijst themakaarten

Naam

URL

aandachtsgebied bodemdaling - landelijk

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

aandachtsgebied bodemdaling - stedelijk

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

aantrekkelijke en toekomstbestendige dijk

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

aardkundige waarde

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

beperken bodembewerking

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

beschermingszone drinkwaterwinning

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

bestaand winkelgebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

biodiversiteit

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

bovenlokaal dagrecreatieterrein

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

CHS - agrarisch cultuurlandschap

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

CHS - historische infrastructuur

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

CHS - militair erfgoed

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

CHS - archeologische waardevolle zone

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

CHS - historische buitenplaatszone

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

concentratiegebied glastuinbouw

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

culturele infrastructuur en monumentenzorg

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

duurzaam gebruik van de ondergrond

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

energielandschap (tijdelijk)

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

ganzenrustgebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

geluidscontour provinciale wegen 61 dB

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

genomineerd UNESCO - Hollandse Waterlinies

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

genomineerd UNESCO - Neder-Germaanse Limes bufferzone

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

gezonde en veilige leefomgeving

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

groenblauwe structuur

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

Groene contour

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

grondwaterlichaam

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

houtopstanden

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

kernrandzone

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

klimaatbestendig

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

knooppunt

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landbouwgebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landbouwontwikkelingsgebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landbouwstabiliseringsgebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landelijk gebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landschap Eemland

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landschap Gelderse vallei

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landschap Groene Hart

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landschap Rivierengebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

landschap Utrechtse Heuvelrug

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

militair oefenterrein met natuurwaarden

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

Natura 2000-gebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

natuurnetwerk nederland

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

overstroombaar gebied

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

provinciaal OV netwerk

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

provinciaal wegennet

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

provinciale vaarweg

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

provincie utrecht

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

recreatietoervaartnet

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

recreatiewoningen

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

recreatiezone

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

regio Amersfoort

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

regio Foodvalley

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml

regio U16

http://publiek.tercera-ro.nl/officieel/9926/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01/NL.IMRO.9926.2020OWVISIE-VA01.gml