|
Provinciale Staten van Flevoland
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Flevoland van 24 augustus 2021, kenmerk 2802917;
Besluiten:
Vast te stellen:
Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Flevoland van 13 oktober 2021.
Flevoland is uniek in de wereld en bekend als het grootste waterbouwkundige werk van Nederland. Dit opvallende landschap heeft aandacht en zorgvuldigheid nodig.
Het landschap kent drie polders met elk een eigen concept, casco, schaal, karakter, sfeer en beleving.
Het structurerende casco is steeds in beweging en geeft grip bij huidige en toekomstige opgaven en transities.
We bevriezen het landschap niet. Wel zien we in transities en dynamiek een opgave om de karakters van elke polder herkenbaar te houden. En een kans om deze te verrijken.
Hiervoor verbinden we opgaven en werken we samen en integraal aan een hoge ruimtelijke kwaliteit van het landschap van de toekomst.
De inrichtingsprincipes worden per polder aangevuld, zodat een nieuwe gereedschapskist ontstaat voor de inrichting van het Flevolandse landschap.
Dit leidt tot een nieuw landschap van de belofte voor de komende generaties. Een houvast die zorgt voor een balans tussen structuur en ruimte voor verandering, initiatief en spontaniteit.
Geboren in Groningen op het vlakke platteland, kwam ik als kind al in Flevoland. Een broer van mijn vader had een boerderij in Biddinghuizen. Ik voelde mij toen al thuis in Flevoland, door de weidsheid van het landschap en de grote lijnen. Dat is nooit veranderd. Ik ben trots op Flevoland.
Als je over de provinciegrens gaat, weet je meteen dat je in Flevoland bent. Een polderlandschap van heldere lijnen, ruimte en openheid. Te vinden op de vroegere zeebodem, zo’n vier meter onder de zeespiegel en beschermd door vele kilometers dijk. Flevoland is de kroon op de eeuwenlange Hollandse inpolderingstraditie, een ingenieurswerk van wereldfaam.
We staan als samenleving voor een aantal grote opgaven. Die opgaven doen een beroep op de flexibiliteit en robuustheid van het Flevolandse landschap. Of het nu gaat om duurzame energie, woningbouw, moderne vormen van landbouw of de ontwikkeling van nieuwe datacenters. Het landschap van Flevoland biedt ruimte voor experimenten en ruimtelijke ontwikkelingen die nergens anders in Nederland kunnen. Het is daarmee nog steeds een landschap van de belofte.
Maar de kwaliteit van het landschap moet niet beschadigd worden. Want de schoonheid, variatie en unieke kwaliteiten van ons landschap, maken dat Flevoland een aantrekkelijke provincie is. Om te wonen, werken, ondernemen en ontspannen.
Met het Programma Landschap van de Toekomst willen we de opgaven die er zijn, op de korte termijn mogelijk maken. Tegelijkertijd willen we de kwaliteit van het Flevolandse landschap voor toekomstige generaties versterken en bewaken. Deze uitdaging vraagt dat overheden, initiatiefnemers, inwoners en andere betrokken personen goed samenwerken. Dat we ruimtelijke ontwikkeling zien als kans om ruimtelijke kwaliteit toe te voegen.
Als provincie hebben we de verantwoordelijkheid om te zorgen voor ons landschap. We willen dat elke stap die we in het landschap zetten, bijdraagt aan het ingenieurswerk waar wij zo trots op zijn. Aan het landschap van de belofte.
Jan de Reus
Gedeputeerde provincie Flevoland
Proactief en integraal vormgeven aan het Landschap van de Toekomst
Ruimtelijke kwaliteit staat steeds vaker onder druk. Dat komt door alle grote ruimtelijke
opgaven die op het landschap afkomen. Opgaven als de energietransitie of woningbouw
kunnen we niet meer los van elkaar zien. Er is steeds meer verweving van opgaven en
belangen. Gebieden worden daardoor multifunctioneler (hybride).
Het is daarom van belang het landschap van de toekomst proactief en integraal vorm te geven. Met een hoge ruimtelijke kwaliteit. Om verrommeling te voorkomen en kwaliteiten te versterken. Een aantrekkelijke leefomgeving is de basis voor een goed vestigingsklimaat voor wonen, werken, ondernemen en recreëren. Het landschap is een belangrijke economische asset die we moeten koesteren. Het landschap vertegenwoordigt een grote economische waarde die we moeten koesteren.
Dit programma presenteert de richtinggevende provinciale kijk op de waarde en identiteit van het Flevolandse landschap. Het beschrijft het ontstaan en de kernkwaliteiten van het landschap. Dat vertalen we in een visie en overwegingen voor de toekomst. Daarbij anticiperen we op de grote veranderingen die het landschap van Flevoland te wachten staan. Het programma werkt de visie uit in concrete doelen voor de komende jaren. Samenwerking met partners in het gebied krijgt daarbij nadrukkelijk aandacht.
Ruimtelijke kwaliteit van verleden, heden en toekomst
Het Programma Landschap van de Toekomst benoemt de kernkwaliteiten van het Flevolandse
landschap. Bijvoorbeeld:
Deze kwaliteiten vormen de basis voor vernieuwing en verrijking van het landschap van de toekomst.
Het nastreven van een hoge ruimtelijke kwaliteit is hierin een belangrijk doel. Want de inrichting van het landschap wordt complexer en uitdagender. De visie koppelt de kwaliteiten daarom aan de ruimtelijke opgaven.
Dat doen we in de vorm van overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit zijn handreikingen voor behoud, versterking en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het landschap van de toekomst. We gaan van het inpassen van losse initiatieven, naar het actief samenhangend inrichten van het landschap van de toekomst.
Essentie van de visie
De essentie van het Programma Landschap van de Toekomst bestaat uit vier overwegingen.
Deze zijn gemeente-overstijgend en bepalen in hun samenhang het karakter en de essentie
van het Flevolandse landschap. De synthese geeft richting bij het behouden van de
landschappelijke kernkwaliteiten en ruimte voor vernieuwing en ontwikkeling.
De vier overwegingen zijn voor landschap van provinciaal belang en moeten bij iedere ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke kwaliteit als overweging worden meegenomen.
Verdieping aan de hand van vijf thema’s
Aan de hand van een aantal thema’s diepen we de essentie van de visie verder uit.
Hierin koppelen we grote ruimtelijke transities aan de synthese en de kernkwaliteiten
van het landschap. Per thema zijn overwegingen meegegeven voor ruimtelijke kwaliteit.
Deze thema’s zijn:
Illustratieve uitwerking voor elke polder
Het programma werkt algemene overwegingen per polder specifieker uit en visualiseert
ze met illustraties. Globale ‘snedes’ door het landschap tonen hoe we opgaven en veranderingen
in het landschap kunnen vormgegeven. De overwegingen per polder zijn niet vast omlijnd.
Wel sturen deze de ontwikkeling van het landschap van de toekomst.
Samenwerken aan ruimtelijke kwaliteit
Het programma beredeneert de overwegingen ruimtelijke kwaliteit primair vanuit het
landschappelijke belang. Iedereen die aan het landschap van de toekomst werkt, kan
ze inzetten. Het Programma Landschap van de Toekomst beschrijft 7 uitgangspunten,
inclusief de Handvatten voor Ruimtelijke Kwaliteit (HARK). Om zo structuur te geven
aan het proces van samenwerken aan ruimtelijke kwaliteit.
HARK is een handzame matrix. De matrix koppelt de herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap aan economische, ecologische en sociaal-culturele belangen. HARK is hiermee een instrument om opgaven en stakeholders met elkaar te verbinden. Zo nemen we ruimtelijke kwaliteit mee in de integrale afweging binnen projecten en ontwikkelingen. Als één van de belangen.
Activiteiten en maatregelen voor de komende jaren
In het laatste hoofdstuk van het programma staat wat we op de korte termijn gaan doen
om onze doelen op het gebied van landschap te bereiken. In de driedeling ‘proactief
handelen’, ‘slim combineren’ en ‘meedenken en inspireren’ beschrijven we verschillende
activiteiten en maatregelen. We lichten toe hoe we samenwerken, welke provinciale
belangen er zijn en welke rol we pakken als provincie. Daarnaast beschrijven we welke
beleidsinstrumenten we tot onze beschikking hebben voor het uitvoeren van het PLvdT.
We gaan het effect en de voortgang van het PLvdT monitoren om te kunnen bepalen of
we beleid willen aanpassen of bijsturen.
Flevoland is het kroonjuweel van de oer-Nederlandse traditie van het winnen van land op de zee. Als onderdeel van de Zuiderzeewerken werd een vernieuwend polderlandschap gemaakt waarin landbouw, wonen, werken en recreëren samenkomen. Visionair vormgegeven en bedacht tot in het kleinste detail: van bomenlaan tot boerenschuur. Een uniek landschap dat we kennen als het land van lucht, licht en leegte. Van de lange lijnen, statige lanen, strakke kustlijnen en verspreid gelegen dorpen en steden. Een Mondriaanlandschap van wereldfaam.
Het landschap dat werd geschapen door de ‘pioniers van het nieuwe land’, is nog relatief jong. Pas in 1997 kwam de basisinrichting van Zuidelijk Flevoland officieel gereed. Het nieuwe land zit feitelijk dus nog in haar eerste levensfase. Maar wie Flevoland doorkruist ziet de forse bomen, levendige dorpen en steden en strak bewerkte landbouwgronden. Het landschap is in relatief korte tijd gegroeid en tot bloei gekomen. De inwoners van Flevoland zijn trots op hun landschap.
Toch zijn de onderscheidende kwaliteiten van het landschap niet vanzelfsprekend. Meer dan ooit vraagt het landschap om zorg en aandacht. Om de zo gewaardeerde kwaliteiten te behouden en onderdeel te laten zijn van de leefomgeving van de toekomst.
Dat er de komende jaren en decennia iets gaat veranderen in het landschap is duidelijk. Er is behoefte aan meer woningen en we wekken onze energie anders op. We verplaatsen ons vaker en op een andere manier. En we moeten aan de slag met het veranderende klimaat en het verbeteren van de biodiversiteit. Stuk voor stuk opgaven die ruimtelijk voor grootschalige veranderingen kunnen gaan zorgen.
Verandering en vernieuwing zijn voor Flevoland niet nieuw. Het project Zuiderzeewerken is één van de grootste transities die Nederland ooit gekend heeft. Toch is er nu sprake van een keerpunt. De traditionele benadering van het inrichten van het landschap door scheiding van functies is voorbij. Meer en meer stapelen opgaven zich op. We moeten de schaarse ruimte multifunctioneel gebruiken.
Het nastreven van een hoge ruimtelijke kwaliteit is hierin een kernopgave. Want de inrichting van het landschap wordt complexer en uitdagender. We moeten verschillende belangen met elkaar verbinden. Het landschap is geen extraatje meer. Een aantrekkelijke leefomgeving is de basis voor een goed vestigingsklimaat voor wonen, werken, ondernemen en recreëren. Het landschap heeft dus een belangrijke economische waarde die we moeten koesteren.
Daarom moeten we het Flevolandse landschap van de toekomst proactief gaan vormgeven. Als pioniers van de toekomst moeten we samenwerken aan een aantrekkelijke leefomgeving. Waarin we op een integrale manier opgaven samenbrengen in een vernieuwend en krachtig landschap. Net als bij de aanleg van de polders. Een landschap met een hoge ruimtelijke kwaliteit. Het landschap van de toekomst.
De vooruitziende blik en visionaire ontwerpgedachten van de landmakers van toen, zijn de inspiratie voor de toekomst. De kwaliteiten van nu vormen de ingrediënten om nieuwe lagen en kwaliteiten toe te voegen aan het Mondriaanlandschap van morgen. Deze landschapsvisie vormt daarvoor de basis. Het is, sinds de aanleg van de polder, het eerste integrale document op regionaal-provinciaal niveau dat de kwaliteiten van Flevoland in beeld brengt en visies en ambities schetst voor de toekomst.
Een hoge ruimtelijke kwaliteit is onmisbaar voor een aantrekkelijk en waardevol landschap. In ruimtelijke kwaliteit komen verleden, heden en toekomst samen. Het omvat de herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap. Het landschap raakt verschillende belangen, omdat er meerdere opgaven en ontwikkelingen in samenkomen. Zowel economische, ecologische als sociaal-culturele belangen hebben invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Deze verschillende perspectieven op ruimtelijke kwaliteit overstijgen het eigen belang van de provincie.
Om het landschap van de toekomst vorm te geven met een hoge ruimtelijke kwaliteit, is dus intensieve samenwerking nodig. Juist omdat de partners in het gebied net als de provincie hun eigen visies en ambities formuleren. Het landschap moet meer zijn dan een optelsom van eisen van sectoren en losse ruimtelijke ingrepen (PBL, 2019. Dam, Pols, & Elzenga, 2019). Daarmee doen we het Flevolandse landschap tekort.
De Omgevingswet en de Flevo-principes uit de Omgevingsvisie FlevolandStraks vormen de basis van deze vorm van samenwerking. Daarin zijn verschillende beleidsonderwerpen en opgaven verbonden. Zowel binnen als buiten de provinciale organisatie. Gemeenten, het waterschap, terreinbeherende organisaties en andere maatschappelijke partijen zijn cruciale partners bij het werken aan ruimtelijke kwaliteit.
7 uitgangspunten
We werken als provinciale organisatie met zeven uitgangspunten. Deze vormen de basis
voor een geslaagd samenwerkingsproces. Met een hoge ruimtelijke kwaliteit als doel.
Context van het programma
In het Programma Landschap van de Toekomst (PLvdT) staat de provinciale kijk op:
Het PLvdT is geschreven volgens de Omgevingswet. Het bestaat uit twee delen.
Een programma binnen de Omgevingswet is een document. Daarin staat het te voeren beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud. Ook staan hier maatregelen in om de ambities en doelen voor de fysieke leefomgeving te realiseren.
Het Omgevingsprogramma Flevoland neemt het PLvdT na vaststelling op. Hierin zijn meerdere programma’s gebundeld. Deze kunnen integraal, sectoraal, gebiedsgericht en/of interbestuurlijk zijn. Flevoland bundelde in 2019 al het beleid voor de fysieke leefomgeving in het Omgevingsprogramma Flevoland. Dat gebeurde in het verlengde van het voormalige Omgevingsplan Flevoland 2006. Nieuw en aangepast beleid wordt na vaststelling onderdeel van het omgevingsprogramma.
Status van het programma
Het programma is zelfbindend en heeft op zichzelf geen juridische doorwerking. Het
programma is daarmee richtinggevend. Andere overheden en initiatiefnemers moeten er
dus rekening mee houden. De richtlijnen in het programma wegen zwaar bij beslissingen,
zonder dwingend te sturen op de uitkomst. Afwijken mag alleen als daar goede redenen
voor zijn. Na het van kracht worden van de Omgevingswet zijn Gedeputeerde Staten het
bevoegde gezag.
Na verloop van tijd kan voor sommige onderdelen juridische borging in de omgevingsverordening nodig zijn. Als gevolg van het werken in de praktijk met dit landschapsprogramma. Hoofdstuk 7 gaat hier nader op in, als het gaat om de provinciale inzet.
Een goede basis voor de toekomst
We deden een uitgebreide participatieve studie naar de identiteit van Flevoland. Dat
gebeurde tijdens de totstandkoming van het Verhaal van Flevoland. De uitkomsten uit
de gebiedsprocessen waren een startpunt voor het PLvdT. Het landschapsprogramma kwam
in diverse vervolgstappen verder tot stand. In nauwe samenwerking met de zes Flevolandse
gemeenten, het waterschap Zuiderzeeland, en de terreinbeherende organisaties.
De inwoners van Flevoland en de gebiedspartners zijn trots op hun landschap. Dat kwam uit het proces duidelijk naar voren. Zij willen die trots delen en de kwaliteiten van het landschap bewaren voor de toekomst. Het Programma Landschap van de Toekomst maakt die wens mogelijk.
Het Programma Landschap van de Toekomst (PLvdT) stuurt en inspireert bij het werken aan een hoge ruimtelijke kwaliteit. Het document biedt handvatten in ruimtelijke processen. Om het PLvdT zo handzaam mogelijk te maken, zijn er twee hoofddelen. Naast dit document, het Programma Landschap van de Toekomst is er het Handboek kernkwaliteiten Flevoland.
Het PLvdT geeft een overzicht van de kernkwaliteiten, de opgaven, visie en ambities. Het Handboek kernkwaliteiten Flevoland is een naslagwerk. Het gaat in detail in op de kernkwaliteiten van Flevoland.
Iedereen die in het landschap met plannen en projecten aan de slag gaat, kan het PLvdT gebruiken. Variërend van de provincie, tot inwoners en ondernemers, tot andere overheden en terreinbeheerders. Voorbeelden zijn een nieuw park, het verbreden van een weg of een nieuwe woonwijk.
Het schema laat in een aantal stappen zien hoe je het PLvdT kunt gebruiken. Je hoeft de visie niet altijd van A tot Z te lezen. Ga op een plek in het schema staan, en begin het vormgeven van een goede samenwerking.
In de volgende stap word je meegenomen in de historie en de kernkwaliteiten van die plek. Daarna zie je de visies en ambities voor die locatie. Je ziet voorbeelden van het realiseren van de visies en ambities. Dit zijn de gereedschappen om het landschap van de toekomst in te richten met een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Stappenplan
Je kunt het Programma Landschap van de Toekomst lezen als onderstaand stappenplan.
Stap 1 - Locatie: op welke plek ben je aan het werk of heb je een initiatief?
Stap 2 - Hoe werken we samen? Wat is onze grondhouding ten aanzien van het Flevolandse landschap? Op basis van de uitgangspunten uit paragraaf 1.2 en Handvatten Ruimtelijke Kwaliteit (HARK) uit paragraaf kun je een succesvol proces van samenwerking vormgegeven. Elk project neemt landschap vanaf het begin mee.
Stap 3 - Essentie en kernkwaliteiten: wat zijn de onderscheidende kwaliteiten van de plek? Vanuit die kennis ontstaan aanknopingspunten voor transformaties in het landschap van de toekomst. Dit inzicht helpt een balans te vinden tussen voortbouwen op de bestaande kwaliteiten en vernieuwing van het landschap.
Stap 4 - Visie en ambities: hoe ziet het landschap van de toekomst er op deze plek mogelijk uit? In de visie staan de basisoverwegingen aan de hand van vijf thema’s. De voorbeelden laten zien hoe deze opgaven vertalen naar een specifieke plek binnen één van de drie polders. Zo wordt duidelijk welke overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit op die plek gelden. Met de concrete handvatten in deze stap kun je een initiatief in het landschap een passende plek en inrichting geven.
Stappenplan bij gebruik van het Programma Landschap van de Toekomst in de praktijk
Hoofdstuk 1bevat de introductie, aanleiding en uitgangspunten voor het Programma Landschap van de Toekomst.
Hoofdstuk 2 beschrijft het ontstaan en de essentie van het Flevolandse landschap. Het duidt de karakters, kernkwaliteiten van het landschap en de waarde ervan. Voor Flevoland als geheel en per polder afzonderlijk. Het Handboek kernkwaliteiten Flevoland geeft 24 bouwstenen voor hoge ruimtelijke kwaliteit. Dit is een los document, die hoort bij deze landschapsvisie.
Hoofdstuk 3 benoemt wat een stempel gaat drukken op het landschap van de toekomst en de ruimtelijke kwaliteit. Hierin staan de tastbare aanleidingen voor het ontwikkelen van een visie op landschap en ruimtelijke kwaliteit.
Hoofdstuk 4 koppelt de belangrijkste conclusies uit hoofdstuk 2 en 3 aan het belang en de waarde van ruimtelijke kwaliteit. Dit werken we uit in Handvatten Ruimtelijke Kwaliteit. En vormt het fundament voor de visie.
Hoofdstuk 5 beschrijft de essentie van de visie en ambities voor het landschap van de toekomst. De basisoverwegingen van de visie zijn uitgewerkt aan de hand van vijf thema’s. We bespreken en illustreren per thema hoe uitwerking van de opgaven zich verbindt aan het werken aan een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Hoofdstuk 6 bevat voorbeelduitwerkingen van de visie en thema’s. We vertaalden ze naar de ruimtelijke context van de drie Flevolandse polders. Voorbeelduitwerkingen brengen mogelijke ingrediënten voor het landschap van de toekomst in beeld.
In Hoofdstuk 7 staat de uitwerking van de rol en het belang van de provincie. Ook beschrijft het hoe er in de praktijk invulling aan het landschapsprogramma wordt gegeven.
In de bijlage is een Begrippenlijst en Literatuurlijst te vinden.
Tenslotte is de Appendix Handboek kernkwaliteiten Flevoland opgenomen.
De documenten zijn als bijlage bijgevoegd, zie Bijlage Programma Landschap van de Toekomst en Bijlage Appendix Handboek kernkwaliteiten Flevoland.
Dit hoofdstuk beschrijft het ontstaan, de opbouw, karakters en kernkwaliteiten van
het Flevolandse landschap. Zowel voor Flevoland als geheel als voor elke polder afzonderlijk.
Zie ook van het Handboek kernkwaliteiten Flevoland.
Inzicht in de essentie van het Flevolandse landschap maakt duidelijk vanuit welke overwegingen het landschap is ingericht. De kernkwaliteiten die zijn ontstaan, vormen het fundament van de identiteit en beleving van het landschap. Het zijn bouwstenen zoals karakteristieke beplantingsstructuren, dijkzones, polderparkwegen en openheid die Flevoland tot Flevoland maken.
Vanuit kennis van de essentie en kernkwaliteiten van Flevoland, ontstaan aanknopingspunten. Hiermee kunnen we transformaties in het landschap vormgeven. En een balans vinden: tussen vernieuwen van het landschap en voortbouwen op kwaliteiten die er al zijn.
In de twintigste eeuw werd in het hart van Nederland water tot land gemaakt: Flevoland. De drie Flevolandse polders - Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland, Zuidelijk Flevoland - zijn onderdeel van de Zuiderzeewerken. ´s Werelds grootste waterbouwkundig werk.
Overzichtskaart van de drie polders met de dijken, hoofdwaterwegen, natuurlijke laagtes en hoogtes
Flevoland is uniek, zowel op de schaal van Nederland als op wereldniveau. Flevoland is bedacht, tot in de kleinste details. Een ingenieurslandschap dat werd geschapen en opgebouwd door de ‘pioniers van het nieuwe land’. Inmiddels is het een vanzelfsprekende leefomgeving voor de mensen die er wonen en werken. Flevoland vormt een icoon op zich, ondanks de jonge leeftijd. Een icoon met een duidelijke plek in het collectieve geheugen.
Het ontworpen polderlandschap is in korte tijd uitgegroeid tot een robuust geheel, met een eigen schoonheid en waarde. Dit is ontstaan door een intense verweving van het waterbouwkundig bouwwerk met de maaiveldinrichting, landbouwkundige verkaveling, beplantingsstructuur en het netwerk van water en wegen. Met respect voor markante relicten van het oude land.
Tussen deze verschillende lagen in het landschap is een robuuste en vanzelfsprekende samenhang (synthese) ontstaan. Dankzij de weloverwogen planvorming en het voortschrijdend inzicht van de ontwerpers van toen. Gezamenlijk vormen deze lagen de essentie en kernkwaliteiten van de Flevolandse landschappelijke identiteit.
Het landschap van Flevoland vormt daarmee ook een monumentaal ruimtelijk verslag. Een verslag van de ontwikkeling van de Nederlandse waterstaatkundige expertise, innovatie in de landbouw. Van veranderingen in de maatschappij. Ook van de ontwikkeling van het vakgebied ‘regionaal landschapsontwerp’. Elementen zoals beplantingsstructuren, verkavelingspatronen, waterwegen en dijken, werden de gereedschapsstukken voor het creëren van een waardevolle omgeving.
De inpoldering van de Zuiderzee was in eerste instantie gericht op de nationale voedselvoorziening. Dit bepaalde voor een groot deel het rationele landbouwkundige karakter van de eerste inpolderingen. Bijvoorbeeld bij de Wieringermeerpolder in Noord-Holland. Deze polder is na de proefpolder in Andijk de eerste grootschalige inpoldering van de Zuiderzee. Daarna volgenden de inpolderingen van Flevoland.
Gaandeweg verschoof het accent. Van het realiseren van nieuwe gebieden voor de landbouw. Naar het creëren van echte leefomgevingen. Met meer aandacht voor wonen, werken en recreëren in de nabijheid van de drukke Randstad.
De heer De Blocq van Kuffeler, directeur der Zuiderzeewerken, sprak in 1950 over een
bredere ambitie:
‘Om te komen tot een inrichtingsplan van de polders dat, eenmaal uitgevoerd, aan de
opvolgende generaties van toekomstige bewoners tot heil van het gehele land, een gewest
zal bieden, waar met vreugde geleefd en economisch gewerkt zal worden.’
Waar andere provincies een geschiedenis van eeuwen hebben, is Flevoland in slechts enkele decennia gemaakt. Het land werd ingericht op basis van eigentijdse inzichten en met een kenmerkende helderheid en geordendheid.
Een belangrijk hoofdprincipe was dat de moderne mens de schoonheid van het agrarisch landschap moest kunnen ervaren. Dat kon volgens de Rijksdienst voor de IJsselmeer Polders (RIJP) worden bereikt door functionele inrichtingselementen. Deze zodanig vorm te geven dat ze als vanzelf de ervaring van schoonheid zouden oproepen. Zo beoogde men een weldadige leefomgeving te creëren. Hiermee is dus in relatief kort tijdsbestek een landschap ontstaan met een geheel eigen schoonheid.
Ontworpen vanuit een leidende hoofdgedachte en voortschrijdend inzicht
Flevoland bestaat uit drie polders die na elkaar werden gerealiseerd: de Noordoostpolder,
Oostelijk Flevoland en Zuidelijk Flevoland.
De polders zijn verschillend in opzet. Maar het verhaal en de ontwerpgedachte van
het landmaken verbindt de polders ook.
Recent is een vierde ontwikkeling toegevoegd aan de traditie van landmaken in Flevoland:
de Marker Wadden.
De polders vertellen een verhaal over de tijd waarin ze aangelegd werden. Want elk van de drie polders is vormgegeven vanuit de nieuwste inzichten en behoeften. Zoals die speelden in de periode van realisatie. De ontwerpgedachte zorgde er ook voor dat elke polder zijn eigen ruimtelijke ordeningsconcept heeft gekregen. En een sterke mate van eigenheid, karakter.
Hierna volgt de overzichtskaart met schematische weergave van de ruimtelijke concepten van de drie polders. In de daarop volgende subparagrafen duiden we de karakters, filosofie en ruimtelijke opbouw van de drie polders en de vierde ontwikkeling.
Overzichtskaart met schematische weergave van de ruimtelijke concepten van de drie polders
Filosofie
De Noordoostpolder werd aangelegd om het areaal aan landbouwgrond in Nederland sterk
uit te breiden. Dit ten behoeve van onze voedselvoorziening. Het ideaal bij de inrichting
was om een goede basis te leggen voor een uitgebalanceerde leefgemeenschap. Deze stond
in het teken van de landbouw. De Noordoostpolder is nu bekend als symbool van planologie
uit de wederopbouwperiode.
Leidend bij de inrichting van de polder is de centrale-plaatsentheorie van de Duitse geograaf Walter Christaller. Deze ging uit van een optimale verspreiding van dorpskernen over het gebied. Dit had in de theorie van Christaller een economische basisgedachte. Hierin was de afstand tussen de woonkernen gebaseerd op de nabijheid en toegankelijkheid van voorzieningen voor de inwoners. Tegelijk moest dit zorgen voor de zekerheid van afzet van goederen voor winkeliers.
Ruimtelijke opbouw
In de ruimtelijke opbouw van de Noordoostpolder heeft dit geleid tot een concentrische
ruimtelijke opbouw. Dit is onder meer leesbaar door de ligging van Emmeloord in het
centrum van de polder. Met daaromheen een ring van dorpen op fietsafstand. Emmeloord
en de dorpenring zijn verbonden door radialen van vaarten die het assenkruis vormen.
De groene aankleding werd aansluitend vanuit deze basis ontworpen.
Zo heeft de dorpenring een eigen beplantingsstructuur van lanen. De erven hebben een erfsingel, gekoppeld aan bomenlanen. De beplanting van de erfsingels is aan de zuidwestkant breder en robuuster vanwege de overheersende windrichting.
De polder is niet zuiver rond. Dat maakt dat ten noorden van de dorpenring een extra kruispuntnederzetting werd toegevoegd. Deze is via wegen verbonden met de andere dorpen. Ondergeschikt aan de dorpenring werden ontsluitingswegen toegevoegd, deze verbinden de polder met het oude land.
De inrichting van de polder werd bepaald door het bodemtype. De landbouwkundige verkaveling kwam voort uit de stand van de drainagetechniek van toen. Deze had een maximale maat van 300 bij 800 meter. Het modulaire verkavelingssysteem is zeer systematisch doorgevoerd en zorgt voor het beroemde mozaïekpatroon.
Vanaf de buitenrand van de polder - de dijk – is naar binnen toe verkaveld. Dit zorgde voor hoekverdraaiingen, waarbinnen plekken ontstonden voor de dorpen. Vervolgens ontstonden binnen dit systeem de agrarische erven in clusters van 1,2,3 of 4 erven. In de hoek van de kavel.
Locaties die niet geschikt waren voor het verbouwen van voedsel - en in de theorie van Christaller geen plek gaven voor een dorp - kregen de bestemming bos.
Vanuit al deze overwegingen ontstond een perfecte verdeling van kavels en erven met een duidelijke logica.
Filosofie
In Oostelijk Flevoland lopen ruimtelijke principes gedeeltelijk door elkaar. De polder
heeft daardoor een wat minder uitgesproken identiteit. Het ontwerp van Oostelijk Flevoland
startte met een herhaling van een dorpenring zoals gerealiseerd in de Noordoostpolder.
Het ontwerp van Oostelijk Flevoland bestond oorspronkelijk uit 11 dorpen en een stad
(Lelystad), gelijksoortige boerderijen en dorpsbossen.
Gaandeweg verschoven de behoeften en inzichten over hoe het landschap van deze polder vormgegeven moest worden. In Oostelijk Flevoland is de zoektocht naar meer menselijke maat in de open polder, uiteindelijk het belangrijkste uitgangspunt geweest. Er werden beplantingsstructuren langs lange wegen toegevoegd om het eindeloze polderlandschap te ‘breken’. Uitzicht over het open landelijk gebied en de groene horizon werden belangrijke uitgangspunten.
Ruimtelijke opbouw
De polder is bewust opgedeeld in kleinere ruimtes. Onder meer door het toepassen van
lanen en singels. Een groot deel van deze lanen en singels werd gekoppeld aan lange,
licht gebogen wegen. Deze wegen legden de verbinding tussen het oude en nieuwe land.
De lange lijnen met daaraan gekoppeld verschillende typen beplanting, definiëren we
nu als het netwerk van polderparkwegen.
Ook het stedenbouwkundig ontwerp kreeg nadrukkelijker aandacht. Lelystad en Dronten kregen een belangrijkere rol in de polder ten opzichte van de andere dorpen. Ze werden goed ontsloten naar de omliggende dorpen en andere provincies.
Er ontstond hierdoor binnen het netwerk van polderparkwegen een driehoek van wegen en vaarten met een royaal profiel. Deze driehoek werd een essentiële landschappelijke drager in de polder. Dit raamwerk werd aangevuld met een deels gerealiseerde dorpenring tussen Swifterbant, Dronten en Biddinghuizen. Kenmerkend zijn hier de dorpsbossen. Inclusief het Larserbos dat aangeplant werd voor het nooit gerealiseerde dorp Larsen.
Aan de oostelijke rand van de polder liggen zandgronden die minder geschikt bleken
voor landbouwgrond. Tegelijkertijd ontstond er in de jaren ‘60 meer behoefte aan recreatiegebieden.
Op deze behoefte werd ingespeeld door de oostelijke rand van de polder in te richten
met bossen.
In deze bossen kregen verschillende, vooral recreatieve functies, een plek in aansluiting
op de randmeren. Zo ontstond de groene horizon aan de oostrand van de polder.
Filosofie
Zuidelijk Flevoland is het laatste inpolderingsproject van Flevoland. Deze derde polder
is het resultaat van onderhandelingsplanologie tussen landbouw, stedelijkheid, industrie,
natuur en recreatiegebieden. De landbouwfunctie voerde niet meer de absolute boventoon.
Als gevolg van onder meer maatschappelijke discussies werd het multifunctionele karakter
van de polder steeds belangrijker gevonden. Hierdoor ontstond een landschap van een
aantal grote eenheden. De meerkernige stad Almere, boscomplex het Horsterwold bij
Zeewolde, de open zuidlob en het grootse open middengebied, landbouwhart.
Zuidelijk Flevoland heeft geen dorpenring of netwerk van polderparkwegen als dragende ruimtelijke structuur. In Zuidelijk Flevoland is de inrichting van het landschap juist bepaald door de grote herkenbare eenheden.
Ruimtelijke opbouw
Het poldercarré van beplanting heeft een centrale rol. Deze omsluit het grootse open
landbouwhart. De maat van dit gebied is ronduit spectaculair, maar liefst 8 bij 12
kilometer groot. De Vogelweg doorsnijdt het landbouwhart en is 14 kilometer lang,
100 meter breed en monumentaal beplant. Het carré en de Vogelweg vormen samen de hoofdstructuur
van deze polder.
Landschapsarchitect Nico de Jonge heeft deze hoofdstructuur ontworpen om het monumentale karakter van het landbouwhart te benadrukken. Onder andere door de randen te verdichten met lanen en bosstroken. Het poldercarré vormt een scheiding tussen de andere grote eenheden die er omheen zijn gesitueerd.
Geleidelijk ontstond nog een nieuwe grote eenheid in het landschap van Zuidelijk Flevoland. In een gebied dat oorspronkelijk voor de industrie was aangewezen, ontstond een groot moeras. Dat gebied kennen we nu als de Oostvaardersplassen. Formeel behoort het gebied tot de gemeente Lelystad, maar het ligt in de polder Zuidelijk Flevoland. Dit natuurgebied is inmiddels herkenbaar als een van de grote landschappelijke eenheden. Dit komt door de duidelijke afbakening met dijken, een spoorlijn en de stad.
Recent is een vierde ontwikkeling toegevoegd aan de traditie van landmaken in Flevoland: de Marker Wadden in het Markermeer.
Het oorspronkelijke plan om het Markermeer in te polderen is nog steeds herkenbaar. In het ontwerp van de wegen, steden en het landschap van de eerdere polders is duidelijk te zien dat er al aanzetten zijn gedaan voor de Markerwaard. Al is deze polder er nooit gekomen.
De Houtribdijk vormt het meest duidelijke element dat herinnert aan de plannen voor de drooglegging van dit gebied. De dijk heeft nu water aan beide zijden water. Maar was ooit bedoeld als noordelijke grens van de Markerwaard. Opmerkelijk is ook de ligging van Lelystad, ooit ontworpen als centrale hoofdstad tussen Oostelijk Flevoland en de Markerwaard.
Sinds het besluit dat de Markerwaard niet zou worden drooggelegd, is er gewerkt aan een nieuwe invulling en betekenis van dit gebied. Tegelijk speelde de opgave om de waterkwaliteit te verbeteren.
De ontwikkeling van de Marker Wadden zijn een voorbeeld van een vernieuwende aanpak van bovenstaande opgaven. Ze staan symbool voor de idealen van de huidige tijdsgeest: Bouwen met natuur (Building with Nature). In dit concept staat de robuustheid van het ecosysteem voorop. Daarnaast is de ruimtelijke kwaliteit en de toegankelijkheid van het open water van groot belang.
In de volgende subparagrafen staan de kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap centraal. Allereerst beschrijven we de kwaliteiten op schaalniveau van de gehele provincie. In de volgende paragrafen de kernkwaliteiten per polder.
In de Appendix Handboek kernkwaliteiten Flevolandwerken we de kwaliteiten verder uit: 24 kernkwaliteiten als ruimtelijke bouwstenen. We geven elke kernkwaliteit een precieze omschrijving en duiden de waarde. Dit zodat er bij ruimtelijke planvorming en veranderingen in het landschap rekening mee kan worden gehouden.
De 24 kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap zijn een uitgangspunt voor overheden, initiatiefnemers en ontwikkelaars bij ruimtelijke planvorming en veranderingen in het landschap.
Kernkwaliteiten, definitie en toekomst
De definitie van kernkwaliteiten is: ‘de onderscheidende, karakteristieke en waardevolle
elementen in het landschap. Het zijn de cruciale bouwstenen voor de identiteit en
ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Ze vertellen het verhaal van Flevoland.’
Deze bouwstenen zijn behulpzaam als aanknopingspunten bij het vormgeven en inrichten van het landschap van de toekomst. Door de kernkwaliteiten te integreren in toekomstige landschappelijke ontwikkelingen, kunnen we voortbouwen op wat er al is. Zonder dat we vernieuwing en verandering uitsluiten.
De kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap hebben we vastgesteld op basis veldbezoeken, ruimtelijke analyses en literatuurstudies. Daarnaast vormen gebiedssessies met inwoners vanuit de omgevingsvisie-opgave 'Het Verhaal van Flevoland’ input.
De kernkwaliteiten verdelen we onder in zes hoofdcategorieën:
Elke categorie bestaat uit meerdere ruimtelijke bouwstenen (zie Hoofdstuk 2 Kernkwaliteiten als bouwstenen van het Flevolandse landschap van het Handboek kernkwaliteiten Flevoland). De kernkwaliteiten tonen we in samenhang op onderstaande kernkwaliteitenkaart. Op deze kaart ziet u waar de kernkwaliteiten te vinden zijn en hoe deze zich tot elkaar verhouden. Zowel op het schaalniveau van de provincie als geheel, als van elke polder afzonderlijk.
Overzichskaart kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap
Het waterbouwkundige bouwwerk vormt het fundament, de oorsprong en het DNA van de polders van Flevoland. Het is het belangrijkste symbool van de inpolderingstraditie. Het bouwwerk bestaat uit dijken, het systeem van ontwatering, de hoofdwaterwegen, gemalen, pompen en sluizen. Daarnaast omvat het de openheid van de omliggende randmeren, het Markermeer en het IJsselmeer.
Het waterbouwkundig bouwwerk is essentieel in de beleving van contrasten. Contrasten tussen water en land, hoog en laag, oud en nieuw land. Het neemt een belangrijke plek in het collectief geheugen in. Het kenmerkt zich als een echt ingenieurslandschap: rationeel, overzichtelijk, eenduidig en robuust. Als zuiver technisch ingenieurslandschap vertegenwoordigt het een eigen schoonheid.
In deze categorie vallen de volgende kernkwaliteiten:
Voor elk van de drie polders hebben de landmakers - op basis van voortschrijdend inzicht - een ruimtelijk concept bedacht. Dit concept vormde de kapstok voor de inrichting van het nieuwe land. Het is de belichaming van de opvattingen van de landbouwkundige inrichting en het ruimtelijke ontwerp van die tijd.
Binnen de concepten is voor elke polder een hoofdstructuur aan te wijzen. Deze hoofdstructuur vormt de essentiële drager voor de ontsluiting, ruimtelijke samenhang, herkenbaarheid en identiteit van de specifieke polder.
In deze categorie vallen de volgende kernkwaliteiten:
Het landschap van Flevoland is relatief open met kenmerkende vergezichten. De mate waarin mensen het landschap als open ervaren, is grotendeels gebaseerd op de beleving van het maaiveld. Dit is de zichtbare oppervlakte van het landschap. De modulaire landbouwkundige verkaveling van de Flevolandse polders zorgt hierin voor regelmaat, orde en rust. Het maaiveld is te lezen als een rationele lappendeken van akkers en weiden. Met grote diversiteit aan teelten en landgebruik.
Als contrast met het ontworpen rationele landschap zijn elementen van de voormalige delta van de Zuiderzee aanwezig. In het maaiveld en/of de ondergrond, zichtbaar en onzichtbaar. Denk aan oude geulen en natuurlijke hoogtes en laagtes.
Daarnaast zijn er binnen het strakke polderlandschap waardevolle natuurgebieden ontstaan. Denk aan wetlands, bossen en plassen. Deze vertegenwoordigen zowel een belevingswaarde als ecologische waarde. Het zijn schakels binnen Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000. Bijzonder is dat mensenhanden deze natuur voor het grootste deel hebben gemaakt.
In deze categorie vallen de volgende kernkwaliteiten:
De beplantingsstructuur van Flevoland is een samenhangend hiërarchisch raamwerk van lanen, singels en aaneengesloten boscomplexen. Het vormt een tweede laag in het landschap ten opzichte van de hoofdstructuren van elke polder. Hieronder vallen ook de stedelijke groenstructuren: stads- en dorpsbossen. Deze bossen liggen op de overgang van agrarisch gebied naar de woonkernen. De stads- en dorpsbossen vormen de basis voor de ontwikkeling en eigenheid van de woonkernen. De beplanting rond agrarische erven en fruitteeltpercelen vormt het derde niveau van beplantingsstructuren.
De beplantingsstructuren als geheel zorgen voor een menselijk maat, beschutting, ritme en oriëntatie in de polder. De beplanting is de basis voor de ruimtelijke en functionele leesbaarheid in het landschap. Daarnaast vertegenwoordigt de beplanting een ecologische waarde.
In deze categorie vallen de volgende kernkwaliteiten:
De landmakers hebben de infrastructuur in de Flevolandse polder ontworpen als een hiërarchisch systeem van wegen. Ze vormen kenmerkende lange lijnen in de polder die het landschap beleefbaar maken. Het netwerk van wegen kent een zorgvuldig gekozen ligging in het landschap: tracering. En een specifieke inrichting – profilering - met kenmerkende bermen en begeleidende beplanting.
De entrees tot de polders zijn gekoppeld aan de infrastructuur. Zij vormen karakteristieke landschappelijke herkenningspunten en plekken van contrast. De entrees vormen de etalages van Flevoland.
In deze categorie vallen de volgende kernkwaliteiten:
Het landschap van vóór de inpoldering is nog zichtbaar in het nieuwe land. Relicten van het landschap van de Zuiderzee vertellen hun deel van het verhaal van Flevoland. Het contrast - tussen het strakke polderlandschap en elementen als oude eilanden, havenhoofden en kustlijnen - is zichtbaar. En heeft een grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde.
In deze categorie vallen de volgende kernkwaliteiten:
Tijdens de aanleg van de polders werd besloten om een aantal grote kunstwerken te realiseren. Dit vanuit de land art traditie die in de jaren ‘70 vanuit Amerika overwaaide. Deze landschapskunst heeft een sterke relatie met de specifieke omgeving en reageert daarop. Het weer en de seizoenen beïnvloeden de beleving van land art. Deze beleving is elke dag anders.
Flevoland heeft inmiddels een uitgebreide collectie van land art. In totaal zijn er momenteel negen landschapskunstwerken te vinden. Onder meer van Robert Morris, Richard Serra, Antony Gormley en Daniel Libeskind. De kunstwerken liggen verspreid over Flevoland op bijzondere plekken. Aan het water, in het bos of in het open polderlandschap. Nergens ter wereld vind je zoveel land art objecten bij elkaar als in Flevoland.
Binnen het ontworpen polderlandschap zijn in de loop van de tijd spontane veranderingen en georganiseerde chaos ontstaan. Bijvoorbeeld op plekken waar de natuur de polder weer terug heeft genomen. Deze plekken hebben vaak met enkele menselijke ingrepen weer een vernieuwende ruimtelijke kwaliteit gekregen. Waardoor ze beleefbaar en toegankelijk zijn geworden. Voorbeelden hiervan zijn moerassen langs de randmeren bij Oostelijk Flevoland en het Waterloopbos in de Noordoostpolder.
Daarnaast ontstaan in de toekomst ongetwijfeld nieuwe kwaliteiten die extra waarde toevoegen aan het landschap van Flevoland. Het landschap staat immers nooit stil. Flevoland blijft zich vernieuwen.
In het volgende onderdeel staan de kernkwaliteiten van de drie polders van Flevoland samengevat. De kernkwaliteiten zijn ontstaan vanuit de verschillende filosofieën en concepten die de landmakers voor de polders hebben ontwikkeld. Dit heeft ertoe geleid dat elke polder onderscheidende landschappelijke kwaliteiten heeft. Het Handboek kernkwaliteiten Flevoland geeft een verdere verdieping van de verschillende kernkwaliteiten.
Dorpenring en assenkruis
De Noordoostpolder is een gesamtkunstwerk van de naoorlogse wederopbouwperiode. De
consequente concentrische opbouw en het assenkruis staan hier centraal. Als ruimtelijke
drager van de polder is de dorpenring inclusief de begeleidende beplanting van grote
waarde. De boerenerven, arbeidershuisjes, dorpen en de stad zijn op een logische wijze
met elkaar verbonden.
Een fijnmazig netwerk van verschillende landschapselementen zorgt hierin voor samenhang. Denk daarbij aan lanen en singels, erfbeplantingen, dorpsbossen en de grotere boscomplexen in het oosten van de polder. In z’n totaliteit heeft de polder hierdoor een bijzondere gaafheid, samenhang en leesbaarheid.
Landschap van rust en regelmaat
Deze landschapselementen zijn essentieel voor de karakteristiek van het gebied en
omsluiten maatvaste open ruimtes. In deze open ruimtes is het agrarische landschap
bepalend voor de beleving. Een rationele lappendeken van kavels met een grote diversiteit
aan teelten en landgebruik zorgt voor het iconische Mondriaanlandschap.
Relicten van het oude land
Bijzonder van waarde is ook de zichtbaarheid van relicten van het oude landschap van
de Zuiderzee. Relicten zoals de voormalige eilanden Urk en Schokland (UNESCO Werelderfgoed).
Ook de bewaard gebleven havenhoofden bij Kuinre en Kraggenburg. En de voormalige dijk
van de Zuiderzee in het noordoosten van de polder. Het zijn plekken waar het contrast
tussen oud en nieuw land sterk is te ervaren.
Bijzondere accenten
Daarnaast zijn er architectonische objecten met een sterke landschappelijke component
in de polder te vinden. Hieronder vallen de typerende boerenschuren van schokbeton.
En de kenmerkende hoge bruggen over het netwerk van de vaarten. Deze bouwkundige elementen
hebben een onderscheidende waarde.
Overzichtskaart kernkwaliteiten Noordoostpolder
Herkenbare dijken
In Oostelijk Flevoland is een landschap ontstaan met een geheel ander karakter dan
in de eerder aangelegde Noordoostpolder. Het waterbouwkundige bouwwerk vormt de basis,
duidelijk en herkenbaar omringd door dijken.
Allereerst zijn de dijken belangrijk als symbool voor het ingenieurslandschap. Ze bieden een beleving verschillende contrasten: tussen water en land, tussen besloten bos en randmeren. De Knardijk is een bijzonder element als scheiding tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Een dijk met aan beide zijden land. De dijk ten noorden van Lelystad langs de A6 vormt een iconisch element vanwege de parallel opgestelde windmolens.
Ten tweede is het systeem van vaarten en gemalen kenmerkend. Dit netwerk doorkruist de polder en biedt vanaf het water een beleving op zich.
Gevarieerde randmeren
Karakteristiek voor Oostelijk Flevoland is de ligging aan de randmeren in het oosten.
En de overgang van dat water naar een ketting van boscomplexen. Deze oostelijke rand
vertegenwoordigt een grote ecologische en recreatieve waarde en zorgt voor landschappelijke
diversiteit. De randmeren hebben een gevarieerd oeverlandschap door een wisselende
breedte en schaal van het water.
Netwerk van polderparkwegen
Naar het midden toe is een zorgvuldig ontworpen netwerk van polderparkwegen gerealiseerd.
Dit netwerk bestaat uit een breed palet aan landschappelijke middelen. Al dan niet
in samenhang met de vormgeving van de hoofdwaterwegen.
De licht gebogen polderparkwegen in de centrale driehoek hebben brede profielen. Met aan de ene zijde lange, continue en brede stroken van dichte singelbeplanting. En aan de andere zijde een bomenrij. Overige polderparkwegen hebben een opener karakter met enkele of dubbele bomenrijen of liggen geheel in de openheid. Dit laatste type is aangekleed met hier en daar een bospartij. Daarnaast wordt de onderscheidende kwaliteit bepaald door de ligging in het landschap met ruime bochten door de openheid.
De beplanting van de polderparkwegen bestaat uit zowel singels als laanbeplanting als losse bospartijen. Deze beplanting is bijzonder waardevol in het toevoegen van een meer menselijke maat aan de polder. Als dragende structuur verdeelt de beplanting de polder in meerdere deelgebieden. Daar is het open en weidse Mondriaanlandschap op een kleine én grotere schaal te ervaren.
De polderparkwegen verbinden daarnaast de stedelijke kernen met elkaar. Denk aan de karakteristieke dreven in Lelystad. Of de dorpsbossen, die net als in de Noordoostpolder waardevol zijn voor recreatie, ecologie en beschutting.
Overzichtskaart kernkwaliteiten Oostelijk Flevoland
In het ontwerp van Zuidelijk Flevoland ging meer aandacht uit naar het belang van recreatie en natuur. En naar de ontwikkeling van stedelijke kernen. Hierdoor heeft deze polder een onderscheidend en waardevol karakter gekregen. Dit wordt bepaald door een aantal grote landschappelijke eenheden. Deze eenheden hebben allemaal een eigen identiteit en kwaliteit. Kenmerkend zijn de grote afmetingen van elke eenheid.
Oostvaardersplassen
De Oostvaardersplassen hebben een hoge ecologische en deels recreatieve waarde. Het
gebied met begroeiing en wetlands is herkenbaar als eenheid. Deze wordt begrensd door
de IJsselmeerdijk, Knardijk en de spoorlijn.
Horsterwold en Zeewolde
Het Horsterwold bij Zeewolde is onder meer waardevol vanwege de schaal van het boscomplex.
Het is het grootste aaneengesloten loofbos van Nederland. Een samenhangend en robuust
geheel met een nagenoeg gesloten en onaangetaste rand. Hiermee markeert het bos een
duidelijk eigen gebied binnen de polder.
Binnen het bos is de verkavelingsstructuur van de polder zichtbaar. En zijn er allerlei bijzondere patronen van boomaanplant ontstaan. Het bos biedt daarnaast een belangrijke functie voor natuur en recreatie.
De kern Zeewolde is tegen het bos aangebouwd en heeft daarmee een groene rand gekregen. De kern heeft daardoor zowel een bos-zijde als een gezicht aan het water.
Meerkernige stad Almere met groengebieden
Ook Almere heeft als grootste stedelijke kern van Zuidelijk Flevoland een onderscheidend
karakter. De stad werd ontworpen met verspreid gelegen woonkernen met daartussen groengebieden
en lange verbindende lanen. Deze groengebieden werden al aangelegd voordat de stad
werd gebouwd. In het huidige stedelijke landschap hebben deze groengebieden een grote
recreatieve en ecologische waarde. Denk aan het Almeerderhout met het kenmerkende
Cirkelbos. De afwisseling tussen groene gebieden en de stedelijke kernen, maakt de
verspreide opzet van Almere leesbaar.
Groots open landbouwhart met poldercarré en Vogelweg
Het landbouwhart in het midden van Zuidelijk Flevoland is het grootste open gebied
van de polder. Maar liefst 8 bij 12 kilometer groot. Hier is de weidsheid van het
open agrarisch polderlandschap op een sublieme manier te ervaren. Het landbouwhart
wordt doorkruist door de Vogelweg.
De Vogelweg heeft een lengte van 14 kilometer en een breedte van 100 meter. En is een essentiële landschappelijke drager van deze polder. Vooral door het royale en continue karakter van de weg. Met brede bermen en de monumentale driedubbele bomenlanen aan beide zijden.
Rondom het open midden van het landbouwhart staat het poldercarré. Het carré is een sterk samenhangende beplantingsstructuur die de ruimtelijke begrenzing vormt van het open midden. Het carré vormt een onmisbare drager van de polder. Enerzijds als belevingsas in het open polderlandschap. En anderzijds als groene rand aan de horizon.
Halfopen zuidlob
In de zuidlob ligt een landbouwgebied. Deze wordt begrensd door het grote loofbos
Horsterwold en de dijken van de randmeren. Dit landbouwgebied onderscheidt zich door
het halfopen karakter en heeft daarmee een eigen identiteit. Kenmerkend zijn de wegen
die met flauwe bogen door het landschap bewegen. Van oorsprong zijn een aantal van
deze wegen ook beplant.
Samenhang door het waterbouwkundig bouwwerk
De samenhang tussen de grote landschappelijke eenheden van Zuidelijk Flevoland wordt
gevormd door het waterbouwkundig bouwwerk. Aan de horizon zijn de dijken en vaarten
zijn duidelijk zichtbaar als heldere structuren. Deze zorgen voor herkenbaarheid van
het polderlandschap.
Contrasten en entrees
De grote landschappelijke eenheden zijn vormgegeven met de bedoeling ook een relatie
met het oude land te leggen. Zo vormt het Horsterwold de spiegeling van de Veluwse
bossen aan de overkant van de randmeren.
Tot slot zijn de entrees tot Zuidelijk Flevoland van grote waarde. Hier vind je lange zichten en panorama’s richting de open polder en het water. Daardoor zijn bij de entrees sterke contrasten tussen het oude en nieuwe land te ervaren.
Overzichtskaart kernkwaliteiten Zuidelijk Flevoland
Eindeloze vergezichten
Het Markermeer en IJsselmeer zijn onderdeel van het samenhangende waterbouwkundige
bouwwerk van Flevoland. En het resultaat van de inpoldering en afsluiting van de voormalige
Zuiderzee. Het water kenmerkt het zich door grootschalige openheid. Bij helder weer
met zichten van oever tot oever.
Verbinding tussen oud en nieuw land
De stedelijke waterfronten van het oude land en de nieuwere waterfronten van Flevoland
vormen een serie. Herkenbare kapen en baaien langs de dijk aan het open water. Ze
maken onderdeel uit van een rondje rond het Markermeer en IJsselmeer, het Gooimeer
en IJmeer.
De openheid en leegte van het water vormt een contrast met de lagergelegen polders. Deze hebben ten opzichte van de meren een minder open karakter. Rondom de meren liggen verschillende landschapstypes op het oude land.
Het water heeft een hoge ecologische waarde. Maar ook voor waterrecreatie, scheepvaart en als onderdeel van het leesbare waterbouwkundige bouwwerk. Het vormt het blauwe hart van Nederland.
Het nieuwe landmaken
De Marker Wadden zijn een nieuw hoofdstuk in de traditie van het ingenieurslandschap
van Flevoland. Het is de meest recente toevoeging aan het waterbouwkundige bouwwerk.
Het gebied is een voorbeeld van Building with Nature. Door een kunstmatige ingreep
is een natuurlijk landschap ontstaan binnen de rigiditeit van het Flevolandse waterbouwkundige
bouwwerk. De Marker Wadden hebben een hoge ecologische, recreatieve en educatieve
waarde.
Overzichtskaart kernkwaliteiten IJsselmeer en Markermeer
Het vorige hoofdstuk gaf een overzicht van het ontstaan en de kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap. Dit hoofdstuk gaat in op hoe het landschap sinds de aanleg van de polder is veranderd. Daarnaast wordt ingegaan op de te verwachten veranderingen in de toekomst. Dit alles vormt de basis voor waar het Programma Landschap van de Toekomst op anticipeert.
Verandering als constante
Het landschap van Flevoland staat bekend als een landschap dat is bedacht vanaf de
tekentafel. Waarin letterlijk elke vierkante centimeter tot in detail is uitgedacht.
Van de verkaveling tot de wegenstructuur. En van de lanen en singels tot steden, dorpen
en boerenerven.
Het tegendeel is waar. Het landschap van Flevoland werd al direct na aanleg dynamisch en veranderend. Onder meer door steeds nieuwe inzichten over de inrichting van de polder. Hierdoor zijn bijvoorbeeld de drie Flevolandse polders totaal verschillend van karakter. Ingenieurs en ontwerpers hielden al rekening met sommige veranderingen in het oorspronkelijk ontwerp van de polders. Zo reserveerden zij in de polders bijvoorbeeld al ruimte voor de mogelijke toekomstige aanleg van wegen.
De ingenieurs en ontwerpers van de polders hadden visionaire ideeën over de inrichting. Toch konden zij niet alle mogelijke toekomstige ontwikkelingen voorzien. Daardoor vonden gaandeweg ook vernieuwingen in het landschap plaats. De komst van snelwegen, bijvoorbeeld. Die waren er deels nog niet bij de aanleg van de polders. Ook schaalvergroting in de landbouw, stedelijke uitbreidingen en een nieuwe spoorlijn zijn hier voorbeelden van.
Veranderingen als deze hebben de afgelopen decennia daarom ook een duidelijk effect gehad op het landschap. Landschapselementen die worden gezien als kernkwaliteiten zijn onder druk komen te staan. Dit is bijvoorbeeld te zien in veranderingen in de beplantingsstructuur (lanen, singels, erfbeplanting) in de polders.
Beplantingsstructuren als symbool voor dynamiek
Van de polders zijn luchtfoto’s gemaakt, vlak na de aanleg en recent. Een vergelijking
van deze foto’s laat de impact van ruimtelijke ontwikkelingen op de beplanting in
het landschap zien*. Lanen en singels zijn bijvoorbeeld aangetast of soms geheel verdwenen.
Ook is veel van de agrarische erfbeplanting uiteengevallen. De ruimtelijke samenhang
van de polders niet overal meer herkenbaar.
Oorzaken hiervoor zijn ontwikkelingen als woningbouw, nieuwe infrastructuur en schaalvergroting in de landbouw. Beplanting moest wijken om ruimte te maken voor andere functies, of is niet meegegroeid met deze ontwikkelingen. Daarnaast zijn er ook natuurlijke oorzaken. Bijvoorbeeld ziektes en plagen, waarvan de essentaksterfte een actueel verschijnsel is.
Ook zijn er beplantingsstructuren bij gekomen. Denk bijvoorbeeld aan beplanting langs snelwegen die pas later zijn aangelegd of nieuwe groenstructuren in stedelijke uitbreidingsgebieden.
Het behoud, herstel en vernieuwen van de beplantingsstructuur vormt op zichzelf een opgave. Het is onderdeel van de beeldbepalende kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap. Het geeft structuur aan het landschap en is van wezenlijk belang voor de identiteit van de polder. Beplanting geeft maat, schaal en beschutting aan de openheid. Groen heeft bovendien een belangrijke waarde voor ontspanning en biedt leefgebieden voor flora en fauna.
Bovenal laat de vergelijking zien dat veranderingen in de beplantingsstructuur een symbool zijn. Van hoe het landschap van Flevoland als gevolg van allerlei transities is veranderd en aangepast.
Beplantingsstructuren, vergelijking heden en verleden
Overzichtskaart beplantingsstructuren
Overzichtskaart erfbeplantingsstructuren, voorbeeld Oostelijk Flevoland
Vernieuwing vanuit kwaliteit
De polders zijn dus een dynamisch geheel. Die dynamiek heeft op allerlei elementen
in het landschap een effect, waarvan de beplanting een voorbeeld is. Verandering is
niet per definitie schadelijk. Dynamiek en vernieuwing zijn juist heel Flevolandse
kenmerken. Maar de manier waarop dat effect heeft op de structuur en identiteit van
het landschap vraagt blijvend om aandacht. Om te voorkomen dat kernkwaliteiten veranderen
in non-kwaliteiten.
De kernkwaliteiten erkennen en inzetten in het inrichten van landschappen van de toekomst is een belangrijke opgave. We sluiten vernieuwing niet uit, maar gebruiken waardevolle elementen in het landschap als basis.
Aan verandering en vernieuwing komt voorlopig nog geen einde. Ook in de huidige situatie en in de toekomst zijn een aantal opgaven bepalend voor de ontwikkeling van het polderlandschap. Opgaven die het in zich hebben opnieuw een stempel te drukken op het gezicht van Flevoland. Paragraaf 3.2 Dynamiek en opgaven van nu en de toekomst geeft hiervan een overzicht.
Paragraaf 3.1 Landschap van de verandering geeft weer hoe ontwikkelingen het landschap van Flevoland de afgelopen tientallen
jaren hebben beïnvloed. De veranderingen in de beplantingsstructuur zijn daar het
tastbare resultaat van. Deze paragraaf benoemt de opgaven die nu en in de nabije toekomst
spelen. Het zijn opgaven met een grote ruimtelijke impact. Ze doen opnieuw een beroep
op de flexibiliteit en robuustheid van het landschap.
Dit zijn de belangrijkste opgaven:
Transities in de landbouw
De agrarische sector is door schaalvergroting en technische vernieuwingen altijd in
beweging. De algemene ontwikkeling is dat agrarische bedrijven in Flevoland groter
worden. Net als in de rest van het land. Vooral de bedrijven met een grootte van meer
dan 100 hectare groeien door. Meestal nemen deze bedrijven kleinere bedrijven die
stoppen over (Vogelzang et. al., 2019).
Door de schaalvergroting veranderen de agrarische erven en het gebruik van de gebouwen. Een deel verliest zijn agrarische functie of komt helemaal leeg te staan. Andere erven zijn vaak niet groot genoeg of niet efficiënt te gebruiken voor de grootschalige landbouw. Het gevolg is dat ze letterlijk uit hun voegen barsten. Daarbij voegen agrariërs nieuwe grootschalige bebouwing toe, buiten het oorspronkelijke erf. De kenmerkende erfbeplanting die van oudsher het erf afschermde, gaat daarbij vaak verloren.
Er zijn meer veranderingen in de landbouw, dan alleen schaalvergroting.
We gaan over op kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw (Waardevol en Verbonden, Ministerie LNV, 2018). Dat doet een nieuw beroep op innovatie. Dat geldt ook voor de stikstofcrisis. Daarbij worden duurzaamheid en circulariteit belangrijker. Dat kan op lange termijn leiden tot teelten van nieuwe gewassen, meer biodiversiteit en andere vormen van landbouw. Het karakteristieke beeld van het open en kleurrijke Mondriaanlandschap kan hierdoor veranderen. De landbouwsector in Flevoland is immers de grootse speler die het landschap verzorgt, beheert en ontwikkelt.
Beide ontwikkelingen in de landbouw spelen in heel Flevoland. Deze opgave hoort bij de Omgevingsvisie FlevolandStraks – Landbouw Meerdere Smaken.
Verstedelijking en woningbouw
Er ligt druk op de woningmarkt. De laatste jaren is er een constante vraag naar meer
woonruimte en stedelijke in- en uitbreidingsgebieden. Dit speelt zowel in de grotere
kernen (Almere en Lelystad) als in de middelgrote kernen en dorpen. De komende jaren
vullen we al verschillende stedelijke uitbreidingslocaties in. Ook onderzoeken we
op dit moment de mogelijkheid van de bouw van 100.000 extra woningen in Flevoland.
Een ontwikkeling die opnieuw een stempel op het landschap van Flevoland kan drukken.
Het is van belang om deze verstedelijkingsopgave niet alleen als een woningbouwopgave te zien. Maar als een integrale gebiedsontwikkeling met ook grote landschappelijke kansen. Zowel bewoners als bedrijven hechten steeds meer waarde aan identiteit en een aangename, groene woon- en werkomgeving. Het bepaalt de keuze voor wonen en werken. Dit maakt het landschap een belangrijke economische troef.
Daarom moet Flevoland de aanwezige landschappelijke kwaliteit verder ontwikkelen. En inzetten op het realiseren van aantrekkelijke, gezonde steden en woonmilieus. Zo creëren we een vitale leefomgeving, die uitnodigt tot bewegen en ontmoeten. Vanuit de achtertuin naar omliggende grotere groengebieden en het open landschap.
Voorbeelden van ontwikkelingen op het gebied van verstedelijking en woningbouw zijn Almere Pampus en Almere/Zeewolde-Oosterwold.
Deze opgave hoort bij het Omgevingsprogramma Flevoland – Verstedelijking.
Bedrijvigheid, logistiek, datacenters
Flevoland heeft een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Centraal gelegen, een goed wegennet
en dichtbij Schiphol en Lelystad Airport. De logistieke sector maakte de afgelopen
jaren een enorme groei door. De verwachting is dat deze groei voorlopig aanhoudt.
De 24 uurs-economie zorgde voor de komst van steeds meer distributiecentra. Met name
door de toename van internetaankopen en de bijbehorende bezorging van pakketten. Ook
de komst van datacenters hoort hierbij.
Deze ontwikkelingen gaan snel en nemen in omvang toe. Daarbij lijkt er niet altijd aandacht te zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Er komen steeds grotere distributiecentra en datacenters. Dat noemen we ook wel de ‘verdozing’ van het landschap.
Door deze ontwikkelingen vervagen de oorspronkelijke overgangen tussen stad en landelijk gebied. Waar je eerder panorama’s op de polder zag, staan nu anonieme bedrijfshallen. Ze zijn ongekend groot en van matige ruimtelijke kwaliteit.
Vanuit ruimtelijk perspectief ligt er een grote opgave in het zoeken naar geschikte locaties voor deze grote ontwikkelingen. En in het zoeken naar hoe deze ontwikkeling sterk bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
Voorbeelden van ontwikkelingen rond bedrijvigheid en logistiek zijn het gebied rond de A6 en Lelystad Airport, Almere Stichtsekant en Trekkersveld Zeewolde. Daarnaast hebben ook veel kleinere kernen te maken (kleinere) uitbreidende bedrijvenlocaties.
Deze opgave hoort bij het Omgevingsprogramma Flevoland – Werklocaties.
Infrastructuur, aanpassing en uitbreiding
Veranderingen in infrastructuur zijn er altijd. We verbreden wegen, vanwege toenemend
verkeer of een veranderende norm. Denk aan de recente aanpak van de A6, maar ook aan
lokale wegen. Daarnaast worden sluizen, bruggen en andere kunstwerken aangepast. Een
paar jaar geleden werd ook het nieuwe spoor van de Hanzelijn aangelegd. Recent speelt
de discussie over de mogelijke komst van de Lelylijn.
Deze aanpassingen vragen steeds weer meer van schaarse ruimte. Daardoor moeten we concessies doen bij andere landgebruiksfuncties. Landschappelijke structuren worden aangepast of moeten wijken.
Er is behoefte aan een integrale blik. Een blik die infrastructuur in samenhang met landschappelijke kwaliteiten versterkt en vormgeeft. Daarbij is een goede inpassing van infrastructuur in het landschap van belang. Die werkwijze hanteerden we al succesvol bij het ontwerp en de aanleg van de polder.
Uitgangspunt daarbij was om infrastructuur als lange lijnen in het landschap te leggen. Dat kon je vanaf de polder op een fraaie manier beleven. Tegelijk ging veel aandacht naar de inrichting van de wegen, vaarten en spoorlijnen zelf. Bijvoorbeeld de vorm van beplantingen, inrichting van de bermen en het profiel van de weg. Bij toekomstige infrastructurele ontwikkelingen kan de gereedschapskist van toen weer de inspiratie zijn.
We kunnen extra aandacht geven aan het realiseren van een aantrekkelijk fiets- en wandelnetwerk door de polder. Zodat we het Mondriaanlandschap sterker kunnen beleven.
Energietransitie
We schakelen om van fossiele energiebronnen naar duurzame bronnen. Ook zetten we in
op het besparen van energie. Om de energietransitie mogelijk te maken, moeten we nieuwe
vormen van energieopwekking in de leefomgeving integreren. En de elektriciteitsnetwerken
worden uitgebreid en aangepast.
Een groot verschil met fossiele energie, is dat duurzame energie meestal bovengronds te zien is. Bijvoorbeeld zonne-energie en windenergie. Dit heeft een grote impact op het landschap. Je moet innovatief zijn om energielandschappen met een hoge ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen.
Deze opgave hoort bij de Regionale Energiestrategie en het Omgevingsprogramma Flevoland – Energie en duurzaamheid.
Bodemdaling, verminderde drooglegging en kwel
De bodem van de Flevolandse polders klinkt al sinds de aanleg in. Dat komt door rijping
en oxidatie. Dit is een normaal verschijnsel nadat een polder is drooggelegd. Het
proces kan decennialang doorzetten.
Lokaal zijn er grote verschillen in bodemdaling. Dat komt door verschillen in de opbouw van de bodem. Bodemdaling beperkt naar verwachting op de lange termijn het huidige agrarische landgebruik. Dit komt door vernatting van de grond. In combinatie met klimaatverandering kan dit in de toekomst leiden tot wateroverlast. Geschat wordt dat in 2040 zo’n 10% van de gronden niet meer beschikbaar is voor landbouw.
Een verschijnsel dat bij die vernatting hoort, is kwel. Dit is een ondergrondse waterstroom van hogergelegen gebied naar lagergelegen gebied. De Flevolandse polders liggen lager dan het oude land en het Markermeer en IJsselmeer. Daardoor komt kwelwater in de polders aan de oppervlakte. Pompen en gemalen voeren het kwelwater af. Van oudsher zijn er dus nattere plekken in de polder. In combinatie met bodemdaling neemt die vernatting verder toe.
Het agrarische grondgebruik moet op de nattere plekken inspelen op deze verwachte veranderingen. Bijvoorbeeld door andere gewassen te telen. En door op een andere manier landbouw te bedrijven. Het kenmerkende Mondriaanlandschap verschiet dus mogelijk van kleur. De agrarische sector is erg belangrijk voor de identiteit en uitstraling van de polders. Daarom heeft deze ontwikkeling een grote impact.
Het is een opgave om daarbij de koppelkansen te onderzoeken met andere functies zoals natuur, recreatie en wellicht de opwekking van energie.
Deze opgave hoort bij het Omgevingsprogramma Flevoland – Water.
Overzichtskaart drooglegging
Essentaksterfte
De polders van Flevoland werden in groten getale beplant met essen. Deze boomsoort
werd hierdoor een kenmerkend element in het landschap. Maar er steken steeds vaker
boomziektes de kop op. Essentaksterfte is één van de ziektes met een grote invloed.
Beplantingsstructuren zoals lanen en singels in Flevoland bestaan vaak uit maar één
soort. Daardoor heeft ziekte en sterfte van bomen vaak tot gevolg dat complete groenstructuren
uitvallen. Of zelfs preventief gerooid moeten worden.
Dit tast de ruimtelijke samenhang van de polders binnen de groenstructuur sterk aan. Het streven naar meer soortenrijkheid in beplanting helpt bij het ontwikkelen van een veerkrachtiger groenstructuur. Daarmee kunnen we ziektes en uitval beter opgevangen. Deze ontwikkeling naar meer diversiteit is een belangrijke opgave.
Biodiversiteit
Biodiversiteit is een term voor hoeveel soorten er in de natuur zijn. In Nederland
neemt het aantal soorten planten en dieren de laatste decennia sterk af. Oorzaken
zijn onder meer de afname van leefgebieden. Bijvoorbeeld door verstedelijking en schaalvergroting
van de landbouw.
Een groot aantal plant- en diersoorten is belangrijk voor de kwaliteit van leven en onze voedselproductie. Het helpt lucht en water schoon te houden. En bij het bestuiven van planten en gewassen. Het helpt ook bij het voorkomen van ziektes en plagen, doordat er meer natuurlijke vijanden zijn. Het is daarom van belang om het aantal verschillende plant- en diersoorten te vergroten. Bijvoorbeeld door aandacht te geven aan biodiversiteit in bodem, bermen en akkerranden.
Deze opgave hoort bij het Omgevingsprogramma Flevoland – Natuur.
Klimaatverandering
Een veranderend klimaat heeft ook in Flevoland een aantal concrete gevolgen. Denk
aan het veranderende weer, verdroging, toename van storm-intensiteiten, waterveiligheid
en de transitie naar een CO2-neutraal klimaat. Dijken moeten bijvoorbeeld versterkt en verzwaard worden. Daarnaast
wil de provincie meer bos aanplanten. Dat is in lijn met de landelijke bossenstrategie
en het klimaatakkoord. Ook dit brengt een verandering teweeg in het landschap.
Het voorkomen van wateroverlast en hittestress in stedelijke gebieden is eveneens een belangrijke opgave. Meer groen in het landschap én in de stad kan daaraan een positieve bijdrage leveren.
Deze opgave hoort bij het provinciale Waterprogramma en bijvoorbeeld aan de Watervisie van waterschap Zuiderzeeland.
Van alle bovengenoemde opgaven staat vast dat ze gevolgen voor het Flevolandse landschap gaan hebben. Een effect dat de ontwerpers bij de aanleg van de polders niet hadden voorzien. Daarin heeft elke opgave z’n eigen complexiteit en uitdagingen. Deze opgaven bestaan niet naast elkaar, maar stapelen zich óp elkaar. Dat is misschien wel de grootste uitdaging.
In het landelijk gebied speelt bijvoorbeeld de verduurzaming van de landbouw. Tegelijk moeten we omgaan met droogte, wateroverlast en verzilting. Ook speelt het versterken van bijvoorbeeld groenstructuren en de biodiversiteit. In de steden spelen opgaven als klimaatadaptatie, mobiliteit en energieopwekking. Tegelijk worden de grenzen tussen stad en land vager. Doordat we de groeiende stad meer in samenhang met het landelijk gebied moeten bekijken.
Omslagpunt van scheiding naar verweving
Er breekt daarmee definitief een tijdperk aan van verweving van functies en opgaven
in het landschap. Traditioneel ging de ruimtelijke ordening in Nederland uit van een
sterke scheiding van functies. Een filosofie die ook bij de aanleg en inrichting van
Flevoland werd gehanteerd. De diversiteit aan claims op de schaarse ruimte wordt groter.
Dat wordt duidelijk met de grote opgaven van nu. Daarmee groeit ook de diversiteit
aan belangen die in het landschap een plek moeten krijgen.
Stapeling van opgaven
De stapeling van opgaven speelt Flevoland-breed. Maar er zijn enkele gebieden in Flevoland
waar de dynamiek extra groot is. De vorige paragraaf stipte deze bij de diverse opgaven
al kort aan.
Dit zijn enkele belangrijke aandachtsgebieden met majeure opgaven en dynamiek:
Noodzaak voor een integrale, cross-sectorale aanpak
In de genoemde gebieden staat het landschap voor grote veranderingen. Of is het al
aan het veranderen. Dat vraagt om zorgvuldigheid en aandacht. Toch biedt het tegelijk
ook kansen. Bijvoorbeeld om bij het werken aan die opgaven ook de kwaliteit van het
landschap te versterken. Om weloverwogen te bouwen aan de schoonheid van het landschap
van de toekomst. Net als bij de aanleg van de polders. Het werken aan de grote opgaven
van vandaag en morgen vraagt daarom om een integrale aanpak.
Dit hoofdstuk benoemt de belangrijkste conclusies naar aanleiding van de voorgaande hoofdstukken. Daarnaast gaan we in op het belang van landschap en ruimtelijke kwaliteit. Dit vormt de basis voor het Programma Landschap van de Toekomst en voorbeelduitwerkingen verderop in dit document.
Kernkwaliteiten zijn de onderscheidende, karakteristieke en waardevolle elementen in het landschap. Het zijn de cruciale bouwstenen voor de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van Flevoland. De kernkwaliteiten vertellen het verhaal van het ontstaan en de ontwikkeling van een uniek ingenieurslandschap met een eigen schoonheid.
Het is daarbij van belang om te beseffen dat de kernkwaliteiten niet vanzelfsprekend zijn. Ze zijn de uitkomst van de visionaire plannen die voor elke polder van Flevoland zijn ontwikkeld. De druk op de ruimte neemt toe. Opgaven worden complexer en groter. Daardoor komen ook de kernkwaliteiten onder druk te staan. Het landschap vraagt dus om zorg en aandacht.
De gevolgen van de geschetste ruimtelijke opgaven voor het landschap zijn groot. De aanleg van de Zuiderzeewerken en Flevolandse polders betekende decennia gelegen eveneens een grote verandering. Zowel ruimtelijk als maatschappelijk. Toch heeft die verandering geleid tot een landschap wat inmiddels sterk gewaardeerd wordt.
Bij het inrichten van het landschap van de toekomst kunnen we dus leren van de visionaire plannen van vroeger. Door de gewaardeerde kwaliteiten van nu te koppelen aan noodzakelijke vernieuwing en verandering. Met dezelfde precisie, hetzelfde bewustzijn én het lef van toen.
De kernkwaliteiten zijn daarin behulpzaam als aanknopingspunten bij het inrichten van het landschap van de toekomst. Zo bouwen we voort op wat er al is, zonder dat we vernieuwing en verandering uitsluiten. Met de ambitie dat die verandering en vernieuwing leidt tot een rijk, divers, onderscheidend en hoogwaardig Flevolands landschap.
Het is daarin cruciaal dat we het landschap van de toekomst integraal vormgegeven. En we opgaven in hun samenhang bekijken. Eerder kreeg elke functie in het landschap een eigen plek. Vanaf nu combineren we opgaven en functies. Paragraaf 3.3 Van functiescheiding naar stapeling en verweving van opgaven en belangen noemt gebieden waarin die verschuiving zichtbaar wordt. Er ontstaan dus multifunctionele, hybride landschappen.
Daaruit spreekt een grote urgentie. Door de verweving van functies en gebieden ontstaat het risico dat lokale identiteiten vervagen en het landschap verrommelt. Deze hybride gebieden moeten we daarom actief vormgeven. Om vanuit kwaliteit en identiteit te werken aan een goede inbedding van opgaven in het landschap. Losse ontwikkelingen en initiatieven gaan we niet meer ad-hoc inpassen. In plaats daarvan gaan we het Flevolandse landschap met vooruitziende blik integraal inrichten.
Bovenal ligt hier een kans. Door passend in de Flevolandse traditie nieuwe kwaliteiten te ontwikkelen. En het landschap van de toekomst ontwerpend te onderzoeken. Als pioniers van de toekomst. Door te zoeken naar aantrekkelijke combinaties tussen bijvoorbeeld stad en landbouw. En ook tussen duurzame energie, klimaatadaptatie en biodiversiteit, tussen bedrijvigheid, vergroening en recreatie. Hybride gebieden kunnen de kraamkamers zijn voor innovatie in het landschap van heel Flevoland. Plekken waar we succesvolle uitwerking van opgaven koppelen aan een hoge ruimtelijke kwaliteit.
Op die manier krijgen de woorden van De Blocq van Kuffeler (Directeur der Zuiderzeewerken, 1950) een nieuwe betekenis.
...een visie op het landschap van de toekomst dat aan de opvolgende generaties een plek zal bieden waar met vreugde geleefd en economische gewerkt zal worden.
(Zie ook paragraaf 2.2 De idealen van de landmakers)
Ons doel is dat onze bijdrage in projecten en ontwikkelingen in het landschap leidt tot een hoge ruimtelijke kwaliteit.
De noodzaak om integraal aan de slag te gaan met het landschap staat niet op zichzelf. Het is verbonden aan belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. In de samenleving is een toenemende behoefte aan een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving voelbaar. Gelijk met globalisering groeit de behoefte aan identiteit, geworteldheid en een sterke binding met de omgeving. Daarin is een aantrekkelijk landschap niet zomaar een extraatje meer.
Een aantrekkelijk landschap is meer dan ooit een strikte voorwaarde voor de vestiging van werknemers en bedrijven. Binnen de Nederlandse kenniseconomie staat menselijk kapitaal centraal. Talenten zijn kieskeurig over waar zij zich vestigen. Ze hebben hoge verwachtingen van het landschap. Dat blijkt uit publicaties. (Vereniging Deltametropool, 2016). Een aantrekkelijk landschap wordt dus meer en meer de drager voor economische functies en waarden.
Voorwaarde voor een aantrekkelijk landschap is het nastreven van een hoge ruimtelijke kwaliteit. Een landschap dat voor een diversiteit aan functies bruikbaar is en tegelijk ook een aantrekkelijke beleving biedt. Een landschap dat een eigen identiteit heeft en tegelijk ook toekomstbestendig is. Daarin komen verleden, heden en toekomst samen.
Ruimtelijke kwaliteit is een cruciaal begrip. De precieze plek van een ontwikkeling of initiatief in het landschap bepaalt de ruimtelijke kwaliteit. Maar hoe het eruitziet en beleving bepalen dat net zoveel. Dit werken we uit in Handvatten Ruimtelijke Kwaliteit (HARK). HARK maakt verschillende belangen en waarden in het landschap duidelijk.
Definitie ruimtelijke kwaliteit
Het beste evenwicht tussen herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde
van de leefomgeving heeft ruimtelijke kwaliteit als resultaat. (Naar: Dauvellier en
Alkema, 2008).
Herkomstwaarde
Hierin komen de kenmerken van het landschap, identiteit en de unieke kernkwaliteiten
samen. Het is de basis van wat Flevoland tot Flevoland maakt.
Gebruikswaarde
Hierin komen doelmatigheid en functionele samenhang van het Flevolandse landschap
bij elkaar.
Belevingswaarde
De eigenschappen en schoonheid van het landschap horen bij de belevingswaarde. Als
het landschap mooier wordt, wordt de belevingswaarde over het algemeen hoger. Dat
is ook zo, als er meer verschillende dier- en plantsoorten leven.
Toekomstwaarde
Hoe duurzaam en beheersbaar het landschap en de landschapselementen zijn, bepaalt
de toekomstwaarde. En daarnaast door hoe het landschap zich aan nieuwe omstandigheden
kan aanpassen.
HARK-matrix: Handvatten Ruimtelijke KWaliteit, voorbeeld invulling matrix
HARK: Handvatten Ruimtelijke Kwaliteit, voorbeeld invulling matrix
HARK als hulpmiddel voor een integrale aanpak
De genoemde waarden helpen bij de integrale benadering van opgaven in het landschap.
De noodzaak van een hoge ruimtelijke kwaliteit raakt daarnaast ook aan meerdere belangen.
Denk aan de gestegen aandacht voor duurzaamheid en duurzame gebiedsontwikkeling. Ook
aan de ontwikkeling van decentralisatie. Daarbij worden initiatieven in het landschap
die komen uit de samenleving steeds belangrijker. We moeten daarom de herkomstwaarde,
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde verbinden aan economische, ecologische
en sociaal-culturele belangen.
We hebben HARK uitgewerkt in de matrix hieronder. De matrix koppelt de definitie van ruimtelijke kwaliteit voor Flevoland aan de verschillende waarden en belangen. Deze matrix is geen harde waarheid maar meer een handvat voor het Programma Landschap van de Toekomst. HARK is behulpzaam in projecten als gids voor planprocessen en ruimtelijke kwaliteit.
De vorige paragrafen maakten duidelijk welke waarden en belangen je kunt verbinden aan ruimtelijke kwaliteit. Het begrip ruimtelijke kwaliteit is dus breed. De te verwachten veranderingen in het landschap horen bij meerdere beleidsterreinen. Dat komt ook uit de geschetste opgaven naar voren. Variërend van verstedelijking tot infrastructuur, van natuur tot recreatie. Dat betekent dat we samen aan ruimtelijke kwaliteit moeten werken. Meerdere beleidsterreinen kunnen daaraan meehelpen. Samenwerking is hierin onmisbaar.
De onderdelen van de visie (zie Hoofdstuk 5 Landschapsvisie en Hoofdstuk 6 Voorbeelduitwerkingen Landschap van de Toekomst) hebben we daarom uitgewerkt in overwegingen. Dit zijn handreikingen voor het bewaren, versterken en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit in het landschap. We gaan van het inpassen van losse initiatieven, naar het actief samenhangend inrichten van het landschap.
We hebben de overwegingen primair beredeneerd vanuit het landschappelijke belang. Iedereen die aan het landschap van de toekomst werkt, kan ze inzetten. Zo nemen we ruimtelijke kwaliteit mee in de integrale afweging binnen projecten en ontwikkelingen.
De kracht van het landbouwkundige en waterstaatkundige landschap, in combinatie met het regionale landschapsontwerp. Daar ligt de herkenbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Flevoland. Het landschap ontleent er veel van de kernkwaliteiten aan.
In het ontwerp van het landschap is de logica van systemen intens met elkaar verweven. Bijvoorbeeld verkaveling, waterlopen en beplanting. Zo intens, dat er een robuuste en vanzelfsprekende samenhang tussen de systemen is ontstaan. Een synthese. Een samenhang die over een lange periode veranderingen en dynamiek doorstond en haar kwaliteit behouden heeft.
Voor de huidige en toekomstige grootschalige transities moeten we de gereedschapskist en het ontwerp van toen doorontwikkelen. Om opnieuw tot een vol te houden samenhang te komen. Beginpunt bij deze ontwerpopgave is aandacht voor de ruimtelijke karakteristieken per individuele polder, waarbinnen het landschap vernieuwt. Het Programma Landschap van de Toekomst zorgt dat de toekomst ons niet overkomt. In plaats daarvan zorgen we voor een integrale vormgeving. Het stuurt de inrichting en vernieuwing van het Flevolandse landschap.
Overzichtskaart landschapsvisie met 4 overwegingen (zie toelichting overwegingen in paragraaf 5.1 Essentie van de visie: een volhoudbare synthese)
Overzichtskaart landschapsvisie met 4 overwegingen, voor legenda en toelichting zie paragraaf 5.1
De kern van het Programma Landschap van de Toekomst, de synthese, bestaat uit vier overwegingen. Ze zijn voor landschap van provinciaal belang en moeten bij iedere ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke kwaliteit als overweging worden meegenomen. Deze overwegingen geven richting bij het behouden van de landschappelijke kernkwaliteiten en geven ruimte voor vernieuwing en ontwikkeling.
Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke
identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen)
daarvan zichtbaar. Maak deze sterker beleefbaar. Bijvoorbeeld extra fiets- en wandelroutes
aan te leggen en betere uitzichten op gemalen en pompen te realiseren.
Behoud de dijken als strakke, doorgaande, obstakelvrije landschappelijke zones die
zichtbaar het maaiveld en water raken. Ontwikkel een samenhangende visie op het hele
kustlandschap. Geef Flevoland een herkenbaar gezicht naar de omgeving. Verbind initiatieven
langs de kust en voeg nieuwe kwaliteiten toe.
Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te garanderen. De netwerken van wegen en vaarten zijn de lange lijnen die de verschillende (deel)gebieden met elkaar verbinden. Geef hieraan per polder onderscheidend vorm. Versterk bij de entrees tot Flevoland contrasten tussen oud- en nieuw land en vergezichten de polder in.
Geef het landschap vorm op basis van de onderscheidende ruimtelijke concepten van de drie polders. Ontwikkel de concepten door, om ruimtelijke opgaven in het landschap een plek te geven. Met de specifieke hoofdstructuren als ruimtelijke drager voor elke polder. Deze structuren zijn bepalend voor de identiteit en ruimtelijke kwaliteit. De dorpenring en het assenkruis (Noordoostpolder). Het netwerk van polderparkwegen (Oostelijk Flevoland). Het poldercarré en de Vogelweg (Zuidelijk Flevoland).
Werk Flevoland-breed integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra
aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen
komen. Hier is de urgentie hoog om tussen meerdere ruimteclaims integraal te werken
aan sterke en nieuwe ruimtelijke kwaliteit.
Benut kansen voor multifunctioneel en efficiënt ruimtegebruik. Door te zoeken naar
aantrekkelijke combinaties. Bijvoorbeeld tussen stad en landbouw, tussen duurzame
energie, klimaatadaptatie en biodiversiteit, tussen bedrijvigheid, vergroening en
recreatie. Anticipeer daarbij op de opgaven en kernkwaliteiten die voor elk hybride
gebied anders zijn.
Hybride gebieden zijn plekken waar het landschap verandert. Door ontwikkelingen juist
hier te bundelen, smeer je deze niet uit over het landschap. Ontwikkelingen die elders
ongewenst zijn kunnen we in hybride gebieden mogelijk succesvol integreren.
Hybride gebieden kunnen voorbeeldstellend zijn voor innovatie en verrijking van het
Flevolandse landschap. Plekken met een succesvolle uitwerking van opgaven en een uitgesproken
ruimtelijke kwaliteit.
Onderstaande aandachtsgebieden zijn voorbeelden van hybride gebieden met een stapeling
van opgaven (zie ook Hoofdstuk 3 Dynamiek en opgaven in het Flevolandse landschap). De ruimtelijke kwaliteit staat in dit soort gebieden onder druk. Elk gebied kent
eigen opgaven en heeft daarnaast specifieke landschappelijke kwaliteiten. De volgende
paragrafen en de voorbeelduitwerkingen van Hoofdstuk 6 lichten deze gebieden nader toe en werken ze uit. Aan de hand van overwegingen voor
ruimtelijke kwaliteit.
We diepen de essentie van de visie (synthese) uit aan de hand van vijf thema’s. Hierin beantwoorden we de grootste ruimtelijke opgaven die een stempel gaan drukken op het Flevolandse landschap. Daarmee zetten we grote ruimtelijke opgaven op de agenda. En geven we overwegingen voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Deze overwegingen zijn de handreikingen die laten zien hoe diverse opgaven in het landschap een plek kunnen krijgen. Door zo het landschap samenhangend in te richten, kunnen nieuwe kwaliteiten in het landschap ontstaan.
Vijf thema’s van het landschap van de toekomst
Uitwerking
De uitwerking op de volgende pagina’s noemt bij elk thema de belangrijkste opgaven. Vervolgens benoemt het overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit. Die overwegingen sluiten aan bij de eerder omschreven synthese (essentie van de visie). Fragmenten van de voorbeelduitwerkingen illustreren de overwegingen. Het volgende hoofdstuk werkt de overwegingen verder uit. Dit alles sluit aan bij de kernkwaliteiten van het landschap.
Opgaven
Overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit
Geef Flevoland een herkenbaar gezicht naar buiten. Maak de Flevolandse kust onderdeel
van het ‘rondje Markermeer-IJsselmeer’. Met stedelijke kapen en baaien aan het water.
Ontwikkel een integrale visie op een samenhangende Flevolandse kust. Op basis van
herkenbare typologieën (rationele kust, natuurlijke kust, bedrijvige kust, stedelijke
kust). Breng initiatieven langs de waterkant meer in samenhang met elkaar.
Versterk de mix van gebruiksfuncties van het Markermeer als ‘Central Lake’ van de Metropoolregio Amsterdam. Geef het water meer betekenis voor recreatie en ecologie. Bijvoorbeeld door verdere ontwikkeling van de Marker Wadden en natuurvriendelijke vooroevers bij de Oostvaardersplassen. Behoud de kenmerkende openheid met lange vergezichten over het water.
Houd de oevers van Flevoland aan het Markermeer en IJsselmeer herkenbaar. De dijk blijft herkenbaar als dijk: als strakke lijn, een zone vrij van obstakels. De groene skyline van Flevoland. Benut de kansen voor biodiversiteit in de taluds.
Zorg bij de randmeren voor contrast tussen de rationele Flevolandse kust en het meer grillige oude land. Houd het profiel van de dijk van de polder strak en overzichtelijk om het contrast voelbaar te maken.
Versterk de ecologische en recreatieve betekenis van het netwerk van hoofdwaterwegen in de polders. Realiseer meer verblijfsplekken voor recreanten, koppel recreatieve routenetwerken aan elkaar en benut de water-entrees tot Flevoland. De vaarten vormen een kenmerkende eigen wereld in de polder. Ze verbinden stad en land en binnen- en buitendijks gebied.
Beschouw de polderentrees als de etalage van Flevoland. Accentueer de entrees en maak ze herkenbaarder. Versterk contrasten tussen oud- en nieuw land, herstel panorama’s en zichten de polder in. Ook bij het realiseren van nieuwe entrees tot Flevoland.
Zie voor voorbeelduitwerkingen Thema 1: het gezicht van Flevoland in het blauwe hart van Nederland.
Opgaven
Overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit
Neem de landbouwkundige verkaveling van elke specifieke polder als uitgangspunt bij
initiatieven en veranderingen in het Mondriaanlandschap. Het agrarisch landgebruik
kent veel verschillende kleuren en gewassen. Het vormt een onmisbare drager van het
open Mondriaanlandschap.
Koppel de transitie naar kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw aan het anticiperen op veranderende bodemcondities. Zoals kwel, bodemdaling en droogte. Hierdoor verschiet het Mondriaanlandschap op lange termijn van kleur. Koppel deze transitie aan het versterken van de biodiversiteit, recreatiemogelijkheden of de opwekking van duurzame energie. Doe dit met respect voor de lokale kernkwaliteiten van het landschap. Aandachtsgebied is bijvoorbeeld het landschap ten zuidwesten van Emmeloord.
Geef ruimte aan experiment met nieuwe vormen van landbouw. Bijvoorbeeld ‘agroforestry’ (de inzet van bomen en struiken t.b.v. landbouw), voedselbossen, strokenteelt, natte gewassen en waterboeren. Koppel agroforestry en voedselbossen aan het versterken van de boscomplexen, dorps- en stadsbossen of erfbeplanting. Houd het Mondriaanlandschap verder open.
Ontwikkel een wenkend en realistisch perspectief op hybride gebieden in het landelijk gebied. Plekken waar het landschap door het mengen van landbouw met bijvoorbeeld stedelijke functies verandert. Aandachtsgebied is bijvoorbeeld het open landbouwhart binnen het poldercarré van Zuidelijk Flevoland en Almere/Zeewolde-Oosterwold.
Maak per polder gebruik van bestaande - of ontwikkel nieuwe - beplantingsprincipes voor grotere bebouwing op agrarische erven. Zodat ketenverlenging en schaalvergroting in de landbouw zich weer verhouden tot de verkaveling en boerenerven. Behoud hierbij het karakter van erven als ‘groene eilanden in de openheid’.
Zie voor voorbeelduitwerkingen Thema 2: veranderende condities in het landelijk gebied.
Opgaven
Overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit
Laat landschappelijke structuren meegroeien met de stedelijke ontwikkeling. Bouw verder
op de groene ordeningsprincipes van elke kern. Zoals de groene lobben in de meerkernige
stad Almere, en de groengebieden en lange groene lijnen in Lelystad. En bijvoorbeeld
ook de kenmerkende samenhangende groene randen rond de andere kernen.
Ontwikkel nieuwe en versterk bestaande landschappelijke structuren. Geef zo verstedelijking, bedrijvigheid, energie, klimaatadaptatie, recreatie en mobiliteit een plek. Koppel deze opgaven aan elkaar. Versterk de ruimtelijke kwaliteit, zodat aantrekkelijke multifunctionele dorps- en stadsranden ontstaan. Voorbeelden van hybride gebieden met dat soort opgaven zijn:
Maak bestaande én nieuwe stedelijke gebieden gezond, natuurinclusief en biodivers. Gebruik daarvoor de unieke Flevolandse lange, groen-blauwe lijnen. Zet in op het ontwikkelen van bijzondere Flevolandse woonmilieus. Met aantrekkelijke groengebieden en waterfronten voor ontspanning en verblijf. Bijvoorbeeld stedelijke kapen aan het water, als onderdeel van het ‘rondje IJsselmeer’ en de Metropoolregio Amsterdam.
Zet in op een wederkerige relatie tussen stad en land. Bijvoorbeeld door landbouw te verweven met stedelijke gebieden. En steden met lange groen-blauwe lijnen te verbinden met natuur- en recreatiegebieden.
Smeer grootschalige ontwikkelingen als woningbouw, nieuwe bedrijventerreinen en datacenters niet uit over het landschap. Wees zorgvuldig in de locatiekeuze als basis voor een goede ruimtelijke kwaliteit. Bundel en combineer met bestaand stedelijk gebied en andere ruimtelijke opgaven in de stadsranden. Concentreer opgaven in hybride gebieden waar al actief wordt gewerkt aan een hoge ruimtelijke kwaliteit. Zodat we waardevol (open) landschap kunnen sparen.
Ontwikkel nieuwe wegen, spoorlijnen en waterwegen als landschappelijk geënsceneerde lijnen die de beleving van afwisselende polderpanorama's versterken. Geef aandacht aan de ligging van de lijnen in het landschap. En aan vormgeving van bijbehorende beplanting en zichten.
Versterk de beleving en toegankelijkheid van het Mondriaanlandschap met een goede ontsluiting voor fietser en voetganger. Breid routenetwerken uit.
Zie voor voorbeelduitwerkingen Thema 3: nieuwe stad-land relaties.
Opgaven
Overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit
Bekijk de energietransitie in het landschap vanuit een integraal langetermijnperspectief.
Vraag en aanbod verbindt energie, water, woningbouw, mobiliteit, en landbouw nauw
met elkaar. Verbinding van energie aan andere ontwikkelingen zorgt voor koppelkansen.
En voor een efficiënte en multifunctionele inrichting van een duurzaam energielandschap
waarmee verrommeling wordt voorkomen.
Wees creatief en origineel. Geef ruimte aan het experimenteren met vernieuwende vormen van energieopwekking. Met een minimale ruimtelijke impact en die inpassing in het open polderlandschap eenvoudig maken. Bijvoorbeeld biomassa, geothermie en warmte-koude winning en opslag.
Geef bij zonnevelden aandacht aan zorgvuldige locatiekeuze en efficiëntie in landgebruik. Vanuit de ruimtelijke kwaliteit van het landschap is de overweging om zoveel mogelijk daken te benutten. Aangezien zon op land een grote ruimtelijke impact heeft.
Richt toekomstbestendige energielandschappen in met zorgvuldigheid en een hoge ruimtelijke kwaliteit. Gebaseerd op de kernkwaliteiten van het landschap en de karakters van de drie polders. Sluit aan op de karakteristieken van een gebied of plek. Bijvoorbeeld met een groot gebaar of juist een patchwork van initiatieven. In het open landschap of juist als onderdeel van een beplantingsstructuur.
Dit in plaats van het ad-hoc inpassen van losse initiatieven. Zo vermijd je algemene oplossingen die niet plek-specifiek zijn. Regioplan Wind zet bijvoorbeeld in op meer orde en structuur in de polders. Het plan baseert zich op de lange lijnen van het landschap. Dit draagt bij aan de leesbaarheid van het polderlandschap.
Redeneer vanuit de beleving op ooghoogte. Geef aandacht aan de schaal en maat van een initiatief. Doe dat in relatie tot verkaveling, beplanting en afstand tot wegen en sloten. Combineer met andere opgaven zoals biodiversiteit en klimaat.
Zie voor voorbeelduitwerkingen Thema 4: een regionaal perspectief voor energielandschappen.
Opgaven
Overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit
Behoud, herstel en versterk per polder de dragende hoofdbeplantingsstructuur:
Deze structuren zijn de onmisbare ruimtelijke dragers van de polder-identiteit.
Zet in op meer variatie, soortenrijkheid, en natuurlijke plaagbestrijding. Maak zo lanen, singels en bossen weerbaar en toekomstbestendig. Richt bermen en dijktaluds op een natuurlijke manier in met een hoge soortenrijkheid.
Ga spaarzaam om met beplantingsstructuren en lanen in de polder. Het zijn waardevolle belevingsassen van de polder. Ze zorgen voor ritmiek in de openheid en maken deelgebieden onderscheidend. Ze geven het grootse polderlandschap een meer menselijke schaal. Bouw verder op de diversiteit in vormgeving van beplantingsstructuren in de drie polders.
Gebruik bestaande of ontwikkel per polder nieuwe beplantingsprincipes voor agrarische erven. Zodat de schaalvergroting in de landbouw zich verhoudt tot het landschap. Behoud de erven als herkenbare, samenhangende ‘groene eilanden’ in de openheid. Onderzoek kansen voor biodiversiteit en agroforestry in combinatie met erfbeplanting.
Versterk de meervoudige betekenis van (grote) natuur- en groengebieden voor flora en fauna, klimaatadaptatie en recreatie. Bijvoorbeeld door het leggen van groene verbindingen tussen gebieden en een betere toegankelijkheid.
We kunnen de bijzondere collectie van land art in Flevoland mogelijk verder ontwikkelen. De provincie heeft hierin geen leidende rol maar juicht initiatieven uit het gebied toe. Houd bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening met de waarde en werking van de kunstwerken.
Zie voor voorbeelduitwerkingen Thema 5: rijke en robuuste groenstructuren.
De thema’s en de opgaven staan niet op zichzelf. Ze zijn meer en meer met elkaar verbonden en verweven. In de polders en hun deelgebieden is dus sprake van een stapeling van opgaven. Het onderstaande kaartbeeld illustreert als voorbeeld welke thema’s met elkaar in de verschillende gebieden voorkomen. Flevoland-breed spreekt hieruit de noodzaak om integraal en gebiedsgericht met het landschap aan de slag te gaan.
Belangrijk hierin zijn de hybride gebieden zoals genoemd in 5.1. Plekken waar de dynamiek hoog is en waar de complexiteit van stapeling van opgaven extra groot is. Om een hoge ruimtelijke kwaliteit te realiseren vragen die gebieden om extra aandacht.
Het volgende hoofdstuk geeft per polder overwegingen en voorbeelduitwerkingen. Daarmee wordt inzichtelijk hoe we vanuit landschap aan opgaven en ontwikkelingen kunnen bijdragen. Met als resultaat een hoge ruimtelijke kwaliteit voor het landschap van de toekomst.
In dit hoofdstuk worden de kern van de visie (synthese) en de overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit verder uitgediept. Daarbij koppelen we opgaven, overwegingen en de drie polders van Flevoland.
De overwegingen uit het vorige hoofdstuk hebben we hier voor elke polder op hoofdlijnen uitgewerkt. Zo zie je concreet hoe de overwegingen in het polderlandschap kunnen landen. Daarnaast maakten we voor elke polder globale visualisaties. Ze laten zien hoe we de verschillende veranderingen en transities kunnen vormgegeven. Dit zijn geen blauwdrukken. Wel voorbeelden en handreikingen die je als inspiratie bij ontwikkelingen kunt gebruiken. Bij elke visualisatie worden pictogrammen getoond. Die horen bij de overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit die in het vorige hoofdstuk bij elk thema zijn benoemd.
De volgende kaart geeft globaal de gebieden weer waar de visualisaties representatief voor zijn.
Overzichtskaart gebieden waar opgaven en transities samenkomen m.b.t. de volgende visualisaties in de paragrafen 6.2 t/m 6.5
De rode contouren op de kaart geven geen precieze begrenzing aan maar markeren globaal de gebieden die illustratief zijn uitgewerkt in de visualisaties.
De Noordoostpolder is opgebouwd vanuit een karakteristiek concentrisch model gebaseerd op de Christaller-theorie. Deze is bepalend voor de ruimtelijke beleving en ordening van de polder. De leesbaarheid van deze hoofdstructuur is dus cruciaal. Tegelijk moet ruimte blijven voor (grote) ruimtelijke opgaven.
De visie op het landschap van de Noordoostpolder bestaat uit deze overwegingen over de ruimtelijke kwaliteit.
Zie voor visualisaties:
Visualisatie: Versterk de dorpenring als basis voor vernieuwing en
Visualisatie: Een beleefbaar contrast tussen oud en nieuw land.
Door nieuwe ontwikkelingen in Oostelijk Flevoland verschieten deelgebieden van kleur. Hybride gebieden geven deze polder een dynamisch gezicht. We moeten het samenhangende netwerk van polderparkwegen krachtiger maken. Zo geef je de dynamiek een plek in het landschap. En geef je vanuit het landschap actief vorm aan de hybride gebieden.
De visie op het landschap van Oostelijk Flevoland bestaat uit deze overwegingen over de ruimtelijke kwaliteit:
Zie voor visualisaties:
Visualisatie: Robuuste dorpsbossen en bundelen en combineren in energielandschappen,
Visualisatie: Meer biodiversiteit in beplanting en een geleidelijk veranderend Mondriaanlandschap en
Visualisatie: Van barrière naar toegankelijke, aantrekkelijke en hybride stadsrand.
Het landschap van de grote eenheden staat nooit stil. Huidige en nieuwe ruimteclaims zorgen ervoor dat de onderhandelingsplanologie ook in de toekomst door gaat. Met het poldercarré en de Vogelweg, de meerkernige stad Almere, de Oostvaardersplassen, het Horsterwold en de zuidlob.
Lange tijd bestonden deze grote eenheden naast elkaar. Nu komen ze in beweging. Ze verweven zich meer en meer met elkaar. Er ontstaan hybride gebieden. Dit vraagt om een landschappelijk perspectief per eenheid en daarnaast een sterk samenbindend ruimtelijk raamwerk. Zo maken we het specifieke karakter en de kwaliteiten van deze polder toekomstbestendig.
De visie op het landschap van Zuidelijk Flevoland bestaat uit de volgende overwegingen voor de ruimtelijke kwaliteit:
Zie voor visualisaties:
Visualisatie: Grootschalige ontwikkelingen als onderdeel van een vernieuwend en herkenbaar
gezicht van Flevoland naar de omgeving,
Visualisatie: Nieuwe betekenis voor het open landbouwhart in Zuidelijk Flevoland,
hybride gebied met wederkerigheid tussen stad, land en natuur en
Visualisatie: Beleefbaar contrast tussen het Horsterwold als grootste aaneengesloten
bosgebied en de halfopen zuidlob.
Ooit zou er de vierde polder verrijzen. Nu is het Markermeer uitgegroeid tot het aantrekkelijke ‘Central Lake’ van de Metropoolregio Amsterdam. Samen met het IJsselmeer vormt dit het blauwe hart van Nederland. De kwaliteit van dit waterlandschap ontstaat niet vanaf de tekentafel. Het is organisch. Als een mix van functies en initiatieven. Het benoemen van overwegingen op hoofdlijnen helpt om de ontstane kwaliteiten in de toekomst verder te versterken.
Zie voor visualisaties:
Visualisatie: Een herkenbaar gezicht naar buiten, op basis van onderscheidende kust-typologieën en
Visualisatie: Verbinding tussen ‘Central Lake’ Markermeer, Oostvaardersplassen en
stad: een ecologisch en recreatief waardevolle gradiënt.
Het Programma Landschap van de Toekomst (PLvdT) koestert het landschap van Flevoland op de lange termijn. Dit hoofdstuk verwoordt wat we op de korte termijn gaan doen om onze doelen te bereiken. We lichten toe hoe we samenwerken en welke rol we pakken als provincie. Ook beschrijven we welke beleidsinstrumenten we tot onze beschikking hebben.
We gaan de komende jaren aan de slag met concrete activiteiten en maatregelen, zie paragraaf 7.1 Activiteiten en maatregelen. Dit doen we vanuit een proactieve houding en in nauwe samenwerking met de belanghebbenden, zie paragraaf 7.2 Samenwerken aan het Flevolandse landschap. Daarnaast controleren we of we met de activiteiten en maatregelen onze ambities waarmaken, zie paragraaf 7.3 Monitoring en evaluatie.
Wat gaan we de komende jaren doen om onze doelen te bereiken en onze ambities waar te maken? Om onze inzet te prioriteren, hanteren we de volgende driedeling:
Deze driedeling beschrijft de activiteiten en maatregelen die de provincie voor zich ziet voor de komende jaren. In de uitvoering maakt de provincie gebruik van de provinciale rollen zoals uitgewerkt in paragraaf 7.2.2.
De maatregelen en activiteiten komen voort uit het visie- en ambitiedeel van het PLvdT en zijn afgestemd op actuele vraagstukken en lopende trajecten. Ze zijn adaptief, zodat we ze kunnen aanpassen op de situatie en urgentie. De opsomming staat in willekeurige volgorde per onderdeel van de driedeling en is niet limitatief van aard.
A. Proactief handelen
B. Slim combineren
C. Meedenken en inspireren
Het landschap is voor ons als provincie erg belangrijk. We zijn trots op onze bijzondere historie. En op de pioniersgeest. Die heeft geleid tot het Flevoland dat we allemaal kennen: het waterbouwkundig werk van wereldfaam. We willen de historische waarde koesteren. Maar daarnaast ook aandacht geven aan de waarde van het landschap nu en in de toekomst.
Het landschap heeft niet alleen een esthetische waarde en een waarde als cultureel erfgoed. Het landschap raakt meerdere waarden en belangen. We moeten de herkomstwaarde, gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde verbinden aan economische, ecologische en sociaal-culturele belangen. Op de korte en lange termijn. Daarom koesteren we ons landschap en zetten we in op het verrijken en toevoegen van ruimtelijke kwaliteit. We werken samen aan het landschap van de toekomst. Een landschap dat aantrekkelijk is om in te wonen, werken, ondernemen en recreëren.
Het landschap is heel dynamisch. Veel maatschappelijke opgaven of vraagstukken hebben een raakvlak met het landschap. Hierbij zijn verschillende belanghebbenden betrokken. Zoals:
In het complexe spel van belangen behartigen wij als provincie het belang van een goede ruimtelijke kwaliteit. We behartigen het belang van het landschap dat de gemeentegrenzen overstijgt. Dit noemen we het provinciaal belang.
Provinciaal belang volgens de wet
De provincie legt haar provinciale belangen voor de fysieke leefomgeving aanvullend op de haar wettelijk toegekende taken vast in beleid. In de Omgevingswet en de Provinciewet is het subsidiariteitsvereiste vastgelegd. Dit vereiste houdt in algemene zin in dat bevoegdheden op een zo laag mogelijk niveau worden afgehandeld, ‘decentraal tenzij’. Het dwingt tot afweging en motivering per bevoegdheid waarom het onderwerp doelmatiger door de provincie dan door de gemeente kan worden uitgeoefend. Bij de motivering van een provinciaal belang is gemeente-overstijgende problematiek aan de orde. Het gaat dan bijvoorbeeld om ruimtegebruik met bovengemeentelijke effecten of gemeente-overstijgende voorzieningen in fysieke zin.
De essentie in vier overwegingen
Het Programma Landschap van de Toekomst heeft als basis vier samenhangende overwegingen. Deze zijn gemeente-overstijgend en bepalen in hun samenhang het karakter en de essentie van het Flevolandse landschap. Ze zijn voor landschap van provinciaal belang en moeten bij iedere ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke kwaliteit als overweging worden meegenomen.
Overweging 1: waterbouwkundig bouwwerk als polder-DNA
Behoud het waterbouwkundig bouwwerk als fundament van de polders en de landschappelijke
identiteit. Maak de verschillende onderdelen (dijkzones, gemalen, vaarten, sluizen)
daarvan zichtbaar en beleefbaar.
De herkenbaarheid en beleefbaarheid van het waterbouwkundig bouwwerk als geheel (structuren en onderdelen). En als erfgoed/identiteit van onze inpolderingstraditie.
Het waterbouwkundige bouwwerk is het fundament, de oorsprong en het DNA van de polders van Flevoland. Het fysieke fundament van Het Verhaal van Flevoland. Het is een symbool van de inpolderingstraditie. Het is een belangrijk element in de beleving van contrast. Contrast tussen water en land, hoog en laag, oud en nieuw land.
We moeten dit samenhangende ingenieurslandschap op dezelfde manier voor de toekomst herkenbaar en beleefbaar houden. Dat is van provinciaal belang. De provincie is het overkoepeld orgaan die deze grotere landschappelijke structuur als belang in oogschouw houdt. Deze structuur reikt verder dan de gemeentegrens.
Overweging 2: panorama’s langs lange lijnen
Versterk monumentale belevingsassen om de beleving van het open polderpanorama te
garanderen. Geef hieraan per polder onderscheidend vorm.
De beleving van het Mondriaanlandschap vanuit de lange belevingsassen. Oftewel de
beleving van verkaveling, openheid en agrarisch gebruik vanuit wegen, vaarten en dijken.
Het landschap van Flevoland is relatief open met kenmerkende vergezichten en de groene omranding. De beleving van de zichtbare oppervlakte bepaalt grotendeels in hoeverre je het landschap als open ervaart. En op het zicht vanuit de belevingsassen.
Het is een optelsom van factoren. Aan de ene kant gaat het over het zichtbare maaiveld: het zicht zover als het oog reikt. Aan de andere kant gaat het over de belevingsassen vanwaar je het open landschap ervaart. Ook de wegen en vaarten leveren lange zichtlijnen in de polder. De regelmaat van het landschap, de grote luchten en het groene karakter zorgen voor orde en rust. Dit unieke landschap in onze polder staat onder druk. Het is van provinciaal belang om het Mondriaanlandschap herkenbaar en beleefbaar te houden.
Overweging 3: drie onderscheidende polderconcepten
Geef het landschap vorm op basis van de ruimtelijke concepten van de drie polders.
Ontwikkel de concepten door, om ruimtelijke opgaven in het landschap een plek te geven.
De drie polderconcepten met hun eigen landschappelijke kenmerken. Iedere polder heeft
een eigen concept, sfeer en beleving. Dit geeft iedere polder een eigen identiteit
en karakter.
Flevoland bestaat uit drie polders die na elkaar werden gerealiseerd: de Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland en Zuidelijk Flevoland. De nieuwste inzichten en behoeften van die periode heeft elk van de drie polders vormgegeven. Dat zorgde er voor dat elke polder zijn eigen ruimtelijke ordeningsconcept kreeg en een sterke eigenheid kent. De polders vertellen daarmee een verhaal over de tijd waarin ze zijn aangelegd. Ze zijn hiermee van waarde voor de geschiedschrijving van Flevoland.
De hoofdstructuren zijn daarnaast de ruimtelijke drager voor elke polder. Ze zijn het fundament voor de identiteit, ruimtelijke kwaliteit en ordening van het landschap. De polderconcepten zijn gemeente-overstijgend. Het is van provinciaal belang dat deze hoofdstructuren beleefbaar blijven, herkenbaar zijn en we ze waar mogelijk versterken of doorontwikkelen.
Overweging 4: hybride gebieden - aandacht voor landschapsinnovatie
Werk Flevoland-breed, integraal aan opgaven en doe ontwerpend onderzoek. Geef extra
aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen
komen.
Elk gebied kent eigen opgaven en heeft daarnaast specifieke landschappelijke kwaliteiten. Hybride gebieden zijn plekken waar het landschap verandert door een stapeling van opgaven. De ruimtelijke kwaliteit staat in hybride gebieden onder druk. We geven extra aandacht aan hybride gebieden met een hoge dynamiek en waar meerdere opgaven samen komen. Het is in deze gebieden erg belangrijk om tussen meerdere ruimteclaims integraal te werken aan sterke en nieuwe ruimtelijke kwaliteit. Hybride gebieden kunnen voorbeeldstellend zijn voor innovatie en verrijking van het Flevolandse landschap.
Een hybride gebied is op zichzelf niet per se gemeente-overstijgend. De manier van omgaan met de verschillende opgaven in zo’n gebied wel. Het is van provinciaal belang in deze gebieden ruimteclaims integraal af te wegen en daarmee te zorgen voor een succesvolle uitwerking van opgaven en een uitgesproken ruimtelijke kwaliteit. Actuele aandachtsgebieden zijn:
Provinciale belangen binnen het landschap zijn de essentie van het landschap als basis voor meer ruimtelijke kwaliteit. Daarmee kan de provincie ruimtelijke ontwikkelingen beter inpassen in de omgeving. Het streven is gezamenlijk het landschap op een goede manier in te richten en vorm te geven. Met trots en optimisme.
Dit kan door zelf bezig te zijn met onze ambities en deze zelf te realiseren (realisator). Ook door andere partijen te informeren over onze visie. En ze te stimuleren en te enthousiasmeren om deze kennis in te zetten (communicator). Ook door te faciliteren (facilitator) en waar nodig te reguleren (regulator). Afhankelijk van het moment en de situatie zal de provincie een mix van deze rollen laten zien.
Provinciale rolopvatting
We voeren activiteiten en maatregelen zo uit, dat deze passen bij het vraagstuk, de locatie en de provinciale rol. Dat kan variëren van samenwerkingsafspraken met andere partijen maken, tot zelf de schop in de grond zetten. Als ontwikkelingen in de leefomgeving daar aanleiding toe geven kunnen we meer sturend instrumentarium uit de Omgevingswet inzetten. Zoals de omgevingsverordening
De provinciale inzet bestaat uit twee hoofdonderdelen:
Met het onderstaande canvas geven we een handvat voor het kiezen van de mogelijke provinciale rollen en instrumenten. Dit is afhankelijk van de ruimtelijke opgave en situatie.
Canvas instrumenten voor ruimtelijke kwaliteit
Uitwerken van de activiteiten en maatregelen in beleid en regelgeving
De provincie gaat het PLvdT verder uitwerken. Daarvoor heeft de provincie eigen (beleids)instrumenten. Zoals het omgevingsprogramma en de omgevingsverordening. We brengen de invloed van verschillende ontwikkelingen op ons landschap in kaart. Dat gebeurt door middel van ontwerpend onderzoek en de inzet van een team ruimtelijke kwaliteit. Op basis daarvan kunnen we het PLvdT als onderdeel van het omgevingsprogramma bijstellen. En kunnen we regels stellen in de omgevingsverordening, om bepaalde landschappelijke kwaliteiten te beschermen.
Ook is de provincie betrokken bij beleidsontwikkeling door mede-overheden. Het gaat dan om gemeentelijke omgevingsvisies en -plannen en het waterprogramma en de verordening van het waterschap. De provincie brengt in die trajecten de belangen van het provinciale landschap actief onder de aandacht. Zodat mede-overheden het PLvdT doorvertalen naar hun eigen beleid.
Uitvoeren van een adviesrol
De maatschappij is altijd in ontwikkeling. Ondernemers, maatschappelijke organisaties, overheden en particulieren willen hun ideeën uitvoeren, en ontwikkelen allerlei soorten initiatieven. Over het algemeen moet de overheid vóór de uitvoering van deze initiatieven een omgevingsvergunning of projectbesluit afgeven. De Omgevingswet legt deze taak bij de overheid die zo dicht mogelijk bij de samenleving staat, de gemeente. De provincie heeft op zaken die van provinciaal belang zijn een advies- en instemmingsbevoegdheid.
In specifieke situaties is de provincie het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning. Om een omgevingsvergunning te verlenen, toetsen we het initiatief aan wet- en regelgeving. En aan het beleid van de betrokken overheden. Om dit in een vroeg stadium als vooroverleg te kunnen doen, wordt het instrument omgevingstafel ontwikkeld. Daarbij beoordelen we of een initiatief voldoet aan de landschappelijke kwaliteiten genoemd in het PLvdT. Het team ruimtelijke kwaliteit zal hierover adviseren.
Het team ruimtelijke kwaliteit houdt scherp in de gaten of overheden initiatieven hebben waarbij het PLvdT kan aansluiten. Dat soort initiatieven bieden de kans om de ruimtelijke kwaliteit te versterken. De provincie zoekt hierin actief de samenwerking. Bijvoorbeeld via ontwerpend onderzoek. De provincie maakt afspraken over het ontwerp en de uitvoering van het initiatief.
De precieze plek van een ontwikkeling of initiatief in het landschap bepaalt de ruimtelijke kwaliteit. We willen dat onze bijdrage in projecten en ontwikkelingen in het landschap leidt tot een hoge ruimtelijke kwaliteit. Daarbij gebruiken we de Handvatten Ruimtelijke Kwaliteit (zie paragraaf 4.4 Handvatten ruimtelijke kwaliteit: HARK) als hulpmiddel voor een integrale aanpak. Hierin houden we rekening met de herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde van het landschap. En geven we economische, ecologische en sociaal-culturele belangen een plek. HARK is hiermee een instrument om opgaven en stakeholders met elkaar te verbinden. Zo nemen we ruimtelijke kwaliteit mee in de integrale afweging binnen projecten en ontwikkelingen. Als één van de belangen.
In het PLvdT zijn de visie, ambitie en uitvoering uitgewerkt. Met het vaststellen van het PLvdT, is het kwadrant ‘beleidsontwikkeling’ uit de beleidscyclus voor nu klaar. De doelen uit het PLvdT realiseren we via de kwadranten beleidsdoorwerking en uitvoering. Dat doen we met omgevingsverordeningen en samenwerkingsafspraken.
Schematische weergave beleidscyclus
Na verloop van tijd is het nodig om te bekijken of aanpassingen van het beleid nodig zijn. Waar kan het effectiever? Waar is bijsturing nodig? Hiervoor is het belangrijk om te weten hoe ver de uitvoering van het PLvdT is. En om zicht te houden op de feitelijke ontwikkelingen.
Monitoring en evaluatie is nodig om de beleidscyclus te sluiten, en input te genereren voor nieuwe beleidsontwikkeling. Zoals in het kwadrant terugkoppeling staat. Gedacht wordt om dit vorm te geven door:
We informeren Provinciale Staten actief over de resultaten van monitoring en evaluatie. Waar nodig vindt er een terugkoppeling plaats in het financiële jaarverslag. Wanneer we beleid, doelen zoals geformuleerd in het PLvdT moeten aanpassen, verloopt dit proces volgens de Omgevingswet.
Het Handboek kernkwaliteiten Flevoland geeft handvatten voor een hoge ruimtelijke
kwaliteit van het landschap van de toekomst.
We hebben dit handboek gemaakt voor iedereen die werkt aan het landschap. Daarnaast
is het handboek inspirerend en leerzaam voor wie meer wil weten over de kenmerken
en kwaliteiten van het landschap van Flevoland.
In het handboek beschrijven we de kenmerken en kwaliteiten van het Flevolandse landschap.
Op provinciaal niveau en integraal.
Dit hebben we uitgewerkt in 24 kernkwaliteiten: de bouwstenen voor een hoge ruimtelijke
kwaliteit van het landschap van de toekomst.
Deze 24 bouwstenen zijn het uitgangspunt voor overheden, initiatiefnemers en ontwikkelaars
bij ruimtelijke planvorming en veranderingen in het landschap van Flevoland.
Het Handboek kernkwaliteiten Flevoland is de bijlage van het Programma Landschap van
de Toekomst.
De beschrijving van het ontstaan, karakter en de essentie van de drie polderlandschappen
van Flevoland is opgenomen in Hoofdstuk 2van het hoofddocument Programma Landschap van de Toekomst.
Kernkwaliteiten: definitie en toekomst
De 24 bouwstenen zijn behulpzaam als aanknopingspunten bij het vormgeven en inrichten
van het landschap van de toekomst. Door de kernkwaliteiten te integreren in toekomstige
landschappelijke ontwikkelingen, kunnen we voortbouwen op wat er al is. Zonder dat
we vernieuwing en verandering uitsluiten. De kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap
hebben we vastgesteld op basis veldbezoeken, ruimtelijke analyses en literatuurstudies.
Daarnaast vormen gebiedssessies met inwoners vanuit de omgevingsvisie-opgave ‘Het
Verhaal van Flevoland’ input.
De kernkwaliteiten verdelen we onder in zes hoofdcategorieën:
Elke hoofdcategorie bestaat uit meerdere kernkwaliteiten, ruimtelijke bouwstenen. De kernkwaliteiten tonen we in samenhang op de kernkwaliteitenkaart (zie volgende pagina’s). Op deze kaart ziet u waar de kernkwaliteiten te vinden zijn en hoe deze zich tot elkaar verhouden. In hoofdstuk 2 komen de afzonderlijke bouwstenen uitgebreid aan bod.
De definitie van kernkwaliteiten is:
‘De onderscheidende, karakteristieke en waardevolle elementen in het landschap. Het zijn de cruciale bouwstenen voor de identiteit en ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Ze vertellen het verhaal van Flevoland.’
Overzichtskaart kernkwaliteiten van het Flevolandse landschap (zie hoofdstuk 2 Handboek voor toelichting per kernkwaliteit, zie hoofddocument Programma Landschap van de Toekomst voor toelichting per polder en inzooms van de kaart)
De dijken vormen de absolute basis, het fundament en DNA voor het landschap van Flevoland. De dijken zijn gesloten ringen rond de drie polders van Flevoland. Ze vormen het symbool van de strijd tegen het water.
Overzichtskaart dijken
De kernwaarde van de dijken binnen het waterbouwkundig bouwwerk is dat ze altijd zichtbaar zijn. Als een lang, pragmatisch vormgegeven, continu en obstakelvrij element. Met een grastalud en eventueel stortsteen en basalt, geheel vrij van beplanting, bebouwing of andere objecten.
De dijken dienen de leesbare grens tussen oud en nieuw land en tussen land en water te vormen. Vanuit de omgeving zijn ze goed zichtbaar. Doordat het water en/of maaiveld, dat aansluit op de dijk, een open en relatief leeg karakter kent. De beleving gaat dus verder dan alleen het grondlichaam. Het is een bredere zone in het landschap. Met de dijk als herkenbaar hoofdelement. En daarnaast het aanliggende water en open landschap. De maat van deze zone wordt bepaald door de verkavelingsmaat van de betreffende polder. Zie ook de kernkwaliteiten in Categorie: maaiveld, voor de specifieke verkavelingsmaten.
De dijken dragen sterk bij aan de leesbaarheid, zichtbaarheid en identiteit van het ingenieurslandschap. Onder andere door het te ervaren hoogteverschil tussen de polder en het open water. Ook door de verschillen in waterpeil binnen en buiten de polder. De toegankelijkheid van de dijken via wegen, fiets- en voetpaden wordt hoog gewaardeerd. Hier ervaren mensen met trots het gevoel van eindeloze ruimte. Zij kunnen kruiend ijs of grijze luchten met zwermen vogels aanschouwen.
Schematische weergave dijk als contrastrijke landschapszone tussen land en water
Principeprofielen ervaring van contrasten tussen land en water en hoog en laag bij dijken
Houtribdijk
Ten opzichte van de dijken die de polders omringen vormt de Houtribdijk een uitzondering.
Het maakt net als de polderdijken onderdeel uit van het waterbouwkundig bouwwerk en
het ingenieurslandschap van Flevoland.
De Houtribdijk was ooit bedoeld als de noordelijke grens van de toen nog te realiseren Markerwaard. Omdat die polder nooit gerealiseerd werd, is er een dijk met een bijzonder karakter ontstaan. Namelijk een dijk die aan beide zijden wordt omgeven met open water. Hiermee vormt de dijk een bijzondere oprijlaan tot de polder. In het kader van dijkversterking zijn recent brede oeverzones aangelegd, tegen de dijk aan. Deze oeverzones hebben ook een ecologische waarde.
De waarde van de dijkzone wordt in dit geval bepaald door het aanliggende open water. En de openheid van de brede natuurlijke oeverzone, met de dijk als grens.
Schematische weergave Houtribdijk met aan beide zijden open water
Knardijk
De Knardijk vormt de oorspronkelijke grens tussen Oostelijk Flevoland en Zuidelijk
Flevoland. Deze polders werden na elkaar gerealiseerd waardoor de Knardijk eerst een
waterkerende functie had.
Sinds het gereedkomen van Zuidelijk Flevoland is er een bijzondere situatie ontstaan. De Knardijk grenst aan beide zijden aan land. Een waterkerende functie heeft deze dijk dus niet meer. Maar beide sluizen in de dijk herinneren nog aan de oorsprong en hebben een cultuurhistorische waarde.
De toegankelijkheid van de dijk via fiets- en voetpaden wordt hooggewaardeerd. Vanaf de dijk is het verschil in de landinrichting van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland goed te ervaren. De waarde van de dijkzone wordt hier bepaald door het aan beide zijden aanliggende open agrarische landschap. Met de dijk als grens.
Schematische weergave Knardijk met aan beide zijden land. Inclusief sluizen en voormalig werk-eiland.
In samenhang met de dijken zijn de gemalen en sluizen het symbool van de strijd tegen het water. Ook het toonbeeld van ingenieurskunst. De gemalen en sluizen vormen ankers in het landschap. Ze zijn van oorsprong van veraf goed herkenbaar en zichtbaar.
De gemalen en sluizen zijn cultuurhistorisch van grote waarde. Ze kenmerken zich door onderscheidende architectuur die past bij de functie van de objecten. Hierdoor is een leesbare functionele relatie ontstaan. De relatie tussen het open water buiten de polder, de dijk en de hoofdvaarten. Daarnaast is bij de gemalen en sluizen het hoogteverschil tussen de polder en het open water goed zichtbaar. Net als de verschillen in de waterpeilen.
Een belangrijke kernwaarde is het vrij zicht vanuit de omgeving op deze objecten. Dit in combinatie met de zichtbaarheid van de dijkzones.
Boven: Overzichtskaart gemalen en sluizen
Onder: Schematische weergave gemaal als herkenbaar object aan de dijk
De hoofdwaterwegen vormen onderdeel van het samenhangende waterbouwkundig bouwwerk van Flevoland. Ze zijn de onmisbare schakel in het systeem van dijken, gemalen en water.
Het netwerk van hoofdwaterwegen is als strakke lijnen in het landschap zichtbaar. Vaak begeleid door singels met inheemse boomsoorten. De maat, schaal en de vaste profilering van de vaarten zijn onderdeel van een helder samenhangend systeem. Bij dat systeem horen ook de bruggen. Ende oorspronkelijk voor agrarisch gebruik aangelegde loswallen, kades, zwaaiplaatsen, bietenbruggen, overslagkranen en weegbruggen. In de Noordoostpolder vormen de hoge bruggen karakteristieke uitzicht- en oriëntatiepunten in de polder. Deze bieden zowel interessante zichten op de akkers als op de vaarten.
Schematische weergave hoofdwaterweg met begeleidende singelbeplanting
Principeprofiel vaart met begeleidende beplanting
De oevers van de hoofdwaterwegen zijn in essentie strak vormgegeven. Door de jaren heen heeft meer natuurlijke begroeiing en struweel gezorgd voor een verzachting van de strakke oevers.
Daar waar de hoofdwegen in de polder de vaarten kruisen, zijn markante punten in de polder ontstaan. Hier kunnen mensen het water sterk beleven. Ook zorgen bewust ontworpen knikken in de vaarten voor een interessante oriëntatie op het landschap. Los van deze kruispunten zijn de vaarten vaak onzichtbaar. Doordat ze laag in het landschap, onder het maaiveld, liggen. Dit in combinatie met de begeleidende singels zorgt voor een zekere beslotenheid.
Een relatief onbekende kwaliteit van de hoofdwaterwegen is de beleving vanaf het water, per boot. Vanuit dit perspectief wordt een geheel eigen wereld ervaren met natuurlijke kenmerken zoals houtsingels en natuurvriendelijke oevers.
Overzichtskaart hoofdwaterwegen
Het IJsselmeer en Markermeer zijn het resultaat van de inpoldering en afsluiting van de voormalige Zuiderzee. De meren worden gescheiden door de Houtribdijk. Ze kenmerken zich door grootschalige openheid met zichten van oever tot oever. De openheid en leegte van het water vormt een contrast met de lagergelegen polders.
Rondom de meren liggen verschillende landschapstypes op het oude land. Met kenmerkende historische stadsfronten aan het water (kapen).
De meren hebben een hoge waarde voor scheepvaart, ecologie, waterrecreatie en als onderdeel van het leesbare waterbouwkundig bouwwerk. Dit water wordt als blauw hart van de Metropool Regio Amsterdam steeds belangrijker. Een oase in een verstedelijkende omgeving.
Schematische weeggave openheid van het water van het IJsselmeer en Markermeer, ten opzichte van de polder
Overzichtskaart open water van het IJsselmeer, Markermeer en de randmeren. Met een gevarieerd kustlandschap en afwisselende openheid
De randmeren tussen Flevoland en het oude land zijn weloverwogen ontworpen als grenszone. Tussen de polder en het oude land. Ze hebben een grote recreatieve en ecologische waarde. Langs de dijken is het hoogteverschil en het contrast tussen land en water goed te ervaren. De randmeren variëren in breedte. Ook hebben ze een grote diversiteit aan typen oevers met onder andere strandjes, rietkragen en strakke dijken. Daardoor ontstaat een wisselende mate van openheid.
De dijken liggen zowel aan de Flevolandse zijde als aan de oevers van het oude land. Ze vormen een continu element. Knikken in de oevers en eilandjes breken de openheid en lange zichtlijnen. Deze variatie binnen de randmeren vormt een belangrijke landschappelijke waarde.
Schematische weergave gevarieerd waterlandschap tussen oud en nieuw land, aan de randmeren
De Marker Wadden vormen een nieuw hoofdstuk in de traditie van het ingenieurslandschap van Flevoland. Het is de meest recente toevoeging aan het waterbouwkundig bouwwerk. Het gebied is een voorbeeld van Building with Nature. Door een kunstmatige ingreep ontstaat een natuurlijk landschap binnen de rigiditeit van het Flevolandse waterbouwkundig bouwwerk.
De Marker Wadden hebben een hoge ecologische, recreatieve en educatieve waarde.
Schematische weergave Marker Wadden in het Markermeer, langs de Houtribdijk
Per polder is een dragende hoofdstructuur aan te wijzen die voortkomt uit het specifieke polderconcept. Met dit concept als hoofdgedachte werd beoogd sturing te geven aan de inrichting van het landschap. In de Noordoostpolder is dit de dorpenring die voornamelijk met laanbeplanting van verschillende soorten en breedtes werd ontworpen. In Oostelijk Flevoland is het netwerk van polderparkwegen de ruimtelijke drager. In Zuidelijk Flevoland vormt het poldercarré van laanbeplantingen dat het open middengebied omsluit de hoofdstructuur. Samen met de centraal gelegen Vogelweg.
Deze dragers vormen de fundamentele ruimtelijke structuren van de polders. Ze zorgen voor herkenbaarheid, ruimtelijke ordening en identiteit. De hoofdstructuren hebben daarom een belangrijke functionele waarde en belevingswaarde.
De dorpenring in de Noordoostpolder verbindt de kernen Creil, Bant, Luttelgeest, Marknesse, Kraggenburg, Ens, Nagele, Tollenbeek en Espel. Aan de noordzijde is een uitloper van de dorpenring te vinden die de verbinding legt naar Rutten. De ring is een cruciale dragende structuur die de concentrische opbouw van de polder volgt. En deze in verschillende relatief open gebieden verdeelt. Het poldergebied aan de binnenzijde van de dorpenring is het meest open en grootschalig van karakter.
Bij aanleg werd de dorpenring bijna geheel beplant met een groenstructuur. Met aan beide zijden van de weg een bomenrij. Uitzonderingen hierop vormden het stuk tussen Creil en Bant en tussen Marknesse en Ens. Hier werd slechts één rij aangeplant. Plaatselijk werden ook lage hagen toegepast.
De dorpenring heeft een vrij smal profiel omdat de meeste grond voor landbouw werd ingezet. In de huidige situatie zijn delen van de begeleidende beplanting langs de dorpenring verdwenen, bijvoorbeeld door wegverbredingen. Hierdoor staat de ruimtelijke samenhang van de polder als geheel onder druk.
Een tweede dragende structuur voor de polder wordt gevormd door het assenkruis. Het assenkruis is opgebouwd enkele hoofdwaterwegen die zijn beplant met dichte singels. Hieronder vallen de N50 met de Enservaart, de A6 met de Lemstervaart. Ook de Urkerweg met de Urkervaart en de Marknesserweg met de Zwolse Vaart. Deze structuur verbindt de kern Emmeloord via radialen met de dorpenring.
Boven: principeprofiel dorpenring Noordoostpolder
Onder: overzichtskaart ligging dorpenring en assenkruis (gestippeld) in de Noordoostpolder
Het netwerk van polderparkwegen in Oostelijk Flevoland wordt gevormd door lange lijnen. Deze verbinden het oude land met de polder. De lange lijnen zijn de belevingsassen van de verschillende open poldergebieden. Ook geven ze het landschap een meer menselijke maat.
Het netwerk vormt de onmisbare ruimtelijke drager van de polder. Functioneel is het van waarde vanwege de ontsluiting van de polder. Daarnaast heeft het een grote belevingswaarde voor de ervaring van het weidse polderlandschap. Kenmerkend is dat elke polderparkweg vanuit een eigen principe is vormgegeven en daarmee een eigen waarde vertegenwoordigd.
De kern van het netwerk wordt gevormd door een driehoekige wegenstructuur in het hart
van de polder. Het gaat om de wegen Larserweg N302, Biddingringweg N305 en Dronterweg
N309. Deze verbinden Lelystad met Biddinghuizen, Dronten en het nooit gerealiseerde
dorp Larsen.
De wegen binnen deze driehoek lopen grotendeels parallel aan het netwerk van hoofdwaterwegen.
Hierdoor zijn brede en interessante profielen ontstaan met veel ruimte voor beplanting.
De profielen worden opgebouwd uit een vaart, een brede dichte bosstrook (singel),
open royale wegbermen. En vervolgens een losse bomenrij.
De overige wegen binnen het netwerk van polderparkwegen zijn met andere landschappelijke middelen vormgegeven. Zo heeft de Swifterweg N710 een smaller profiel met aan beide zijden van de weg één bomenrij. De Swifterringweg, oorspronkelijk bedoeld als deel van een niet voltooide dorpenring, heeft een asymmetrisch profiel. Hier staat aan één zijde van de weg een dubbele bomenrij. De Kamperhoekweg N711 is ook asymmetrisch en heeft aan één zijde van de weg een enkele bomenrij.
Wegen als de Oldebroekweg N709 en Elburgerweg N309 hebben weer een andere uitstraling. Kenmerkend zijn hier de ruime bochten. De Oldebroekerweg is beplant met een bomenrij aan beide zijden van de weg. En de Elburgerweg is voornamelijk open van karakter, met slechts op enkele plekken een bospartij. Tot slot kenmerkt de Hanzeweg N307 zich door de overgang van het dichte bosgebied naar de open polder. De weg heeft verder geen begeleidende beplanting.
Boven: principeprofielen polderparkwegen binnen het netwerk:
Onder: overzichtskaart ligging netwerk van polderparkwegen in Oostelijk Flevoland
Zuidelijk Flevoland heeft een groots open middengebied, het landbouwhart. Het poldercarré van beplanting omkadert het landbouwhart. Met de Vogelweg vormt dit de dragende structuur van deze polder. Het beplante poldercarré is van veraf duidelijk te ervaren als rand van de openheid. En is de poort tot het grootse open middengebied. Het is een herkenbaar kader tussen de grote eenheden van Zuidelijk Flevoland.
Het poldercarré is oorspronkelijk met verschillende profielen vormgegeven. De Tureluurweg heeft voor een groot deel aan beide zijden een dubbele bomenrij. De Schollevaarweg en Lepelaarweg hebben een meer asymmetrisch profiel. Met aan één zijde een dubbele bomenrij en aan de andere zijde een enkele rij. De Ooievaarsweg onderscheidt zich door een dichte singelbeplanting aan één zijde. En een losse bomenrij aan de andere zijde. De Ibisweg heeft net als de Kievitsweg veelal slechts aan één zijde een dubbele bomenrij.
Het poldercarré wordt in de lengterichting doorsneden door de Vogelweg. De Vogelweg is ontworpen als een monumentale laan met aan beide zijden continue, driedubbele bomenlanen. De majestueuze weg straalt door de vormgeving een enorme rust, puurheid en eenvoud uit. De Vogelweg heeft een zeer breed profiel waarin de bermen breder zijn dan de weg zelf. Halverwege maakt de weg een knik waardoor de weggebruiker een wisselend panorama op de polder krijgt.
Kruispunten van de Vogelweg met overige wegen zijn bijzondere punten in het wegprofiel. Waar de laanbeplanting naar buiten wijkt, ontstaan rond de kruisingen kleine vierkante ruimtes. Deze zijn omsloten met bomen.
De weg is als ruimtelijke drager van grote afstanden waarneembaar. Dit komt met name door de samenhang in de bomenrijen langs de weg. De beplanting geeft diepte aan de verder lege polder. Voor de weggebruiker ligt de waarde van de Vogelweg in het rustige wegbeeld, de continuïteit. En de beleving van de omgeving en openheid vanaf de weg.
Tezamen vormen de Vogelweg en het poldercarré de belangrijkste ruimtelijke structuren van de polder. De functionele waarde ligt in de ontsluiting van de polder. De belevingswaarde ligt in de sublieme ervaring van het iconische weidse polderlandschap.
Boven: principeprofielen Vogelweg en poldercarré:
Onder: overzichtskaart ligging Vogelweg en poldercarré in Zuidelijk Flevoland
Het landschap van Flevoland is relatief open met kenmerkende vergezichten. De ervaren mate van openheid hangt samen met de beleving van de zichtbare oppervlakte van het landschap. Oftewel het gezichtsveld op het maaiveld. Naar: CBS, PBL, RIVM, WUR (2012).
In Flevoland is de zichtbare oppervlakte groot in vergelijking tot andere landschapstypen. De openheid wordt veelal begrensd door lanen, singels, bospartijen of dijken. Ook opgaande elementen zoals windturbines, bebouwing en hoogspanningsmasten hebben een effect op de beleving van openheid.
Schematische weergave openheid in het Mondriaanlandschap, begrensd door groenstructuren
De openheid heeft in elk van de drie polders van Flevoland een eigen schaal. Dit is gebaseerd op de maat van de landbouwkundige kavelstructuur. En de aanwezigheid van lanen, singels en bospartijen in de open ruimte. De openheid is dus overal anders. De openheid en beleving van het maaiveld kent verder een grote mate van diversiteit. Deze wordt bepaald door het grote aantal verschillende gewassen op de agrarische gronden. Met grote verschillen door de seizoenen heen. Een werkend landschap van zaaien, oogsten, recreëren en bouwen.
Modulaire verkavelingssystematiek per polder
Samenvattend wordt de kernkwaliteit gevormd door het licht en het een steeds wisselend kleurenpalet. Ook door de ervaring van de luchten. En de weidsheid, de zichtbare verre horizon. Een Mondriaanlandschap met licht, lucht en ruimte.
Openheid is een breed gedeelde kernkwaliteit die belangrijk is voor de identiteit van Flevoland. Tegelijk is het een delicate, kwetsbare waarde. Deze kernkwaliteit vraagt om zorgvuldigheid en aandacht vanwege de dynamiek in het landschap.
Enkele voorbeelden van gebieden waar de openheid goed te ervaren is, zijn het landbouwhart in Zuidelijk Flevoland. Het poldergebied tussen de Dronterweg en Biddingringweg in Oostelijk Flevoland. En de gebieden binnen de dorpenring in de Noordoostpolder.
Overzichtskaart openheid binnen de beplantingsstructuren in de polders
Indicatie van openheid in de polder als 'zichtbaar oppervlak' (wit = zeer open, zwart = besloten). Naar 'Openheid landschap', CBS, PBL, RIVM, WUR (2012).
In de ondergrond van het polderlandschap zijn nog steeds natuurlijke structuren aanwezig. Structuren vanuit het deltasysteem van de voormalige Zuiderzee. Deze delta stond in verbinding met onder andere de rivieren de Eem en de IJssel. Van dit deltasysteem zijn de stroomgeulen in Zuidelijk en Oostelijk Flevoland nog aanwezig. Als natuurlijke laagtes in het maaiveld. En als contrast met het rigide ingenieurslandschap.
Ook van nature hoger gelegen delen in de polders zijn nog goed zichtbaar. In de Noordoostpolder zijn de voormalige eilanden Urk en Schokland (UNESCO Werelderfgoed) bekende voorbeelden. Daarnaast is ook ten noorden van Kraggenburg een hoogte in het landschap aanwezig. De grootste natuurlijke hoogte van Flevoland is te vinden op de grens van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Op en in de omgeving van de Knardijk.
De zichtbaarheid van deze natuurlijke ondergrond van het landschap is van waarde. Omdat het een deel van de geschiedenis van dit gebied tastbaar maakt.
Schematische weergave natuurlijke laagtes (geulen) in het rationele grid van de polderverkaveling
Overzichtskaart natuurlijke hoogtes en laagten
Flevoland kent meerdere natuurgebieden. Variërend van uitgestrekte bossen tot wetlands en water. Ze vormen de schakels in het Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast zijn enkele gebieden onderdeel van het Natura 2000-netwerk. De Flevolandse natuur is bijzonder omdat ze is ontstaan op door mensen aangelegd land. De poldernatuur laat hierdoor een fraaie symbiose zien tussen ingenieurskunst en natuurlijke processen. Het zijn plekken waar de natuur geleidelijk aan het rationele grid van de polder overneemt. Gebieden met een hoge ecologische waarde. Ook zijn ze van belang voor ontspanning en natuurbeleving.
Daarnaast vormt poldernatuur de basis van Nationaal Park Nieuw Land. Deze bestaat uit de Oostvaardersplassen, Lepelaarplassen, Marker Wadden en het Markermeer. Deze gebieden vertellen het verhaal van de voormalige Zuiderzee, de IJsselmeerpolders. En de ontstaansgeschiedenis van de natuur in Flevoland.
Schematische weergave poldernatuur
Overzichtskaart gebieden binnen Natura-2000 en Natuur Netwerk Nederland
De lanen en singels vormen in elk van de drie polders belangrijke beplantingsstructuren. Deze structuren geven de verder open ruimte een meer menselijke schaal en maat. Het systeem van lanen en singels is gebaseerd op maatvaste afstanden. Dit komt voort uit de landbouwkundige verkaveling en het specifieke ruimtelijke concept van elke polder. Binnen dit systeem zijn de lanen en singels van grote waarde. Ze accentueren de lange lijnen in de polder en structuren tegelijk de grootschalige openheid.
Karakteristiek in elke polder is de afwisseling in verschillende typen van lanen. Deze verschillen worden bepaald door de breedte van de lanen: enkel, dubbel, driedubbel. En door de diverse boomsoorten die zijn toegepast. De keuzes voor boomsoorten werd gebaseerd op het bodemtype. De singels vormen een ander type groenstructuren binnen het raamwerk van de lanen. Naast boombeplanting wordt bij de singels ook onderbegroeiing en struweel toegepast. Daarmee functioneren ze meer als schermen in het landschap en zorgen ze voor beschutting.
Schematische weergave groenstructuur van bomenrijen, lanen en singels
Binnen de hoofdstructuur van lanen en singels werd elk boerenerf geheel omsloten door beplanting. De beplanting bood beschutting tegen weer en wind in de open polder. De maat van de beplanting vloeit voort uit de landbouwkundige verkaveling. Ruimtelijk zorgt deze erfbeplanting ervoor dat de erven als groene eilanden in de open ruimte te herkennen zijn. Ze dragen daarmee in grote mate bij aan de leesbaarheid van het landschap.
De erfsingels kenden een eigen beplantingsplan dat gebaseerd was op de bodem en dus
gebiedseigen is.
Zo werden voor bijvoorbeeld de Noordoostpolder specifieke maatvoeringen aangehouden.
De beplanting werd 2 meter uit het hart van de sloot geplaatst. Vervolgens kreeg de
beplanting een breedte van 6 meter. En werd aansluitend 4 meter vrij gehouden van
bebouwing. De erfbeplanting is veelal aan de wegzijde, ter hoogte van de woning, onderbroken.
Naast een landschappelijke waarde hebben de erfbeplantingen ook een ecologische waarde.
Schematische weergave gesloten erfbeplanting rond agrarisch erf
Systematiek van erfbeplanting per polder
De boscomplexen zijn te vinden aan de randen van de drie polders van Flevoland. Elk boscomplex kenmerkt zich als een aaneengesloten gebied van beplanting. Per polder werden de boscomplexen vanuit steeds een ander principe ontworpen en ingepast. Soms liggen de boscomplexen los in het landschap, soms vormen meerdere boscomplexen een ketting.
In de Noordoostpolder is de plek en vorm van twee losse boscomplexen gebaseerd op de bodemcondities. En vormen ze bij Kuinre en bij Vollenhove een grens met het oude land.
In Oostelijk Flevoland speelden niet alleen de bodemcondities een rol. Maar ook de recreatiebehoefte en aansluiting op de stedelijke kernen. De grootste boscomplexen zijn met name te vinden aan de oostrand. Dit als grens tussen de open polder en de randmeren. Hier vormen de boscomplexen een samenhangende ketting van aaneengesloten bossen. Met hier en daar een opening die de verbinding legt tussen de polder en de randmeren. Daarnaast liggen er samenhangende boscomplexen rond de Oostvaardersplassen en Lelystad.
In Zuidelijk Flevoland werden de bossen volgens vergelijkbare principes als in Oostelijk Flevoland ingepast. Het Horsterwold is hier het grootste boscomplex. Met als bijzonder kenmerk dat het gerealiseerd werd op vruchtbare kleigrond. Die eerder vooral voor de landbouw bedoeld was. Het Horsterwold is inmiddels het grootste aaneengesloten loofbos van Nederland.
Bijzonder is dat de onderliggende verkavelingsstructuur of historische geomorfologische structuur zichtbaar is in de opzet van de bossen. De invulling per boskavel verschilt en kent een grote diversiteit aan karakteristieke beplantingspatronen.
Naast het belang voor houtproductie werd in de bossen ook geëxperimenteerd, bijvoorbeeld met beplantingsstructuren. Daarnaast kwamen er testlocaties, bijvoorbeeld voor waterbouwkundige bouwwerken in het Waterloopbos.
De bossen hebben inmiddels een belangrijke recreatieve, klimatologische en ecologische waarde voor Flevoland. Het zijn verrassende plekken van rust en ontspanning geworden. De waarde van de boscomplexen ligt daarnaast in de grote mate van samenhang en continuïteit. De gesloten randen zorgen ervoor dat andere functies, zoals recreatie en bebouwing, geheel zijn opgenomen in het bos. En de continuïteit niet doorbreken.
Schematische weergave samenhangend boscomplex ten opzicht van open polder
Bij elke kern in Flevoland zijn bospartijen te vinden die een grens of overgang markeren. Tussen de bebouwing en het omringende open landbouwlandschap. Dit zijn de stads- en dorpsbossen. Bijzonder is dat de steden en dorpen vaak integraal met het landschap zijn ontworpen en aangelegd.
De bossen hebben meerdere waarden. Ze markeren allereerst de overgang van stad naar land. Daarnaast bieden de bossen beschutting tegen weer en wind. In toenemende mate hebben de bossen ook een belangrijke recreatieve functie. Inmiddels zorgen deze bossen ervoor dat het wonen in Flevoland vaak als wonen in het groen wordt ervaren. Met de natuur binnen handbereik.
In elk van de drie polders komen deze bossen voor. In de ontwikkeling van Flevoland werden de bossen steeds groter en belangrijker. In de Noordoostpolder werd de maat van de dorpsbossen nog minimaal gehouden. Dit om zoveel mogelijk grond voor de landbouw te behouden. In Oostelijk en Zuidelijk Flevoland werden de stads- en dorpsbossen steeds meer ingezet als groene geleding en dooradering van de kernen.
Binnen het polderlandschap zijn globaal vier verschillende typen van deze stedelijke groenstructuren te onderscheiden.
Schematische weergave bos met verschillende functies en waarden op overgang kern en polder
Structurerend raamwerk van beplanting per kern
Op het kleinste schaalniveau binnen de Flevolandse beplantingsstructuren komen de elzenhagen voor die werden aangelegd bij de fruitteeltpercelen. Oorspronkelijk werden deze hoge hagen aangeplant als ruimtelijke inkadering en voor beschutting van de fruitteeltpercelen. Daarmee ontstond een belangrijke landschappelijke en functionele waarde. Daarnaast werden ze later een kader voor inpassing van de tuinbouwkassen in het open landschap.
De hagen zorgen voor herkenbaarheid van deze vorm van landgebruik en komen in alle drie de polders voor. Een deel van de hagen is inmiddels verdwenen. Maar de hagen dragen nog steeds in belangrijke mate bij aan de leesbaarheid van het ontworpen Flevolandse landschap. En aan hoe het landschap gebruikt wordt.
Schematische weergave elzenhagen bij fruitteeltpercelen
Principeprofiel van elzenhagen als 'scherm' rondom fruitteeltpercelen
De entrees tot het polderlandschap van Flevoland zijn waardevolle en karakteristieke punten. Hier zijn de kernmerken van Flevoland sterk voelbaar, als contrast met het oude land. Fundamentele elementen in de beleving van deze contrasten zijn het merkbare verschil in hoogteligging. De landschappelijke inrichting en de lange zichtlijnen de polder in. Ook de beleving van de dijk als grens. Tussen oud en nieuw land. Tussen water en polder.
Schematische weergave polder-entree bij Vollenhove, beleving van contrast tussen oud en nieuw land
De polderentrees in Flevoland zijn steeds verschillend vormgegeven herkenningspunten in het landschap. Het zijn de etalages van het Flevolandse landschap, zij zorgen voor de eerste kennismaking. Hieronder en op de volgende pagina’s beschrijven we kort de kenmerken van de polderentrees van Flevoland.
Overzichtskaart polderentrees
Vollenhove
Bij Vollenhove rijdt men via de dijk de Noordoostpolder in. Bij deze entree zijn het
oude waterfront met de haven en de dijk waardevolle cultuurhistorische en landschappelijke
elementen. Vanaf de dijk is het hoogteverschil tussen oud en nieuw land duidelijk
merkbaar.
Lemmer Gemaalweg
Bij Lemmer ligt de oorspronkelijke entree tot de Noordoostpolder aan de Gemaalweg.
De aankomst loopt hier vanaf de dijk, waarbij het gemaal een zichtbare markering van
de vormt.
Blokzijl
Bij Blokzijl is de oude zeedijk van de Zuiderzee de herkenbare grens tussen oud en
nieuw land. De gekromde laan langs de provinciale weg op het oude land stopt abrupt
bij de dijk. Vanaf de dijk de polder in, is het landschap opener. En is de leegte
van de polder duidelijk te ervaren.
Kadoelerweg
Vanaf de Kadoelerweg is een duidelijk contrast tussen het kleinschalige oude land
en het grootse polderlandschap merkbaar. Karakteristiek bij deze entree is het vergezicht
over het water heen. De brug en waterkering zijn belangrijke markeringspunten.
Kuinre
Bij Kuinre rijdt men via de dijk en vervolgens door het boscomplex (Kuinderbos) de
Noordoostpolder in. Het boscomplex zorgt voor een voelbaar andere landschappelijke
beleving dan op het oude land. Dit komt door de vormgeving en toegepaste boomsoorten.
Entree Stichtse brug
De zuidelijke entree tot de polder is via de A27 bij Huizen. Deze entree is karakteristiek
vanwege de oversteek met een hoge brug over het water.
Komende vanaf het oude land passeert men eerst de grillige en natuurlijke oever van het oude land. De oever vormt een duidelijk contrast met de strakke dijk van de polder. Vanaf de brug is een vergezicht de polder in waarneembaar. En ontstaan imposante zichten over het open water van de randmeren.
Een iconisch element van deze entree vormt de lijnopstelling van windmolens in de kromming van de snelweg A27. Waardoor deze sterk bijdraagt aan de identiteit en herkenbaarheid van Flevoland.
Entree Hollandse brug
Ook hier kenmerkt de entree zich door de aankomst via de A6. En met een hoge brug
over het water. Lange vergezichten over het Markermeer en de randmeren zijn hier onderscheidend.
Het waterfront van Almere Haven en Almere Poort is duidelijk zichtbaar. Na de oversteek
is het polderlandschap relatief open aan de rechterzijde. En daarna domineert de aankomst
bij de stad Almere de beleving.
Lemmer A6
Na de komst van de A6 werd deze noordelijke entree tot de Noordoostpolder de meest
gebruikte voor automobilisten. Bij deze entree is duidelijk het contrast merkbaar
tussen het hoge, waterrijke oude land. En het lager gelegen drooggelegde nieuwe land.
De snelweg is hier beplant met een strak scherm van beplanting parallel aan de weg.
Openingen in dit beplantingsscherm zorgen voor karakteristieke zichten op de polder.
Ketelbrug
De entree bij de Ketelbrug is zowel vanuit het zuiden als noorden te beleven.
Vanaf de Ketelbrug rijdt men vanuit het zuiden de Noordoostpolder in. Karakteristiek is hier de imposante beleving van de leegte van het open water van het Ketelmeer en IJsselmeer. Na het passeren van de dijk zakt de weg. Tot op het niveau van het maaiveld van de polder. Het polderlandschap met de typerende verkaveling, beplanting en erven is herkenbaar. Direct na de entree maakt de snelweg een bocht. En ligt deze diagonaal over de verkavelingsstructuur en lanen. Dit zorgt voor een interessant zicht de polder in.
Komende vanuit het noorden vormt de Ketelbrug de entree tot Oostelijk Flevoland. Vanuit deze richting is ook het water van het Ketelmeer en IJsselmeer karakteristiek. Zodra het water is overgestoken komt men eerst in een besloten gebied. De dijk en het natuurgebied Kamperhoek bakenen dit gebied af. Deze elementen vormen een ‘groene tunnel’ om de weg heen. Na het passeren van de Kamperhoek stopt de tunnelwerking abrupt. En is een weids panorama op het polderlandschap zichtbaar.
Harderwijk
Komende vanaf Harderwijk is een bijzondere entree tot de polder te ervaren. Het aquaduct
snijdt hier door het water heen. De oranje kleur van het aquaduct draagt bij aan de
herkenbaarheid van dit waterbouwkundig kunstwerk als polderentree.
Ramspol
Deze entree kenmerkt zich door een hoge brug over het water. Vanaf deze brug een vergezicht
de polder in. De weg doorsnijdt de polderdijk en de laan alvorens de weg naar polderniveau
zakt. De markante Ramspolkering vormt een belangrijk accent bij deze entree.
Roggebot
Karakteristiek bij deze entree is de aankomst over het water. Waarna de weg vervolgens
direct landt in een van de boscomplexen van Oostelijk Flevoland. Hier is het gebied
zeer besloten. Na het passeren van het boscomplex is pas de openheid van de polder
te ervaren.
Elburg
Vanuit Elburg rijdt men over een brug over de randmeren de polder in. De brug vormt
de belangrijkste markering van de entree. In aansluiting op de brug leiden bomenlanen
langs de weg in verschillende richtingen naar de open polder.
Nijkerk
Ten noorden van Nijkerk markeren een brug en sluis over de randmeren de polderentree.
Na het passeren hiervan komt men via de dijk de polder in. Een boscomplex aan de linkerzijde
en een laan aan de rechterzijde flankeren hier de weg.
De wegen door Flevoland zijn van waarde als zorgvuldig ontworpen belevingslijnen door het polderlandschap. Dit geldt voor de tracering, de ligging van de weg in het landschap. En de subtiele bochten in het tracé. Ook het ontwerp van de bijbehorende beplanting draagt bij aan een bijzondere beleving. Zowel van de weg zelf als van de polder. De geënsceneerde wegen vormen nadrukkelijke belevingsassen in de polder. Met een afwisselend gebruik van bomenlanen, singels, boscomplexen en vergezichten naar de openheid.
Schematische weergave voorbeeld geënsceneerde weg-ontwerp van een deel van de A6 met zichten op de polder vs. beslotenheid door bomenrijen of bos
Principeprofiel van ligging van de weg in het landschap: op maaiveld of juist verhoogd
Van waarde is dus zowel de inrichting van de weg zelf. Als ook de wijze waarop mensen de omgeving kunnen ervaren.
Snelweg A6
De snelweg A6 is onderdeel van de Zuiderzeeroute zoals gedefinieerd door Rijkswaterstaat.
Een van de kernkwaliteiten van de route door Flevoland is de ligging van de weg op
maaiveld. Waardoor een ervaring van het rijden op de voormalige zeebodem wordt versterkt.
Lange rechtstanden en royale bochten passen binnen de geometrische opzet van de polder. De weg is ruim opgezet met brede midden- en zijbermen. Deze zijn afwisselend open, of beplant met bomenrijen in aansluiting op de omgeving. Ter hoogte van de bruggen over het water is goed de openheid van het water te ervaren.
Zowel de inrichting van het wegprofiel zelf als de zichten op het landschap (panorama’s) zijn van waarde.
Snelweg A27
De snelweg A27 is onderdeel van de Panoramaroute zoals gedefinieerd door Rijkswaterstaat.
De weg is te gast in het landschap en de omgeving domineert de beleving.
Komende vanaf de Stichtse Brug is de opeenvolging van open water, bos en open polder een spectaculaire beleving. Vanaf de ruime bocht in de A27 ervaart men een weids en diep panorama de polder in. De windturbines in de bocht dragen bij aan de herkenbaarheid van dit punt. Het polderlandschap is vanaf de weg goed te ervaren. Door de ligging op maaiveld en de ruime obstakelvrije bermen.
Gooiseweg en Waterlandseweg
De Gooiseweg en Waterlandseweg zijn onderscheidende wegen ten op zichte van andere
routes door de polder. De weg reageert op de karakteristieken van het landschap. Door
variatie in de inrichting van het wegprofiel en de bermen.
Bij stedelijke groengebieden is de weg stevig beplant met laanbomen. Nabij de hoofdwaterwegen zijn de bermen natuurlijker ingericht met wadi’s en riet. Bij grote bosgebieden wordt de weg begrensd met bosschages en onderbeplanting. Bij stedelijke en agrarische gebieden is er juist meer openheid en zicht naar de omgeving.
De tracering met lange rechtstanden en enkele bochten leidt langs een aantal kenmerkende punten. Zoals de Knardijk, het Horsterwold en de open zuidlob van Zuidelijk Flevoland. Telkens wordt langs deze route zicht op deze kenmerkende landschappelijke elementen geboden. Dit door middel van afwisselend beplanting en openheid. De Gooiseweg en Waterlandseweg verbinden de kernen Zeewolde en Almere op een fraaie landschappelijke manier met elkaar. De wegbegeleidende beplanting verbindt daarnaast het groen van het Horsterwold met Almeerderhout.
Overzichtskaart geënsceneerde wegen ten opzichte van kenmerkende landschapselementen en panorama's
Het spoor langs de Oostvaardersplassen is een belangrijk element in de landschappelijke beleving. Dit vanwege de ruime bochten in het tracé en het uitzicht. Karakteristiek zijn de vergezichten vanuit de trein op de natuur van de Oostvaardersplassen. Deze beleving onderscheidt zich als een wereld op zichzelf. Doordat het een contrast vormt met het verder rationele polderlandschap elders langs de spoorlijn.
Schematische weergave situering spoorlijn langs de Oostvaardersplassen met venster op de natuur
Het voormalige eiland Urk laat duidelijk een contrast tussen het oude en nieuwe land zien. Het eiland met het oude dorp is herkenbaar hoger gelegen ten opzichte van de omgeving. En vormt een karakteristiek object in de polder. Bijzonder waardevol zijn het historische centrum en de haven die een duidelijk gezicht naar het open water vormen.
Schematische weergave Urk als herkenbare 'kaap' aan het IJsselmeer
Schokland heeft de status van UNESCO Werelderfgoed. Het voormalige eiland laat duidelijk een contrast tussen het oude en nieuwe land zien. Schokland is herkenbaar als een grote natuurlijke hoogte in de Noordoostpolder. Het voormalige eiland is aangezet met beplanting. Dit benadrukt het contrast met de verder relatief open polder extra. Direct rond het eiland herinneren de lagere en nattere gronden aan het water dat voorheen het eiland omringde.
De grote openheid rondom het eiland is van groot belang voor de zichtbaarheid van Schokland. De dorpenring, die Schokland kruist, is rond het voormalige eiland vrijgehouden van beplanting. Daardoor is het eiland extra goed zichtbaar. Ook is de nog bestaande nederzetting - met de vluchthaven voor de toenmalige scheepvaart - van grote cultuurhistorische betekenis.
Schematische weergave Schokland als herkenbare natuurlijke verhoging binnen het rationele poldergrid
De grens tussen het polderlandschap en het oude land wordt enerzijds gevormd door de randmeren. En anderzijds door de voormalige Zuiderzeedijk. Deze dijk vormt de directe grens tussen de Noordoostpolder en het oude land. De grens tussen oud en nieuw land is sterk te beleven door de verschillen in landschapstypen. Het contrast tussen de rationele lijnen van de polder en het kleinschaliger mozaïeklandschap van het oude land is hier duidelijk zichtbaar. En van grote landschappelijke en cultuurhistorische betekenis.
Schematische weergave voormalige dijk van de Zuiderzeekust tussen oud en nieuw land
In Flevoland zijn nog enkele oude havenhoofden van het oude Zuiderzeelandschap te
vinden. Deze dammen werden aangelegd om de bereikbaarheid van de havens aan de Zuiderzee
te verbeteren.
In Flevoland zijn drie restanten van kenmerkende oude havenhoofden te vinden. Ze zijn
herkenbaar als hogere dammen in de lagergelegen polder.
In de Noordoostpolder liggen nog twee havenhoofden. De eerste bij de vroegere haven van Kuinre, omsloten door het Kuinderbos. De tweede nabij Kraggenburg (Oud-Kraggenburg). Kenmerkend is de dam met lichtopstand, een rijksmonument. In Oostelijk Flevoland is een vergelijkbare dam te vinden genaamd Kop van ‘t Ende, oorspronkelijk behorende bij Elburg.
Deze oude havenhoofden laten als cultuurhistorische relicten duidelijk een contrast tussen oud en nieuw land zien. Daarnaast zijn het onderscheidende kleine landschapselementen.
Schematische weergave voormalig havenhoofd van het oude land in de polder
Overzichtskaart locaties oude havenhoofden
Agroforestry
Agroforestry is een vorm van duurzame landbouw. Het combineert bomen en struiken met
de teelt van landbouwgewassen en veehouderij. De ecologische en economische interacties
bieden allerlei voordelen.
Beleefbaar
Een sterke mate van de mogelijkheid tot ervaring van specifieke landschappelijke of
ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten.
Belevingsas
Lange lijnen in de polder waar vanaf iemand een ervaring van het landschap en de leefomgeving
wordt geboden. De lange lijnen zijn veelal rechte wegen, lanen en dijken.
Building with nature
Bouwen met natuur (Eng: Building with Nature) wil zeggen dat je bijzondere en ecologisch
waardevolle landschappen laat ontstaan. Dat doe je met hulp van natuurlijke processen.
Ecologen zetten het daarnaast in, om de gevolgen van bijvoorbeeld klimaatverandering
het hoofd te bieden. Het wordt ook wel eco-engineering genoemd.
Christaller-theorie (centrale plaatsen theorie)
De centrale plaatsen theorie komt van de Duitse geograaf Christaller. Het ruimtelijk
ordeningsprincipe gaat uit van een optimale plaatsing van woongebieden ten opzichte
van elkaar. De afstanden tussen woonkernen moeten makkelijk af te leggen zijn. Hierdoor
kunnen inwoners in de nabijheid beschikken over voorzieningen. En hebben ondernemers
en winkeliers een gegarandeerde afzetmarkt nabij. De theorie vormde de basis voor
de inrichting van de Noordoostpolder. Daarbij waren met name de fietsafstanden tussen
de kernen belangrijk.
Dooradering
Een netwerk van landschapselementen, die vanuit het landschap tot diep in het stedelijk
gebied reiken. Voorbeelden van die elementen zijn lanen en waterlopen.
Dorpenring
De Dorpenring is een samenhangend landschapselement in de Noordoostpolder. Het is
van fundamentele waarde voor de uitstraling en identiteit van deze specifieke polder.
De dorpenring is een vertaling van de Christaller-theorie en verbindt de woonkernen
van de Noordoostpolder met elkaar. De dorpenring is herkenbaar vanwege de begeleidende
laanbeplanting en de cirkelvormige opzet binnen de polder. Het vormt een belangrijke
kernkwaliteit.
Drager, dragende structuur
Een groot, stabiel en duurzaam ruimtelijk (landschaps)element, waar andere elementen
in het landschap zich op oriënteren. De drager is veelal een blijvend ruimtelijk element,
terwijl de omgeving veranderlijker is. (Naar: Vroom, 2005 en Lörzing, 1982)
Energielandschap
Landschap waarin de winning en opwekking van energie of het effect daarvan duidelijk
zichtbaar is. Energielandschappen komen al eeuwenlang voor (denk aan historische watermolens,
turfwinning in veengebieden) en betreffen niet alleen moderne varianten.
Geleding
Een architectonisch principe waarin binnen een samenhangend gebied of een structuur
diversiteit en accenten worden aangebracht. Veelal om een ruimte of gebied tastbaarder,
interessanter en begrijpelijke te maken voor de toeschouwer.
Gesamtkunstwerk
In ruimtelijke zin een samenhangend ontwerp of inrichting die uitgaat van het optimaal
verbinden van elementen. Het is doel is om er één vanzelfsprekend geheel van te maken.
Groen-blauwe verbindingen
Een netwerk van landschapselementen zoals water, bomenlanen, bermen, singels en bosgebieden.
Deze landschapselementen zorgen voor verbindingen tussen verschillende plekken en
gebieden in het landschap.
Hybride gebieden
Zones of plekken in het landschap waarin meerdere landgebruiksfuncties, opgaven en
belangen samenkomen. Kenmerkend is dat de traditionele scheiding van functies hier
niet voorkomt. Er is sprake van verweving van functies, opgaven en belangen, die veelal
complex is. Hybride gebieden vragen daarom om een integrale aanpak en het actief vormgeven
aan ruimtelijke kwaliteit.
Integraal
Het in samenhang bezien van verschillende opgaven, belangen of ontwikkelingen. En
daar vanuit een samenhangende, overziende blik naar handelen.
Kernkwaliteiten
Kernkwaliteiten zijn de onderscheidende, karakteristieke en waardevolle elementen
in het landschap. Het zijn de cruciale bouwstenen voor de identiteit en ruimtelijke
kwaliteit van Flevoland. De kernkwaliteiten vertellen het verhaal van het ontstaan
en de ontwikkeling van een uniek ingenieurslandschap met een eigen schoonheid.
Klimaatadaptatie
Het proces waarin de kwetsbaarheid van de leefomgeving voor klimaatverandering wordt
verminderd. Denk aan de aanpassing van de leefomgeving aan gevolgen van klimaatverandering
zoals wateroverlast en hittestress.
Koppelkansen
Kansen voor het verbinden van verschillende opgaven in een integrale aanpak of project.
Door het koppelen ontstaat meerwaarde voor ruimtelijke kwaliteit.
Land art
Kunstwerken zoals beeldhouwwerken, sculpturen, constructies of grondwerken die in
relatie tot de specifieke landschappelijke omgeving zijn vormgegeven. Natuurlijke
elementen zijn van groot belang in de ervaring van de kunstwerken. Denk hierbij aan
het weer en de seizoenen. (Naar: Vroom, 2005)
Landschap
Een ruimte die gevormd en geschapen is door natuur en/of mens. Het deel van het aardoppervlak
dat verschillende mensen ervaren op uiteenlopende manieren (naar: Vroom, 2005). Een
ruimte die is opgebouwd uit natuurlijke elementen en processen. Zoals geomorfologie,
bodem- en waterhuishouding en hydrologie (abiotische laag). Of uit de ecosystemen
met levende flora en fauna (biotische laag). En uit menselijke invloeden en ingrepen
in het landschap zoals steden, infrastructuur en recreatie (antropogene laag).
Leesbaarheid
De mate waarin de karakteristieken van een specifiek landschap duidelijk zichtbaar
en begrijpbaar zijn voor een toeschouwer. Elementen die de leesbaarheid kunnen bepalen
zijn bijvoorbeeld de verkaveling, waterlopen, lanen van een gebied.
Lobben, groene
Royale groengebieden, zoals bijvoorbeeld bossen, die vanuit de omgeving de stad in
lopen. Vaak vormen de lobben een buffer of grens tussen verschillende stedelijke gebieden
of kernen.
Menselijke maat
De mate waarin een landschap, gebied of object zich verhoudt tot de afmetingen van
het menselijk lichaam. Voor ruimtelijk ontwerp betekent dit bijvoorbeeld dat de afmetingen
van het menselijk lichaam de vormgeving van ruimten en landschappen bepalen (Vroom,
2005). In abstracte zin wordt hiermee de verhouding van een toeschouwer tot een ruimte
of landschap bedoeld. En dan met name de mate waarin een landschap aangenaam, tastbaar,
begrijpelijk en te overzien is.
Mondriaanlandschap
Verwijzing naar de geometrische schilderkunst van Piet Mondriaan. Mondriaans werk
vertoont gelijkenis met het strak geordende landschap van de Flevolandse polders.
Specifiek bedoelen we de regelmatige geometrische landbouwverkaveling. Die vormt het
raamwerk voor allerlei kleuren en teelten in het gebied. Daarnaast verwijst de term
naar de openheid van het gebied. Daardoor zijn de verkaveling en diversiteit daarbinnen
goed te ervaren.
Monumentaal
Monumentaal in architectonische zin, niet in juridische zin. Een object, structuur,
ruimtelijk element of landschap. Dat door de natuur of mensen is gemaakt en een bijzondere
ervaring oproept. Of van grote ruimtelijke betekenis is. Bijvoorbeeld door de ontstaansgeschiedenis,
schaal of vormgeving. Monumentale elementen zijn dikwijls zichtbaar groter dan andere
elementen in de omgeving. En tekenen zich daardoor duidelijk af. De verschijningsvorm
van een monumentaal ruimtelijk element vertoont een uitgesproken eenheid en samenhang.
Trefwoorden zijn: strak, helder, duidelijk, herkenbaar, oriëntatie en gerichtheid.
(Naar: Vroom, 2005).
Natuurinclusief, natuurinclusieve landbouw (ook wel landschapsinclusieve landbouw)
Natuurinclusieve landbouw is een duurzame vorm van landbouw. De productie van voedsel
draagt dan bij aan een aantrekkelijk, rijk, biodivers landschap. Dit gaat uit van
natuurlijke processen en een gezonde bodem. Kringlopen worden zo veel mogelijk op
regionale en lokale schaal gesloten (naar: College van Rijksadviseurs, 2020).
Omgevingskwaliteit
Omgevingskwaliteit bestaat uit wat zorgdraagt voor de leefbaarheid van onze fysieke
omgeving. In de breedste zin van het woord. Het is het samenhangende systeem van de
kwaliteit van water, milieu, natuur, landschap, stedenbouw, energie, cultureel erfgoed,
beleving, identiteit etc. De omgevingskwaliteiten zijn veelomvattend, divers en gebiedsafhankelijk,
daardoor is omgevingskwaliteit altijd een maatwerk oplossing.
Ontwerpend onderzoek
Ontwerpend onderzoek is een verkennend en verbindend instrument om tot nieuwe inzichten
te komen over de inrichting van landschap en leefomgeving. Je ontwerpt en visualiseert
voorstelbare werkelijkheden, om zo tot oplossingen voor een complex vraagstuk te komen.
Je gebruikt bestaand of aanvullend onderzoek als basis. Door het experimenteren met
mogelijke toekomsten als uitgangspunt te nemen kan je een basis creëren om tot vernieuwende en beeldende
ideeën te komen. Onderzoek kan dan het bewijs vormen om de voorstelbare werkelijkheid
te realiseren. Dat onderzoek kan bestaande kennis of eigen ruimtelijk onderzoek zijn.
(Noordhuizen en Nijkrake in DSL, 2017)
Openheid
De elementen boven ooghoogte in de wijde omgeving bepalen de openheid van het landschap.
Bijvoorbeeld hellingen, opgaande begroeiing zoals bos, singels en houtwallen, en bebouwing
van steden, dorpen en woningen en bedrijven. Hoe open een landschap is, hangt af van
hoe ver je kunt kijken. En van hoe groot de ruimte is die je kunt zien. (Naar: CBS,
PBL, RIVM, WUR (2012)). De openheid in Flevoland verschilt per polder en per deelgebied.
Opgavegericht (werken)
Samen met verschillende partners in een gebied en vanuit meerdere beleidsterreinen
tegelijk werken. Zie ook Integraal.
Patchwork (NL: lappendeken)
Oorspronkelijk een term uit de textielindustrie. Het beschrijft een deken gemaakt
van aan elkaar gezette lapjes van allerlei kleuren en stoffen. In architectonische
en ruimtelijke zin betekent het verschillende functies en landgebruik die naast elkaar
bestaan in een gebied.
Poldercarré
Het poldercarré is een samenhangend landschapselement in Zuidelijk Flevoland. Het
poldercarré is een samenstelsel van laanbeplantingen langs wegen, die tezamen een
vierkante vorm (carré) vormen. Het carré omsluit een groot open landbouwgebied. Het
vormt samen met de Vogelweg de hoofdstructuur van Zuidelijk Flevoland en een belangrijke
kernkwaliteit. Het is van fundamentele waarde voor de uitstraling en identiteit van
deze polder.
Polderconcept (ruimtelijk concept)
Een methode van ontwerpen en inrichten van het landschap in een polder gebaseerd op
een leidend idee. Het concept ordent de verschillende ideeën en ingrepen in een landschap.
Het zorgt voor samenhang tussen wensen, ideeën en principes (Naar: Vroom, 2005). In
Flevoland leidden drie verschillende concepten voor de drie polders tot drie unieke
landschappen.
Polderentrees
Toegangen tot de Flevolandse polders. Meestal via een weg, brug, dijk of sluis. De
toegangen markeren de overgang van het oude land naar de Flevolandse polders. Daardoor
ervaar je bij de polderentrees een sterk contrast in landschappen.. Fundamentele elementen
daarin zijn:
- het merkbare verschil in hoogteligging
- de landschappelijke inrichting
- de lange zichtlijnen de polder in
- de beleving van de dijk als grens tussen oud en nieuw land
- de beleving van de dijk als grens tussen water en nieuw land.
De polderentrees vormen de etalage van het Flevolandse landschap. Ze zijn ook de eerste
kennismaking van de toeschouwer met de kwaliteiten van Flevoland.
Polderparkwegen
Polderparkwegen zijn lange beplantte wegen, Ze verbinden het oude land met Oostelijk
Flevoland en bieden een aantrekkelijk zicht op de polder. De van oorsprong Amerikaanse
parkways zijn deels de inspiratie voor de polderparkwegen. Een parkway reageert sterk
op het landschap waar de weg doorheen gaat. De beleving van dit landschap is van groot
belang bij het ontwerp van een parkway. Dit wordt onder meer versterkt door de ligging
van de weg in een gebied. En het bieden van panorama’s en bijzondere zichtlijnen op
een gebied.
Oostelijk Flevoland heeft veel van deze parkway-kenmerken toegepast. In de Flevolandse context definiëren we ze als polderparkwegen. Lange assen door de polder die veelal zijn aangeplant met kenmerkende lanen, singels, hagen en bosschages. Daardoor hebben de polderparkwegen ook een eigen landschappelijke kwaliteit. Kenmerkend zijn ook de brede profielen van de wegen en de royale continue bermen.
Principe (ontwerpprincipe, inrichtingsprincipe, groenprincipe)
In ruimtelijke en architectonische zin een werkwijze of manier om het landschap in
te richten. Met een bepaald doel of vanuit een bepaalde opgave. Bijvoorbeeld het creëren
van uitzicht op een gebied. Of juist het beplanten van een laan om de openheid te
breken
Ritme
Een landschap zo ontwerpen, dat open ruimten, structuren, vlakken en massa’s afwisselen.
Dit leidt tot een afwisselende ervaring van een gebied (Naar: Vroom, 2005). Meestal
gebruik je hierbij zorgvuldig gekozen afmetingen van ruimtes en opgaande landschapselementen.
Ruimtelijke kwaliteit
De (ontstane) waarde en kwaliteiten van een gebied. Het samenspel tussen herkomstwaarde,
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van een landschap. Waarbij tegelijk
een interactie tussen een ecosysteem en menselijke ingrepen en handelen ontstaat.
En economische, ecologische en sociaal-culturele belangen elkaar raken. (Naar: Dauvellier,
P. en Alkema, Y., 2008 en Vroom, 2005).
Schaal
De verhouding tussen maten van ruimten en objecten. De mate van omsluiting, verdichting
en openheid bepaalt de ervaring van de schaal van een landschap. (Naar: Vroom, 2005).
Swifterbantcultuur
Een cultuur uit de oudheid, vernoemd naar de vondsten die archeologen deden bij het
Flevolandse dorp Swifterbant.
Synthese
De vorming en het ontwerpen van verschillende delen tot een logisch en samenhangend
geheel. (Naar: Vroom, 2005).
Transitie
Een structurele verandering als resultaat van economische, ecologische en sociaal-culturele
of technologische ontwikkelingen. In ruimtelijke zin wordt hiermee veelal een verandering
bedoelt die ook in het landschap voor grote verandering zorgt.
Verrommeling
De ontwikkeling van meerdere gebruiksfuncties naast elkaar in een landschap, zonder
duidelijk onderling verband. Of storende elementen in het landschap die geen samenhang
hebben. De objecten en elementen in het landschap en de kenmerken van het landschap
bepalen hoe verrommeld een gebied lijkt. Ook de perceptie van de toeschouwer speelt
daar een rol in. (Veeneklaas, et. al. , 2006)
Waterbouwkundig bouwwerk
Het geheel van dijken, gemalen, pompen en sluizen die de voorwaardelijke basis vormen
voor het maken van een polder. Een waterbouwkundig bouwwerk kenmerkt zich door een
veelal technische en rationele uitstraling.
Andela, G., 2000. Kneedbaar landschap, kneedbaar volk. De heroïsche jaren van de ruilverkavelingen in Nederland. Bussum, uitgeverij THOTH.
Dam, F. v., Pols, L., & Elzenga, H., 2019. Zorg voor landschap, naar landschapsinclusief omgevingsbeleid. PBL.
CBS, PBL, RIVM, WUR, 2012. Openheid landschap (indicator 1022, versie 03 , 22 februari 2012 ). Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen. Verkregen via www.clo.nl
College van Rijksadviseurs, 2018. Panorama Nederland. Den Haag.
College van Rijksadviseurs, NOHNIK architecture and landscapes, Louis Bolk Instituut, 2020. Op weg naar een New Deal tussen boer en maatschappij. Pilot landschapsinclusieve landbouw Salland. Den Haag.
Dauvellier, P. en Alkema, Y., 2008. Ruimte met karakter.
Hemel, Z., 1994. Het landschap van de IJsselmeerpolder. Planning, inrichting en vormgeving. Rotterdam, NAi Uitgevers.
Horlings, H., Blom, A., 2018. De groene horizon. Vijftig jaar bouwen aan het landschap van de Flevopolder. Bussum, uitgeverij THOTH.
K.H. Ollongren, D. m., 2018. 292 Besluit kwaliteit leefomgeving. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden.
Must stedenbouw, 2013. Kijk op de ruimtelijke kwaliteit van snelwegen. Rijkswaterstaat.
NOHNIK architecture and landscapes, 2018. Tekenen aan een nieuwe synthese - Transities en ruimtelijke kwaliteit in het Flevoland van morgen. Essay.
Noordhuizen, J.R. en Nijkrake, W.F. Ontwerpend onderzoek in de praktijk. Dutch School of Landscape Architecture, 2017. DSL Amsterdam.
PBL. (2019, maart 21). Beleidsbrief landschapsinclusief denken en doen. Verkregen via www.pbl.nl
Steenhuis, M. Hooimeijer, F., 2009. Maakbaar landschap. Nederlandse landschapsarchitectuur 1945-1970. Rotterdam, NAi Uitgevers.
Veeneklaas, F.R., J.L.M. Donders & I.E. Salverda, 2006. Verrommeling in Nederland. Wageningen. WOT Natuur & Milieu. WOT-rapport 6.
Vereniging Deltametropool et al., 2016. Blind Spot – metropolitan landscape in the global battle for talent. Rotterdam, Vereniging Deltametropool.
Vogelzang, T.A., A.B. Smit, P.P. Kuiper, C. Gillet, 2019. Grond in beweging; Ontwikkelingen in het grondgebruik in de provincie Flevoland in de periode tot 2025 en 2040. Wageningen, Wageningen Economic Research, Rapport 2019-003. 86 blz.; 14 fig.; 11 tab.; 13 ref.
Vroom, M., 2005. Lexicon van de tuin- en landschapsarchitectuur. Wageningen, uitgeverij Blauwdruk.