|
Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Raad van State) zijn in de uitspraak van 30 juni 2021 delen van het PIP 2019 vernietigd (zie Figuur 1.3 in toelichting). Niet omdat de noodzaak van de maatregelen onvoldoende was aangetoond, maar omdat de Raad van State van mening was dat de provincie heeft nagelaten om voldoende compenserende gronden aan te bieden dan wel financiële compensatie voor de beëindiging van de betreffende bedrijven te bieden. Daarnaast was de Raad van State van mening dat de formulering van de bestemming agrarisch 3 er nu toe zou leiden dat het niet uitgesloten was dat er in de toekomst nog maatregelen op percelen met deze bestemming uitgevoerd moesten worden, die op moment van vaststelling van het plan nog onbekend waren.
Die vernietigde delen van het PIP 2019 worden opnieuw in procedure gebracht. Het Inrichtingsplan 2018 en de nadere detailleringen in toelichting hoofdstuk 2 vormen de inhoudelijke basis van dit nieuwe PIP.
De aanpassingen die in toelichting hoofdstuk 2 zijn beschreven zijn, detailleringen van de maatregelen zoals beschreven in het Inrichtingsplan 2018. Er zijn geen nieuwe maatregelen noodzakelijk om dit PIP mogelijk te maken.
De natuurgebieden Punthuizen, Stroothuizen en Beuninger Achterveld (zie figuur 1.1)
zijn onderdeel van het Natura 2000-gebied Dinkelland en zijn restanten van het Denekamperveld
wat vroeger een omvangrijk heidelandschap was in Oost-Twente. Punthuizen bestaat voor
een belangrijk deel uit heide en laagtes met goed ontwikkelde schraalland- en venvegetaties.
Het gebied is circa 30 hectare groot en delen zijn in het verleden kort ontgonnen
geweest.
Het Beuninger Achterveld (45 hectare) is een herkenbaar restant van het vroegere heidelandschap,
met daarin nog zichtbaar de restanten van de oer-loop van de Dinkel. Door ontwatering
is het gebied sterk verdroogd.
Stroothuizen is ruim 25 hectare groot en bestaat uit droge en natte heide en een aantal
natte slenken met vennen en schraalland.
Sinds de ruilverkaveling zijn de waterpeilen in de omgeving en ook in het gebied gedaald
en zijn de natuurwaarden achteruitgegaan. Al vanaf 1988 worden hier antiverdrogingsmaatregelen
uitgevoerd.
Naast het Natura 2000-gebied Dinkelland vallen in Nederland nog circa 160 Natura 2000-gebieden
onder de werking van de Wet natuurbescherming. In Overijssel zijn dat er in totaal
24.
Binnen de Natura 2000-gebieden wordt gewerkt aan het bereiken van de gunstige staat
van instandhouding voor alle daarbinnen beschermde habitattypen (en in voorkomende
gevallen habitatsoorten). De te behalen doelen zijn vastgelegd in de Aanwijzingsbesluiten
die door het Rijk zijn genomen.
In 2016 is het Natura 2000-beheerplan (Provincie Overijssel, 2016) voor het gebied
Dinkelland vastgesteld. Hierin zijn maatregelen vastgelegd om de aangewezen natuurwaarden
te behouden en op termijn te verbeteren. Vanwege het wettelijke kader hebben deze
maatregelen een verplichtend karakter. Het Natura 2000-gebied Dinkelland is onderverdeeld
in het deelgebied Dinkeldal en het deelgebied Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld.
Deze detaillering van het inrichtingsplan heeft alleen betrekking op het deelgebied
Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld.
Figuur 1.2: Ligging van de deelgebieden Punthuizen, Stroothuizen en Beuninger Achterveld
In deze inleiding is de aanleiding, de opgave en het totstandkomingsproces van dit inpassingsplan beschreven.
In toelichting hoofdstuk 2 is het plan beschreven. Dit betreft de specifieke aanpassingen die gaan over de percelen van de vijf appellanten die beroep hebben ingesteld tegen het Provinciaal Inpassingplan Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03). In figuur 1.3 zijn de percelen aangeduid met een letter.
Dit hoofdstuk van bevat de volgende paragrafen:
Figuur 1.3: Ligging van de deelgebieden Punthuizen, Stroothuizen en Beuninger Achterveld
In deze paragraaf zijn enkele nadere detailleringen opgenomen van het Inrichtingsplan Punthuizen, Stroothuizen en het Beuninger Achterveld van augustus 2018 (vanaf nu Inrichtingsplan 2018 genoemd). Dat Inrichtingsplan 2018 bevat alle benodigde natuurherstelmaatregelen en vormt de basis voor het deels onherroepelijke inpassingsplan Punthuizen Stroothuizen (vanaf nu PIP 2019).
Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse
inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via de duiker, de
drainage en sloten komen grotendeels te vervallen (zwart gestippeld en rood op het
kaartbeeld).
De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.
De blauwe stippen op de kaart zijn de stippen van de zogenaamde maatwerkoplossing.
De groene vlakken worden natuur, terwijl de gele vlekken de globale contouren van
de te herstellen slenk weergeven.
Figuur 2.1.1: Uitsnede A
De maatwerkoplossing (blauwe stippen) is in de achterliggende periode uitgewerkt tot een definitieve oplossing. De gewenste lange verduikering kan niet gerealiseerd worden. In de plaats komt een oplossing met twee dammen van 10 meter breed met duikers in de bestaande sloot (zie figuur 2.1.1) (geel). In samenspraak met de eigenaar wordt de exacte positie bepaald. Om te zorgen dat de sloot minder draineert wordt deze sloot verondiept (blauwe lijn). In de zuidzijde van de sloot en tegen de nieuwe slenk wordt een regelbare stuw geplaatst (rode lijn). De sloot waarin de maatwerkoplossing wordt uitgewerkt, aangegeven op figuur 2.1.2 blijft leggerwatergang.
De slenk wordt aangelegd binnen de rood gearceerde contouren zoals met de eigenaar is overeengekomen. Figuur 2.1.2 laat dit zien.
De overblijvende agrarische percelen tussen Stroothuizerweg en Zwartkampsweg krijgen de bestemming Agrarisch-3. Als grens met de gronden met de bestemming Natuur wordt een niet watervoerende greppel aangelegd. De regels voor het gebruik van Agrarisch - 3 zijn aangepast, zie toelichting paragraaf 2.6.
De hierboven genoemde agrarische percelen worden ontwaterd via sloten langs beide genoemde wegen. Die sloten worden conform bijgevoegde figuur 2.1.3 aangepast.
Figuur 2.1.2: Aanpassingen A
Figuur 2.1.3.: Ontwatering van de agrarische percelen
Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen geen inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten blijft bestaan (blauw op het kaartbeeld). Om te borgen dat er in de toekomst geen aanvullende maatregelen worden getroffen met een negatieve invloed op watervoorziening naar de natuur wordt de bestemming van deze percelen gewijzigd van Agrarisch naar Agrarisch-3.
Figuur 2.2.1: Uitsnede B Inrichtingsplan 2018
Op het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 volgen geen aanpassingen. Wel zijn aanpassingen van het PIP 2019 voorzien. De belangrijkste aanpassing is die van de regels ten aanzien van Agrarisch-3. De regels zijn aangepast. Zie daarvoor toelichting paragraaf.
Bij een gedetailleerde beoordeling van de grenzen van de percelen aangeduid met Agrarisch-3 blijkt dat het in het noordelijke deel de gemeentegrens is aangehouden en niet de meer voor de hand liggende perceelgrenzen. Dit is gewijzigd. De nieuwe grens is in groen aangegeven en de oude in rood. Het perceel Losser P134 valt dus buiten dit PIP, terwijl de percelen DNK 583 en DNK 585 binnen het nieuwe PIP vallen. .
Figuur 2.2.2. Plangrensaanpassing met Agrarisch - 3.
Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse
inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten
komt grotendeels te vervallen (rood op het kaartbeeld).
De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.
De blauwgroene lijnen betreffen sloten die verondiept worden tot 60 cm. minus maaiveld.
De groene vlakken worden natuur; de landbouwfunctie komt te vervallen.
Figuur 2.3.1: Uitsnede C Inrichtingsplan 2018
Op het kaartbeeld bij het inrichtingsplan is de grens van het agrarische bouwblok niet goed weergegeven. De vorm is gewijzigd en de smalle strook aan de zuidkant tussen het bouwblok en de grens met kavel (kad LSROOP 479) krijgt de aanduiding Agrarisch - 3 (geel in de figuur).
Figuur 2.3.2: Nieuw begrensd deel Agrarisch - 3
Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten komt grotendeels te vervallen (rood op het kaartbeeld).
De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.
De lichtblauwe en blauwgroene lijnen betreffen sloten die verondiept worden tot 30
respectievelijk 60 cm. minus maaiveld. De zwart-rode streeplijn is een duiker die
op termijn komt te vervallen.
De groene vlakken worden natuur; de landbouwfunctie komt te vervallen. De geelgrauwe vlekken geven de globale contouren van de te herstellen slenk weer.
Om te borgen dat er in de toekomst geen aanvullende maatregelen worden getroffen met een negatieve invloed op watervoorziening naar de natuur wordt de bestemming van de niet groen gekleurde percelen gewijzigd van Agrarisch naar Agrarisch - 3.
Figuur 2.4.1: Uitsnede D Inrichtingsplan 2018
Op het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 volgen geen aanpassingen. De belangrijkste aanpassing is die van de regels ten aanzien van Agrarisch - 3. De regels zijn aangepast. Zie daarvoor toelichting paragraaf 2.6.
Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten komt grotendeels te vervallen (rood op het kaartbeeld).
De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.
De lichtblauwe en blauwgroene lijnen betreffen sloten die verondiept worden tot 30
respectievelijk 60 cm. minus maaiveld. De lichtblauwe stippellijnen is de drainage
die op maximaal 25 cm. diepte komt te liggen.
De groene vlakken worden natuur; de landbouwfunctie komt te vervallen. Om te borgen dat er in de toekomst geen aanvullende maatregelen worden getroffen met een negatieve invloed op watervoorziening naar de natuur wordt de bestemming van de niet groen geleurde percelen gewijzigd van Agrarisch naar Agrarisch - 3.
Figuur 2.5.1: Uitsnede E Inrichtingsplan 2018
De maatregelen uit het Inrichtingsplan 2018 wijzigen niet. Bij het herstel van de slenk aan de westzijde van het agrarische erf wordt rekening gehouden dat een smalle strook in het noorden niet wordt geroerd. Die strook wordt het onverharde koepad tussen de veldkavel en het bedrijf, zie figuur 2.5.2.
Op verzoek van en in afstemming met de gemeente Losser en de eigenaar krijgt het bouwblok een iets andere vorm, zie figuur 2.5.2. Aan de oostkant komt een smalle strook te vervallen (1) die gecompenseerd wordt met een strook van dezelfde omvang aan de zuidzijde (2).
Aan de oostzijde van de onverharde Strengeveldweg ligt nu nog een ondiepe sloot. Deze wordt gedempt.
Figuur 2.5.2: Aangepast bouwvlak
Figuur 2.5.3: Aanduiding koepad
De agrarische bedrijfsvoering op blijvende landbouwpercelen in de invloedsfeer van het N2000-gebied wordt geraakt door de inrichtingsmaatregelen. Dat gebeurt direct als watergangen in en om het perceel worden aangepast of drainage wordt verwijderd. En indirect door vernatting vanwege herstelmaatregelen aan het watersysteem (onder andere als gevolg van toename grondwaterdruk/ grondwateraanvoer vanuit de omgeving).
Om te waarborgen dat deze landbouwpercelen niet zodanig worden aangepast dat er een negatieve werking naar de bestaande natuur plaats vindt, worden deze percelen bestemd met de bestemming Agrarisch-3. In deze bestemming gelden extra beperkingen ten opzichte van de Agrarische bestemmingen uit de geldende bestemmingsplannen van de gemeente Dinkelland en Losser. Extra ontwatering is niet toegestaan.
De Raad van State heeft op 30 juni 2021 uitspraak gedaan inzake de beroepen tegen het PIP 2021 Daarin heeft zij besloten om de bestemmingen voor een aantal percelen te vernietigen (zoals ook al vermeld in de inleiding van dit document). In de uitspraak heeft de Raad van State ook kanttekeningen geplaatst bij de beschrijving en de voorwaarden van de bestemming Agrarisch - 3.
De Raad van State heeft in haar uitspraak het volgende opgemerkt:
".... 7 .3. Op grond van artikel 3.1, aanhef en onder a, b en c, van de planregels
zijn de voor
"Agrarisch - 3" aangewezen gronden bestemd voor het agrarisch gebruik, voor het behoud,
het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en hydrologische waarden en het
uitvoeren
van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen. De Afdeling stelt voorop dat een dergelijke
bestemmingsomschrijvingsmethodiek, waarbij gronden zijn bestemd voor meerdere functies
die mogelijk beperkingen in het gebruik van de andere functie(s) met zich kunnen brengen,
over het algemeen niet op bezwaren stuit.
In dit geval stuit deze methodiek echter wel op bezwaren. Daarbij acht de Afdeling het volgende van belang. Uit paragraaf 3.4.1 van de plantoelichting, het verweerschrift en het deskundigenbericht van de STAB blijkt dat de noodzaak van extra hydrologische maatregelen, bovenop de maatregelen die al in het inrichtingsplan zijn beschreven, ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied in de toekomst niet is uit te sluiten. Door de gronden te bestemmen voor agrarisch gebruik en voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en hydrologische waarden en het uitvoeren van erfinrichtings- en landschapsplannen, is niet uitgesloten dat extra maatregelen op de gronden met de bestemming "Agrarisch - 3" worden getroffen, al dan niet in combinatie met een erfinrichtings- en/of landschapsplan. Deze, ten tijde van de vaststelling van dit plan nog onbekende maatregelen, kunnen wezenlijke gevolgen hebben voor het agrarisch gebruik. Provinciale staten hebben ter zitting onder verwijzing naar de gedoogplicht uit artikel 2.6, derde lid, van de Wnb gesteld dat de eigenaren van de gronden met deze bestemming deze extra maatregelen moeten toelaten. De Afdeling acht het in strijd met de in artikel 3:2 van de Awb neergelegde zorgvuldigheidsnorm dat de agrariërs op deze manier geconfronteerd kunnen worden met extra maatregelen. De Afdeling is dan ook van oordeel dat artikel 3.1, onder b en c, van de planregels voor vernietiging in aanmerking komen. Naar het oordeel van de Afdeling maakt artikel 3. 1, onder e, van de planregels daarna duidelijk dat alleen die maatregelen kunnen worden getroffen die in het inrichtingsplan (bijlagen 1 en 2 bij planregels) staan en die zijn neergelegd in de specifieke gebruiksregels van artikel 3.4 en de omgevingsvergunningplicht van artikel 3.6.1."
Ondanks het feit dat de Raad van State alleen van appellanten dit onderdeel heeft
vernietigd kiezen we ervoor om de regels voor alle Agrarisch - 3 percelen te wijzigen.
Hiermee voorkomen we onduidelijkheid in de uitleg van de regels met betrekking tot
Agrarisch - 3.
De wijzigingen betreffen:
De voorgaande aanpassing geldt voor alle regels waarin naar het inrichtingsplan wordt verwezen:
Verder zijn ook de volgende aanpassingen doorgevoerd:
Het beleid betreffende dit plangebied is verwoord in Hoofdstuk 2 Wetgeving en beleid van het Provinciaal Inpassingplan N2000 gebied Punthuizen Stroothuizen Beuninger Achterveld met het IMRO-identificatienummer (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) of ook wel PIP 2019. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
Met de uitvoering van de beoogde (aangepaste) maatregelen wordt bijgedragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied Dinkelland. De beoogde (aangepaste) maatregelen en regels passen binnen de beschreven wetgeving en beleid zoals verwoord in dit hoofdstuk.
Het beleid betreffende dit plangebied is verwoord in Hoofdstuk 4 Overige beleids- en onderzoeksaspecten van het Provinciaal Inpassingplan N2000 gebied Punthuizen Stroothuizen met het IMRO-identificatienummer (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) of ook wel PIP 2019. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
Het inpassingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Aan de percelen zijn ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening een (dubbel)bestemming toegewezen. Aan deze (dubbel)bestemming zijn regels gekoppeld omtrent het gebruik van de gronden en van de zich daarop bevindende opstallen.
Het inpassingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan en voldoet aan de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). In deze standaard staan normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding. Het Besluit ruimtelijke ordening stelt de SVBP verplicht als standaard systematiek. Op deze manier is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen gewaarborgd. De SVBP heeft geen betrekking op de toelichting van het plan en ook niet op de inhoud. Naast een digitale versie kan er ook een papieren versie van het inpassingsplan gebruikt worden. Indien er verschillen zijn tussen de digitale en analoge versie is de digitale versie leidend.
Voor de opbouw en volgorde van de regels wordt voldaan aan de SVBP 2012.
In dit inpassingsplan zijn aanvullende op de regels uit het Provinciaal Inpassingplan N2000 gebied Punthuizen Stroothuizen Beuninger Achterveld met het IMRO-identificatienummer (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) ook de regels van de bestemmingen Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1 uit het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Losser overgenomen.
De regels van dit inpassingsplan worden hieronder kort toegelicht.
Voor zover gesproken wordt over "vigerende Regels" wordt het Provinciaal Inpassingsplan
N2000-gebied Punthuizen Stroothuizen Beuninger Achterveld bedoeld.
Artikel 1
: Begrippen en Artikel 2: Wijze van meten.
Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012 en
overgenomen uit de vigerende regels.
Artikel 3:Agrarisch - 3
Deze bestemming is toegekend aan gronden die agrarisch gebruikt mogen worden, met
daaraan ondergeschikt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke
waarden. De regels zijn grotendeels overgenomen uit de vigerende Regels, met dien
verstande dat de regels zijn aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Raad
van State. Zie toelichting paragraaf 2.6 en toelichting paragraaf 2.6.2.
Artikel 4:Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1
De bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf is bedoeld voor alle bestaande functionerende agrarische bedrijven in de gemeente Losser. Deze bestemming komt hier alleen voor omdat met een appellant een vormaanpassing is overeengekomen. Zie voor een verdere uitleg toelichting paragraaf 2.5. De regels zijn, voor zover van toepassing, letterlijk overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.
Artikel 5: Natuur
Deze bestemming is toegekend aan gronden, waarop natuurontwikkeling zal plaatsvinden
en die dus aan het agrarisch gebruik worden onttrokken. Hierbij is aangesloten bij
de vigerende regels Natuur.
Artikel 6:Waarde - Archeologie 2
De regels zijn onverkort overgenomen uit de vigerende Regels.
Artikel 7
: Anti-dubbeltelbepaling
In het Besluit ruimtelijke ordening staat een standaardbepaling die verplicht is voor
alle bestemmingsplannen. Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat
door het herhaaldelijk gebruik van dezelfde oppervlakte van gronden als berekeningsgrondslag
voor de oppervlaktebepaling van met name gebouwen, er op het betreffende of het aangrenzende
perceel een situatie ontstaat die in strijd is met het inpassingsplan. Door het ‘overhevelen’
van gronden tussen percelen, via al of niet tijdelijke huurcontracten of eigendomsoverdrachten,
zou op een van de percelen of op alle betrokken percelen uiteindelijk een bebouwde
oppervlakte kunnen ontstaan, die groter is dan het inpassingsplan blijkens de regels
beoogt toe te staan.
Artikel 8
: Algemene gebruiksregels
Het verbod om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met het inpassingsplan is
opgenomen in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo). In deze bepaling is dan ook enkel aangegeven welk gebruik in ieder geval als
strijdig met dit plan moet worden aangemerkt.
Artikel 9
: Overige regels
Deze bevat artikel 9 lid 1 Gemeentelijke bevoegdheid.
De regels zijn onverkort overgenomen uit de vigerende Regels.
Artikel 10
: Overgangsrecht
In het Besluit ruimtelijke ordening zijn regels voor overgangsrecht opgenomen. Deze
zijn in dit PIP overgenomen.
Het doel van het overgangsrecht is dat bestaande bouwwerken of bestaand gebruik dat
niet in overeenstemming is met het nieuwe plan en waarvan sloop respectievelijk beëindiging
van gebruik wordt beoogd, als zodanig voorlopig kan blijven voortbestaan. Het bouwwerk
of gebruik wordt dan gedoogd totdat in de loop van de planperiode de sloop respectievelijk
de beëindiging van het gebruik plaatsvindt. Bouwwerken en gebruiksvormen die al strijd
zijn met het vorige ruimtelijk plan worden expliciet uitgesloten van het overgangsrecht
van het nieuwe plan. Ze worden niet gedoogd onder het nieuwe plan, maar blijven in
strijd daarmee.
Het Besluit ruimtelijke ordening bevat in de regels voor het overgangsrecht de volgende
bepaling:
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand
onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats
en
de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van het ten tijde van
de
inwerkingtreding van een inpassingsplan bestaand gebruik.
Bovenstaande houdt in dat de standaardbepalingen voor het overgangsrecht niet onverkort
kunnen worden toegepast, als uit de Wet natuurbescherming gebruiksbeperkingen voortvloeien.
In dat geval gaat de ‘hogere regelgeving’ boven het overgangsrecht. Dit PIP is opgesteld
ten dienste van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. De maatregelen en beperkingen die
in dit plan geregeld zijn, hebben als doel negatieve effecten op het Natura 2000-gebied
te stoppen en de beschermde habitats en soorten te beschermen. Om die reden is het
gebruikelijke overgangsrecht, volgens bovenstaande bepaling, niet toegestaan. Dit
geldt alleen voor strijdig gebruik en is niet van toepassing op bouwwerken.
De Provincie Overijssel heeft daarom besloten om de overgangstermijn te beperken.
De overgangstermijn komt te vervallen na twee jaar na het onherroepelijk worden van
dit PIP. In die periode van twee jaar kan de grondeigenaar het strijdige gebruik beëindigen
of kan de Provincie Overijssel passende maatregelen en/of passende oplossingen treffen.
De wijze waarop dit plaatsvindt is opgenomen in het grondbeleid van de provincie Overijssel
(zie ook toelichting paragraaf 6.1 Economische uitvoerbaarheid en de inleiding van dit PIP). Kortheidshalve houdt dit
beleid in dat de Provincie Overijssel in eerste instantie probeert overeenstemming
over het beëindigen van het strijdige gebruik te krijgen. Dit kan doormiddel van zelfrealisatie,
schadevergoeding, het leveren van ruilgrond (indien dat beschikbaar is) of het aankopen
van de gronden en/of het bedrijf. Dit is afhankelijk van de specifieke situatie en
betreft maatwerk. Biedingen hiervoor worden gedaan voor de vaststelling van het PIP.
De Provincie Overijssel erkent dat dit gevolgen kan hebben voor de grondeigenaren.
Echter, het uitvoeren van de beoogde maatregelen en het opleggen van de beperkingen
is noodzakelijk om de beschermde habitats en soorten in het Natura 2000 gebied te
beschermen. Dit is een wettelijke opgave die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming,
en moet daarom uitgevoerd worden. In alle gevallen wordt er, in afstemming met de
grondeigenaren, gezocht naar een goede oplossing.
Indien er geen overeenstemming bereikt wordt, kan de Provincie Overijssel dwingend
instrumentarium inzetten zoals de gedoogplicht op grond van de Wet natuurbescherming
of onteigening om ervoor te zorgen dat het strijdige gebruik binnen de overgangstermijn
is beëindigd en daarmee de wettelijk verplichte doelstellingen worden gehaald. Eveneens
kan er handhavend opgetreden worden tegen strijdig gebruik.
Artikel 11
: Slotregel
Bij deze regel is vermeld hoe het plan kan worden aangehaald.
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt in artikel 6.12 dat samen met het inpassingsplan ook een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Dat hoeft niet als er geen sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
In dit inpassingsplan is geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan is derhalve niet vereist.
De Natura 2000-beheerplannen hebben grote invloed op het provinciale grondbeleid. Het maatregelenpakket om de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden te realiseren kan tot gevolg hebben dat de functie van de gronden verandert.
De Nota Grondbeleid 2015 van de provincie Overijssel bevat de interventieladder. Dit is de verwervingsstrategie voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. Kort samengevat gaat de ladder uit van zelfrealisatie door grondeigenaren tot inzet van ruilgronden of aankoop van gronden en als laatste stap onteigening.
Voor het Natura 2000-gebied “Dinkelland, deelgebied Punthuizen-Stroothuizen" wordt de interventieladder doorlopen om de maatregelen uit te kunnen voeren.
Provinciale Staten van Overijssel hebben op 23 april 2014 (nr. PS/2014/62) een budget ter hoogte van € 785 miljoen beschikbaar gesteld voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. De financiële haalbaarheid is onderbouwd in het statenvoorstel. Uit deze onderbouwing blijkt dat de opgaven haalbaar zijn met de begrote budgetten. In de programma-administratie zal per gebied en per deelgebied het begrote budget worden aangegeven. Daarnaast zijn in het statenvoorstel spelregels opgenomen om een verantwoorde besteding van het geld te garanderen. Tevens kunnen Gedeputeerde Staten flexibel omgaan met budgetten - zoals het verevenen van de gebieden - zo lang zij binnen het totale budget blijven.
Voor de proces- en plankosten inclusief het verwerven, inrichten en beheren van de gronden tot 2032 worden de totale kosten voor het Natura 2000-gebied “Dinkelland, deelgebied Punthuizen/Stroothuizen” op 20,4 miljoen euro geraamd.
Het voorliggende inpassingsplan doorloopt de procedure zoals die in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregeld is. Het ontwerpinpassingsplan zal gedurende zes weken ter visie liggen en in die periode kan eenieder een zienswijze indienen. Op alle ingekomen zienswijzen en adviezen wordt een standpunt bepaald. De resultaten hiervan worden verwerkt in een Nota van Antwoord en het vast te stellen inpassingsplan. Dit definitieve inpassingsplan zal ter vaststelling worden aangeboden aan de Provinciale Staten van Overijssel. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld en krijgen voorafgaand aan de vaststelling van het inpassingsplan de mogelijkheid om te reageren op de beantwoording van hun zienswijze. Na vaststelling van het definitieve inpassingsplan zal het plan voor zes weken ter inzage liggen. In deze periode kan beroep en/of een voorlopige voorziening bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zal vervolgens een uitspraak doen op het beroep en/of de voorlopige voorziening.
het provinciaal inpassingsplan "N2000 gebied Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld, herziening 1" met identificatienummer NL.IMRO.9923.ipPuntenStrootHer1-on01 van de provincie Overijssel;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met inbegrip van productiegerichte paardenhouderijen;
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
uitwerpselen van voor gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren, daaronder inbegrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook de producten daarvan;
velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;
medegebruik gericht op de overdracht van informatie en kennis over het gebied;
plan dat aangeeft op welke wijze een nieuwe ontwikkeling binnen de bestaande erfstructuur wordt ingepast; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het erf, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap;
beweiding met een maximale veebezetting van 1,5 Grootvee Eenheid (GVE) per hectare;
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
materiaal in vaste of vloeibare vorm, niet zijnde grond, dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;
staat van instandhouding van een natuurlijke habitat waarvoor geldt dat:
staat van instandhouding van een soort waarvoor geldt dat:
bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;
zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend’ op een grondgebied van minimaal 10 are (1000 m2), of van minimaal 20 bomen wanneer het een rijbeplanting betreft (Wet natuurbescherming);
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in het nabij gelegen Natura 2000-gebied Dinkelland, vanwege beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering;
Inrichtingsplan behorende bij het Provinciaal Inpassingplan Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) zoals dat daar in bijlage 1 en 2 is opgenomen, zulks met inbegrip van de in toelichting hoofdstuk 2 van de toelichting opgenomen aanpassingen;
doelstellingen, opgenomen in een aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied, ten aanzien van de gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitats of soorten, vereist op grond van de Habitat- of Vogelrichtlijn;
een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder plaatsgebonden karakter;
een terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;
het weghalen van een boom en/of houtgewas, waarbij het onderste deel van de stam blijft staan, zodat de boom en/of het houtgewas opnieuw kan uitgroeien;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel of prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
een werk dat toeziet op het gedoseerd afvoeren van een teveel aan water, waardoor het water langer kan worden vastgehouden;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
dierlijke meststoffen en kunstmest, ongeacht hun bestemming en producten die bestemd zijn om:
het behandelen van dierlijke mest door het toepassen van basistechnieken of combinaties daarvan, met als doel de aard, de samenstelling of de hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zodat deze mest beter kan worden gebruikt of geschikt wordt voor andere functies;
Europees ecologisch netwerk dat bestaat uit de speciale beschermingszones, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid van de Vogelrichtlijn en artikel 1 onderdeel l van de Habitatrichtlijn;
het gebied aangewezen door de Staatssecretaris van Economische Zaken;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;
Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur), met als doel deze gebieden met elkaar en het omringende agrarische gebied beter te verbinden;
het afvoeren van grond- en/of oppervlaktewater met kunstmatige en/of natuurlijke middelen, bijvoorbeeld in de vorm van drainagebuizen, het graven van nieuwe of het verdiepen van bestaande sloten, greppels en beken en vergelijkbare maatregelen;
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
het compleet, met wortel en al, uit de grond halen van een boom en/of houtgewas;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de as van de bestemming 'Verkeer' dan wel waar geen bestemming geldt, de as van de weg;
De voor Agrarisch - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.
Op of in deze gronden mogen de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op artikel in ieder geval gerekend:
Het onder g bepaalde is niet van toepassing de gronden die zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ontwatering toegestaan'.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verplicht:
Het bepaalde in artikel 3 lid 6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorend(e):
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Functie van een gebouw | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale oppervlakte/inhoud | Goothoogte in m. | Dakhelling in graden | Dakhelling in graden | Hoogte in m. |
per gebouw | gezamenlijk | max. | min. | max. | max. | |
Bedrijfsgebouw | - | - | 6 | 20 | 60 | 12 |
Overkapping bij bedrijfsgebouw | - | - | 6 | - | 60 | 12 |
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen | 750 m3* | - | min. 0,5 max. 6 |
25 | 60 | 10 |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | - | 100 m2** | 4,5 | - | 60 | - |
(Toren)silo | 85 m3 | - | - | - | - | 12 |
Mestverwerkingsinstallatie | 10 | |||||
Kampeerboerderij | bestaand | bestaand | bestaand |
* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
**de oppervlakte van karakteristieke bijgebouwen telt niet mee bij het berekenen van de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen.
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt;
met de daarbij horende:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.
Op deze gronden mogen de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op artikel in ieder geval gerekend:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in artikel 5 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De in artikel 5 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden en/of doelstellingen beschreven in en c.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een hoge verwachtingswaarde.
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan of gelijk is aan 2.000 m2 en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
Er kan worden afgeweken van het bepaalde in voor de overlegging van het aldaar genoemde archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. Daarbij maakt de gemeente gebruik van de archeologische advieskaart van RAAP (RAAP-rapport 264: Herinrichting Losser Noord, een archeologische inventarisatie, kartering en advieskaart; juni 1997 en RAAP-rapport 640: Herinrichting Losser-Zuid, provincie Overijssel; een archeologische inventarisatie, kartering en advieskaart; maart 2001). De woorden "het rapport als bedoeld onder a" in dienen in dat geval te worden gelezen als "andere beschikbare informatie";
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6 lid 1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De in artikel 6 lid 4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
De gemeenteraad van Losser is bevoegd bestemmingsplannen vast te stellen voor gronden of delen van gronden van dit plan onder de voorwaarden dat: