Provinciaal Inpassingsplan N2000 gebied Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld, herziening 1    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Raad van State) zijn in de uitspraak van 30 juni 2021 delen van het PIP 2019 vernietigd (zie Figuur 1.3 in toelichting). Niet omdat de noodzaak van de maatregelen onvoldoende was aangetoond, maar omdat de Raad van State van mening was dat de provincie heeft nagelaten om voldoende compenserende gronden aan te bieden dan wel financiële compensatie voor de beëindiging van de betreffende bedrijven te bieden. Daarnaast was de Raad van State van mening dat de formulering van de bestemming agrarisch 3 er nu toe zou leiden dat het niet uitgesloten was dat er in de toekomst nog maatregelen op percelen met deze bestemming uitgevoerd moesten worden, die op moment van vaststelling van het plan nog onbekend waren.

Die vernietigde delen van het PIP 2019 worden opnieuw in procedure gebracht. Het Inrichtingsplan 2018 en de nadere detailleringen in toelichting hoofdstuk 2 vormen de inhoudelijke basis van dit nieuwe PIP.

De aanpassingen die in toelichting hoofdstuk 2 zijn beschreven zijn, detailleringen van de maatregelen zoals beschreven in het Inrichtingsplan 2018. Er zijn geen nieuwe maatregelen noodzakelijk om dit PIP mogelijk te maken.

1.1 Kenschets     

De natuurgebieden Punthuizen, Stroothuizen en Beuninger Achterveld (zie figuur 1.1) zijn onderdeel van het Natura 2000-gebied Dinkelland en zijn restanten van het Denekamperveld wat vroeger een omvangrijk heidelandschap was in Oost-Twente. Punthuizen bestaat voor een belangrijk deel uit heide en laagtes met goed ontwikkelde schraalland- en venvegetaties. Het gebied is circa 30 hectare groot en delen zijn in het verleden kort ontgonnen geweest.

Het Beuninger Achterveld (45 hectare) is een herkenbaar restant van het vroegere heidelandschap, met daarin nog zichtbaar de restanten van de oer-loop van de Dinkel. Door ontwatering is het gebied sterk verdroogd.

Stroothuizen is ruim 25 hectare groot en bestaat uit droge en natte heide en een aantal natte slenken met vennen en schraalland.

Sinds de ruilverkaveling zijn de waterpeilen in de omgeving en ook in het gebied gedaald en zijn de natuurwaarden achteruitgegaan. Al vanaf 1988 worden hier antiverdrogingsmaatregelen uitgevoerd.

1.2 Het Natura 2000-gebied Dinkelland     

Naast het Natura 2000-gebied Dinkelland vallen in Nederland nog circa 160 Natura 2000-gebieden onder de werking van de Wet natuurbescherming. In Overijssel zijn dat er in totaal 24.

Binnen de Natura 2000-gebieden wordt gewerkt aan het bereiken van de gunstige staat van instandhouding voor alle daarbinnen beschermde habitattypen (en in voorkomende gevallen habitatsoorten). De te behalen doelen zijn vastgelegd in de Aanwijzingsbesluiten die door het Rijk zijn genomen.

In 2016 is het Natura 2000-beheerplan (Provincie Overijssel, 2016) voor het gebied Dinkelland vastgesteld. Hierin zijn maatregelen vastgelegd om de aangewezen natuurwaarden te behouden en op termijn te verbeteren. Vanwege het wettelijke kader hebben deze maatregelen een verplichtend karakter. Het Natura 2000-gebied Dinkelland is onderverdeeld in het deelgebied Dinkeldal en het deelgebied Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld. Deze detaillering van het inrichtingsplan heeft alleen betrekking op het deelgebied Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld.

verplicht

Figuur 1.2: Ligging van de deelgebieden Punthuizen, Stroothuizen en Beuninger Achterveld

1.3 Leeswijzer     

In deze inleiding is de aanleiding, de opgave en het totstandkomingsproces van dit inpassingsplan beschreven.

In toelichting hoofdstuk 2 is het plan beschreven. Dit betreft de specifieke aanpassingen die gaan over de percelen van de vijf appellanten die beroep hebben ingesteld tegen het Provinciaal Inpassingplan Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03). In figuur 1.3 zijn de percelen aangeduid met een letter.

Dit hoofdstuk van bevat de volgende paragrafen:

  1. toelichting paragraaf 2.1 de aanpassingen van appellant A;
  2. toelichting paragraaf 2.2 de aanpassingen van appellant B;
  3. toelichting paragraaf 2.3 de aanpassingen van appellant C;
  4. toelichting paragraaf 2.4 de aanpassingen van appellant D;
  5. toelichting paragraaf 2.5 de aanpassingen van appellant E;
  6. toelichting paragraaf 2.6 de specifieke aanpassingen van de bestemming Agrarisch - 3. Dit geldt voor alle appellanten en overige percelen met deze bestemming;
  7. toelichting paragraaf 2.7 overige aanpassingen.

verplicht

Figuur 1.3: Ligging van de deelgebieden Punthuizen, Stroothuizen en Beuninger Achterveld

  • In toelichting hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de belangrijkste wetten en beleidskaders die van toepassing zijn op de Natura 2000 opgave. Hierin wordt verwezen naar Hoofdstuk 2 van het Provinciaal Inpassingplan Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03). Daar wordt met name ingegaan op het aspect ecologie, omdat deze het meest van toepassing is voor de Ontwikkelopgave Natura 2000 en op dit plan.
  • In toelichting hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de overige beleids- en onderzoeksaspecten. Hierin wordt dit inpassingsplan getoetst aan de aspecten milieu (milieueffectrapportage, bodemkwaliteit, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en klimaat, Wet ammoniak en veehouderij), water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en explosieven. Hier wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van het onherroepelijke inpassingsplan Punthuizen Stroothuizen.
  • In toelichting hoofdstuk 5 is de juridische planopzet beschreven van dit Inpassingsplan, waarin de opbouw en de inhoud van de artikelen van de regels zijn opgenomen.
  • In toelichting hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan, gelet op de aspecten 'juridisch', 'maatschappelijk' en 'financieel'.

Hoofdstuk 2 Omschrijving van de opgave en het plan     

In deze paragraaf zijn enkele nadere detailleringen opgenomen van het Inrichtingsplan Punthuizen, Stroothuizen en het Beuninger Achterveld van augustus 2018 (vanaf nu Inrichtingsplan 2018 genoemd). Dat Inrichtingsplan 2018 bevat alle benodigde natuurherstelmaatregelen en vormt de basis voor het deels onherroepelijke inpassingsplan Punthuizen Stroothuizen (vanaf nu PIP 2019).

2.1 Appellant A     

2.1.1 Het Inrichtingsplan 2018     

Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via de duiker, de drainage en sloten komen grotendeels te vervallen (zwart gestippeld en rood op het kaartbeeld).

De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.

De blauwe stippen op de kaart zijn de stippen van de zogenaamde maatwerkoplossing. De groene vlakken worden natuur, terwijl de gele vlekken de globale contouren van de te herstellen slenk weergeven.

verplicht

Figuur 2.1.1: Uitsnede A

2.1.2 De aanpassingen     

De maatwerkoplossing (blauwe stippen) is in de achterliggende periode uitgewerkt tot een definitieve oplossing. De gewenste lange verduikering kan niet gerealiseerd worden. In de plaats komt een oplossing met twee dammen van 10 meter breed met duikers in de bestaande sloot (zie figuur 2.1.1) (geel). In samenspraak met de eigenaar wordt de exacte positie bepaald. Om te zorgen dat de sloot minder draineert wordt deze sloot verondiept (blauwe lijn). In de zuidzijde van de sloot en tegen de nieuwe slenk wordt een regelbare stuw geplaatst (rode lijn). De sloot waarin de maatwerkoplossing wordt uitgewerkt, aangegeven op figuur 2.1.2 blijft leggerwatergang.

De slenk wordt aangelegd binnen de rood gearceerde contouren zoals met de eigenaar is overeengekomen. Figuur 2.1.2 laat dit zien.

De overblijvende agrarische percelen tussen Stroothuizerweg en Zwartkampsweg krijgen de bestemming Agrarisch-3. Als grens met de gronden met de bestemming Natuur wordt een niet watervoerende greppel aangelegd. De regels voor het gebruik van Agrarisch - 3 zijn aangepast, zie toelichting paragraaf 2.6.

De hierboven genoemde agrarische percelen worden ontwaterd via sloten langs beide genoemde wegen. Die sloten worden conform bijgevoegde figuur 2.1.3 aangepast.

verplicht

Figuur 2.1.2: Aanpassingen A

verplicht

Figuur 2.1.3.: Ontwatering van de agrarische percelen

2.2 Appellant B     

2.2.1 Het Inrichtingsplan 2018     

Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen geen inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten blijft bestaan (blauw op het kaartbeeld). Om te borgen dat er in de toekomst geen aanvullende maatregelen worden getroffen met een negatieve invloed op watervoorziening naar de natuur wordt de bestemming van deze percelen gewijzigd van Agrarisch naar Agrarisch-3.

verplicht

Figuur 2.2.1: Uitsnede B Inrichtingsplan 2018

2.2.2 De aanpassingen     

Op het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 volgen geen aanpassingen. Wel zijn aanpassingen van het PIP 2019 voorzien. De belangrijkste aanpassing is die van de regels ten aanzien van Agrarisch-3. De regels zijn aangepast. Zie daarvoor toelichting paragraaf.

Bij een gedetailleerde beoordeling van de grenzen van de percelen aangeduid met Agrarisch-3 blijkt dat het in het noordelijke deel de gemeentegrens is aangehouden en niet de meer voor de hand liggende perceelgrenzen. Dit is gewijzigd. De nieuwe grens is in groen aangegeven en de oude in rood. Het perceel Losser P134 valt dus buiten dit PIP, terwijl de percelen DNK 583 en DNK 585 binnen het nieuwe PIP vallen. .verplicht

Figuur 2.2.2. Plangrensaanpassing met Agrarisch - 3.

2.3 Appellant C     

2.3.1 Het Inrichtingsplan 2018     

Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten komt grotendeels te vervallen (rood op het kaartbeeld).

De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.

De blauwgroene lijnen betreffen sloten die verondiept worden tot 60 cm. minus maaiveld. De groene vlakken worden natuur; de landbouwfunctie komt te vervallen.

verplicht

Figuur 2.3.1: Uitsnede C Inrichtingsplan 2018

2.3.2 De aanpassingen     

Op het kaartbeeld bij het inrichtingsplan is de grens van het agrarische bouwblok niet goed weergegeven. De vorm is gewijzigd en de smalle strook aan de zuidkant tussen het bouwblok en de grens met kavel (kad LSROOP 479) krijgt de aanduiding Agrarisch - 3 (geel in de figuur).

verplicht

Figuur 2.3.2: Nieuw begrensd deel Agrarisch - 3

2.4 Appellant D     

2.4.1 Het Inrichtingsplan 2018     

Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten komt grotendeels te vervallen (rood op het kaartbeeld).

De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.

De lichtblauwe en blauwgroene lijnen betreffen sloten die verondiept worden tot 30 respectievelijk 60 cm. minus maaiveld. De zwart-rode streeplijn is een duiker die op termijn komt te vervallen.

De groene vlakken worden natuur; de landbouwfunctie komt te vervallen. De geelgrauwe vlekken geven de globale contouren van de te herstellen slenk weer.

Om te borgen dat er in de toekomst geen aanvullende maatregelen worden getroffen met een negatieve invloed op watervoorziening naar de natuur wordt de bestemming van de niet groen gekleurde percelen gewijzigd van Agrarisch naar Agrarisch - 3.

verplicht

Figuur 2.4.1: Uitsnede D Inrichtingsplan 2018

2.4.2 De aanpassingen     

Op het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 volgen geen aanpassingen. De belangrijkste aanpassing is die van de regels ten aanzien van Agrarisch - 3. De regels zijn aangepast. Zie daarvoor toelichting paragraaf 2.6.

2.5 Appellant E     

2.5.1 Het Inrichtingsplan 2018     

Uit het kaartbeeld bij het Inrichtingsplan 2018 blijkt dat op de percelen diverse inrichtingsmaatregelen worden getroffen. De bestaande afwatering via drainage en sloten komt grotendeels te vervallen (rood op het kaartbeeld).

De blauwe lijnen geven de afwatering van de sloten aan die niet komt te vervallen.

De lichtblauwe en blauwgroene lijnen betreffen sloten die verondiept worden tot 30 respectievelijk 60 cm. minus maaiveld. De lichtblauwe stippellijnen is de drainage die op maximaal 25 cm. diepte komt te liggen.

De groene vlakken worden natuur; de landbouwfunctie komt te vervallen. Om te borgen dat er in de toekomst geen aanvullende maatregelen worden getroffen met een negatieve invloed op watervoorziening naar de natuur wordt de bestemming van de niet groen geleurde percelen gewijzigd van Agrarisch naar Agrarisch - 3.

verplicht

Figuur 2.5.1: Uitsnede E Inrichtingsplan 2018

2.5.2 De aanpassingen     

De maatregelen uit het Inrichtingsplan 2018 wijzigen niet. Bij het herstel van de slenk aan de westzijde van het agrarische erf wordt rekening gehouden dat een smalle strook in het noorden niet wordt geroerd. Die strook wordt het onverharde koepad tussen de veldkavel en het bedrijf, zie figuur 2.5.2.

Op verzoek van en in afstemming met de gemeente Losser en de eigenaar krijgt het bouwblok een iets andere vorm, zie figuur 2.5.2. Aan de oostkant komt een smalle strook te vervallen (1) die gecompenseerd wordt met een strook van dezelfde omvang aan de zuidzijde (2).

Aan de oostzijde van de onverharde Strengeveldweg ligt nu nog een ondiepe sloot. Deze wordt gedempt.

verplicht

Figuur 2.5.2: Aangepast bouwvlak

verplicht

Figuur 2.5.3: Aanduiding koepad

2.6 Specifieke aanpassingen van de bestemming Agrarisch - 3     

2.6.1 Het PIP 2019     

De agrarische bedrijfsvoering op blijvende landbouwpercelen in de invloedsfeer van het N2000-gebied wordt geraakt door de inrichtingsmaatregelen. Dat gebeurt direct als watergangen in en om het perceel worden aangepast of drainage wordt verwijderd. En indirect door vernatting vanwege herstelmaatregelen aan het watersysteem (onder andere als gevolg van toename grondwaterdruk/ grondwateraanvoer vanuit de omgeving).

Om te waarborgen dat deze landbouwpercelen niet zodanig worden aangepast dat er een negatieve werking naar de bestaande natuur plaats vindt, worden deze percelen bestemd met de bestemming Agrarisch-3. In deze bestemming gelden extra beperkingen ten opzichte van de Agrarische bestemmingen uit de geldende bestemmingsplannen van de gemeente Dinkelland en Losser. Extra ontwatering is niet toegestaan.

2.6.2 Aanpassingen n.a.v. de uitspraak van de Raad van State     

2.6.2.1 Uitspraak Raad van State     

De Raad van State heeft op 30 juni 2021 uitspraak gedaan inzake de beroepen tegen het PIP 2021 Daarin heeft zij besloten om de bestemmingen voor een aantal percelen te vernietigen (zoals ook al vermeld in de inleiding van dit document). In de uitspraak heeft de Raad van State ook kanttekeningen geplaatst bij de beschrijving en de voorwaarden van de bestemming Agrarisch - 3.

De Raad van State heeft in haar uitspraak het volgende opgemerkt:

".... 7 .3. Op grond van artikel 3.1, aanhef en onder a, b en c, van de planregels zijn de voor "Agrarisch - 3" aangewezen gronden bestemd voor het agrarisch gebruik, voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en hydrologische waarden en het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen. De Afdeling stelt voorop dat een dergelijke bestemmingsomschrijvingsmethodiek, waarbij gronden zijn bestemd voor meerdere functies die mogelijk beperkingen in het gebruik van de andere functie(s) met zich kunnen brengen, over het algemeen niet op bezwaren stuit.

In dit geval stuit deze methodiek echter wel op bezwaren. Daarbij acht de Afdeling het volgende van belang. Uit paragraaf 3.4.1 van de plantoelichting, het verweerschrift en het deskundigenbericht van de STAB blijkt dat de noodzaak van extra hydrologische maatregelen, bovenop de maatregelen die al in het inrichtingsplan zijn beschreven, ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied in de toekomst niet is uit te sluiten. Door de gronden te bestemmen voor agrarisch gebruik en voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en hydrologische waarden en het uitvoeren van erfinrichtings- en landschapsplannen, is niet uitgesloten dat extra maatregelen op de gronden met de bestemming "Agrarisch - 3" worden getroffen, al dan niet in combinatie met een erfinrichtings- en/of landschapsplan. Deze, ten tijde van de vaststelling van dit plan nog onbekende maatregelen, kunnen wezenlijke gevolgen hebben voor het agrarisch gebruik. Provinciale staten hebben ter zitting onder verwijzing naar de gedoogplicht uit artikel 2.6, derde lid, van de Wnb gesteld dat de eigenaren van de gronden met deze bestemming deze extra maatregelen moeten toelaten. De Afdeling acht het in strijd met de in artikel 3:2 van de Awb neergelegde zorgvuldigheidsnorm dat de agrariërs op deze manier geconfronteerd kunnen worden met extra maatregelen. De Afdeling is dan ook van oordeel dat artikel 3.1, onder b en c, van de planregels voor vernietiging in aanmerking komen. Naar het oordeel van de Afdeling maakt artikel 3. 1, onder e, van de planregels daarna duidelijk dat alleen die maatregelen kunnen worden getroffen die in het inrichtingsplan (bijlagen 1 en 2 bij planregels) staan en die zijn neergelegd in de specifieke gebruiksregels van artikel 3.4 en de omgevingsvergunningplicht van artikel 3.6.1."

2.6.2.2 Aanpassingen     

Ondanks het feit dat de Raad van State alleen van appellanten dit onderdeel heeft vernietigd kiezen we ervoor om de regels voor alle Agrarisch - 3 percelen te wijzigen. Hiermee voorkomen we onduidelijkheid in de uitleg van de regels met betrekking tot Agrarisch - 3.

De wijzigingen betreffen:

  1. artikel 3.1: de verwijzing naar het Inrichtingsplan behorende bij het PIP Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld is aangepast. De verwijzing is ingekort tot ' inrichtingsplan' en het begrip 'inrichtingsplan' is in regels hoofdstuk 1 'Begrippen' opgenomen met volledige verwijzingen naar de bijlagen bij het PIP van 2019 en de nadere detailleringen in de voorgaande subparagrafen 2.1 tot en met 2.5.

De voorgaande aanpassing geldt voor alle regels waarin naar het inrichtingsplan wordt verwezen:

  1. het woord 'extra' is toegevoegd (artikel 3.4 sub g). Hiermee is bestaande ontwatering toegestaan op de betreffende percelen, maar is het toevoegen van extra ontwatering verboden. Dit betreft een correctie van de oorspronkelijke regels van deze bestemming. De huidige ontwatering is toegestaan. Met 'huidige' wordt bedoeld de ontwatering ten tijde van de vaststelling van dit PIP of zoals die eruitziet na uitvoering van de herstelmaatregelen. Op een aantal percelen met de bestemming Agrarisch - 3 wordt drainage verwijderd, aangelegd en sloten gedempt, gegraven of verondiept;
  2. hieraan is toegevoegd dat ook voor het verondiepen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen een vergunningplicht geldt.

2.7 Overige aanpassingen     

Verder zijn ook de volgende aanpassingen doorgevoerd:

  1. en ook in de bestemming Natuur onder artikel 5 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het gebruik als klootschietbaan binnen de nu nog opgenomen wijzigingszone. Aanleiding is het vervallen van de nu opgenomen wijzigingsbevoegdheid bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
  2. de bestemming met regels Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1 is opgenomen vanwege de aanpassing van de vorm bij Appellant E toelichting paragraaf 2.5. De regels zijn één op één overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied, in zoverre dat alleen de van toepassing zijnde regels zijn opgenomen. Om verwarring met de regels uit het bestemmingsplan Buitengebied te voorkomen is de '- 1' achter de bestemmingsnaam opgenomen;
  3. de plangrens binnen de gemeente Dinkelland is aangepast bij Appellant E toelichting.

Hoofdstuk 3 Beleid     

Het beleid betreffende dit plangebied is verwoord in Hoofdstuk 2 Wetgeving en beleid van het Provinciaal Inpassingplan N2000 gebied Punthuizen Stroothuizen Beuninger Achterveld met het IMRO-identificatienummer (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) of ook wel PIP 2019. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.

3.1 Conclusie     

Met de uitvoering van de beoogde (aangepaste) maatregelen wordt bijgedragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied Dinkelland. De beoogde (aangepaste) maatregelen en regels passen binnen de beschreven wetgeving en beleid zoals verwoord in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 4 Overige beleids-en onderzoeksaspecten     

Het beleid betreffende dit plangebied is verwoord in Hoofdstuk 4 Overige beleids- en onderzoeksaspecten van het Provinciaal Inpassingplan N2000 gebied Punthuizen Stroothuizen met het IMRO-identificatienummer (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) of ook wel PIP 2019. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet     

5.1 Standaarden en opbouw     

Het inpassingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Aan de percelen zijn ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening een (dubbel)bestemming toegewezen. Aan deze (dubbel)bestemming zijn regels gekoppeld omtrent het gebruik van de gronden en van de zich daarop bevindende opstallen.

Het inpassingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan en voldoet aan de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). In deze standaard staan normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding. Het Besluit ruimtelijke ordening stelt de SVBP verplicht als standaard systematiek. Op deze manier is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen gewaarborgd. De SVBP heeft geen betrekking op de toelichting van het plan en ook niet op de inhoud. Naast een digitale versie kan er ook een papieren versie van het inpassingsplan gebruikt worden. Indien er verschillen zijn tussen de digitale en analoge versie is de digitale versie leidend.

Voor de opbouw en volgorde van de regels wordt voldaan aan de SVBP 2012.

5.2 Regels algemeen     

In dit inpassingsplan zijn aanvullende op de regels uit het Provinciaal Inpassingplan N2000 gebied Punthuizen Stroothuizen Beuninger Achterveld met het IMRO-identificatienummer (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) ook de regels van de bestemmingen Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1 uit het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Losser overgenomen.

5.3 Toelichting op de regels     

De regels van dit inpassingsplan worden hieronder kort toegelicht.

Voor zover gesproken wordt over "vigerende Regels" wordt het Provinciaal Inpassingsplan N2000-gebied Punthuizen Stroothuizen Beuninger Achterveld bedoeld.

Artikel 1 : Begrippen en Artikel 2: Wijze van meten.

Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012 en overgenomen uit de vigerende regels.

Artikel 3:Agrarisch - 3

Deze bestemming is toegekend aan gronden die agrarisch gebruikt mogen worden, met daaraan ondergeschikt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden. De regels zijn grotendeels overgenomen uit de vigerende Regels, met dien verstande dat de regels zijn aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Zie toelichting paragraaf 2.6 en toelichting paragraaf 2.6.2.

Artikel 4:Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1

De bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf is bedoeld voor alle bestaande functionerende agrarische bedrijven in de gemeente Losser. Deze bestemming komt hier alleen voor omdat met een appellant een vormaanpassing is overeengekomen. Zie voor een verdere uitleg toelichting paragraaf 2.5. De regels zijn, voor zover van toepassing, letterlijk overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.

Artikel 5: Natuur

Deze bestemming is toegekend aan gronden, waarop natuurontwikkeling zal plaatsvinden en die dus aan het agrarisch gebruik worden onttrokken. Hierbij is aangesloten bij de vigerende regels Natuur.

Artikel 6:Waarde - Archeologie 2

De regels zijn onverkort overgenomen uit de vigerende Regels.

Artikel 7 : Anti-dubbeltelbepaling

In het Besluit ruimtelijke ordening staat een standaardbepaling die verplicht is voor alle bestemmingsplannen. Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat door het herhaaldelijk gebruik van dezelfde oppervlakte van gronden als berekeningsgrondslag voor de oppervlaktebepaling van met name gebouwen, er op het betreffende of het aangrenzende perceel een situatie ontstaat die in strijd is met het inpassingsplan. Door het ‘overhevelen’ van gronden tussen percelen, via al of niet tijdelijke huurcontracten of eigendomsoverdrachten, zou op een van de percelen of op alle betrokken percelen uiteindelijk een bebouwde oppervlakte kunnen ontstaan, die groter is dan het inpassingsplan blijkens de regels beoogt toe te staan.

Artikel 8 : Algemene gebruiksregels

Het verbod om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met het inpassingsplan is opgenomen in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In deze bepaling is dan ook enkel aangegeven welk gebruik in ieder geval als strijdig met dit plan moet worden aangemerkt.

Artikel 9 : Overige regels

Deze bevat artikel 9 lid 1 Gemeentelijke bevoegdheid.

De regels zijn onverkort overgenomen uit de vigerende Regels.

Artikel 10 : Overgangsrecht

In het Besluit ruimtelijke ordening zijn regels voor overgangsrecht opgenomen. Deze zijn in dit PIP overgenomen.

Het doel van het overgangsrecht is dat bestaande bouwwerken of bestaand gebruik dat niet in overeenstemming is met het nieuwe plan en waarvan sloop respectievelijk beëindiging van gebruik wordt beoogd, als zodanig voorlopig kan blijven voortbestaan. Het bouwwerk of gebruik wordt dan gedoogd totdat in de loop van de planperiode de sloop respectievelijk de beëindiging van het gebruik plaatsvindt. Bouwwerken en gebruiksvormen die al strijd zijn met het vorige ruimtelijk plan worden expliciet uitgesloten van het overgangsrecht van het nieuwe plan. Ze worden niet gedoogd onder het nieuwe plan, maar blijven in strijd daarmee.

Het Besluit ruimtelijke ordening bevat in de regels voor het overgangsrecht de volgende bepaling:

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van het ten tijde van de inwerkingtreding van een inpassingsplan bestaand gebruik.

Bovenstaande houdt in dat de standaardbepalingen voor het overgangsrecht niet onverkort kunnen worden toegepast, als uit de Wet natuurbescherming gebruiksbeperkingen voortvloeien. In dat geval gaat de ‘hogere regelgeving’ boven het overgangsrecht. Dit PIP is opgesteld ten dienste van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. De maatregelen en beperkingen die in dit plan geregeld zijn, hebben als doel negatieve effecten op het Natura 2000-gebied te stoppen en de beschermde habitats en soorten te beschermen. Om die reden is het gebruikelijke overgangsrecht, volgens bovenstaande bepaling, niet toegestaan. Dit geldt alleen voor strijdig gebruik en is niet van toepassing op bouwwerken.

De Provincie Overijssel heeft daarom besloten om de overgangstermijn te beperken. De overgangstermijn komt te vervallen na twee jaar na het onherroepelijk worden van dit PIP. In die periode van twee jaar kan de grondeigenaar het strijdige gebruik beëindigen of kan de Provincie Overijssel passende maatregelen en/of passende oplossingen treffen. De wijze waarop dit plaatsvindt is opgenomen in het grondbeleid van de provincie Overijssel (zie ook toelichting paragraaf 6.1 Economische uitvoerbaarheid en de inleiding van dit PIP). Kortheidshalve houdt dit beleid in dat de Provincie Overijssel in eerste instantie probeert overeenstemming over het beëindigen van het strijdige gebruik te krijgen. Dit kan doormiddel van zelfrealisatie, schadevergoeding, het leveren van ruilgrond (indien dat beschikbaar is) of het aankopen van de gronden en/of het bedrijf. Dit is afhankelijk van de specifieke situatie en betreft maatwerk. Biedingen hiervoor worden gedaan voor de vaststelling van het PIP. De Provincie Overijssel erkent dat dit gevolgen kan hebben voor de grondeigenaren. Echter, het uitvoeren van de beoogde maatregelen en het opleggen van de beperkingen is noodzakelijk om de beschermde habitats en soorten in het Natura 2000 gebied te beschermen. Dit is een wettelijke opgave die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming, en moet daarom uitgevoerd worden. In alle gevallen wordt er, in afstemming met de grondeigenaren, gezocht naar een goede oplossing.

Indien er geen overeenstemming bereikt wordt, kan de Provincie Overijssel dwingend instrumentarium inzetten zoals de gedoogplicht op grond van de Wet natuurbescherming of onteigening om ervoor te zorgen dat het strijdige gebruik binnen de overgangstermijn is beëindigd en daarmee de wettelijk verplichte doelstellingen worden gehaald. Eveneens kan er handhavend opgetreden worden tegen strijdig gebruik.

Artikel 11 : Slotregel

Bij deze regel is vermeld hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid     

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

6.1.1 Grondexploitatie     

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt in artikel 6.12 dat samen met het inpassingsplan ook een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Dat hoeft niet als er geen sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

In dit inpassingsplan is geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan is derhalve niet vereist.

6.1.2 Grondverwerving     

De Natura 2000-beheerplannen hebben grote invloed op het provinciale grondbeleid. Het maatregelenpakket om de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden te realiseren kan tot gevolg hebben dat de functie van de gronden verandert.

De Nota Grondbeleid 2015 van de provincie Overijssel bevat de interventieladder. Dit is de verwervingsstrategie voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. Kort samengevat gaat de ladder uit van zelfrealisatie door grondeigenaren tot inzet van ruilgronden of aankoop van gronden en als laatste stap onteigening.

Voor het Natura 2000-gebied “Dinkelland, deelgebied Punthuizen-Stroothuizen" wordt de interventieladder doorlopen om de maatregelen uit te kunnen voeren.

6.1.3 Financiering     

Provinciale Staten van Overijssel hebben op 23 april 2014 (nr. PS/2014/62) een budget ter hoogte van € 785 miljoen beschikbaar gesteld voor de Ontwikkelopgave Natura 2000. De financiële haalbaarheid is onderbouwd in het statenvoorstel. Uit deze onderbouwing blijkt dat de opgaven haalbaar zijn met de begrote budgetten. In de programma-administratie zal per gebied en per deelgebied het begrote budget worden aangegeven. Daarnaast zijn in het statenvoorstel spelregels opgenomen om een verantwoorde besteding van het geld te garanderen. Tevens kunnen Gedeputeerde Staten flexibel omgaan met budgetten - zoals het verevenen van de gebieden - zo lang zij binnen het totale budget blijven.

Voor de proces- en plankosten inclusief het verwerven, inrichten en beheren van de gronden tot 2032 worden de totale kosten voor het Natura 2000-gebied “Dinkelland, deelgebied Punthuizen/Stroothuizen” op 20,4 miljoen euro geraamd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Het voorliggende inpassingsplan doorloopt de procedure zoals die in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregeld is. Het ontwerpinpassingsplan zal gedurende zes weken ter visie liggen en in die periode kan eenieder een zienswijze indienen. Op alle ingekomen zienswijzen en adviezen wordt een standpunt bepaald. De resultaten hiervan worden verwerkt in een Nota van Antwoord en het vast te stellen inpassingsplan. Dit definitieve inpassingsplan zal ter vaststelling worden aangeboden aan de Provinciale Staten van Overijssel. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld en krijgen voorafgaand aan de vaststelling van het inpassingsplan de mogelijkheid om te reageren op de beantwoording van hun zienswijze. Na vaststelling van het definitieve inpassingsplan zal het plan voor zes weken ter inzage liggen. In deze periode kan beroep en/of een voorlopige voorziening bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zal vervolgens een uitspraak doen op het beroep en/of de voorlopige voorziening.

6.2.1 Overleg PM     

6.2.1.1 Resultaat overleg     

Het inpassingsplan is tijdens het opstellen met de gemeenten Losser en Dinkelland en het waterschap Vechtstromen besproken en akkoord bevonden.

6.2.2 Zienswijzen PM     

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Het plan     

het provinciaal inpassingsplan "N2000 gebied Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld, herziening 1" met identificatienummer NL.IMRO.9923.ipPuntenStrootHer1-on01 van de provincie Overijssel;

1.2 Inpassingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aan- of uitbouw     

een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.5 Aan huis verbonden beroep     

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.6 Agrarisch bedrijf     

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met inbegrip van productiegerichte paardenhouderijen;

1.7 Agrarisch gebruik     

het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en het houden van dieren;

1.8 Archeologische waarden     

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 Bedrijf     

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 Bedrijfsgebouw     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 Bedrijfswoning     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 Bemesting     

het op of in de bodem brengen van meststoffen;

1.14 Bestaand     

  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd op basis van een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

1.15 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bevoegd gezag     

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 Beweiding     

begrazing met / door (pluim)vee;

1.18 Boom     

een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;

1.19 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 Bijgebouw     

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.22 Containerteelt     

het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;

1.23 Cultuurhistorische waarde     

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.24 Dierlijke meststoffen     

uitwerpselen van voor gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren, daaronder inbegrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook de producten daarvan;

1.25 Dunning     

velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

1.26 Educatief medegebruik     

medegebruik gericht op de overdracht van informatie en kennis over het gebied;

1.27 Erfinrichtingsplan     

plan dat aangeeft op welke wijze een nieuwe ontwikkeling binnen de bestaande erfstructuur wordt ingepast; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het erf, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap;

1.28 Extensief beweiden     

beweiding met een maximale veebezetting van 1,5 Grootvee Eenheid (GVE) per hectare;

1.29 Extensieve dagrecreatie     

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.30 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 Geomorfologische waarden     

de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;

1.32 Greppel     

een geul in de grond voor de afvoer van water;

1.33 Groeimedium     

materiaal in vaste of vloeibare vorm, niet zijnde grond, dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;

1.34 Gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitat     

staat van instandhouding van een natuurlijke habitat waarvoor geldt dat:

  1. het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen;
  2. de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan, en
  3. de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is;

1.35 Gunstige staat van instandhouding van een soort     

staat van instandhouding van een soort waarvoor geldt dat:

  1. uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
  2. het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd kleiner lijkt te zullen worden, en
  3. er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden;

1.36 Houtgewas     

planten en/of struiken met houtige/houten delen;

1.37 Hakhout     

bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;

1.38 Houtopstand     

zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend’ op een grondgebied van minimaal 10 are (1000 m2), of van minimaal 20 bomen wanneer het een rijbeplanting betreft (Wet natuurbescherming);

1.39 Hydrologische waarden     

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in het nabij gelegen Natura 2000-gebied Dinkelland, vanwege beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering;

1.40 Inrichtingsplan     

Inrichtingsplan behorende bij het Provinciaal Inpassingplan Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld (NL.IMRO.9923.ipPuntenStroot-va03) zoals dat daar in bijlage 1 en 2 is opgenomen, zulks met inbegrip van de in toelichting hoofdstuk 2 van de toelichting opgenomen aanpassingen;

1.41 Instandhoudingsdoelstellingen     

doelstellingen, opgenomen in een aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied, ten aanzien van de gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitats of soorten, vereist op grond van de Habitat- of Vogelrichtlijn;

1.42 Kampeermiddel     

een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder plaatsgebonden karakter;

1.43 Kampeerterrein     

een terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.44 Kappen     

het weghalen van een boom en/of houtgewas, waarbij het onderste deel van de stam blijft staan, zodat de boom en/of het houtgewas opnieuw kan uitgroeien;

1.45 Kleinschalige bedrijfsactiviteit     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel of prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.46 Knijpconstructie     

een werk dat toeziet op het gedoseerd afvoeren van een teveel aan water, waardoor het water langer kan worden vastgehouden;

1.47 Kunstmest     

kunstmatig of chemisch verkregen meststoffen;

1.48 Landschappelijke waarde     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.49 Meststoffen     

dierlijke meststoffen en kunstmest, ongeacht hun bestemming en producten die bestemd zijn om:

  1. te worden toegevoegd aan grond of aan een groeimedium en die geheel of gedeeltelijk bestaan uit stoffen, organismen, daaronder begrepen, of mengsels van stoffen die als zodanig kunnen dienen om grond of een groeimedium geschikt of beter geschikt te maken als voedingsbodem voor planten;
  2. te worden gebruikt als groeimedium;
  3. te worden gebruikt als voedsel voor planten of delen van planten, voor zover deze producten niet al zijn inbegrepen onder 1 of 2;

1.50 Mestverwerking     

het behandelen van dierlijke mest door het toepassen van basistechnieken of combinaties daarvan, met als doel de aard, de samenstelling of de hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zodat deze mest beter kan worden gebruikt of geschikt wordt voor andere functies;

1.51 Natura 2000     

Europees ecologisch netwerk dat bestaat uit de speciale beschermingszones, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid van de Vogelrichtlijn en artikel 1 onderdeel l van de Habitatrichtlijn;

1.52 Natura 2000-gebied Dinkelland     

het gebied aangewezen door de Staatssecretaris van Economische Zaken;

1.53 Natuurlijke waarden     

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.54 Natuurnetwerk Nederland     

Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur), met als doel deze gebieden met elkaar en het omringende agrarische gebied beter te verbinden;

1.55 Ontwateren     

het afvoeren van grond- en/of oppervlaktewater met kunstmatige en/of natuurlijke middelen, bijvoorbeeld in de vorm van drainagebuizen, het graven van nieuwe of het verdiepen van bestaande sloten, greppels en beken en vergelijkbare maatregelen;

1.56 Overkapping     

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.57 Peil     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. als in, op of over het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;

1.58 Prostitutie     

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.59 Rooien     

het compleet, met wortel en al, uit de grond halen van een boom en/of houtgewas;

1.60 Seksinrichting     

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 Toegestane onderhoud     

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.62 Vellen     

het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

1.63 Verblijfsrecreatie     

een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt.

Artikel 2 Wijze van meten     

2.1 De afstand tot de (bouw)perceelsgrens     

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.2 De afstand tot de weg     

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de as van de bestemming 'Verkeer' dan wel waar geen bestemming geldt, de as van de weg;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals antennes en daarmee naar de aard gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch - 3     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Agrarisch - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het agrarisch gebruik;
  2. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Dinkelland, deelgebied Punthuizen - Stroothuizen - Beuninger Achterveld";
  3. het uitvoeren van het inrichtingsplan;
  4. het medegebruik voor de modelvliegsport (zonder verbrandingsmotor), ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan';

met daaraan ondergeschikt:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden; landschappelijke waarde; hydrologische waarden; archeologische waarden, geomorfologische waarden en cultuurhistorische waarden;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. extensieve dagrecreatie;
  4. bestaande landbouwwwegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;
  5. bestaande beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen en overkappingen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Op of in deze gronden mogen de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen;
  3. overige bouwwerken (waaronder duikers, knijpconstructies) nodig voor de uitvoering van het inrichtingsplan.

3.3 Afwijken van de bouwregels     

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  1. in artikel 3 lid 2.1 en worden toegestaan dat gebouwen, in de functie van schuilgelegenheden voor dieren, worden gebouwd, mits:
    1. het gebouw wordt geplaatst op de rand van een solitair gelegen weiland met een minimale oppervlakte van 3 ha;
    2. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
    4. de goothoogte ten minste 1 m en ten hoogste 2 m zal bedragen;
    5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en er geen afbreuk wordt gedaan aan de in genoemde waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. de noodzaak in het kader van dierenwelzijn kan worden aangetoond.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op artikel in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan de in artikel 3 toegelaten bedrijvigheid;
  2. het gebruik van gronden voor het opslaan van meststoffen en/of andere landbouwproducten en/of -materialen;
  3. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  4. het gebruik van de gronden ten behoeve van een waterbassin;
  5. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
  6. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  7. het in afwijking van het inrichtingsplan extra ontwateren van gronden ten opzichte van de situatie zoals die:
    1. was ten tijde van het vaststellen van dit inpassingsplan, of;
    2. na uitvoering van het inrichtingsplan.

Het onder g bepaalde is niet van toepassing de gronden die zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ontwatering toegestaan'.



3.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. , in die zin dat een nieuwe locatie voor kleinschalig kamperen wordt toegestaan, mits:
    1. er uitsluitend in de periode van 15 maart tot 1 november ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, worden geplaatst;
    2. er sprake is van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' bij een agrarisch bedrijf, dan wel bij een woonhuis met een woonbestemming waar sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    3. de standplaatsen binnen dan wel binnen 50 m van de grenzen van de aanduiding 'bouwvlak' in een gemeentelijk bestemmingsplan worden ingericht;
    4. een erfinrichtingsplan wordt ingediend, zodanig dat het kampeerterrein op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    5. parkeren plaatsvindt op het kampeerterrein, dan wel binnen het bijbehorende bestemmingsvlak;
    6. de standplaatsen op een afstand van tenminste 50 m vanaf nabijgelegen agrarische percelen, gebruikte agrarische bedrijfsgebouwen, mestopslagen van derden en woningen van derden worden gesitueerd;
    7. de standplaatsen dusdanig worden gesitueerd dat er sprake is van een clustering van het kampeerterrein met het bijbehorende agrarisch bedrijf;
    8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de in genoemde waarden, de waarden van landgoederen en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. voor het medegebruik voor de klootschietsport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - klootschietsport', mits:
    1. de totale lengte van de baan (inclusief de lengte binnen de bestemmingen 'Natuur' en 'Sport') niet langer wordt dan 1 km.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.6.1 Vergunningplicht     

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verplicht:

  1. het af- en of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
  2. het vellen van bomen en/of houtgewas;
  3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  4. het dempen of verondiepen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  5. het aanleggen en/of verharden van paden, wegen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
3.6.2 Uitzonderingen     

Het bepaalde in artikel 3 lid 6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  1. het toegestane onderhoud betreffen, zoals:
    1. het periodiek afzetten van hakhout;
    2. het kappen bij wijze van dunning;
    3. het toegestane agrarisch gebruik;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  3. noodzakelijk onderdeel zijn van het uitvoeren van het inrichtingsplan.
3.6.3 Beoordelingscriteria     

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan in en bedoelde doelstelleingen en/of waarden.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  2. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met mantelzorg of een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;

met daarbij behorend(e):

  1. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  2. bedrijfswoningen;
  3. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  4. torensilo's, platen en bassins;
  5. mestverwerkingsinstallaties;
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. tuinen, erven en terreinen;
  9. water;
  10. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. wegen, paden en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen en overkappingen     

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na afwijking van de gebruiksregels aan het agrarisch bedrijf zijn toegevoegd;
  2. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd dan wel binnen het bouwvlak, daar waar een bouwvlak in het plan is aangegeven;
  3. bij het bouwen van nieuwe gebouwen en overkappingen met een inhoud van meer dan:
    1. 500 m3 dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrichtingsplan;
    2. 2000 m³ dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappelijk inpassingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande bebouwing;
  4. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na afwijking van de gebruiksregels aan het agrarisch bedrijf zijn toegevoegd;
  5. er mogen geen kassen worden gebouwd;
  6. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwperceel, dan wel het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’;
  7. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  8. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw Maximale oppervlakte/inhoud Maximale oppervlakte/inhoud Goothoogte in m. Dakhelling in graden Dakhelling in graden Hoogte in m.
per gebouw gezamenlijk max. min. max. max.
Bedrijfsgebouw - - 6 20 60 12
Overkapping bij bedrijfsgebouw - - 6 - 60 12
Bedrijfswoning, exclusief kelder en inclusief aan- en uitbouwen 750 m3* - min. 0,5

max. 6
25 60 10
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning - 100 m2** 4,5 - 60 -
(Toren)silo 85 m3 - - - - 12
Mestverwerkingsinstallatie 10
Kampeerboerderij bestaand bestaand bestaand

* tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.

**de oppervlakte van karakteristieke bijgebouwen telt niet mee bij het berekenen van de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen.

  1. de toegang van buitenaf voor een kelder mag maximaal 1/3 van de gevelbreedte bedragen.
4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen ten hoogste 2 m bedraagt;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m en de hoogte van omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m bedraagt.

4.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. en worden toegestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
    1. de noodzaak voor de bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten is aangetoond bij een bedrijfsomvang groter dan 120 nge's en de beide arbeidskrachten fulltime werkzaam zijn in het bedrijf;
    2. het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting (voldoende toekomstperspectief);
    3. de situering van de tweede bedrijfswoning een duidelijke relatie heeft met het agrarisch bedrijf, waarbij geldt dat ten behoeve van de tweede bedrijfswoning maximaal 100 m² aan bijgebouwen mag worden opgericht;
    4. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  2. en worden toegestaan dat de inhoud van de bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 1.000 m³, mits:
    1. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
    2. de vergroting noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang aanwezig is van minimaal 120 nge in verband met de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
    3. er niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
    4. tevens de afwijkingsmogelijkheid in lid 5.5, onder c wordt toegepast;
  3. en worden toegestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 8 m;
  4. en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, overkappingen, en mestverwerkingsinstallaties wordt verhoogd tot ten hoogste 12 m, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  5. en worden toegestaan dat de bouwhoogte van torensilo’s wordt verhoogd tot 15 m, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  6. en worden toegestaan dat, in geval van gehele sloop van het woongedeelte inclusief de deel met een bestaande inhoud van meer dan 2.000 m³, een nieuw woongedeelte wordt gebouwd met een inhoud van ten hoogste 2.000 m³ mits:
    1. het nieuwe woongedeelte wordt gebouwd overeenkomstig de voormalige karakteristieke hoofdvorm;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels     

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor mestverwerking anders dan de in toegelaten mestverwerking;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten, anders dan de in toegelaten nevenactiviteiten;
  3. het opslaan van agrarische producten binnen het bouwperceel voor zover het gronden betreft die zijn gelegen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  4. het opslaan van zand, steen en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, voor een periode langer dan zes maanden per jaar;
  5. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
  6. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
  9. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
    1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  10. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. en worden toegestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met die vorm van agrarische biomassavergisting (co-vergisting) waarbij het bedrijf:
    1. eigen geproduceerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de gronden die tot het bedrijf behoren of afvoert naar derden; of
    2. aangevoerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de tot het bedrijf behorende gronden, mits:
      • is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
      • er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
      • is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. en worden toegestaan dat een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een nevenactiviteit, met dien verstande dat alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit worden ondergebracht binnen de bestaande bebouwing en er geen sprake is van buitenopslag van (afval)materialen en goederen, behorende bij deze nevenactiviteit;
  3. en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor twee huishoudens ten behoeve van inwoning, mits:
    1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
    2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot (tenzij tevens de afwijkingsmogelijkheid in is toegepast) en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
    4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. en worden toegestaan dat een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen op een agrarisch bouwperceel wordt aangelegd, met dien verstande dat:
    1. kleinschalig kamperen alleen is toegestaan bij een functionerend of een voormalig agrarisch bedrijf
    2. er maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, gedurende het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober;
    3. kleinschalig kamperen niet is toegestaan in de gebieden die zijn aangeduid als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    4. er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfinrichtingsplan, afgestemd op de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, wordt opgesteld;
  5. en worden toegestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke bewoning door een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
    1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
    2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, teamzorg;
    3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
    4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
    5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
    6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser.

Artikel 5 Natuur     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. natuur, overeenkomstig het inrichtingsplan;
  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden; landschappelijke waarde; hydrologische waarden; archeologische waarden, geomorfologische waarden en cultuurhistorische waarden;
  3. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Dinkelland, deelgebied Punthuizen-Stroothuizen en BeuningerAchterveld";
  4. het uitvoeren van het inrichtingsplan;

met daaraan ondergeschikt;

  1. nutsvoorzieningen;
  2. het extensieve dagrecreatie en extensieve dagrecreatie ;
  3. wegen en paden;
  4. bestaande beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met de daarbij horende:

  1. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Gebouwen en overkappingen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Op deze gronden mogen de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

  1. erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 1 m;
  2. perceelafscheidingen, tot een maximale bouwhoogte van 2 m;
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van extensieve dagrecreatie, in de vorm van picknickbankjes en vergelijkbare bouwwerken;

5.3 Specifieke gebruiksregels     

5.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op artikel in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  2. het toepassen (waaronder uitrijden), gebruiken en opslaan van meststoffen en/of andere landbouwproducten, met uitzondering van bemesting ten behoeve van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden en landschappelijke waarde van de gronden, zoals beschreven in het inrichtingsplan;
  3. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden;
  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het toegestane gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  5. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  6. het ontwateren van gronden;
  7. het onttrekken van grond- en oppervlaktewater ten behoeve van agrarische activiteiten.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. voor het medegebruik voor de klootschietsport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - klootschietsport', mits:
    1. de totale lengte van de baan (inclusief de lengte binnen de bestemmingen 'Agrarisch - 3' en 'Sport') niet langer wordt dan 1 km.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.5.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het af- en of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
  2. het (doen) vellen van bomen en/of houtgewas;
  3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  4. het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, fiets-, voet- en ruiterpaden, parkeervoorzieningen en overige oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen van voorzieningen voor extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport, energie- en of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
5.5.2 Uitzonderingen     

Het in artikel 5 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het toegestane onderhoud en/of het toegestane natuurbeheer betreffen, waaronder het kappen bij wijze van dunning;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  3. noodzakelijk onderdeel zijn ter uitvoering van het inrichtingsplan;
5.5.3 Beoordelingscriteria     

De in artikel 5 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden en/of doelstellingen beschreven in en c.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een hoge verwachtingswaarde.

6.2 Bouwregels     

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan of gelijk is aan 2.000 m2 en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  1. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; de verplichting om een archeologisch rapport te overleggen geldt niet voor bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 2.000 m² wordt uitgebreid;
  2. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van het bevoegd gezag is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waardenn.

6.3 Afwijken van de bouwregels     

Er kan worden afgeweken van het bepaalde in voor de overlegging van het aldaar genoemde archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. Daarbij maakt de gemeente gebruik van de archeologische advieskaart van RAAP (RAAP-rapport 264: Herinrichting Losser Noord, een archeologische inventarisatie, kartering en advieskaart; juni 1997 en RAAP-rapport 640: Herinrichting Losser-Zuid, provincie Overijssel; een archeologische inventarisatie, kartering en advieskaart; maart 2001). De woorden "het rapport als bedoeld onder a" in dienen in dat geval te worden gelezen als "andere beschikbare informatie";

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

6.4.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6 lid 1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 2.000 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen met dien verstande dat een omgevingsvergunning ook verplicht is voor:
  2. gebieden met een kleinere oppervlaktemaat dan 2.000 m² en dieper dan 0,3 m die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m uit de bestemming ‘Waarde - Archeologie 1‘ van het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 19 maart 2013 door de raad van de gemeente Losser.
6.4.2 Uitzonderingen     

De in artikel 6 lid 4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. plaatsvinden in of op gronden waarvan schriftelijk is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. de herdrainage, het uitbaggeren van sloten of het toegestane onderhoud betreffen;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  5. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
6.4.3 Beoordelingscriteria     
  1. De in artikel 6 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
  2. Bij de beslissing over de omgevingsvergunning zal worden betrokken de oppervlakte die aantoonbaar reeds eerder door een van de in artikel 6 lid 4.1 genoemde werkzaamheden is verstoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels     

8.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar vrij kamperen is toegestaan of een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen is toegestaan;
  2. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie of een seksinrichting;
  3. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouw- en gebruiksactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het gebruik en laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  5. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame of daarmee gelijk te stellen weilandborden, anders dan tijdelijke borden overeenkomstig de redelijke eisen van welstand;
  8. het gebruik van gronden voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en of behendigheidssporten en de (model)vliegsport met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan'.

Artikel 9 Overige regels     

9.1 Gemeentelijke bevoegdheid     

De gemeenteraad van Losser is bevoegd bestemmingsplannen vast te stellen voor gronden of delen van gronden van dit plan onder de voorwaarden dat:

  1. de uitvoering van maatregelen zoals beschreven dit plan is gerealiseerd dan wel op een andere wijze wordt gewaarborgd dat zicht bestaat op realisatie van de genoemde maatregelen;
  2. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Dinkelland, deelgebied Punthuizen - Stroothuizen - Beuninger Achterveld" in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd blijven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 10 Overgangsrecht     

10.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in met maximaal 10% zijn.
  3. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in , na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  5. het onder a, b en c toegelaten gebruik is vanaf 2 jaar na het onherroepelijk worden van het plan niet toegestaan, als en voor zo ver dit in strijd is met de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979, respectievelijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

Artikel 11 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Provinciaal Inpassingsplan "N2000 gebied Punthuizen-Stroothuizen-Beuninger Achterveld, herziening 1".