Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2022    

Beleidstekst     

Inwerkingtreding Omgevingswet

De teksten van de Omgevingsvisie zijn in lijn gebracht met de Omgevingswet. Zo lang de Omgevingswet nog niet van kracht is, valt de Omgevingsvisie onder de werkingssfeer van de Wet ruimtelijke ordening (provinciale structuurvisie), Wet milieubeheer (provinciaal milieubeleidsplan), Planwet verkeer en vervoer (provinciaal verkeers- en vervoersplan) en het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving.

Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze Omgevingsvisie van rechtswege aangemerkt als omgevingsvisie in de zin van de Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 4.10, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.

1. Essentie van de visie en leeswijzer     

Aard van de Omgevingsvisie

Met de Omgevingsvisie Drenthe 2022 geven we invulling aan de verplichte strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving op grond van de Omgevingswet. De Omgevingsvisie gaat in op de samenhang tussen landbouw, natuur, water, wonen, werklocaties, verkeer en vervoer, landschap en cultureel-, aardkundig- en archeologisch erfgoed. De visie beschrijft de provinciale belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing, beschrijft het beleid en schetst de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe richting 2030.

De Omgevingsvisie 2022 is een geactualiseerde versie van de Omgevingsvisie 2018. Onze maatschappij verandert snel, en ons beleid verandert mee. Al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving dat sinds 2018 nieuw of gewijzigd is vastgesteld, is doorgevoerd in de Omgevingsvisie 2022. Daarnaast zijn enkele omissies en foutjes hersteld, is gewijzigd EU- en Rijksbeleid doorgevoerd en is de leesbaarheid van de teksten verbeterd. Alleen het beleid voor bedrijventerreinen en de vestigingsmogelijkheden voor grote ruimtevragers en datacenters is nieuw (paragraaf 5.1.2).

De Omgevingsvisie bindt vooral de provincie zelf. Dit betekent dat de Omgevingsvisie het kader vormt voor de uitvoering van onze taken. Onze Omgevingsvisie vormt een schakel tussen de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het gemeentelijke omgevingsbeleid. Om zowel nationale als provinciale beleidsdoelen in samenhang te kunnen realiseren, en conflicterende situaties te voorkomen, wordt van onze gemeenten verwacht dat zij bij het opstellen van hun ruimtelijk beleid rekening houden met de provinciale omgevingsvisie.

De Omgevingsvisie wordt vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening. Deze bevat regels die ook andere partijen bindt. Dit kunnen andere overheden, waterschappen, particulieren en bedrijven zijn.

Nieuwe langetermijnvisie op Drenthe

Er zijn ontwikkelingen die Drenthe blijvend zullen veranderen. Denk aan de effecten van klimaatverandering, de inpassing van duurzame energie in onze landschappen, de opgaven voor het landelijk gebied en de verstedelijkingsopgaven in de regio's Groningen-Assen, Zwolle en Emmen. Deze ontwikkelingen vormen onze strategische opgaven. Deze strategische opgaven vragen om een nieuwe langetermijnvisie op de ruimtelijke inrichting van Drenthe. Deze gaan wij in de bestuursperiode 2023-2027 samen met de Drentse samenleving ontwikkelen. Op basis van een nieuw langetermijnvisie op Drenthe gaan we bezien of wijziging van ons omgevingsbeleid nodig is om de uitdagingen van de toekomst het hoofd te kunnen bieden.

Onze missie:

‘Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten.’

Onder de Drentse kernkwaliteiten worden landschap, cultuurhistorische waarden, archeologische waarden, aardkundig erfgoed, natuur, stilte en duisternis verstaan. De missie draagt uit dat we bij nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van onze provincie. Onder ‘bruisend Drenthe’ verstaan we een provincie waar het goed wonen en werken is en waar voor jong en oud veel te beleven valt. Een provincie waar ondernemerschap, cultuur en sport floreren.

Onze visie:

‘Ontwikkeling van robuuste systemen mét ruimtelijke kwaliteit.’

Robuuste systemen

We ordenen de ruimte van onze provincie in vier functies: natuur, landbouw, water en sociaaleconomisch. Voor deze functies streven we naar robuustheid. Dat betekent dat een functie zo stevig is, dat het weinig gevoelig is voor verstoringen. Op de kaarten 9, 10, 11 en 12 wijzen wij hiervoor robuuste systemen aan:

  • Het robuust sociaaleconomisch systeem: heeft betrekking op wonen, werklocaties, infrastructuur en een gezond economisch klimaat.
  • Het robuust landbouwsysteem: heeft betrekking op de ontwikkeling van een toekomstgerichte landbouw.
  • Het robuust natuursysteem: heeft betrekking op de natuurgebieden en de verbindingen die de ruggengraat vormen voor de natuur.
  • Het robuust watersysteem: betreft de samenhang van beken en kanalen die zorgdragen voor een optimaal waterbeheer.

Nieuwe ontwikkelingen mogen geen significant effect hebben op het functioneren van het systeem. Een voorbeeld hiervan is onze terughoudendheid met woningbouw in een nat beekdal. De robuuste systemen zijn niet af: we werken aan de verdere ontwikkeling ervan. De ambities en doelen die we hiervoor hebben, zijn verwoord in hoofdstuk 5 t/m 8. De belangrijkste opgaven voor 2030 zijn opgenomen op de kaarten 2 t/m 7.

Multifunctionele gebieden

Naast de robuuste systemen zijn er gebieden in Drenthe waar verschillende functies samenkomen die geen van allen dominant zijn. Dit noemen we ‘multifunctionele gebieden’ (kaart 13). In deze gebieden is geen functie aan te wijzen die leidend is bij ontwikkelingen. Het beleid voor multifunctionele gebieden is beschreven in hoofdstuk 9.

Ontwikkelen mét ruimtelijke kwaliteit

De kwaliteit van de omgeving waarin we wonen, werken en recreëren, noemen we de ruimtelijke kwaliteit. Wij richten ons op zes kernkwaliteiten die bepalend zijn voor de ruimtelijk kwaliteit in Drenthe: landschap, natuur, cultuurhistorie, archeologie, aardkundig erfgoed en rust. Bij onze opgaven en bij ontwikkelingen van onze partners, ondernemers en inwoners gaan we uit van de bestaande ruimtelijke kwaliteit en streven we naar het vergroten ervan.

In hoofdstuk 4 wordt het beleid voor de kernkwaliteiten nader omschreven, ondersteund door de kaarten 2 t/m 7.

Zorgvuldig ruimtegebruik en leefomgevingskwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit gaat ook over het zuinig en zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte en het waarborgen van de milieukwaliteit van de leefomgeving. Voor zuinig ruimtegebruik zetten we de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ in. Voor de milieukwaliteit van de leefomgeving gaan we veelal uit van Europese en nationale regels (kaart 8).

Onze strategie: provinciale rol en inzet instrumenten

De provincie Drenthe richt zich op haar kerntaken. Deze kerntaken zijn in deze Omgevingsvisie verwoord als provinciale belangen. Daarbij wordt op hoofdlijnen gestuurd: decentraal wat kan, centraal wat moet. Voor de uitvoering maken we gebruik van een aantal instrumenten. Deze zijn gericht op samenwerking, informatieoverdracht, financiële ondersteuning en regelgeving.

In de kern komt het erop neer dat we bij ontwikkelingen waarbij een provinciaal belang in het geding is, zo vroeg mogelijk met ons partners in gesprek gaan. Vanuit de houding ‘ja, mits’ denken we mee hoe een ontwikkeling mogelijk gemaakt kan worden die bijdraagt aan de robuustheid van de systemen en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Bij complexe vraagstukken zetten we ons Combinatiemodel en Inspiratiewerkplaatsen in. Dit zijn instrumenten waarin we ontwerpend onderzoeken hoe gewenste ontwikkelingen het beste gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast kunnen gewenste ontwikkelingen worden ondersteund met de inzet van grondbeleid, subsidies, of andere vormen van provinciale financiering. Regels in onze verordening maken duidelijk welke ontwikkelingen niet mogelijk of onder voorwaarden mogelijk zijn.

2. Missie, ambities en belangen     

2.1. Aard van de omgevingsvisie     

Verplicht plan uit Omgevingswet

Deze Omgevingsvisie geeft invulling aan de verplichte omgevingsvisie voor de fysieke leefomgeving, zoals wordt voorgeschreven in de Omgevingswet. De Omgevingsvisie vormt hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe richting 2030, met hier en daar een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het fysiek ruimtelijk domein.

Ontwikkeling van de Omgevingsvisie 2010-2022

De basis van deze Omgevingsvisie Drenthe is in 2010 tijdens een interactief proces met de samenleving tot stand gekomen. In 2014 is een beperkte actualisatie van de Omgevingsvisie uitgevoerd, gevolgd door een revisie in 2018. Voor deze revisie is een nadere uitwerking gemaakt voor de thema's energie, stedelijke ontwikkeling en vrijetijdseconomie en is de procedure van een milieueffectrapportage doorlopen.

In de actualisatie 2022 zijn de beleidsteksten in lijn gebracht met beleid dat sinds 2018 is ontwikkeld en vastgesteld, zijn teksten aanpast om de leesbaarheid of begrijpbaarheid te verbeteren en zijn enkele foutjes hersteld en omissies ingevuld. Voor de verschillende beleidsonderdelen die eerder zijn vastgesteld zijn eigenstandige participatietrajecten doorlopen. Bijvoorbeeld voor de Natuurvisie ‘Gastvrije Natuur 2040’ (hoofdstuk 7) en het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2017 (hoofdstuk 8).

Alleen voor bedrijventerreinen en de vestigingsmogelijkheden voor grote ruimtevragers en datacenters is nieuw beleid opgenomen (paragraaf 5.1.2). Daarover zijn onze gemeenten, onze partners in Regio Groningen-Assen en Regio Zwolle, parkmanagement en andere belanghebbenden bij betrokken.

Doorontwikkeling Omgevingsvisie en nieuwe lange termijnvisie op Drenthe

De complexiteit en dynamiek van de samenleving neemt toe. Onzekerheden zijn groot, met name op de wat langere termijn. Daarnaast gaat het Rijk meer regie op de ruimtelijke ordening van Nederland voeren en komen er nationale opgaven voor het landelijk gebied op ons af. Om te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en veranderende inzichten willen we dat de Omgevingsvisie kan meebewegen. Daarom gaan wij vanaf nu de Omgevingsvisie jaarlijks actualiseren.

Daarnaast is ons voornemen om in de bestuursperiode 2023-2027 met de Drentse samenleving te gaan werken aan een nieuwe lange termijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe. De centrale vraag is hoe we in Drenthe op de langere termijn om moeten gaan met de grote maatschappelijke opgaven die op ons afkomen. Voorbeelden daarvan zijn de gevolgen van klimaatverandering, het behoud van biodiversiteit, de opgaven in het landelijk gebied, de transitie van onze energiehuishouding, de demografische ontwikkeling en de transitie van de economie (zie ook 2.3.1).

Werking van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie heeft vooral een interne binding. Dit betekent dat wij bij de uitoefening van onze taken aan de Omgevingsvisie gebonden zijn. Binnen de wettelijke kaders, en zolang de ambities en doelstellingen van de visie niet worden aangetast, zijn afwijkingen van de Omgevingsvisie mogelijk.

Hoewel de Omgevingsvisie alleen onszelf bindt, wordt van onze gemeenten verwacht dat zij bij het opstellen van hun ruimtelijk beleid rekening houden met de provinciale omgevingsvisie. Dit met de bedoeling dat het beleid in Drenthe op elkaar wordt afgestemd en conflicterende situaties worden voorkomen.

De Omgevingsvisie heeft een doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening . De verordening vormt ons wettelijk toetsingskader en bevat regels die activiteiten van burgers en bedrijven reguleren. Daarnaast bevat de verordening instructieregels voor gemeentelijke ruimtelijk plannen.

Besluiten over uitwerkingen en eventuele afwijkingen van de Omgevingsvisie worden door Provinciale Staten genomen. Voorafgaand aan de besluitvorming moet de Provinciale Statencommissie Omgevingsbeleid worden gehoord. Uitwerkingsplannen moeten worden voorbereid in overeenstemming met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hebben dezelfde juridische betekenis als de Omgevingsvisie.

Programmatische uitvoeringsprogramma's

Het beleid in de Omgevingsvisie wordt voor een deel in programma's uitgevoerd. Bijvoorbeeld in het Programma Natuurlijk Platteland, het Programma Toekomstgerichte Landbouw en het Programma Vitale Vakantieparken.

Samenhang met regionale samenwerking

De Omgevingsvisie respecteert bestuurlijke afspraken die in verschillende samenwerkingsverbanden zijn gemaakt. Voorbeelden zijn het samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), de samenwerking in Regio Groningen-Assen (RGA), onze deelname aan de Regio Zwolle en de uitwerking van de Regiodeal Zuid- en Oost-Drenthe.

Samenhang met de Nationale Omgevingsvisie

In het najaar van 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) door het Kabinet vastgesteld. In de NOVI staat het ruimtelijk beleid van het Rijk verwoord. De NOVI benoemd vier prioriteiten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland:

  1. Klimaatadaptatie en energietransitie
  2. Duurzaam economische groeipotentieel
  3. Sterke en gezonde steden en regio's
  4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Daarnaast benoemd de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies
  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal
  3. Afwentelen wordt voorkomen

De provincies hebben samenwerkingsafspraken met het Rijk over de uitvoering van de NOVI en over onder andere de voorkeursvolgorde m.b.t. verstedelijking, energie, logistiek en regionaal waterbeheer gemaakt. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  1. We werken als één overheid, samen met de samenleving
  2. We stellen de opgave(n) centraal
  3. We werken gebiedsgericht
  4. We werken permanent en adaptief aan de opgaven

Het Rijk werkt haar NOVI uit in verschillende programma's, zoals een Programma voor het landelijk gebied, een Programma Natuur en een Programma Energiehoofdstructuur. Daarnaast heeft het Rijk aangekondigd de NOVI in 2023 te gaan aanscherpen.

Onze Omgevingsvisie sluit aan bij de prioriteiten en afwegingsprincipes uit de NOVI, ook al gebruiken we andere termen en begrippen. De ontwikkeling van de NOVI en (nieuwe) Rijksprogramma's kunnen aanleiding zijn om onze Omgevingsvisie aan te passen.

2.2. Missie     

Onze missie luidt:

‘Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten.’

Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners in 2010 belangrijk vonden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten hebben we samen met onze partners en inwoners benoemd. In hoofdstuk 4 wordt het beleid voor de kernkwaliteiten nader uitgewerkt.

Onder ‘bruisend Drenthe’ verstaan we een provincie waar het goed wonen en werken is en waar voor jong en oud veel te beleven valt. Een provincie waar ondernemerschap, cultuur en sport floreren. Onze missie laat zien dat we streven naar ruimtelijke kwaliteit, door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.

2.3. Ambities en belangen     

Onze wettelijke taken vormen de basis voor wat wij van provinciaal belang achten. Deze zijn aangevuld met een selectie van onderwerpen die in onze ogen het meest effectief te beïnvloeden zijn op provinciaal niveau.

2.3.1. Integrale opgaven richting 2030     

We staan voor meerdere maatschappelijke opgaven die een ingrijpende ruimtelijke impact hebben. Denk aan de gevolgen van klimaatverandering, de energietransitie, het behoud van biodiversiteit, de verduurzaming van de landbouw, voldoende woningen, het versterken van een uitnodigend en aantrekkelijk vestigingsklimaat, gezonde en bereikbare steden en een duurzaam economisch groeipotentieel.

Enkele van deze opgaven zijn in de afgelopen jaren aanleiding geweest voor nieuw of aanscherping van provinciaal beleid. Voorbeelden hiervan zijn de Regionale Energiestrategie Drenthe 1.0 en het beleid voor zonneparken, de Drentse Woonagenda, de Economische Koers Drenthe 2020-2023, de Natuurvisie ‘Gastvrije Natuur 2040'. Ook zijn het Mobiliteitsprogramma 2021-2030 en het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2020-2027 vastgesteld.

Voor andere opgaven is beleid in ontwikkeling. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van het stikstofbeleid en de betekenis voor o.a. de landbouw in Drenthe, de ontwikkeling van verstedelijkingsstrategieën voor Groningen en Zwolle, en de ontwikkeling van klimaatbeleid en het versterken van de economische structuur. Aan deze vraagstukken werken we volop door, om uiteindelijk als beleid te laten landen in de Omgevingsvisie.

2.3.2. Ambities en provinciaal belang ruimtelijke kwaliteit     

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang is het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn landschap, natuur, cultuurhistorie, archeologie, aardkundig erfgoed en rust (stilte en duisternis). In hoofdstuk 4 is het beleid voor deze kernkwaliteiten nader uitgewerkt.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

Wij gaan zuinig en zorgvuldig om met onze ruimte. Veel ingrepen in de ruimte hebben gevolgen voor de langere termijn en beperken ontwikkelingsmogelijkheden in de toekomst. Het zorgvuldig gebruiken van de ruimte is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

Het beschermen van de milieukwaliteit van de leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn van provinciaal belang.

2.3.3. Ambities en provinciaal belang robuuste systemen     

Robuuste systemen en multifunctionele gebieden

Het is van provinciaal belang dat nieuwe ontwikkelingen geen significant effect hebben op het functioneren van de hoofdfuncties natuur, landbouw, water en de sociaaleconomische functies wonen, werken, energie, recreatie en toerisme, bodem en ondergrond en mobiliteit. We streven naar ontwikkelingen die bijdragen aan de robuustheid van de systemen.

In de multifunctionele gebieden is een goede verweving en combinaties van de functies landbouw, natuur, water, recreatie en ruimtelijke kwaliteit van provinciaal belang. Wij streven in de multifunctionele gebieden naar een economische ontwikkeling van het landelijk gebied mét behoud en, zo mogelijk ontwikkeling, van de kernkwaliteiten.

Robuust sociaaleconomisch systeem:

Economische ontwikkeling en werkgelegenheid

Om werkgelegenheid te behouden en nieuwe te creëren, streven wij naar de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende, regionale economie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is het bieden van voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden voor het bedrijfsleven op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties. Deze locaties moeten goed bereikbaar zijn. Daarnaast wijzen we locaties aan voor milieuhinderlijke bedrijvigheid.

In het landelijk gebied willen we voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme. Het regionale economische vestigingsklimaat is voor ons van provinciaal belang.

De ontwikkeling van de radioastronomie in Drenthe en het voorkomen van verstoring van waarnemingen, is voor ons van provinciaal belang. Bij ontwikkelingen binnen de verstoringsgevoelige zones is voor ons het waarborgen van een goede, storingsvrije ontvangst van signalen uit het heelal leidend.

Steden en stedelijke netwerken

De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. Wij streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Deze differentiatie is van provinciaal belang. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden.

Van provinciaal belang is dat de stedelijke netwerken ‘robuust’ zijn. We streven naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn. Dit is nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen. Binnen de steden en stedelijke netwerken zien we daarbij grote opgaven liggen zoals de vergroening, klimaatadaptie en de energietransitie.

Wonen en demografie

Wij streven naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke woonplannen. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.

Onze provincie kent gebieden waar sprake is van bevolkingsgroei en gebieden waar sprake is van structurele bevolkingsdaling. Dalende bevolkings- en huishoudensaantallen kunnen leiden tot ongewenste concurrentie tussen overheden om inwoners en bedrijven. Dit vraagt om een bovenlokale visie op de ruimtelijke inrichting. Wij willen de effecten van demografische ontwikkeling samen met de gemeenten, woningbouwcoöperaties en het Rijk in goede banen leiden. Het is van provinciaal belang om een adequate strategie te ontwikkelen voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, voorzieningen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeidsmarkt.

Vrijetijdseconomie

Vrijetijdseconomie is een belangrijke economische pijler voor Drenthe. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Wij bieden daarom voldoende ontwikkelingsmogelijken voor recreatie en toerisme. Van provinciaal belang is het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch recreatieve infrastructuur.

Mobiliteit en bereikbaarheid

Voor onze ambities op het gebied van wonen, werken en recreëren moet onze provincie veilig en goed te bereiken zijn, ook internationaal. Wij creëren voorwaarden voor een duurzame en innovatieve ontwikkeling van de mobiliteit. De samenhang en betrouwbaarheid van (inter-)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederenvervoer over weg, spoor en water zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping met de (inter-)nationale netwerken. Daarnaast is een hoogwaardige digitale bereikbaarheid van groot belang voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Drenthe.

Energietransitie

Onze ambitie is een betrouwbare en betaalbare energievoorziening met een beperkte uitstoot van broeikasgassen. Wij willen dat Drenthe in 2050 volledig energieneutraal is. Dit vraagt om een overgang van het gebruik van fossiele energie naar hernieuwbare energie. Van provinciaal belang is het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieproductie en –distributie, onder andere door het bieden van voldoende mogelijkheden voor initiatieven voor energieopwekking. Ook het besparen van energie, en de energie-infrastructuur zijn van provinciaal belang. De provincie stelt kaders en voert zo nodig regie over de ruimtelijke ontwikkeling.

Gebruik bodem en ondergrond

Het Drentse landschap is gevormd door natuurlijke processen van vele miljoenen jaren én door het menselijke gebruik van de bodem en de ondergrond. Al generaties lang worden de bodem en ondergrond benut voor vele doeleinden. Dat maatschappelijk gebruik moet in balans zijn met de draagkracht van het natuurlijk systeem. Het duurzaam gebruik en beheer, zodat er geen onherstelbare schade aan bodem en ondergrond optreedt, is van provinciaal belang.

Robuust landbouwsysteem

Het is van provinciaal belang dat de landbouw in de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden heeft.

Robuust Natuursysteem en Natuurnetwerk Drenthe

We werken aan de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) waarbinnen ook de Natura2000 gebieden liggen. Wij zetten in op het realiseren van het NNN voor de instandhouding en het versterken van de biodiversiteit, conform de afspraken met het Rijk in het Natuurpact. De kwaliteit van de natuur binnen het robuuste natuursysteem (NNN + Natura2000-gebieden) is mede afhankelijk van het de kwaliteit van de natuur daarbuiten. De natuur buiten het NNN noemen we het Natuurnetwerk Drenthe (NND). Concreet hebben we het dan over de natuurkwaliteit in het robuust landbouwsysteem, het watersysteem en het sociaaleconomisch systeem. Onze ambitie voor het Natuurnetwerk Drenthe is om de basiskwaliteit natuur op orde te hebben. Daarmee dragen we bij het aan behouden en versterken van de biodiversiteit in Drenthe.

Robuust watersysteem

Wij streven naar een leefomgeving die de veranderingen in het klimaat van zowel de geleidelijke temperatuurveranderingen als de intensievere weersextremen kan opvangen. Een robuuste inrichting van het watersysteem is hiervoor cruciaal. Het watersysteem moet ruimte hebben om water te kunnen bergen om wateroverlast te voorkomen en ruimte om water vast te kunnen houden zodat het benut kan worden in droge perioden.

De provincie stelt doelen voor grond- en oppervlaktewater vast en draagt zorg voor de ruimtelijke vertaling van het waterbeleid. Deze beleidsverantwoordelijkheid is van provinciaal belang.

Multifunctionele gebieden

Op veel plekken in de provincie komen verschillende gebruiksfuncties samen. Een goede verweving van deze functies is van provinciaal belang. Het gaat ons hierbij om het verbinden van stad en land, het verweven van landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de economische ontwikkeling.

2.3.4. Visiekaart Drenthe 2030     

De ligging en de ontwikkeling van de robuuste systemen en de multifunctionele gebieden zijn opgenomen op de Visiekaart 2030. De kaart geeft daarmee een samenhangend perspectief op gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe.

3. Provinciale rol, sturing en instrumenten     

3.1. Omgevingswet     

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, is het stelsel van het omgevingsrecht op de schop gegaan. Een flink aantal wetten is geïntegreerd in één nieuwe wet. Het motto van de Omgevingswet is ‘ruimte voor ontwikkeling, waarborg voor kwaliteit'.

De Omgevingswet moet leiden tot betere mogelijkheden voor integraal beleid, een betere bruikbaarheid en substantiële vereenvoudiging van het omgevingsrecht. De gebruiker staat centraal. De wet formuleert de doelen van het nieuwe omgevingsrecht als volgt:

  • Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en
  • Het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Twee belangrijke provinciale instrumenten onder de Omgevingswet zijn de omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Omdat voor de huidige provinciale omgevingsverordening geen overgangsrecht geldt, vervalt deze vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Daarom is de Omgevingsverordening Drenthe 2022 voorbereid, die in overeenstemming is met de Omgevingswet en gelijktijdig met de Omgevingswet in werking zal treden. De Omgevingsvisie, zoals Drenthe die sinds 2010 hanteert, voldeed op hoofdlijnen al aan de vereisten van de Omgevingswet (artikel 3.2 en 3.3 Omgevingswet). Uitwerkingen van het beleid (hoofstukken 4 t/m 8) zijn in lijn gebracht met de Omgevingswet.

3.2. Rol en sturing     

De provincie Drenthe richt zich op haar kerntaken, zoals overeengekomen tussen Rijk, provincies en waterschappen. Op hoofdlijnen hanteren wij daarbij de volgende sturingsprincipes:

  • Verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn zodanig verdeeld over gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk, dat iedere bestuurslaag optimaal de aan haar toevertrouwde belangen kan behartigen. Het principe is hierbij: decentraal wat kan, centraal wat moet.
  • Onze verantwoordelijkheid wordt bepaald door het schaalniveau van het onderwerp. Het principe hierbij is: bij bovenlokale belangen is een provinciale rol weggelegd.
  • De provinciale belangen en kaders voor uitvoering zijn verwoord in deze Omgevingsvisie. Voor de verdere uitwerking zoeken wij nadrukkelijk de samenwerking met partners.
  • De samenwerking heeft tot doel een verbinding te maken tussen de provinciale doelen en de doelen van gemeenten, waterschappen en andere partners en om tot afspraken over de uitvoering te komen.
  • Binnen de samenwerking doen we een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de partners.
  • Onze doelrealisatie is ontwikkelingsgericht, daadkrachtig en resultaatgericht, binnen de financiële kaders van het verantwoordelijke bestuur.
  • Inwoners en belangengroepen worden betrokken bij planvorming en uitvoering, en nadrukkelijk uitgenodigd om zelf initiatieven aan te dragen.

Een belangrijke voorwaarde voor een effectieve samenwerking is een gedragen en eenduidige afbakening van wederzijdse ambities en verantwoordelijkheden. Daarbij gaan we uit van ‘vertrouwen’ en een ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid voor Drenthe’. Vertrouwen komt tot uitdrukking in de instrumenten die we inzetten om onze ambities te realiseren.

3.3. Instrumenten     

Wij zetten verschillende soorten instrumenten in voor de uitvoering van de Omgevingsvisie:

  • Instrumenten gericht op samenwerking en informatieoverdracht;
  • Instrumenten gericht op financiële ondersteuning en/of investeringen;
  • Instrumenten gericht op regelgeving, inclusief toezicht en handhaving.

3.3.1. Instrumenten gericht op samenwerking en informatie overdracht     

Wij voeren onze Omgevingsvisie adaptief en ontwikkelingsgericht uit. Dit betekent dat het accent ligt op mogelijkheden, in plaats van op onmogelijkheden. Daarbij past een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen én een multidisciplinaire benadering.

We gaan terughoudend om met de inzet van juridische instrumenten uit de Omgevingswet, zoals instructieregels voor ruimtelijke plannen in de verordening. Het formele instrumentarium leidt in onze ogen tot een hiërarchische relatie tussen provincie, gemeenten en andere partners en staat daarmee een aanpak op basis van gelijkwaardigheid in de weg.

Wij gaan ervan uit dat onze partners ons beleid respecteren en deze laten doorwerken in hun eigen omgevingsbeleid. In principe zullen we alleen kiezen voor de inzet van meer dwingende instrumenten, wanneer blijkt dat samenwerking tot onvoldoende resultaat leidt.

Relatiebeheer en planadvisering

Sinds 2010 voeren wij met onze gemeenten relatiebeheer dat gebaseerd is op gelijkwaardigheid tussen gemeente en provincie. Het centrale doel hiervan is om in een zo vroeg mogelijk stadium in gesprek te raken over ruimtelijk-economische planontwikkeling en (inter-)provinciale en gemeentelijke beleidsdoelen. Dit vroegtijdige overleg verrijkt het planproces en voorkomt problemen achteraf. Het vergroot wederzijds begrip en vertrouwen en mogelijke misverstanden worden vroegtijdig weggenomen. Met de waterschappen kennen wij een vergelijkbare vorm van relatiebeheer.

Ook bij de advisering over gemeentelijke ruimtelijke plannen zetten we in op vroegtijdig overleg. De inzet is dat gemeenten zo vroeg mogelijk in het planproces signaleren of er provinciale belangen in het geding zijn, en daarover contact met ons zoeken. Vanuit de houding ‘ja, mits’ wordt vervolgens meegedacht hoe ruimtelijke plannen zo goed mogelijk in samenhang met de provinciale belangen kunnen worden uitgevoerd.

Het relatiebeheer en de planadvisering heeft de afgelopen jaren een zichtbare bijdrage geleverd aan het borgen en bereiken van provinciale belangen. De relatiebeheerders en de planadviseurs bouwen aan duurzame relaties met gemeenten, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Met als resultaat dat er in Drenthe nauwelijks sprake is van formele procedures tussen provincie en gemeenten.

Doorontwikkeling Combinatiemodel in Inspiratiewerkplaatsen

De opgaven en ambities met betrekking tot de energietransitie, klimaatverandering, behoud van biodiversiteit, economische ontwikkeling, de landbouw, woningbouw en veranderende mobiliteit zijn allen urgent. Deze ontwikkelingen kunnen ingrijpende ruimtelijke impact hebben en de nodige dilemma's met zich meebrengen. Dilemma's waarbij belangen van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden gemoeid kunnen zijn.

Om tot oplossingen te komen moeten keuzes worden gemaakt. In 2018 hebben wij het instrument Combinatiemodel geïntroduceerd om samen met onze samenwerkingspartners integrale oplossingen te vinden voor complexe vraagstukken. Het Combinatiemodel is te gebruiken als één of meerdere provinciale belangen in het geding zijn. Daarbij zoeken we naar een oplossing die voor dat specifieke gebied verschillende belangen dient én ruimtelijke kwaliteit oplevert. De Drentse kernkwaliteiten zijn daarbij kaderstellend en vormen onze inspiratie om te komen tot een ontwikkeling die passend is bij Drenthe.

Het gedachtengoed van het Combinatiemodel is in de afgelopen periode doorontwikkeld in Inspiratiewerkplaatsen waarin met partners wordt gewerkt aan complexe vraagstukken. Methodieken voor het ontwerpend onderzoeken van opgaven, het analyseren van een gebied, het inventariseren van belangen en het ontwerpen van oplossingen zijn verder uitgedacht en toegepast. We blijven Inspiratiewerkplaatsen inzetten om samen met onze partners het gedachtengoed van het Combinatiemodel toe te passen en door te ontwikkelen.

Commissie voor de Leefomgeving (cieL)

De Commissie voor de Leefomgeving is een onafhankelijke commissie die door Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten maar ook door onze partners kan worden ingeschakeld voor een procesadvies. De cieL wordt bij voorkeur aan de voorkant van het beleidsproces om advies gevraagd. De cieL ontwikkelt haar adviezen en beleidsimpulsen op een slimme en creatieve manier. De voorzitter en haar leden nemen elk hun netwerk en kennisdomein mee. Informatie over de samenstelling van de commissie is te vinden op de website van de Provincie Drenthe.

Regiocoördinatie

Om te komen tot een meer integrale uitvoering van onze opgaven, en om ervoor te zorgen dat we binnen de provincie goed op de hoogte zijn van elkaars inzet en betrokkenheid bij ontwikkelingen in het veld, zetten we regiocoördinatie in. Regiocoördinatoren houden overzicht op de verschillende processen, programma's en projecten in drie deelgebieden, zorgen voor de verbinding tussen collega's en zetten in op meer samenhang in de uitvoering.

Noord-Drenthe

De opgaven voor Noord-Drenthe zijn grotendeels te realiseren binnen de samenwerking in Regio Groningen – Assen, het Gebiedsprogramma Groningen Airport Eelde, het Nationaal Park Drentsche Aa, UNESCO Global Geopark de Hondsrug, UNESCO Werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid, component Veenhuizen en de gebiedsprocessen in het kader van het Programma Natuurlijk Platteland. We zetten in op een robuust stedelijk netwerk met een duurzaam functionerend beek- en esdorpenlandschap. Nationaal Park Drentsche Aa beslaat een compleet beekecosysteem, van bron tot benedenloop.

Zuidwest Drenthe

Met onze partners hebben we een samenwerkingsagenda in Zuidwest Drenthe. In deze agenda worden opgaven in het gebied met elkaar verbonden. We werken in dit gebied aan de ontwikkeling van de nationale parken in samenhang met het omliggende landschap. Het doel is het ecologisch en toeristisch optimaal inrichten van het gebied, waarbij samenhang in internationaal hoogwaardige water- en natuurkwaliteit voorop staat. Daarbij wordt rekening gehouden met de aardkundig erfgoed en archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied, waaronder UNESCO Werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid, component Frederiksoord-Wilhelminaoord. Ook ontwikkelingen in de regio Zwolle zijn relevant voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zuidwest Drenthe.

Zuidoost Drenthe

Voor de opgaven in Zuidoost Drenthe werken wij met onze partners aan de Regiodeal Zuid- en Oost-Drenthe. We werken hier aan diverse uitdagingen op het gebied van werken, wonen en welzijn. De Regiodeal geeft ons de mogelijkheid om versneld een positieve ontwikkeling op gang te brengen. Daarnaast werken we aan het versterken van het vestigingsklimaat van de maakindustrie onder de titel ‘Dutch TechZone Zuid Drenthe’, werken we met de Agenda voor de Veenkoloniën aan het vergroten van de innovatiekracht van de landbouw en vinden gebiedsprocessen plaats in het kader van het Programma Natuurlijk Platteland.

3.3.2. Financiële instrumenten     

Financiële instrumenten die we inzetten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe zijn o.a. grondbeleid en subsidies. Wij voeren vooralsnog een terughoudend grondbeleid dat zich met name richt op doelen in het landelijk gebied, zoals agrarische structuurverbetering en de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, en de provinciale infrastructuur. Ons beleid is vastgelegd in de Nota Grondbeleid, welke in 2022 geactualiseerd wordt.

We beschikken over een breed palet aan subsidiemogelijkheden. Ons online subsidieloket geeft informatie over de verschillende mogelijkheden. Voorbeelden zijn subsidiemogelijkheden voor Herstructurering Ruimtelijke Kwaliteit (HRK) en subsidies voor gemeenten gericht op het verbeteren van de binnensteden. Daarnaast zijn er mogelijkheden om initiatieven met een incidentele subsidie te ondersteunen.

3.3.3. Regelgeving     

Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

Een belangrijk uitvoeringsinstrument van de Omgevingsvisie is de Provinciale Omgevingsverordening. Het uitgangspunt van de Omgevingsverordening is om zo min mogelijk regels op te leggen. Bij het formuleren van regels hanteren wij o.a. de volgende criteria:

  • Motivatie van de noodzaak voor een provinciale regeling en de toegevoegde waarde van de regeling om het gewenste effect te bereiken;
  • De handhaafbaarheid van de regeling, rekening houdend met maatschappelijk draagvlak, en objectieve en werkbare regels;
  • De impact op de bestuurslast.

Overige instrumenten uit de Omgevingswet

Projectbesluit

Een projectbesluit is onder de Omgevingswet het instrument voor het Rijk, de provincie of het waterschap om een project te realiseren dat onder hun verantwoordelijkheid valt. Het gaat daarbij om complexe projecten, zoals infrastructuurprojecten, windparken of waterberging. Een projectbesluit coördineert de besluitvorming die nodig is om een dergelijk project te realiseren. Dit betekent dat een projectbesluit het omgevingsplan rechtstreeks wijzigt indien het project hier niet binnen past en dat het ook alle toestemmingen (omgevingsvergunningen) bevat die nodig zijn voor de realisering en instandhouding van het project. Een projectbesluit is bedoeld om op een pragmatische wijze de besluitvorming ‘sneller beter’ te laten plaatsvinden. Dit moet ertoe leiden dat er in potentie slechts één projectbesluit nodig is om een project te realiseren. Op provinciaal niveau zijn gedeputeerde staten bevoegd tot vaststelling van een projectbesluit. Dit is een belangrijk verschil met het provinciaal inpassingsplan (PIP) onder de Wro, waarbij provinciale staten het bevoegd zijn.

Provinciale instructie, zienswijze en reactieve interventie

De gemeenteraad kan via een provinciale instructie worden verplicht om binnen een bepaalde termijn een omgevingsplan vast te stellen. Ook hebben we de mogelijkheid om een zienswijze of bezwaarschrift in te dienen. Daarmee kunnen we ervoor zorgen dat een omgevingsplan geen conflict oplevert met de provinciale belangen. Via een reactieve provinciale interventie kunnen we ervoor zorgen dat een bepaald onderdeel van een gemeentelijk omgevingsplan niet in werking treedt. Specifiek voor gemeentelijke omgevingsvergunningen waarmee wordt afgeweken van het omgevingsplan verdwijnt de mogelijkheid om een reactieve interventie te geven. In de plaats daarvan kunnen gedeputeerde staten gevallen aanwijzen waarbij het college van burgemeester en wethouders verplicht is advies en instemming te vragen alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend. Deze nieuwe systematiek heeft te maken met het feit dat omgevingsvergunningen onder de Omgevingswet binnen 8 weken moeten worden verleend. Een zienswijzemoment is hiermee niet meer aanwezig. Het onthouden van instemming door gedeputeerde staten komt in de praktijk neer op het plegen van een reactieve interventie.

Wij zetten deze instrumenten alleen in als overleg en samenwerking met de gemeenten onvoldoende oplevert, wanneer gemaakte afspraken niet worden nagekomen en het voor een goede ruimtelijke ontwikkeling noodzakelijk is.

4. Uitwerking ruimtelijke kwaliteit     

4.1. Inleiding ruimtelijke kwaliteit     

Onze inzet is de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe te behouden en, waar mogelijk, te ontwikkelen. Daarvoor is het essentieel dat duidelijk is welke kwaliteiten wij van belang vinden, zodat initiatiefnemers van nieuwe ontwikkelingen daar rekening mee kunnen houden. Wij zien de waarde van de kernkwaliteiten als een inspirerend uitgangspunt voor een ontwikkeling en niet als een remmende factor.

In dit hoofdstuk zetten wij de kernkwaliteiten op de kaart en geven we aan waar initiatiefnemers rekening mee moeten houden. Zo worden voor de verschillende kernkwaliteiten kenmerken (zoals karakteristiekbeschrijvingen en typologieën) benoemd, randvoorwaarden gegeven en niveaus van sturing aangegeven. Ook wordt beschreven hoe wij sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en de kwaliteit van milieu- en leefomgeving.

In het planproces voor ontwikkelingen waarbij provinciale kernkwaliteiten in het geding zijn, spelen wij een nadrukkelijke rol:

  • Wij sturen op een zo vroeg mogelijke betrokkenheid; bij visievorming of in de ontwerpfase. In dit stadium geven wij aan wat de betekenis van ons kernkwaliteitenbeleid voor het betreffende plan is, en denken wij actief mee over de gewenste integrale samenhang van kernkwaliteiten en functies. Dit geldt voor initiatieven van gemeenten, waterschappen of derden, en uiteraard ook voor ruimtelijke ontwikkelingen die door ons zelf worden geïnitieerd.
  • Wij dragen bij aan het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten door inspirerende voorbeelden en informatie binnen en buiten Drenthe te verzamelen, te ontwikkelen en uit te dragen. Een voorbeeld hiervan is het boek ‘Drenthe maakt – het landschap als inspiratiebron'.
  • Wij sturen op het vastleggen van kernkwaliteiten in de ruimtelijke plannen van gemeenten en in de beheersplannen van waterschappen en terrein beherende organisaties.

In een aantal gebieden in Drenthe komen veel verschillende kernkwaliteiten samen, zoals in de Drentsche Aa, Dwingelderveld, het Drents-Friese Wold, de Koloniën van Weldadigheid, de Hondsrug, Holtingerveld, de Onlanden en het Reestgebied. Voor deze gebieden geldt dat we inzetten op een integrale provinciale advisering, gericht op de samenhang van de verschillende kernkwaliteiten. Ook bij de inzet van provinciale middelen, waaronder subsidies, zetten we in deze gebieden in op het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

Overige ruimtelijke dragers

Naast de ruimtelijke kwaliteit, houden we bij het beoordelen van ontwikkelingen ook rekening met de eigenschappen en functies van de ondergrond. Onze ondergrond kent een lange ontstaansgeschiedenis en is kwetsbaar voor veranderingen (zie ook 5.7). Verder maken we bij ontwikkelingen gebruik van de structurerende werking van:

  • de energie-infrastructuur en de energiepotentie van de ondergrond voor de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening;
  • de waterinfrastructuur voor landbouw, natuur en landschap;
  • de verkeers- en vervoersinfrastructuur voor de stedelijke ontwikkeling, de ontsluiting van het platteland, logistieke ontwikkelingen en achterlandverbindingen en recreatie en toerisme.

Kwaliteiten die niet van provinciaal belang zijn

De beleidsmatige verantwoordelijkheid voor het waarderen en ontwikkelen van kernkwaliteiten die niet op onze kaarten staan aangegeven, zien wij als een verantwoordelijkheid voor andere partijen, zoals gemeenten en waterschappen.

Ook de verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen het bestaand stedelijk gebied ligt bij de desbetreffende gemeente. Een uitzondering hierop is archeologie en in specifieke gevallen cultuurhistorie. Binnen bestaand stedelijk gebied geldt het provinciaal belang alleen als er een kern is opgenomen op de kaarten cultuurhistorie en/of archeologie.

Bij kernkwaliteiten die niet zijn opgenomen op de kaarten, zien wij onze rol als volgt:

  • Inspireren: wij willen bijdragen aan het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten door inspirerende voorbeelden en informatie binnen en buiten Drenthe te delen met gemeenten. Op verzoek faciliteren wij gemeenten bij het opstellen van gemeentelijke plannen met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit.
  • Kennis delen: wij stimuleren de ontwikkeling van eigen gemeentelijke of lokale verbijzondering en detaillering van kernkwaliteiten. Onze kennis over kernkwaliteiten is algemeen raadpleegbaar in de vorm van de Handreiking Kernkwaliteiten (www.provincie.drenthe.nl/kernkwaliteiten). Gemeenten kunnen deze handreiking gebruiken bij hun afwegingen en bij de doorvertaling in ruimtelijke plannen. De handreiking wordt in samenwerking met onze partners steeds verder ontwikkeld en uitgebreid.
  • Subsidie verlenen: Wij kunnen besluiten tot het instellen van een co-financieringsregeling voor het behouden en ontwikkelen van kernkwaliteiten.

4.2. Uitwerking kernkwaliteiten     

In deze paragraaf verwoorden we het beleid voor de afzonderlijke kernkwaliteiten.

4.2.1. Kernkwaliteit landschap     

Definitie Landschap

Landschap is dat we om ons heen zien; het waarneembare deel van de aarde. Het landschap wordt bepaald door de onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding van de natuur (klimaat, reliëf, water, bodem, plan en dier) en de mens. Landschap wordt dus bepaald door natuur en cultuur. Het landschap is geen statisch gegeven, want natuur en cultuur zijn voortdurend in beweging. Alleen al het feit dat het landschap voor een groot deel uit levend materiaal bestaat, maakt dat het landschap van seizoen tot seizoen en van jaar tot jaar verandert. Bovendien zijn veranderingen in onze cultuur – de manier waarop wij onze ruimte gebruiken- in het landschap terug te vinden. Oude elementen vormen samen met moderne elementen (antennemasten, windmolens, pijpleidingen, zonneakkers, hoogspanningsmasten) het landschap.

De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. Landschap is één van de zes kernkwaliteiten van Drenthe. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal. Onze ambitie is een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en -onderdelen zich blijvend manifesteert. De landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken willen we in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld past bij de (ontwikkelings-)geschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.

Onze doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn het behouden en versterken van:

  • de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
  • de karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen die we in Drenthe onderscheiden:
  • de karakteristieke macrogradiënten van het Drents Plateau in relatie tot de aangrenzende en lager liggende veengebieden.

Binnen Drenthe zijn zes landschapstypen te onderscheiden:

  1. Esdorpenlandschap;
  2. Esgehuchtenlandschap;
  3. Wegdorpenlandschap van de laagveenontginning;
  4. Wegdorpenlandschap van de randveenontginning;
  5. Landschap van de veenkoloniën;
  6. Landschap van de Koloniën van Weldadigheid (UNESCO Werelderfgoed, zie 4.2.3.3).

Het doel is deze landschapstypen van Drenthe herkenbaar, beleefbaar en leesbaar te houden. De verschillende landschapstypen zijn nader omschreven, en het bijbehorende provinciaal belang is gedefinieerd. Op de kaart is aangegeven welke landschappelijke kenmerken en structuren van provinciaal belang zijn.

Naast de landschapstypen, hanteren we specifiek beleid voor enkele zichtbare overgangen in het landschap te weten de macrogradiënt (overgangen in het landschap met veel reliëf), de wegpanorama’s, de stads en dorpsranden, de harde grens tussen stad en land en hoogbouw.

4.2.1.1. Esdorpenlandschap     

Kenmerken van het landschapstype

Het Drents Plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen: het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide.

Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos).

Rond de dorpen liggen de landschapsonderdelen die vanouds in het landbouwsysteem elk hun eigen functie hadden. Direct aan de rand van het dorp lagen de ‘goorns’: kleinschalige, verkavelde gebieden met hagen en singels, waar onder andere groenten voor menselijke consumptie werden verbouwd. Op de hoger gelegen gronden ontwikkelden zich door de eeuwen heen de essen, omzoomd door bosjes, strubben of soms een ringwal. In het lagergelegen beekdal lagen de graslanden, tot aan het begin van de vorige eeuw onverdeeld, de zogenaamde madelanden. Later zijn de beekdalen sterk verkaveld en hebben ze door de aanleg van houtwallen een kleinschalig, besloten karakter gekregen. Buiten de gecultiveerde wereld lag de grote ‘woestenij’: het veld, de heide. Dit is een vaak enorm grote ruimte die gebruikt werd om de schapen te weiden. Door ontginning en bebossing (tot ver in onze eeuw) zijn de meeste van deze heidevelden verdwenen.

Kenmerken van de nederzetting

Het landelijke gebied dringt tot diep in de dorp structuur door. De brink vormt nu vaak het centrum van het dorp. De brinken waren (zijn) beplant met opgaande bomen, veelal eiken. Rond de brink werden de boerderijen gegroepeerd. Brinken lagen van oorsprong aan de rand van het dorp. De open ruimten worden gevormd door één of meer brinken, erven, kleine akkers en weilanden tussen de bebouwing. Van oudsher is er een functionele samenhang tussen deze ruimten en de bebouwing. Het wegenpatroon is een vervlechting van bochtige wegen, bestaande uit één of enkele doorgaande wegen en enkele minder belangrijke wegen die daarop aansluiten. De nu nog zichtbare klinkerbestrating is hiervoor kenmerkend. Waar het nog gaaf is, maakt het dorpssilhouet de indruk van een hoogstaand bos met daartussen en aan de randen lage dorpsbebouwing. De bebouwing is landelijk van karakter en bestaat vooral uit typische boerderijen die schijnbaar willekeurig geplaatst zijn. Soms steekt een kerktoren of molen boven het silhouet uit.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang zijn:

  • de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting;
  • de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand) beplanting.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op:

  • behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;
  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.
4.2.1.2. Esgehuchtenlandschap     

Kenmerken van het landschapstype

Het Reestdal en omgeving is alom erkend als een bijzonder gaaf deel van het esgehuchten- of hoevenlandschap op de grens van Drenthe en Overijssel. Het kleinschalige gebied langs de Reest wordt gekenmerkt door een aantal kleine nederzettingen (gehuchten), ontstaan op de flanken van het beekdal. Op zandruggen en koppen liggen hier de boerderijen bij kleine (eenmans-)essen. Op een aantal plaatsen gaat het beekdal via hei en bos prachtig over in het veld. Dit zijn zeer fraaie en waardevolle plekken. Vooral het westelijk deel van het gebied heeft door de aanwezige havezaten en voorname boerderijen met de daarbij behorende bossen en lanen een uitstraling van allure.

Kenmerken van de nederzetting

Het esgehuchtenlandschap heeft veel overeenkomsten met het esdorpenlandschap. Het esgehuchtenlandschap is echter kleinschaliger en meer uitgesproken qua hoogteverschillen en steilranden. Het ‘dorp’ bestaat uit één of enkele verspreid liggende boerderijen.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang zijn:

  • de (eenmans-)essen: kleine, kenmerkende open ruimten, omgeven met esrandbeplanting;
  • de beekdalen: onbebouwd gebied met haaks liggende, kleinschalige beplantingstructuren en/ of beekdal(rand)beplanting.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op:

  • behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;
  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.

4.2.1.3. Wegdorpen van de laagveenontginning     

Kenmerken van het landschapstype

Het wegdorpenlandschap van de laagveenontginning, ook wel het ‘slagenlandschap’, ligt op de laagstgelegen plekken in de provincie Drenthe, waar in de benedenlopen van de beekdalen veen is ontstaan. Kenmerkend zijn de ontginningsassen, de langgerekte lintdorpen (waarvan het karakter en de sfeer grotendeels bepaald worden door bebouwing en wegbeplanting) en de grote, open weidegebieden (met de smalle, langgerekte verkaveling en het slotenpatroon haaks op de ontginningsas). Sommige delen hebben door de kavelgrensbeplanting een min of meer besloten karakter.

Kenmerken van de nederzetting

Het omringende landelijke gebied dringt door in het wegdorp, dat ook wel streekdorp wordt genoemd. Vanaf de hoofdweg is tussen de bebouwing door het landelijk gebied steeds waarneembaar. Het silhouet van het dorp is een langgerekte strook, waarvan de massa wordt gevormd door een aaneenschakeling van forse boerderijen met erfbeplantingen en de dominerende beplanting langs de weg. De beplanting bestaat uit opgaande bomen in een vrij open landschap.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is het open weidegebied en de smalle verkaveling met het fijnmazige slotenpatroon.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.

4.2.1.4. Wegdorpen van de randveenontginning     

Kenmerken van het landschapstype

De randveenontginningen vormen binnen Drenthe een bijzonder landschapstype. Ze liggen langs de randen van de Veenkoloniën en zijn ontstaan door het ontginnen van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype, wordt bepaald door de dorpen: langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatig opstrekkende verkaveling.

Kenmerken van de nederzetting

Het omringende landelijke gebied dringt door in het wegdorp. Vanaf de hoofdweg is tussen de bebouwing door het landelijke gebied waarneembaar. Het dorpssilhouet is een langgerekte, smalle, slingerende strook, waarvan de massa wordt gevormd door een onregelmatige aaneenschakeling van forse boerderijen, kleinere boerderijen en woningen met erfbeplantingen. Dominerend is de beplanting van opgaande bomen langs de weg, in een open landschap. Typisch is de ligging op de lichtglooiende rand van een hoogveenontginning en veelal een stroomdal.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is de typische langgerekte en slingerende ontsluitingsstructuur. Veelal is deze aan weerszijden beplant. Het is de hierop dwarsliggende, onregelmatige verkavelingsstructuur die de maat en schaal van de omliggende openheid bepaalt.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de kavelstructuur met de omringende kenmerkende open ruimtes en de ontsluitingsstructuur. Dit gebeurt mede door het behouden van de wegbeplanting langs de hoofdontsluiting.

4.2.1.5. Landschap van de Veenkoloniën     

Kenmerken van het landschap

Het meest voorkomende landschapstype in de provincie is het hoogveenontginningslandschap. Dit landschapstype beslaat in totaal ongeveer een kwart van het gehele grondgebied van de provincie. Tot dit landschapstype behoren behalve de Drents-Groningse Veenkoloniën ook het Odoornerveen, Hoogeveen-Hollandscheveld, Smilde en enkele kleinere gebieden bij Dalen en Roden. De meeste veenontginningen in Drenthe zijn onderling verbonden door kanalenstelsels. Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke orthogonale verkaveling (‘haakse lijnen’), de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen. Zo heeft het gebied rond Hollandscheveld een kleinschalig, besloten karakter met veel verspreid voorkomende bebouwing en bosstroken. In Smilde vormt de Drentse Hoofdvaart de ruggengraat van de ontginning en zijn de Oude Veenkoloniën kleinschaliger dan de Veenkoloniën in de omgeving van Emmen.

Kenmerken van de nederzetting

Afhankelijk van het type dorp (enkel- of dubbellint) en de dichtheid van de bebouwing dringt het landelijk gebied diep of minder diep door in het dorp. Vanaf de hoofdontsluiting is het landelijk gebied in veel gevallen waarneembaar. Kenmerkend is de regelmaat. Het dorpssilhouet is een langgerekte strook waarvan de massa wordt gevormd door een aaneenschakeling van grote boerderijen en woningen met erfbeplantingen. Dominerend is de langgerekte beplanting van opgaande bomen langs de wegen, in een open vlak landschap.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is de orthogonale (‘haakse lijnen’) samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken en de rechtlijnige landschapsstructuur.

4.2.1.6. Landschap van de Koloniën van Weldadigheid     

Kenmerken van het landschap

De Koloniën van Weldadigheid zijn wereldwijd uniek, hebben de UNESCO werelderfgoed status en verdienen daarmee bijzondere aandacht (zie 4.2.3.3 UNESCO Werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid). Hoewel elk van de gebieden zijn eigen karakter en sfeer heeft, hebben de koloniën ook een aantal gemeenschappelijke kenmerken. De hoofdstructuur wordt bepaald door orthogonale (‘haakse’) lijnen. De (hoofd)ontsluitingswegen worden begeleid door beplanting (lanen) en soms door kanalen of waterlossingen. Langs deze wegen bevindt zich karakteristieke bebouwing, in een ijle of dichtere concentratie. De orthogonale structuur resulteert in karakteristieke boscomplexen en open ruimten met bijbehorend een grootschalige of kleinschalige (veelal blokachtige) verkaveling.

Kenmerken van de nederzetting

Het landelijke gebied dringt door in de nederzetting. Vanaf de hoofdontsluitingen is het landelijk gebied waarneembaar. Het karakter is blokvormig en regelmatig. Vanwege het parkachtige karakter is er geen sprake van een uitgesproken dorpssilhouet. De dorpsstructuur kenmerkt zich door het wegen en kanalenpatroon. De oorspronkelijke bebouwing is uniek en typisch. Ze staat in één rooilijn en is afgestemd op de functie. Dominerend is de langgerekte met laanbeplanting.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is:

  • de rechtlijnige, structuurbepalende (hoofd)ontsluitingswegen, met daarlangs laanbeplanting;
  • het orthogonale ingenieurslandschap met een blokachtige verkavelingsstructuur waarin bos en open ruimten elkaar afwisselen;
  • de structuur van lintbebouwing en de hiërarchie in de architectuur van de aanliggende bebouwing (veelal haaks op de ontginning as), met een regelmatige onderlinge afstand.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van:

  • de laanbeplanting langs de hoofdontsluiting;
  • de ontginningsstructuur en de afwisseling tussen massa en ruimte;
  • de kenmerkende bebouwingslinten en de onderlinge afstanden.
  • De UNESCO-werelderfgoed status

4.2.1.7. Overgangen tussen landschapstypen     

Naast de landschapstypen hanteren we specifiek beleid over enkele zichtbare overgangen in het landschap, te weten de macrogradiënt, de wegpanorama’s, de stads en dorpsranden, de harde grens tussen stad en land en hoogbouw.

Macrogradiënt

De geologische ontwikkeling van Drenthe en het menselijk ingrijpen heeft geleid tot reliëfrijke overgangen in het landschap. Deze overgangen versterken de contrasten tussen landschapstypen, we noemen deze overgangen de macrogradiënt. Ook voor de cultuurhistorie is deze macrogradiënt belangrijk. Prehistorische jagers en historische boeren kozen voor de aanleg van hun jachtkamp of boerennederzetting bij voorkeur een plek uit waar binnen korte afstand meerdere landschappen voorkwamen. Het behouden en versterken van de karakteristieke macrogradiënten (steile overgang van het Drents Plateau en de keileemruggen en stuwwallen naar het lagergelegen gebied, de zogenaamde macrogradiënt) van het Drents Plateau in relatie tot de aangrenzende en lager liggende veengebieden is van provinciaal belang.

Wegpanorama

Wij hechten waarde aan een zorgvuldige presentatie van Drenthe aan de hoofdinfrastructuur en willen we de karakteristieken van de landschapstypen en het contrast tussen stad en land, gezien vanaf de infrastructuur, zichtbaar houden. Het gaat ons daarbij nadrukkelijk niet om gefixeerde fotomomenten die luttele seconden een blik op het landschap werpen. De essentie van het begrip wegpanorama’s zit voor ons in het beleefbaar houden van de afwisseling tussen bebouwd en onbebouwd gebied én, daar waar langs wegen ontwikkeld wordt, dit met kwaliteit gepaard gaat. De infrastructuur is tenslotte de oprijlaan naar ons Drentse recreatief toeristische product. Voor de eenduidigheid maken wij geen onderscheid tussen snelweg- en wegpanorama’s en hanteren wij enkel het begrip wegpanorama. Deze komen voor langs de doorgaande Rijks- en provinciale wegen. Hieronder vallen de A28, de A32, de A37, de N33, de N34, de N48, de N371, de N381 en de N391.

Stads- en dorpsranden

Steden en dorpen ontwikkelen zich en groeien. Zo zijn in de loop der tijd nieuwe dorps- en stadsranden ontstaan. Tot voor kort stond ‘ontwikkelen’ gelijk aan groeien. Omdat het anno nu niet meer vanzelfsprekend is dat dorpen en steden alleen maar groeien, is er een nieuwe context ontstaan. Stads- en dorpsranden zijn het visitekaartje van de stad, het dorp en het landschap. Het zijn gradiënten (geleidelijke overgangen) in het landschap, die toeristische aantrekkelijke verbindingen tussen onze steden/dorpen en ons landschap vormen. Illustratief zijn de Drentsche Aa (Assen), het Oude Diep (Hoogeveen) en de Reest (Meppel). Deze stadsranden worden begrensd door de landschappelijke waarde die ze vertegenwoordigen en worden om die reden gekoesterd.

Maar er zijn ook stads- en dorpsranden waar de relatie met het omringende landschap is vervaagd of verdwenen. Hier bestaat het risico dat er zich ontwikkelingen voordoen die afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit, waardoor het gebied als ‘verrommeld’ wordt beleefd. De huidige situatie vraagt om het denken in ruimtelijk-economische oplossingen. Leegstand, verpaupering, versnippering en onaantrekkelijke entrees willen we voorkomen door gezamenlijk met gemeenten deze opgaven integraal te benaderen. Atelier mooi Drenthe heeft het concept ‘duurzaam DNA Drenthe’ ontwikkeld, dat uitgaat van de cultuurhistorische en landschappelijke karakteristiek van de plek. Dit gedachtegoed inspireert ons om met gemeenten gezamenlijk invulling te geven aan stads- en dorpseigen overgangen tussen stad en platteland.

We kijken daarbij zowel van binnen naar buiten kijken (van stad naar land), als van buiten naar binnen (van land naar stad). Hierbij kunnen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • het versterken van de ruimtelijke kwaliteit (hoe takt de stad of het dorp aan op het buitengebied);
  • het stimuleren van de mogelijkheden van recreatieve uitloop en medegebruik, in aansluiting op de routestructuren in de omgeving;
  • het realiseren van een natuurlijke verbinding tussen stad en omgeving.

Harde grens tussen stad en land

Op de kaart zijn bij de stadsranden van Assen, Hoogeveen en Meppel harde grenzen tussen stad en land gemarkeerd. Daar grenzen de steden aan landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De Drentsche Aa (Assen), het Oude Diep (Hoogeveen) en de Reest (Meppel) zijn iconisch voor de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Deze waarden willen we behouden en versterken. Uitbreiding van de aangrenzende steden achten wij hier onwenselijk.

Hoogbouw

Hoogbouw is een term die gebruikt wordt voor hoge gebouwen en bouwwerken. Hoogbouw kan een stedenbouwkundige oplossing zijn om zuinig met de beschikbare ruimte om te gaan. Ook kan hoogbouw bepaalde plekken accentueren. Omdat hoogbouw stedelijkheid uitstraalt en het bestaande stadssilhouet transformeert, zijn wij van mening dat hoogbouw alleen in de stedelijke omgeving thuishoort. Bovendien vinden wij dat hoogbouw geen dominante inbreuk mag maken op de beleving van het landschap. Hoogbouw in de kern heeft effect op de beleving van de rand. Bij plannen ten aanzien van hoogbouw, kijken wij daarom niet alleen naar de betekenis daarvan binnen een bepaalde stedenbouwkundige structuur, maar ook naar de impact van de hoogbouw op de beleving van de horizon vanuit nabijgelegen (binnen 10 km) cultuurhistorische dorpenensembles. Daarom moet aan plannen voor hoogbouwontwikkelingen een landschapsplan wordt gekoppeld. Het inzetten van 3D-visualisaties kan helpen om de mate van de impact te bepalen.

4.2.2. Kernkwaliteit natuur     

Definitie natuur en biodiversiteit

Natuur is een samenhangend geheel van planten, dieren, levensgemeenschappen, bodem- en grondsoorten, water en klimaat. Natuur is een verzamelbegrip. Het varieert van abstract (‘natuur is het kapitaal van Drenthe’) tot meer concreet (‘dat wat je ziet in het Dwingelderveld’). Het varieert van sterk door de mens beïnvloed (tuinnatuur), tot weinig door de mens beïnvloed (regenwoud, Waddenzee) en van weinig complex (zoals een akker) tot erg complex (zoals een levend hoogveen). De soort natuur die op een plaats ontstaat of ontwikkeld kan worden, hangt samen met het klimaat, de waterhuishouding en de bodem- en grondsoorten (abiotische factoren). Planten- en dierensoorten (biotische factoren) beïnvloeden elkaar onderling en kunnen op hun beurt de abiotische factoren beïnvloeden. Het wijzigen van een enkele abiotische of biotische factor kan een reeks gebeurtenissen in gang zetten, die kunnen leiden tot veranderingen in een levensgemeenschap of zelfs in het klimaat.

Duurzame levensgemeenschappen (ecosystemen) zijn bestand tegen het wegvallen of het wijzigen van een enkele factor. Voor dergelijke systemen wordt ook wel de term ‘robuust’ gebruikt. Biodiversiteit betreft de verscheidenheid aan soorten en genen en is een indicatie voor de gezondheid van een ecosysteem. Ecosystemen, waarin dieren en planten samenleven zijn essentieel voor productie van zuurstof, afbraak van organisch materiaal, bestuiving van planten, waterzuivering en vele andere zogenaamde ecosysteemdiensten. Ook de mens is dus gebaat bij een hoge mate van biodiversiteit.

Hoe groter de diversiteit binnen een ecosysteem, hoe beter het systeem zich kan aanpassen. Een weinig complex systeem kan relatief eenvoudig hersteld worden. Akkerkruiden die in een graanveld thuishoren, kunnen bij een gericht beheer elk jaar opnieuw ontkiemen.

In Drenthe is alle natuur – ook de natuur in reservaten en in Natura 2000-gebieden – beïnvloed door de mens en het resultaat van een meestal langdurig gebruik. Deze natuur blijft alleen in stand door permanente inspanning van de mens. Dat kan bestaan uit plaggen of maaien, maar ook zorgen voor een goede waterstand of luchtkwaliteit. Door het creëren van gunstige (abiotische) omstandigheden wordt de natuur robuuster, wat zal leiden tot een verlaging van de beheerinspanning.

Natuur als kernkwaliteit

Woest en ledig, dat was Drenthe rond 1850. Ruim 65% van het oppervlak bestond uit uitgestrekte heidevelden en ondoordringbare venen. De beekdalen waren rijk aan bloemen, maar kleddernat door kwelstromen vanuit de hogere delen van het Drents Plateau. Bos was schaars, maar in die bossen groeide een rijkdom aan bijzondere planten. Inmiddels zijn we ruim 150 jaar verder en is er veel veranderd. Maar door je oogharen heen zie je nog duidelijk de structuren van dat oude en bijzondere Drenthe.

Dat de natuur in Drenthe zo bijzonder is, heeft te maken met een aantal unieke factoren: bodem, water, klimaat en schaal. In de bodem van Drenthe is op grote schaal keileem aanwezig. Deze laag, vlak onder het oppervlak, is relatief rijk aan mineralen en houdt water dat naar beneden wil sijpelen, langdurig tegen. Dat maakt dat de Drentse bodem minder arm aan voedingstoffen is dan bijvoorbeeld de Veluwe en vaak ook veel natter. Drentse natuurgebieden zoals heidevelden zijn rijk aan plantensoorten die goed gedijen op keileem, zoals valkruid en diverse orchideeënsoorten.

In Noord-Drenthe komt veel potklei voor. Daarom komen daar soortenrijke bossen voor, die zich kunnen meten met de beroemde bossen uit Zuid-Limburg met het bosviooltje, grote keverorchis en heelkruid. Aan de andere kant van het spectrum vinden we de veenbodems. Er is geen andere provincie dan Drenthe waar zo veel belangwekkende hoogvenen bewaard gebleven zijn, zoals het Fochteloërveen, het Witterveld en het Bargerveen. Soorten als lavendelheide, kleine veenbes en wollegras zijn in deze veengebieden niet schaars, zoals in veel andere provincies wel het geval is.

Doordat het Drents Plateau relatief hoog ligt, stromen de beken die in het Hart van Drenthe ontspringen naar de zijkanten van dat plateau, vaak nog steeds gevoed door schoon en relatief mineraalrijk kwelwater. Dat water is van groot belang voor veel plantensoorten en diverse bijzondere natuurtypen, die we bijvoorbeeld terugvinden in het dal van de Drentsche Aa, met trilvenen, blauwgraslanden en beekbegeleidende bossen. Drenthe heeft nog veel grootschalige, robuuste natuurgebieden. Daarnaast is in de ontginningsperiode veel bos aangeplant waardoor forse groene gebieden zijn ontstaan, die samen met enerzijds de bestaande natuurgebieden en anderzijds de natuurontwikkelingsgebieden een belangrijk aandeel in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) vormen.

Het NNN is een samenhangende structuur van (nieuwe) natuurgebieden, ecologische verbindingen en agrarische gebieden met hoge natuurwaarden, deze zijn nader beschreven in hoofdstuk 7. Het NNN vormt de ruggengraat van de Drentse natuur en waarborgt biodiversiteit en robuuste natuur. De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland. Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland. Onze ambitie ten aanzien van het ontwikkelen van een robuust NNN, maar ook ten aanzien van de natuur buiten het NNN, zijn uitgewerkt in hoofdstuk 7.

Drenthe is rijk aan karakteristieke en vaak unieke natuur, zowel binnen als buiten de bekende natuurgebieden. Er leven hier nog veel soorten die elders schaars zijn of zelfs verdwenen. Dat geeft ons een grote verantwoordelijkheid om goed voor die natuur te zorgen, voor de natuur zelf, maar ook voor onze toekomst!

Beleven, benutten en beschermen

Het landschap en de natuur worden door velen ervaren als een aangename leefomgeving en een goed vestigingsklimaat. Daarvan profiteren onder andere de toeristische sector, de landbouw en het waterbeheer, waar waterdoelen en ecologische doelen elkaar vaak versterken. Wij beschermen de natuur in Drenthe om de biodiversiteit in stand te houden en te versterken. We zoeken naar combinaties met andere functies, waardoor derden mee kunnen helpen om het natuurnetwerk beter te laten functioneren.

We willen toe naar natuurinclusieve groei door duurzame landbouw te bevorderen en ruimte te bieden aan een duurzame recreatief-toeristische sector. We nodigen daarnaast ook andere sectoren uit om met plannen te komen die goed zijn voor de economie van Drenthe en goed zijn voor de natuur. Drenthe kan zich hiermee in brede zin profileren. Naarmate het natuurnetwerk meer robuust en vitaal is, zijn er meer mogelijkheden voor combinaties met andere functies. Dit vraagt per gebied een afweging, waarbij de aard en schaal van een gebied, de aanwezige natuurwaarden, de ruimte in de (inter-)nationale regelgeving en het soort initiatief het verschil maken.

Beschermen, beleven en benutten moeten in balans zijn, waarbij het uitgangspunt is dat beleven en benutten niet ten koste gaan van de natuur, de biodiversiteit en de potentiële waarden van de natuur. Immers als we de natuur onvoldoende beschermen, dan valt er ook niets meer te beleven en te benutten.

Beschermen

Bescherming van natuur vindt primair plaats via de landelijke wet- en regelgeving. Bij maatschappelijk gewenste ruimtelijke ingrepen in de natuur moet vanuit dit beschermingskader getoetst worden of en op welke wijze gewenste ruimtelijke ingrepen al dan niet kunnen plaatsvinden. Natuur is een kernkwaliteit en daarmee een provinciaal belang waarop initiatieven van derden beoordeeld worden. Het doel daarbij is altijd om een kernkwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken in combinatie met het realiseren van een initiatief.

Het beleven van natuur is voor de Drenten en toeristen van groot belang. De Drentse natuur is goed toegankelijk en draagt daarmee bij aan het woongenot, het vestigingsklimaat voor wonen en bedrijven. Op enkele plaatsen wordt het recreatief medegebruik gezoneerd zodat er rustige gedeelten in natuurgebieden ontstaan en meer intensief gebruikte gedeelten. Met het realiseren van nieuwe natuur conform het Natuurpact en aanvullende (landelijke) programma's zoals Uitvoeringsprogramma 2021-2023 willen we bijdragen aan het ontlasten van gebieden met een te hoge recreatiedruk.

Beleven

Actief zijn in de natuur ondersteunt een goede gezondheid en welbevinden. Door een toename van natuurbeleving groeit de actieve betrokkenheid bij natuur en landschap. Daarnaast is educatie en voorlichting nodig om de waarden van natuur onder de aandacht te brengen en draagvlak voor de natuur te vergroten. Uit onderzoek blijkt dat de natuur en het gevarieerde landschap in Drenthe door veel mensen worden bezocht. Slechts een beperkte groep komt voor de hoogwaardige natuurgebieden van Drenthe, terwijl het overgrote deel vooral de afwisseling en de rust waardeert. Dit is een gegeven dat bij het in stand houden en verbeteren van de beleefbaarheid van de Drentse natuur een rol moet spelen.

De mogelijkheden om van de Drentse natuur te genieten zijn groot. Samen met gemeenten, Recreatieschap Drenthe, Landschapsbeheer Drenthe en terrein beherende organisaties en eigenaren kijken we hoe we het bestaande fiets- en wandelnetwerk in de natuurterreinen in stand kunnen houden en waar mogelijk de toegankelijkheid van het landschap kunnen verbeteren, met respect voor de aanwezige natuurwaarden. De markt en de omgeving worden hier nadrukkelijk bij betrokken. Het zijn vooral ondernemers, lokale groepen en andere overheden, die een actieve bijdrage aan de beleefbaarheid van de Drentse natuur kunnen leveren.

We zien in diverse gebieden de ontwikkeling van modern gastheerschap. Veel ondernemers zijn enthousiast om de eigen leefomgeving op een positieve manier onder de aandacht te brengen en zo bij te dragen aan draagvlak voor de instandhouding ervan. Dit willen we stimuleren. We zien ruimte voor culturele festiviteiten in een natuurlijke omgeving en willen in samenspraak met de terrein beherende organisaties en bewoners de mogelijkheden daarvoor nader bekijken.

We vinden het belangrijk dat de mogelijkheden om natuur en landschap actief te beleven bevorderd worden en willen ruimte bieden aan buitensporten (golf, mountainbiken, ruitersport), waarmee beleving en beweging met elkaar worden verbonden. We verwachten dat er in combinatie met dit soort activiteiten mogelijkheden ontstaan om ook de kwaliteit van het natuurnetwerk te versterken.

Drenthe heeft een rijk aanbod aan dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Er is echter vraag naar meer kwaliteit, comfort en beleving. We werken graag mee aan plannen die hierin voorzien, omdat we denken dat dit zowel voor de natuur als voor de recreatief-toeristische ontwikkeling van belang is.

De toegankelijkheid kan worden verbeterd door toeristische overstappunten aan de rand van natuurgebieden of in nabije dorpen te benutten voor recreatieve routes, parkeren, horeca e.d. De intensieve recreatie concentreert zich op dit soort plaatsen, de extensieve recreatie laat zich prima combineren met natuurgebieden.

Veel inwoners van Drenthe zijn ook actief betrokken bij de instandhouding en het beheer van natuurterreinen of landschapselementen. Diverse organisaties werken veel met vrijwilligers om kleine landschapselementen te beheren, educatie te verzorgen en om gegevens te verzamelen. Onder het motto 'jong geleerd, oud gedaan' begint draagvlak voor natuur- en landschapsbehoud op de lange termijn bij bewustwording en educatie.

Veel mensen doen dit soort vrijwilligerswerk om de combinatie van natuurbeleving, gezondheid en sociale motieven. Dit draagt bij aan de betrokkenheid van bewoners bij de kwaliteit van de eigen omgeving en natuurbeheer in het algemeen. Omdat dit vraagt om kennis en organiserend vermogen bij inwoners en ook bedrijven, gaat dit niet altijd vanzelf. Het is dus nodig inwoners en bedrijven zo te faciliteren dat zij verantwoordelijkheid kunnen nemen voor het beheer en onderhoud van de eigen leefomgeving. We ondersteunen organisaties en inwoners die hieraan invulling kunnen geven.

Benutten

Diverse maatschappelijke trends kunnen inspireren tot een prachtige combinatie van natuur en economie, die voor beide sectoren winst op kunnen leveren. Dit soort combinaties zien we al ontstaan en willen we graag bevorderen.

Zo kan natuur in de transformatie naar een biobased economy bijdragen als leverancier van grondstoffen voor chemie, energie en farmacie. Klimaatverandering leidt tot de aanwijzing van waterbergingsgebieden en buffergebieden. Dit gaat vaak samen met natte natuur. Ook CO2 vastlegging (bosuitbreiding of vernatting) en het tegengaan van veenoxidatie laat zich goed combineren met natuur.

Als onderdeel van de klimaatopgave vraagt de energietransitie om ruimte. Zowel de ontwikkeling van zon op land als wind hebben impact op het Drentse landschap. Dergelijke ontwikkelingen moeten wel passen binnen het wettelijk en ruimtelijk kader. Door slim te combineren zijn er ook kansen voor natuur en biodiversiteit bij het realiseren van de energietransitie. Zo kan een zonnepark bijvoorbeeld worden ingezet om een ecologische verbinding te ontwikkelen of te versterken en om bufferzones rond natuurgebieden in te richten. Ook kan op het perceel zelf een meerwaarde worden gecreëerd voor biodiversiteit, door goede inrichting en beheer.

De bodembiodiversiteit onder de zonnepanelen en het effect van hekwerken op de doorgang van wilde dieren zijn zorgpunten bij de ontwikkeling van zonneparken in relatie tot biodiversiteit/natuur. Door ruimte tussen de panelen te laten en zo min mogelijk te kiezen voor de gesloten oost-westopstellingen wordt al wel zoveel mogelijk rekening gehouden met de bodem.

Natuur en landschap vormen een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor wonen en werken. Er is een mooie combinatie te maken met gezondheid en welzijn, wonen, dienstverlening, kleinschalige ambachten, vrijetijdsbesteding, cultuur, duurzame energie en schone technologie (ICT en sensoren). In het landelijk gebied rondom de stedelijke gebieden zien we een groeiende groep rustzoekers vrijkomende boerderijen voor werk en wonen in gebruik nemen.

De Drentse bossen zijn aangelegd om hout te produceren. Bedrijven op het gebied van bosexploitatie en houtverwerking bieden werkgelegenheid. Houtoogst kan bijdragen aan een duurzame vastlegging van CO2 in de bouw. De nieuwe landgoederen en de aanleg van nieuwe bossen door particulieren (laatste 30 jaar 3.000 ha) leveren een belangrijke bijdrage aan de natuur, landschap en economische ontwikkeling van Drenthe. Het bosbeleid is uitgewerkt in de Drentse Bomen- en Bossenstrategie.

Er is een toenemende maatschappelijke behoefte aan het begraven in de natuur. In Drenthe zijn nu diverse natuurbegraafplaatsen ontwikkeld. Wij bieden ruimte aan natuurgraven binnen het NNN, zover dit passend is binnen de ruimtelijke kaders. Een ander goed voorbeeld van samengaan van bedrijvigheid en landelijk gebied/natuur is het LOFAR-gebied.

De laatste jaren krijgt de term natuurinclusief steeds meer inhoud. Onder natuurinclusief wordt verstaan dat bij ontwikkelingen rekening gehouden wordt met de leefomgeving van soorten en ruimte gegeven wordt aan de ontwikkeling van natuur en landschap. Hiermee geven wij ook invulling aan de Basiskwaliteit Natuur. Dit wordt vertaald naar de natuurinclusieve samenleving. In het kader van het programma Natuur gaan de provincies en het Rijk de ‘Agenda Natuurinclusief’ opstellen. Hierin worden voor de langere termijn de ambities en kansen voor een natuurinclusieve samenleving in beeld gebracht, met versterkte aandacht voor de natuur in onze nabije omgeving en niet alleen in natuurgebieden.

De landbouw beslaat het grootste deel van het grondgebied van onze provincie. Voor de biodiversiteit in Drenthe zijn qua ruimtegebruik m.n. akkerbouw en veeteelt van belang. De grondgebonden landbouwsector stelt het bodemkapitaal centraal en het bodem- en watersysteem spelen mee bij de keuze van gewassen en bedrijfsvoering. Landbouw, natuur en landschap zijn complementair aan elkaar. Vanuit het natuurbeleid stimuleren wij een natuurinclusieve bedrijfsvoering waarbij landbouw en natuur met respect voor elkaar functioneren. Natuur levert als ecosysteem een belangrijke bijdrage aan de productiviteit van de landbouw terwijl omgekeerd een meer natuurinclusieve landbouw onmisbaar is voor het behoud van de soortenrijkdom in het landelijk gebied. Denk bijvoorbeeld aan vlinders, bijen en andere insecten en aan akker- en weidevogels. Aspecten van gebruik en beheer (o.a. gebruik pesticiden), milieu (verzuring en vermesting) en inrichting (landschap en landschapselementen) spelen een rol.

Ontwikkelingen op het gebied van agroforestry en voedselbossen geven we binnen voornoemde context een plaats.

4.2.3. Kernkwaliteit cultuurhistorie     

Definitie Cultuurhistorie

Cultuurhistorie is het totaal aan bovengrondse sporen van menselijke activiteiten in de stad en op het platteland, in de bebouwde en de onbebouwde omgeving. Deze sporen leveren ons informatie op over het leven en werken van de mens in vroeger tijden (de bewoningsgeschiedenis), én verklaren ook voor een belangrijk deel waarom onze omgeving er nu uitziet zoals ze eruitziet. De cultuurhistorie in Drenthe omvat dus zowel het historisch (steden)bouwkundig erfgoed als het historisch landschappelijke erfgoed.

Cultuurhistorie en ontwikkeling
Ons cultuurlandschap, met daarin het gebouwde erfgoed als ankerpunten, is sterk bepalend voor hoe wij onze leefomgeving ervaren. Het geeft er betekenis aan en is zo direct verbonden met ons beeld van de Drentse identiteit. Daarvoor hebben wij de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), die ons provinciaal belang vastlegt, met daarin twee sturingsniveaus. Daarnaast hebben wij een provinciale monumentenlijst en beleid op het gebied van herbestemming. De gebieden van de Koloniën van Weldadigheid, waarvan er een aantal in Drenthe liggen, achten wij daarnaast van internationaal belang. Deze gebieden zijn sinds 2021 UNESCO Werelderfgoed. De leefomgeving, en dus ook ons cultuurlandschap, ontwikkelt zich tegelijk voortdurend en verandert mee met de grote opgaven van deze tijd. Wij zetten cultuurhistorie integraal in als ontwikkelfactor bij de ruimtelijke, economische en maatschappelijke opgaven, zoals krimp en leefbaarheid, duurzame energie, klimaatadaptatie, toekomstbestendige landbouw en vrijetijdseconomie. Hiervoor hebben wij ook beleid vastgelegd in de Cultuurnota 2021-2024, ‘Cultuur om te delen’. Hiermee draagt cultuurhistorie niet alleen vanuit kaders maar ook vanuit inspiratie bij aan herkenbare, ‘Drentse’ oplossingen.

Uitvoering
Cultuurhistorie heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. Wij werken samen met partners aan het realiseren van de doelstelling, bijvoorbeeld door gezamenlijke (bestuurs)afspraken en subsidieregelingen.

4.2.3.1. Cultuurhistorische hoofdstructuur     

Ons beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota ‘Cultuurhistorisch Kompas Drenthe’. Twee doelstellingen staan hierin centraal:

  • Ten eerste willen we de cultuurhistorie herkenbaar houden. Het provinciaal belang Cultuurhistorie is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
  • Ten tweede willen we de ruimtelijke identiteit versterken. We doen dat door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van onze partners.

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur verbindt alle elementen, structuren en gebieden die in hun onderlinge samenhang van provinciaal belang worden geacht. Voor het bepalen welke onderdelen van provinciaal belang zijn hebben we de volgende criteria toegepast:

  • De onderlinge, samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden;
  • De bovenlokale betekenis van de elementen, structuren en gebieden;
  • De mate waarin de elementen, structuren en gebieden nu ruimtelijk dominant zijn;
  • De mate waarin zij karakteristiek zijn voor de provincie Drenthe en voor het deelgebied.

Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. Wij maken in het Cultuurhistorisch Kompas onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. Deze drie sturingsniveaus zijn conform de Omgevingswet beleidsneutraal vertaald naar twee sturingsniveau 's: Betrekken bij en Rekening houden met.

De sturingsniveaus zijn gebiedsgericht toegepast en gekoppeld aan de 10 gebieden weergegeven in kaart 4:

  • Betrekken bij geldt in gebieden waar we willen dat de cultuurhistorische samenhang als randvoorwaarde dient voor ontwikkelingen. We vragen initiatiefnemers om dit vroeg in het planproces inzichtelijk te maken; en zetten zelf in op begeleiding van dat proces.
  • Rekening houden met in deze gebieden verwachten wij dat initiatiefnemers de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen gebruiken en bedingen hiervoor vanaf het begin een plek in het planproces. In het Cultuurhistorisch Kompas worden het beleid, de Cultuurhistorische Hoofdstructuur nader toegelicht, o.a. ook met nadere gebiedsinformatie.

Hierna zijn de cultuurhistorische kenmerken en structuren beschreven die van provinciaal belang zijn. Daarbinnen zijn twee beschermingscategorieën mogelijk:

  1. betrekken bij;
  2. en rekening houden met.

Gebied 0. Historische Infrastructuur - Betrekken bij

Dit zijn alle historische beken, waterwegen, kanalen, wijken en wegen die onderdeel uitmaken van het provinciaal belang Cultuurhistorie, maar buiten de deelgebieden vallen. Voor deze gebieden geldt de bescherming 'Betrekken bij'.

4.2.3.1.1. Gebied 1: Kop van Drenthe - rijk landschap, rijke dorpen     

Dit gebied wordt gekenmerkt door een centraal deel met een van oorsprong middeleeuws esdorpensysteem en randveenontginningen, gekoppeld aan een hoefijzervormig beekdalstelsel dat via het Peizerdiep afwatert naar het noorden. De oostelijke rand met een reeks van landgoederen die zich in het bijzonder vanaf de 18de eeuw hebben ontwikkeld, is sterk georiënteerd op de stad Groningen. Het beekdal van het Groote en Oostervoortsche Diep is open, breed en scherp begrensd; door zijn hoefijzervorm waarlangs de esdorpen liggen, vormt dit deel een sterke eenheid. De noordelijke benedenloop (het Peizerdiep) wordt geflankeerd door de ontginningslinten van het laaggelegen randveen, die als het ware overlopen in een reeks van veenterpen, en die dezelfde ontstaansperiode hebben. Oostelijk ligt een gordel van landgoederen rond Eelde en Paterswolde, met een karakteristieke afwisseling in open landbouwgronden en besloten park- en bosaanleg.

4.2.3.1.1.1. Deelgebied 1A Kop van Drenthe: Rekening houden met     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Licht slingerende linten van de randveenontginningen in een coulisselandschap met fijnmazige percelering en houtwallen; Roderwolde is daarbij samen met Sandebuur een voorbeeld van een verschoven lint;
  • Aan weerszijden van het Peizerdiep een reeks van veenterpen, deels zichtbaar als lichte verhogingen in het laaggelegen open landschap;
  • Landgoederen bij Eelde en Paterswolde:
    • Vrijwel aaneengesloten gebied met afwisseling in open landbouwgronden en besloten delen met bos- en parkaanleg;
    • Centrale ligging van de hoofdhuizen binnen de parkaanleg en sterke relatie tussen huis en omgeving.

Ambitie

Richtinggevend voor dit deelgebied is het herkenbaar houden van een oud cultuurlandschap. Dit deelgebied kent onder invloed van de stad Groningen bovendien eigen ontwikkelingen. Daarom sturen wij op:

  • Het veiligstellen van de karakteristiek van de randveenontginningen, door het behouden van licht slingerende wegdorpen en verder versterken van de houtwalpatronen en de opstrekkende verkaveling in het buitengebied;
  • Het beleefbaar houden van het verschoven lint van Sandebuur – Roderwolde en het lint van Peizerwold en de daaraan gekoppelde reeks van veenterpen als bewoningsflanken van het beekdal van het Peizerdiep;
  • Het blijvend zichtbaar onderscheiden van de reeks van landgoederen rond Eelde en Paterswolde. Deze reeks wordt gekenmerkt door een karakteristieke tuin- en parkaanleg, ingebed in landschappelijke structuren, met een variatie in maat en schaal en een doorlopende afwisseling van open en besloten ruimtes.
4.2.3.1.1.2. Deelgebied 1B Esdorpen landschap rond Norg: Betrekken bij     

Karakteristieken/omgevingsbeeld

  • Breed hoefijzervormig beekdal, met een open karakter, dat benadrukt en scherp begrensd wordt door een rand van opgaande beplanting;
  • Esdorpen met daarbinnen de karakteristieke afwisseling van open en gesloten ruimtes, verspreide bebouwing en doorzichten naar essen en beekdal;
  • Diverse boscomplexen, onder andere stuifzandbossen bij Norg, een sterrenbos bij Huize Mensinge en het Norgerholt als oorspronkelijk middeleeuws gebruiksbos.

Ambitie

Richtinggevend voor dit deelgebied is het herkenbaar houden van een oud cultuurlandschap. Daarom sturen wij op:

  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen, esrandbosjes en middeleeuwse gebruiksbossen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en Celtic fields. Dit wordt in het bijzonder op het Noordscheveld weerspiegeld;
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied;
  • Het behouden van de openheid van de brede beekdalen als contrast met hun scherpe begrenzingen in de vorm van houtwallen en bossen.
4.2.3.1.2. Gebied 2: Drentsche Aa, bakens in het beekdal     

De gave beekdalen van de Drentsche Aa zijn de drager van het kleinschalige esdorpenlandschap met de karakteristieke essen, dorpen en beplantingen. Het is een informeel gegroeid, samenhangend landschap dat zijn huidige karakter al min of meer in de middeleeuwen heeft gekregen, maar met een ontwikkelingsgeschiedenis die teruggaat tot in de prehistorie. Dit uit zich in een grote verzameling van hunebedden, grafheuvels, Celtic fields, karrensporen, kerktorens, boerderijen en houtwallen. Assen heeft zich ontwikkeld van esgehucht met een klooster tot bestuursstad. De Vaart, de Hoofdlaan (en het Asserbos) vormen daarbij structurerende assen, gericht op het historische centrum, dat met zijn bebouwing de ontwikkeling van geestelijk centrum naar bestuurscentrum weerspiegelt.

4.2.3.1.2.1. Deelgebied 2.A: Drentsche Aa. Rekening houden met     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • De beekdalen van de Drentsche Aa met flankerend esdorpen en essen, gezamenlijk in een sterke ruimtelijke samenhang aanwezig;
  • Een grote dichtheid aan prehistorische bewoningssporen en hiermee samenhangende routes zoals Celtic fields, grafmonumenten (hunebedden, grafheuvels, urnenvelden) en karrensporen;
  • Authentieke esdorpen met een karakteristieke opbouw van open ruimten en brinken, verspreid staande bebouwing en doorzichten naar de essen en het beekdal;
  • Duidelijk door beplanting begrensde beekdalen met een herkenbare historische percelering en veel houtwallen;
  • Variatie in traditionele boerderijen die de historische ontwikkeling toont van de Drentse boerderijtypen;
  • Kerktorens die van verre zichtbaar zijn als oriëntatiepunt in het landschap en bij Rolde bovendien oriëntatiepunt zijn van een bijzondere historische raaipercelering.

Ambitie

Bepalend voor dit deelgebied is een gaaf en kleinschalig cultuurlandschap met een duidelijke samenhang in tijd en ruimte. Om deze gaafheid te bewaken sturen wij op:

  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en Celtic fields;
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied;
  • Het behouden en herstellen van de oorspronkelijke beekloop in de beekdalen met hieraan gekoppeld de historische percelering, de houtwallen en houtsingels en de reliëfranden;
  • Het zichtbaar houden en beter beleefbaar maken van de historische en prehistorische route, waar karresporen, voorden, grafheuvels en andere prehistorische relicten een unieke verzameling archeologische sporen vormen. Dit in het bijzonder op het Balloërveld;
  • Het accentueren van de reeks van kerktorens in het gebied van de Drentsche Aa die, evenals in de Middeleeuwen, als bakens in het weidse landschap een inspiratiebron kunnen zijn voor nieuwe verbindingen en routes.
4.2.3.1.2.2. Deelgebied 2.b: Assen. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Ruimtelijke structuur van 2 hoofdassen: de Vaart en de Hoofdlaan, die georiënteerd zijn op het oude bestuurscomplex aan De Brink;
  • De historische bebouwingstructuren langs de hoofdassen en het Asserbos met zijn stervormige padenstructuur;
  • De villabebouwing (Hertenkamp, Oud Zuid) als uiting van het bestuurs- en voorzieningencentrum.

Ambitie

  • Het herkenbaar houden van het historische centrum van Assen met de daarop gerichte assen van de Vaart en de Hoofdlaan met hun karakteristieke bebouwing en het Asserbos.
4.2.3.1.3. Gebied 3: Hondsrug en Hunzedal - doorgaande wegen door de tijd     

Bepalend voor dit deelgebied zijn drie zones, die parallel aan elkaar liggen en die samenvallen met de ondergrond: de hoge Hondsrug, het lage Hunzedal (beiden ontstaan in de voorlaatste ijstijd) en een reeks randveenontginningen. De hoofdstructuur van de Hondsrug wordt hoofdzakelijk bepaald door een keten van esdorpen en essen van noord naar zuid over de rug, afgewisseld met grote, zich scherp aftekenende bossen. De continue bewoningsgeschiedenis vanaf de prehistorie blijkt uit de grote dichtheid aan hunebedden, grafheuvels en Celtic fields, die, net als de esdorpen, zijn verbonden aan doorgaande routes die sinds de prehistorie over de Hondsrug lopen. Het Hunzedal contrasteert als laaggelegen, open en nagenoeg onbebouwd gebied met de Hondsrug. De wegdorpen van de randveenontginningen vormen een langgerekt bewoningslint, dat de grens markeert tussen het Hunzedal en de grootschalige veenkoloniale ontginningen. Richtinggevend voor dit deelgebied is het herkenbaar houden van de overgangen en de grenzen tussen de drie parallelle structuren van de Hondsrug, het Hunzedal en het lint van de randveenontginningen.

4.2.3.1.3.1 Deelgebied 3.A: Hondsrug. Rekening houden met     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • De oorspronkelijke middeleeuwse routes die de dorpen verbinden en die vrijwel intact en functioneel zijn;
  • De noord - zuid keten van esdorpen, waarvan de typerende structuren en elementen nog merendeels herkenbaar zijn;
  • Een grote dichtheid aan prehistorische (en historische) bewoningssporen, zoals hunebedden, grafheuvels en Celtic fields, waarvan een deel als keten een prehistorische route over de Hondsrug markeert;
  • Een reeks van grote boseenheden, vooral staatsboswachterijen, door de rechthoekige vormen en hun massa scherp begrensd en zichtbaar in het landschap.

Ambitie

Voor de Hondsrug sturen we specifiek op:

  • Het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en Celtic fields;
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug;
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.
4.2.3.1.3.2. Deelgebied 3.B: Hunzedal en randveen. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

Hunzedal

  • De openheid en grote schaal van het dal wordt benadrukt door de begrenzingen aan de oostzijde en de westzijde: de bebouwingslinten van de randveenontginningen en de vrij steile rand van de Hondsrug met haar besloten boseenheden;
  • Enkele dwarsverbindingen die de esdorpen verbinden met hun randveenontginningen.

Randveenontginningen;

  • Licht slingerend verloop van de doorlopende ontginningsas;
  • Lintbebouwing variërend in dichtheid, met doorzichten naar het achterland.

Ambitie

We sturen op:

  • Het onbebouwd en onbeplant houden van het Hunzedal, waarin de nu aanwezige gehuchten uitzonderingen en verbijzonderingen zijn;
  • Het herkenbaar houden van de lintstructuur van de randveenontginningen met een variatie aan woningen langs de slingerende noord-zuid georiënteerde weg en doorzichten naar het achterland.
4.2.3.1.4. Gebied 4: De Drentse Monden - de economie van de rechte lijn     

Bepalend voor deze Drents-Groninger veenkoloniën is het orthogonale en hiërarchische stelsel van kanalen, monden en wijken, aangelegd voor de veenontginning. Langs de hoofdlijnen ontwikkelden zich na het afgraven de lintdorpen, geplaatst in een rechtlijnig stelsel van verkavelingen met bebouwing, waterwerken en beplanting. Dé richtinggevende lijn is de Semslinie, die begin 17de eeuw als grens met de provincie Groningen is getrokken, tussen de Martinitoren in de stad Groningen en Huis ter Haar bij Musselkanaal. Zowel het Annerveenschekanaal als het Groninger Stadskanaal en het Musselkanaal (vanaf begin 19de eeuw de basis voor de Drentse ‘monden’) zijn parallel hieraan aangelegd. In een relatief korte periode is een productielandschap ontwikkeld vanuit een open en leeg veengebied, doorsneden door een enkele veenloop.

4.2.3.1.4.1. Deelgebied 4.A: de Monden. Rekening houden met     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • De Semslinie (met het onderliggende Stadskanaal) als ontginningsbasis, met de eindpunten in de stad Groningen en Huis ter Haar;
  • Een sterk hiërarchisch ruimtelijk stelsel van lijnen en tussenliggende verkavelingen, met hoofdkanalen als ontginningsassen en dwars daarop kleinere waterwegen (dwarsdiepen of wijken);
  • Langs kanalen en diepen de lintvormige nederzettingen met achterliggend cultuurland, en met een vaste ritmiek in de verkaveling, achtergrenzen en de plaatsing van bebouwing;
  • Binnen de linten is een vaste ordening voor bebouwing en infrastructuur, waarbij veelal de boerderijen aan één kanaalzijde staan en de voorzieningen en de woningen aan de andere zijde;
  • Binnen de linten een duidelijke ritmiek door een vaste maatvoering van kavels en een stelsel van bruggen en sluizen, beplanting en bebouwing die vaak in samenhang aanwezig is;
  • Het Oldambster boerderijtype is dominant en beeldbepalend.
  • Annerveenschekanaal en Eexterveenschekanaal als één hoofdkanaal met lintbebouwing als ontginningsas;
  • De monden als meerdere parallelle ontginningsassen, aangesloten op het Stadskanaal, met onderlinge variaties in enkel- en dubbelkanaalsystemen, waarvan een deel inmiddels gedempt is.

Ambitie

Uitgangspunt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het accentueren van de hiërarchie in de orthogonale opbouw van de veenkoloniën. Deze hiërarchie bestaat uit het Annerveenschekanaal en de monden als de belangrijkste ontginningsassen met de daar haaks op staande kanalen- en wijkenstructuur. Binnen de veenkoloniën komt deze hiërarchie op verschillende manieren naar voren. Daarbinnen sturen wij specifiek op:

  • Het zichtbaar houden van de ordening en samenhang tussen de ontginningsassen, die tot uitdrukking komt in enkele en dubbele lintdorpen en bebouwde en onbebouwde ontginningsassen;
  • Het herkenbaar houden van de ordening en samenhang binnen een lintdorp, zoals boerderijen en woningen die elk aan een zijde van het kanaal staan.
4.2.3.1.4.2. Deelgebied 4.B: Weerdingervenen en Roswinkel. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Het beekdal van de veenloop ten noorden van Nieuw-Weerdinge als open en onregelmatig gebied tussen de veenkoloniën, begrensd door de Valtherdijk en het Vledderdiep;
  • Het Weerdingerkanaal (deels gedempt) als hoofdkanaal voor Nieuw-Weerdinge, met een systeem van kruisdiepen en achterdiep;
  • Roswinkel als oudere wegontginning met een verschoven bewoningsas op een zandopduiking.

Ambitie

  • Het herkenbaar houden van de ordening en samenhang binnen een lintdorp, zoals boerderijen en woningen die elk aan een zijde van het kanaal staan;
  • Het beleefbaar houden van het verschoven lint van Roswinkel, mede door de open ruimte tussen de oude en de nieuwe weg te handhaven;
  • Het benadrukken van de oude veenloop tussen Valthermond en Nieuw-Weerdinge door de afwijkende onregelmatige verkaveling en de duidelijke begrenzingen.
4.2.3.1.5. Gebied 5: Drentsche Hoofdvaart - vormend land (de mens vormt het land, het land vormt de mens)     

Kenmerkend voor dit gebied is een onderscheid in drie delen met elk eigen kenmerken, en de Drentse Hoofdvaart die de verschillen tussen noord en zuid weerspiegelt. De twee gebieden van de Maatschappij van Weldadigheid, Frederiksoord/Wilhelminaoord en Veenhuizen, vertonen een grote verwantschap door de orthogonale, hiërarchische opbouw, waarbinnen lijnen, bebouwing en beplanting een sterke onderlinge relatie hebben. De Drentse Hoofdvaart vormt een zelfstandige beelddrager met de inrichting van kanaal en verwante bebouwing, en is als lijn in het noorden de drager van de veenkoloniale lintdorpstruc-tuur, en in het zuiden ondergeschikt aan het omringende esdorpenlandschap. De Havelterberg en zijn omgeving vormt een eigen eenheid, met esdorpen, randveenontginningen en sporen van verschillende tijdlagen, van prehistorie tot Tweede Wereldoorlog.

4.2.3.1.5.1. Deelgebied 5.A: Maatschappij van Weldadigheid. Rekening houden met     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Algemeen: een hiërarchische opbouw van orthogonale lijnen, beplanting en bebouwing in grote samenhang;
  • Frederiksoord/Wilhelminaoord als landbouwkolonie met koloniehoeves en voorzieningen aan de hoofdassen, en het onderliggend oudere landgoed Westerbeek;
  • Veenhuizen met een ordening rond grote gestichten, werkplaatsen en beambtenwoningen, als justitieel landschap;
  • Boschoord, waar binnen de bosaanleg de hoofdassen nog herkenbaar zijn.

Ambitie

In de Maatschappijen van Weldadigheid van Frederiksoord en Veenhuizen sturen wij op (zie ook 4.2.3.3):

  • Het handhaven en verder versterken van de hiërarchische en orthogonale opbouw van de gebieden, zoals d ie te zien is in vaarten, wegen, beplanting en bebouwing variërend van dienstwoningen tot directeurswoning;
  • Het behouden van de afwisseling tussen open gebieden en boscomplexen.
4.2.3.1.5.2. Deelgebied 5.B: Drentse Hoofdvaart. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • De reeks lintdorpen langs de Drentse Hoofdvaart, met doorzichten naar het achterliggende gebied;
  • De Drentse Hoofdvaart als beelddrager met een reeks sluizencomplexen, bruggen en bijbehorende historisch verwante bebouwing.

Ambitie

Ten aanzien van de Drentse Hoofdvaart sturen wij op:

  • Het versterken van het karakter als beelddrager van een ensemble van kanaal, sluis- en brugcomplexen en gerelateerde bebouwing;
  • Het beleefbaar houden van de typerende lintbebouwing langs de Drentse Hoofdvaart met doorzichten naar het achterliggende gebied.
4.2.3.1.5.3. Deelgebied 5.C: Havelterberg. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Open beekdalen, met zicht naar de wegdorpen van de randveenontginningen;
  • Esdorpen met intern en extern een ruime opzet en herkenbaarheid van historische uitbreidingen die het landschap insteken;
  • Vele prehistorische sporen als representanten van een continue bewoningsgeschiedenis
  • De Havelterberg als kerngebied met een concentratie van bewoningssporen, van prehistorie tot en met de Tweede Wereldoorlog.

Ambitie

Rond de Havelterberg sturen wij op

  • Het beter beleefbaar maken van de lange geschiedenis van de Havelterberg door de vele historische sporen vanaf de prehistorie tot aan de Tweede Wereldoorlog te benadrukken.
4.2.3.1.5.4. Deelgebied 5.D: Esdorpenlandschap Vledder- en Wapserveense Aa. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Open beekdalen, met zicht naar de wegdorpen van de randveenontginningen;
  • Het licht slingerende lint met opstrekkende verkaveling van Wapserveen, met karakteristieke eenzijdige bebouwing;
  • Grote, scherp begrensde boseenheden als representanten van de jonge ontginningen
  • Esdorpen met intern en extern een ruime opzet en herkenbaarheid van historische uitbreidingen die het landschap insteken.

Ambitie

  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en Celtic fields;
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied;
  • Het openhouden van de beekdalen met het zicht op de wegdorpen van de randveenontginningen;
  • Het met zorg en aandacht verder versterken van het licht slingerende wegdorp Wapserveen met haar vrijwel eenzijdige bebouwing.
4.2.3.1.6. Gebied 6: De velden in centraal Drenthe - van nut maken van de stille heide     

De structuur van dit gebied wordt gedomineerd door de twee grote bos- en heidegebieden van het Dwingelderveld en bij Hooghalen, en door de beekdalen van de Elperstroom en de Westerborkerstroom met de daarbij gelegen esdorpen die al in de middeleeuwen zijn ontstaan. De twee bos- en heidegebieden zijn aangelegd met de karakteristieke padenstructuur van boswachterijen en stuifzandbossen. Maar ze bevatten ook vele sporen van de tijd ervoor en erna, zoals (pre-)historische routes en grenzen en jongere ingrepen uit en na de Tweede Wereldoorlog, zoals de radiotelescoop van Dwingeloo en de sporen van Kamp Westerbork. Bijzonder is de ligging van het (Nationaal Park) Dwingelderveld als oude gemeenschapsgrond te midden van een krans van esdorpen. De smalle en soms duidelijk begrensde beekdalen van de Elper- en Westerborkerstroom hebben een sterke ruimtelijke relatie met de ernaast gelegen dorpen.

4.2.3.1.6.1. Deelgebied 6.A: Velden en beekdalen van Centraal Drenthe. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Aaneengesloten complexen van stuifzandbossen, boswachterijen en heidegebieden met daarbinnen sporen van oude paden, markegrenzen, postwegen en jongere relicten als radiotelescopen en sporen van de Tweede Wereldoorlog;
  • Beekdalen van de Elper- en Westerborkerstroom, soms duidelijk begrensd door houtwallen; visuele relatie tussen dorp, es en beekdal door open doorzichten, en dorpsstructuur van open en gesloten ruimtes en verspreide bebouwing;
  • Binnen de scherp begrensde boseenheden de blokindeling van de boswachterijen of de grilliger padenloop van de stuifzandbossen;
  • Een krans van esdorpen rondom het Dwingelderveld en langs de beekdalen met hun structuur van open en gesloten ruimtes, verspreide bebouwing en doorzichten naar het buitengebied;
  • In het gebied rond Hooghalen een dichtheid aan prehistorische bewoningssporen en grafmonumenten die deels corresponderen met een oude route die het zuidwesten met het midden van Drenthe verbond;
  • Het herinneringscentrum Westerbork met de sporen van Kamp Westerbork en Schattenberg;
  • De radiotelescopen van Dwingeloo en Hooghalen.

Ambitie

Richtinggevend voor dit deelgebied is het herkenbaar houden van de samenhang van twee bos- en heidegebieden met de nabijgelegen esdorpen. De bos- en heidegebieden van het Dwingelderveld en van Hooghalen zijn een resultante van de ontginning van de woeste gronden rond de esdorpen.

Ook het behouden van de samenhang van de esdorpen Elp, Orvelte, Westerbork en Zwiggelte met de naastgelegen beekdalen is bepalend voor de toekomst. Specifiek sturen wij op:

  • Het beleefbaar houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap rond het Dwingelderveld. Deze karakteristiek komt tot uitdrukking in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen de krans van esdorpen rond het Dwingelderveld en in een grote tijdsdiepte van het gebied, zoals dat blijkt uit grafmonumenten, Celtic fields en een radiotelescoop;
  • Het herkenbaar houden van de grote tijdsdiepte van de bossen rond Hooghalen. Deze tijdsdiepte is te ervaren in zichtbare en niet zichtbare elementen uit de prehistorie, blokvormige ontginningsstructuren en ingrepen uit de moderne tijd zoals de radiotelescopen en de structuren van de werkverschaffing en Kamp Westerbork;
  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap bij Elp, Orvelte, Westerbork en Zwiggelte. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es en beekdal, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes.
4.2.3.1.7. Gebied 7: Mars- en Westerstroom - het keurslijf van beken     

De sterk vertakte beekdalen centraal in dit gebied zijn ordenend voor de organisatie van het esdorpenlandschap dat hier in de Middeleeuwen zijn structuur kreeg: essen, bebouwing en groenlanden liggen dicht op elkaar, waardoor een sterke ruimtelijke relatie bestaat. Dit centrale deel omvat compacte esdorpstructuren binnen de grillige beekdalen. Het gebied eromheen is een jong grootschalig heide- en veenontginningslandschap dat zich kenmerkt door rechte lijnen, waarbinnen Witteveen een specifiek voorbeeld vormt. Naast open ruimtes bevat het jongere landschap ook scherp begrensde boseenheden. Coevorden heeft zich als marktplaats en vestingstad ontwikkeld op de plek waar een aantal waterlopen samenkomen. Vanaf Coevorden loopt het tracé van de historische postweg naar Groningen. Elementen van de vesting zijn in de binnenstad nog steeds afleesbaar en structurerend.

4.2.3.1.7.1. Deelgebied 7.A: Esdorpenlandschap rond Mars- en Westerstroom: Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Essen, beekdal en dorpskernen liggen dicht bijeen gegroepeerd binnen de ruimte van beekdal;
  • Visuele relatie dorp, es en beekdal door open doorzichten;
  • Beekdalen met percelering en houtwallen;
  • Binnen de dorpen afwisseling open en gesloten ruimtes, verspreide bebouwing;
  • Variatie in traditionele boerderijen die de historische ontwikkeling toont.

Ambitie

Bepalend voor dit deelgebied is het zichtbaar houden en verder versterken van de karakteristieke compacte structuren van dit esdorpenlandschap, zoals die tot uitdrukking komt in een centrale positie van de dorpen ingeklemd tussen het beekdal en de essen. Daarom sturen wij specifiek op:

  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes;
  • Het vasthouden en doorzetten van de ruimtelijke, meer langgerekte opzet van de esdorpen door zorgvuldig om te gaan met de vrije ordening van bebouwing en boerderijen, de afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied;
  • Het blijvend zichtbaar onderscheiden van de beekdalen door het grillige verloop en de kleinschaligheid te benadrukken.
4.2.3.1.7.2. Deelgebied 7.B: Coevorden, beeldal en ontginningen. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Visuele relatie dorp, es en beekdal door open doorzichten;
  • Binnen de esdorpen afwisseling open en gesloten ruimtes, verspreide bebouwing;
  • Ontginningen zijn open en doorsneden door rechte lijnen -in de vorm van wegen en beplanting;
  • Oranjekanaal als rechte ontginningsas;
  • Witteveen als gepland ontginningsdorp, met huizen en boerderijen in vaste ritmiek en plaatsing aan het lint;
  • Grote boseenheden, door rechte lijnen begrensd en doorsneden, met daarbinnen (restanten van) heidegebieden;
  • Coevorden
    • Centrum met radiaal stratenpatroon en kasteel met motte;
    • Herkenbaarheid van de loop van de vestingwerken, in water en stedenbouwkundige structuren;
    • Tracé van de historische postweg.

Ambitie

Wij sturen op:

  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes;
  • Het in stand houden van het karakter van Coevorden als vestingstad, zowel ondergronds als bovengronds, met alle onderdelen die daaraan refereren, zoals de motte, het kasteel, bastions, kazernes, wapenopslagplaats en radiale wegenstructuren;
  • Het herkenbaar houden van de scherpe belijningen van de heideontginningen, waarbij binnen die belijningen variatie kan plaatsvinden;
  • Het verder versterken van de oorspronkelijke ritmiek van bebouwing in de linten van Witteveen.
4.2.3.1.8. Gebied 8: De Reest en Meppel - alle(s) voer(t) naar Meppel     

Bepalend voor de hoofdstructuur van dit gebied is de waaier van waterlopen waartussen de randveenontginningen liggen met hun bebouwingslinten. Waar de waterlopen samenkomen heeft Meppel zich vanaf de middeleeuwen ontwikkeld als handelsstad en doorvoerhaven. De randveenontginningen kenmerken zich door bewonings- en ontginningsassen op smalle zandruggen, met van daaruit smalle, zeer lange verkavelingsstroken, en veelal een jongere 2de bewoningsas, zoals bij Ruinerwold. Bij Kolderveen en Nijeveen zijn enkele middeleeuwse griften (turfkanalen) nog aanwezig. De grillige loop van de Reest is authentiek gebleven als grensrivier met Overijssel, met aan weerszijden zandkoppen waarop losse erven en esgehuchten zich aftekenen als eilanden in een open uitgestrekt beekdal.

4.2.3.1.8.1. Deelgebied 8.A: De Reest: Betrekken bij     

Karakteristieken/omgevingsbeeld

  • De Reest met grillig verloop, daarlangs groenlanden en zandkopjes, structurerend voor het hoevenlandschap;
  • Wijds en open beekdal met daarin erven en esgehuchten met opgaande beplantingsranden als eilanden in die openheid;
  • Kleinschaligheid van ontginningseenheden doordat bij elk erf eigen es en groenland hoort;
  • Van oost naar west een verschuiving van sober naar rijk, door enkele landgoederen, en door een overgang van sobere besloten erven en nutstuinen naar boerenerven met aangebouwde voorhuizen en siertuinen in Engelse landschapsstijl.

Ambitie

Wij sturen op:

  • Het veiligstellen van het esgehuchtenlandschap van het Reestdal door het benadrukken van de samenhang tussen de erven, essen en groenlanden en de karakteristieke erf- en esbeplanting die de erven en essen markeert in het verder open beekdal van de Reest.
4.2.3.1.8.2. Deelgebied 8.B: Meppel, en het laagveen rondom. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Licht slingerend verloop van linten, met een variatie in bebouwingsdichtheid en doorzichten;
  • Verschoven linten, zeer lange, smalle opstrekkende verkaveling en tussen de linten openheid;
  • In Ruinerwold eenzijdige en traditionele bebouwing langs de oude noordelijke as, en tweezijdige en eclectische, rijkversierde bebouwing langs het tweede bewoningslint op de oude dijk;
  • In Kolderveen en Nijeveen drie middeleeuwse griften (Kolderveensche Ooster- en Westergrift en de Nijeveense Grift) in noord-zuid richting nog goed herkenbaar;
  • Meppel
    • Vormende middeleeuwse water- en wegenlopen in het centrum grotendeels aanwezig of herkenbaar;
    • De Drentse Hoofdvaart buiten Meppel als sterke zelfstandige beelddrager met haar sluizencomplexen en aanverwante bebouwing;
    • De bebouwingsstructuren in het centrum veelal functioneel gekoppeld aan de markt- en havenfunctie, waarbij hoge verwachtingen van interne en ondergrondse sporen van de middeleeuwse stad;
    • Villawijken en –park, tuinwijken en havenbebouwing uit de periode 1860-1940 als representanten van de economische bloei en van stedenbouwkundige concepten uit die tijd.

Ambitie

Leidend in dit deelgebied is een samenloop van verschillende waterlopen waartussen en waarlangs verschillende ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Wij sturen op:

  • Het zichtbaar houden van de middeleeuwse griften bij Kolderveen en Nijeveen;
  • Het in stand houden van het oude en het nieuwere lint van Ruinerwold en de ligging ervan in de omgeving. Dit doen wij door het herkenbaar houden van de verschillen in positionering, weginrichting en architectuur, door het vasthouden aan de verkavelingsstructuren en door het openhouden van de ruimte tussen de twee bebouwingslinten.
4.2.3.1.9. Gebied 9: Het Hollandscheveld en Hoogeveen - kruising van richtingen     

De structuur van dit gebied heeft geen duidelijke drager. Dit komt door de relatief complexe en kleinschalige aanpak van de oudere veenontginningen, vanaf de 17de eeuw. De (verlengde) Hoogeveensche Vaart vormt de basis en verbindende schakel in de veenontginningen. De structuur hiervan is nog steeds herkenbaar aan de ‘opgaanden’, die als ontginningsas dienden, en aan de verschillende kavelrichtingen van de –vele- ontginningsblokken, die aan de achter grenzen bij elkaar komen. Hoogeveen heeft zich ontwikkeld als stedelijke kern vanuit het kruispunt van twee belangrijke vaarten: de (verlengde) Hoogeveense Vaart en de inmiddels gedempte Zuidwoldiger Opgaande.

4.2.3.1.9.1. Deelgebied 9.A: Hollandscheveld en Hoogeveen. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Ontginningsassen als lijnen georiënteerd op en verbonden met de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart;
  • Centraal groot ‘blok’ met daaromheen uitwaaierend (latere) blokken, onderling herkenbaar door de assen en de verschillende kavelrichtingen die ‘botsen’ bij de achtergrenzen;
  • Bossen bij Hollandscheveld die de smalle kavelstructuur en –richting volgen, met rafelige begrenzingen;
  • Hoogeveen
    • ‘Het Kruis’ als ontstaanspunt herkenbaar in het kruispunt van twee –gedempte- vaarten;
    • Noordelijk daarvan herkenbare historische percelering en bebouwingsstructuur.

Ambitie

Richtinggevend voor dit deelgebied is het behouden van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied. Dit is vooral zichtbaar te maken op de grenzen van de blokken. Wij sturen dan ook op:

  • Het gebruik maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginningsblokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achter grenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen;
  • Het zichtbaar houden van de plaatsing van de bospercelen van het bos bij Hollandscheveld binnen de oude perceelstructuren, en het in stand houden van de rafelige, verspringende randen van dit bos.
4.2.3.1.10. Gebied 10: Emmen en haar venen - planmatige ontwikkeling     

Bepalend in dit gebied is de positie van Emmen als naoorlogse stad, in een veengebied dat vrij laat is ontgonnen en nog de concrete sporen toont van de machinale veenontginningen. Emmen, oorspronkelijk een esdorp op een uitloper van de Hondsrug, bezit rondom de oude kern een krans van woonwijken en industriegebieden, die representatief zijn voor de opeenvolgende fasen in het naoorlogse planningsdenken. Daarbuiten zijn in het gebied van het Amsterdamscheveld de verschillende facetten en fasen van de machinale veenontginning in één gebied zichtbaar. De zuidelijke strook langs de grens met Duitsland heeft een eigen karakter, gevormd door de randveenontginningen en hun wegdorpen en de esgehuchten. Samengevat is dit karakteristiek voor het geheel: de veelzijdigheid van ruimtelijke inrichting in fasen en in tijd, met structuren van esdorpen, veenontginningen, wegdorpen en naoorlogse planning; de verschillende zones die zich door hun autonome ontwikkeling sterk van elkaar onderscheiden.

4.2.3.1.10.1. Deelgebied 10.A: Het Amsterdamscheveld Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Rond het Amsterdamscheveld en het Bargerveen zijn verschillende fasen van veen ontginning zichtbaar door strakke interne ontginningslijnen, aan de randen rafelige grenzen tussen wel en niet afgegraven en in cultuur gebracht hoogveen, machinale sporen in het veen en de turfstrooiselfabriek en gerelateerde dorpsbebouwing bij het gebied van Van Griendtsveen.

Ambitie

  • Het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.
4.2.3.1.10.2. Deelgebied 10.B: Emmen, venen en randveenontginningen. Betrekken bij     

Karakteristieken/Omgevingsbeeld

  • Meervoudig systeem van kanalen en wijken;
  • Licht slingerend verloop van de weg als ontginningsas parallel aan het Schoonebekerdiep;
  • Een onderscheid tussen oost en west in lintdorpen en esgehuchten;
  • Een opstrekkende verkaveling vanuit het lint.
  • Emmen:
    • Hoofdstructuur van naoorlogse uitleg met de functiescheiding wonen, werken, recreatie en verkeer daarbinnen;
    • De naoorlogse woonwijken Emmermeer, Angelslo en Emmerhout als gave representanten van stedenbouwkundige concepten;
    • De aanwezigheid van (restanten van) esdorpstructuren van (het centrum van) Emmen, Barge en Westenesch en prehistorische sporen die de route van Coevorden naar Groningen over de Hondsrug weerspiegelen.

Ambitie

Bepalend voor dit deelgebied is de stad Emmen als naoorlogse groeikern op de rand van de Hondsrug met een omringend veengebied. In dit deelgebied sturen we specifiek op:

  • Het behouden van de kenmerkende stedenbouwkundige concepten van de naoorlogse wijken van Emmen als representanten van opeenvolgende fasen in het denken over wonen en de stad;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen van Emmen consequent vasthouden aan het wijkontwerp als totaalbeeld en als uitdrukking van een vernieuwend denkbeeld over de wijze van wonen;
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug;
  • Het herkenbaar houden van de lintstructuur van de randveenontginningen met een variatie aan bebouwing langs de slingerende oost-west georiënteerde wegen.
4.2.3.2. UNESCO werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid     

De Koloniën van Weldadigheid zijn sinds 26 juli 2021 ingeschreven als UNESCO Werelderfgoed. Op de UNESCO Werelderfgoedlijst staat erfgoed dat van uitzonderlijke universele waarde is. De bedoeling is om dit erfgoed dat onvervangbaar is en wereldwijd uniek, te bewaren voor toekomstige generaties. Plaatsing op de Werelderfgoedlijst brengt erkenning en internationale allure en versterkt de aantrekkingskracht voor vrijetijdseconomie en behoud en ontwikkeling van voorzieningen.

UNESCO Werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid bestaat uit Frederiksoord-Wilhelminaoord en Veenhuizen in Drenthe, en Wortel in Vlaanderen, België. Een klein deel van de kolonie Frederiksoord-Wilhelmaoord is gelegen in de provincie Fryslân.

De gebieden bestaan uit het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven cultuurlandschap van een serie van agrarische ontginningen uit de periode 1818-1918, oorspronkelijk gesticht met het oogmerk van armoedebestrijding. Ze bestaan uit:

  • de basistypologie van vrije en onvrije koloniën van Weldadigheid, als resultante van een allesomvattend systeem gericht op de opvang, disciplinering en vorming van kolonisten;
  • de structuur van het landschap die representatief is voor het experiment van armoedebestrijding (1818-1859), en de doorontwikkeling daarvan (1860-1918). Deze komt tot uiting in:
  1. rechte wegen;
  2. laanstructuren en karakteristieke beplanting;
  3. waterstructuren;
  4. de afwisseling van openheid en beslotenheid
  5. het toegepaste maatsysteem van de verkaveling;
  6. het grid van de bebouwing; en
  7. kenmerkende monumentale gebouwen en terreinen.

De provincie heeft op grond van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving een wettelijke taak ervoor te zorgen dat de kernkwaliteiten van UNESCO Werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid op Drents grondgebied niet worden aangetast bij ontwikkelingen. Het beschermen en benutten van de ‘outstanding universal value’ (OUV) is van provinciaal belang.

De uitzonderlijke universele waarde van het UNESCO Werelderfgoed willen wij dan ook in stand houden, versterken, beleefbaar maken, en de waarden uitdragen naar de samenleving en participatie organiseren. Volgens de instructie van het Rijk in het Besluit kwaliteit leefomgeving beschrijven wij de kernkwaliteiten van de Koloniën van Weldadigheid in de Provinciale Omgevingsverordening.

Gemeenten die in hun ruimtelijke plannen ontwikkelingen toestaan in het Werelderfgoedgebied, moeten motiveren dat deze ontwikkelingen de uitzonderlijke universele waarde niet aantasten.

Bij ruimtelijke initiatieven en besluiten in het UNESCO Werelderfgoed, of in de directe nabijheid daarvan, kan het instrument Heritage Impact Assessment (HIA) worden gebruikt. Met een HIA kan het effect van voorgenomen ingrepen op de OUV worden bepaald. Het is een hulpmiddel om plannen en mogelijke varianten te bespreken en de impact inzichtelijk te maken, om zo tot een afgewogen besluit te komen.

Voor de Koloniën van Weldadigheid maken we onderscheid tussen het UNESCO Werelderfgoed en het – iets ruimere - kolonielandschap dat niet binnen het Werelderfgoed valt. Het totale gebied bevat kernkwaliteiten (cultuurhistorie en landschap) van provinciaal belang, waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Zie hoofdstuk 4.2.1.6 (landschap) en 4.2.3.2 (cultuurhistorie).

Uitvoering

Wij vullen de rol in van ‘siteholder’ van het UNESCO Werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid in Nederland. Drenthe is eerstverantwoordelijk voor het beheer van het Werelderfgoed, met taken op het beschermen en uitdragen van de waarden en een informatieplicht naar UNESCO. Er wordt daarbij nauw samengewerkt met de gemeenten waarin het Werelderfgoed ligt en met overige partners zoals gebiedseigenaren, musea en inwoners.

Om de gebieden te beheren is een Managementplan vastgesteld voor de eerste 10 jaar na aanwijzing als Werelderfgoed. Dit plan is vastgesteld door alle partners in het Werelderfgoed waaronder de provincie Drenthe, en door UNESCO.

4.2.3.3. Provinciale monumenten, leegstand en herbestemming     

Provinciale monumenten
Monumenten zijn beschermde onroerende monumenten en objecten waarvan de instandhouding van algemeen belang is, vanuit hun cultuurhistorische waarde. Provinciale monumenten zijn van bovenlokaal belang en maken deel uit van de ruimtelijke kwaliteit in dorpen, steden en landschap. De provincie hecht belang aan het behoud hiervan. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Provinciale Monumentenverordening 2016 vervallen en zijn bepalingen via Instructieregels overgegaan naar de gemeentelijke Omgevingsplannen. Omdat niet alle gemeenten deze instructieregels meteen bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet in hun omgevingsplannen hebben overgenomen, worden de provinciale monumenten tijdelijk aangewezen en beschermd met een voorbereidingsbesluit. Deze regels werken rechtstreeks door in de gemeentelijke omgevingsplannen en gelden totdat de gemeenten de instructieregels in hun omgevingsplannen hebben opgenomen. De gemeenten blijven hierdoor het bevoegd gezag met betrekking tot de provinciale monumenten en de provincie blijft verantwoordelijk voor het aanwijzen en afvoeren van provinciale monumenten.

Uitvoering
Provinciale monumenten hebben een doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. Wij werken samen met partners aan het realiseren van de doelstelling, bijvoorbeeld door gezamenlijke (bestuurs)afspraken en subsidieregelingen.

Leegstand en herbestemming

Omgevingsbeeld
Karakteristieke panden en objecten als kerken, scholen, boerderijen etc. staan leeg of dreigen leeg te komen staan, onder andere als gevolg van een krimpende bevolking of verminderde economische dynamiek. Dit leidt tot verval en verlies van gebouwd erfgoed en verrommeling van de ruimtelijke kwaliteit in Drenthe. Herbestemming van monumenten, beeldbepalende en karakteristieke panden is en blijft hard nodig. Dit vraagt om nieuwe strategieën in methodes van behoud en herbestemming, bezien vanuit onze maatschappelijke, economische, en ruimtelijke opgaven. Het Kenniscentrum Herbestemming Noord geeft daar invulling aan door herbestemming als gebiedsopgave te behandelen en andersom. Op pand- en objectniveau stimuleert de provincie aanvullend, via haar Subsidieregeling behoud/herbestemming karakteristiek bezit in Drenthe 2021-2024. De kaders voor de uitvoering van dit beleid zijn te lezen in de provinciale Cultuurnota 2021-2024 ‘Cultuur om te delen’.

Uitvoering
Gebouwd erfgoed heeft doorwerking in de Omgevingsverordening Drenthe 2022. Wij werken samen met partners aan het realiseren van de doelstelling, bijvoorbeeld door gezamenlijke (bestuurs)afspraken en subsidieregelingen.

4.2.4. Kernkwaliteit archeologie     

Omgevingsbeeld

Het archeologisch erfgoed behoort tot het ruimtelijk erfgoed en is een belangrijke bouwsteen van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van Drenthe. Archeologiebeleving en -beoefening is in Drenthe een geliefde vrijetijdsbesteding voor jong en oud. De hunebedden zijn samen met de vele andere archeologische monumenten belangrijke trekpleisters voor toerisme en recreatie. Karakteristiek voor onze provincie zijn de vele routes die dit erfgoed ontsluiten en verbinden met het omringende landschap.

Ambitie

Archeologie houdt zich bezig met de reconstructie van oude culturen door middel van het bestuderen van materiële overblijfselen hiervan. Daarbij gaat het om alles wat de mens ooit heeft achtergelaten, bijvoorbeeld restanten van huizen, begraafplaatsen, wapens, sieraden, huisraad, afval en voedselresten. Deze overblijfselen kunnen duizenden jaren oud zijn of slechts een paar honderd jaar. Tegenwoordig wordt ook archeologisch onderzoek gedaan naar in de bodem aanwezige overblijfselen van de Tweede Wereldoorlog.

Het provinciaal beleid voor de Drentse archeologie richt zich zowel op instandhouding en bescherming van het bodemarchief als op het ontsluiten, beleven en benutten ervan door een zo groot mogelijk publiek.

Uitvoering

Het provinciaal archeologiebeleid heeft haar grondslag in de Cultuurnota 2021-2024, het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe; de Erfgoedwet (2016); het Overgangsrecht Monumentenwet 1988 en de Omgevingswet. De kernkwaliteit Archeologie heeft directe doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. Bij de Toelichting op de Provinciale Omgevingsverordening 2022 is een uitgebreide beschrijving van de kernkwaliteit archeologie te vinden.

Wij nodigen alle gemeenten en Drentse erfgoedpartners uit om samen met ons invulling te geven aan onze ambities. Wij stimuleren en faciliteren dit onder andere door bestuurlijke afspraken, subsidieregelingen en het delen van nieuwe kennis op het gebied van archeologie.

4.2.4.1. Archeologische monumentenzorg     

Ambitie

Het archeologisch erfgoed is onze enige bron van informatie over de bewoningsgeschiedenis van onze provincie van de steentijd tot de middeleeuwen. Het merendeel van het archeologisch erfgoed is onzichtbaar en is daardoor zeer kwetsbaar bij ruimtelijke ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen. Archeologische waarden zijn onvervangbaar en niet te compenseren. Daarom geven wij het archeologisch erfgoed een duidelijke plaats in ons ruimtelijk beleid.

Onze uitgangspunten voor archeologie zijn:

  1. Het in de bodem bewaren (behoud in situ) van waardevol archeologisch erfgoed of, als dat niet mogelijk is, het opgraven (behoud ex situ) en duurzaam veiligstellen van de vondsten en opgravingsdocumentatie in het provinciaal Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis;
  2. Het begeleiden van en zorg dragen voor een goede en verantwoorde wijze van uitvoering van archeologisch onderzoek in Drenthe;
  3. Het stimuleren van de ontwikkeling en de ontsluiting van het ‘archeologische verhaal’ van Drenthe;
  4. Het bijdragen aan de versterking van de omgevingskwaliteit en identiteit van Drenthe. Dit doen we door het vroegtijdig inbrengen en (laten) meewegen van de Kernkwaliteit archeologie voor betekenisgeving aan ruimtelijke opgaven en plan- en ontwerpprocessen van bovenlokaal schaalniveau.
4.2.4.2 Archeologische hoofdstructuur     

Ambitie

De provinciale archeologische hoofdstructuur is opgebouwd uit bekende, zichtbare én onzichtbare archeologische vindplaatsen en gebieden, waar een beredeneerde verwachting is op het aantreffen van archeologische vindplaatsen, de zogenaamde archeologische verwachtings- gebieden. Samen vormen zij de essentiële bouwstenen die nodig zijn om het verhaal van de regionale bewoningsgeschiedenis te kunnen (blijven) vertellen, voor nu en voor toekomstige generaties.

De Archeologische Hoofdstructuur heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. Voor de Provinciale Omgevingsverordening 2022 is de inhoudelijke selectie binnen de Archeologische Hoofdstructuur aangepast aan de huidige stand van kennis in de archeologie. Nieuw is bijvoorbeeld het thema erfgoed van de Tweede Wereldoorlog. Dit thema krijgt een volwaardige plek in de archeologische monumentenzorg. De provincie Drenthe kent belangrijk erfgoed dat tot deze categorie behoort. Daarnaast zijn zeer specifiek voor Drenthe de goed bewaarde bundels karrensporen toegevoegd die door heel de provincie getuigen van landroutes die terug kunnen gaan tot de middeleeuwen of zelfs nog vroeger. Van beide thema's is een representatieve selectie opgenomen in de Archeologische Hoofdstructuur. Het thema voordelocaties is ook nieuw, maar aangezien deze zones binnen de gekarteerde beekdalen vallen leidt dit niet tot uitbreiding van het provinciaal belang archeologie. Daarnaast zijn er actualisaties met betrekking tot de Celtic fields verwerkt, waardoor nieuw ontdekte terreinen zijn toegevoegd en andere zones die geen bescherming (meer) nodig hebben juist zijn afgevoerd van de kaart. Ook is de prehistorische route die eerder als lijnelement tot de Archeologische Hoofdstructuur behoorde vervallen. Deze is vervangen door de karrensporenbundels die over de Hondsrug lopen. Voor het thema veenwegen geldt dat deze voor de actualisatie van het provinciaal belang voor het eerst een systematische, gedetailleerde ruimtelijke uitwerking gekregen hebben. Tenslotte heeft een technische aanpassing plaatsgevonden waarbij de waarden en verwachtingen binnen de Archeologische Hoofdstructuur zijn voorzien van duidelijke en goed onderbouwde begrenzingen. Met name voor bijvoorbeeld de grafheuvels die eerder werden ingetekend als puntlocaties is dit een belangrijke en waardevolle aanpassing.

Het beschermingsbeleid dat wij aan de Archeologische Hoofdstructuur koppelen, is destijds binnen de Culturele Alliantie 2009-2012/13, in samenwerking met de gemeenten, uitgewerkt in de eerste versie van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaarten. Deze zijn, inclusief het daarbij opgenomen en door de gemeenten vastgestelde vrijstellingenbeleid, vervolgens uitgangspunt geweest voor de omgang met het provinciaal belang /de Kernkwaliteit Archeologie in de opeenvolgende Provinciale Omgevingsvisies en -Verordeningen.

Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de archeologische waarde en verwachting van de locatie en het vrijstelllingenbeleid. Op hoofdlijnen betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een archeologische verwachting, die valt onder het provinciaal belang archeologie, een onderzoeksvraagstelling tot maximaal 1000 m2 mogelijk is. Voor bekende archeologische vindplaatsen van provinciaal belang geldt geen onderzoeksvrijstelling. Over de gemiddelde dikte van de bouwvoor zijn afspraken gemaakt met de gemeenten en LTO Noord. De bovenste 30 cm plus 10 cm voor niet-kerend woelen zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

4.2.4.2.1 Beschermingsniveau 1: generiek Uitvoering     

Het beschermingsniveau Generiek richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen die daar niet meer op staan, niet ongezien kunnen verdwijnen.

4.2.4.2.2 Beschermingsniveau: Waarde archeologie 1     

Voor de bekende archeologische waarden die behoren tot de Kernkwaliteit Archeologie hanteren wij het uitgangspunt dat ze in situ (in het landschap/de bodem) behouden moeten blijven voor toekomstige generaties en toekomstig wetenschappelijk onderzoek. Alleen in geval van zwaarwegende, maatschappelijke belangen en het ontbreken van alternatieven voor behoud in situ kan hiervan worden afgeweken. Het gaat hierbij om bekende en deels ook zichtbare archeologische monumenten/waarden: alle Drentse hunebedden en zekere Celtic fields; een selectie van grafheuvelgroepen en grafvelden, de aangetoonde middeleeuwse veenterpen/huisplaatsen in de Onlanden, voldoende zekere tracés van veenwegen, offerveentjes, nederzettingsterreinen, de karrenspoorbundels; het Spaans kerkhof bij Norg; de Valtherschans en de schans Portugal bij Een; de middeleeuwse spieker van Lhee en een selectie van erfgoed van de Tweede Wereldoorlog (met een ondergrondse component). Voor bekende archeologische vindplaatsen van provinciaal belang geldt geen onderzoeksvrijstelling.

4.2.4.2.3 Beschermingsniveau: Waarde archeologie 2     

Hoewel het om bekende archeologische waarden gaat, wordt voor de historische kernen van Coevorden en Meppel een uitzondering gemaakt op het principe behoud in situ. De hier aanwezige archeologische waarden zijn weliswaar van grote regionale betekenis maar vanwege de ruimtelijke dynamiek is behoud in situ hier meestal niet haalbaar. Wij sturen in dit geval samen met de gemeenten op de uitvoering van verantwoord en kwalitatief goed onderzoek. Conform de gangbare, in de archeologische beroepsgroep geldende Beoordelingsrichtlijnen en protocollen van de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Een direct gevolg van deze sturing is dat wij vroegtijdig in het planvormingsproces met de gemeente het Programma van Eisen voor archeologisch onderzoek willen afstemmen.

4.2.4.2.4 Beschermingsniveau: Waarde archeologie 3     

Het gaat hierbij om archeologische verwachtingsgebieden/verwachte archeologisch monumenten: alle Drentse essen, beekdalen, inclusief voordenzones en mogelijke Celtic fields; het Drentsche Aa- gebied; het Holtingerveld (voorheen Havelterberg); verwachte tracétrajecten van veenwegen en de veenterpen/huisplaatsen verwachtingsgebieden (omringende gebieden) van de Onlanden. Als hier archeologische waarden worden aangetroffen, verwachten wij dat deze door hun ruimtelijke spreiding, samenhang, zeldzaamheid, tijdsdiepte en/of goede fysieke kwaliteit van provinciaal belang zullen zijn.

In deze archeologische verwachtingsgebieden sturen wij bij ruimtelijke ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen op het uitvoeren van goed archeologisch onderzoek. Daarbij hanteren wij een horizontale onderzoeksvrijstellingsgrens van maximaal 1000 m2, tenzij binnen 50 m van de bodemingrepen een bekende archeologische vindplaats ligt, en een verticale onderzoeksvrijstelling van 30 cm plus 10 cm niet-kerend woelen (in agrarisch gebied). Dit is in lijn met de maximale onderzoeksvrijstellingen die door de Drentse gemeenten in hun archeologiebeleid worden gehanteerd en gebaseerd op de afspraken in het Convenant tussen LTO Noord, de gemeenten en de provincie over de omgang met archeologische waarden in agrarisch gebruik. Er is een uitzondering als het gaat om de verticale vrijstelling van 30 cm, die staat voor de gemiddelde bouwvoor in Drenthe. Natuurgebieden zoals heidevelden hebben vaak geen of beperkt agrarisch gebruik gekend dat gepaard ging met omzetting van de bodem. In deze gebieden is dan ook in de regel geen bouwvoor van 30 cm aanwezig, maar liggen de archeologische waarden direct onder het maaiveld. Voor deze gebieden, zonder bouwvoor, geldt voor de Kernkwaliteit Archeologie géén verticale onderzoeksvrijstellingsgrens.

Een tweede uitzondering geldt voor de voordenlocaties in de beekdalen. Als hier een horizontale vrijstelling van 1000 m2 zou worden gehanteerd is de kans klein dat er nog overblijfselen van deze oversteekplaatsen zullen worden aangetroffen. Zij kenmerken zich immers door kleine houtconstructies, keienconcentraties en een enkele, verloren, vondst. Wij volgen hierin het onderzoeksadvies van archeologisch Bureau RAAP (Van der Veen & Ten Anscher 2019). Indien het gemeentelijke beleid op deze locaties wel een vrijstelling van 1000 m2 toestaat, vragen wij om overleg.

Een direct gevolg van deze sturingsrichting is dat wij vroegtijdig in het planproces met initiatiefnemer(s) en/of gemeente het Programma van Eisen voor archeologisch onderzoek willen afstemmen.

4.2.4.3 Noordelijk Archeologisch Depot Nuis     

De Erfgoedwet (2016) bepaalt dat alle archeologische vondsten en opgravingsdocumentatie uit archeologisch onderzoek in Drenthe, eigendom zijn van de provincie. Daartoe houden wij, samen met de provincies Groningen en Fryslân, het Noordelijke Archeologisch Depot (NAD) in Nuis in stand. Hier wordt het archeologisch erfgoed ex situ op verantwoorde wijze beheerd en toegankelijk gemaakt voor wetenschappelijk onderzoek. Wij staan voor een ruimhartig uitleen-beleid dat de beleving en benutting van dit erfgoed stimuleert. Topstukken van de collectie zijn te zien in het Provinciaal Drents Museum in Assen, maar ook in Museum het Arsenaal in Coevorden, het Hunebedcentrum in Borger en het Oermuseum in Diever.

4.2.4.4 Beleven en benutten     

Het (pre)historisch archeologisch erfgoed ligt in Drenthe letterlijk al eeuwen voor het oprapen en is een belangrijke pijler van de kwaliteit van onze woon-, werk- en leefomgeving. De hunebedden zijn hét symbool van Drenthe, maar er is zoveel meer en vaak van sublieme kwaliteit en betekenis. De archeologie zit in ons DNA en verbindt onze identiteit met die van onze voorouders. Het verdient het om meer en beter voor het voetlicht te worden gebracht, zodat ruimtelijke planmakers en ontwerpers zich meer laten inspireren door dit erfgoed en ook de bezoekers van onze provincie het beter leert kennen en waarderen. Daarom geven wij archeologie een duidelijke plek in ons ruimtelijkbeleid, waar we de bescherming ervan regelen, in ons cultuurbeleid, waar we focussen op inspiratie, kennisontwikkeling en informatieontsluiting en geven we het een plek in onze vrijetijdseconomie, waar het samen met ons cultuurhistorisch erfgoed wordt benut voor erfgoedtoerisme. Door middel van onze subsidieregeling Archeologie & Publiek moedigen wij initiatieven aan waarbij een breed publiek wordt betrokken bij de Drentse archeologie.

4.2.5. Kernkwaliteit aardkundig erfgoed     

Omgevingsbeeld

De identiteit van Drenthe en het Drentse landschap wordt sterk bepaald door het natuurlijke bodem- en grondwatersysteem. Dat systeem wordt ook wel aardkundig landschap genoemd en is en wordt gevormd in een samenspel tussen klimaat, natuur en mens. Daar waar we onder de kernkwaliteit ‘Landschap’ het waarneembare deel van de aarde verstaan, bepaald door natuur en cultuur, gaat het bij het aardkundige landschap ook en vooral om de natuurlijke ondergrond, zowel zichtbaar (reliëf, vormen) als onzichtbaar (ondergrond, bodemopbouw).

Het gevarieerde aardkundige landschap ontstond onder invloed van tektoniek, ijs, water, wind, natuur en tenslotte menselijk handelen. Het is onze informatiebron over de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van Drenthe.

Het natuurlijke bodem- en grondwatersysteem draagt bij aan landschappelijke diversiteit en biodiversiteit, een aantrekkelijke omgeving om te wonen en te recreëren, het opvangen van de effecten van klimaatverandering en behoud van informatiewaarde over het verleden.

We onderscheiden zes aardkundige hoofdlandschappen, met kenmerkende aardkundige elementen, bestaande uit bijvoorbeeld stuwwallen, dekzandruggen en beekdalen (zie afbeelding Aardkundige hoofdlandschappen). Aardkundige monumenten zijn goede voorbeelden van die elementen. (zie afbeelding Aardkundige hoofdlandschappen). Tezamen vertellen zij het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de Drentse ondergrond vanaf de laatste drie ijstijden tot heden.

Kenmerkende aardkundige elementen, de opbouw van de ondergrond (bijvoorbeeld de aanwezigheid van keileem en het voorkomen van bijzondere bodems) en actieve geologische processen (bijvoorbeeld meandering en zandverstuiving) beschouwen wij als aardkundig erfgoed.

Ambitie

In het Drentse landschap is op tal van plekken aardkundig waardevol erfgoed aanwezig, zichtbaar, zoals pingoruïnes en stuifduinen, maar soms ook onzichtbaar onder het maaiveld, zoals bodemlagen.

Wij willen de ondergrond, de landvormen en aardkundige processen die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap behouden en versterken, als basis voor ruimtelijke kwaliteit, landschappelijke diversiteit, biodiversiteit en klimaatrobuustheid en als belangrijke informatiebron over het verleden.

Wij streven in combinatie met de opgave natuur, cultuur, en/of vrijetijdseconomie naar de juiste balans tussen beleving, behoud en herstel van waardevol aardkundig erfgoed.

Uitvoering

Wij vullen onze ambitie gebiedsgericht in. Nadere uitwerking vindt plaats in de Strategie Bodem & Ondergrond. Informatie over aardkundig erfgoed is beschikbaar via de provinciale website. Dit onderwerp heeft vertaling in de Provinciale Omgevingsverordening. Daarin wordt nog het begrip ‘Aardkundige waarden’ gehanteerd

4.2.5.1 De Hondsrug UNESCO GLOBAL GEOPARK     

Omgevingsbeeld

De Hondsrug is een markant en dominerend onderdeel van het Drents Plateau. Het landschappelijk contrast met het naastgelegen Hunzedal is beeldbepalend. De bijzondere geologie van de Hondsrug is de inspiratie geweest voor het ontwikkelen van een geopark. De Hondsrug is het eerste gebied in Nederland dat is erkend als UNESCO Global Geopark. Dat is een gebied met bijzondere geologische kwaliteiten en, daarmee samenhangende, cultuurhistorische en ecologische waarden, die worden ingezet voor een duurzame gebiedsontwikkeling.

Ambitie

In dit gebied zijn de kernkwaliteiten aardkundige erfgoed, archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. Wij zetten deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording en kennisverbreding en biedt een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initiatieven.

Uitvoering

Gezamenlijk met partners geven we uitvoering aan het Masterplan Geopark. De uitvoering is belegd bij het programmabureau Geopark De Hondsrug. Via educatie en recreatieve activiteiten versterken wij de kennis over en de waardering voor de bijzondere kwaliteiten archeologie, cultuurhistorie, landschap en aardkundig erfgoed. Dit onderwerp heeft vertaling in de Provinciale Omgevingsverordening.

4.2.5.2. Beschermingsgebieden     

Ambitie

Wij streven in combinatie met de opgave natuur, cultuur, en/of vrijetijdseconomie naar de juiste balans tussen beleving, behoud en herstel van waardevol aardkundig erfgoed. Ons meest waardevol aardkundig erfgoed (hoog beschermingsniveau aardkundig erfgoed) willen wij koesteren en doorgeven aan de volgende generaties. Voor ons overig aardkundig erfgoed (middel en generiek beschermingsniveau aardkundig erfgoed) gaan wij met de gebruiker, eigenaar of initiatiefnemer na hoe zij rekening kunnen houden met het aardkundig erfgoed.

Wij koesteren het UNESCO Global Geopark label voor De Hondsrug, zetten in op versterking van de kennis en educatie over en de waardering voor de gebiedskwaliteiten en zetten deze in voor een duurzame ontwikkeling van het gebied.

Wij zetten in op een bewustwordingsproces over het belang van aardkundig erfgoed. Zo vertellen wij onder meer via aardkundige monumenten het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de Drentse bodem vanaf de laatste drie ijstijden tot heden.

Uitvoering

Dit onderwerp heeft vertaling in de Provinciale Omgevingsverordening.

4.2.5.2.1 Hoog beschermingsniveau aardkundig erfgoed     

In deze gebieden streven we naar behoud of herstel van de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met aardkundig erfgoed vormt ons vertrekpunt bij planvorming. Wij staan ontwikkelingen alleen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.

Dit onderwerp heeft vertaling in de Provinciale Omgevingsverordening.

4.2.5.2.2. Middel beschermingsniveau aardkundig erfgoed     

In deze gebieden vormt het aardkundig erfgoed een randvoorwaarde voor ontwikkelingen. Aardkundig erfgoed geeft de richting aan, door het behoud van karakteristieken na te streven, zodat de kenmerken van het aardkundig hoofdlandschap worden behouden.

Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om vroegtijdig in het planproces inzichtelijk te maken hoe zij de aardkundige kwaliteiten als (ruimtelijke) onderlegger voor nieuwe plannen benutten.

Dit onderwerp heeft vertaling in de Provinciale Omgevingsverordening.

4.2.5.2.3 Generiek beschermingsniveau aardkundig erfgoed     

In deze gebieden kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron bij ontwikkelingen worden gebruikt. Wij verwachten van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welk kenmerkend aardkundig erfgoed aanwezig is en dat zij hieraan bescherming geven via de gemeentelijk omgevingsvisie en plannen en initiatieven daarop beoordelen.

Dit onderwerp heeft vertaling in de Provinciale Omgevingsverordening.

4.2.6. Kernkwaliteit rust     

Definitie rust

‘Stilte’ en ‘duisternis’ zijn indicatoren voor de kernkwaliteit rust. Bij elk gebied past een bepaalde hoeveelheid geluid en licht, van natuurlijke of menselijke oorsprong. Mensen verwachten dat in dit gebied deze hoeveelheid licht en geluid aanwezig is. Als de menselijke zintuigen geprikkeld worden door onverwacht meer kunstmatig licht of geluid, ervaren we het gebied als onrustig. De kernkwaliteit rust is ondersteunend aan de kernkwaliteiten Natuur Landschap.

4.2.6.1 Stiltegebieden     

In onze provincie wordt rust nog ervaren. Op veel plekken is het stil. Rust en stilte zijn kwaliteiten die in de huidige maatschappij steeds moeilijker te vinden zijn.

Wij wijzen twaalf gebieden aan als stiltegebied. Deze vallen veelal volledig binnen bestaande natuurgebieden. Het aanwijzen van stiltegebieden is een wettelijke taak vanuit de Omgevingswet en het Besluit Kwaliteit Leefomgeving. Het aanwijzen van stiltegebieden wordt specifiek gedaan om de mens de mogelijkheid te bieden zich terug te kunnen trekken en de rust te ervaren. Ontwikkelingen die dit aspect aantasten kunnen dan ook zonder meer niet worden toegestaan.

In de stiltegebieden geldt voor niet-natuurlijke geluidsbronnen een richtwaarde van 35 dB(A) voor het geluiddrukniveau (Leq) en 40 dB(A) voor het maximale geluidsniveau (Lmax). Daarnaast geldt een streefwaarde van 30 dB(A) voor het Leq en 35 dB(A) voor het Lmax. De stilte in deze gebieden is van provinciaal belang. Ons doel is om de stilte in deze gebieden te behouden, door geen ontwikkelingen toe te staan die de rust verstoren. Deze gebieden worden zo goed mogelijk beschermd tegen verstoring. Het woord ‘stilte’ betekent niet dat er helemaal geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, vallen hier niet onder.

De Provinciale Omgevingsverordening geeft de mogelijkheid een omgevingsvergunning te verlenen voor evenementen. Daarbij wordt gekeken naar de relatie tussen het evenement en de kwaliteit van het gebied. Om meer ruimte te bieden voor ontwikkelingen gerelateerd aan de gebiedskwaliteit wordt onderzocht of er meer differentiatie in beleid mogelijk is tussen de verschillende gebieden. Bepaalde stiltegebieden zijn robuuster dan anderen. Dat geldt ook voor de onderliggende kwaliteit van de natuur.

Een stiltegebied als onderdeel van de kernkwaliteit rust biedt kansen voor (nieuwe) ontwikkelingen in Drenthe. Daarbij is het van belang dat de ontwikkelingen passen bij deze kwaliteit, deze zoveel mogelijk in stand houden en daar waar mogelijk, zelfs verbeteren.

4.2.6.2 Duisternis     

Duisternis is van belang voor zowel mens, plant als dier. Uit onderzoek blijkt dat het in bijna de helft (47%) van de provincie Drenthe donker genoeg is om de Melkweg goed te kunnen zien.

In de Natura 2000-gebieden en in de Nationale Parken Dwingelderveld, Drents-Friese Wold en Drentsche Aa zetten we in op het behouden van de duisternis. Deze gebieden willen wij de hoogste bescherming bieden. De belangrijkste bronnen van lichthinder vallen onder de bevoegdheid van de gemeenten. Te denken valt aan openbare verlichting, glastuinbouw, open melkstallen, sportveldverlichting, terreinverlichting, sierverlichting en reclameverlichting. Wij onderzoeken samen met de Drentse gemeenten welke mogelijkheden er zijn om lichthinder terug te dringen en duisternis te bevorderen. Dit draagt ook bij aan energiebesparing. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen op grond van de Omgevingswet, letten wij nadrukkelijk op het voorkomen en beperken van lichthinder.

Duisternis als onderdeel van de kernkwaliteit rust biedt kansen voor (nieuwe) ontwikkelingen in Drenthe. Wij willen de specifieke kwaliteit van Duisternis benutten als basis voor het ontwikkelen van (nieuwe) activiteiten. Deze activiteiten kunnen zich richten op het beleven van Drenthe, maar ook het ontwikkelen van bedrijvigheid buiten de sector vrijetijdseconomie (VTE). Daarbij is het van belang dat de ontwikkelingen passen bij deze kwaliteit en deze zoveel mogelijk in stand houden en, daar waar mogelijk, zelfs verbeteren.

4.3. Zorgvuldig ruimtegebruik     

Wij gaan zorgvuldig om met de beschikbare ruimte in onze provincie. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Gemeenten dienen bij nieuwbouwplannen de Ladder voor duurzame verstedelijking te hanteren. De Ladder is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt beoordeeld of er echt behoefte is en of de ontwikkeling binnen het stedelijk gebied kan. De instructieregel in artikel 5.129g Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) regelt dat bij een wijziging van het omgevingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling toepassing van de Ladder is vereist. Deze instructieregel (artikel 8.0 Bkl) geldt ook voor een omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Kortom, de Ladder is verplicht bij wijziging van een omgevingsplan of een vergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

4.4. Milieukwaliteit van de leefomgeving     

Omgevingsbeeld

Het beschermen van de milieukwaliteit van de leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincie neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Ambitie

Wij streven naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. De milieukwaliteit in Drenthe is relatief goed en dat willen we graag zo houden. Wij willen dat in Drenthe minimaal aan de wettelijke milieunormen wordt voldaan. Wij spannen ons, samen met gemeenten, waterschappen en andere partijen, in voor het behouden en, waar nodig, verder verbeteren van het milieu en de leefomgevingskwaliteit.

Uitvoering

Ons milieubeleid richt zich in hoofdlijnen op het vroegtijdig inspelen op ruimtelijke ontwikkelingen, het opnemen van eisen in milieuvergunningen, het saneren van situaties die niet aan de milieunorm voldoen en het concentreren en zoneren van milieuhinderlijke bedrijven. Dit is van belang voor het behouden en verbeteren van de leefomgevingskwaliteit. Via vergunningvoorschriften streeft de provincie naar zo laag mogelijke emissies, een zuinig gebruik van energie, (grond)water en grondstoffen en het toepassen van de best beschikbare technieken. Daarnaast zoeken we samen met bedrijven naar mogelijkheden voor ketenvorming en/of het bundelen van productieprocessen.

Wij zijn verantwoordelijk voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor industriële installaties die vallen onder de Seveso III-richtlijn en voor installaties die onder de Richtlijn industriële emissies (RIE4) vallen. Deze laatste categorie worden ook wel IPPC-bedrijven genoemd. Ook houden we toezicht op de naleving van de vergunning.

Voor het verlenen en handhaven van omgevingsvergunningen is de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) opgericht. Bij de RUD zijn verschillende provinciale en gemeentelijke uitvoeringstaken ondergebracht. Voor het verlenen en handhaven van vergunningen voor de Seveso- en RIE4-bedrijven voert de Omgevingsdienst Groningen deze taken uit.

4.4.1. Luchtkwaliteit en geurhinder     

Omgevingsbeeld

Momenteel worden nergens in de provincie de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit, het gehalte fijnstof en stikstofdioxide in de lucht, overschreden. Veel van het beleid dat zorgt voor de verbetering van de luchtkwaliteit in Drenthe wordt op landelijk of Europees niveau ontwikkeld. Aangezien de grootste bron van luchtverontreiniging voor Drenthe van over de provinciegrens komt, zorgen deze ontwikkelingen op landelijk en Europees niveau voor een steeds betere luchtkwaliteit.

Ambitie

We willen de huidige luchtkwaliteit behouden en, waar mogelijk, verbeteren. In 2020 heeft de provincie Drenthe het Schone Lucht Akkoord (SLA) ondertekend. De deelnemende partijen aan het SLA streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren, waarbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden (zoals die geldig waren in 2020) voor stikstofdioxide en fijn stof in 2030. Door het, via periodiek onderzoek, monitoren van de ontwikkeling van de luchtkwaliteit in Drenthe, weten wij welke maatregelen we moeten nemen om te voorkomen dat er sprake is van een negatieve ontwikkeling van de luchtkwaliteit in Drenthe.

Uitvoering

In de komende jaren wordt conform de afspraken uit het Schone Lucht Akkoord gewerkt aan verschillende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen hebben onder andere betrekking op mobiliteit, mobiele werktuigen en industrie. Ook communiceert Provincie Drenthe richting inwoners over de luchtkwaliteit, bijvoorbeeld bij situaties van smog of in het geval van een Stookalert.

Geurhinder

De belangrijkste veroorzakers van geurhinder zijn de landbouw en de industrie. De aanpak van geur speelt vooral op lokaal niveau. De gemeente stelt in het omgevingsplan regels voor geur, die moeten zorgen voor een aanvaardbaar hinderniveau. Het rijk heeft regels opgenomen in de Omgevingswet, in het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Luchtkwaliteit

Waar het gaat om smog (fotochemische smogvorming uit zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon en fijnstof) hebben we een rol in het kader van de Smogregeling. In situaties van (dreigende) smog wordt hierover gecommuniceerd en kunnen er, in bijzondere omstandigheden, door de commissaris van de Koning maatregelen worden genomen in het belang van de openbare orde. Dit is vastgelegd in het Draaiboek Smog Drenthe.

Om de hoeveelheid stikstofhoudende verbindingen (stikstofoxiden en ammoniak) vanuit de atmosfeer naar de bodem via droge (stof) of natte (regen) depositie (stikstofdepositie) in Natura 2000-gebieden te beperken, wordt uitvoering gegeven aan de Drentse Gebiedsgerichte aanpak stikstof.

4.4.2. Geluid     

Omgevingsbeeld en ambitie

Het aspect geluid betreft verkeerslawaai, industrielawaai en geluidsport en motorsport. Wij streven ernaar dat nergens de wettelijk vastgestelde grenswaarden worden overschreden. Te veel geluid is slecht voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Op Europees niveau is als voornaamste doel op het gebied van geluidshinder gesteld dat ‘niemand mag worden blootgesteld aan de geluidsniveaus die de gezondheid en de kwaliteit van het bestaan in gevaar brengen’. In het kader van industrielawaai is het beleid van de provincie er op gericht geluid te concentreren.

Omgevingswet

De invoering van de Omgevingswet brengt een nieuwe werkwijze op het gebied van geluid met zich mee. De invoering van de geluidproductieplafonds (GPP’s) voor wegverkeerslawaai wordt gecontinueerd. Voor gezoneerde industrieterreinen worden in eerste instantie geluidproductieplafonds vastgesteld. Uiteindelijk gaan de gezoneerde industrieterreinen op in de industrieterreinen met geluidproductieplafond (GPP) en worden de geluidszones zogenoemde aandachtsgebieden.

Uitvoering

In het kader van verkeerslawaai wordt er gewerkt met de ambitie uit het Actieplan EU-richtlijn Omgevingslawaai en bijbehorende EU-geluidsbelastingkaart voor verkeerslawaai, op termijn zullen GPP's vastgesteld worden.

4.4.2.1. Verkeerslawaai     

Ambitie

Wij streven ernaar dat nergens de wettelijk vastgestelde grenswaarden voor verkeerslawaai worden overschreden. Het streven is om zo weinig mogelijk woningen boven de grenswaarden (plandrempel) over te houden.

Uitvoering

In ons Actieplan EU-richtlijn Omgevingslawaai hebben wij voor de provinciale wegen, met een verkeersintensiteit van meer dan drie miljoen verkeersbewegingen per jaar, een plandrempelambitie vastgesteld van 63 decibel. Bij regulier onderhoud van de provinciale wegen wordt naar kosteneffectieve maatregelen gezocht, om de geluidsbelasting op woningen onder deze plandrempel te krijgen.

Door het stellen van een plandrempel voor de geluidsbelasting op woningen langs provinciale wegen in het actieplan EU-richtlijn Omgevingslawaai, overwegen we of er, bij onderhoud en reconstructie van deze wegen, geluidsbeperkende maatregelen mogelijk zijn om zo weinig mogelijk woningen boven de grenswaarden over te houden. Dit met inachtneming van de vastgestelde doelmatigheidscriteria. De kaart en het plan worden iedere 5 jaar geactualiseerd.

Het Rijksbeleid SWUNG-2 (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) krijgt een plek in ons beleid. Het betreft voor dit aspect de vaststelling en de monitoring van geluidproductieplafonds voor provinciale wegen.

4.4.2.2. Industrieterreinen met geluidproductieplafond (GPP)     

Ambitie

Het provinciaal beleid is erop gericht om geluid producerende industrie te concentreren op industrieterreinen met een geluidproductieplafond (GPP) (en in de overgangsfase een gezoneerd industrieterrein).

Uitvoering

Geluidgevoelige gebouwen, zoals woningen, mogen alleen binnen een geluidaandachtsgebied (voorheen geluidzone) van een industrieterrein worden toegestaan, als wordt voldaan aan de randvoorwaarden van de Omgevingswet en het aanvullingsspoor geluid. Conform de geldende wet- en regelgeving, moet bepaalde geluid producerende industrie zich vestigen op daarvoor geschikte industrieterreinen. Het provinciale beleid wordt te zijner tijd, waar nodig, aangepast aan de Omgevingswet. De wijziging van de wet heeft onder andere gevolgen voor de geluidszone van de gezoneerde industrieterreinen. Voor wat betreft industrielawaai zien we erop toe dat ter plaatse van de geluidproductieplafonds niet meer geluid wordt geproduceerd dan toegestaan.

4.4.2.3. Geluidsport en motorsport     

Ambitie

Het ordenen van de geluidsport- en motorsportlocaties is van provinciaal belang. Wij concentreren geluidsport en motorsport op vijf locaties. Buiten deze locaties wordt nieuwvestiging voor geluidsport en/of motorsport niet toegestaan.

Uitvoering

Geluidsport mag alleen worden bedreven op de bestaande geluidsportcentra in Assen, Nieuw- Roden en Emmen.

Voor motorsport geldt dat er maximaal acht uur per week mag worden gesport op de motorsportterreinen in Zuidwolde en Westerbork. Op de geluidssportcentra in Assen, Nieuw-Roden en Emmen is er meer mogelijk.

Buiten deze locaties wordt nieuwvestiging voor geluidsport en/of motorsport niet toegestaan.

Ook de uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van de motorsportterreinen in Zuidwolde en Westerbork staan wij in principe niet toe, conform de afspraken die zijn gemaakt bij de oprichting en de afspraken in de huidige vergunning. Dit betekent dat de toegestane hoeveelheid uren of dagen per week niet kan worden uitgebreid. Wanneer op de bestaande centra en terreinen de behoefte ontstaat om uit te breiden, starten we een traject op, waarin mogelijkheden voor groei worden bekeken in relatie tot de wensen van de omgeving. Wel bestaat de mogelijkheid om binnen de uren en dagen de activiteiten uit te breiden, mits de geluidproductie gelijk blijft en de extra activiteiten passen binnen de toegestane uren of dagen.

Bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor geluidsport en motorsport staan wij activiteiten in de nacht niet toe.

Voor het TT-circuit in Assen geldt de Twaalfdagenregeling. Met deze regeling heeft het circuit toestemming om maximaal twaalf dagen per jaar meer geluid te veroorzaken dan, op grond van de geluidszones en vastgestelde maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG), is toegestaan. Voor wat betreft andere activiteiten die het meeste geluid produceren, is het beleid dat, aanvullend op de vastgestelde maximale toegestane geluidniveaus en de geluidszone, de activiteiten qua aantal en geluidsbelasting beperkt moeten blijven tot 27 van de zogenaamde type 2-dagen (ruimte tot vastgestelde MTG’s). Type 2-dagen zijn dagen waarop het aanvangstijdstip met één uur vervroegd mogen worden. Afspraken hierover zijn vastgesteld in een convenant, welke eind 2021 is afgelopen. Er wordt gewerkt aan de vormgeving van een nieuw convenant.

Door aandacht te schenken aan de randvoorwaarden van de Omgevingswet en aanvullingsspoor geluid en de ruimtelijke inpassing van geluidsport en motorsport (o.a. door het geluid te concentreren) proberen wij een zo laag mogelijke geluidsbelasting op geluidsgevoelige gebouwen door geluidsport en motorsport te realiseren.

4.4.3. Omgevingsveiligheid     

Ambitie
Wij streven naar een leefomgeving die voldoende veilig is. Daarvoor hanteren wij het begrip ‘bescherming’. Bescherming betekent in deze context het voorkomen en beperken van gewonden, doden, schade en maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De maatschappelijke ontwrichting omvat schade aan milieu en economie, zoals de vitale infrastructuur. Dit bereiken wij door een gebied zo in te richten dat de mensen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen, voldoende zijn beschermd tegen de gevaren van een brand, explosie of een gifwolk.

Uitvoering
Gemeenten leggen het gewenste beschermingsniveau (de beschermingsdoelstelling) vast in het gemeentelijke omgevingsplan. Bij vergunningverlening moet deze beschermingsdoelstelling in acht worden genomen.

De externe veiligheidsrisico’s worden via het Register externe veiligheid (REV) op de risicokaart onder de Atlas leefomgeving en ook op de EV-Signaleringskaart worden getoond.

5. Uitwerking robuuste sociaal-economische structuur     

5.1. Economie     

Ambitie

Innovatief Drenthe: kansen benutten van maatschappelijke uitdagingen

Ons economisch beleid ‘Economische Koers 2020-2023. Samen voor een sterke, slimme en groene economie met impact’ is een beleidskader op hoofdlijnen, passend bij de huidige dynamische tijd. Verdere concretisering van de Economische Koers vindt op onderdelen plaats in deelagenda's en -programma's. Samen met onze stakeholders gaan wij voor een 'sterke, slimme en groene economie met impact', oftewel met economisch rendement én maatschappelijke meerwaarde. Zo dragen wij bij aan een toekomstbestendige Drentse economie.

We leggen extra accenten op sectoren waar we sterk in zijn en/of massa hebben: chemie, (maak-)industrie en agribusiness. Daarnaast hebben we aandacht voor (potentiële) groeibriljanten: gezondheidseconomie, logistiek en vrijetijdseconomie. We sturen actief op het aantrekken van bedrijvigheid, want vestiging en uitbreiding leiden tot versterking van de economische structuur en zorgen voor directe en indirecte werkgelegenheid in Drenthe. Daarnaast wordt het Drentse innovatie- systeem versterkt met ontbrekende schakels in de ketens.

Om onze economische doelen te realiseren, is het belangrijk dat ons fundament op orde is. Een goed vestigingsklimaat is hiervan de basis. Daarnaast zorgen bedrijfseconomische processen, zoals schaalvergroting, lagere arbeidskosten, efficiency en overnames ervoor dat activiteiten en functies van bedrijven niet meer als vanzelfsprekend verankerd zijn in Drenthe of Nederland. Dat vraagt om een Drents vestigingsklimaat dat uitnodigt en stimuleert voor direct resultaat én investeert in de toekomst. Dit geldt zowel voor bestaande als nieuw te vestigen bedrijven. Wij leggen de rode loper uit, waardoor ondernemers zich welkom voelen, geen drempels ervaren, over de juiste informatie kunnen beschikken en op de hoogte zijn van de mogelijkheden op het gebied van huisvesting en financiering in Drenthe. Met diverse (financiële) instrumenten faciliteren we start, vestiging, uitbreiding en internationalisering van bedrijven.

Daarnaast zetten we in op een ruimtelijk ordeningsbeleid dat zich laat kenschetsen als uitnodigend en gaan we uit van het Ja, mits-principe bij nieuwvestiging, uitbreiding of innovatieve projecten die ruimte vragen.

Aantrekkelijke leefomgeving

Hierbij gaat het om fijn wonen, werken en recreëren. De diversiteit en kwaliteit van het woningaanbod, goede bereikbaarheid, het aanbod aan onderwijs-, zorg- en culturele voorzieningen en de recreatiemogelijkheden zijn hierbij van belang. Er is een grotere verwevenheid van werktijd, vrije tijd en digitale mogelijkheden. Daardoor willen mensen niet per se meer wonen in de plaats waar ze werken. De ruimte in het Westen wordt schaarser. Dit alles biedt (economische) kansen voor Drenthe.

Goede fysieke en digitale bereikbaarheid

Voor de concurrentiekracht van bedrijven is het van belang dat we zorgen voor een goede infrastructuur en (digitale) bereikbaarheid. Dit vraagt om aandacht voor concepten zoals stadsdistributie en deelvervoer. De bestaande OV-hubs kunnen een kapstok zijn.

Snel en stabiel internet is essentieel voor de concurrentiekracht van ons bedrijfsleven en de leefbaarheid in Drenthe. In heel Drenthe zijn of worden breedbandnetwerken aangelegd.

Hiermee heeft nagenoeg iedereen de beschikbaarheid over snel internet. We volgen en stimuleren waar mogelijk de technologische ontwikkelingen, onder meer op het gebied van 5G.

Ondersteuning van ondernemerschap en internationalisering

Drenthe biedt bedrijven een goede ondersteuningsstructuur via het programma ‘Ik Ben Drents Ondernemer’ (IBDO), de NOM (Investerings- en ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland) en het MKB (Midden- en Kleinbedrijf) Fonds Drenthe. Vooral het vergroten van de startersdynamiek krijgt onze aandacht. Met IBDO dragen wij samen met gemeenten en kennisinstellingen bij aan innovatie en ondernemerschap in Drenthe. In samenwerking met de NOM en Trade & Innovate blijven wij inzetten op (inter)nationale profilering (bijvoorbeeld via Top Dutch) en positionering van economisch Drenthe, met als doel het aantrekken van nationale en internationale bedrijven en investeringen.

Kennis- en innovatie-infrastructuur

De maatschappelijke ontwikkelingen doen een groot beroep op onderzoek en innovatie. Wij zetten ons daarom in voor het creëren en onderhouden van een samenhangend innovatie economisch systeem, zodat Drenthe beschikt over voldoende en goede kennis (inclusief personeel) voor het bedrijfsleven. Hierbij maken we optimaal gebruik van relevante (Europese) middelen. Het is essentieel om het onderzoek en innovatie economisch systeem in samenhang met elkaar te zien. Om bestaande clusters te versterken en nieuwe innovatie economische systemen te laten ontstaan, zijn verschillende zaken van belang. Opleiden, aantrekken, vasthouden en optimaal benutten van het juiste talent zijn randvoorwaarden. Hoogwaardige onderwijs-, onderzoeks- en innovatie economische systemen kunnen hierbij werken als een magneet. Een goed samenspel tussen het mbo, het hbo en het wo is hierbij belangrijk, zodat we samen flexibel kunnen inspelen op ontwikkelingen en kansen voor Drenthe (en Noord-Nederland) en kunnen maximaliseren (Universiteit van het Noorden). Voorbeelden van lopende initiatieven zijn de Chemie Campus in Emmen en de IT-hub in Hoogeveen.

Research en Innovatie Strategie voor Slimme Specialisatie (RIS3) voor Noord-Nederland 2021-2027

De Economische Koers sluit aan bij Europees en nationale missie gedreven innovatiebeleid. De RIS3 is de noordelijke strategie voor regionale ontwikkeling en vormt de kapstok voor de gecombineerde inzet van Europese, nationale en regionale fondsen en programma’s in de periode 2021-2027. Met deze strategie worden de Europese fondsen met impact en met een zo breed mogelijk draagvlak ingezet. Een goedgekeurde RIS3 is een voorwaarde voor het ontvangen van gelden uit structuurfondsen (EFRO). De RIS3 is ontwikkeld en omarmd door de noordelijke overheden, kennisinstellingen, ondernemers en andere partners – verenigd in de Economic Board Noord-Nederland (EBNN). Met de RIS3 zetten we in op een innovatiever en sterker Noord-Nederland en werken we gelijktijdig aan de brede welvaart van de regio.

De RIS3 beidt kansen voor het Drentse MKB en kennisinstellingen om zich te ontwikkelen en daarmee een stap verder te zetten in de geformuleerde transities. De kansen binnen de transities zijn niet allemaal vooraf bepaald en worden duidelijker gedurende de uitvoering van de RIS3. Naar mate meer kansen binnen deze transities benut worden, hebben deze ook (positieve) uitwerking op de omgeving in Drenthe. Zo kunnen ontwikkelingen binnen de transitie ‘van een lineaire naar een circulaire economie’ bijvoorbeeld zorgen voor een lager grondstoffen verbruik, een reductie van broeikasgassen en bijdragen aan oplossingen voor klimaatopgaven. Dergelijke voorbeelden zijn voor elk van de transities denkbaar.

Uitvoering

De Economische Koers is uitgewerkt in deelagenda’s en uitvoeringsprogramma’s:

  • Digitaliseringsagenda
  • Groene economische agenda
  • Onderwijs & Arbeidsmarkt
  • Ik Ben Drents Ondernemer
  • Agenda Impact ondernemen
  • Agenda Gezondheidseconomie

5.1.1. Versterken groene economie     

Ambitie

Eén van de cruciale trends in de regionale economie is de omslag naar de groene economie. De roep vanuit de maatschappij om duurzaam te produceren en te consumeren wordt steeds krachtiger. De vergroening van de economie vormt dan ook één van de pijlers onder de Economische Koers Drenthe 2020-2023.

We willen dat Drenthe, samen met onze aangrenzende provincies, in 2030 in Europa wordt gezien als een belangrijke Green Valley. Drenthe is in 2030 dé provincie waar circulair ondernemen niet alleen bij de koplopers, maar ook bij het gehele generieke MKB de standaard is. Hiervoor zal ruimte nodig zijn voor onder andere de opslag van biogrondstoffen en de verwerking van circulaire grondstoffen.

Niet alleen draagt de vergroening bij aan de verduurzaming van onze leefomgeving, ze biedt vanuit een economisch perspectief ook kansen voor de Drentse samenleving. Duurzame en groene groei gaan gepaard met nieuwe bedrijvigheid en nieuwe werkgelegenheid voor onze inwoners. Deze vergroening vertaalt zich op verschillende manieren. Efficiënter omgaan met bestaande grondstoffen (circulariteit), de toepassing van nieuwe biobased grondstoffen en het verkorten van de ketens zien wij als kern van de vergroening.

De troeven die Drenthe de afgelopen jaren heeft ontwikkeld voor vergroening van de economie zijn onder andere te vinden in de biobased economie, waarbij landbouw en agribusiness met chemie worden verbonden. Ook het thema energie vormt een belangrijk onderdeel in onze groene economie.

De vergroening van de economie heeft consequenties voor het ruimtelijk domein. Voorbeelden zijn het (extra) ruimtebeslag dat benodigd is voor de agrarische sector als leverancier van de groene grondstoffen en de energie infrastructuur die aangepast zal moeten worden teneinde de energietransitie te realiseren.

Uitvoering

Ons beleid is verder uitgewerkt in de Groene Economische Agenda 2021-2023. Wij willen ons bedrijfsleven (en kennisinstellingen) ondersteunen bij hun inspanningen om een bijdrage te leveren aan de vergroening van de economie. Daarbij hebben we aandacht voor zowel de koplopers als het generieke MKB.

Om de komende jaren deze vergroeningsslag te faciliteren en onze ambities te bereiken zetten we in op de volgende drie actielijnen:

Het versterken van groen ondernemerschap (actielijn 1) staat centraal. Zoals gesteld gaat het dan zowel om de koplopers als het generieke MKB. Maar de mogelijkheid om dit groene ondernemerschap te versterken is mede afhankelijk van innovatie, kennis en scholing (actielijn 2) in onze regio. De relatie is wederzijds: de toekomstige invulling van ‘groen’ onderwijs wordt namelijk ook bepaald door de ontwikkeling op dat vlak in onze economie. Maar een optimale situatie bereiken we pas als het fundament, het ecosysteem (actielijn 3), goed ingericht is. Hoe dichter en hoogwaardiger het economisch systeem, des te meer succesvolle kruisbestuivingen plaatsvinden.

Biogrondstoffen

Biogrondstoffen zijn een belangrijke motor voor de circulaire economie en een CO2-neutrale samenleving. Zij worden ingezet voor voedsel, veevoer, farmacie, chemie, (bouw)materialen, brandstof en energie. Het gebruik van biogrondstoffen draagt bij aan vergroening van een groot aantal sectoren. Zij zijn dan ook essentieel voor het terugdringen van CO2-emissies en de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen. Onzeker is of in de toekomst de beschikbaarheid van biogrondstoffen voldoende is. Dat vraagt om optimaal gebruik en een zo slim mogelijke inzet. De provincie heeft geen specifieke wettelijke taak op het gebied van biogrondstoffen. Wel kunnen wij zorgvuldig afwegen welke ontwikkelingen we stimuleren of ontmoedigen. Hiervoor hebben we beleidsuitgangspunten opgesteld in de notitie ‘beleidsuitgangspunten biogrondstoffen in Drenthe’.

5.1.2. Vestigingsklimaat     

Omgevingsbeeld

Het vestigingsklimaat van Drenthe bepaalt voor een belangrijk deel de aantrekkingskracht op ondernemers en hun mogelijkheden om zich te ontwikkelen. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de gemeente, regio en provincie bestaat onder meer uit voldoende en goed passende ruimte voor de ontwikkeling van bestaande bedrijven en voor de vestiging van nieuwe bedrijven. Hiernaast zijn ook de bereikbaarheid, de kwaliteit en toekomstbestendigheid, de beschikbare (energie- en digitale) infrastructuur en de beschikbaarheid en juiste kwaliteit van personeel van belang. Ook een aantrekkelijke kwaliteit van de leefomgeving levert een aanzienlijke bijdrage aan het vestigingsklimaat. Dat is voor een deel een gegeven en bijvoorbeeld verbonden aan de ligging, de ondergrond en de culturele rijkdom, maar ook bijvoorbeeld de stikstofruimte.

Bedrijventerreinen (en meer algemeen werklocaties) zijn van groot belang voor de Drentse economie. Circa 30% van de Drentse werkgelegenheid is te vinden bij bedrijven op bedrijventerreinen. Deze bedrijven zorgen weer voor werkgelegenheid in andere sectoren. Denk aan financieel adviseurs, zakelijk dienstverleners, horeca en schoonmaakbedrijven.

Ambitie

Het vestigingsklimaat van de provincie Drenthe wordt als één van de fundamenten gezien om de doelstellingen uit de Economische Koers Drenthe 2020-2023 ‘Samen voor een sterke, slimme en groene economie met impact’ te verwezenlijken. De komende jaren zal de provincie inzetten op het toekomstbestendig maken van werklocaties zodat deze bijdragen aan de doelstellingen op het gebied van ‘groen’ en ‘slim’ en Drenthe een aantrekkelijke vestigingsplaats blijft voor bedrijven.

Als provincie zorgen we er, samen met gemeenten en regio’s, voor dat het juiste bedrijf zich op de juiste plek kan vestigen. Dit vraagt om locaties die goed aansluiten bij de wensen en eisen van bedrijven, maar ook bij het economisch DNA en de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling van de verschillende Drentse regio’s. Zo dragen we als provincie bij aan het concurrerend en onderscheidend vermogen van de Drentse bedrijventerreinen. Dit als basis voor een robuuste Drentse economie en voor versterking van de brede welvaart in onze provincie. Daarbij hechten we in het bijzonder veel waarde aan ons Drentse landschap. Aan de ene kant door het zo goed mogelijk benutten van onze bestaande terreinen. En aan de andere kant door bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen - mits milieutechnisch mogelijk - te sturen op optimale landschappelijke inpassing.

Wij maken ons sterk voor bovenregionale afstemming over herstructurering en uitbreiding van bedrijventerreinen, gevoed door een reële, marktconforme inschatting van de toekomstige vraag. Voor een goed vestigingsklimaat werken we daarom per regio aan een divers aanbod van verschillende type bedrijventerreinen. Waar de opgave er om vraagt, maken we hierover in regionaal verband afspraken. Onder meer in relatie tot grote ruimtevragers. Hierbij is regionale afstemming over regionale bedrijventerreinen van belang, om onderlinge concurrentie tussen gemeenten en overaanbod te voorkomen.

We onderscheiden drie afstemmingsregio’s: Regio Groningen-Assen, Dutch TechZone (Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Hardenberg) en de Regio Zwolle (voor Drenthe: Hoogeveen, Meppel, Westerveld en De Wolden). We constateren dat ook de gemeenten die aan Drenthe grenzen, deel uitmaken van de regionale bedrijventerreinenmarkt. Voor de Drentse gemeenten die geen deel uitmaken van de genoemde stedelijke regio’s, organiseren we andere afstemmingsvormen.

Uitvoering

De provinciale prognose voor de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen wordt ten minste eens per bestuursperiode geactualiseerd. Dit doen we in overleg met de regio’s en gemeenten. Deze prognose is richtinggevend voor te maken afspraken met (regio)gemeenten over de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen. De provinciale prognose wordt uiteindelijk door de drie verschillende regio’s in Drenthe kwantitatief en kwalitatief vertaald op regioniveau in een regionaal programma bedrijventerreinen. De regio’s worden gevraagd om een visie op de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling, de regionale structuur van bedrijventerreinen en het toekomstperspectief voor (de bestaande) terreinen. Wezenlijk onderdeel hierbinnen is inzicht in:

  • De toekomstbestendigheid van de bestaande voorraad, inclusief verduurzamen van terreinen;
  • Het profiel van de bestaande bedrijventerreinen zijnde lokaal of regionaal, de onderlinge complementariteit en inzicht in grote ruimtevragers;
  • De toekomstige vraag, rekening houdend met trends en bestaande knelpunten bij bedrijven, zowel kwalitatief als kwantitatief;
  • De verhouding tussen vraag en aanbod, zowel kwalitatief als kwantitatief;
  • Integrale afweging ten aanzien van de locatiekeuze voor nieuwe bedrijventerreinen in relatie tot onder andere stikstofruimte en ruimteclaims zoals energietransitie, wonen en klimaatadaptatie.
5.1.2.1. Toekomstbestendige bedrijventerreinen     

Omgevingsbeeld

Een eerste analyse naar de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de Drentse bedrijventerreinen is begin 2021 uitgevoerd. Daardoor hebben we een goed beeld van de uitgangssituatie. Alle bedrijventerreinen in Drenthe zijn onderzocht op de toekomstbestendigheid aan de hand van drie pijlers: duurzaam & gezond, fysiek-ruimtelijk, sociaaleconomisch. Met name op het vlak van duurzaamheid (o.a. energietransitie, klimaatadaptatie, circulariteit), uitbreidings- en schuifruimte en versterken organisatiegraad ligt potentie om te versterken. Ook zijn aanbevelingen gedaan hoe de bedrijventerreinen toekomstbestendiger te maken. Samen met betrokken partijen, waaronder regio's, gemeenten en parkmanagementorganisaties, werken we deze aanbevelingen uit.

Ambitie

Wij faciliteren gemeenten en regio’s om in te zetten op het toekomstbestendig maken van bedrijventerreinen. Het gaat dan om aspecten als herstructurering, (intensief) en meervoudig ruimtegebruik, digitalisering, duurzaamheid/energietransitie, klimaatbestendigheid, biodiversiteit en de transitie naar een circulaire economie. Stuk voor stuk aspecten waar de Drentse bedrijventerreinen een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren. Ook hechten we waarde aan organisatie en samenwerking op onze bedrijventerreinen. Het fundament moet op orde zijn om succesvolle stappen te kunnen zetten op genoemde thema’s.

Uitvoering

In de komende periode gaan we ondernemers, gemeenten, regio’s en andere strategische partners faciliteren om een aanpak te ontwikkelen en te implementeren om te komen tot toekomstbestendige bedrijventerreinen. Zo is als onderdeel van de Regiodeal Zuid- en Oost-Drenthe door de betrokken gemeenten en parkmanagers begin 2022 het initiatief genomen om uitvoeringsplannen voor zes pilotlocaties toekomstbestendige bedrijventerreinen op te stellen. De inzet op herstructurering verloopt, overeenkomst met de NOVI-voorkeursvolgorde, in Regio Groningen-Assen en Regio Zwolle via de Verstedelijkingsstrategieën.

5.1.2.2. Ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen     

Ambitie

Uitbreiding van het Drentse areaal bedrijventerreinen moet aansluiten op de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtevraag van bedrijven. Uitgangspunt daarbij is zuinig ruimtegebruik en dat vraag en aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief in evenwicht moet zijn. De ladder voor duurzame verstedelijking is verplicht bij alle nieuwe ontwikkelingen van bedrijventerreinen. We ondersteunen gemeenten bij het toepassen hiervan. We ontwikkelen dus alleen nieuwe terreinen, als de bestaande terreinen optimaal zijn benut, het milieutechnisch mogelijk is en de nieuwe terreinen van toegevoegde waarde zijn voor de bestaande voorraad. Dit vereist duidelijkheid over het profiel en het type bedrijvigheid waarvoor het terrein is bedoeld. In Drenthe maken we onderscheid in regionale en lokale bedrijventerreinen:

Regionale bedrijventerreinen

  • biedt overwegend plaats aan bedrijven met een bovenlokale oriëntatie op de arbeidsmarkt en op toeleveranciers en afnemers, en;
  • ligt binnen een van de drie afstemmingsregio’s (met uitzondering van het VAM/MERA-terrein in Wijster), en;
  • heeft een regionale toegevoegde waarde gezien de ligging, de ontsluiting en het economisch belang.

Lokale bedrijventerreinen

  • biedt overwegend plaats aan bedrijven die lokaal georiënteerd zijn door sociale binding (bijvoorbeeld woonplaats eigenaar), maar bijvoorbeeld ook door herkomst werknemers en zwaartepunt werkgebied;
  • huisvest bedrijven die overwegend kleinschalig zijn;
  • kent een kwaliteit van de bedrijfsbebouwing, een volume en een kavelgrootte die aansluiten bij de kwaliteit van de directe omgeving (de structuur van de nabijgelegen kern);
  • kent geen significant milieubelastende activiteiten (maximaal categorie 3);
  • huisvest bedrijven die geen grootschalige vervoersstromen met zich meebrengen.

Uitgangspunten voor nieuwe bedrijfsvestiging

Het is belangrijk dat bedrijven vanuit bedrijfs- en maatschappelijk perspectief op de juiste locaties landen. Wij hanteren daarbij de volgende uitgangspunten:

  • Een bedrijf moet qua aard en schaal passen bij de omgevingskwaliteiten van de locatie;
  • Bedrijven die milieuhinder veroorzaken, moeten een plek krijgen waar zij ruimte hebben om te ondernemen en geen hinder ondervinden van andere functies, dus op specifieke locaties (zie ook paragraaf 5.1.2.2.2.);
  • Bedrijven die gemengd kunnen worden met andere functies, kunnen een plek krijgen in stedelijke gebieden met gemengde milieus buiten bedrijventerreinen of op bedrijventerreinen waar dit passend is (denk aan gemengde werklocaties);
  • Grootschalige bedrijfsvestigingen worden zoveel mogelijk geclusterd op enkele knooppunten langs de corridors (A32/A28/A37). Per regio maken we afspraken over welke knooppunten dit zijn, hoe we invulling geven aan maatwerk en hoe we ervoor zorgen dat de bedrijven van toegevoegde waarde voor de regio zijn (zie ook paragraaf 5.1.2.2.1.);
  • Bedrijfskavels die door een kade zijn ontsloten, moeten – in beginsel – beschikbaar blijven voor watergebonden bedrijvigheid;
  • Een integrale afweging bij de locatiekeuze: wij vragen om integraal te zoeken naar de beste locaties. Dus niet alleen vanuit bedrijfsperspectief, maar rekening houdend met de omgevingskwaliteiten, stikstofruimte en andere ruimteclaims en maatschappelijke opgaven zoals woningbouw, energietransitie, klimaatadaptatie.
5.1.2.2.1. Grootschalige bedrijfsvestigingen     

Omgevingsbeeld

Binnen de Drentse economie zijn diverse grootschalige en stuwende bedrijven gevestigd. Zij zorgen voor veel werkgelegenheid, hebben een spin-offeffect naar andere bedrijven in Drenthe en zijn vaak al jaren geworteld in de provincie. Drenthe staat daarnaast steeds meer in de belangstelling van (grote) bedrijven van buitenaf. Zij informeren naar vestigingsmogelijkheden in de provincie vanwege specifieke (economische) kwaliteiten van het Drentse vestigingsmilieu. De ruimtevraag die we nu ervaren is vooral gekoppeld aan grootschalige logistiek, maar ook energie, circulaire economie en productie (denk aan bedrijven in voor Drenthe sterke sectoren zoals de voedingsmiddelenindustrie of de chemische industrie). Ook breiden zittende bedrijven uit (of zij voegen vestigingen samen), waardoor ze niet meer passen bij de lokale schaal en maat. Deze bedrijven blijven we zoveel mogelijk faciliteren.

Ambitie

We zetten in op clustering van grootschalige (logistieke) bedrijfsvestigingen langs de (inter-) nationale corridors (A32/A28/A37) en clusteren deze ontwikkelingen op enkele – nader te bepalen – bedrijventerreinen. Dit beperkt de invloed van verspreide locaties op het landschap en extra mobiliteit en versterkt het (logistieke) ecosysteem en onze economie. Om het stuwende karakter van bedrijven te borgen stellen we de Drentse grond niet voor iedereen beschikbaar. Van belang is dat het een regionale economische en maatschappelijke meerwaarde heeft. We denken in dit verband bijvoorbeeld aan een minimaal aantal arbeidsplaatsen per hectare, de bereidheid van bedrijven om lokaal/regionaal personeel aan te trekken, de concrete plannen van bedrijven ten aanzien van energie(voorziening), klimaat en duurzaamheid, de maatschappelijke meerwaarde van het bedrijf en/of de bijdrage die bedrijven leveren aan onze economische doelstellingen op gebied van groen, slim en impact. Ook denken we aan het maken van afspraken met gemeenten over het enkel verkopen van grond aan eindgebruikers. Grote bedrijven zonder veel arbeid en/of zonder toegevoegde waarde voor Drenthe faciliteren we niet op onze bedrijventerreinen. Zo zijn we bijvoorbeeld terughoudend bij een hyperscale datacenter. Een vertaling hiervan zal plaatsvinden in de Provinciale Omgevingsverordening.

Voor alle clusters geldt de eis van zo optimaal mogelijke inpassing in het landschap, zodat hoogwaardige bedrijventerreinen worden gerealiseerd. Daarnaast moet duurzaam gebruik worden gemaakt van daken (met zonnepanelen en/of wateropvang en/of groen) en meervoudig ruimtegebruik. Wij hechten bovendien aan een integrale aanpak waarbij de opgaven voor stikstof, klimaat, biodiversiteit, energietransitie, bereikbaarheid, circulaire verstedelijking en de kwaliteit van het landschap vanaf het begin van het planproces worden meegenomen (zie ook H4).

Uitvoering

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is een voorkeursvolgorde opgenomen voor grootschalige logistieke functies met als doel deze te concentreren, zowel vanuit het belang van landschappelijke kwaliteit en het beperken van mobiliteit, als het versterken van het logistieke systeem en de economie. Onderdeel van de voorkeursvolgorde is dat bij aangetoonde behoefte in eerste instantie vestiging (van logistieke functies) plaatsvindt op bestaande, eventueel te herstructureren bedrijventerreinen. Met het Rijk en het IPO hebben we samenwerkingsafspraken gemaakt voor de uitvoering van de NOVI. Daarin hebben we afgesproken de NOVI-spelregels, afwegingsprincipes en voorkeurvolgordes van de NOVI te hanteren, tenzij een afwijkende keuze beter bijdraagt aan de lokale en nationale opgaven. Daarom wordt er gewerkt aan een set van criteria voor regionale economische en maatschappelijke meerwaarde. Samen met gemeenten en regio’s gaan we deze criteria nader uitwerken.

5.1.2.2.2. Vestiging milieuhinderlijke bedrijven     

Ambitie

De vestiging van milieuhinderlijke bedrijven vraagt om een zorgvuldige ruimtelijke inpassing.

Grootschalige energiesystemen moeten in onze optiek geconcentreerd worden op daarvoor aangewezen locaties, bijvoorbeeld op de bedrijventerreinen Bargermeer in Emmen, Europark in Coevorden en nabij Attero in Wijster. Op deze terreinen zien we ook kansen om energieproducenten en -consumenten aan elkaar te koppelen (energiecascadering). Daarbij kan ook gedacht worden aan het koppelen van landbouwbedrijven aan deze terreinen. De genoemde terreinen zijn daarom als energietransitieparken (ETP) aangeduid op de kaart robuust sociaal-economisch systeem (kaart 9).

Uitvoering

Wij verwachten van gemeenten dat zij bij het inrichten van bedrijventerreinen een vergelijkbare systematiek toepassen als de VNG-systematiek ‘Bedrijven en Milieuzonering’ en ‘Milieuzonering nieuwe stijl’. Een dergelijke systematiek van milieucategorieën wordt nog altijd toegepast op bestemmingsplannen. In onze optiek moeten nieuwe bedrijven die vallen in de milieucategorieën 4, 5 en 6 van de VNG-systematiek zich vestigen op daartoe geschikte, regionale bedrijventerreinen. Op dit moment is er voor dergelijke bedrijven milieuhygiënische ruimte op het Bargermeer en de Tweeling in Emmen, het Energie Transitie Park in Wijster, Oevers D, en Noord I en II in Meppel, Buitenvaart I en II, en De Wieken in Hoogeveen, het Europark en Leeuwerikenveld II in Coevorden en Werklandschap Assen-Zuid in Assen.

5.1.2.3. Detailhandel/Detailhandelsstructuur     

Omgevingsbeeld

De groot- en detailhandelssector is de tweede grootste werkgever van Drenthe. Binnen de detailhandelssector is echter sprake van grote structurele veranderingen: minder bestedingen als gevolg van de demografische ontwikkelingen, een gewijzigd aankoop- en oriëntatiegedrag dankzij internet, het verdwijnen van de (kleine) zelfstandige en de roep om beleving. Dit heeft geleid tot een afname van het totale winkeloppervlak, met name in middelgrote en kleine steden en dorpen. De zichtbare effecten van deze transitie zijn structurele winkelleegstand, een daling van de bezoekersaantallen en daarmee een afname van koopstromen en het marktaandeel van deze centrum- en winkelgebieden.

Ambitie

Wij streven naar toekomstbestendige en vitale centrum- en winkelgebieden die aan de basis liggen van leefbare en aantrekkelijke steden en dorpen met een optimaal verzorgingsniveau voor de inwoners. Hierbij wordt aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking om een toename van leegstand tegen te gaan.

Het beleid is gericht op de volgende doelen:

  • Het creëren van aantrekkelijke en vitale centrumgebieden van steden en dorpen, omdat deze belangrijk zijn voor de leefbaarheid van kernen en een sociaal maatschappelijke functie hebben als ontmoetingsplaats;
  • Het streven naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en een zorgvuldig ruimtegebruik;
  • Het voorkomen van een verdere toename van de leegstand in bestaande centrumgebieden c.q. bestaande winkelgebieden;
  • Het zorgen voor een concentratie van winkelvoorzieningen, waardoor combinatiebezoek wordt gestimuleerd en gefaciliteerd, het economisch functioneren van bedrijven ondersteund en resulteert in gemak, efficiëntie en minder mobiliteit voor de consument;
  • Het kleiner en compacter maken van centrumgebieden die te groot zijn geworden o.a. door transformatie van delen van centrumgebieden naar andere functies;
  • Het ondersteunen van de aanwezige detailhandelsstructuur waarin steden en kernen hun specifieke functie hebben ten opzichte van elkaar;
  • Het zorgen voor een vitaal platteland, waar recreatie een belangrijk element is en waar meerdere verdienmodellen mogelijk moeten zijn voor agrariërs;
  • Het zorgen voor de juiste functie op de juiste plek, waarbij wordt aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze ladder kent het principe van ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’.

Uitvoering

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening, de Retailagenda Drenthe, een aantal financiële regelingen en onderzoek.

Provinciale Omgevingsverordening

Wij kiezen voor het beperken van de plancapaciteit voor detailhandel buiten de centrumgebieden, om de vitaliteit van deze centra te borgen en versnippering van voorzieningen en leegstand te voorkomen. We leggen beperkingen op voor de vestigingsmogelijkheden van branches en soorten winkels die essentieel zijn voor het functioneren van centrum-gebieden c.q. belangrijk zijn voor een vitaal platteland. De vestigingsbeperkingen zijn onderbouwd aan de hand van de Europese Dienstenrichtlijn. Deze onderbouwing is opgenomen in de Nota van Toelichting behorend bij de Wijziging Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018.

Centrumgebieden hebben invloed op elkaars functioneren. Daarom geven we richting aan en stimuleren we regionale afstemming bij plannen voor ontwikkelingen, die mogelijk effect hebben op de koopstromen tussen kernen en gemeenten. Wij geven gemeenten ruimte om maatwerk te kunnen bieden voor dynamiek, innovatie en vernieuwing binnen en buiten deze centrumgebieden. Maatwerk is mogelijk op basis van regionale afstemming voor detailhandel die in de basis niet essentieel is voor het functioneren van bestaande centrumgebieden en die qua aard en omvang niet inpasbaar is. Benadrukt moet worden dat per centrumgebied grote verschillen kunnen bestaan in welke branches van belang zijn voor het functioneren van centrumgebieden. De functie van een centrumgebied binnen de regionale context is hiervoor medebepalend.

De in de Provinciale Omgevingsverordening opgenomen branchebeperkingen leggen een minimum op. Wij zijn van mening dat de branchegroepen ‘dagelijks’ en ‘mode & luxe’ in ieder geval de basis dragers – en daarmee essentieel – zijn voor toekomstbestendige en vitale centrum- en winkelgebieden. Dat neemt niet weg dat buiten deze branchegroepen ook andere branches van belang kunnen zijn voor een goed functionerende detailhandelsstructuur. Indien gemeenten vanuit de lokale situatie of regionale context noodzaak zien om meer branches te beperken of andere beperkingen op te leggen (bijvoorbeeld minimale maten), wordt dat vanuit de provincie aangemoedigd. Gemeenten zijn echter zelf verantwoordelijk voor de motivering van deze beperkingen. Daarin verwachten wij actueel detailhandelsbeleid van gemeenten, al dan niet aan de hand van een detailhandelsvisie en centrumvisie.

Actueel en voldoende concreet gemeentelijk detailhandelsbeleid draagt bij aan toekomstbestendige en vitale centrum- en winkelgebieden. Gemeentelijk detailhandelsbeleid met daarin concrete uitspraken waar wel/geen of welk soort detailhandel mag plaatsvinden, is noodzakelijk om ongewenste initiatieven te kunnen afwijzen en richting te geven aan initiatieven. Bovendien kan voorzienbaarheid gecreëerd worden om ongewenste plancapaciteit te saneren, ten gunste van het functioneren van vitale centrum- en winkelgebieden.

Retailagenda Drenthe

Om de leefbaarheid en vitaliteit van steden en dorpen te behouden, en toekomstbestendig te maken, zijn in 2016 afspraken met alle Drentse gemeenten gemaakt in de Retailagenda Drenthe. Deze afspraken gaan in de kern over samenwerking tussen overheid en marktpartijen, het verminderen van winkelleegstand, het creëren van financieringsmogelijkheden voor de transformatieopgave en het werken aan compacte winkelgebieden. We continueren deze faciliterende en stimulerende rol om richting te geven aan het bevorderen van de toekomstbestendige centrum- en winkelgebieden. Zo organiseren wij op regelmatige basis, bijeenkomsten gericht op informatieoverdracht en kennisdeling. Doel hiervan is het versterken van de inhoudelijke kennis en kunde van de betrokken partners.

Overige instrumenten

Naast de Provinciale Omgevingsverordening en de Retailagenda zetten we de volgende instrumenten in om onze doelen te realiseren:

  • Diverse provinciale fondsen, zoals het Binnenstadfonds, Regiostedenfonds en het Herstructureringsfonds PLUS (2021). Met deze fondsen stimuleren wij gemeenten met de uitvoering van centrumontwikkeling. In paragraaf 5.2 Sterke steden gaan we dieper in op deze provinciale fondsen;
  • Een uniform en actuele vierjaarlijks Koopstromenonderzoek volgens het Afsprakenkader landelijke richtlijnen Koopstromenonderzoek (zoals afgesproken in het IPO.)

5.1.3. Regionale samenwerkingsverbanden     

Economie is altijd een resultaat geweest van samenwerking. Ondernemers werken met risico- dragend vermogen aan het realiseren van rendement en het creëren van nieuwe banen. Het onderwijs zorgt voor goed gekwalificeerd personeel. De overheid zorgt voor de infrastructuur en gebiedsinrichting, het wettelijke kader en een basisvangnet voor inkomen en stimulerende maatregelen.

De ruimtelijke en economische vraagstukken van vandaag en morgen stoppen niet bij de gemeente- of provinciegrenzen. Vanuit dit besef zetten wij in op gebiedsgerichte samenwerking in regioverband en werken daarnaast samen met partners aan gebiedsgerichte opgaven.

5.1.3.1. Dutch TechZone Zuid Drenthe     

Omgevingsbeeld

De regio Dutch TechZone is strategisch gunstig gelegen, als onderdeel van een internationale transportverbinding die loopt vanaf de Randstad, via Zwolle, richting Duitsland en Noordoost-Europa. Dit biedt de nodige ontwikkelingskansen voor de regio. De vier stedelijke kernen Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Hardenberg kennen een vergelijkbare economische structuur, met industrie en logistiek als belangrijke economische ontwikkelingssectoren.

Ambitie

De ambitie is om het regionale verdienvermogen te versterken door te investeren in technologie, de kwaliteit van de maakbedrijven en excellent vakmanschap. Dutch TechZone moet één van de belangrijke ’industriële hotspots’ worden in Nederland, met hoogwaardige toegepaste (technologische) kennis en vakmanschap in haar hele economische en sociale DNA.

Van belang is dat de regio:

  • een logische plaats gaat innemen binnen het nationale en trans-Europese vervoersnetwerk;
  • ook in de toekomst een bloeiende en groeiende maakindustrie heeft met internationale allure en een sterke regionale verankering.
  • befaamd is om de innovatieve en eigen wijze waarop geproduceerd wordt, te weten Smart & Circulair;
  • een regio die aantrekkelijk is voor bedrijven, studenten en arbeidskrachten.

We vinden het bovendien van belang dat de economische structuur van de regio duurzaam wordt versterkt. Het is daarbij onder meer nodig om goede sociaaleconomische relaties en netwerken te vormen met omliggende regio’s als Groningen-Assen, Zwolle, Drachten, Twente en de Duitse Ems-as. Bovendien zien wij volop mogelijkheden voor initiatieven op het gebied van vergroening (duurzame energie en circulaire economie). Deze initiatieven kunnen zowel bijdragen aan de concurrentiepositie, als aan het imago van de regio.

Uitvoering

We stimuleren de ruimtelijk-economische ontwikkeling van het netwerk Dutch Tech Zone via de volgende drie lijnen:

  • vraaggericht beleid, waarbij we door het inspelen op marktkansen inzetten op het ontwikkelen en faciliteren van bestaande clusters en bedrijven;
  • organische regiovorming, waarbij op basis van een clustergerichte aanpak wordt samengewerkt in wisselende coalities die de regio Zuid- Drenthe kunnen overstijgen;
  • een combinatie van gebiedsgericht en sectoraal beleid.

Daarnaast zetten we conform de belangrijkste conclusies van de commissie Vollebregt-Alberda van Ekenstein, samen met de gemeente Emmen in op de verbetering van de verbindingen in de regio Zuidoost Drenthe via ‘MM Bereikbaar’, zoals de partiële verdubbeling N34 Klijndijk en de aanpassing N391/N862. Daarnaast zetten we in op de realisatie van de Nedersaksenlijn

5.1.3.2. Regio Groningen-Assen     

De ruimtelijke en economische vraagstukken van vandaag en morgen stoppen niet bij de gemeente- of provinciegrenzen. Vanuit dit besef is de samenwerking in de Regio Groningen- Assen ontstaan.

Regio Groningen-Assen (RGA) is een vrijwillig samenwerkingsverband van de provincies Drenthe en Groningen en de gemeenten Assen, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Noordenveld, Tynaarlo en Westerkwartier. Sinds 1996 werken zij samen aan een economisch sterke en goed bereikbare regio doen dit aan de hand van de thema’s economie, mobiliteit, wonen en ruimtelijke kwaliteit. Vooral op het gebied van infrastructuur zijn concrete resultaten bereikt: een netwerk van P+R-locaties rond de steden, een fietspadennetwerk, een HOV-netwerk en investeringen in diverse bestaande en nieuwe treinstations hebben de regio uitstekend bereikbaar gemaakt. Ook het regionaal instemmingsmodel voor wonen en bedrijventerreinen heeft de regio Groningen-Assen als geheel versterkt.

Ambitie

De regio Groningen-Assen is voortdurend in verandering. Veranderingen die vaak voortkomen uit verschillende trends en ontwikkelingen die de regio overkomen. Het is dan ook niet de vraag óf de regio op deze ontwikkelingen in moet spelen, maar veel meer hoe de regio dat kan doen. Uit de analyse van de huidige economische situatie blijken de grote tegenstellingen in de ontwikkeling van de bevolking en de werkgelegenheid binnen de regio Groningen-Assen. Het beeld van de mal en de contramal: de steden met hun economisch gewicht, dynamiek, groeipotentie en stedelijk klimaat, de overige gemeenten met meer landelijke eigenschappen en hun human capital, wordt hierdoor versterkt.

Juist in deze tegenstellingen ligt de kracht van de regio én de oplossing voor de verschillende specifieke opgaven waar de regio voor staat. Het ijler worden van de voorzieningenstructuur in de periferie als gevolg van bevolkingskrimp, de grenzen aan de groei van de stad Groningen, de vraag naar ‘andere’ woningen, een krimpende beroepsbevolking: het zijn opgaven die alleen in gezamenlijkheid kunnen worden opgelost. Bovendien zijn het opgaven met een sterke onderlinge samenhang die van invloed zijn op zowel leefbaarheid, bereikbaarheid als de economie van de regio.

Uitvoering

In de toekomstagenda RGA 2020-2025 (Kwaliteitssprong voor de regio) zijn de actuele thema’s waaraan de komende jaren gewerkt wordt in de regio:

  • Economie (focus op de werklocatieprogrammering en het economisch netwerk);
  • Wonen (focus op de woningbouwprogrammering en herstructurering);
  • Mobiliteit (focus op OV, P+R, fiets, smart mobility, gedrag en logistiek);
  • Ruimtelijke kwaliteit (focus op integrale gebiedsontwikkeling).
5.1.3.3. Regio Zwolle     

Omgevingsbeeld

Meppel, Hoogeveen, Westerveld en de Wolden maken onderdeel uit van de economische Regio Zwolle. Als poort van Noord-Nederland en schakel tussen West- Oost- en Noord-Nederland is deze regio één van de sterkste groeiregio’s van ons land. De regio staat in de top van economisch sterke gebieden, met een vruchtbare voedingsbodem voor toegepaste innovatie. Binnen de regio zijn sterke samenwerkingsrelaties tussen ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen, in interactie met de omgeving. De Regio Zwolle is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 22 gemeenten, verdeeld over de vier provincies Overijssel, Drenthe, Flevoland en Gelderland.

De regio kent een groot aantal midden- en kleinbedrijven. Samen vertegenwoordigen zij 76% van de bedrijvigheid in de regio. Zowel over het water als over de weg en het spoor vervult de regio een verbindingsrol tussen de Randstad, Noordoost-Nederland en Noord- en Oost-Europa.

Ambitie

Met onze partners werken wij aan het versterken van de concurrentiepositie van de regio Zwolle. Dit doen we door de maatschappelijke opgaven gezamenlijk op te pakken en in te zetten op de sectoren waar de regio sterk in is:

  • digitalisering
  • vrijetijdseconomie (onder andere Zuidwest-Drenthe)
  • health
  • circulaire economie
  • logistiek (onder andere Port of Zwolle)

Uitvoering

Wij nemen deel aan het samenwerkingsverband Regio Zwolle. Tot het regionaal samenwerkingsverband Regio Zwolle behoren ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen die in interactie met de omgeving aan de ambities in de Regio Zwolle werken.

5.1.3.4. TT-Circuit     

Het TT-circuit in Assen is economisch, recreatief, sportief en uit een oogpunt van werkgelegenheid van groot belang. Het circuit is echter gelegen in een omgeving die ook haar belangen kent: natuurgebied Witterveld, dorpen en woonwijken en recreatieve voorzieningen als campings.

Het is zaak om alle belangen op een evenwichtige manier met elkaar te verenigen. Om die reden heeft de provincie, in nauwe samenwerking met de gemeente Assen, samen met alle betrokken partijen in 2012 een convenant afgesloten, met een integrale visie met bijbehorende uitvoerings- programma’s voor het TT- circuit en zijn omgeving. De kern van het convenant bestaat uit drie onderdelen.

  • De ondernemingen die in het plangebied aanwezig zijn, moeten zich, ook uit exploitatieoverwegingen, voldoende kunnen ontwikkelen;
  • De geluidhinder die in het plangebied wordt ervaren, moet afnemen;
  • Het plangebied krijgt een kwaliteitsimpuls.

Er wordt gewerkt aan de vormgeving van een nieuw convenant.

5.1.3.5. Terminal Dryport     

Omgevingsbeeld

De regio Zuidoost Drenthe ligt aan één van de belangrijkste verkeersroutes in Europa (A37) en kenmerkt zich door weinig tot geen congestie. De multimodale ontsluiting (weg, water én spoor) werkt in het voordeel van de regio Zuidoost Drenthe. Coevorden heeft met de EuroTerminal (als enige spoorterminal in geheel Nederland) een aansluiting op het Nederlandse en Duitse net. Wekelijks rijden er meerdere samengestelde containertreinen van en naar Rotterdam en Malmö, een seizoenstrein vanuit Wittenberge (Dld) en treinen vanuit Langwedel (Dld.) en uit Marcianise (Italie). Uitbreiding naar Scandinavië wordt momenteel onderzocht.

Ambitie

Logistiek is één van de groeibriljanten uit de Economische Koers Drenthe 2020-2023. De logistieke sector heeft potentie om te innoveren en te groeien. Die potentie gaan wij waar mogelijk stimuleren, passend binnen de leidraden slim, groen en met impact. Hierbij passen de verbeterde aansluiting op het Duitse hoofdwegennet en de mogelijkheid voor personen- en goederenvervoer per spoor. Daarmee benadrukken wij de strategische ligging ten opzichte van het achterland en versterken wij de positie van (Zuidoost) Drenthe als logistieke draaischijf. De Dryport Emmen-Coevorden is inmiddels een begrip en staat als hotspot op de Logistieke hotspot Kaart van Nederland. Het doel is te komen tot een concentratie van logistieke bedrijven, diensten en infrastructuur. Daarmee bieden we oplossingen aan de Rotterdamse en Amsterdamse zeehavens, waar de ruimte schaars is en de afvoer- wegen dichtslibben.

Uitvoering

Wij werken met de provincies Groningen en Fryslân en Hogeschool NHL Stenden samen in het programma Joint Corridors Off-Road en het project NewWays Drenthe. Vanuit het programma worden bedrijven in de eigen regio begeleidt met het opstarten, continu verbeteren, opschalen en robuust maken van Joint Corridors met een gemeenschappelijke herkomst en bestemming van vrachttransport: van en naar de zeehavens en het achterland (Europa en Azië). Vier gedeelde waarden geven richting aan de samenwerking tussen bedrijven: 1. Beschikbaarheid, 2. Schaalbaarheid, 3. Duurzaamheid en 4. Mobiliteit.

5.1.3.6. Terminal Port of Zwolle     

Omgevingsbeeld

De haven in Meppel is een ander belangrijk logistiek knooppunt. De haven is onderdeel van de Port of Zwolle, waarin de havens van Zwolle, Kampen en Meppel samenwerken. Meppel beschikt over de grootste binnenvaartcontainerterminal van Noord-Nederland.

Ambitie

Port of Zwolle wil zich van andere (binnen-)havens onderscheiden en heeft tot doelstelling om één van de meest duurzame havens van Nederland te worden en te blijven. Port of Zwolle heeft de ambitie om de aankomende jaren de op- en overslag en het vervoer van bulkgoederen te laten groeien. Vestiging van nieuwe (watergebonden) bedrijven in het havengebied van de Port of Zwolle stimuleert de werkgelegenheid in de provincie Drenthe.

Uitvoering

Meppel zet in op circulaire havenontwikkeling (w.o. realiseren grondstoffenhub havengebied Meppel, Oevers S) en het verduurzamen van transport over water.

5.1.3.7. Groningen Airport Eelde     

Ambitie

Wij werken aan versterking van het luchtvervoer. Groningen Airport Eelde speelt een belangrijke rol voor onze internationale bereikbaarheid en vormt een sterke vestigingsplaatsfactor. Drenthe richt zich met partners in Noord-Nederland onder meer op de ontwikkeling van vestigingsmogelijkheden rond de luchthaven. Wij vinden het van belang dat de ontwikkeling van Groningen Airport Eelde gepaard gaat met zo min mogelijk overlast en milieuschade. Wij ondersteunen dan ook de ambitie van Groningen Airport Eelde om zich te ontwikkelen tot duurzame, groene luchthaven en voorloper te worden bij het ontwikkelen en toepassen van duurzame innovaties in de luchtvaart, zoals emissie loos transport. De luchthaven en de omgeving willen we verder ontwikkelen als een economische werklocatie. Ons uitgangspunt hierbij is dat we rondom het vliegveld economische ontwikkelingen en kansen stimuleren door hieraan ruimte te bieden.

5.1.4. Radioastronomie (Astron)     

Omgevingsbeeld

Het Nederlands Instituut voor de Radio Astronomie, ASTRON, heeft vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw een plaats binnen de sociaaleconomische en ruimtelijke context van Drenthe. ASTRON heeft drie grote vestigingen in Drenthe en manifesteert zich ruimtelijk bij Lhee, Dwingeloo (met de researchcomplex, inclusief radiotelescoop, en hoofdkantoor), Hooghalen (de Westerbork Synthese Radiotelescoop, WSRT) en in Exloo en Buinen (centrumgebied van LOFAR, radiotelescoop Low Frequency Array). Verder zijn er, verspreid over de provincie, kleine LOFAR-buitenstations voor wetenschappelijk onderzoek naar zowel astronomie, geofysica als infrageluid.

Ambitie

Wij bieden ruimte aan de verdere ontwikkeling van de radioastronomie in Drenthe, en stimuleren dit vanuit economisch perspectief. Het streven is om verstoring van activiteiten te voorkomen. Wij ondersteunen de ontwikkelingen rondom ASTRON en LOFAR ook met het oog op de ontwikkeling van slimme sensorsystemen, in combinatie met het verzamelen en verwerken van grote hoeveelheden data. Deze slimme sensorsystemen blijken van groot belang te zijn bij innovaties in tal van bedrijven in Drenthe en daarbuiten.

5.1.4.1. Radiotelescoop Dwingeloo en Hooghalen     

Ambitie

In de bossen van Dwingeloo en Hooghalen staan radiotelescopen opgesteld voor waarnemingen in het zonnestelsel. Rond elk van deze waarnemingsposten zijn zones aangegeven voor de toelating van gemotoriseerd verkeer en de oprichting van nieuwe bebouwing. Binnen zone I (behalve de verharde wegen Eursinge – Lhee en Hooghalen – Amen) zijn alleen in uitzonderingsgevallen gemotoriseerd verkeer en activiteiten waarbij elektromagnetische straling wordt opgewekt, toegelaten. Noodzakelijk landbouwverkeer wordt tot deze uitzonderingen gerekend. Binnen zone II worden storingen voorkomen door vooraf overleg te plegen met ASTRON over de gevolgen van bedrijfsvestigingen en –uitbreidingen, intensivering van verkeer en dergelijke activiteiten.

Uitvoering

De zonering hebben wij vertaald in regels in de Provinciale Omgevingsverordening.

5.1.4.2. LOFAR     

Omgevingsbeeld

De LOFAR-radiotelescoop (Low Frequency Array) van Astron bestaat uit enkele duizenden kleine antennes die geclusterd zijn geplaatst in het centrale LOFAR-gebied bij Exloo en Buinen en in buitenstations in zowel Drenthe, Groningen, Fryslân als Overijssel.

Ambitie

Wij vinden het van belang dat de LOFAR-stations in Drenthe optimaal kunnen blijven functioneren, in een omgeving met een zo laag mogelijk storingsniveau. Wij hebben storingsvrije zones aangegeven. Binnen zone I zijn alleen in uitzonderingsgevallen gemotoriseerd verkeer en activiteiten waarbij elektromagnetische straling wordt opgewekt, toegelaten. Binnen zone II worden storingen voorkomen door vooraf overleg te plegen met ASTRON over de gevolgen van bedrijfsvestigingen en –uitbreidingen, intensivering van verkeer en dergelijke activiteiten.

LOFAR-buitenstations

Wij verwachten van gemeenten dat ze binnen een straal van twee kilometer rond een LOFAR- buitenstation storing voorkomen, door vooraf overleg te plegen met ASTRON over de gevolgen van mogelijke storingsbronnen (zenders, zendmasten, hoogspanningsmasten, windmolens, zonneparken, motoren en andere mechanische of elektrotechnische installaties) en van meer autoverkeer.

Uitvoering

De zonering hebben wij vertaald in regels in de Provinciale Omgevingsverordening.

5.2. Sterke Steden     

Omgevingsbeeld

Steden vormen de ruggengraat van Drenthe. De maatschappelijke en sociaal-culturele voorzieningen, winkelcentra en evenementen in de steden zijn van grote betekenis voor het regionale leefklimaat. Goed functionerende steden met een aantrekkelijke ruimtelijke kwaliteit hebben een positieve uitstraling op de leefbaarheid van de gehele regio.

Agglomoratiekracht

De steden zijn vanwege de grote concentratie van mensen, werkgelegenheid en onderwijsinstellingen de economische motoren van Drenthe. Als er meer interactie tussen mensen is, meer mogelijkheden zijn om elkaar te ontmoeten, om samen te werken en van elkaar te leren, is er meer kans op succesvolle participatie, vergroting van sociale cohesie en meer kans op innovatie. Dit noemen we de agglomeratiekracht die steden sterk maakt.

Ook bedrijven profiteren van agglomeratiekracht. In elkaars nabijheid, rond clusters van bedrijven vormen zich immers grotere en gespecialiseerde arbeidsmarkten en markten van toeleveranciers. Dit leidt tot stijging van arbeidsproductiviteit. Agglomeratiekracht leidt tot een klimaat van stimulerende concurrentie en innovatie.

Drents stedelijk netwerk

Door de steden in het netwerk onderling te verbinden, maken we de weg vrij voor het uitwisselen van kennis en het vormen van netwerken. Binnen deze netwerken is het landelijk gebied complementair aan het stedelijk gebied. Ook in het landelijk gebied is ruimte voor economische ontwikkelingen en, op beperkte schaal, voor unieke woonmilieus.

Steden en stedelijke netwerken hebben een eigen identiteit, gebaseerd op de geografische ligging en een gedeelde sociale en economische structuur. Drenthe is een dun verstedelijkt landschap met vier regionale kernsteden, drie bovenlokale kernen en kleine woonkernen. Hoogeveen, Emmen, Meppel en Assen vormen samen de HEMA-kernen en hebben een (boven)regionaal verzorgingsgebied. Roden, Beilen en Coevorden vormen samen de RoBeCo-kernen en hebben een bovenlokaal verzorgingsgebied. Gezamenlijk vormen deze kernen het Drents stedelijk netwerk en zijn onderdeel van het noordelijk stedelijk netwerk en het Stedelijk Netwerk Nederland (NOVI).

Het Drents stedelijk netwerk staat niet op zich, maar maakt deel uit van grotere netwerken. Assen maakt deel uit van het stedelijk netwerk Groningen - Assen en Meppel en Hoogeveen van de Regio Zwolle. In deze beide regio's participeren wij in de Verstedelijkingsstrategieën die Rijk en regio samen opstellen. Emmen, Coevorden en Hoogeveen maken onderdeel uit van de Regio Zuid- en Oost-Drenthe waarvoor samen met het rijk een regiodeal is gesloten. Daarnaast maken Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Hardenberg onderdeel uit van de Regio Dutch Tech Zone.

Ambitie

Wij streven naar sterke steden in robuuste stedelijke netwerken. In de steden komen verschillende provinciale belangen bij elkaar, zoals zorgvuldig ruimtegebruik, wonen, werkgelegenheid, voorzieningen, retail, cultuur, vrijetijdseconomie en bereikbaarheid. Onze steden zijn de dragers van het sociaaleconomisch systeem.

Wij richten ons op:

  • Compacte, toekomstbestendige en duurzame steden met een goede ruimtelijk economische structuur en een gevarieerd vestigingsklimaat voor wonen, werken, (maatschappelijke) voorzieningen, cultuur en vrijetijdsvoorzieningen;
  • Aantrekkelijke binnensteden met een eigen identiteit en een aantrekkelijke en gastvrije omgeving voor beleven en ontmoeten;
  • Gevarieerde en gewaardeerde woon- en werkmilieus;
  • (Culturele) voorzieningen voor een breed en bovenregionaal publiek;
  • Een goede bereikbaarheid met zowel de fiets, auto en met het openbaar vervoer als ook een goede digitale bereikbaarheid.

Wij streven naar het concentreren van bedrijvigheid in de Drentse steden, als schakels binnen de stedelijke netwerken. Op deze wijze profiteren bedrijven van elkaars nabijheid, dat noemen we agglomeratie- en netwerkeffecten. Wij vinden het van belang dat de steden binnen het netwerk een grote aantrekkingskracht hebben. Daarom ondersteunen wij ontwikkelingen die bijdragen aan mooie, cultureel aantrekkelijke en bruisende binnensteden. Wij denken verder dat een onderling onderscheidend profiel de aantrekkingskracht van de steden kan versterken.

Wij beschouwen het bundelen en intensiveren van verstedelijking in de stedelijke netwerken als een noodzakelijke voorwaarde voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Drenthe. Bij Assen, Meppel en Hoogeveen achten wij uitbreiding van de stad in sommige richtingen onwenselijk, vanuit de afwegingen ten aanzien van het landschap en water. Wij hebben daar een harde grens getrokken. Met de gemeenten gaan we aandacht besteden aan de kwaliteit van de stads- en dorpsranden.

De steden in Drenthe zijn geen concurrenten, maar zijn complementair aan elkaar. Door samen te werken in het gezamenlijk netwerk, uitgaande van de eigen kracht en identiteit, ontstaan er meer ontwikkelingsmogelijkheden en versterkingen binnen het systeem.

De vier steden kennen een overlap in opgaven en kansen. De oorzaken hiervoor liggen in grote, landelijke of zelfs wereldwijde transities. Wij zetten ons samen met de betrokken (overheids)partners in om deze verschillende opgaven integraal en indien noodzakelijk gezamenlijk op te pakken.

De overlappende opgaven betreffen:

  • de transformatie van leegstaand vastgoed, het veranderende winkel- landschap, de veranderingen in bedrijfsvoering, bedrijvigheid en bereikbaarheid;
  • stedelijke vernieuwing, zowel fysiek als sociaal, van buurten en wijken gebouwd tussen de jaren zestig en de jaren tachtig van de vorige eeuw;
  • de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt die onder druk staat als gevolg van economische en demografische verschuivingen;
  • het verbeteren van de bereikbaarheid en logistiek;
  • de gevolgen van krimp voor leefbaarheid en voorzieningsniveaus in de kernen
  • Versterking van de culturele infrastructuur in de regio's;
  • een waterrobuuste inrichting om wateroverlast, droogte, overstromingen én hittestress tegen te gaan;
  • Het verduurzamen van de woningvoorraad;
  • Het verduurzamen van de (stedelijke) mobiliteit; o.a. invoering emissievrije stadslogistiek, uitrol laadpalen en terugdringen autogebruik.

Naast de opgaven zien we ook kansen voor de Drentse steden, denk hierbij aan:

  • de ingrepen en kennisontwikkeling vanuit de energietransitie;
  • het ontwikkelen van een toeristisch profiel van de steden.

Uitvoering

We versterken het Drents netwerk van vier steden door aandacht te geven aan de kwaliteit, het voorzieningenniveau, de werkgelegenheid, de bereikbaarheid en ruimtelijke samenhang van de genoemde steden.

Veel van de kansen, opgaven en ontwikkelingen in de steden zijn een gemeentelijke opgave. De provinciale rol is grotendeels gericht op het proces. Door de opgaven onder de aandacht te brengen, het organiseren van samenwerking en afstemming, kunnen de opgaven van de Drentse steden sneller aangepakt worden. Daarnaast dragen we mede zorg voor het op peil houden van de infrastructuur.

Om invulling te geven aan de provinciale rol zetten wij de volgende instrumenten in:

  • Relatiebeheer, dit vroegtijdig overleg zorgt voor afstemming van de (inter)provinciale en gemeentelijke beleidsdoelen in een vroeg stadium van de ruimtelijk-economische planontwikkeling. Het relatiebeheer verrijkt het planproces en voorkomt problemen achteraf;
  • Regionale agenda’s die ruimte geven aan overleg en samenwerking, hierbij denken we aan:
    • De regio Groningen – Assen (Noordenveld, Tynaarlo en Assen), de regio Zwolle (Westerveld, Meppel, De Wolden en Hoogeveen), de samenwerking BOCE (Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen) en de samenwerking in Dutch Tech Zone (Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Hardenberg);
    • De Regiodeal Zuid- en Oost-Drenthe in samenwerking met het Rijk en de regio (Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hardenberg en Hoogeveen). Binnen de Regio Deal Zuid- en Oost-Drenthe wordt samengewerkt aan de (door)ontwikkeling en uitwerking van projecten en gezamenlijke doelstellingen aangaande de pijlers: Werken, Wonen en Welzijn;
    • De regionale Verstedelijkingsstrategieën Groningen-Assen en Zwolle, waarin de regionale woondeals met het Rijk worden uitgewerkt. In de Verstedelijkingsstrategieën worden verschillende effecten van verstedelijking in samenhang onderzocht, zoals mobiliteit, werkgelegenheid en klimaat. We zien kansen voor het intensiveren van woningenbouw om te komen tot een hogere klasse verstedelijking. Dit gaat gepaard met schaalspronginvesteringen in o.a. mobiliteit om de verstedelijking te faciliteren;
    • De ontwikkeling van een strategie/toekomstperspectief voor Zuidoost Drenthe, welke mede de basis vormt voor de realisatie van de Nedersaksenlijn.
  • Diverse regelingen rondom de versterking van ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en de ruimtelijk-economische structuur zoals:
    • Het Regiostedenfonds heeft tot doel het tot stand brengen van sterke, toekomstbestendige en compacte binnensteden, met een optimaal aanbod van voorzieningen en een aantrekkelijke ruimtelijke kwaliteit die aansluit bij het regionale verzorgingsgebied. Dit fonds is gericht op de vier HEMA-steden en is bedoeld voor fysieke ingrepen voor het compacter maken, vergroenen, verbeteren van het wonen en fietsen en het versterken van cultuur in de binnensteden. Daarmee bouwen we voort op de bestaande plannen van het Binnenstadfonds, samen met gemeenten en ondernemers;
    • De subsidieregeling Herstructurering Ruimtelijke kwaliteit PLUS 2021 is specifiek bedoeld voor de kernen Roden, Beilen en Coevorden: (RoBeCo), met als doel het verbeteren van de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en/of de ruimtelijk economische structuur van die kernen. Deze regeling bouwt eveneens voort op de bestaande plannen van het Binnenstadfonds;
    • De reguliere subsidieregeling Herstructurering Ruimtelijke kwaliteit 2021 (HRK) heeft tot doel de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van gebieden te verbeteren door de aanpak van verpauperde vastgoedlocaties of gestagneerde vastgoed- en gebiedsontwikkelingen. Vastgoedontwikkeling vormt in dergelijke situaties een belangrijke impuls voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid, omdat het de negatieve impact op de desbetreffende buurt, wijk of dorp wegneemt. Eenieder kan gebruikmaken van deze subsidieregeling.
  • De planologisch-juridische instrumenten van de Provinciale Omgevingsvisie en de Provinciale Omgevingsverordening of specifiek de Ladder van Duurzame Verstedelijking, sturen de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.

Daarnaast zijn de volgende provinciale uitvoeringsprogramma’s van belang:

  • Krimp en Leefbaarheid;
  • Economische Koers 2020-2023;
  • Vrijetijdseconomie;
  • Drentse Woonagenda;
  • Cultuurnota Drenthe 2021-2024;
  • Bereikbaarheid (in ontwikkeling);
  • Regionale Energie Strategie;
  • Regionale Adaptatie Strategie.

5.3. Wonen     

Omgevingsbeeld

De woningnood in Nederland wordt ook gevoeld in Drenthe. De verschillen in bevolkingsontwikkeling tussen de stedelijke gebieden en het landelijk gebied worden groter, ondanks de stagnatie op de woningmarkt vanwege forse prijsstijgingen. Op basis van de huidige prognoses blijft de bevolking van Assen stabiel en profiteert de noordzijde van Drenthe van de groei van Groningen. De zuidelijke as laat in de prognoses een sterk verloop zien, van groei in de gemeente Meppel tot het doorzetten van de krimp die in de gemeente Emmen in 2014 is ingezet. De regio Oost-Drenthe is door het Rijk aangewezen als één van de regio’s waar de bevolkingskrimp in Nederland het sterkst is, maar deze laat zich vooralsnog niet vertalen in huishoudenskrimp. Lokaal laten, ook in Oost-Drenthe, sterke dorpen nog steeds bescheiden groeicijfers zien. Dit komt omdat huishoudens steeds kleiner worden, waardoor de krimp opgevangen wordt door de vraag naar woningen. Daarnaast is de inkomende migratie uit het buitenland hoger dan verwacht. Een steeds kleiner aanbod van woningen en de effecten van corona lijken de verwachte ontwikkeling te vertragen. Vraag en aanbod passen niet altijd goed meer bij elkaar, wat leidt tot een vraag naar nieuwe woningen. Dit terwijl een deel van de bestaande woningvoorraad in kwaliteit afneemt en huishoudens niet kunnen doorstromen naar passende woningen.

De autonome woningbouwopgave in Drenthe krijgt tot 2030 te maken met een daling van het aantal huishoudens, maar hier tegenover staat dat vanuit Groningen en Zwolle sprake is van een regionaal overkokende woningvraag die landt in de Drentse gemeenten. Per saldo betekent dit een woningbehoefte van ca. 10.000 tot 20.000 extra woningen tot en met 2030.

Ambitie

De leefbaarheid in dorpen en wijken is belangrijk, met basisvoorzieningen die voldoende op peil blijven, goede bereikbaarheid, culturele initiatieven en een betaalbaar en aantrekkelijk woningaanbod. Wonen is voor onze inwoners belangrijk. Wij willen toekomstbestendige woningen voor jong én oud. Toekomstbestendig betekent duurzaam, betaalbaar en passend bij de woonwens.

De afgelopen jaren is regionaal via samenwerking veel werk verzet zodat er een brede kennisbasis bestaat over de opgaven voor de woningvoorraad in de regio’s Groningen-Assen, Zuidwest-Drenthe/ Zwolle en Zuidoost-Drenthe.

Onze Drentse Woonagenda is actiegericht. Er moeten meer en andere huizen worden gebouwd en bestaande woningen moet worden aangepast. Mensen willen langer thuis blijven wonen als ze ouder worden. Zijn er voldoende geschikte woningen voor jongeren? Hoe maken we onze huizen energiezuinig of zelfs energieneutraal? Wij bieden gemeenten, corporaties, marktpartijen en initiatiefnemers een helpende hand en treden daarbij zowel vraag-volgend als agenderend op.

Specifieke aandacht gaat uit naar marktsegmenten voor specifieke doelgroepen, zoals flexwonen (voor spoedzoekers als arbeidsmigranten en mensen uit een scheiding of instelling), huishoudens met een te kleine beurs voor verduurzaming en verouderde bouwblokken uit de jaren ’60-’80. Knelpunten voor een continue bouwstroom worden eveneens aangepakt.

Wij vinden het van belang dat, waar mogelijk, de woonopgave wordt benut voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de stads- en dorpsranden. Uitgangspunt voor het wonen in Drenthe is dat er rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.

Uitvoering

De ambities voor de woningmarkt zijn nader uitgewerkt in de Drentse Woonagenda. Daarnaast hebben wij subsidieregelingen om de bouw van meer woningen, wooninitiatieven en herstructurering van de woningvoorraad te stimuleren.

Wij bieden ruimte voor woningbouw ter vervanging van landschapsontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen met de ruimte-voor- ruimteregeling. Het beleid hiervoor is vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening. Bij eventuele aantasting van de kernkwaliteiten streven we naar compensatie. In overleg met gemeenten en andere partners geven we hier verder invulling aan.

5.3.1. Toekomstbestendige woningvoorraad     

Ambitie

Wij streven naar een balans tussen het aanbod voor wonen en de demografische behoefte. In het kader van de Drentse Woonagenda is onze ambitie de realisatie en het scheppen van ruimte voor ten minste 10.000 woningen op middellange termijn.

Onder voorwaarde van een goed plan, verlenen wij medewerking aan de revitalisering/transformatie van bestaande verblijfsrecreatie.

Uitvoering

Wij werken samen met de gemeenten aan de Drentse Woonagenda om vraag en aanbod in de woningvoorraad in balans te houden en aan te laten sluiten bij de demografische behoefte. Monitoring en regionale afstemming krijgen daarin structureel vorm. Wij vragen gemeenten om op basis van de ruimtelijke structuur van dorpen en steden keuzes te maken over de gehele woningvoorraad: sloop, transformatie of nieuwbouw. Dit met aandacht voor de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, leefbaarheid, levensduur, duurzaamheid en locatie van haar woningvoorraad. Ons beleid is terughoudend ten aanzien van bouwen in het buitengebied. Wij zetten in op de ontwikkeling van sterke steden (HEMA: Hoogeveen, Emmen, Meppel en Assen) en RoBeCo (Roden, Beilen en Coevorden) en daarbij past verdichting, herstructurering en hergebruik van vastgoed. Het is van belang dat de gemeentelijke woonopgave wordt vertaald in een actuele woonvisie. We vragen gemeenten de woonvisies onderling af te stemmen. Dit beleid heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. Voor de functiewijziging van recreatie naar wonen, zie 5.4.1.1.2. Transformatie verblijfsrecreatie.

5.3.2. Bestaand stedelijk gebied en buitengebied     

Omgevingsbeeld

In de ruimtelijk-economische structuur van Drenthe zijn de functies wonen, werken en voorzieningen geconcentreerd in steden en dorpen, dit noemen wij stedelijke gebieden.

Ambitie

Wij maken onderscheid tussen bestaand stedelijk gebied en buitengebied. Deze noodzaak komt voort uit het provinciaal belang bij een goede ruimtelijke ordening om, mede conform Rijksbeleid, nieuwe initiatieven bij voorkeur te faciliteren binnen de reeds bebouwde omgeving. Het stedelijk gebied omvat de buitenste contouren van dorpen en steden zoals op de kaart Bestaand stedelijk gebied is aangegeven.

Wij bieden ruimte voor het toevoegen van een incidentele woning buiten bestaand stedelijk gebied mits:

  • De bebouwing is gelegen in een bebouwingslint of een cluster van bebouwing;
  • Er sprake is van een significante verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Er sprake is van een landschappelijke inpassing, passend bij de gebiedskenmerken die zijn vastgelegd in een landschappelijk inpassingsplan;
  • Het plan past binnen de gemeentelijke woonvisie en leidt niet tot leegstand elders.

Overeenkomstig de Ladder voor Duurzame Verstedelijking geldt voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied een uitgebreide motiveringsplicht. Ook bij de ontwikkeling van recreatieparken in het buitengebied geldt een motiveringsplicht, overeenkomstig met de systematiek van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Bij de ontwikkeling van woonmilieus vormt een landschappelijk kader dat aansluit bij de kernkwaliteiten van het gebied het uitgangspunt. Het woonmilieu dient aangesloten te zijn op de bestaande kern. Het is een pré wanneer het woonmilieu kan worden ontwikkeld samen met het verbeteren van andere functies, zoals het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, het verbeteren van voorzieningen, het bijdragen aan klimaat, water- en natuuropgaven en het versterken van de recreatie. Zo kunnen meerdere doelstellingen worden gerealiseerd, wat maatschappelijke meerwaarde oplevert. Wij geven daarbij de voorkeur aan het opknappen van bestaande locaties waar een kwaliteitsimpuls gewenst is (bijvoorbeeld een vervallen bedrijfsbestemming) of waar een impuls wordt gegeven aan het cultuurhistorische karakter.

Uitvoering

Dit beleid heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

5.4. Vrijetijdseconomie     

Omgevingsbeeld

De vrijetijdssector is een belangrijke pijler voor de Drentse economie. Drenthe heeft de bezoeker veel te bieden. Drenthe is dé fiets- en vrijetijdsprovincie van Nederland. De kwaliteiten van Drenthe voor de vrijetijdseconomie liggen in een combinatie van natuur, landschap, erfgoed en cultuur. Dat willen we zo houden en verder uitbouwen.

Ambitie

In aansluiting op het ‘Perspectief 2030 op Bestemming Nederland’ zet Drenthe via het ‘Perspectief 2030 op bestemming Drenthe’ het belang van bezoekers, bedrijven en bewoners voorop. We zetten in op waardevol toerisme en recreatie. Toerisme is geen doel op zich maar een middel om bij te dragen aan het oplossen van grotere maatschappelijke vraagstukken die invloed hebben op onze welvaart en ons welzijn.

Onze inzet voor het versterken van de vrijetijdseconomie is gericht op het verbinden van de verblijfsrecreatie aan de lokale economie, aan de beleving van ruimtelijke kwaliteit en aan (dag-)attracties.

Onze focus ligt op het vergroten van de aantrekkelijkheid van Drenthe als bestemming voor bezoek en verblijf, zowel recreatief als zakelijk. Ook voor onze eigen inwoners. Voor de binnenlandse markt liggen er kansen voor het bevorderen van meerdaags verblijf, seizoensverlenging en het verstevigen van de eigen marktpositie door te focussen op hogere bestedingen. Van de buitenlandse markt verwachten we de meeste groei, en dan met name van de Duitse markt in het voor- en naseizoen. Dat levert meer bezoekers, bestedingen en banen op. En daar profiteert de Drentse bevolking van, zowel wat betreft werk- en leefbaarheid als ook de aantrekkelijkheid van de eigen woonomgeving.

Wij streven, samen met ondernemers, naar het vergroten van de attractiewaarde van Drenthe, met meer bezoekers en een langere verblijfsduur van de toeristen in Drenthe. Hierbij wordt er een uitnodigend en aantrekkelijk vestigingsklimaat voor de (nieuwe) bedrijven in vrijetijdssector nagestreefd. We werken ook aan het behouden en versterken van een aantrekkelijk en vitaal aanbod van dag- en verblijfs- recreatieaccommodaties en, waar nodig, een revitaliseringsslag van de verblijfsrecreatiesector, door herontwikkeling en transformatie van bestaande verblijfsrecreatieparken.

Uitvoering

Provinciale Omgevingsverordening;

Kwaliteitsimpuls Toerisme & Recreatie – Investeringsagenda 2020 – 2023;

Actieprogramma Vitale Vakantieparken Drenthe;

Nationale actieagenda vakantieparken;

Perspectief 2030 op Bestemming Nederland, inclusief herijkt actieprogramma;

Perspectief 2030 op Bestemming Drenthe.

5.4.1. Vestigingsklimaat en ontwikkelruimte     

Omgevingsbeeld

De vrijetijdssector is een belangrijke pijler van de Drentse economie en draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Voor het behoud en vergroten van de werkgelegenheid en bestedingen is het noodzakelijk dat de sector in voldoende mate in kan spelen op veranderingen in vraag en aanbod. De sector zal dit zelf moeten doen om blijvend tevreden gasten aan te trekken in een dynamische markt.

Ambitie

Voor de verblijfsrecreatie zijn we er voorstander van dat nieuwe ontwikkelingen en transformatieopgaven in samenhang en op basis van een integrale, gebiedsgerichte en programmatische aanpak worden uitgevoerd. Wij gaan ondernemers hiervoor ruimte bieden.

Bij planontwikkeling kan het betekenen dat, tegenover het bieden van ruimte voor de ontwikkeling van een nieuwe accommodatie, elders in Drenthe een complex uit de markt wordt genomen door daar andere functies toe te staan dan wel te saneren.

Uitvoering

Aan dergelijke ontwikkelingen willen we medewerking verlenen, in overleg met betrokken belanghebbenden. Voor complexe opgaven zijn we bereid kennis, middelen en organisatiekracht in te brengen.

5.4.1.1. Vitalisering bestaande verblijfsrecreatie     

Omgevingsbeeld

In een Drenthe-breed onderzoek is de vitaliteit van de verblijfsrecreatiesector in kaart gebracht. Uit dit onderzoek blijkt dat bij de revitaliseringsopgave geldt dat er een sterke verwevenheid is op zowel economisch, fysiek-ruimtelijk, volkshuisvestelijk als sociaal-maatschappelijk terrein. Problemen zijn vaak niet eendimensionaal. Het onderzoek toont aan dat er sprake is van een meervoudige opgave, die beleidsvelden én gemeentegrenzen overstijgt en een meerjaren-, integrale aanpak vereist.

Ambitie

Voor deze opgave werken we in het kader van programma Vitale Vakantieparken Drenthe (VVP) nauw samen met alle betrokken partijen. Daarbij kiezen we voor de aanpak ‘Eén park (plangebied), één plan’. Voor de vitaliseringsopgave zijn weliswaar primair de bedrijven en eigenaren verantwoordelijk, maar gezien de aard, de complexiteit en de omvang van de opgave wordt ook inzet en betrokkenheid gevraagd van gemeenten en provincie, vanuit meerdere domeinen (vrijetijdseconomie, maar ook wonen/volkshuisvesting, leefomgeving, infrastructuur, ruimtelijke ordening, sociaal domein, natuur en openbare orde, communicatie). De problematiek overstijgt de gemeentegrenzen en ingrepen in een gemeente hebben invloed op de situatie in de andere gemeenten. De twaalf Drentse gemeenten, Recreatieschap Drenthe, HISWA RECRON en de provincie hebben zich gecommitteerd aan de uitvoering van het actieprogramma VVP.

Uitvoering

Een vitale verblijfsrecreatiesector vraagt om een aanpak voor zowel vitale als niet-vitale parken. De rol van de gemeenten en provincie verschilt echter per opgave. Bij de opgaven voor vitale vakantieparken is de sector eerst aan zet en hebben wij een faciliterende, stimulerende en aanjagende rol. De excellentiestrategie richt zich op het stimuleren en het laten excelleren van het ondernemerschap: de product- en conceptontwikkeling, kwaliteitsverbetering en innovatie en duurzaamheid. Voor de opgaven omtrent niet-vitale verblijfsparken hebben we een meer sturende rol. De strategie voor deze parken is: transformeren, preventie of vitaliseren. In de kwaliteitsimpuls Toerisme & Recreatie – als onderdeel van de Investeringsagenda 2020 –2023 - zijn middelen beschikbaar gesteld voor het project ‘Naober Drenthe’. In dit project werken we aan de aanpak van sociale problematiek, criminaliteit en ondermijning op vakantieparken.

In de nationale actieagenda vakantieparken 2021 –2022 werken we samen met het Rijk, provincies, VNG en maatschappelijke organisaties aan een economisch sterke verblijfsrecreatiesector en aan de aanpak van aanwezige problematiek op de vakantieparken.

5.4.1.1.1. Herontwikkeling en uitbreiding     

Omgevingsbeeld

Voor een duurzaam economisch perspectief voor bedrijven in de vrijetijdssector is het noodzakelijk dat zij zich kunnen aanpassen aan de vraag van de markt.

Ambitie

Wij willen voor bedrijven ruimte creëren voor noodzakelijke aanpassingen en ontwikkelings- mogelijkheden. Om de marktpositie te verbeteren kan een bedrijf ervoor kiezen om, binnen de bestaande oppervlakte van het park, vernieuwende recreatieconcepten te ontwikkelen of het aanbod te verbeteren. Hiervoor is ruimte binnen de provinciale beleidsuitgangspunten. Bij deze afweging is altijd sprake van maatwerk.

Uitvoering

Ons beleid voor herontwikkeling en uitbreiding kenmerkt zich door een uitnodigend karakter, flexibiliteit in beleid en voldoende regelruimte. Dit betekent dat we op voorhand geen locaties aanwijzen of uitsluiten, maar uitgaan van een ‘Ja, mits’-principe. Een essentiële ‘mits’ is dat het plan voorziet in een levensvatbare, langjarige exploitatie, onderscheidend is ten opzichte van het huidige aanbod en zich mee kan ontwikkelen met een veranderende vraag vanuit de markt.

5.4.1.1.2. Transformatie verblijfsrecreatie     

Omgevingsbeeld

Voor verblijfsrecreatieparken die geen of onvoldoende perspectief hebben in de verblijfssector, is transformatie naar een andere functie een mogelijke optie.

Ambitie

Bij transformatie naar een andere functie valt te denken aan: wonen en bijzondere woonvormen, zoals pauzewoningen, zorgconcepten, huisvesting arbeidsmigranten, zakelijke huisvesting, maar ook natuurontwikkeling en agrarische- en landgoedontwikkeling. Wij stimuleren een gebiedsgerichte, integrale aanpak van deze transformatie (gebiedsproces). De specifieke kenmerken en ligging van het gebied zijn daarin richtinggevend. Verder moet een ruimtelijke, maatschappelijke of landschappelijke meerwaarde ontstaan en streven we naar een ecologische meerwaarde.

Uitvoering

Bij een transformatieopgave zijn in eerste instantie de gemeenten en de (vereniging van) eigenaren aan zet. Het uitgangspunt voor transformatie van een park met de functie verblijfsrecreatie naar een nieuwe functie is ‘Ja, mits’. Voor het toestaan van een woonbestemming geldt het ‘nee, tenzij’ principe en stellen wij aanvullende eisen. Dit maakt het mogelijk om, op basis van een goed plan met ruimtelijke, maatschappelijke of landschappelijke meerwaarde, maatwerk op parkniveau te leveren. De transformatie naar een woonbestemming zou een uitkomst van een gebiedsproces kunnen zijn. Bij een functiewijziging naar wonen is het vertrekpunt dat het feitelijk aantal woningen niet toeneemt. In principe is transformatie van stacaravans en vergelijkbare bouwwerken onwenselijk. Hiervoor stellen we aanvullende eisen en bieden we maatwerk.

Wij participeren actief in de gemeentelijke planontwikkeling en leveren inbreng vanuit de provinciale ambities en belangen die voor de desbetreffende locatie gelden. Wij vragen initiatiefnemers om ons vroegtijdig te betrekken bij het transformatieproces.

De transformatie van een park naar een woonbestemming en het realiseren van de hierboven genoemde meerwaarden kan leiden tot noodzakelijke investeringen. Deze investeringen kunnen als onderdeel van het plan voor de betreffende locatie (deels) worden bekostigd uit de waardestijging van de recreatiewoningen als gevolg van een bestemmingswijziging.

In het programma Vitale Vakantieparken Drenthe hanteren we de volgende instrumenten om te komen tot een functiewijziging:

  • Leidraad met stappenplan van het transformatieproces: Hierin zijn de verschillende stappen van het transformatieproces, de uitgangspunten en voorwaarden voor transformatie beschreven;
  • Groene Routekaart transformatieparken: Als het park in (of nabij) het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en/of Natura-2000 gebied ligt, dan geldt bepaalde regelgeving. De Routekaart, opgesteld in samenwerking met de Natuur en Milieufederatie Drenthe, helpt bij de ontwikkeling van milieu en landschap bij transformatieplannen;
  • Kwaliteitskaarten: De kaarten maken inzichtelijk welke ruimtelijke aspecten komen kijken bij het opstellen van een transformatieplan.
5.4.1.2. Verblijfsrecreatie nieuw aanbod     

Omgevingsbeeld

Het vestigingsklimaat van Drenthe bepaalt voor een belangrijk deel de aantrekkingskracht op ondernemers en hun mogelijkheden om zich te ontwikkelen. De ruimtelijke kwaliteit van de omgeving levert hieraan een aanzienlijke bijdrage, verbonden aan de ligging, de ondergrond en de culturele rijkdom.

Ambitie

Wij onderstrepen het belang van productontwikkeling en diversificatie voor een vitale verblijfs- en recreatiesector. Dit vraagt een uitnodigend beleid en een aantrekkelijk vestigingsklimaat.

Uitvoering

Het beleid voor nieuwvestiging kenmerkt zich door een uitnodigend karakter. Dit betekent dat we op voorhand geen locaties aanwijzen of uitsluiten, maar maatwerk bieden per plan. Echter, niet ieder nieuw te vestigen verblijfsrecreatiebedrijf voegt kwaliteit toe aan de sector of ruimte. In het Ontwikkelperspectief vitale vakantieparken zetten we vijf ontwikkelprincipes centraal:

  1. Drenthe biedt ruimte voor excellent verblijfsaanbod dat de recreatieve markt vergroot;
  2. Drenthe kiest voor échte ondernemers met een overtuigende focus op langjarig centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  3. Nieuwe vakantieparken dragen bij aan het realiseren van de Drentse ambitie van Vitale vakantieparken: ruimtelijk en sociaaleconomisch;
  4. Waar mogelijk wordt bestaand recreatie aanbod hergebruikt;
  5. Nieuwe vakantieparken worden duurzaam ontwikkeld en geëxploiteerd.

Daarnaast wordt bij nieuwvestiging van recreatieparken de systematiek van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking toegepast. Dit betekent dat eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden van de bestaande recreatielocaties, voordat nieuwe ontwikkelingen in beeld komen.

5.4.1.3. Dagrecreatie     

Omgevingsbeeld

De vrijetijdssector floreert bij een breed en onderscheidend aanbod van verblijfs- en dag recreatie, horeca en evenementen.

Ambitie

Wij streven naar een passend en up-to-date aanbod aan dagattracties en evenementen. Dit betreft zowel de aanpassing van bestaande, als de vestiging van nieuwe attracties. Met name is de nieuwvestiging van ‘elk weer’-dagattracties wenselijk. Qua evenementen gaat de vraag uit naar een groter en onderscheidend aanbod aan (meerdaagse) culturele evenementen, die bijdragen aan een positief imago van Drenthe en die een groot publiek bereiken.

Uitvoering

Wij bieden ontwikkelruimte aan de huidige locaties voor dagrecreatie en aan nieuw te ontwikkelen locaties. We ontwikkelen een proactieve acquisitie voor de vrijetijdseconomie en hebben een actief uitnodigend rode loperbeleid voor nieuwe ‘elk weer’-dagattracties op daarvoor, qua ruimtebeslag, ontsluiting en omgevingswaarden, geschikte locaties.

Wij stimuleren een groter en onderscheidend aanbod aan (meerdaagse) culturele evenementen, die bijdragen aan een positief imago van Drenthe en een groot publiek bereiken. Wij investeren in dit toeristische totaalproduct.

In de kwaliteitsimpuls Toerisme & Recreatie – als onderdeel van de Investeringsagenda 2020 –2023 zijn financiële middelen beschikbaar gesteld voor het versterken van het Drents aanbod in de dagrecreatie door (stimuleren van) realisatie van nieuwe projecten en kwaliteitsverbetering van bestaand aanbod. Daarnaast stimuleren we met deze middelen toeristisch –recreatieve gebiedsontwikkeling.

5.4.2. Recreatief medegebruik     

Omgevingsbeeld

Ontwikkeling en behoud van kwaliteit van het Drentse identiteit (landschap, natuur, beleving, stedelijkheid en cultuur) is voor de vrijetijdseconomie belangrijk.

Ambitie

We streven naar de koppeling van de vrijetijdseconomie aan het Drentse identiteit, zoals te ervaren in het Drentse landschap, het kunnen beleven en benutten van natuur en gevarieerd cultureel en recreatief aanbod in de steden, met als doel de provincie een nog aantrekkelijkere recreatiebestemming te maken.

Diverse gebieden in Drenthe zijn bijzonder waardevol en van belang voor de vrijetijdseconomie, zoals de Nationale Parken in Zuidwest Drenthe, het Drentsche Aa-gebied, De Hondsrug UNESCO Global Geopark en UNESCO Werelderfgoed Koloniën van Weldadigheid. Bij koppelkansen binnen deze gebieden brengen wij actief de belangen voor de vrijetijdseconomie in.

Uitvoering

Als het gaat om het recreatief medegebruik in het landelijk gebied hebben we een faciliterende rol in het creëren en/of behouden van maximale toegankelijkheid van natuurgebieden, binnen de balans van beschermen, beleven en benutten zoals verwoord in de Natuurvisie - Gastvrije Natuur 2040.

Als gemeenten, dan wel ondernemers, in deze gebieden tegen problemen of beperkingen aan lopen, zetten we ons actief in. We stimuleren terrein beherende organisaties om rond concentraties van verblijfsrecreatie en bewoningskernen een, naar verhouding intensievere, inrichting en beheer voor recreatief medegebruik van natuurterreinen in stand te houden of, indien gewenst, verder te ontwikkelen, binnen de kaders van ons natuurbeleid en met rekening houdend met de kernkwaliteiten

Diverse ontwikkelingen in het landelijk gebied vragen om een integrale afweging van belangen, waar de gevolgen voor het recreatief medegebruik c.q. de vrijetijdssector in mee worden genomen. Dit betreft in belangrijke mate het ervaren of beleven van de Drentse kernkwaliteiten.

5.5. Mobiliteit     

Omgevingsbeeld

Goed en veilig bereikbaar zijn, is van maatschappelijk en economisch belang. Vrijwel iedereen neemt dagelijks deel aan het verkeer, in welke vorm dan ook, zelfstandig of begeleid, naar huis, werk, school of recreatief. Mobiliteit heeft daardoor ook een belangrijke economische en sociale functie; een goede bereikbaarheid van werkgelegenheid, sociale voorzieningen, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen en recreatieve voorzieningen draagt bij aan de ontplooiingsmogelijkheden voor de inwoners en daarmee aan de leefbaarheid van de provincie Drenthe. Dit vormt een grote uitdaging in dunbevolkte gebieden. Daarnaast is bereikbaarheid, zowel in de vorm van (zakelijk) personenvervoer als goederentransport, een vestigingsvoorwaarde en is het verkeersnetwerk voorwaardenscheppend en sturend voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. Tenslotte ligt er ook binnen het mobiliteitsdomein een opgave tot verduurzaming.

Ambitie

Wij gaan voorwaarden creëren voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit van goederen en personen. Het optimaal benutten van bestaande voorzieningen is daarbij het uitgangspunt. Daarom zetten wij in op:

  1. Een betrouwbaar en toegankelijk netwerk passend bij de vraag;
  2. Duurzaam veilige inrichting van het netwerk;
  3. Een slim, duurzaam en verkeersveilig gebruik van het netwerk.

Uitvoering

Het provinciaal verkeer en vervoerbeleid, zoals voorheen verwoord in het Provinciaal Verkeers-en Vervoerplan Drenthe, maakt integraal onderdeel uit van deze omgevingsvisie. De omgevingsvisie formuleert de belangen, ambities, verantwoordelijkheden, rollen en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

Op (inter)nationaal niveau behartigen wij het Drents belang, in overleg met onder andere provincies, Niedersachsen, Rijk en de Europese Unie. Wij kiezen voor een actieve rol die kan resulteren in meedenken met, (co)financiering en uitvoering van concrete projecten.

Wij zijn verantwoordelijk voor het beheer, onderhoud en (re)constructie van onze eigen infrastructuur en het openbaar vervoer (OV) in Drenthe. Ook treden wij op als stimulator en initiator van projecten, bijvoorbeeld door cofinanciering van projecten van partners.

Samen met inwoners, medeoverheden, het bedrijfsleven en andere partners hebben wij ons mobiliteitsbeleid verder uitgewerkt in het Mobiliteitsprogramma Drenthe 2021-2030.

Met de Mobiliteitsraad Drenthe faciliteren we regionaal een ambtelijk en bestuurlijk platform voor samenwerking op het gebied van mobiliteit in Drenthe. We werken aan de volgende opgaven:

  • Toegankelijke en Veilige bereikbaarheid;
  • Mobiliteit op maat;
  • Fiets als duurzaam alternatief;
  • Een adequaat OV netwerk;
  • Duurzame oplossingen en innovatie.

Op basis van landelijk beleid, de Omgevingsvisie en het Mobiliteitsprogramma vertalen we de opgaven in een uitvoeringsprogramma’s met concrete uitvoeringsgerichte maatregelen voor de korte en middellange termijn.

5.5.1. Een betrouwbaar en toegankelijk netwerk passend bij de vraag     

De samenhang, veiligheid en de betrouwbaarheid van fysieke netwerken is van provinciaal belang. De kern bestaat uit hoogwaardige hoofdverbindingen die de provincie Drenthe verknoopt met (inter)nationale netwerken voor vervoer van goederen en personen. Met regionale verbindingen ontsluiten we economische kernzones binnen Drenthe.

5.5.1.1. Hoofdverbindingen     

De verknoping met (inter)nationale netwerken voor vervoer van goederen en personen is van provinciaal belang voor een veilige, qua tijdsduur betrouwbare en vlotte (keten)reis van personen en goederen van en naar stedelijke netwerken binnen en buiten Drenthe.

5.5.1.1.1. Spoor     

Ambitie

Wij willen Drenthe goed aansluiten op het Nederlandse hoofdrailnet (HRN) en Duitse spoornetwerk.

Uitvoering

Wij zetten in op een optimale exploitatie van de treinconcessie Vechtdallijnen (Emmen - Zwolle). Met de verantwoordelijken en belanghebbenden komen wij tot een passend maatregelenpakket om een betrouwbare en snelle verbinding over bestaand spoor en een grensoverschrijdende spoorverbinding Emmen – Rheine te realiseren. Voor de lange termijn onderzoeken we de mogelijkheden van een doorgaande spoorverbinding langs de oostgrens van Noordoost Nederland; de Nedersaksenlijn.

5.5.1.1.2. Hoofdwegennet     

Ambitie

Het is van provinciaal belang om Drenthe aan te laten sluiten op het Europese en nationale hoofdwegennet. De stroomwegen in en door Drenthe zijn autosnelwegen A28, A32 en A37 en autowegen N33, N34, N48, N381 en N391. Stroomwegen zijn bedoeld voor een veilige en betrouwbare afwikkeling van relatief grote hoeveelheden verkeer, met een hoge gemiddelde snelheid, tussen grote kernen binnen en buiten Drenthe.

Uitvoering

Met de verantwoordelijken en belanghebbenden komen wij tot een passend maatregelenpakket om een betrouwbare, veilige en vlotte doorstroming op deze verbindingen te realiseren.

5.5.1.1.3. Luchtvaart     

Ambitie

Het is van provinciaal belang toegang te hebben tot het internationale en intercontinentale luchtvaartnetwerk. Groningen Airport Eelde vervult deze functie. Wij vinden het belangrijk dat er in Drenthe een plek is voor luchtsportactiviteiten. Vliegveld Hoogeveen vervult deze functie.

Uitvoering

De Regeling Burgerluchthavens en Militaire luchthavens (RBML) geeft ons bevoegdheden over alle luchtvaartactiviteiten en luchthavens, inclusief helikopterlandingsplaatsen, met uitzondering van Groningen Airport Eelde.

Verzoeken voor nieuwe luchtvaartactiviteiten, inclusief Ontheffingen Tijdelijk en Uitzonderlijk Gebruik luchtvaartuigen (TUG), toetsen we aan de wettelijke normen en aan ons beleid zoals vastgelegd in de Beleidsnota Luchtvaart Drenthe.

5.5.1.1.4. Vaarwater     

Ambitie

Het is voor zowel goederen- als recreatievaart van provinciaal belang om het vaarwater in Drenthe aan te sluiten op het nationale hoofdvaarnetwerk. Voor de recreatietoervaart zijn er doorgaande en rondgaande vaarroutes.

Uitvoering

Wij zijn eigenaar en beheerder van het vaarwegennetwerk in Drenthe. Wij dragen bij aan het in stand houden van vaarnetwerk door zorgvuldig beheer van de vaarwegen kunstwerken als bruggen en sluizen Dit is uitgewerkt in het beheerplan Vaarwegen.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

5.5.1.2. Regionale verbindingen     

De meeste dagelijkse verplaatsingen vinden plaats binnen de regio. Een goede en veilige regionale bereikbaarheid is daarmee een belangrijke taak voor de provincie. Wij zorgen voor een goed regionaal netwerk in Drenthe. Wij ontsluiten de belangrijke plaatsen in Drenthe door het versterken van het regionale netwerk voor diverse vervoerwijzen passend bij de vraag.

5.5.1.2.1. Wegverbindingen     

Tot het regionale wegennetwerk rekenen wij gebiedsontsluitingswegen met een bovenlokale betekenis. Deze wegen kunnen ook in beheer van gemeenten zijn. Gebiedsontsluitingswegen zijn de regionale wegverbindingen die de schakel vormen tussen het hoofdwegennet (stroomwegen) en wegen van een lagere orde (erftoegangswegen).

Ambitie

Belangrijke plaatsen en gebieden in Drenthe sluiten via regionale wegverbindingen aan op de hoofdverbindingen.

Uitvoering

Met de verantwoordelijken en belanghebbenden komen wij tot een passend maatregelenpakket om goede en veilige aansluiting op het hoofdwegennet te borgen.

5.5.1.2.2. Basisnetwerk openbaar vervoer     

Het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) in Drenthe bestaat uit de nationale en regionale treinen, de Qliners en Q-linkbussen. Het HOV heeft een hogere kwaliteit en rijdt frequenter dan de basislijnen. De routes van de HOV-lijnen liggen vast. Als er, bijvoorbeeld vanuit ruimtelijke of demografische ontwikkelingen, aanleiding voor is, kunnen haltes worden toegevoegd of verwijderd. Met de basislijnen bieden wij busverbindingen vanuit het landelijk gebied naar de regionale centra, de spoorlijnen en HOV-buslijnen. Voor de basislijnen geldt dat de verbinding tussen de betreffende ketenknooppunten gegarandeerd is, maar dat de route en ook de haltes kunnen wijzigen. Het wijzigen van routes of haltes gebeurt uiteraard in afstemming met de verantwoordelijke wegbeheerders.

Ambitie

Met het Basisnetwerk OV kiezen wij voor een aantrekkelijk en toegankelijk openbaar vervoernetwerk dat is opgebouwd uit HOV en basislijnen. Het Basisnetwerk OV wordt gegarandeerd en frequent gereden tot 2029 met een minimale bediening:

periode minimaal aantal trein bus / uur
Regionale treinen 06 - 24 uur ma-vr 2 keer/uur (7-19 uur), daarbuiten 1 keer/uur
HOV-buslijnen 06 - 24 uur ma-vr 2 keer/uur (7-19 uur), daarbuiten 1 keer/uur
Basislijn 07 - 24 uur 1 keer/uur

Wij zetten in op versterking van dit Basisnetwerk OV als ruggengraat van het OV-netwerk. Het is het aanbod dat we (minimaal) garanderen. Andere verbindingen en hogere frequenties worden aangeboden zolang de reizigersvraag dit rechtvaardigt.

Uitvoering

Het OV-bureau Groningen-Drenthe beheert de concessie voor het openbaar busvervoer in Groningen en Drenthe.

5.5.1.2.3. HUBS     

Omgevingsbeeld

Een hub is een plek waar je kunt overstappen van het ene naar het andere vervoermiddel. Door de koppeling met voorzieningen verbeteren de hubs de bereikbaarheid van voorzieningen voor iedereen, ook voor mensen zonder eigen vervoersmogelijkheid. Er zijn op meer dan 50 plekken hubs in Groningen en Drenthe.

Ambitie

De hubs vormen belangrijke knooppunten in de verschillende netwerken, zowel voor mobiliteit als voor sociaal, economie, energie en de leefbaarheid. De hubs dragen daarom ook bij aan de brede welvaart als ontmoetingsplekken, waar men gebruik kan maken van verschillende voorzieningen en modaliteiten.

Uitvoering

Om de overstap tussen verschillende vervoermiddelen, waaronder specifiek het openbaar vervoer en het publiek vervoer, te faciliteren, leggen we samen met gemeenten een netwerk van hubs aan. De hubs zijn de schakel tussen het openbaar vervoer, het publiek vervoer, andere (deel)vervoermodaliteiten en voorzieningen. In het verlengde hiervan worden ook op dorps- en wijkniveau hubs ontwikkeld.

5.5.1.2.4. Fietsverbindingen     

Omgevingsbeeld

De fiets speelt een belangrijke rol in de regionale bereikbaarheid. De kwaliteit van de fietsinfrastructuur in Drenthe is hoog, als het gaat om de bereikbaarheid van locaties, voorzieningen, dorpen en de Drentse steden. Naast het recreatieve fietsinfrastructuurnetwerk (zie 5.5.1.2.5) onderscheiden we het (utilitaire) hoofdfietsnetwerk en doorfietsroutes.

Ambitie

Drenthe is dé fietsersprovincie bij uitstek. Wij stimuleren fietsen als een gezond en duurzaam alternatief.

Uitvoering

Wij zetten in op een compleet netwerk van (boven)regionale fietsverbindingen, inclusief voorzieningen, dat aansluit bij het gebruik. Zo wijzen we binnen het hoofdfietsnetwerk doorfietsroutes aan. Doorfietsroutes zijn verbindingen die we comfortabel en herkenbaar inrichten om het gebruik van de fiets tussen economische kernen te stimuleren. Het beleid is verder uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Fiets Drenthe.

5.5.1.2.5. Toeristisch recreatieve verbindingen     

Drenthe heeft een zeer fijnmazig netwerk van wandel-, fiets- en ruiterpaden, waaronder een aantal doorgaande landelijke routes.

Ambitie

Het kunnen beleven en benutten van het Drentse landelijke gebied met de waardevolle natuur, de Drentse dorpen, karakteristieke bebouwing en het gave landschap is van groot belang voor de vrijetijdssector. Het in stand houden en toegankelijk maken van recreatieve hotspots, natuur en landschap voor de sportieve en recreatieve fietser, wandelaar, ruiter en vaarrecreant is van provinciaal belang voor een vitale vrijetijdseconomie.

Uitvoering

De recreatieve infrastructuur en ambities zijn uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie.

5.5.2. Een duurzaam veilige inrichting van het netwerk     

Volgens de landelijke Duurzaam Veilig-aanpak onderscheiden we verschillende wegcategorieën met een bijpassende weginrichting. Dit zijn naast provinciale wegen ook Rijks- en gemeentelijke wegen. Iedere wegbeheerder is verantwoordelijk voor een eenduidige, herkenbare en veilige weginrichting, passend bij de toegekende wegcategorie. We onderscheiden: stroom- wegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Ambitie

Met de ambitie ‘Samen richting Nul verkeersslachtoffers!’ hebben de Drentse wegbeheerders en partners uitgesproken er gezamenlijk alles aan te doen om het aantal verkeersslachtoffers tot nul te reduceren. Gezamenlijk zetten wij in op een verkeersveilige infrastructuur.

Uitvoering

Daar waar wij wegbeheerder zijn, werken we bij aanleg, beheer, onderhoud en reconstructie stapsgewijs aan een uniforme en Duurzaam Veilige inrichting van het (fiets)wegennet in Drenthe. In alle gevallen houden we rekening met de bestaande situatie en de belangen in de directe omgeving van de weg. Het beleid is verder uitgewerkt in het Strategisch Plan Verkeersveiligheid Drenthe.

5.5.3. Naar een slim, duurzaam en veilig gebruik van het netwerk     

Drenthe wordt gekenmerkt door een groot landelijk gebied. De gemiddelde afstand tot voorzieningen is relatief groot. Niet overal rijdt openbaar vervoer en de autoafhankelijkheid is groot.

5.5.3.1. Mobiliteit op maat     

Omgevingsbeeld

Technologische ontwikkelingen leiden tot een veranderend aanbod van voertuigen, mobiliteitsdiensten, - concepten en –systemen. Dit vergroot de mogelijkheden van mobiliteit op maat.

Ambitie

Een slim gebruik van het netwerk zorgt voor inclusieve mobiliteit en een leefbaar landelijk gebied.

Uitvoering

Binnen onze verantwoordelijkheid stimuleren en faciliteren we nieuwe slimme toepassingen in Drenthe die een positieve bijdrage vormen aan onze ambitie.

5.5.3.2. Duurzame mobiliteit     

Omgevingsbeeld

Met het faciliteren van de fiets en een grotendeels zero emissie openbaar vervoer scheppen we mogelijkheden voor duurzamere mobiliteit van personen. Het overgrote deel van de kilometers in Drenthe wordt afgelegd met de auto. Voor de verduurzaming van het wagenpark is het essentieel om de laad- en tankinfrastructuur in samenhang met de energie-infrastructuur te beschouwen (RES).

Ambitie

We streven naar een meer duurzaam karakter van de mobiliteit van goederen en personen door stimuleren van milieuvriendelijke vervoerswijzen en een slim gebruik van netwerk en voorzieningen.

Uitvoering

We zetten ons in om de mobiliteitstransitie in gang te zetten en invulling te geven aan de opgaven uit het klimaatakkoord. Het beleid is verder uitgewerkt in het Regionaal Mobiliteit Plan Drenthe (RMP).

5.5.3.3. Verkeersveiligheid     

Omgevingsbeeld

Verkeersveiligheid is een samenspel van een veilige infrastructuur, een veilig vervoermiddel én veilig gedrag. Sluitstuk hierbij is verkeershandhaving.

Ambitie

Met de ambitie ‘Samen richting Nul verkeersslachtoffers!’ hebben de Drentse wegbeheerders en partners uitgesproken er gezamenlijk alles aan te doen om het aantal verkeersslachtoffers tot nul te reduceren.

Uitvoering

Gezamenlijk zetten wij in op het stimuleren van verkeersveilig gedrag door voorlichting, campagnes en het organiseren van verkeerseducatie- activiteiten voor alle leeftijdscategorieën. Ook maken wij afspraken met Openbaar Ministerie en politie over verkeershandhaving, gebaseerd op een verkeershandhavingsplan. Het beleid is verder uitgewerkt in het Strategisch Plan Verkeersveiligheid.

5.6. Energieneutraal Drenthe     

Omgevingsbeeld

Om de verandering van het klimaat te beperken moet de uitstoot van broeikasgassen sterk naar beneden. Hiervoor is de transitie naar een schone energievoorziening onontkoombaar. De energietransitie is een maatschappelijke opgave, die economische, technologische, ruimtelijke, organisatorische en sociale uitdagingen met zich meebrengt.

Ambitie

Wij willen dat Drenthe in 2050 volledig energieneutraal is. Daarmee conformeren wij ons aan het klimaatakkoord van Parijs. Dat betekent dat in 2050 Drenthe 100% van het energiegebruik hernieuwbaar produceert. Daarmee streven we in 2050 naar een reductie van de CO2-uitstoot van 80 tot 95% ten opzichte van 1990. We werken in stappen naar dit doel toe, waarbij het aandeel hernieuwbare energie in 2030 op 40% moet liggen. Onze ambities zijn tevens verwoord in onze Energietransitieagenda 2020-2023 ‘Samen doorpakken’.

Om onze doelen te bereiken zetten wij volop in op energiebesparing en de productie van hernieuwbare energie, mét behoud van leveringszekerheid en betaalbaarheid. Wij willen samen met onze gemeenten en andere partners regie hebben op de energietransitie in Drenthe. Deze regie hebben we door de samenwerking in de Regionale Energiestrategie Drenthe (RES Drenthe 1.0).

De energieopgave pakken we integraal aan, zodat technologische, financiële en maatschappelijke innovaties en ontwikkelingen, ruimtelijke inpassing en de sociaal maatschappelijke impact daarvan, in samenhang worden beschouwd. Omdat de ontwikkelingen op energiegebied snel gaan, willen we ruimte bieden aan innovatieve initiatieven. Daarbij hanteren wij onze algemene sturingsprincipes en het instrumentarium zoals beschreven is in hoofdstuk 3.

We beseffen dat de leefomgeving verandert door de introductie van hernieuwbare energiebronnen. Wij vinden de mening van de Drentse inwoners daarover belangrijk. Bij besluitvorming over duurzame energie-initiatieven vinden wij de volgende aspecten van belang:

  • Lokale democratie (besluiten van de gemeente);
  • Betrokkenheid van maatschappelijke partijen;
  • Participatie van omwonenden;
  • Verdeling van lusten en lasten.

Mocht de samenwerking tot onvoldoende resultaat leiden, dan kunnen wij meer dwingende instrumenten overwegen. Ook kunnen we bij onvoldoende voortgang besluiten om de Omgevingsvisie aan te passen en meer ruimte aan de energieopgave te geven.

Uitvoering

Om de Drentse energieopgave verder vorm te geven en de realisatie ervan te versnellen heeft de provincie samen met de gemeenten, waterschappen en andere partners een Regionale Energiestrategie (RES) uitgewerkt. De RES Drenthe 1.0 heeft een koppeling met het Integraal Nationaal Energie en Klimaatplan (INEK).

In de RES 1.0 Drenthe is een bijdrage van 3.45 TerraWattuur (TWh) afgesproken. Hierbij draagt de RES Drenthe bij aan de landelijke doelstelling uit het Klimaatakkoord om in 2030 minimaal 35 TWh grootschalige hernieuwbare elektriciteit op land te produceren. Het gaat hierbij om installaties die elektriciteit produceren uit wind, zonne-energie op land en zonne-energie op dak.

De RES-regio Drenthe werkt verder toe naar een Regionale Structuur Warmte waarin regionale afstemming plaatsvindt over de warmtevraag en het duurzame warmteaanbod.

Ons beleid voor Energieneutraal Drenthe is nader uitgewerkt in:

  • Energiebesparing;
  • Productie hernieuwbare energie;
  • Energie infrastructuur.

5.6.1. Energiebesparing     

Omgevingsbeeld

De opgave tot verduurzaming van de Drentse energiehuishouding is een verantwoordelijkheid van de gehele Drentse samenleving. Verbetering van de energieprestaties van gebouwen is een kosteneffectieve manier om de energiedoelstellingen te halen. Grote energiegebruikers zijn wettelijk verplicht tot het uitvoeren van een energiebesparingsonderzoek en het treffen van maatregelen die binnen vijf jaar kunnen worden terugverdiend. Ook met het verduurzamen van de mobiliteit kan een aanzienlijke bijdrage aan de energiedoelstelling worden geleverd.

Ambitie

Gebouwde omgeving

Wij streven ernaar dat het wonen in Drenthe in 2040 energieneutraal is. In 2030 willen we een reductie van 60% fossiel brandstofgebruik in Drentse woningen t.o.v. 2015 bereiken. Dit willen we bereiken door nieuwe woningen energieneutraal te laten bouwen en huishoudens minder energie te laten gebruiken en door woningen meer hernieuwbare energie te laten produceren, bijvoorbeeld met zonne-energie op daken.

Mkb en Industrie

Wij zetten in op een zo snel mogelijke realisatie van besparingsmogelijkheden in het Drentse bedrijfsleven. Dat doen we via een brede stimuleringsaanpak en via ons opdrachtgeverschap aan de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). Ook onze inzet op het versterken van de circulaire economie, draagt bij aan energie- besparing en CO2- reductie. Om in 2050 een grotendeels energie-neutrale industrie en MKB te realiseren, moeten in 2030 alle Drentse bedrijven 30% minder fossiele energie gebruiken ten opzichte van 2015.

Mobiliteit

Wij willen met duurzame mobiliteit een bijdrage leveren aan de energieopgave. Daarom stimuleren wij het gebruik van de fiets, van het openbaar vervoer en faciliteren wij elektrisch rijden. Daarnaast stimuleren we de toepassing van milieuvriendelijke vervoerswijzen en technologieën. Dit is nader uitgewerkt in ons Regionaal Mobiliteitsplan.

Uitvoering

Gebouwde omgeving

Wij voeren het Actieplan Energieneutraal Wonen uit, dat onderdeel is van onze Energietransitie-agenda 2020-2023. Het actieplan heeft betrekking op zowel bestaande bouw als nieuwbouw, in de huur- en koopsector. Met diverse financiële en communicatieve instrumenten worden inwoners gestimuleerd tot energiebesparing en verduurzaming van hun woning. Door het stimuleren van wijkaanpakken en centrale inkoop halen we schaalvoordeel en hiermee kostenreductie. We ondersteunen dorps- en wijkinitiatieven en faciliteren en ondersteunen gemeenten bij het verduurzamen van de woningvoorraad. De bouwsector en de financiële sector worden met het Actieplan bovendien aangemoedigd tot het ontwikkelen en toepassen van innovatieve concepten. Daarnaast voeren wij het Warmteplan uit, zoals door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 11 juli 2017. In dit plan zijn met behulp van een warmtekansenkaart vraag en aanbod van warmte in beeld gebracht. Gebieden met een hoge concentratie warmtevragers bieden kansen voor collectieve warmteprojecten, zoals warmtenetten gevoed door geothermie, biomassa, restwarmte of (slimme) hybride opties. Een voorbeeld is de ontwikkeling van een warmtenet in Emmen met de beschikbare restwarmte van het GETEC-terrein.

Mkb en Industrie

De provincie is verantwoordelijk voor het verlenen van omgevingsvergunningen aan energie-intensieve industriële inrichtingen en bedrijven die onder meer afvalstoffen verwerken. Ook houden wij toezicht op de naleving van deze vergunningen. Via vergunningvoorschriften streven we naar zo laag mogelijke emissies, een efficiënt gebruik van energie, (grond)water en grondstoffen en het toepassen van de best beschikbare technieken. Daarnaast ondersteunen we MKB en industrie bij het uitvoeren van grote energiestudies en de begeleiding bij de uitvoering van energiemaatregelen. Tevens zoeken we samen met bedrijven naar mogelijkheden voor ketenvorming en/of het bundelen van productieprocessen.

Mobiliteit

Conform het Klimaatakkoord 2019 hebben we de inspanningsverplichting om 49% CO2 te besparen, en mobiliteit is voor Drenthe daarbij een belangrijke knop om aan te draaien. Middels het Regionaal Mobiliteitsplan (RMP Drenthe) pakken we dit gezamenlijk met de regio op. De provincie Drenthe heeft in het Klimaatakkoord de regierol toebedeeld gekregen, en is tegelijkertijd samen met de Drentse gemeenten één van de dertien samenwerkende overheden binnen het Drents RMP, waarbij ons Mobiliteitsprogramma het uitgangspunt is. De afspraken die in het RMP gemaakt worden, dragen bij aan de transitie naar een duurzaam en zorgeloos mobiliteitssysteem, met als doel het verbeteren van de leefbaarheid in Drenthe. De provincie en gemeenten hebben allemaal een inspanningsverplichting vanuit de eigen rollen, taken en verantwoordelijkheden (bijvoorbeeld als werkgever, inkoper, wegbeheerder, opdrachtgever voor het (openbaar) vervoer en als gebiedsregisseur). Het RMP 1.0 is op hoofdlijnen en dient als overzicht van activiteiten en afspraken en tevens als basis van het vervolgproces gezamenlijk te blijven werken aan verdere CO2 -reductie in de mobiliteit. Het geeft zowel inzicht in de huidige stand van zaken als waar we conform Klimaatakkoord naartoe moeten bewegen en inspanning op moeten leveren. We inventariseren kansen en knelpunten voor het reduceren van CO2-uitstoot van mobiliteit en het verbeteren van de leefbaarheid. We laten zien wat we al doen (zoals uitbreiden fietsinfrastructuur, werkgeversaanpak, ontwikkeling van hubs en duurzaam openbaar vervoer), welke acties we nog kunnen oppakken, en tevens hoe verduurzamen van mobiliteit gerelateerd is aan andere maatschappelijke opgaven en regio's (RES, energie infrastructuur, verkeersveiligheid, opwekking duurzame energie). Voor de lopende projecten wordt aangegeven welke rollen en verantwoordelijkheden er zijn, hoe voortgang gemonitord wordt en wat indicatief de benodigde capaciteit en kosten voor de samenwerkende partijen zijn.

5.6.2. Productie hernieuwbare energie     

Omgevingsbeeld

Er zijn in de afgelopen jaren verschillende zonneparken en windmolenparken gerealiseerd in Drenthe. Daarmee wordt de energietransitie steeds meer zichtbaar in ons landschap. We zien weinig nieuwe initiatieven voor grootschalige windenergie, maar wel vraag naar en behoefte aan kleinschalige windmolens. Door netcongestie kunnen verschillende initiatieven niet of pas later gerealiseerd worden. Veel initiatieven voor zonneparken komen van Drentse energie coöperaties.

Ambitie

Om in 2050 energieneutraal te kunnen zijn, moeten we in 2030 in Drenthe 40% hernieuwbare energie produceren. Dat komt naar inschatting overeen met de productie van 20 Petajoule hernieuwbare energie of 5,5 TWh (totale Drentse energiegebruik in 2030 wordt ingeschat op 13,5 TWh). We streven naar een mix van energie uit wind, zon, biomassa en bodemenergie. In de Regionale Energie Strategie Drenthe 1.0 is voor wind- en zonne-energie een Drentse bijdrage van 3,45 TWh aan de landelijke opgave van 35 TWh vastgesteld. Het aandeel van biomassa en bodemenergie wordt geraamd op ca. 2 TWh. Hoe groot de bijdrage van aquathermie, zonne-thermie, restwarmte en geothermie gaat worden moet nog blijken.

Uitvoering

De locatiekeuze voor zonneparken en windmolens laten we aan de gemeenten. Wel stellen we voorwaarden aan meervoudig grondgebruik, ruimtelijke kwaliteit en participatie. De ambities voor en een deel van de ruimtelijke spreiding van hernieuwbare energie is nader uitgewerkt in de Regionale Energie Strategie (RES) Drenthe.

De Drentse RES-bijdrage van 3.45 TWh is opgebouwd als volgt:

  • Windenergie: 1,123 TWh;
  • Zonne-energie op land: 1,249 TWh
  • Zonne-energie op daken: 0,893 TWh
  • Techniekneutrale ambities: 0,234 TWh

Deze onderverdeling geeft de huidige en geplande productie van hernieuwbare elektriciteit aan, alsmede vastgesteld gemeentelijk beleid en geformuleerde ambities voor zon- en windenergie. Het laat zien dat de Drentse bijdrage van 3,45 TWh op weg naar 2030 realistisch en haalbaar is.

Zonne-energie

Wij streven ernaar dat het in Drenthe beschikbare en geschikte dakoppervlak zo veel mogelijk wordt benut voor de productie van zonne-energie. Voor zon-op-dak is er onderzoek gedaan naar de potentie van het bestaande dakoppervlak in de Drentse gemeenten. Op basis hiervan is het RES-aandeel van 0,893 TWh voor zonne-energie op daken geformuleerd.

Om grootschalige opwek van duurzame elektriciteit door zon-op-dak te stimuleren voeren de partners van de RES-regio Drenthe allerlei activiteiten uit, zoals het samenwerken aan een meerjarig uitvoeringsprogramma “zon op dak”, het vormgeven van slimme oplossingen voor problemen met netcapaciteit, een aanpak voor energieneutrale bedrijventerreinen en extra inspanningen via pilotprogramma's voor agrarische daken en maatschappelijk vastgoed.

Naast grootschalige duurzame opwek van elektriciteit door zon-op-dak zetten we ook in op kleinschalige opwek (installaties met een vermogen van minder dan 15 kWp). Dit vindt onder andere plaats via het Actieplan Energieneutraal Wonen.

Om zon op dak verder te stimuleren, hebben we de Drentse ambitie voor zon op land tot 2030 gemaximeerd op de ambities vastgelegd in de RES 1.0. Dit is vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening met maximale oppervlakte zonneakkers voor het gehele grondgebied per gemeente.

Voor grondgebonden opstellingen hanteren wij de voorwaarden dat er sprake moet zijn van een combinatie met andere functies en/of dat zonne-akkers op gebiedsniveau tot integrale meerwaarde leidt. Het behoud van biodiversiteit en bodemkwaliteit zijn aspecten die ook meewegen. Wij zijn ervan overtuigd dat er binnen onze voorwaarden voldoende ruimte in Drenthe gevonden kan worden om met zonne-energie wezenlijk bij te dragen aan onze energiedoelstelling.

Voorbeelden van de combinatie met andere functies of het behalen van meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen:

  • Binnen bestaand stedelijk gebied kunnen zonnepanelen, al dan niet tijdelijk, een geschikte invulling zijn voor gebieden met een transformatieopgave of voor beoogde bedrijventerreinen en woningbouwlocaties die op korte tot middellange termijn geen invulling krijgen, zogenaamde pauzelandschappen;
  • Met zonne-energie kan meerwaarde worden gecreëerd in gebieden waar bestaande functies de ruimte onbenut laten, bijvoorbeeld bermen en groenstroken of restruimte (overhoeken) langs infrastructuur en luchthavens, (voormalige) vuilstorten, (voormalige) vloeivelden, zandwinplassen en andere (geïsoleerde) waterlichamen en parkeerterreinen (zonnepanelen op carports);
  • Voor verblijfsrecreatieparken die geen perspectief meer hebben in de recreatieve markt, staan wij open voor de transformatie naar de productie van zonne-energie;
  • Daar waar natuurgebieden en landbouwgebieden direct aan elkaar grenzen, kan sprake zijn van conflicterende belangen. Bijvoorbeeld als het gaat om peilbeheer. Wij zien kansen om met zonne-akkers een buffer tussen landbouw en natuur te creëren;
  • Vanuit het streven naar een robuust watersysteem zien wij kansen om in de landbouwbeekdalen de ontwikkeling van zonne- akkers gepaard te laten gaan met een aangepaste waterhuishouding.

Daarnaast willen we een balans tussen zonneakkers en landschap, omdat we de afwisseling van het landschap en de herkenbaarheid van de landschapstypen willen behouden, inclusief de natuurlijke en cultuurhistorische aspecten. Daarom willen we voldoende afstand tussen de individuele zonneakkers (of clusters van zonneakkers). De benodigde afstand is afhankelijk van schaal van het landschap. Daarnaast moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap.

Wij vragen initiatiefnemers een plan op te stellen waarin aandacht is voor de ruimtelijke, fysieke context. Aandacht voor een samenhangend ontwerp, meerwaarde voor het gebied en inrichting van de randen zijn hierbij belangrijke aspecten. Juist aan de randen vinden we het belangrijk dat wordt ingespeeld op de omgeving en de kernkwaliteiten in het gebied.

In onze Beleidsregel Zon is een nadere uitwerking van ons ruimtelijk beleid voor de aanleg van zonneparken in Drenthe gegeven. Bij deze beleidsregel horen twee handreikingen: Zonneakkers in Drenthe; Handreiking landschappelijke inpassing en de Zonnewijzer biodiversiteit. De Handreiking landschappelijke inpassing is opgesteld om duidelijkheid te verschaffen over het toetsingskader, om te inspireren aan de hand van ontwerpprincipes en goede voorbeelden. De Zonnewijzer biodiversiteit is een handreiking voor de aanleg en beheer van groen op zonnevelden. Het heeft tot doel bij de ontwikkeling en het beheer van zonnevelden te informeren en te inspireren. Dit zodat de beoogde meerwaarde voor landschap en ecologie ook daadwerkelijk tot uiting komt bij de aanleg en het beheer van zonneparken.

Wij zien installaties voor de productie van zonne-energie als tijdelijke installaties. De gebruikte locaties dienen na ingebruikname van de installaties in de oorspronkelijke staat te worden teruggebracht. Wij vragen de gemeenten aan te geven hoe dit wordt geborgd.

Ter verduidelijking van ons participatiebeleid hebben wij een handreiking participatie bij zonne- en windparken opgesteld. Hierin is een beleidskader voor procesparticipatie opgenomen.

Bij het ontwikkelen van een project hernieuwbare energie stellen wij als voorwaarde dat het omgevingsplan bij de aanvraag van een zonne- of windpark vergezeld moet gaan van een participatieverslag, waaruit blijkt dat concrete inspanningen zijn verricht om draagvlak voor het initiatief te genereren. De initiatiefnemer voor een zonne- of windpark is verantwoordelijk voor het organiseren van procesparticipatie en legt hierover verantwoording af aan het bevoegd gezag en omwonenden in een participatieverslag. Het gaat om het organiseren van een proces waarin inwoners hun inbreng kunnen geven voordat het bevoegd gezag een besluit neemt over planologische medewerking. Het verslag laat zien dat er inspanning is geleverd om alle omwonenden en andere belanghebbenden binnen het vastgestelde gebied te betrekken.

Windenergie

De twaalf provincies hebben in 2013 afspraken met het Rijk gemaakt over de verdeling van de Rijksdoelstelling van 6.000 MW windenergie op land in 2020. Voor Drenthe is indertijd afgesproken om in 2020 285,5 MW aan windenergie op land te realiseren. Deze opgave is gekoppeld aan een zoekgebied in de gemeenten Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Emmen en Coevorden. Wij houden ons aan de afspraak om 285,5 MW aan windenergie in het aangewezen zoekgebied te realiseren. Inmiddels is een groot deel van de opgave gerealiseerd.

Met de realisatie van windparken in het Veenkoloniaal gebied van de gemeente Aa en Hunze en Borger-Odoorn is 175,5 MW gerealiseerd.

De gemeente Emmen heeft een Structuurvisie wind welke voorziet in de ontwikkeling van 95,5 MW windenergie op drie locaties: N34 (21 MW), Pottendijk (50,4 MW) en Zwartenbergerweg (24 MW). Het “Energiepark Pottendijk” is in aanbouw. . De locaties N34 en Zwartenbergerweg verkeren nog in de fase van onderzoek en ontwikkeling.

In Coevorden zijn in de structuurvisie twee gebieden aangewezen (Europark en Weijerswold). Inmiddels is met de realisatie van ca. 44,75 MW aan windenergie aan de doelstelling van 40 MW voldaan in de gemeente Coevorden.

In de RES heeft de gemeente Meppel een ambitie geformuleerd voor windenergie. Daarvoor worden nieuwe ruimtelijke- en vergunningprocedures gevolgd.

Bij initiatieven voor windenergie vragen wij initiatiefnemers een plan op te stellen waarin aandacht is voor de ruimtelijke, fysieke context en de ruimtelijke invloedssfeer van de opstelling. Aandacht voor een herkenbare opstelling en toepassing van de laatste stand der techniek om zoveel mogelijk recht te doen aan de belangen van omwonenden en de kernkwaliteiten in het gebied zijn hierbij belangrijke aspecten. Ook is ons participatiebeleid van toepassing, zoals verwoord in de Handreiking participatie bij zonne- en windparken.

Wij zien installaties voor de productie van windenergie als tijdelijke installaties. De gebruikte locaties dienen na uitgebruikname van de installaties in de oorspronkelijke staat te worden teruggebracht. Wij vragen de gemeenten aan te geven hoe dit wordt geborgd.

Kleinschalige windenergie

Het ruimtelijk beleid voor windenergie geldt niet voor installaties met een as-hoogte van maximaal 15 meter. Wel moet een dergelijke installatie passend binnen het landschap worden opgesteld en met inachtneming van het gestelde over kernkwaliteiten. Er loopt een traject tot het uitwerken van een pilot met betrekking tot de toepassing van kleinschalige windturbines (tot een as-hoogte van ca 25 meter). Dit is naar aanleiding van een maatschappelijke wens om windmolens met een dergelijke hoogte te kunnen realiseren.

Biomassa

Vrijwel alle vormen van biomassa zijn geschikt om hernieuwbare energie te produceren. Zowel de natuur als de landbouw moeten in de provincie voldoende mogelijkheden hebben voor het produceren en/of leveren van biomassa voor de productie van energie en biobased grondstoffen (zie ook 5.1.1.1).

Grote bio-vergisters en vergelijkbare bio-energie producerende inrichtingen kunnen milieuhinder met zich meebrengen. Deze grootschalige systemen moeten in onze optiek geconcentreerd worden op daarvoor geschikte bedrijfsterreinen, met een milieuzonering die past bij de schaal van de inrichting. Bijvoorbeeld bij de bedrijventerreinen Bargermeer in Emmen, Europark in Coevorden en het MERA-terrein nabij Attero in Wijster zijn hiervoor geschikt. Op deze terreinen zien we daarbij ook kansen om energieproducenten en -consumenten aan elkaar te koppelen (energie- cascadering). Daarbij kan ook gedacht worden aan het koppelen van landbouwbedrijven aan deze terreinen. De genoemde terreinen zijn daarom als energietransitieparken (ETP) aangemerkt.

Naast grootschalige bewerkingsprocessen van biomassa op bedrijventerreinen, is ook kleinschalige bewerking op bijvoorbeeld op boerenerven mogelijk, zoals een kleine co-vergister of monomestvergister.

Bodemenergie

De Drentse ondergrond biedt vele mogelijkheden voor de toepassing van bodemenergie, zoals warmtekoude opslag (WKO), geothermie en warmteopslag. De mogelijkheden van de Drentse ondergrond en onze ambities voor onze bodem zijn beschreven in het beleid voor de bodem en ondergrond (5.7.1).

5.6.3. Energieinfrastructuur     

Omgevingsbeeld

Bij energieinfrastructuur gaat het om boven-, en ondergrondse elektriciteitskabels, leidingen voor aardgas, waterstof en andere duurzame gassen, alsmede warmte in de vorm van warm water of stoom. Ook de bijbehorende laag-, midden-, en hoogspanningsstations van elektriciteit zijn onderdeel van de infrastructuur.

Ambitie

Onze ambitie is een robuust en toekomstbestendig energiesysteem in Drenthe, dat kan voorzien in de sterke groei van hernieuwbare energie en de transitie van fossiel naar elektrificatie, hernieuwbare gassen en warmtenetten.

Uitvoering

Samen met het bedrijfsleven, de Drentse gemeenten en de netbeheerders voeren we de regie op ontwikkelingen van het energiesysteem, zodat Drenthe voorbereid is op de uitdagingen van de toekomst.

Voor de realisatie van de hernieuwbare energieambities maken we hier binnen RES-verband afspraken over. Deze afspraken leggen we vast in de Drentse Routekaart RES. Met dit instrument willen we de ontwikkeling en uitbreiding van de Drentse energie-infrastructuur prioriteren en programmeren.

Ook werken wij samen met de IndustrieTafel NoordNederland aan de Cluster Energie Strategie (CES). Deze strategie omvat de verduurzaming van de noordelijke industrie en de programmering van de daarvoor benodigde energie infrastructuur.

Drenthe is onderdeel van de Noord-Nederlandse Hydrogen Valley. Daarmee ondersteunen en stimuleren wij waterstofprojecten uit de hele keten: productie, transport en gebruik. Het gebruik van waterstof vindt daarbij plaats in alle sectoren, zoals in de industrie, mobiliteit en de gebouwde omgeving. Om waterstof van producent bij gebruiker te krijgen, wordt het getransporteerd, bijvoorbeeld via de backbone, via lokale netwerkinfrastructuur of over de weg. Al deze vormen zijn belangrijk voor een goed functionerende waterstofeconomie.

5.7. Bodem en ondergrond     

Omgevingsbeeld

Bodem, ondergrond en grondwater zijn belangrijke onderdelen van de fysieke leefomgeving. Samen zijn ze onderdeel van het ecosysteem (natuurlijk systeem) en leveren ze een verscheidenheid aan diensten en producten aan de maatschappij zoals voedsel, biodiversiteit, delfstoffen, drinkwater, energie en opslagruimte voor (duurzame en fossiele) energie. De bodem, ondergrond en grondwater zijn essentieel voor het in stand houden van kringlopen zoals de stikstof-, fosfaat- en koolstof-kringlopen en daarmee van vitaal belang.

Door de technologische, sociaaleconomische en industriële ontwikkelingen is de toestand van het natuurlijk systeem sterk onder druk komen te staan. De maatschappelijke activiteiten van de afgelopen decennia hebben ertoe geleid dat de kwaliteiten van bodem en ondergrond achteruit zijn gegaan. Voor een deel zijn deze veranderingen onomkeerbaar. De achteruitgang van de kwaliteiten van bodem en ondergrond als gevolg van maatschappelijke en economische activiteiten gaat sneller dan de bodem zich kan herstellen. Hierdoor is het systeem kwetsbaar geworden. Verschijnselen die het gevolg zijn van milieuproblemen – zoals toename van extreme weersomstandigheden, depositie van stikstof, achteruitgang van bodembiodiversiteit en organisch stof in de bodem, diffuse verontreinigingen in bodem en grondwater – kunnen nu slechter worden opgevangen door het natuurlijke systeem, en in potentie onherstelbare schade aanbrengen aan het natuurlijke systeem. Daardoor kunnen uiteindelijk de levensomstandigheden voor de mens in het gedrang komen.

Ambitie

Om de diensten die bodem, grondwater en de ondergrond kunnen leveren ook voor toekomstige generaties te behouden, is het van belang om het maatschappelijk gebruik van bodem en ondergrond in balans te brengen met de draagkracht en het herstelvermogen van het bodemsysteem. Dat vraagt om een nieuwe manier van denken en werken bij maatschappelijke activiteiten, en daarbij de natuurlijke buffercapaciteiten en de grenzen van de zelfregulering van het systeem te respecteren. Het vermijden van een negatieve invloed op het natuurlijke systeem, en daarmee op bodem, grondwater en de ondergrond, moet uitgangspunt worden bij alle activiteiten, processen en werkwijzen.

Figuur 5.7.1 illustreert de benodigde ontwikkeling van de huidige situatie waarin het natuurlijk systeem sterk onder druk staat, naar de gewenst situatie waarin de maatschappelijke activiteiten in balans zijn met het natuurlijk systeem.

In figuur 5.7.2 is schematisch de relatie tussen bodem (ecosysteemdiensten) en de maatschappelijke opgaven weergegeven. Daarbij is de gewenste situatie: ‘Duurzaam bodemgebruik’.

Uitvoering

Ons bodembeleid (beleid voor bodem en ondergrond) is nader uitgewerkt in:

  • Beleid bodem en energievoorziening;
  • Beleid bodem en landbouw;
  • Beleid bodem en verontreiniging leefomgeving;
  • Beleid bodem en natuur;
  • Beleid bodem en grondwater;
  • Beleid bodem en infrastructuur;
  • Beleid bodem en delf- en grondstoffen;
  • Beleid bodem en klimaatverandering;
  • Beleid bodem en erfgoed: zie hoofdstuk 4.2.5, Kernkwaliteit Aardkundig erfgoed.

5.7.1. Bodem en energievoorziening     

Omgevingsbeeld

De bodem en ondergrond voorzien in grote mate in de maatschappelijke behoefte aan energie (vroeger turf, tegenwoordig olie, gas en steenkool). De voorraden winbare (fossiele) energie in de ondergrond zijn eindig. Het intensieve gebruik (verbranding) van fossiele energie heeft in de afgelopen decennia geleid tot een snelle stijging van kooldioxide in de atmosfeer en daarmee een opwarming van de temperatuur op aarde. De transitie van een fossiele energievoorziening naar een hernieuwbare energievoorziening is volop gaande. Onze ambitie is dat in Drenthe in 2030 circa 40% van het energiegebruik duurzaam wordt opgewekt. In de toekomst zal vanwege het beleid voor duurzame energie ook meer en meer gebruik worden gemaakt van bodemenergie en geothermie. Dit zijn hernieuwbare energietechnieken, die als ze goed worden toegepast, niet leiden tot onomkeerbare schade aan het bodem- en ondergrondsysteem.

Ambitie

Bodemenergie

Bodemenergie, in de vorm van warmte-koude-opslag-systemen, geothermie, en opslag van restwarmte in de ondergrond, draagt bij aan onze energie-opgave. Wij willen de toepassing van bodemenergie versnellen door dit actief te stimuleren, en streven naar een zo groot mogelijk aandeel van hernieuwbare energie uit de ondergrond in de Drentse (duurzame) energiemix. Daarbij is ons motto ‘stimuleren waar het kan, beschermen waar het moet'. Wij streven daarbij naar doelmatig gebruik van bodemenergie en doelmatig gebruik van de bodem.

Conventioneel gas/olie

Wij zetten in op een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Om dit te bewerkstelligen zetten wij in op de afbouw van het gebruik van de ondergrond voor winning van gas en olie.

Opslag van afval

Wij werken niet mee aan opslag van radioactief afval, gevaarlijke stoffen en CO2 in de ondergrond.

Duurzaam bodemgebruik bij winning en opslag van (hernieuwbare) energie

Activiteiten voor winning en opslag van (hernieuwbare) energie in de ondergrond mogen niet ten koste gaan van de kwaliteit van ons grondwater en voor zover mogelijk andere kwaliteiten en eigenschappen van bodem en ondergrond.

De ruimteclaim op de bodem voor de aanleg van nieuwe kabels en/of leidingen (inclusief graafwerkzaamheden) t.b.v. de productie en levering van energie wordt tot het minimum beperkt.

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • Vergroten aandeel van hernieuwbare energie uit de ondergrond in de Drentse energiemix (inclusief ondergrondse opslag);
  • Voorkomen aantasting van de kwaliteiten en eigenschappen van bodem en ondergrond bij winning en opslag van (hernieuwbare) energie, waaronder ook bodemdaling;
  • Verkleinen van de ruimteclaim op de bodem voor nieuwe kabels en/of leidingen (inclusief graafwerkzaamheden) t.b.v. de productie en levering van energie.

Samen met partners geven wij hier invulling aan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Onze beleidskeuzes m.b.t. bodem en energievoorziening zijn:

Algemeen gebruik bodem en ondergrond

  • Bij de winning en opslag van (duurzame) energie dient schade aan gebouwen en infrastructuur te worden vermeden.
  • Bij elk initiatief voor onttrekken en opslag van energie in de diepe ondergrond dient de initiatiefnemer de effecten op veiligheid, milieu en de ruimtelijke aspecten in kaart te brengen en deze tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te beperken.
  • Er geldt een voorkeursvolgorde voor het gebruik van de ondergrond met betrekking tot drinkwaterwinning uit grondwater, energiewinning en –opslag.

Fossiele energiewinning en strategische gasopslag

  • Afbouw van de gaswinning uit kleine velden.
  • Geen winning van schaliegas.
  • Strategische gasopslag kan onder voorwaarden plaatsvinden.

Duurzame energiewinning en energieopslag

  • Aanleg van systemen voor warmte koude-opslag (WKO-systemen) vindt plaats volgens het zone-model.
  • De toepassing van alle vormen van geothermie is onder voorwaarden toegestaan.
  • De opslag van warmte in aquifers (waterdoorlatende lagen in de ondergrond) is onder voorwaarden toegestaan.
  • Oude winlocaties van fossiele energie worden zo veel mogelijk ingezet voor winning, opslag of distributie van hernieuwbare energie.
  • De zoutkoepels bij Hooghalen en Hoogeveen zijn voorkeurslocaties voor de opslag van perslucht dan wel H2 (waterstof) in het kader van de energiebalancering.
  • De opslag van biogas in lege gasreservoirs is toegestaan.
  • Energieopslag in zoutkoepels ten behoeve van een gebalanceerd energiesysteem gaat voor andere vormen van opslag in zoutkoepels.
  • Geothermie gaat vóór strategische en permanente gasopslag, met uitzondering van de opslag van groen/biogas, vanwege het beperkte aantal reservoirs dat hiervoor geschikt is.

Permanente opslag

  • Geen ondergrondse opslag van kernafval en gevaarlijk afval.
  • Geen opslag van CO2 (kooldioxide) in de ondergrond in lege gasvelden en aquifers.
  • Injectie van formatiewater in lege gasreservoirs is onder voorwaarden toegestaan.

Dit beleid vindt nadere uitwerking in de Strategie Bodem & Ondergrond en in de Provinciale Omgevingsverordening.

5.7.2. Bodem en landbouw     

Omgevingsbeeld

De bodem van Drenthe is overwegend in gebruik voor de landbouw. De landbouw staat op een hoog niveau. Ook op de voor een groot deel van nature voedselarme bodems van Drenthe is de productie hoog. De bodem staat onder druk door verbouw van een beperkt aantal gewassen, inzet van kunstmest en bestrijdingsmiddelen en berijden met zwaar materieel. Een vitale bodem is een randvoorwaarde en de belangrijkste productiefactor voor veel agrarische sectoren. Er is achteruitgang van de biodiversiteit (boven en ondergronds), bodemstructuur, bodemchemie en organische stof. Op termijn neemt daardoor het gewasproducerend vermogen af en de gevoeligheid voor droogte, wateroverlast en plantziektes toe. De achteruitgang van bodemkwaliteit leidt ook tot negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. Een vitale bodem wordt steeds belangrijker door klimaatverandering met langere perioden van droogte en meer extreme neerslag. Verbetering van het bodemgebruik en bodembeheer is de sleutel om ook in de toekomst een vitale landbouwsector in Drenthe te houden, en de landbouw weerbaar te maken met het oog op de verwachte klimaatverandering. Met het programma Toekomstgerichte Landbouw is in de afgelopen jaren een deel van de inspanningen gericht op verbetering van de vitaliteit van landbouwbodems in Drenthe.

Ambitie

Wij streven naar duurzaam gebruik en beheer van Drentse landbouwbodems met als resultaat vitale landbouwbodems. Deze vitale landbouwbodems*, produceren voldoende en gezond voedsel en/of voer, dragen bij aan de productie van veilig drinkwater en spelen een essentiële rol in de afbraak van broeikasgassen, de vastlegging van koolstof en het herstel van biodiversiteit.

*definitie: De vitaliteit van de bodem wordt bepaald door een aantal eigenschappen: het organisch stofgehalte, de bodemchemie, het bodemleven en de bodemstructuur. Ingrijpen in één eigenschap heeft invloed op de andere. Samen maken deze eigenschappen de bodem bestand tegen en adaptief bij veranderingen. Raken deze eigenschappen verstoord, dan gaat de vitaliteit van de bodem achteruit.

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • Verbeteren en opbouwen organische stof in de Drentse bodem;
  • Verminderen van bodemverdichting;
  • Verbeteren van de bodembiologie;
  • Verminderen en vervangen van niet duurzame hulpstoffen;
  • Verbeteren van de (grond)waterkwaliteit en –kwantiteit.

Samen met partners geven wij invulling hieraan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Ons beleid vindt nadere uitwerking in de Strategie Bodem & Ondergrond, in het Programma Water en programma toekomstgerichte landbouw

5.7.3. Bodem en verontreinigingen in de leefomgeving     

Omgevingsbeeld

De zorg voor de (chemische) bodemkwaliteit en het beschermen van bodem en grondwater tegen nieuwe verontreinigingen is nodig voor een duurzaam bodemgebruik en voor het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem (grond en grondwater). Een gezonde bodem met ruimte voor groen maakt de leefomgeving aantrekkelijker, comfortabeler en klimaatbestendig. Wij bouwen, leven en spelen op en in de bodem. Een schone en gezonde bodem is belangrijk voor onze gezondheid en de kwaliteit van ons voedsel en het drinkwater. Verontreiniging met afvalstoffen van bodem en grondwater vindt sinds de industrialisatie plaats, met risico’s voor mens, plant en dier. Het opruimen van historische verontreinigingen (bodemsanering) startte eind jaren tachtig en is bijna afgerond. In Drenthe zijn nog 40 locaties met onaanvaardbare risico’s. De sanering of het beheer van die verontreinigingen zal tot na 2030 doorlopen. De Drentse bodem is niet schoon, maar wel schoner geworden door sanering van de meest urgente gevallen van bodemverontreiniging. Veel bodemverontreinigingen die niet tot onaanvaardbare risico’s leiden voor verspreiding of de gezondheid, blijven permanent in de bodem aanwezig. Deze locaties resteren na de afronding van de aanpak van spoedlocaties en hiervoor geldt geen saneringsplicht (Wet bodembescherming). Sanering vindt plaats bij activiteiten voor gebiedsontwikkeling. Een sectorale locatiegerichte aanpak wijzigt in een integrale benadering op gebiedsniveau. Een bedreiging voor gezondheid, ecologie en kwaliteit van bodem en grondwater is de emissie van diverse stoffen: diffuse verontreiniging en ‘nieuwe’ stoffen. Het betreft zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, medicijnresten en microplastics.

Ambitie

Voor een gezonde leefomgeving is een goede chemische kwaliteit van de bodem en grondwater van belang. We streven ernaar om bodem en ondergrond, inclusief het grondwater, te beschermen tegen nieuwe verontreinigingen. Wij spannen ons in dat zeer zorgwekkende stoffen (zoals PFAS) en opkomende verontreinigingen niet in bodem en ondergrond terecht komen.

De resterende historische bodemverontreinigingen worden doelmatig beheerd en onaanvaardbare verspreidingsrisico’s worden aangepakt door te saneren of door (gebiedsgericht) beheer van de verontreinigingen.

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • Opheffen en voorkomen van risico’s op de locaties waar historische bodemverontreiniging (inclusief grondwater) leidt of kan leiden tot onaanvaardbare risico’s;
  • Aantasting van de bodemkwaliteit door verontreinigingen opheffen;
  • Aantasting van de bodemkwaliteit door nieuwe verontreinigingen voorkomen.

Samen met partners geven wij hier invulling aan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Onze beleidskeuze m.b.t. bodem & verontreinigingen in de leefomgeving is:

  1. Totdat de Omgevingswet in werking is getreden is het provinciale beleid (voor Drenthe exclusief de gemeente Emmen) zoals beschreven in de bodemnota ‘Werk maken van eigen bodem’ en de provinciale omgevingsverordening onverkort van kracht.

Dit beleid vindt nadere uitwerking in de Strategie Bodem & Ondergrond en de Provinciale Omgevingsverordening.

5.7.4. Bodem en natuur     

Omgevingsbeeld

Vitale bodems zijn bepalend voor biodiversiteit en voor hele ecosystemen. Bodemleven is de basis van de voedselpiramide en wijziging van de bodemchemie raakt een ecosysteem als geheel. De vitaliteit van de Drentse bos- en natuurbodems staat onder druk door jarenlange depositie van stikstof en zwavel met vermesting en verzuring als gevolg. De soortenrijkdom in het geheel neemt af, stikstof-minnende soorten gedijen. Het bodemsysteem reageert traag zodat deze effecten lang doorwerken. Daarnaast is er in bos en natuur verdroging van het bodem- en grondwatersysteem en in bossen ontstond bodemverdichting door het berijden met zware machines voor houtkap. Maatregelen voor herstel en behoud van biodiversiteit gedurende tientallen jaren heeft effect. In Natura 2000-gebieden zijn er meer typisch Drentse en zeldzame soorten. Bij herstel- en inrichtingsmaatregelen wordt rekening gehouden met het bodemarchief en de geomorfologie en verschraling gebeurt vooral via maaien en afvoeren en begrazing. Er wordt bekalkt tegen verzuring en vermesting van de bodem. Drentse ecosystemen lopen gevaar omdat de van nature bufferende werking van de bodem uitgeput raakt. Aluminium kan dan in oplossing gaan, waardoor de grondwaterkwaliteit verslechtert en planten en bomen worden aangetast.

Ambitie

De vitaliteit* van de Drentse bos- en natuurbodems moet dusdanig op orde worden gebracht/verbeterd dat ecosysteemdiensten ook op lange termijn gebruikt kunnen worden.

Uitgangspunt is om de oorspronkelijke bodem zoveel mogelijk in stand te houden, zodat zadenbanken, bodemleven en aardkundig en archeologisch erfgoed behouden blijven. Dit om (op lange termijn) o.a. de natuurwaarden en boven- en ondergrondse biodiversiteit te versterken. Bij inrichting en beheer van natuur- en bosbodems streven wij naar minimale afgraving van bestaande bodemlagen. Daarbij wordt onder andere de termijn waarop een voedselarme uitgangssituatie door middel van uitmijning van nutriënten kan worden bereikt, betrokken in de afweging.

Bij (beheer)keuzes dient gekeken te worden naar samenhang tussen boven- en ondergrond.

* definitie: De vitaliteit van de bodem wordt bepaald door een aantal eigenschappen: het organisch stofgehalte, de bodemchemie, het bodemleven en de bodemstructuur. Ingrijpen in één eigenschap heeft invloed op de andere. Samen maken deze eigenschappen de bodem bestand tegen en adaptief bij veranderingen. Raken deze eigenschappen verstoord, dan gaat de vitaliteit van de bodem achteruit.

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • Verbeteren van de vitaliteit van de bos- en natuurbodems.
  • Verbeteren van de bodembiologie van landbouwbodems ten behoeve van verhoging van de biodiversiteit in het Drenst Natuur Netwerk.

Samen met partners geven wij invulling hieraan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Onze beleidskeuzes m.b.t. bodem & natuur zijn:

  • Verbetering van de bodemkwaliteit en hydrologisch herstel zijn onderdeel van de inrichting en het beheer van natuurgebieden van de NNN.
  • Op ingerichte percelen (voor functie natuur) gelegen in de NNN die worden verpacht door de provincie is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan. Bemesting in welke vorm dan ook wordt uitgesloten, met uitzondering van vaste stalmest op percelen waar een weidevogeldoelstelling geldt.
  • Op nog niet ingerichte percelen (waar de functie nog landbouw is) gelegen in de NNN die worden verpacht door de provincie, geldt voor bescherming van de bodemkwaliteit het volgende:
    • De teelt van bloembollen en meerjarige gewassen is niet toegestaan;
    • Het gebruik van bestrijdingsmiddelen op gras- en bouwland is niet toegestaan. Pluksgewijze bestrijding van probleemonkruiden (Akkerdistel, Ridderzuring, Brandnetel en Bereklauw) is alleen mogelijk in overleg met de verpachter;
    • Het gebruik van meststoffen op gras- en bouwland is niet toegestaan.

Ons beleid vindt nadere uitwerking in de Strategie Bodem & Ondergrond, de Natuurvisie en het Koersdocument Drentse Aanpak Stikstof.

5.7.5. Bodem en grondwater     

Omgevingsbeeld

Duurzaam gebruik van bodem en grondwater is nodig voor een gezonde, veilige leefomgeving en voor een verantwoord economisch gebruik. Het bodem- en grondwatersysteem is traag werkend, zodat effecten lang doorwerken. Het systeem is één geheel, grond en grondwater zijn verbonden: bij bodem en ondergrond gaat het ook om het water en andersom. Die verbinding heeft boven het maaiveld betrekking op het oppervlaktewater, het type landgebruik, maar ook door het peilbeheer. Onder het maaiveld gaat het om de relatie tussen bodem en grondwater wat betreft chemie, biologie en fysische processen. In de waterkringloop is een belangrijke functie van de bodem de natuurlijke buffercapaciteit om neerslag op te nemen waardoor de watervoorraad in de bodem wordt aangevuld. Bij een groter bufferend vermogen worden perioden met neerslagtekort beter overbrugd en wordt wateroverlast verminderd door langzamer afvoer. Grondwater is voor Drenthe essentieel voor de levering van zoet drinkwater en het water in de bodem is essentieel voor de groei van planten en bomen. Omgekeerd zijn verschillende fysische eigenschappen van de grond sterk afhankelijk van het vochtgehalte, zoals structuur, bewerkbaarheid, draagkracht, zwel en krimp. Bodem en ondergrond zijn belangrijk voor het veiligstellen van voldoende en kwalitatief goed oppervlakte- en grondwater, het voorkomen van droogte en wateroverlast en het beheren en beheersen van de effecten van water(gebruik) op het natuurlijk systeem, zoals bodemdaling en verlies van organische stof.

Ambitie

Wij streven naar het terugdringen van de belasting van de bodem met meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en andere diffuse verontreinigingen om de kwaliteit van de bodem en het grondwater te verbeteren.

Wij streven naar verhogen van de adsorptie- en afbraakcapaciteit van de bodem t.a.v. meststoffen en verontreinigingen, om uitspoeling van meststoffen en verontreinigingen naar het grondwater te voorkomen.

Wij streven naar verhoging van de natuurlijke buffercapaciteit van de bodem en reductie van de verdamping uit de bodem om de hoeveelheid zoet grondwater te vergroten.

Wij willen veenoxidatie/-inklinking, die optreedt door ontwatering, zoveel mogelijk voorkomen.

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • Verminderen van de belasting van de bodem met meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en diffuse verontreinigingen;
  • Verhogen van adsorptie en afbraakcapaciteit van de bodem;
  • Verhogen van de natuurlijke buffercapaciteit van de bodem;
  • Verminderen van de verdamping van water uit de bodem;
  • Verminderen van veenoxidatie/-inklinking.

Samen met partners geven wij invulling hieraan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Ons beleid vindt nadere uitwerking in het Regionaal Waterprogramma.

5.7.6. Bodem en infrastructuur     

Omgevingsbeeld

De Drentse bodem en ondergrond heeft een draagfunctie voor de infrastructuur voor personen, goederen, stoffen en nutsvoorzieningen. Dat gebruik beïnvloedt de bodem en ondergrond als natuurlijk systeem. Bij infrastructuur is te denken aan auto-, spoor- en waterwegennet en aan leidingen voor het transport water, energie en data. De draagkracht van bodem en ondergrond is daarbij vaak een bepalende factor en die is afhankelijk van de samenstelling. Fundering is een onmisbare constructieve schakel tussen de ondergrond en de verhardingslagen van asfalt, beton of constructieve elementen van de infrastructuur. Funderingsmaterialen hebben specifieke eigenschappen en risico’s voor belasting van bodem- en oppervlaktewater. De toepassing is geregeld in het Besluit Bodemkwaliteit. Een provincie-dekkende bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan wordt gebruikt voor het optimaal hergebruiken van grond voor de wegbermen langs de provinciale wegen en de doorgaande gemeentelijke wegen. Vitale bodems van bermen en oevers van provinciale kanalen en wegen zijn bepalend voor de natuurfunctie. De energietransitie, klimaatopgave en verdere verstedelijking vagen een goede infrastructuur van ondergrondse kabels en leidingen en ruimtelijke ordening daarvan, zoals de uitbreiding van het stroomnet, ontwikkeling van warmtenetten, extra rioleringen voor de afkoppeling van regenwater, (ondergrondse) berging van piekbuien en de groei van datanetwerken.

Ambitie

Wij streven naar het terugdringen van de belasting van de bodem met diffuse verontreinigingen, onder en naast het wegennetwerk, om de kwaliteit van de bodem en het grondwater te verbeteren.

Bij infrastructurele projecten hergebruiken we grond en bouwstoffen op een hoogwaardige manier en produceren we zo min mogelijk restproducten.

Bij locatiekeuzes/variantkeuzes voor infrastructuur willen wij de kenmerken van bodem en ondergrond betrekken.

Wij streven naar verhoging van het waterbufferend vermogen van de bodem rondom het wegenetwerk om zoveel en snel mogelijk regenwater in de bodem te bergen.

Wij streven naar verbetering van de ruimtelijke ordening van de ondergrondse infrastructuur

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • Voorkomen uitspoeling/uitloging van verontreinigingen naar het grondwater vanuit bestaande en nieuwe infrastructurele objecten;
  • Verbeteren van het waterbufferend vermogen van de bodem rondom het wegennetwerk;
  • Verhogen van de hoeveelheid hergebruik van delfstoffen en bouwstoffen bij infrastructurele projecten;
  • Betrekken van kenmerken van bodem en ondergrond bij locatiekeuzes en variantkeuzes voor infrastructurele projecten;
  • Verbeteren van de ruimtelijke ordening van de ondergrondse infrastructuur.

Samen met partners geven wij invulling hieraan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Onze beleidskeuze m.b.t. bodem & infrastructuur is:

  1. Wij werken volgens de principes van de Green Deal 'Duurzaam GWW' (grond-, weg-, en waterbouw).

Ons beleid vindt uitwerking in de strategie Bodem & Ondergrond, het Mobiliteitsprogramma 2021-2030, het Meerjaren Onderhoudsprogramma 2021-2024, het Regionaal Mobiliteitsplan, het regionaal strategisch plan Verkeersveiligheid en de uitvoeringsagenda fietsverkeer.

5.7.7. Bodem en delf- en grondstoffen     

Omgevingsbeeld

Uit de Drentse bodem en ondergrond worden delfstoffen gewonnen: olie, gas en zand. Er zijn diverse dieptewinningen voor verschillende soorten zand. Het is als grondstof van belang voor diverse doelen, maar winning heeft ook invloed op de leefomgeving. Er zijn daarnaast functionele ontgrondingen voor bijvoorbeeld landbouwkundige verbetering, natuurontwikkeling of bouwen, waarbij het hoofddoel niet zandwinning is. Een bijzondere vorm is vervening van percelen in Zuidoost-Drenthe, gecombineerd met landbouwkundige verbetering.

Er is ook zout in de ondergrond van Drenthe, maar dat wordt niet gewonnen.

Winning van gas vindt plaats uit diverse gasvelden verspreid over Drenthe, en olie bij Schoonebeek uit het grootste olieveld van Nederland op land.

Ongeveer 85% van de Drentse bodem is begroeid met planten en bomen (landbouw, bos, natuur). Begroeiing kan (ook) dienen als biogrondstof voor de maakindustrie en heeft een functie voor opslag en productie van energie zoals brandhout, biogas en vloeibare biobrandstof en voor de opslag van CO2. De bodem heeft hierdoor ook indirect een functie voor het klimaatbeleid.

Ambitie

Wij streven naar hergebruik van grondstoffen/delfstoffen door inzet op circulariteit. Daarmee beperken we de winning van delfstoffen.

Bij winning van delfstoffen, streven we naar een duurzaam gebruik van de ondergrond, met zo laag mogelijke emissies, met de best beschikbare technieken en met oog voor de bovengrondse belangen.

De inzet op het vergroten van de productie van bio-grondstoffen mag niet leiden tot afname van de bodemkwaliteit en met name de organische stofopbouw in landbouwbodems.

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • Verhogen van de hoeveelheid hergebruik van delfstoffen;
  • Verbeteren en opbouw organische stof bij de teelt van biogrondstoffen.

Samen met partners geven wij invulling hieraan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Onze beleidskeuzes m.b.t. bodem & delf- en grondstoffen zijn:

Zoutwinning:

  • De ontginning van zoutkussens enkel voor zoutwinning is, mits inpasbaar, toegestaan.
  • De ontginning van zoutkoepels ten behoeve de winning van zout is toegestaan, mits deze na de zoutwinning worden gebruikt voor de opslag van gassen t.b.v. de duurzame energievoorziening.
  • De zoutkoepels bij Schoonloo, Drouwen en Gasteren worden niet geëxploiteerd.
  • Gebruik van de zoutkoepel bij Dwingeloo is beleidsmatig ongewenst.

Zandwinning:

  • Zandwinning is uitsluitend toegestaan om te voorzien in de feitelijke behoefte aan beton- en metselzand en ophoogzand.
  • Wij werken alleen mee aan nieuwe zandwinningen, wanneer die na exploitatie multifunctioneel zijn en ruimtelijke kwaliteit hebben.
  • De zandwinning zo veel mogelijk concentreren in een beperkt aantal (centrale) zandwinplaatsen, verspreid over de provincie.
  • In het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is geen plaats voor zandwinningen.

Functionele ontgrondingen:

  • Functionele ontgrondingen zijn alleen toegestaan indien dit strikt noodzakelijk is, passend in het landschap en passend bij het gewenste doel.

Ons beleid vindt uitwerking in de Strategie Bodem & Ondergrond, de Energievisie Drenthe 2030, de Notitie Uitgangspunten biogrondstoffen in Drenthe, de Beleidsnota economische Koers Drenthe 2020-2023 en de Provinciale Omgevingsverordening.

5.7.8. Bodem en klimaatverandering     

Omgevingsbeeld

De temperatuurstijging geeft verschuiving in het evenwicht in het bodem- en watersysteem en klimaatverandering leidt dot bodemdaling, verdroging, veranderde grondwaterstanden en versnelde afbraak van organische stof met als gevolg een grotere uitstoot van broeikasgassen.

De bodem draagt anderzijds bij aan het beperken van de klimaatverandering en van de effecten.

Veel van de oplossingen en kansen voor klimaatadaptatie en klimaatmitigatie zijn bodem en/of ondergrond gerelateerd. Een andere manier van beheer van landbouwgronden, waardoor de buffercapaciteit en het gehalte aan organisch stof van de bodem toeneemt, kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Hierdoor kan de bodem extra neerslag opvangen en vasthouden en broeikasgassen (CO2, methaan, lachgas) vastleggen.

In het stedelijk gebied kan het natuurlijk systeem worden gebruikt voor bijvoorbeeld waterberging in de ondergrond maar ook door stedelijk groen te gebruiken voor temperatuurregulatie.
Door de ondergrond in te zetten voor de winning van duurzame energie (WKO, geothermie), waardoor de uitstoot van CO2-gas als gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen wordt verkleind, kan bodem en ondergrond een grote rol spelen in de duurzame energievoorziening.

Voor de effectiviteit van klimaatadaptatie maatregelen zijn de natuurlijke bodemeigenschappen van belang.

Ambitie

We streven naar optimaal inrichten en gebruiken van het bodem- en watersysteem om effecten van klimaatverandering zo veel mogelijk op te vangen.
Wij zetten in op verhoging van de vitaliteit* van bos-, natuur- en landbouwbodems.

We streven naar vermindering van de afdekking van bodems.

We gaan veenoxidatie tegen en zetten in op ontwikkeling van nieuw veen met het oog op CO2-reductie in de atmosfeer en beperken van bodemdaling.

* definitie: De vitaliteit van de bodem wordt bepaald door een aantal eigenschappen: het organisch stofgehalte, de bodemchemie, het bodemleven en de bodemstructuur. Ingrijpen in één eigenschap heeft invloed op de andere. Samen maken deze eigenschappen de bodem bestand tegen en adaptief bij veranderingen. Raken deze eigenschappen verstoord, dan gaat de vitaliteit van de bodem achteruit.

Uitvoering

Onze strategische doelen zijn:

  • De kenmerken van bodem en ondergrond beter benutten voor maatregelen voor klimaatadaptatie;
  • Verminderen van afdekking van bodems in bebouwde gebieden;
  • Verhogen water bufferend vermogen van de bodem;
  • Behouden van bestaand veen en ontwikkeling van nieuw veen;
  • Vergroten aandeel van hernieuwbare energie uit de ondergrond in de Drentse energiemix (inclusief ondergrondse opslag).

Samen met partners geven wij invulling hieraan en werken wij aan de realisatie van deze doelen.

Onze beleidskeuze m.b.t. bodem & klimaatverandering is:

  1. Provinciaal vastgoed en provinciale wegen richten wij klimaatadaptief in met het oog op wateropslag (infiltratie van regenwater) in de bodem.

Ons beleid vindt uitwerking in de strategie Bodem & Ondergrond, de Nota klimaatadaptatie en de Natuurvisie.

6. Uitwerking robuust landbouwsysteem     

6.1. Toekomstgerichte landbouw     

Omgevingsbeeld

Economisch gezien is de landbouw en agribusiness voor Drenthe een belangrijke sector. De primaire sector is van groot belang voor de Drentse economie, de werkgelegenheid en de leefbaarheid van het landelijk gebied. Denk aan de wereldwijde zuivelproductie, legio toepassingen van aardappelzetmeel, ontwikkeling van diverse eiwitten, de teelt van gewassen als suikerbieten en uien, granen en pootaardappelen, bloemen, planten en ook nieuwe gewassen als soja en lupine.

Toekomstgerichte Landbouw gaat over innoveren en verduurzamen in de primaire sector (tuinbouw, veehouderij en akkerbouw) en in de agribusiness. De agribusiness omvat activiteiten die te maken hebben met de productie, verwerking en consumptie van agrarische producten, inclusief logistiek (opslag en transport), bewerking, verwerking en verkoop van agrarische producten, tot en met de consument.

Door de manier waarop de primaire sector en de agribusiness zich de afgelopen decennia hebben ingezet voor duurzaamheid - denk aan technologieën, milieu, dierenwelzijn, natuurontwikkeling en waterbeheer – wordt de productie diervriendelijker, schoner en zuiniger. Maar we zijn er nog niet. Nieuwe uitdagingen onder andere op het gebied van klimaatverandering, bodemvruchtbaarheid, gezondheid en voedsel, de gebiedsgerichte aanpak Stikstof en circulaire economie, vragen om oplossingen voor een toekomstgerichte landbouw in Drenthe. Kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw passen daarbij. Een toekomstgerichte landbouw draagt bij aan de opgave om de balans tussen economie, natuur, landschap en leefbaarheid van Drenthe te versterken.

Ambitie

Drenthe wil inspelen op de grote opgaven voor een toekomstgerichte landbouw. Een duurzame en innovatieve landbouw en agribusiness, waarbij landbouw, verdienmodellen, natuur en leefbaarheid met elkaar in balans zijn, is van provinciaal belang. Dat is goed voor Drenthe, de agrariërs en andere ondernemers.

Wij geven innovatieve ondernemers de ruimte om te experimenteren en kennis te delen, zodat zij nieuwe afzet kunnen realiseren. Wij waarderen innovatieve prestaties van ondernemers. We willen dat nieuwe kennis gedeeld en toegepast wordt door de bredere groep, want de echte winst wordt behaald als iedereen meegaat in de beweging naar innovatie en verduurzaming. Het doel is daarom om zoveel mogelijk agrariërs mee te krijgen in de verduurzamingsopgave. In dat proces spelen, naast de andere ondernemers, ook ketenpartners en diverse intermediaire organisaties een belangrijke rol. Drenthe heeft als ambitie het beloningssysteem met Kritische Prestatie Indicatoren (KPI's) verder vorm te geven en uit te breiden. Hierbij worden aan de verschillende opgaven doelen gekoppeld met streefgetallen waar we voor die opgaven/doelen naar toe willen werken.

Toekomstgerichte landbouw is essentieel onderdeel van de opgaven in aanverwante thema's in de omgevingsvisie, zoals natuur & biodiversiteit (hoofdstuk 7), robuust watersysteem (hoofdstuk 8), Energieneutraal Drenthe (paragraaf 5.6), wonen (paragraaf 5.3), versterken groene economie (5.1.1), Bodem en Landbouw (5.7.2).

Uitvoering

Onze inzet bepalen we samen met ondernemers en belangenorganisaties. Samen steken we de handen uit de mouwen voor een toekomstgerichte landbouw in Drenthe.

De provincie ondersteunt agrariërs en andere ondernemers in de grote landbouwopgaven. Dit door middel van het faciliteren, stimuleren, reguleren, agenderen en verbinden van partijen en opgaven voor een toekomstgerichte landbouw. Met het Programma Toekomstgerichte Landbouw stimuleren wij innovaties in alle onderdelen van de keten die noodzakelijk zijn om het proces van doorontwikkeling in gang te houden. Het belonen van agrariërs op basis van KPI's speelt hierin een belangrijke rol. De provincie helpt agrariërs zoeken naar maatregelen die bij de bedrijfsvoering passen om doelen te halen die bijdragen aan de verduurzaming van hun bedrijfsvoering. Dit doet zij in de Ontwikkelagenda Melkveehouderij en Natuur, de Agenda Boer, Burger en Natuur Drenthe.

We hebben jaarlijks provinciale middelen in de begroting voor toekomstgerichte landbouw. Omdat er veel op de landbouw afkomt, zijn er extra (inter)nationale middelen nodig. We weten de weg naar regionale en (inter)nationale fondsen, zoals het GLB-NSP. We brengen mensen met elkaar in contact, organiseren netwerkbijeenkomsten; we werken mee aan kennisoverdracht door symposia en dergelijke. Daarnaast maken we bestuursafspraken met onze partners.

We werken gebiedsgericht aan opgaven van de landbouw. Programma's die hieronder vallen zijn onder andere: Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP VP), Gebiedsgerichte aanpak stikstof, Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw, de AgroAgenda Noord-Nederland en de Agenda Boer Burger Natuur Drenthe.

6.2. (Robuust) landbouwgebied     

Omgevingsbeeld

Economisch gezien is de landbouw en agribusiness voor Drenthe een belangrijke sector. De primaire sector is van groot belang voor de Drentse economie en de werkgelegenheid. Daarnaast is het grootste gedeelte van de grond in Drenthe in bezit van landbouwers. Dit maakt dat de landbouw (mede) bepaalt hoe het landschap eruitziet. Grond is een belangrijke productiefactor voor de landbouw.

Ambitie

We zien kansen voor kringloop landbouw, lokale afzet en korte ketens en de eiwittransitie. Daarnaast stellen we de Drentse agribusiness in staat om haar positie op de Europese en wereldmarkt te versterken. We willen ons richten op voldoende voedsel van hoogwaardige kwaliteit, een kleine voetprint en nieuwe teelten en toepassingen. Met de landbouw streven we om die reden naar een robuust systeem. Dit doen we onder andere door gebieden aan te wijzen waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, door innovatie in de landbouw te stimuleren en door minder beperkingen op te leggen. De ligging van het landbouwsysteem is weergegeven op kaart 10.

Uitvoering

Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw, wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de robuuste systemen en kernkwaliteiten. In het robuust landbouwgebied heeft de landbouw het primaat. Ontwikkelingen worden hier afgestemd op de landbouw. Het waterhuishoudkundige beleid is uitgewerkt in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027. Hierin is opgenomen dat de waterhuishouding in gebieden met een landbouwfunctie, binnen de mogelijkheden van het watersysteem, is afgestemd op de landbouw. Hierbij wordt de grondwatervoorraad zoveel mogelijk vergroot door ondiep af te wateren. De provincie stimuleert maatregelen voor het vasthouden van water en efficiënter watergebruik op landbouwbedrijven met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

Dit onderwerp wordt uitgevoerd met het Programma Toekomstgerichte Landbouw en heeft ook doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

6.3. Melkveehouderij en akkerbouw     

Omgevingsbeeld

De landbouw in Drenthe bestaat grotendeels uit melkveehouderij en akkerbouwbedrijven. Deze sectoren zijn van groot belang voor de economie en werkgelegenheid in de provincie en beeldbepalend in het landschap. De landbouw in Drenthe vindt plaats op voedselarme zand- en veengronden. Dat maakt Drenthe uniek als het gaat om het aantal van oudsher gemengde en samenwerkende bedrijven. Dit past goed bij de ambities met betrekking tot het sluiten van kringlopen en korte ketens. Daarnaast zijn er gebieden waar óf de akkerbouw (Veenkoloniën) óf de veeteelt domineert.

Ambitie

Wij ambiëren een situatie in 2030 waarin rendabele Drentse veehouderij- en akkerbouwbedrijven behoren tot de koplopers dan wel dé top in Nederland voor wat betreft de kringlooplandbouw én het leveren van een bijdrage aan herstel en verbetering van de biodiversiteit en landschapskwaliteit. Ook het stimuleren van de productie van duurzame eiwitten vinden wij belangrijk.

Samenwerking, onderzoek, innovatie en educatie zijn erop gericht om een brede groep bedrijven mee te krijgen. Het versterken van het ondernemerschap in de sector zorgt dat iedere ondernemer in staat is de juiste strategie te kiezen die past bij het bedrijf en zijn omgeving.

Uitvoering

De melkveehouderij en akkerbouw vormen pijlers in het Programma Toekomstgerichte Landbouw. Het onderwerp wordt verder uitgevoerd met de Agenda Boer, Burger en Natuur Drenthe, de AgroAgenda Noord-Nederland, de Gebiedsgerichte aanpak stikstof en door middel van de Regiodeal Natuurinclusieve landbouw.

Samen met partners werken wij aan het realiseren van de doelstelling in de 'Ontwikkelagenda Melkveehouderij en Natuur’. Wij faciliteren ondernemers bijvoorbeeld met het aanbieden van duurzaamheidsplannen en/of initiatieven voor landbouwstructuurversterking.

Melkveehouderij en akkerbouw hebben ook doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

6.3.1. Ontwikkeling grondgebonden bedrijven     

Omgevingsbeeld

Grondgebonden landbouwbedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen.

De snelle veranderingen in de agrarische sector vragen om enige speelruimte bij de vraag wat onder de begrippen grondgebonden en niet- grondgebonden wordt verstaan. Uit praktijksituaties blijkt steeds vaker dat er meer differentiatie is in de agrarische sector als het gaat om het houden van dieren. Voor biologische bedrijven is er al beleid opgesteld, volgens definities van het Rijk worden biologische bedrijven niet als intensieve veehouderij gezien.

Ambitie

Voor de gebieden met de aanduiding 'landbouwgebied' zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het vaststellen van de maximale oppervlaktemaat van grondgebonden agrarische bedrijven. Uitbreiding van het bouwvlak moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten (4.2) in acht worden genomen.

Grondgebonden landbouwbedrijven gelegen op de kaart `Bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf` van de Provinciale Omgevingsverordening hebben een maximaal bouwvlak van 1,5 hectare. Onder voorwaarde van ruimtelijke inpassing is een verdere vergroting mogelijk.

Ruimtelijke kwaliteit in de landbouw vergt ruimte. Daarmee bedoelen we niet méér oppervlakte voor bebouwing, maar een benadering waarbij de gebouwen en de sleuf- en mestsilo's goed ten opzichte van elkaar worden gesitueerd en waarbij de erfbeplanting voor landschappelijke inpassing optimaal wordt aangelegd. Een benadering voor de inpassing van grondgebonden landbouwbedrijven die hieraan voldoet, staat onder andere beschreven in de brochures Boerderijen om trots op te zijn (december 2011) en Boerderijen om trots op te zijn: deel 2 (februari 2014). Deze zijn tot stand gekomen door een samenwerking tussen Natuur en Milieufederatie Drenthe en de LTO Noord. Centrale elementen van deze benadering vormen een gemeentelijke regierol, waarbij de gemeente vanaf het eerste moment wordt betrokken bij de planvorming, daarnaast keukentafelgesprekken worden gevoerd en er wordt uitgaan van een agrarische bouwkavel in plaats van een bebouwingsvlak.

Uitvoering

Met de benadering voor de inpassing van landbouwbedrijven willen wij gemeenten stimuleren om het vraagstuk van schaalvergroting van de grondgebonden landbouw te koppelen aan een benadering met ruimtelijke kwaliteit, dierenwelzijn en duurzaamheid. De uitvoering en de implementatie van deze aanpak ligt primair op het werkterrein van de gemeenten.

Dit onderwerp wordt uitgevoerd met het Programma Toekomstgerichte Landbouw en heeft ook doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

6.4. Intensieve veehouderij     

Omgevingsbeeld

Een te sterke groei van de intensieve veehouderij zet de milieuruimte voor de landbouw als geheel onder druk. Onder intensieve veehouderij wordt verstaan een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en die gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalveren-, pluimvee-, of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen.

Ambitie

Voor bepaling van de omvang en het type van land- en tuinbouwbedrijven gaan wij uit van de landelijk gangbare normering: de Standaardopbrengst (SO).

Wij willen de intensieve veehouderij beperkt laten groeien om de milieuruimte van de landbouw als geheel niet verder onder druk te zetten. Nieuwe vestigingen en de omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden landbouwbedrijven sluiten wij uit.

Uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven met een bouwvlak van 1,5 naar 2 hectare is mogelijk, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing. Vanaf 2 hectare is uitbreiding onder strenge voorwaarden mogelijk. Hiervoor zijn regels in de Provinciale Omgevingsverordening opgenomen. Er wordt ruimte geboden voor een groter bouwvlak wanneer dit gepaard gaat met een verbetering van het dierenwelzijn, een verbetering van de milieukwaliteit en/of een vermindering van de stikstofdepositie, in combinatie met maatregelen gericht op landschappelijke inpassing. Er mag sprake zijn van maximaal één bouwlaag en er zijn beperkingen ten aanzien van de groei van het aantal dieren. Ook als een bedrijf wil verduurzamen (mest, energie) en het hiervoor installaties nodig heeft die niet meer passen binnen het bouwvlak, of bij samenvoeging in combinatie met sanering van bedrijven uit of grenzend aan NNN of uit een stedelijk gebied is een groter bouwvlak mogelijk.

Verplaatsing van Drentse intensieve landbouwbedrijven naar Drentse robuuste landbouwgebieden is mogelijk bij sanering, samenvoeging of het oplossen van een knelpunt, bijvoorbeeld naburige woningen, Natuurnetwerk Nederland of het oplossen van knelpunt vanuit de Drentse aanpak stikstof. Bij verplaatsing gaat de voorkeur uit naar de Veenkoloniën, vanwege de plaatsingsruimte voor veehouderijen en het bestaande mesttekort.

Wij willen gezondheidsrisico’s van inwoners zoveel mogelijk beperken. Daarom gaan wij een tijdelijk moratorium (opschorting) instellen voor de ontwikkeling van geitenhouderijen in Drenthe.
Uit het rapport Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) blijkt dat er een verhoogde kans op longontsteking is voor mensen die rondom een geitenhouderij wonen. Er wordt vervolgonderzoek naar de oorzaak van dit verhoogde risico gedaan. In afwachting van dit vervolgonderzoek staan wij uitbreiding of het in gebruik nemen van geitenstallen niet meer toe. Hiervoor gaan we regels opnemen in de Provinciale Omgevingsverordening.
Deze opschorting is mede ingesteld om te voorkomen dat boeren nu een stal in bedrijf nemen waarvoor zij in de nabije toekomst kostbare maatregelen moeten nemen om risicio’s te beperken. Het moratorium is tijdelijk. Als de uitkomsten van het vervolgonderzoek bekend zijn, wordt er gekeken of de beperkende regels kunnen worden ingetrokken of kunnen worden aangepast.
Onder voorwaarden willen we nog wel toestaan om een geitenstal te verplaatsen ten behoeve van de verbetering van de volksgezondheid. Deze voorwaarden worden opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

Uitvoering

Dit onderwerp wordt uitgevoerd met het Programma Toekomstgerichte Landbouw en heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

6.5. Proeftuinen / experimenteerruimte     

Omgevingsbeeld

In Drenthe werken we op verschillende manieren en in verschillende gebieden aan verduurzaming van de landbouw. In de experimenteerregio, de proeftuinen en proefboerderijen werken we als provincie samen met andere ondernemers, medeoverheden en terrein beherende organisaties aan het ter hand nemen van opgaven als verdroging, stikstof, kringlooplandbouw, bodemkwaliteit, biodiversiteit en klimaat. Dit doen we onder andere middels de Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw, de AgroAgenda Noord-Nederland, Agenda Boer Burger Natuur Drenthe en de Agenda Veenkoloniën.

Via het Europese landbouwbeleid en samen met het Ministerie van LNV stimuleren wij vernieuwing en versterking van het gehele agrocomplex in de Veenkoloniën. Er zijn in dit gebied kansen om de biodiversiteit te versterken en ondersteunend te maken aan de landbouwproductie. Natuurinclusieve landbouw is daarbij het vertrekpunt.

De Drentse aanpak in de Ontwikkelagenda Melkveehouderij en Natuur is een LNV-proeftuin verduurzamingsbeloning. In de aanpak worden melkveehouders beloond voor hun inspanningen op het gebied van klimaat, stikstof, bodem, biodiversiteit en dierenwelzijn.

Ambitie

Nieuwe ontwikkelingen op landbouwgebied kunnen als eerste in de experimenteerruimte en proeftuinen worden geïntroduceerd. Dit willen wij actief ondersteunen. Het kan hierbij gaan om innovaties op het gebied van precisielandbouw en smart farming, huisvesting, nieuwe teelten, de eiwittransitie, efficiënt watergebruik, het sluiten van de kringlopen, verduurzaming en duurzame energie.

Het belonen van ondernemers voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering met KPI's (Kritische Prestatie Indicatoren) willen we verder uitbreiden. Via KPI's kunnen ondernemers meten wat hun voortgang is. We ambiëren een uitbreiding zowel in aantal KPI's, als naar de akkerbouwsector en de samenwerking tussen melkveehouderij en akkerbouw.

Wij zien voor de proefboerderijen, zoals Valthermond en Marwijksoord, in de toekomst een belangrijke rol om te experimenteren met nieuwe teelten, zoals meer eiwitgewassen zoals lupine/ veldbonen ten behoeve van de eiwittransitie. Dit sluit aan op het streefbeeld voor de Veenkoloniën.

Daarnaast stimuleren we nieuwe technologieën om de sector te optimaliseren. Denk bijvoorbeeld aan precisielandbouw, toepassing van Internet of Things (IoT), sensoren, geo-positionering systemen, big data, drones en robotica.

Uitvoering

Dit onderwerp wordt uitgevoerd met het Programma Toekomstgerichte Landbouw, Agenda voor de Veenkoloniën, Innovatie Veenkoloniën, de Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw, AgroAgenda Noord-Nederland, Digitaliseringsagenda en Groene Economische Agenda en heeft ook doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

6.6. Tuinbouw     

Omgevingsbeeld

Het tuinbouwcluster is belangrijk voor de Drentse economie. De tuinbouw is geconcentreerd in Emmen, het cluster Erica en Klazienaveen. Daarnaast bevindt zich in Eelde een distributiecentrum voor bloemen en planten.

Ambitie

De Drentse tuinbouwsector teelt gewassen van hoge kwaliteit. Vanuit economische overwegingen is het onze ambitie om bij te dragen aan het verhogen van de toegevoegde waarde, zowel binnen de Drentse tuinbouwketen als daarbuiten. Een belangrijke ambitie is het verduurzamen van de productie en het verwaarden van kennis, producten en reststromen binnen de tuinbouwketen en de verbindingen met andere ketens. Als het gaat om verduurzamen in deze sector, stimuleren we duurzame opwekking van energie en het gebruik van (rest)warmte. Daarnaast gaat het om het verduurzamen van het waterverbruik (opslag van water, gietwater, grondwateronttrekkingen en het terugdringen van ongezuiverde lozingen). En ook het hergebruik van restproducten vormt een belangrijke verduurzamingsslag en draagt bij aan het sluiten van de kringlopen.

Wij geven de ruimte voor de ontwikkeling van de glastuinbouw op de aangewezen locaties in de clusters Erica en Klazienaveen in de gemeente Emmen. Het clusteren op deze glastuinbouwlocaties is ingegeven vanuit duurzaamheid en de logistieke mogelijkheden. Nieuwvestiging buiten deze clusters wordt uitgesloten.

Uitvoering

Dit onderwerp wordt uitgevoerd met het Programma Toekomstgerichte Landbouw. Tuinbouw is een van de pijlers van het Programma Toekomstgerichte Landbouw. Wij zoeken daarbij samenwerking met de agenda van Greenport Noord

Dit onderwerp heeft ook doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

6.7. Kringloop landbouw binnen de circulaire economie     

Omgevingsbeeld

In Drenthe liggen kansen voor een gunstig vestigingsklimaat voor circulaire landbouwondernemingen. Drenthe is uniek als het gaat om het aantal van oudsher gemengde en samenwerkende bedrijven. Dit past goed binnen ambities met betrekking tot het sluiten van kringlopen en korte ketens. Daarnaast speelt de Drentse agribusiness een grote rol in de eiwittransitie en als toeleverancier van de biogrondstoffen in de biobased economy.

Ambitie

Drenthe wil in 2030, samen met de aangrenzende provincies, in Europa worden gezien als een belangrijke Green Valley. We zetten in op een duurzame ontwikkeling en vergroening van

onze landbouw. Hieronder verstaan we gesloten kringlopen en het gebruik van hernieuwbare grondstoffen. We stimuleren de transitie van fossiele grondstoffen naar duurzame grondstoffen en van een lineaire naar een circulaire economie. Het doel hiervan is kringlopen te sluiten, door afvalstromen van de ene sector te benutten als grondstof voor de andere sector. Ook richten we ons op korte ketens waarbij het gaat om de kortste route van boer naar bord (food) met zo min mogelijk tussenschakels.

Uitvoering

Het programma Toekomstgerichte Landbouw, de Uitvoeringsagenda Circulaire Economie en de Groene Economische Agenda geven richting aan een circulaire landbouwsector. Wij zoeken daarbij samenwerking met de agenda van Greenport Noord.

7. Uitwerking robuust natuursysteem     

Omgevingsbeeld

Drenthe is één van de provincies die opvalt door haar bijzondere natuur. Drenthe kent veertien gebieden die van Europees belang zijn, de Natura 2000-gebieden (8.3% van Drenthe). Deze gebieden maken deel uit van een Europees samenhangend netwerk van de allerbelangrijkste natuurgebieden die Europa kent. Het is dan ook niet vreemd dat natuur, rust en ruimte door de Drenten zijn aangegeven als kernkwaliteiten van onze provincie.

Ambitie

De buitengewone natuur in Drenthe willen we doorgeven en robuuster maken voor de toekomst. De provincie heeft de wettelijke taak om planten en dieren te beschermen, natuur te beheren en nieuwe natuur aan te leggen. Vanuit het Natuurpact en het Nationaal Programma Natuur en vanuit onze eigen ambities zetten we in op het herstellen en het verbeteren van de kwaliteit van de natuur in heel Drenthe.

Het beleid om de natuurgebieden te ontwikkelen tot een robuust netwerk heeft een positief effect op de ontwikkeling van natuurwaarden. De afname van de biodiversiteit in het Natuurnatuurnetwerk (NNN) lijkt te zijn gekeerd, maar niet alle soorten in het NNN hebben een gunstig toekomstperspectief. We blijven inzetten op het verder versterken en verbeteren van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten de NNN.

We hebben voor heel Drenthe een hiërarchie aangebracht in de wijze waarop we aan natuurwaarden werken. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen:

  • Natuurlijk proces. Gebieden waar natuurlijke processen de ruimte krijgen;
  • Bestaande patronen. Gebieden waar het beheer gericht is op het in stand houden van bestaande patronen van natuur, landschap en cultuurhistorie;
  • Agrarisch gebruik. Boerenlandnatuur, waar agrarisch gebruik leidend is;
  • Wonen en werken. Stedelijke gebieden met overgangen stad-land, die door ecologisch beheer bij kunnen dragen aan kwaliteit van natuur en landschap.

Voor de vier typen gebieden is in de hiernavolgende tabel aangegeven welke plek ze in het natuurnetwerk hebben, welke natuur en landschapsdoelen we daar nastreven, hoe we die willen realiseren en hoe we de verantwoordelijkheid daarvoor zien.

De doelen voor deze typen gebieden staan op de kaart ‘Doelen natuur en landschap 2040’. Met deze kaart verwoorden we de doelen voor de langere termijn.

Voor de gebieden waar we zelf verantwoordelijk voor zijn, gebruiken we de kaart als doelenkaart. In gebieden waar anderen verantwoordelijkheid hebben, kan de kaart als inspiratie en leidraad worden gebruikt en om ontwikkelingen te sturen in het licht van de potentiële bijdrage aan natuur en landschap. Daarmee is het een richtinggevende kaart en niet verplichtend.

Uitvoering

In 2013 is het Natuurpact gesloten. Rijk en provincies hebben daarin de afspraken over verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid neergelegd. De provincies hebben vanaf dat moment een grotere verantwoordelijkheid voor (uitvoering van het) natuurbeleid.

Met de Wet natuurbescherming is de verantwoordelijkheid voor de bescherming van gebieden en soorten, het faunabeheer, exoten en de houtopstanden (zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend) grotendeels belegd bij de provincie. Het Rijk is verantwoordelijk voor grootschalige natuur, bijvoorbeeld het IJsselmeer, militaire terreinen en landelijke infrastructuur.

De provincies zijn in Nederland verantwoordelijk voor het natuurbeheer. Zij willen de natuurwaarden behouden en verder ontwikkelen. Daarom verlenen zij subsidie via het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Het Natuurbeheerplan is de basis voor subsidieaanvragen voor (agrarisch) natuurbeheer, omvorming naar natuur én inrichting & kwaliteitsontwikkeling van (bestaande) natuur. Het natuurbeheerplan is verankerd in het SNL.

Om invulling te geven aan de doelen uit het Natuurpact heeft Drenthe in 2016 het Programma Natuurlijk Platteland (PNP) opgezet. Binnen acht deelgebieden vindt, samen met onze gebiedspartners en uitvoeringsorganisatie Prolander, de concrete uitvoering plaats. In een gebiedsgerichte aanpak kijken we daarbij hoe de opgaven van natuur, landbouw, klimaat en water elkaar kunnen versterken.

In 2021 is door het Rijk het Programma Natuur vastgesteld. Met de komst van dit programma en het daaruit voortkomende Uitvoeringsprogramma Natuur Drenthe 2021-2023 wordt de volgende stap gezet om niet alleen NNN te realiseren, maar vooral om de kwaliteit van de Drentse natuur op orde te krijgen.

Natuur als kernkwaliteit heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

De provincie werkt ook aan soortenbescherming, met als belangrijkste basis de Wet Natuurbescherming. Het uitvoerende onderdeel van ons soortenbeleid is uitgewerkt in het Uitvoeringsplan flora en fauna. De focus hierin ligt op soorten waarbij we de positieve beleving ervan willen bevorderen en eventuele negatieve effecten voorkomen en verminderen. Om in te kunnen spelen op veranderingen moet het Uitvoeringsplan flexibel zijn. Voor het in de gaten houden van ontwikkelingen zijn wij afhankelijk van onze partners: zij zijn de ogen en oren in het veld. Ook de rol- en takenverdeling bij soortenbescherming is uitgewerkt in het Uitvoeringsplan flora en fauna.

Op het gebied van beheer en schadebestrijding werken wij samen met de Faunabeheereenheid Drenthe (FBE). De FBE is als organisatie zelfstandig verantwoordelijk voor het planmatig beheer van de coördinatie van een aantal diersoorten waarbij de provincie een voorwaardenscheppende rol heeft.

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering geeft de kaders voor onze inzet op de Gebiedsgerichte aanpak stikstof. Op grond van deze wet moet de provincie medio 2023 een Gebiedsplan Stikstof voor Drenthe vaststellen. De uitvoering loopt tot 2030. De wet legt landelijk te realiseren 'omgevingswaarden' vast voor de te bereiken stikstofreductie.

Om de effecten van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan, zetten we – naast natuurherstel – in op het verminderen van de stikstofdepositie. Het Koersdocument Drentse aanpak Stikstof is kaderstellend voor onze Gebiedsgerichte aanpak stikstof. Daarmee willen we o.a. oplossingen zoeken die gebiedsgericht bijdragen aan verbetering van de milieuomstandigheden voor de natuurgebieden.

De Drentse Bomen- en Bossenstrategie is de Drentse uitwerking van de landelijke Bossenstrategie. De strategie is voortgekomen uit het Klimaatakkoord, waarin Rijk en provincies hebben afgesproken om in Nederland voor 2030 37.000 ha extra bos aan te leggen zodat er met bomen en natuur meer CO2 kan worden opgeslagen. In de bossenstrategie worden onder andere de ambities voor de bosuitbreiding en de opgave voor het vitaal houden van onze bossen verder uitgewerkt.

Het eerdergenoemde Programma Natuurlijk Platteland kent ook het deelprogramma Soortenrijk Drenthe waarmee wordt gewerkt aan het bereiken van een Basiskwaliteit Natuur Drenthe in het Natuur Netwerk Drenthe, buiten NNN.

Buiten de natuurgebieden werken we ook met de Agenda Boer, Burger, Natuur Drenthe aan natuurinclusieve landbouw en de groen-blauwe dooradering als eerste stap om de biodiversiteit te versterken. Dit ter ondersteuning van het agrarisch natuurbeheer.

Om te weten of ons beleid tot de gewenste resultaten leidt, meten we de effecten ervan door monitoring. Resultaten van deze monitoring worden vervolgens geanalyseerd en geduid.

Tot slot houdt de provincie toezicht op de beschermde gebieden, zoals Natura 2000-gebieden, beschermde plant – en diersoorten en houtopstanden. Onze toezichthouders en BOA’s zetten zich in om de natuur te beschermen. Zij zien erop toe of er in het buitengebied activiteiten plaatsvinden die de Drentse natuur kunnen aantasten. Het toezicht en de handhaving (zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk) is met name gericht op de naleving van de Wnb, de provinciaal gestelde algemene regels en de naleving van voorwaarden die in vergunningen en ontheffingen zijn gesteld. Voor het houden van strafrechtelijk toezicht in het buitengebied werken we als provincie samen met onder meer politie en terreinbeheerders. De afzonderlijke organisaties en verantwoordelijkheden blijven daarbij intact. De provincie heeft een wettelijke regierol in de afstemming en coördinatie van het toezicht in onder meer het buitengebied. Om de samenwerking in goede banen te leiden heeft de provincie vanuit deze regierol een groene regisseur aangesteld. De groene regisseur zorgt voor de bevordering van een goede samenwerking en afstemming tussen de verschillende handhavingspartners. Er vindt regelmatig contact plaats tussen de partners in het gebied om de samenwerking en de effectiviteit van de handhaving te vergroten. Ook is er een samenwerkingsconvenant opgesteld, waardoor men op elkaars grondgebied toezicht kan houden en handhaven. Voor de Natura 2000-gebieden is het de wettelijke taak van de provincie om handhavingsplannen op te stellen. Dit doen wij in samenspraak met onze partners in het buitengebied, zodat we daar in de uitvoering ook direct gezamenlijk voordeel van hebben.

Daarnaast dragen wij met onze oog- en oorfunctie in het buitengebied bij aan het tegengaan van ondermijnende criminaliteit in het buitengebied. Wij voelen onze verantwoordelijkheid ook buiten de Natura 2000-gebieden en wij zoeken daarbij de samenwerking met terreineigenaren, gemeenten en waterschappen voor een adequate bescherming van de waarden van natuur en landschap.

7.1. Robuust natuurnetwerk     

7.1.1. Natuurnetwerk Nederland     

Omgevingsbeeld

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een robuuste, samenhangende structuur van natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden, ecologische verbindingen en agrarische gebieden met hoge natuurwaarden, bijvoorbeeld gebieden met agrarisch natuurbeheer.

In 1990 is de nationale overheid gestart met het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die als een netwerk van gebieden moet zorgen voor een duurzame verbetering van flora, fauna, natuurlijke leefgemeenschappen en biodiversiteit. In 2011 is door het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuurbeleid de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid overgegaan van het Rijk naar de provincies. In dit onderhandelingsakkoord zijn afspraken gemaakt over de herijking van de EHS. Vanaf 2014 stelt het Rijk extra middelen beschikbaar voor natuurintensivering. De afspraken zijn vastgelegd in het Natuurpact dat in 2013 is opgesteld. Eén van de afspraken is de realisatie (verwerving en inrichting) van het NNN, de opvolger van de EHS.

Door de provincie zijn zeer kwetsbare gebieden aangewezen. Alleen voor verzuring gevoelige gebieden of delen daarvan zijn gelegen in het Natuurnetwerk Nederland kunnen als zeer kwetsbaar gebied worden aangewezen. Drenthe heeft de zeer kwetsbare gebieden aangewezen op de kaart Wet ammoniak en veehouderij.

Ambitie

Wij zetten in op het realiseren van het Natuurwerk Nederland (NNN) voor de instandhouding en het versterken van de biodiversiteit, conform de afspraken met het Rijk in het Natuurpact.

Bij de ontwikkeling van het NNN zetten wij in op het:

  • Verbinden van natuurgebieden en slechten van barrières;
  • Herstel en verbeteren milieucondities;
  • Benutten van slimme combinaties met andere beleidsopgave, zoals Kaderrichtlijn Water (KRW), water vasthouden en klimaatbuffers en recreatief medegebruik.

Bij nieuwe activiteiten of wijziging van activiteiten zoeken wij aansluiting bij bestaande voorzieningen en zoeken de balans tussen beschermen, beleven en benutten. Hierbij gelden onder andere de regels van de Provinciale Omgevingsverordening. De komende jaren komen er hectares nieuwe natuur bij en gaan we de kwaliteit van de natuur verbeteren. Wij zorgen er samen met maatschappelijke partners voor dat de Drentse natuur robuust wordt. Een vitaal platteland is hierin een van onze speerpunten.

Uitvoering

De provincie is verantwoordelijk voor het realiseren en het behoud van NNN. Binnen het NNN sturen wij – zoals met het Rijk overeengekomen – met regelgeving en met scherp omschreven doelen, vastgelegd in de beheer- en ontwikkelopgave. De actuele kaart van het NNN is de vastgestelde kaart van het NNN in de Provinciale Omgevingsverordening. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen binnen het NNN is de regelgeving in de Provinciale Omgevingsverordening leidend.

De uitvoering van het NNN realiseren wij met het Programma Natuurlijk Platteland. De maatregelen die in het programma staan, vloeien voort uit het Natuurpact en Programma Natuur.

Het NNN wordt afgerond zoals overeengekomen. Deze wettelijke taak is nauw verbonden met nationale en Europese verplichtingen in het kader van Natura 2000, de daaruit voortvloeiende (voormalige) Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Wij stimuleren het Natuurnetwerk Nederland met het Subsidiestelsel Natuur en Landschap.

Binnen het NNN vindt in opdracht van de provincie monitoring plaats volgens afspraken die zijn gemaakt in het kader van de SNL en Natura 2000. De Drentse monitoringsverplichtingen voor Natura 2000 en SNL-gebieden worden uitgevoerd volgens ons Meerjarenprogramma Monitoring.

Onder regie van de provincie verzamelen terreinbeheerders de benodigde natuurinformatie. In samenhang met de abiotische en ruimtelijke gegevens beoordeelt de provincie via een landelijke systematiek de natuurkwaliteit van de gebieden. De resultaten hiervan worden gepubliceerd in de jaarlijkse Voortgangsrapportage Natuur (VRN) en breed gedeeld op onze provinciale website: ‘Dit is Drenthe in feiten en cijfers’.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.2. Ecologische verbindingen     

Omgevingsbeeld

Ecologische verbindingen vormen een essentieel onderdeel van het NNN. Ecologische verbindingen zorgen er voor dat verschillende natuurgebieden met elkaar verbonden zijn. Dit is belangrijk voor de verspreiding van planten en dieren tussen gebieden en voorkomt de versnippering van de Drentse natuur. Met het veranderende klimaat is het belang van de ecologische verbindingen nog groter geworden. Zonder de ecologische verbindingen kan het NNN niet functioneren binnen het huidige landschap.

Ambitie

Voor de instandhouding en het versterken van biodiversiteit, conform de afspraken in het Natuurpact met het Rijk zetten wij de komende jaren in op de verdere ontwikkeling van verbindingen en hiermee de verdere ontsnippering van de Drentse natuur. Daarmee verbinden wij in Drenthe verschillende natuurgebieden binnen het Natuurnetwerk Nederland.

Ecologische verbindingen kunnen ervoor zorgen dat populaties zich weer kunnen hervestigen doordat gebieden verbonden zijn met andere gebieden met restpopulaties. Daarnaast zullen de ecologische verbindingen bijdragen in de verspreiding van soorten, zodat deze mee kunnen verplaatsen met het klimaat waarin zij thuishoren.

Uitvoering

Voor het realiseren van de verbindingen, willen we gebruik maken van bestaande landschapspatronen en zo nodig deze landschapspatronen versterken, waarbij de hoofdfunctie van gebieden gehandhaafd blijft. Het gaat zowel om droge structuren, als houtsingels en wegbermen, als om natte structuren zoals waterlopen, oevers en greppels.

De realisatie van ecologische verbindingen is onderdeel van het Programma Natuurlijk Platteland. Knelpunten bij provinciale en gemeentelijke infrastructuur worden zoveel mogelijk in combinatie met geplande wegwerkzaamheden aangepakt, waarbij voorrang wordt gegeven aan knelpunten in het NNN.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.3. Natura 2000     

Omgevingsbeeld

Drenthe kent veertien gebieden die van Europees belang zijn; de Natura 2000-gebieden. Deze gebieden maken deel uit van een Europees samenhangend netwerk van de belangrijkste natuurgebieden die Europa kent. De Vogel- en de Habitatrichtlijn van de Europese Unie is op deze gebieden van toepassing. Deze gebieden zijn onderdeel van het NNN.

Door de decentralisatie van het natuurbeleid is de provincie verantwoordelijk voor het behalen van de vastgestelde instandhoudingsdoelen voor deze gebieden. De provincie werkt via beheerplannen aan het bereiken van de voor de diverse gebieden vastgestelde doelen. Daarmee is Natura 2000 een belangrijk instrument voor het behoud en het versterken van de biodiversiteit in deze belangrijke Drentse gebieden.

Bij de bescherming van de Natura 2000-gebieden staat het behalen van de instandhoudingsdoelen centraal, in overeenstemming met het rijksbeleid voor deze gebieden. Dat doen we op een manier waarbij de omgeving bijdraagt aan deze doelen en met zo min mogelijk belemmeringen te maken krijgt.

Door de huidige stikstofdepositie staat een belangrijk deel van de kwetsbare natuur onder druk. Te veel stikstof leidt tot verzuring en vermesting en daarmee een vermindering van de biodiversiteit. Dit speelt voor de instandhoudingsdoelen van twaalf van de veertien Natura 2000-gebieden. Ook naast de ''formele'' instandhoudingsdoelen voor deze gebieden is er natuur die schade ondervindt van een overmatige neerslag aan stikstof.

Eén van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van de biodiversiteit is een overmaat aan stikstofneerslag. Ons land kent al decennialang een hoge stikstofemissie en daarom een hoge stikstofbelasting van de natuur. Daardoor zijn veel habitattypen en leefgebieden van aangewezen soorten onder druk komen te staan. Door de cumulatie van stikstof en verzuring in de bodem zal de huidige depositie nog een lange termijn gevolgen hebben. Hierbij maken wij een koppeling met het bodembeleid.

Ook voor andere beleidsterreinen heeft de stikstofproblematiek gevolgen. Er moet namelijk zekerheid zijn dat natuurwaarden niet worden aangetast voordat een economische ontwikkeling op grond van de Wet natuurbescherming kan plaatsvinden. Voor allerlei projecten op het gebied van bijvoorbeeld bouw, industrie, infrastructuur en agrarische bedrijven vraagt dat om het creëren van stikstofruimte, voordat ze kunnen worden uitgevoerd.

Het op orde krijgen van milieucondities, waaronder stikstof, is ook een van de uitdagingen bij het realiseren van een Basiskwaliteit Natuur Drenthe.

Het verminderen van stikstofdepositie is een van de voornaamste uitdagingen voor de komende jaren. Het is niet alleen stikstof waar de natuur last van heeft. We werken aan het wegnemen van zo veel mogelijk van de ''drukfactoren'' om de gestelde natuurdoelen te halen. Zo werken we aan een brede aanpak met onder andere klimaat- en watermaatregelen.

Ambitie

Het behalen van de instandhoudingsdoelen zoals deze zijn gesteld voor de veertien Drentse Natura 2000-gebieden, conform de wettelijke kaders. Voor het afdoende beschermen van de gebieden en het behalen van de instandhoudingsdoelen trekken we samen op met gebiedspartners, waarbij de terrein beherende organisaties en particulieren de herstelmaatregelen in het veld uitvoeren. Gebiedsgericht samenwerken is het devies.

Uitvoering

De precieze uitwerking van de wijze waarop wij de instandhoudingsdoelen voor een gebied willen bereiken, is verwoord in de Natura 2000-beheerplannen van de gebieden. Een Natura 2000-beheerplan geeft o.a. helderheid over de maatregelen die worden genomen om de betrokken natuurwaarden veilig te stellen en de instandhoudingsdoelen te behalen. De realisatie van onze taken voor Natura 2000-gebieden is onderdeel van het PNP.

In 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Naast de landelijke en generieke maatregelen, is een stikstofaanpak nodig op gebiedsniveau. Provincies hebben de rol om deze in een gebiedsgerichte aanpak verder met de partners uit te werken. Drenthe heeft haar aanpak vastgelegd in het ‘Koersdocument Drentse aanpak Stikstof’ (vastgesteld door PS op 21 april 2021). Met onze stikstofaanpak willen we:

  • De mogelijkheden onderzoeken om nieuwe ontwikkelingen op gang te brengen zonder natuur extra te schaden (6.3 Habitatrichtlijn) (HR);
  • Een veerkrachtige natuur in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden realiseren (6.1, 6.2 HR);
  • Bijdragen aan een daling van de stikstofdepositie, eventueel aanvullend op of vervangend aan de bronmaatregelen van het Rijk (6.1 en 6.2 HR).

Op basis van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering moet Drenthe medio 2023 een zogenaamd Gebiedsplan stikstof hebben vastgesteld.

In Natura 2000-gebieden wordt gemonitord of de vanuit de Europese Unie vastgestelde doelen worden behaald. Als de vegetatie en/of dieren binnen Natura 2000-gebieden negatieve effecten ondervinden van stikstofneerslag, wordt extra beleid uitgevoerd om deze stikstofgevoelige natuur te behouden. Ditzelfde geldt ook voor Habitatrichtlijn-soorten buiten Natura 2000-gebieden. Over de stand van zaken van Natura 2000 wordt via het Rijk gerapporteerd aan Europa.

De Drentse monitoringsverplichtingen voor Natura 2000 en SNL-gebieden worden uitgevoerd volgens ons Meerjarenprogramma Monitoring.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.4. Hart van Drenthe     

Omgevingsbeeld

Het Hart van Drenthe wordt gevormd door de brongebieden van de beekdalen Drentsche Aa, Hunze en Elperstroom, waar ‘het blauwe goud’ van Drenthe ontstaat.

Ambitie

Het Hart van Drenthe wordt, net als het Drents Friese Wold, de komende decennia ontwikkeld tot een natuurlijk boslandschap. Water wordt in het gebied vastgehouden, om langzaam zijn eigen weg te kunnen zoeken naar de beken. Zo ontstaat een gebied waar de mens wildernis kan beleven. Het Hart van Drenthe draagt bij aan de instandhouding en het versterken van de biodiversiteit, conform de afspraken uit het Natuurpact met het Rijk.

Uitvoering

De realisatie van Hart van Drenthe is onderdeel van het Programma Natuurlijk Platteland. En maakt tevens onderdeel uit van het Nationaal Park Drentsche Aa. Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.5. Nationale Parken     

Omgevingsbeeld

Drenthe kent rie nationale parken. In deze gebieden komen verschillende functies samen, zoals natuur en landschap in combinatie met landbouw en recreatie.

Ambitie

De provincie heeft de intentie de Drentsche Aa en Zuidwest Drenthe te laten uitgroeien tot de nieuwe standaard voor Nationale Parken. Daarvoor hebben we in 2020 een subsidie van het Rijk ontvangen om samen met partnerorganisaties en inwoners de mogelijkheden verder te verkennen.

Het blijkt dat dit soort gebieden door hun omvang een goede basis zijn voor de ontwikkeling van een hoge kwaliteit natuur en landschap en tegelijkertijd een grote toeristische en recreatieve trekpleister vormen. Landelijk is hiervoor de standaard voor Nationale Parken Nieuwe Stijl ontwikkeld. In deze gebieden kunnen bestaande natuurgebieden beter met elkaar worden verbonden tot een groter samenhangend geheel door middel van ecologische en recreatieve verbindingen. Grotere eenheden kunnen recreatief toeristisch sterk worden ontwikkeld en daarmee een stevige economische impuls geven.

Uitvoering

Het door ontwikkelen van de Nationale Parken is onderdeel van het landelijke programma Nationale Parken Nieuwe Stijl. Het vergroten van de biodiversiteit, bereiken instandhoudingsdoelen natura 2000 en herstel van hydrologisch- en natuursysteem vindt plaats binnen het Programma Natuurlijk Platteland. Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.5.1. Drentsche Aa     

Omgevingsbeeld

Het Drentsche Aa gebied is een bijzonder Nationaal Park en heeft een zogenaamde verbrede doelstelling; er is ook ruimte voor landbouw. Er liggen 21 dorpen en gehuchten in het gebied. De inzet is gericht op het totale stroomgebied (33.000 ha): van brongebieden tot benedenloop, inclusief het Hart van Drenthe.

Het Nationaal Park kent een kwalitatief grote ecologische kwaliteit in een samenhangend landschap, waarbinnen meerdere internationaal aantrekkelijke natuurgebieden zijn gelegen. Deze natuurgebieden onderscheiden zich binnen Nederland én internationaal in kwaliteit (diversiteit aan soorten binnen één samenhangend ecosysteem), aanwezigheid van natuurlijke processen en schaalgrootte. De natuurlijke, landschappelijke en culturele erfgoedwaarden hebben unieke kenmerken in internationaal opzicht en worden ook als zodanig uitgedragen.

Het Nationaal Park is gericht op een duurzaam functionerend beek- en esdorpenlandschap, dat wil zeggen ecologisch vitaal, sociaal aanvaardbaar en economisch (vol)houdbaar . Naast de zorg voor natuur en landschap dient het Drentsche Aa-gebied een leefbaar platteland en ook een toekomstbestendige grondgebonden economie te houden.

Ambitie

Wij zetten in op behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten landschap, natuur, cultuurhistorie, rust, archeologie en aardkundig erfgoed, met als doel de samenhang en de ontwikkeling van afzonderlijke kernkwaliteiten te versterken. Wij streven naar een optimale inrichting van het gebied voor ecologie en toerisme, waarbij internationaal hoogwaardige water- en natuurkwaliteit (Kaderrichtlijn water en Natura 2000) voorop staan. Wij dragen met het Nationale Park de doelen voor het gebied worden gesteld binnen de programma's zoals Natuurlijk Platteland, Toekomstgerichte Landbouw en Vrijetijdseconomie, en nu ook via de Gebiedsgerichte aanpak stikstof uit. Dit levert een inspirerende en dynamische omgeving op, waar cultuurhistorie, natuur en landschap hun verhaal vertellen. Hier kun je wonen, werken en recreëren in een bijzonder aantrekkelijk landschap. De ambities in de Drentsche Aa dragen bij aan een robuust natuur- en watersysteem als schone bron voor drinkwaterwinning.

Uitvoering

Zowel het bepalen als het uitvoeren van de doelstellingen vinden plaats binnen de hier boven genoemde programma's (Natuurlijk Platteland, Toekomstgerichte Landbouw, Vrijetijdseconomie en Stikstof). In het Nationaal Park komen deze opgaven samen en overlegorgaan kan hierover gevraagd en ongevraagd advies geven.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.5.2. Zuidwest Drenthe (Drents-Friese Wold en Dwingelderveld)     

Omgevingsbeeld

In Zuidwest-Drenthe is het toekomstbeeld gericht op natuurgebieden die ecologisch optimaal zijn ingericht met een daarop afgestemde recreatieve inrichting. Ze zijn met elkaar verbonden via beekdalen en talrijke landschapselementen in een overwegend agrarisch gebied met landbouw en ruimte voor nieuwe functies. Hierin geworteld liggen de steden en dorpen van Zuidwest-Drenthe, die in evenwicht zijn met natuur en landschap. Dit levert een inspirerende en dynamische omgeving waar cultuurhistorie, natuur en landschap hun verhaal vertellen. Hier kun je wonen, werken en recreëren in een bijzonder aantrekkelijk landschap.

Ambitie

We versterken de internationaal aantrekkelijke natuurkernen in een samenhangend landschap. Binnen het Nationale Park dragen we de doelen vanuit Vrijetijdseconomie en Toekomstgerichte Landbouw in combinatie met Programma Natuurlijk Platteland uit. De natuurkernen zijn onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en zijn Natura 2000 gebieden. We streven daarmee naar de instandhouding en verbetering van de biodiversiteit. Ook streven we naar het versterken van de Uitwerking kernkwaliteiten landschap, natuur, cultuurhistorie, rust, archeologie en aardkundig erfgoed en het versterken van de toeristisch- recreatieve potentie van het gebied. De natuurlijke, landschappelijke en culturele erfgoed- waarden hebben in samenhang unieke kenmerken, in internationaal opzicht, en deze worden door ons ook als zodanig uitgedragen. Ons toekomstbeeld is gericht op natuurgebieden die integraal deel uitmaken van een gevarieerd landschap en ecologisch en toeristisch optimaal zijn ingericht.

Uitvoering

De ambities voor de Nationale Parken in Zuidwest Drenthe komen samen in het landelijke Programma Nationale Parken (onder Natuurbeschermingswet). De ambities worden gerealiseerd via de verschillende programma's die vanuit de provincie lopen zoals o.a. verwoord in Programma Natuurlijk Platteland en Toekomstgerichte Landbouw.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.6. Gebiedsbescherming     

7.1.6.1. Landgoed Overcingel     

Omgevingsbeeld

Landgoed Overcingel in Assen werd in de jaren 1777/1778 aangelegd aan de zuidoosthoek van de Oostersingel, net buiten het toenmalige dorpscentrum. Het landgoed Overcingel is aangewezen als bijzonder provinciaal natuurgebied, op grond van de in het aanwijzingsbesluit genoemde natuurwaarden en aanwezige cultuurhistorische kenmerken.

Ambitie

Landgoed Overcingel vervult in Assen een belangrijke natuurfunctie. Het karakter van het landgoed is opvallend goed bewaard gebleven binnen een zich steeds ontwikkelende en veranderende stedelijke structuur. De provincie kent aan Overcingel de aanwezige natuurwaarden en aanwezige cultuurhistorische kenmerken toe en vindt het van belang dat het landgoed in huidige vorm behouden blijft.

Uitvoering

Voor een bijzonder provinciaal natuurgebied of -landschap laten wij een beheerplan opstellen dat moet voorzien in maatregelen die de waarden in stand houden.

Dit onderdeel heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.1.6.2. Bosclustering en landgoederen     

Omgevingsbeeld

Het is onze ambitie om de aanleg van nieuwe bossen te stimuleren zowel binnen het NNN als daarbuiten om bij te dragen aan klimaatdoelen in combinatie met andere doelstellingen. Binnen het NNN zal dit in het algemeen een versterking van de biodiversiteit zijn. Buiten het NNN zal de bosaanleg ook mede gestimuleerd worden ter versterking van landschap, leefbaarheid, recreatie, waterbeheer, natuurontwikkeling (biodiversiteit) en de ontwikkeling van bijzondere woonmilieus. Een groot aantal van deze functies kan gecombineerd worden bij de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. De nieuwe landgoederen zijn een expressie van cultuur en natuur in deze tijd. Een landschappelijk ontwerp van het landgoed geïnspireerd door de omgeving, de geomorfologie, de bodem, het water en de toekomstige functies moeten leiden tot een eigentijds ontwerp. Dit ontwerp is zo opgebouwd dat het de landschappelijke inbedding voor het woonhuis oplevert. De landschap architectonische opbouw dient de basis te zijn voor de architectonisch van het huis.

Ambitie

De provincie stimuleert de aanleg van nieuwe bossen en landgoederen. De aanleg van nieuwe bossen is een middel om grotere, aaneengesloten natuurgebieden en ecologische verbindingen te realiseren. Nieuwe bossen dienen verschillende functies te vervullen, zoals recreatie, milieu (CO2- vastlegging) en natuur. Nieuwe bossen dienen aan te sluiten aan bestaande bos- en natuurgebieden of woonkernen, zoals uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsverordening. De ambities voor de bosuitbreiding zijn verder vormgegeven in de Drentse Bomen- en Bossenstrategie.

Ontwikkelen van landgoederen

We stimuleren de ontwikkeling van nieuwe landgoederen als vorm van kleinschalige, nieuwe woonmilieus. Ze vormen een hedendaagse toevoeging aan het landschap en mogen gezien worden als cultuurdaad van deze tijd. Aan nieuwe landgoederen worden hoge eisen gesteld.

Uitvoering

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. In de Drentse Bomen- en Bossenstrategie zijn de ambities verder uitgewerkt voor de bosuitbreiding en nieuwe landgoederen. Uitvoering van de doelen vindt plaats via Programma Natuurlijk Platteland.

7.1.7. Overgangsgebieden     

Omgevingsbeeld

Om gebieden robuuster te maken en de instandhoudingsdoelen voor de Natura 2000-gebieden te bereiken, is het van belang om natuurwaarden in relatie met de nabije omgeving te beschouwen, zoals landbouw en de bebouwde omgeving. In veel gebieden heeft de overgang van natuur naar andere functies nu het karakter van een abrupte overgang. Aandacht voor de gebieden grenzend aan stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden kan nodig zijn om op termijn de instandhoudingsdoelen voor die gebieden te bereiken. In het kader van de Drentse aanpak stikstof wordt gesproken van overgangsgebieden.

Ambitie

De provincie streeft naar robuuste natuur-, water- en landbouwsystemen. De ruimtelijke overgangen van deze robuuste systemen hebben verschillende functies. In die gebieden waar functies samenkomen, zoeken we naar een combinatie van verschillende functies die kunnen bijdragen aan herstel van de waterhuishouding en een zachte overgang tussen stedelijk gebied, landbouw en natuur. Binnen de overgangsgebieden wordt extra aandacht besteed aan de Basiskwaliteit Natuur.

Uitvoering

In het kader van het stikstofbeleid, de evaluatie beregening en drainage en Programma Natuurlijk Platteland gaat de provincie met belanghebbenden verkennen waar overgangsgebieden ontwikkeld kunnen worden en robuuste systemen beter op elkaar moeten worden afgestemd. Vanuit de instandhoudingsdoelen voor de natuurgebieden zijn met name aspecten van stikstofuitstoot en hydrologie in deze gebieden relevant.

Bosuitbreiding in het kader van de Drentse Bomen- en Bossenstrategie of opwekking van duurzame energie kunnen plaatsvinden in de overgangsgebieden. Belangrijk bij het zoeken van de combinaties is de meerwaarde voor het systeemherstel van het aangrenzende natuurgebied.

Het versterken van de biodiversiteit en het watersysteem in de overgangsgebieden zijn onderdeel van het Programma Natuurlijk Platteland.

7.2. Natuurnetwerk Drenthe     

Omgevingsbeeld

Het Natuurnetwerk Drenthe (NND) omvat alle natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en levert een belangrijke bijdrage aan de algemene biodiversiteit. Deze natuur omvat landschapselementen, zoals houtwallen, sloten, bermen, bomen, lanen, akkerranden, kruidenrijke graslanden, boerenerven, kleinere wateren, bosjes en heideterreintjes en ook de natuur in bebouwd gebied.

Het NND levert een belangrijke bijdrage aan de algemene biodiversiteit vanwege de bijdrage aan het leefgebied van bepaalde soorten. Tussen het NNN en het NND bestaat een grote samenhang en onderlinge afhankelijkheid.

Met de soortenrijkdom in het NND gaat het niet goed. Dat zien we onder andere terug in de achteruitgang van de stand van boerenlandvogels, plantendiversiteit, vlinders, bijen en andere insecten. Steeds meer soorten die nu of in het recente verleden algemeen voorkwamen, dreigen zeldzaam te worden. De oorzaken liggen op het gebied van inrichting, beheer en gebruik en milieucondities.

Ambitie

De komende jaren zetten wij in op behoud en ontwikkeling van het Natuurnetwerk Drenthe. Hiermee willen we de biodiversiteit van de Drentse natuur behouden en bevorderen. Wij stimuleren de verschillende overheden, water- schappen, de agrarisch natuurcollectief, particulieren en de terreinbeheerders samen te werken bij het beheer en behoud van deze landschapselementen. De provincie ondersteunt het agrarisch natuurbeheer dat ook een belangrijke bijdrage levert aan het Natuurnetwerk Drenthe. Het Natuurnetwerk Drenthe is onderdeel van de kernkwaliteit natuur.

In het NND werken we aan een beter functionerend ecologisch systeem waarbij algemene soorten algemeen zijn, blijven of worden. We noemen dit, conform het hiertoe door Naturalis opgestelde rapport, een ’Basiskwaliteit natuur’ (BKN). Dit is de minimale kwaliteit van het landschap die nodig is. In Drenthe zien we de Basiskwaliteit natuur als een begrip dat moet helpen om beleid ter bevordering van de biodiversiteit richting te geven, met name in het landelijk gebied. Onze sturing richt zich primair op het realiseren van een passende kwaliteit aan landschap en dienovereenkomstig beheer en gebruik.

Uitvoering

De realisatie van het Natuurnetwerk Drenthe is onderdeel van het Programma Natuurlijk Platteland, en wordt verder uitgewerkt in het deelprogramma Soortenrijk Drenthe.

Voor het NND is De Basiskwaliteit Natuur Drenthe in beeld gebracht, aansluitend op het landelijke rapport over Basiskwaliteit Natuur dat door Naturalis is opgeleverd. Vanuit het rapport worden handvatten aangereikt waarmee de provincie gebiedsgericht aan de slag kan gaan en wordt verder uitgewerkt wat de algemene soorten zijn, die als uitgangpunt genomen zijn voor de BKD. De acties rondom de basiskwaliteit werken door naar de hierna genoemde thema’s die vallen onder de acties binnen NND. De provincie gaat in samenwerking met gemeenten, waterschappen en andere partners de BKD uitwerken.

Wij stimuleren het Natuurnetwerk Drenthe met het subsidiestelsel natuur en landschap.

Omdat er ook planten en dieren buiten natuurgebieden leven, vindt ook hier monitoring plaats. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat maar liefst 45% van onze Drentse biodiversiteit buiten de (grotere) natuurgebieden voorkomt. Via diverse meetnetten uit het landelijke Netwerk Ecologische Monitoring komt trendinformatie beschikbaar waarover het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert. Aanvullend vindt monitoring plaats in het kader van het ANLb. Vanwege het belang van Drenthe voor akkervogels is extra ingezet op beleidsmonitoring van deze gebieden.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.2.1. Landschap     

Omgevingsbeeld

Kleine natuurterreinen en bossen in agrarische gebieden hebben grote waarde vanwege de bijdrage aan het leefgebied van bepaalde soorten of als stapsteen tussen leefgebieden. Oude bosgroeiplaatsen (ouder dan 200 jaar) zijn zeldzaam en herbergen bijzondere natuurwaarden. De karakteristieke Drentse agrarische cultuurlandschappen bieden leefruimte aan diverse planten en diersoorten, maar hebben daarnaast ook een belangrijke ruimtelijke, cultuurhistorische en visuele kwaliteit.

Het vlechtwerk van droge en natte landschapselementen van agrarische gebieden is van provinciaal belang voor de instandhouding van een basiskwaliteit natuur. Denk daarbij aan houtwallen, bermen, poelen en sloten, belangrijke leefgebieden voor bijvoorbeeld amfibieën, boerenlandvogels en allerlei soorten dagvlinders. De groene- blauwe dooradering wordt ook wel ‘het Drents Goud’ genoemd. Het is niet alleen voor de natuur van groot belang, maar ook voor de herkenbaarheid van onze leefomgeving en de aantrekkingskracht die gebieden hebben voor bedrijven, inwoners en toeristen.

Ambitie

Het landschap is belangrijk voor het behoud van de biodiversiteit van het Drentse buitengebied. Deze biodiversiteit willen we behouden en stimuleren de verschillende overheden, waterschappen, de agrarische natuurvereniging, particulieren en de terreinbeheerders om samen te werken bij het beheer en behoud van het landschap.

Uitvoering

De realisatie van de groen-blauwe dooradering is onderdeel van het Programma Natuurlijk Platteland.

In het Uitvoeringsplan Flora- en Fauna en Natuurbeheerplan is meer gedetailleerd vastgelegd langs welke sporen van beleven, benutten en beschermen de groen-blauwe dooradering wordt uitgewerkt.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.2.2. Agrarisch natuurbeheer     

Omgevingsbeeld

Met agrarisch natuurbeheer wordt ingezet op het verbeteren van de leefgebieden van (inter-) nationale en Drentse soorten en het versterken van verbindingen. Dit laatste kan het meest effectief zijn in gebieden direct naast en om natuurgebieden. Agrarisch natuurbeheer wordt ook ingezet om de ecologische verbindende functies van landschapselementen te versterken. Boerenlandvogels zijn een belangrijk onderdeel van het agrarisch natuurbeheer. Speciale aandacht vragen de akker- en weidevogels. Wij zetten ons vooral in voor soorten waarvoor Drenthe een belangrijk leefgebied is. Daarmee zijn de akkervogels voor Drenthe van groter belang dan de weidevogels. De populatie van deze vogels is de afgelopen decennia sterk afgenomen.

Ambitie

Wij zetten agrarisch natuurbeheer in voor vogels van open graslanden en akkers, struwelen en bosjes, voor soorten van sloten en poelen en voor landschap. Het gaat hierbij om de leefgebieden van akker- en weidevogels en het vlechtwerk van droge en natte landschapselementen zoals (droge) ruigten, struwelen, bomenrijen en singels, sloten en poelen (groen- blauwe dooradering). De doelen en middelen zijn onder andere vastgelegd in het Natuurbeheerplan. Ook is in het Natuurbeheerplan aangegeven in welke gebieden bepaalde natuur, agromilieu en klimaatdiensten kunnen worden ingezet. Wij houden bij de uitvoering van het agrarisch natuurbeheer rekening met beleidsdoelen van andere overheden en activiteiten in het landelijk gebied, zoals water-, bodem-, landbouw-, recreatie-, klimaat- en milieubeleid, zodat synergie kan worden bereikt.

Uitvoering

Zowel voor de instandhouding van soorten die gebaat zijn bij agrarisch beheer, het beheer van de landschapselementen en verbreding met andere beleidsdoelen willen we zoveel mogelijk gebruik maken van de middelen voor agrarisch natuurbeheer en van middelen uit Europese bronnen (o.a. het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid).

De basis voor de provinciale inzet ten behoeve van de boerenlandvogels is het agrarisch natuurbeheer (ANLb) en de eindevaluatie Plan van aanpak akker- en weidevogels in Drenthe 2017-2019. Biotoopverbetering, predatiebestrijding en samenwerking vormen de kernelementen in dit plan van aanpak. In de samenwerking binnen het Ermberaad wordt dit verder opgepakt.

In het kader van het ANLb vindt monitoring plaats. Vanwege het belang van Drenthe voor akkervogels is extra ingezet op beleidsmonitoring van deze gebieden.

7.2.3. Steden en dorpen     

Omgevingsbeeld

Ook steden en dorpen spelen een rol bij het behoud van de biodiversiteit van Drenthe. Openbaar groen, zoals parken en bermen, schoolpleinen, (braakliggende) bedrijventerreinen, natuurinclusief bouwen maar ook particuliere tuinen zorgen voor deze biodiversiteit. Door de grote afwisseling van verschillende biotopen op een relatief kleine oppervlakte, komen hier veel verschillende soorten planten en dieren voor. Er zijn zelfs soorten die afhankelijk zijn van het stedelijk gebied, zoals de gierzwaluw.

Vooral de overgangen van de Drentse dorpen en steden naar het landelijk gebied zijn waardevol voor het Natuurnetwerk Drenthe. Ook tijdelijke natuur op braakliggende terreinen kan bijdragen aan het Natuurnetwerk Drenthe, door de natuur daar haar gang te laten gaan.

Een groene leefomgeving bevordert niet alleen de biodiversiteit, maar draagt ook bij aan de waardering voor de natuur en het enthousiasme van mensen om zich in te zetten voor natuur. Daarnaast blijkt uit verschillende onderzoeken dat een groene leefomgeving een positief effect heeft op de mentale en lichamelijke gesteldheid van mensen. Tot slot is een groene leefomgeving van groot belang als middel tegen klimaatverandering. Een groene leefomgeving met voldoende waterelementen is een goede maatregel tegen ‘’hittestress’’.

Ambitie

Wij hebben een ambitie om de biodiversiteit in dorpen en steden te behouden en te bevorderen door de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te verbeteren. Wij streven naar een natuurinclusieve samenleving, met natuurinclusieve dorpen en steden.

Uitvoering

Wij stimuleren door middel van het Programma Natuurlijk Platteland de gemeenten hier invulling aan te geven en we willen vooral gemeenten en lokale groepen die zich inzetten voor een natuurinclusieve samenleving en zorgen voor de aansluiting op het natuurnetwerk, ondersteunen. We willen de potenties van natuur en landschap in deze overgangen onder de aandacht brengen en samenwerking bevorderen tussen burgers, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden rondom woon- en werkgebieden.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.2.4. Multifunctionele verbindingen     

Omgevingsbeeld

Multifunctionele verbindingen zijn, evenals ecologische verbindingen, verbindingen tussen verschillende natuurgebieden met het verschil dat de functie hier geen natuur hoeft te zijn.

Multifunctionele verbindingen zijn belangrijk voor de verspreiding van soorten tussen de verschillende gebieden van het NNN voor gezonde populatie plant- en diersoorten. Ze dragen daarmee bij aan de instandhouding en verbetering van de biodiversiteit. Net als ecologische verbindingen zijn multifunctionele verbindingen ook belangrijk om versnippering van de Drentse natuur te voorkomen.

Deze verbindingen kunnen naast de verbindende functie voor natuur ook een andere functie hebben, zoals bijvoorbeeld recreatie, water, wonen en energie. Bij de ontwikkeling van deze verbindingen wordt gezocht naar passende economische functies binnen deze verbindingen.

Ambitie

Een aantal verbindingen gaan we versterken door ze op te nemen in een gebiedsontwikkeling of door ze te verbinden aan een (economisch-sociale) ontwikkelopgave. Zo willen we op langere termijn (2040) het Dwingelderveld via het Holtingerveld en het Drents-Friese Wold verbinden met de boswachterijen van Grolloo en Schoonloo. Ook willen we de bestaande verbinding tussen het Dwingelderveld en de boswachterijen van Grolloo en Schoonloo via het Scharreveld versterken.

Uitvoering

De realisatie van de multifunctionele verbindingen is onderdeel van het Programma Natuurlijk Platteland.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.2.5. Barrières     

Omgevingsbeeld

Buiten de ecologische en multifunctionele verbindingen vormt (water)weginfrastructuur vaak een onneembare barrière voor planten en dieren.

Ambitie

Wij zien het als een provinciaal belang om verkeersslachtoffers en-ongevallen te voorkomen. Ook een provinciaal belang is natuur te ontsnipperen. Knelpunten in het NNN hebben daarbij prioriteit.

Uitvoering

De realisatie van het passeerbaar maken van barrières is onderdeel van het Programma Natuurlijk Platteland.

Wij stimuleren beheerders om hun infrastructuur passeerbaar te maken. Waar wij zelf betrokken zijn bij onderhoudswerkzaamheden van infrastructuur benutten we kansen om “werk met werk” te maken. Dit kan door deze activiteiten te benutten voor de aanleg van (fauna)voorzieningen, voor instandhouding en verbetering van biodiversiteit en aan te sluiten bij geplande werkzaamheden.

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

7.3. Soortenbeleid     

7.3.1. Leefgebieden     

Omgevingsbeeld

Het behouden en versterken van biodiversiteit is van provinciaal belang en werkt door in meerdere beleidsvelden. We richten ons daarbij zowel in het NNN als in het NND op het uitbreiden en verbeteren van leefgebieden, in lijn met het Natuurpact. Als leefgebieden, zoals hoogveen, heide, bossen en agrarische gebieden met hun bermen, houtwallen en sloten, goed zijn ingericht en goed beheerd worden, is aan de voorwaarden voor herstel voldaan. Dan praten we over de groene dooradering van ons landschap en een goed functionerend netwerk van natuurgebieden. Daar hoort bij dat soorten zich vrij en veilig kunnen bewegen tussen natuurgebieden.

Ambitie

Kortom, we ondersteunen initiatieven en projecten die bijdragen aan duurzaam herstel van soorten en hun leefgebieden en die sterk bijdragen aan de biodiversiteit van Drenthe. Bovendien zullen we bij de uitwerking van andere beleidsonderdelen zoals de Drentse Bomen- en bossenstrategie en initiatieven als de Agenda Boer, burger, natuur Drenthe bezien hoe deze kunnen bijdragen aan duurzaam behoud en herstel van bedreigde soorten en hun leefgebieden. Zo heeft Drenthe bijgedragen aan de redding van de stengelloze sleutelbloem en de zwartblauwe rapunzel in het Drentsche Aa-gebied; twee markante soorten die vrijwel alleen nog in Drenthe voorkomen. Maar ook populaties van andere karakteristieke Drentse soorten zoals de veenvlinders, gentiaanblauwtje, tapuit, knollathyrus, valkruid en lange zonnedauw zijn middels onderzoek, herstel van hun leefgebied en het versterken van de genetische diversiteit versterkt.

Uitvoering

De leefgebieden zijn onderdeel van het programma natuurlijk platteland. Dit onderwerp heeft doorwerking in de provinciale omgevingsverordening en onder andere het Uitvoeringsplan flora- en fauna.

7.3.2. Soortenbescherming     

Omgevingsbeeld

De afgelopen decennia zijn veel maatregelen genomen om de biodiversiteit in stand te houden en ook te herstellen. Dit is terug te zien in herstel of stabilisatie van veel planten- en diersoorten. De laatste decennia hebben zich, als gevolg van verbeterde leefgebieden, in Drenthe nieuwe soorten gevestigd. Voorbeelden hiervan zijn de kraanvogel, oehoe en parnassia. Helaas is er ook voor veel soorten sprake van achteruitgang.

Ambitie

Onze taak om het voortbestaan van planten en dieren te beschermen, is uitvoerig beschreven en verankerd in landelijke wet- en regelgeving. Daarmee is onze verantwoordelijkheid voldoende ingekaderd en beschikken we over de nodige instrumenten om biodiversiteit te beschermen. Het voortbestaan van Drentse soorten hangt veelal samen met de kwaliteit van hun leefgebieden. Wanneer hun leefgebied goed functioneert, kunnen ook de soorten die erin thuishoren zich handhaven en ontwikkelen. In dat geval is er meestal geen aanvullend soortenbeleid nodig.

Aanvullend beleid is wel nodig bij soorten in bedreigde leefgebieden, bij soorten die ook buiten natuurgebieden leven of bij ernstig bedreigde soorten (bijvoorbeeld rode lijstsoorten). Als blijkt dat een ernstig bedreigde soort in het gedrang komt, bijvoorbeeld doordat een andere soort te sterk in aantal toeneemt, kunnen we bijsturen met het hierboven genoemde juridisch instrumentarium. Om te weten hoe het gaat met de Drentse soorten, zijn we afhankelijk van onze partners in het veld. Wij steunen mede daarom vrijwilligers die bijdragen aan herstel, behoud en monitoring van biodiversiteit. Op deze manier houden we een vinger aan de pols.

Wij zetten ons vooral in voor soorten waarvoor Drenthe een belangrijk leefgebied is. Het gaat ons om soorten in leefgemeenschappen die vaak bedreigd zijn en die typisch Drents zijn en waarmee Drenthe in (inter)nationaal opzicht een bijdrage kan leveren aan het behoud van de biodiversiteit. Voorbeelden zijn valkruid, knoflookpad en veenbesparelmoervlinder. Voor deze soorten kan een speciaal project of soortenbeschermingsplan opgezet worden. Ook komen in diverse Drentse landschapselementen zeer bijzondere soorten voor zoals fladderiep en wilde appel, waarbij sprake is van autochtoon genetisch materiaal. Wij stimuleren initiatieven om groeiplaatsen en leefgebieden van autochtoon genetisch materiaal in stand te houden.

Uitvoering

Soortenbescherming is onderdeel van de uitvoering van de Wet natuurbescherming. Uitvoering van de afspraken uit het Natuurpact. In onder andere het Uitvoeringsplan flora- en fauna en de Drentse bomen- en bossenstrategie is meer gedetailleerd vastgesteld langs welke sporen van beleven, benutten en beschermen de soortenbescherming in Drenthe wordt uitgewerkt. Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

Monitoring van beschermde soorten, overlast veroorzakende en invasieve exoten is opgenomen in het Uitvoeringsplan flora en fauna.

7.3.3. Nieuwkomers en exoten     

In deze paragraaf worden de volgende begrippen gebruikt:

Nieuwkomers

Dit is een brede, overkoepelende term. Elke soort die voorheen niet in Drenthe voorkwam, is op het moment dat de soort zich vestigt een nieuwkomer in de provincie. Een soort die zich op eigen kracht vestigt, doet dit door natuurlijke uitbreiding van het verspreidingsgebied van de soort. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van klimaatverandering: soorten die voorheen zuidelijker voorkwamen, doen hun voordeel met het warmere klimaat in het noorden en verspreiden of verplaatsen zich in die richting. Het goed functioneren van het natuurnetwerk is hierbij cruciaal, zodat soorten zich onbelemmerd tussen gebieden kunnen bewegen.

Alle nieuwkomers die op eigen kracht komen zijn welkom onder voorbehoud van schade en andere negatieve (maatschappelijke) effecten.

Inheemse soort

Een soort die in een gebied thuishoort, wordt inheems genoemd. Dit is het geval wanneer een soort zonder menselijk ingrijpen (van nature) momenteel in het gebied voorkomt of in het verleden in het gebied voorkwam. Een soort inheems noemen is dus per definitie subjectief en niet elke soort laat zich even makkelijk in een categorie indelen. Het hangt er soms maar vanaf op welke schaal in tijd en ruimte je kijkt naar het voorkomen van de soort.

Exoten

Nieuwkomers die van nature niet in Nederland voorkomen, zijn exoten. Dat betekent dat exoten altijd door menselijk handelen geïntroduceerd zijn (opzettelijk of onopzettelijk). Ze zijn daarbij over een onneembare natuurlijke barrière gedragen, zoals de oceaan, bergketens of een zeer grote afstand over land.

Invasieve exoten van de Unielijst (Unielijst-exoten)

Exoten die inheemse soorten gaan overwoekeren of op een andere wijze schade aanrichten aan het ecosysteem, worden invasief genoemd. Er kan ook schade optreden aan (andere) wettelijke belangen, zoals landbouwschade, de volksgezondheid of de verkeersveiligheid.

Op 3 augustus 2016 is de EU-exotenverordening 1143/2014 van kracht geworden waarin verboden opgenomen zijn omtrent handel, kweek, transport en import van een aantal schadelijk exoten. Tevens zijn hierin bepalingen opgenomen over de bestrijding van invasieve exoten die op de Unielijst zijn opgenomen. Deze lijst van te bestrijden schadelijke exoten is samengesteld door een internationaal team van deskundigen en belanghebbenden op het gebied van invasieve exoten. Zij hebben op basis van expert judgement vastgesteld welke exoten zo’n groot risico op schade met zich meebrengen, dat ze bestreden moeten worden.

De Unielijst is aan evaluatie onderhevig. Overheden die met de bestrijding van invasieve exoten belast zijn, kunnen in overleg voorstellen wijzigingen aan te brengen en soorten toe te voegen of te laten verwijderen.

Omgevingsbeeld

Er zijn planten en dieren die nu niet in Drenthe voorkomen maar die kunnen bijdragen aan de Drentse biodiversiteit. Nieuwkomers die zich zelfstandig vestigen door vergroting van het Europese areaal (bijvoorbeeld door klimaatverandering) zijn daarom welkom. Maar er zijn er ook nieuwkomers die een bedreiging vormen voor de huidige biodiversiteit of negatieve maatschappelijke effecten kunnen hebben. Dergelijke nieuwkomers moeten beheerd of bestreden worden. Belangrijke vraagstukken zijn daarbij of deze nieuwkomer in Drenthe thuishoort, of het gaat om spontane vestiging en verwachte effecten van de komst van de nieuwkomer.

Groot wild

Mede door het realiseren van robuuste natuur voelt groot wild (edelherten, damherten en wilde zwijnen) zich steeds meer thuis in Drenthe. Deze dieren zijn welkom en kunnen een stimulans zijn voor de natuurbeleving. Maar de aanwezigheid van groot wild brengt niet alleen lusten met zich mee. Het is belangrijk om oog te houden voor álle belangen die spelen bij de aanwezigheid van groot wild, zoals verkeersveiligheid, bescherming van natuur, landbouwschade of overlast.

Het edelhert is inmiddels al aanwezig in Drenthe. Hoewel het naar verwachting nog steeds een flink aantal jaren kan duren voordat de soort zich hier echt vestigt, is er wel sprake van spontane vestiging van een enkel dier. Er wordt geen nulstand gehanteerd voor spontane vestiging

Het damhert laat zich voorlopig nog niet zien in Drenthe. De waarnemingen in de provincie betreffen tot nu toe steeds dieren die zijn ontsnapt of uitgezet vanuit hertenkampjes of parkjes. Dergelijke onnatuurlijke introductie van de soort is ongewenst, omdat zij vanwege hun onnatuurlijk gedrag gevaar opleveren voor met name de verkeersveiligheid (zoals in de Waterleidingduinen of op sommige locaties in Friesland). Om die reden hanteren wij een nulstand middels een opdracht aan buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s). Er wordt niet overgegaan tot introductie van de soort, maar er wordt geen nulstand gehanteerd voor spontane vestiging.

Tegenover de komst van het wild zwijn staan wij wat voorzichtiger. Het wild zwijn brengt een risico met zich mee voor onder andere de verkeersveiligheid en voor schade aan de veehouderijen door dierziekten.

Invasieve exoten

In het geval een nieuwkomer een invasieve exoot is, is de situatie anders. Invasieve exoten staan op de Unielijst (uit de EU-exotenverordening) omdat ze in delen van de Europese Unie schade toebrengen (of dat in de toekomst waarschijnlijk zullen gaan doen) aan de biodiversiteit en/of ecosysteemdiensten. Voor soorten die op de Europese Unielijst staan, hebben wij een wettelijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat ze zoveel mogelijk in aantal worden gereduceerd. Ook exoten die niet op de Unielijst staan, maar die wel een bedreiging vormen voor de Drentse biodiversiteit, moeten we bestrijden.

Ambitie

Groot wild

Om ons voor te bereiden op een groeiende populatie van edelhert in de toekomst, wordt nu al, mede op basis van de hierboven geschetste belangen, nagedacht over de wijze van beheer. Dit om onwenselijke situaties te voorkomen.

Bij toenemende aantallen moet ook bij het damhert worden nagedacht over de wijze van beheer.

Wij gaan onderzoeken hoe groot de risico’s van het wild zwijn zijn en hoe we die effectief kunnen reduceren. Tot wij hier meer duidelijkheid over hebben, blijven we vanuit het voorzorgsprincipe de nulstand handhaven via eerdergenoemde opdracht aan BOA’s.

Voor deze drie soorten zijn wij doorlopend in gesprek met onze partners. Zo brengen wij met deze partners de randvoorwaarden op een gebiedsgerichte manier in kaart. Gezien het grensoverschrijdende karakter van het voorkomen van groot wild, en vanwege de ervaring die elders is opgedaan met deze soorten, is er ook regelmatig overleg en afstemming met andere provincies.

Invasieve exoten

De bestrijding van invasieve exoten wordt uitgewerkt in het Uitvoeringsplan flora en fauna. De centrale vraag hierbij is steeds op welke wijze de soort effectief bestreden kan worden. Wij voeren regie op prioritering, coördinatie en communicatie. Er vindt daarom overleg plaats met onze partners zoals gemeenten, water- en wegbeheerders en faunabeheerders.

Uitvoering

Deze onderdelen worden verder uitgewerkt in het Uitvoeringsplan flora- en fauna. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de Soorten Effecten Rapportage (SER).

Monitoring van beschermde soorten, overlast veroorzakende en invasieve exoten is opgenomen in het Uitvoeringsplan flora en fauna.

7.3.4. Schade en overlast     

Omgevingsbeeld

We willen primair door kennisoverdracht overlastproblemen met wilde planten en dieren beperken. We geven hierbij speciale aandacht aan soorten die in Drenthe nieuw verschijnen of sterk toenemen in aantal of verspreiding en waarover nog geen brede kennis en ervaring is opgedaan. We zullen, in afstemming en samenwerking met organisaties die een taak of rol hebben op het vlak van publieksvoorlichting, risicosoorten benoemen en voorlichting bevorderen.

Voor een aantal wettelijk beschermde diersoorten die schade of overlast geven, is de

Faunabeheereenheid Drenthe het orgaan dat de uitvoering van het provinciale beleid coördineert om de schade te beperken. De daadwerkelijke uitvoering gebeurt door vrijwilligers georganiseerd in Wildbeheereenheden. De focus ligt daarbij op soorten die relatief veel landbouwschade veroorzaken, zoals ganzen, of een risico vormen voor verkeersveiligheid, zoals reeën.

Voor soorten die geen overlast geven of niet worden bedreigd formuleren we alleen beleid als dat wettelijk is verplicht of als er een relatie is met andere, te beschermen soorten of gebieden. Voor soorten die streng beschermd zijn en toch schade of overlast kunnen veroorzaken, zoals de bever en de wolf, zullen we de aanpak uitvoeren conform de landelijke en in interprovinciaal verband opgestelde protocollen. Voor het voorkomen van schade en het bestrijden van overlast binnen en buiten de bebouwde kom is in sommige gevallen de totstandkoming van (gemeentelijke) soortenmanagementplannen een goede oplossing.

Ambitie

Ons beleid is gericht op een goede balans tussen de opdracht om de soorten die schade veroorzaken duurzaam in stand te houden en het op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau houden van schade en overlast. Doden van dieren is daarbij in beginsel de laatste maatregel, als er geen andere oplossing gevonden kan worden.

Uitvoering

In het Uitvoeringsplan flora en fauna en een aantal specifieke protocollen is dit onderwerp verder uitgewerkt. Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening.

Monitoring van beschermde soorten, overlast veroorzakende en invasieve exoten is opgenomen in het Uitvoeringsplan flora en fauna.

7.3.5. Ganzen     

Omgevingsbeeld

Nederland is van groot belang voor overwinterende watervogels. Van soorten als kolgans, toendrarietgans, grauwe gans en brandgans overwintert meer dan de helft van de Noordwest-Europese populatie in ons land. Volgens de Europese Vogelrichtlijn zijn soorten zoals de grauwe gans beschermd. Nederland draagt daarmee een internationale verantwoordelijkheid en verplichting voor het bieden van rust, ruimte en voedsel voor ganzen en smienten in de winter. In de provincie Drenthe zijn ganzenrustgebieden aangewezen. Er kunnen meer rustgebieden worden aangewezen. De populaties ganzen die in Nederland broeden en/of hier de rui doorbrengen zijn de laatste jaren sterk gegroeid. Dit is deels het gevolg van de betere bescherming van ganzen. Daarnaast is dit ook een gevolg van het sterk veranderende landschap met veel meer voedsel (eiwitrijk gras) en meer broedgelegenheid dan voorheen. Het groeiende aantal ganzen, zowel in de zomer als in de winter, wordt als een steeds groter probleem ervaren door de schade die ganzen kunnen aanrichten aan landbouwgewassen.

Ambitie

Ganzen veroorzaken van alle diergroepen in Drenthe verreweg de meeste landbouwschade. Om te komen tot een vermindering van de schade moet rekening gehouden worden met verschillende belangen. Wij vinden het van belang dat wordt ingezet op de balans tussen beschermen en beheren. Hierbij gaat het bij beschermen om de internationale verplichting die Nederland heeft voor trekganzen en bij beheren om het voorkomen van een verdere stijging van de schadecijfers. Om voor het uit te voeren beleid een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak te krijgen zal de uitvoering van het ganzenbeleid gebaseerd worden op een nog op te stellen ganzenakkoord (GAK). De randvoorwaarden voor het GAK zullen worden opgenomen in het Uitvoeringsplan flora en fauna.

Uitvoering

Dit onderwerp heeft doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. Ook wordt dit verder uitgewerkt in het Uitvoeringsplan flora en fauna.

8. Robuust watersysteem     

8.1. Het Drentse watersysteem     

Omgevingsbeeld

Alle Drentse watersystemen vinden hun oorsprong in Drenthe. Dit geeft unieke mogelijkheden om de potenties van de watersystemen optimaal te benutten. De watersysteem- benadering is daarbij een van de ordenende principes in ons omgevingsbeleid.

Ambitie

We streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem met een goede waterkwaliteit. Het gaat hierbij om:

  • Een zo groot mogelijke voorraad zoet grondwater van een goede kwaliteit, beschikbaar voor mens, landbouw en natuur en daarbij een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening.
  • Een robuust watersysteem, dat zodanig is ingericht dat de risico’s op wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
  • Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater, gebaseerd op de normen van de KRW.
  • Een zodanige kwaliteit van het grondwater dat het zonder ingrijpende en kostbare zuivering geschikt is voor de bereiding van drinkwater.

8.2. Functies van het regionale watersysteem     

Omgevingsbeeld

Klimaatverandering heeft onder andere als effect dat er in de winter meer neerslag valt en in het voorjaar en de zomer vaker perioden met droogte en hoge temperatuur voorkomen. Het wordt niet alleen droger, ook komen er in de zomer vaker heftige buien voor. Dit leidt tot wateroverlast in de bebouwde kom en in de landbouwgebieden. Droogte betekent dat beken en waterlopen kunnen droog- vallen en grondwaterstanden gaan dalen. Langere en heviger perioden van droogte kunnen leiden tot economische schade, met name voor de landbouw en natuur.

8.2.1. Landbouwfunctie van watersystemen en multifunctionele functie van watersystemen     

Ambitie

De waterhuishouding in gebíeden met een landbouwfunctie of multifunctionele functie is, binnen de mogelijkheden van het watersysteem, afgestemd op de landbouw. Hierbij wordt de grondwatervoorraad zoveel mogelijk vergroot door ondiep af te wateren. Om deze ambitie te realiseren wordt gebiedsgericht samengewerkt met Waterschappen en andere partijen in de regio.

Uitvoering

De provincie stelt kaders en strategische doelen vast voor het regionale waterbeheer. Hieronder vallen ook de normen voor regionale wateroverlast. De uitvoering hiervan is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027. De normering wateroverlast is tevens opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

Bij gebiedsontwikkeling streven wij, daar waar dit van toepassing is, naar vermindering van veenoxidatie. In het Regionaal Waterprogramma is opgenomen dat we de omvang van de opgave veenoxidatie gaan verkennen, waarbij de (technische) mogelijkheden en de maatschappelijke kosten en baten globaal in kaart worden gebracht.

8.2.2. Natuurfunctie van watersystemen     

Ambitie

De waterhuishouding in gebieden met een natuurfunctie is, binnen de mogelijkheden van het watersysteem, afgestemd op de natuur. Het regionale grondwatersysteem draagt bij aan het handhaven van de gewenste grondwaterstand voor de natuurfunctie, maar dit zal niet altijd toereikend zijn bij een watertekort in extreem droge jaren.

Uitvoering

De provincie stelt kaders en strategische doelen vast voor het regionale waterbeheer. Hieronder vallen ook de normen voor regionale wateroverlast. De uitvoering hiervan is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027. De normering wateroverlast is tevens opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

Wij verbinden de uitvoering van de wateropgave zoveel mogelijk met de uitvoering van het natuurbeleid (Programma Natuurlijk Platteland), waarbij voor hydrologisch herstel water in natuurgebieden wordt vastgehouden. Dit draagt ook bij aan het voorkomen van wateroverlast benedenstrooms.

8.2.3. Oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater     

Omgevingsbeeld

Het oppervlaktewater van de Drentsche Aa wordt benut voor de drinkwatervoorziening van de stad Groningen. In droge periodes kan de afvoer van de Drentsche Aa te laag worden om de winning op de gewenste capaciteit te houden.

Ambitie

De kwaliteit en de kwantiteit van het oppervlaktewater van de Drentsche Aa is geschikt voor de openbare drinkwatervoorziening.

Uitvoering

De uitvoering van ons beleid is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.2.4. Robuuste beekdalen     

Ambitie

In de beekdalen behouden wij de ruimte voor water. De waterhuishouding in de beekdalen draagt bij aan de grondwatervoorraad en het voorkomen van wateroverlast.

Uitvoering

De provincie stelt kaders en strategische doelen vast voor het regionale waterbeheer. Hieronder vallen ook de normen voor regionale wateroverlast. De uitvoering hiervan is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027. De normering wateroverlast is tevens opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

In de beekdalen worden kapitaalintensieve functies zo veel mogelijk geweerd. Bij kapitaalintensieve functies is er bij wateroverlast sprake van een grote schade. Kapitaalintensieve functies zijn onder andere woon- en werkgebieden, glastuinbouw, kwekerijen en intensieve veehouderijen. Nieuwe kapitaalintensieve functies in beekdalen zijn alleen toegestaan als aan de vier voorwaarden is voldaan:

  • Er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang;
  • Er zijn geen alternatieven;
  • de functie vormt op de locatie geen feitelijke belemmering om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten;
  • Het negatieve effect op het watersysteem wordt in het plan gecompenseerd.

In de beekdalen worden geen beperkingen opgelegd aan bestaande bedrijfsgebouwen van een grondgebonden landbouwbedrijf zonder kapitaalintensieve tweede tak.

Het zogenaamde‘Nee, tenzij’ beleid is opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

8.2.5. Waterbergingsgebieden     

Omgevingsbeeld

Alle Drentse watersystemen vinden hun oorsprong in Drenthe. Dit geeft unieke mogelijkheden om de potenties van de watersystemen optimaal te benutten. De watersysteem- benadering is daarbij een van de ordenende principes in ons omgevingsbeleid.

Klimaatverandering heeft onder andere als effect dat er in de winter meer neerslag valt en in het voorjaar en de zomer vaker perioden met droogte en hoge temperatuur voorkomen. Het wordt niet alleen droger, ook komen er in de zomer vaker heftige buien voor. Dit kan leiden tot wateroverlast in de bebouwde kom en in de landbouwgebieden.

Ambitie

Wij streven naar een robuust, duurzaam, veerkrachtig en klimaatbestendig watersysteem. Dit is zodanig ingericht dat de risico’s op wateroverlast en watertekort voor landbouw-, natuur- en -woonfuncties tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Uitvoering

Waterbergingsgebieden

Wij zorgen ervoor dat de functie waterberging in de bergingsgebieden langjarig gehandhaafd blijft. Dit onderwerp heeft daarom een doorwerking in de Provinciale Omgevingsverordening. De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

De provincie heeft ook als taak om de kaders vast testellen voor regionale keringen. De kaders zijn opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

8.2.6. Water in de stad     

Omgevingsbeeld

Klimaatverandering heeft onder andere als effect dat er in de winter meer neerslag valt en in het voorjaar en de zomer vaker perioden met droogte en hoge temperatuur voorkomen. Het wordt niet alleen droger, ook komen er in de zomer vaker heftige buien voor. Dit kan leiden tot wateroverlast in de bebouwde kom. Bovendien kan als gevolg van hoge temperaturen hitte-stress optreden in de bebouwde omgeving.

Ambitie

De waterhuishouding in het stedelijk gebied draagt bij aan het voorkomen van effecten van klimaatverandering en is bovendien uit oogpunt van beleving van toegevoegde waarde voor de leefomgeving.

Uitvoering

Wij vinden dat bij de ontwikkelingen van steden en bebouwd gebied rekening moet worden gehouden met de effecten van klimaatverandering. Belangrijk is dat huiseigenaren, bedrijven en instellingen terughoudend zijn met het aanleggen van meer verhard oppervlak. Het aanleggen van vegetatiedaken en het opvangen en hergebruiken van regenwater kunnen bijdragen aan de stedelijke wateropgave. Bij aanpassing van gebouwen en infrastructuur wordt rekening gehouden met vitale functies; de infrastructuur is dusdanig ingericht dat kwetsbare groepen ook bij wateroverlast geëvacueerd of geholpen kunnen worden.

Voor de meer extreme afvoerpieken is extra ruimte in de bebouwde kom nodig. Als die ruimte er niet is kan, in overleg met het waterschap, een oplossing buiten het stedelijk gebied worden gezocht.

Water in de stad heeft een aantal belangrijke nevenfuncties. Zo kan het bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit, biedt het mogelijkheden tot recreatie en draagt het bij aan het beperken van de gevolgen van hitte. Wanneer vroeg in de ontwerpfase rekening wordt gehouden met de water- opgaven, biedt dit kansen voor deze nevenfuncties in steden. Ook veiligheid en volksgezondheid stellen randvoorwaarden aan de inrichting en de kwaliteit van het stedelijk water.

8.2.7. Zwemwater     

Ambitie

Wij streven naar zwemwater dat voldoet aan de EU-richtlijn voor schoon en veilig zwemwater.

Uitvoering

Wij wijzen op grond van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden jaarlijks de locaties voor zwemwater aan. De waterschappen stellen op grond van de EU-zwemwaterrichtlijn (2006) voor iedere zwemwaterlocatie een zwemwaterprofiel op. Hierin zijn onder meer de toestand van het water, de mogelijke vervuilingsbronnen en de benodigde maatregelen (zowel gericht op kwaliteit als op veiligheid) beschreven.

8.3. Oppervlaktewaterkwaliteit     

8.3.1. KRW-oppervlaktewaterlichamen (beken en kanalen, meren)     

Omgevingsbeeld

De oppervlaktewaterkwaliteit is door de uitgevoerde maatregelen waarneembaar verbeterd, maar binnen de systematiek van de Kaderrichtlijn Water wordt nog niet aan alle doelen voldaan. Dat komt enerzijds doordat het niet voldoen aan één van de vele parameters al snel leidt tot een onvoldoende oordeel. Ook de mate waarin alle maatregelen bijdragen aan het doel zijn wel eens overschat. Wel zien we op de meeste onderdelen een positieve ontwikkeling, maar het vraagt tijd voordat effecten/resultaten van maatregelen zichtbaar zijn in de vorm van kwaliteitsverbetering.

Ambitie

Wij streven naar schoon grond- en oppervlaktewater voor mens, natuur, landbouw en drinkwatervoorziening. De grond- en oppervlaktewaterkwaliteit voldoet aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water 2027. Voor de periode tot 2027 zijn de doelen concreet vastgelegd in Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

Uitvoering

De provincie is verantwoordelijk voor het vaststellen van de oppervlaktewaterlichamen en de bijbehorende doelen. De waterschappen staan aan de lat voor de uitvoering van maatregelen in de oppervlaktewaterlichamen. Ten aanzien van het voorkomen van diffuse belasting met meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen ligt er een belangrijke taak bij het Rijk. De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4. Grondwater     

8.4.1. KRW-grondwaterlichamen     

Omgevingsbeeld

De toestand van de grondwaterlichamen is conform de KRW-systematiek als goed beoordeeld. Lokaal staat de kwaliteit van het grondwater wel onder druk. Bij 75% van de drinkwaterwinningen is sprake van een actueel risico voor achteruitgang van de ruwwaterkwaliteit vanwege aanwezige belastingen die afkomstig zijn van landbouw en bodemverontreinigingen/industrie. In een aantal grondwaterbeschermingsgebieden spoelt te veel nitraat uit. Er is sprake van vergrijzing van het grondwater door toename van opkomende stoffen.

Ambitie

Wij streven naar schoon grondwater voor mens, natuur, landbouw en drinkwatervoorziening. De grondwaterkwaliteit voldoet aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water 2027. Voor de periode tot 2027 zijn de doelen concreet vastgelegd in Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

Uitvoering

De provincie is verantwoordelijk voor het vaststellen van de grond- en oppervlaktewaterlichamen en de bijbehorende doelen. Bovendien is de provincie verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen in de grondwaterlichamen. Ten aanzien van het voorkomen van diffuse belasting met meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen ligt er een belangrijke taak bij het Rijk. De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.2. Grondwater voor drinkwater     

Omgevingsbeeld

De provincie heeft een wettelijke verantwoordelijkheid voor het beheer van de grondwatervoorraad. Op basis van de Drinkwaterwet (artikel 2) heeft de provincie een zorgplicht voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. De drinkwatervoorziening is van groot belang voor de volksgezondheid en daarmee van groot openbaar belang. Hiervoor stellen wij grondwater beschikbaar. Grondwater is een relatief schone bron voor de drinkwatervoorziening en is beter te beschermen dan oppervlaktewater. Daarnaast is de beschikbaarheid van grondwater in droge zomers beter geborgd.

Ambitie

Voldoende grondwater met een goede kwaliteit voor de openbare drinkwatervoorziening.

Uitvoering

Aan de locaties van bestaande winningen voor de openbare drinkwatervoorziening hebben we de functie grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening toegekend. Bij de inrichting van een grondwaterwinning staat de duurzaamheid van de winning voorop. We geven hierbij de voorkeur aan een integrale benadering. Daarbij worden de effecten op de omgeving geminimaliseerd, bijvoorbeeld door het oppervlaktewaterbeheer aan te passen.

De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.2.1. Wateroogstgebied Hunze     

Omgevingsbeeld

In de ondergrond van Drenthe ligt een aanzienlijke voorraad zoet grondwater dat niet alleen van belang is voor de drinkwatervoorziening, maar ook voor natuur, landbouw, industrie en het leveren van energie. Klimaatverandering kan tot gevolg hebben dat de vraag naar drinkwater in de toekomst gaat stijgen. In het kader van de Structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) van het Rijk is afgesproken dat de provincies voldoende grondwater reserveren voor de drinkwatervoorziening voor het geval de vraag sterk zou gaan stijgen als gevolg van klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen.

Ambitie

Het Hunze beekdal is aangeduid als wateroogstgebied. We houden zoveel mogelijk water vast in het stroomgebied van de Hunze, met het oog op compensatie van grondwaterwinningen in de benedenloop.

Uitvoering

Het vasthouden van water nemen we mee in de uitvoering van de inrichting van NNN in het Programma Natuurlijk Platteland.

8.4.2.2. Aanvullende strategische voorraad bestaande winningen     

Omgevingsbeeld

Klimaatverandering kan tot gevolg hebben dat de vraag naar drinkwater in de toekomst gaat stijgen. In het kader van de Structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) van het Rijk is afgesproken dat de provincies voldoende grondwater reserveren voor de drinkwatervoorziening voor het geval de vraag sterk zou gaan stijgen als gevolg van klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen. Landelijk is afgesproken om hierbij in onze regio uit te gaan van een scenario met 25% groei van de vraag naar drinkwater in 2050. Daarnaast kan, als gevolg van waterkwaliteitsproblemen bij bestaande winningen, de vraag naar grondwater in de toekomst gaan stijgen.

Ambitie

Voldoende grondwater met een goede kwaliteit voor de openbare drinkwatervoorziening.

Uitvoering

Bij de winningen Beilen, Holtien, Ruinerwold, Dalen en Valtherbos is ruimte voor een Aanvullende Strategische Voorraad voor de drinkwatervoorziening. De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.2.3. Aanvullende strategische voorraad Hunze     

Omgevingsbeeld

Klimaatverandering kan tot gevolg hebben dat de vraag naar drinkwater in de toekomst gaat stijgen. In het kader van de Structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) van het Rijk is afgesproken dat de provincies voldoende grondwater reserveren voor de drinkwatervoorziening voor het geval de vraag sterk zou gaan stijgen als gevolg van klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen. Landelijk is afgesproken om hierbij in onze regio uit te gaan van een scenario met 25% groei van de vraag naar drinkwater in 2050. Daarnaast kan, als gevolg van waterkwaliteitsproblemen bij bestaande winningen, de vraag naar grondwater in de toekomst gaan stijgen.

Ambitie

Voldoende grondwater met een goede kwaliteit voor de openbare drinkwatervoorziening.

Uitvoering

Tussen de bestaande grondwaterwinningen Annen/Breevenen en De Groeve reserveren we ruimte voor een Aanvullende Strategische Voorraad voor de drinkwatervoorziening. De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.2.4. Zoekgebied aanvullende strategsiche voorraad Leek-Roden     

Omgevingsbeeld

Klimaatverandering kan tot gevolg hebben dat de vraag naar drinkwater in de toekomst gaat stijgen. In het kader van de Structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) van het Rijk is afgesproken dat de provincies voldoende grondwater reserveren voor de drinkwatervoorziening voor het geval de vraag sterk zou gaan stijgen als gevolg van klimaatverandering en sociaal-economische ontwikkelingen. Landelijk is afgesproken om hierbij in onze regio uit te gaan van een scenario met 25% groei van de vraag naar drinkwater in 2050. Daarnaast kan, als gevolg van waterkwaliteitsproblemen bij bestaande winningen, de vraag naar grondwater in de toekomst gaan stijgen.

Ambitie

Voldoende grondwater met een goede kwaliteit voor de openbare drinkwatervoorziening.

Uitvoering

Wij gaan samen met de Provincie Groningen de mogelijkheid voor een ASV verkennen in het zoekgebied Leek-Roden. De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.2.5. Strategische winning Darperweiden     

Omgevingsbeeld

Klimaatverandering kan tot gevolg hebben dat de vraag naar drinkwater in de toekomst gaat stijgen. In het kader van de Structuurvisie voor de ondergrond (STRONG) van het Rijk is afgesproken dat de provincies voldoende grondwater reserveren voor de drinkwatervoorziening voor het geval de vraag sterk zou gaan stijgen als gevolg van klimaatverandering en sociaal-economische ontwikkelingen. Landelijk is afgesproken om hierbij in onze regio uit te gaan van een scenario met 25% groei van de vraag naar drinkwater in 2050. Daarnaast kan, als gevolg van waterkwaliteitsproblemen bij bestaande winningen, de vraag naar grondwater in de toekomst gaan stijgen.

Ambitie

Voldoende grondwater met een goede kwaliteit voor de openbare drinkwatervoorziening.

Uitvoering

Wij gaan de mogelijkheid voor een ASV verkennen in de omgeving van Darperweiden. De uitvoering van ons beleid is verder opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.3. Grondwaterbescherming     

8.4.3.1. Waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied     

Omgevingsbeeld

De toestand van de grondwaterlichamen is conform de KRW-systematiek als goed beoordeeld. Lokaal staat de kwaliteit van het grondwater wel onder druk. Bij 75% van de drinkwaterwinningen is sprake van een actueel risico voor achteruitgang van de ruwwaterkwaliteit vanwege aanwezige belastingen die afkomstig zijn van landbouw en bodemverontreinigingen/industrie. In een aantal grondwaterbeschermingsgebieden spoelt te veel nitraat uit. Er is sprake van vergrijzing van het grondwater door toename van opkomende stoffen.

Ambitie

Een duurzame veiligstelling van het grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening conform de Kaderrichtlijn Water. We beschermen om te blijven!

Uitvoering

De uitvoering van ons beleid is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.3.2. Verbodszone diepe boringen     

Omgevingsbeeld

De grondwateronttrekkingen voor de drinkwatervoorziening onder kleilagen worden beschermd tegen beïnvloeding vanaf het maaiveld.

Ambitie

Een duurzame veiligstelling van het grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening conform de Kaderrichtlijn Water. We beschermen om te blijven!

Uitvoering

De uitvoering van ons beleid is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

8.4.3.3. Grodnwaterbeschermingsgebied Drentsche Aa     

Omgevingsbeeld

Het oppervlaktewater van de Drentsche Aa wordt benut voor de drinkwatervoorziening van de stad Groningen. Met name in periode met veel neerslag worden te hoge gehalten aan gewasbeschermingsmiddelen gemeten bij het inname punt van de oppervlaktewaterwinning.

Ambitie

Wij beschermen de kwaliteit van het oppervlaktewater van de Drentsche Aa in verband met het gebruik van dit water voor de openbare drinkwatervoorziening.

Uitvoering

De uitvoering van ons beleid is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027.

9. Uitwerking multifunctionele gebieden     

Omgevingsbeeld

Multifunctionele gebieden kenmerken zich door het naast elkaar voorkomen van meerdere functies zoals landbouw, natuur, recreatie als wonen, zonder dat één van deze functies als dominant is aan te wijzen.

Ambitie

In tegenstelling tot de robuuste systemen is in de multifunctionele gebieden geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. In deze gebieden zijn meerdere functies van belang. Naast water, landbouw, natuur en wonen gaat om recreatie. Onze ambitie is het behouden en ontwikkelen van functies en kernkwaliteiten.

Uitvoering

Het behouden en ontwikkelen van functies en kernkwaliteiten gebeurt gebiedsgericht en waar nodig met maatwerk. Uitgangspunt hierbij is dat de van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mag ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.

In multifunctionele gebieden gelden voor water en landbouwbedrijven verbijzonderde voorwaarden.