Landelijk gebied; Veegplan 2022-1A    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1), de begrenzing van het plangebied (paragraaf 1.2), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf 1.3) en een leeswijzer (paragraaf 1.4).

1.1 Aanleiding     

Het voorliggende plan maakt deel uit van het proces zoals dat in de gemeente Bronckhorst wordt doorlopen bij het opstellen, het in procedure brengen en het vaststellen van bestemmingsplannen. De basis voor dit proces is dat er halfjaarlijks twee bestemmingsplannen in procedure worden gebracht. Eén voor Stedelijk gebied (de kernen) en één voor Landelijk gebied (het buitengebied). In deze zogeheten 'veegplannen' worden nieuwe initiatieven en ambtshalve aanpassingen gebundeld in één bestemmingsplan. Op basis van ontwikkelplannen voor individuele initiatieven wordt een overleg- en inspraakprocedure gevoerd. Daarna worden de individuele ontwikkelplannen samengevoegd tot een veegplan. Het veegplan wordt vanaf de ontwerpfase in procedure gebracht. De individuele initiatieven en ambtshalve aanpassingen door de gemeente vormen elk een planonderdeel van het veegplan.

Voorliggend plan is de 13e herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst (NL.IMRO.1876.BP01048-VG01) dat op 17-5-2017 door de raad van Bronckhorst is vastgesteld, inclusief enkele nadien vastgestelde veegplannen.

1.2 Plangebied     

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan omvat ontwikkelingen op de volgende locaties:

Zelfstandige ontwikkelingen:

  1. Baakseweg 8 en 8e Vorden en Beckenstraat 1 Vierakker
  2. Beekstraat 1 Hengelo
  3. Halsedijk 13 Halle
  4. Hoogstraat 12 Toldijk
  5. Landgoed 't Medler Vorden
  6. Lankhorsterstraat 6A Hengelo
  7. Maalderinkweg 8 Vorden
  8. Memelinkdijk 4 Hengelo
  9. Nijmansedijk 9a Zelhem

Aanpassingen op initiatief van de gemeente:

  1. Akkermanstraat ong. en Wolsinkweg ong. Zelhem
  2. Almenseweg 57 vorden
  3. Baaksekampweg 12a Zelhem
  4. Bakermarksedijk 19 en 19A Baak
  5. Binnenweg 4 en 4A Drempt
  6. Doetinchemseweg 74 en 74A Zelhem
  7. Emmerweg 12 Steenderen
  8. Halseweg 48 en 48a Halle
  9. Hoegenstraat 3 Zelhem
  10. Kroezekampweg 1a Zelhem
  11. Lamstraat 25 en 27 Toldijk
  12. Meeneweg 15 en 15B Zelhem
  13. Priesterinkdijk 14 Zelhem
  14. Ruurloseweg 46 Vorden
  15. Scharfdijk 7 en 7A Hengelo
  16. Stadsedijk ong Zelhem
  17. Wisselinkweg 5 en Zelhem
  18. Wolfsstraat 5 Toldijk

Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) aanpassingen

  1. Boeninksteeg 3, 3a en 3B Zelhem
  2. Dennenweg 2 Zelhem
  3. Hummeloseweg 82 Zelhem

Locatie gemeentelijke sloopregeling (pilot)

  1. Schiphorsterstraat 8 en 8A Toldijk

Locaties met aanpassingen in Wnb-vergunningen

  1. Akkerweg 3 en 3a Zelhem

1.3 Aanpak     

1.3.1 Algemeen     

De gemeente Bronckhorst werkt sinds medio 2015 volgens een zogeheten 'veegplansystematiek' (zie ook paragraaf 1.1). Individuele ontwikkelplannen worden gebundeld tot één veegplan welke vanaf de ontwerpfase in procedure wordt gebracht. Overleg en inspraak vindt vooraf plaats aan de hand van de individuele plannen. De individuele plannen zijn aan de hand van vooraf gestelde standaarden qua inhoud en vorm opgesteld. Dit kan in opdracht zijn van particuliere initiatiefnemers (inwoners, instellingen, bedrijven), professionele initiatiefnemers (ontwikkelaars) of de gemeente zelf. Door het stellen van heldere kaders qua inhoud en vorm, is er sprake van uniformiteit. Dit komt de leesbaarheid van het plan ten goede. Maar maakt het samenvoegen van de individuele plannen tot één veegplan ook eenvoudiger. Met name bij de opzet van de plantoelichting van ontwikkelplannen en veegplannen is daarmee rekening gehouden. De planopzet is vastgelegd in het gemeentelijke Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst (zie paragraaf 1.3.2).

Onderdeel van het bestemmingsplanproces zoals dat in Bronckhorst is ingericht, is dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan de verantwoordelijkheden voor de inhoud van dat plan en het voeren van overleg en inspraak bij de initiatiefnemer of de gemeente kunnen liggen. Dit is afhankelijk van het soort initiatief. Bij een zogeheten A-plan is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor inhoud en proces. Bij een B-plan is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de inhoud en de gemeente voor het proces. Bij een C-plan is de gemeente verantwoordelijk voor inhoud en proces. De in dit veegplan opgenomen planonderdelen betreffen de volgende plantypen:

2.1 Baakseweg 8 t/m 8e Vorden en Beckenstraat 1 Vierakker: B-plan

2.2 Beekstraat 1 Hengelo: A-plan

2.3 Halsedijk 13 Halle: B-plan

2.4 Hoogstraat 12 Toldijk: A-plan

2.5 Landgoed 't Medler Vorden: A-plan

2.6 Lankhorsterstraat 6A Hengelo: A-plan

2.7 Maalderinkweg 8 Vorden: A-plan

2.8 Memelinkdijk 4 Hengelo: B-plan

2.9 Nijmansedijk 9a Zelhem: A-plan

2.10 Aanpassingen op initiatief van de gemeente: C-plan

2.11 Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) aanpassingen: C-plan

2.12 Locaties gemeentelijke sloopregeling (pilot): C-plan

2.13 Locaties met aanpassingen in Wnb-vergunningen: C-plan

1.3.2 Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst     

Het Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst vormt de basis voor het opstellen van digitale bestemmingsplannen binnen de gemeente Bronckhorst. Doel van het handboek is om de herkenbaarheid en daarmee de raadpleegbaarheid van de bestemmingsplannen te vergroten. Dit geschiedt door de digitale en analoge opzet, vormgeving en inhoud te standaardiseren. Dit draagt bij aan een efficiënter en eenduidige ontwikkeling van ruimtelijke plannen. Over de vorm en opzet hoeft niet meer te worden nagedacht, deze is in het handboek duidelijk voorgeschreven. De inhoud blijft uiteraard maatwerk en kan per plan verschillen. Alle afspraken die in het handboek zijn vastgelegd dienen bij het vervaardigen van alle ruimtelijke plantypes, waarvoor de digitale verplichting geldt, te worden nageleefd.

Het handboek is niet bedoeld als extra standaard, maar als hulpmiddel bij het (laten) vervaardigen, interpreteren en beoordelen van (digitale) ruimtelijke plannen. Het handboek sluit aan bij de verplichtingen die voortvloeien uit de Wro, het Bro, de RO Standaarden 2012 en de Werkafspraken RO Standaarden, waarin is voorgeschreven dat ruimtelijke plannen in elk stadium van de procedure digitaal vervaardigd, raadpleegbaar en beschikbaar dienen te zijn. Het digitale exemplaar is het authentieke plan. De analoge exemplaren zijn enkel een afgeleide daarvan, oftewel het digitale plan is leidend. Voorliggend bestemmingsplan is conform het handboek opgesteld.

1.4 Leeswijzer algemeen     

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.



Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1), de begrenzing van het plangebied (paragraaf 1.2), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf 1.3) en een leeswijzer (paragraaf 1.4).



Hoofdstuk 2 Planonderdelen

In dit hoofdstuk worden de planonderdelen, die deel uitmaken van dit bestemminsplan, toegelicht. Deze planonderdelen zijn Baakseweg 8 t/m 8e Vorden en Beckenstraat 1 Vierakker (paragraaf 2.1), Beekstraat 1 Hengelo (paragraaf 2.2), Halsedijk 13 Halle (paragraaf 2.3), Hoogstraat 12 Toldijk (paragraaf 2.4), Landgoed 't Medler Vorden (paragraaf 2.5) Lankhorsterstraat 6A Hengelo (paragraaf 2.6), Maalderinkweg 8 Vorden (paragraaf 2.7), Memelinkdijk 4 Hengelo (paragraaf 2.8), Nijmansedijk 9a Zelhem (paragraaf 2.9), Aanpassingen op initiatief van de gemeente (paragraaf 2.10), Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) aanpassingen (paragraaf 2.11), Locaties gemeentelijke sloopregeling (pilot) (paragraaf 2.12) en Locaties met aanpassingen in Wnb-vergunningen (paragraaf 2.13). Elke paragraaf bevat de ruimtelijke onderbouwing van het betreffende planonderdeel. Per onderdeel wordt telkens een inleiding gegeven, een beschrijving van het initiatief en de uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid wordt ingegaan op toetsing aan het beleidskader, omgevingsaspecten, volkshuisvestelijke aspecten, economische aspecten, maatschappelijke aspecten, overleg en inspraak en wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is. De laatste paragraaf geeft een toelichting op de bestemmingen per planonderdeel.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij de toelichting

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planonderdelen     

Dit hoofdstuk geeft in de paragrafen 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12 en 2.13 de ruimtelijke onderbouwing van het betreffende planonderdelen. Het bevat per planonderdeel een inleiding, een beschrijving van het initiatief en de uitvoerbaarheid.

2.1 Baakseweg 8 t/m 8e Vorden en Beckenstraat 1 Vierakker     

2.1.1 Inleiding     

Natuurmonumenten heeft gemeente Bronckhorst verzocht om medewerking voor de herbestemming van het agrarische erf Beckenstraat 1 te Vierakker alsmede de omzetting van de tijdelijke vergunning voor 7 recreatiewoningen op het kasteel Hackfort naar een permanente recreatieve bestemming (met behoud van de bestaande “tuinswoning behorende bij de horecavoorziening in het Koetshuis). De ‘landgoedvisie Hackfort’ (zie Bijlage 2) geeft weer hoe Natuurmonumenten om wil gaan met die verandering en de ambities die ze daarin hebben. Zij zien dat de natuur onder druk staat en de landbouw staat voor een enorme opgave om waar mogelijk meer natuur-inclusief te gaan werken. Natuurmonumenten wil de focus binnen het landgoed nog meer richten op natuur. Samen met de pachters is een proces gestart om de (gangbare) landbouw om te vormen naar natuurinclusieve landbouw. Daarnaast verandert de exploitatie van het landgoed en moet er worden gezocht naar inkomstenbronnen waardoor het landgoed als geheel in stand gehouden kan worden. Gebouwen spelen daarin een belangrijke rol. Doordat huidige pachters stoppen of verplaatsen komen er boerenerven vrij waar een nieuwe bestemming voor moet worden gezocht. Hierbij is Natuurmonumenten op zoek naar behoud door vernieuwing. Ook voor de andere, niet agrarische, erven geldt dat bij vrijkomen van de erven nieuwe functies gevestigd kunnen worden. Zowel op de korte als de lange termijn.

Zodoende heeft Natuurmonumenten een ervenvisie (zie Bijlage 1) opgesteld met als doel een kader bieden voor de toekomstige ruimtelijke en functionele ontwikkeling van alle erven op het landgoed Hackfort. Deze kaders hebben betrekking op de stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische, waardetechnische en functionele aspecten. Onderdeel van de ervenvisie is een beeldkwaliteitsplan voor de erven. De ervenvisie is op vrijdag 29 januari 2021 besproken in de monumentenadviescommissie van de gemeente Bronckhorst.

De ervenvisie dient tevens als kader ter voorbereiding op de bestemmingsplanprocedure.

2.1.1.1 Aanleiding     

Het voorliggende plan maakt deel uit van het proces zoals dat in de gemeente Bronckhorst wordt doorlopen bij het opstellen, het in procedure brengen en het vaststellen van bestemmingsplannen. De basis voor dit proces is dat er halfjaarlijks twee bestemmingsplannen in procedure worden gebracht. Eén voor Stedelijk gebied (de kernen) en één voor Landelijk gebied (het buitengebied). In deze zogeheten 'veegplannen' worden nieuwe initiatieven en ambtshalve aanpassingen gebundeld in één bestemmingsplan. Op basis van ontwikkelplannen voor individuele initiatieven wordt een overleg- en inspraakprocedure gevoerd. Daarna worden de individuele ontwikkelplannen samengevoegd tot een veegplan. Het veegplan wordt vanaf de ontwerpfase in procedure gebracht. De individuele initiatieven en ambtshalve aanpassingen door de gemeente vormen elk een planonderdeel van het veegplan.

Landgoed Hackfort

Landgoed Hackfort wordt geroemd om de kleinschaligheid en de afwisseling in het landschap van open akkers omgeven door houtsingels en bossen. De Baakse beek is overal op het landgoed voelbaar. Het kasteel, de gaaf bewaard gebleven historische boerderijen en ook de bedrijvigheid vormen kenmerkende onderdelen van het landgoed. Het is bijzonder dat het landgoed door de eeuwen heen als eenheid is behouden. Van de eerste eigenaren familie Van Hackfort, via vererving bij familie Van Westerholt en na het overlijden van de laatste generatie Van Westerholt in eigendom en beheer gekomen bij Natuurmonumenten. Landgoed Hackfort ligt voor een groot deel in gemeente Bronckhorst en een klein deel in gemeente Zutphen.

Landgoedvisie

Natuurmonumenten heeft een visie opgesteld voor de toekomstige ontwikkeling van landgoed Hackfort. “De afgelopen decennia zijn veel bijzondere natuurwaarden van het landgoed verloren gegaan. Natuurmonumenten wil deze herstellen vanuit een integrale visie op het landgoed. Deze visie is de basis om te werken aan een herstel van het landgoed: een modern landgoed dat klaar is voor de toekomst en waarin de samenhang tussen landbouw, cultuur, natuur, water en recreatie duurzaam en robuust is.”

Aanleiding en doel van de ervenvisie

Het aantal boerderijen dat nog een agrarische functie heeft op het landgoed, is door de jaren heen verder afgenomen. Waren er rond 1940 nog ruim 40 agrarische erven, nu zijn er nog 9 erven die een agrarische bestemming hebben. De overige erven hebben een woonbestemming, 3 erven hebben een zorgfunctie en 3 erven een ‘bedrijfsbestemming’, waaronder het beheerkantoor van Natuurmonumenten. Verwacht wordt dat van de 9 bestaande agrarische ondernemingen op korte termijn een aantal de agrarische activiteiten zal beëndigen. Voor de erven die daardoor vrijkomen zal een nieuwe invulling gezocht worden. Ook het mogelijk toevoegen van bedrijvigheid op het landgoed is een aspect dat onderzocht dient te worden. Natuurmonumenten wil het gebouwde vastgoed benutten als inkomstenbron om het landgoed als geheel in stand te houden. Ook zal gezocht worden naar mogelijkheden om die inkomsten te verhogen en de exploitatie gezond te maken en te houden. Tenslotte wil Natuurmonumenten de verschillende vragen die er zijn op de bestaande erven ten aanzien van het plaatsen van bijgebouwen en andere voorzieningen beter stroomlijnen en hiervoor een helder kader bieden.

De ervenvisie geeft een beeld van de waardevolle kenmerken van de bestaande Hackfortse erven. Deze kenmerken dienen vervolgens als uitgangspunten en kaders voor de ontwikkeling en omvorming van de voormalige boerenerven en ook voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen op de bestaande (woon)erven.

Actuele ontwikkelingen

Natuurmonumenten heeft in 2019 de restauratie van het kasteel afgerond. Sinds de restauratie wordt het kasteel niet meer permanent bewoond, maar zijn de woningen verbouwd tot vakantieappartementen. De gemeente heeft hiervoor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Op korte termijn moet Natuurmonumenten besluiten welke permanente bestemming op het kasteel komt en waar het wooncontingent uit het kasteel elders op het landgoed een plek krijgt. Naast wooncontingent uit het kasteel zijn er op dit moment twee vrijkomende agrarische erven waar veel overtollige agrarische bebouwing staat die gesloopt kan worden. Ook wordt elders op het landgoed nog een woonboerderij verbouwd tot een vakantiewoning. Het is de verwachting dat op termijn ook ontwikkelingen op andere, nu nog agrarische, erven gaan plaatsvinden. Deze ervenvisie wordt mede opgesteld om te bepalen op welke erven het vrijgekomen wooncontingent kan ‘landen’, in welke aantallen, vorm en grootte. Ten aanzien van de te behouden of juist toe te voegen functies op het landgoed, wordt rekening gehouden met de zonering op het hele landgoed in rustgebieden en meer levendige, drukkere gebieden.

Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden (Kasteel Hackfort)

Het vigerende bestemmingsplan voor kasteel Hackfort adres Baakseweg 8a, 8b, 8c en 8d in Vorden (kadastraal bekend gemeente Vorden, sectie N, nummer 6) is ’Landelijk gebied Bronckhorst’ met de bestemming ‘Wonen – Landhuis’ en functieaanduiding ‘specifieke vorm van Wonen – Landhuis 2’. In het kasteel zitten 4 van de 5 woningen op dat perceel. De andere woning is de gevestigd in het koetshuis bij het horecagedeelte ten oosten van het kasteel. Hier willen zij graag definitief 7 recreatieappartementen in het duurdere segment realiseren. Op 24 november 2016 heeft de toenmalige Regiekamer Wonen en Zorg ingestemd met het recreatief gebruik van de vier woonappartementen naar maximaal 7 vakantie-/recreatiewoningen middels een tijdelijke afwijking (gedurende 3 jaar) van het bestemmingsplan. Deze vergunningstermijn van 3 jaar is 1 april 2021 afgelopen.

Daar er op deze locatie wordt ingezet op recreatieappartementen zijn de 4 woningen in het kasteel (1 woning blijft gehandhaafd in het koetshuis) definitief weg op deze locatie, maar kunnen verplaatst worden naar andere woonlocaties op het landgoed. Hiertoe heeft de regiekamer Wonen en Zorg ingestemd met een verplaatsing van 2 woningen naar de vrijgekomen locatie van de Beckenstraat 1 in Vierakker.

Gezien het voorwerk dat is gedaan voor de tijdelijke vergunning past het omzetten naar 7 recreatieappartementen binnen de kaders van een goede ruimtelijke ordening en Natuurmonumenten wil de gemeente daarom verzoeken de tijdelijke vergunning voor de maximaal 7 vakantie-/recreatiewoningen op het kasteel Hackfort, Baakseweg 8 te Vorden om te zetten in een definitieve recreatiebestemming.

Hierbij blijft 1 woning binnen het huidige bestemmingsvlak gehandhaafd, zijnde de bedrijfswoning/tuinmanswoning horende bij de horecavoorziening in het Koetshuis.

Beckenstraat 1 in Vierakker

Enkele jaren geleden heeft Natuurmonumenten reeds een verzoek ingediend bij de gemeente Bronckhorst voor het herbestemmen van de agrarische bestemming aan de Beckenstraat 1 te Vierakker. Door diverse ontwikkelingen, wisseling binnen Natuurmonumenten en de noodzakelijke bredere visie op het landgoed als geheel, was hier nog geen vervolg aangegeven. Gelijktijdig met het verzoek voor de permanente omzetting van de bestemming van het kasteel komt Natuurmonumenten met een initiatief, aansluitend op de landgoedvisie Hackfort en ervenvisie Hackfort, om invulling te geven aan de herbestemming van de Beckenstraat 1.

Voor het erf aan de Beckenstraat geldt dat de bestaande historische boerderij ’t Dijkmanshuis en de naastgelegen schuur worden behouden en alle overige opstallen worden gesloopt. De te slopen opstallen betreffen de bungalow, alle (ligboxen)stallen en de kapschuur. Deze opstallen hebben geen cultuurhistorische waarde en ontsieren het landschap. Hiervoor in de plaats zullen 2 nieuwe woningen worden toegevoegd. De cultuurhistorisch waardevolle boerderij wordt gerestaureerd en krijgt (weer) een woonbestemming.

Op het erf zullen de gebouwen landschappelijk worden ingepast en de gronden (ca. 1 ha) ten zuiden van het erf en langs de beek krijgen een natuurbestemming. Het nieuwe woonerf is passend bij de ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorische waarden van het gebied en de situering en de ligging van de woningen is gezien de aard en uitstraling passend in de omgeving.

2.1.1.2 Plangebied     

De planlocaties zijn gelegen aan de Beckenstraat 1 in Vierakker en de Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden en zijn beide gelegen in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst.

Het plan betreft een functieverandering en woningcontingent-verplaatsing op 2 locaties binnen Landgoed Hackfort op het perceel Beckenstraat 1 in Vierakker (kadastraal bekend: Gemeente Vorden, Sectie S, nummers 381 en 382) en de Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden (kasteel Hackfort, kadastraal bekend: Gemeente Vorden, Sectie N, nummer 6).

In onderstaande afbeelding is een topografische kaart en luchtfoto opgenomen waarmee de ligging van de planlocaties en directe omgeving duidelijk wordt.

verplicht

2.1.1.3 Vigerende planologische situatie     

Baakseweg 8 t/m 8e, Kasteel Hackfort

Voor de planlocatie aan de Baakse weg 8 t/m 8e in Vorden is in het bestemmingsplan

“landelijk gebied Bronckhorst” een enkelbestemming 'Wonen - Landhuis' zonder bouwblok

(zie figuur 2) opgenomen.

Verder zijn voor deze locatie de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen.

Op een deel van het plangebied is tevens een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' opgenomen. Voor deze locatie zijn de functieaanduidingen 'specifieke vorm van cultuur - 13', 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en 'specifieke vorm van wonen - 12' opgenomen. Ook heeft het de maatvoering 'aantal woningen': 5

En tot slot valt de planlocatie binnen de gebiedsaanduiding “wetgevingzone – omgevingsvergunning landgoed'.

Onderstaand is een uitsnede van de huidige plankaart opgenomen.

Deze Toelichting handelt over de beoogde situatie binnen de planlocatie

verplicht

Beckenstraat 1 in Vierakker

Voor de planlocatie aan de Beckenstraat 1 in Vierakker is in het bestemmingsplan “Landelijk gebied Bronckhorst” een enkelbestemming 'Agrarisch met waarden – Landschap en natuur' met bouwblok (zie figuur 2a) opgenomen.

Verder is voor een deel van deze locatie de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' opgenomen.

Op een deel van het plangebied zijn tevens de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' en 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Onderstaand is een uitsnede van de huidige plankaart opgenomen.

Deze Toelichting handelt over de beoogde situatie binnen de planlocatie.

verplicht

2.1.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.1 de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.1.1 Inleiding), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.1.2 Initiatief) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.1.3 Uitvoerbaarheid).

Paragraaf 2.1.1

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.1.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.1.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.1.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.1.1.4).

Paragraaf 2.1.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.1.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.1.2.2) en de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.1.2.3).

Paragraaf 2.1.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.1.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.1.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 2.1.3.3), economische aspecten (paragraaf 2.1.3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 2.1.3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 2.1.3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.1.3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.1.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij planonderdeel Baakseweg 8 t/m 8e Vorden en Beckenstraat 1 Vierakker

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.1.2 Initiatief     

2.1.2.1 Bestaande situatie     

Beckenstraat 1 Vierakker

Op dit erf heeft eerst op een andere plek (iets tennoordwesten) een oudere boerderij gestaan. De huidige boerderij stamt uit ca. 1886. De schuur ernaast is rond 1911 gebouwd.

In de jaren 70 zijn er (ligboxen) stallen en een woning gebouwd. Ook hier is het voorhuis van de boerderij gebruikt als stal.

verplicht

verplicht

Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden, Kasteel Hackfort

Deze locatie bestaat uit een hoofdgebouw, het kasteel Hackfort en een koetshuis. In het koetshuis bevinden zich een horecavoorziening en (bedrijfs)woning/ tuinmanswoning.

Op dit moment zijn de 4 woonappartementen in het hoofdgebouw van het kasteel Hackfort in gebruik als 7 vakantie-/recreatiewoningen. Dit werd toegestaan middels een tijdelijke afwijking (gedurende 3 jaar) van het bestemmingsplan.

verplicht

In de gewenste situatie blijft de functie van het Koetshuis, horeca en (tuinmans)woning ongewijzigd.

De functie van het hoofdgebouw (Kasteel Hackfort) wijzigt naar een recreatiebestemming, waarbij maximaal 7 vakantie-/ recreatiewoningen zijn toegestaan.

2.1.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

Aan de Baakse beek in de Achterhoek ligt landgoed Hackfort. Historische hoeves, bolle akkers, bloemrijke graslanden en plukjes bos liggen om het centrum van het landgoed met het kasteel, de watermolen en het koetshuis.

Het kasteel en de omliggende gronden hebben een lange historie. Rond 1600 komt het huis via vererving in handen van de familie Van Westerholt. Deze familie zou bijna vier eeuwen lang het uitgestrekte landgoed beheren. Arend van Westerholt en zijn drie zussen zijn de laatste particuliere eigenaren van het landgoed. Alle vier laten in hun testament opnemen dat hun deel van het landgoed na overlijden naar Natuurmonumenten gaat. Zo krijgt Natuurmonumenten in 1964 het eerste deel in handen en in 1981 na het overlijden van de langstlevende zus freule Alexandra van Westerholt ook het laatste deel van het landgoed.

Hackfort: slimme plek in het landschap

Om te begrijpen waarom Hackfort juist op deze plaats in het landschap ligt, moeten we kijken naar het hele gebied van Oost-Nederland tot aan de Veluwe. Het is een landschap dat in de voorlaatste IJstijd helemaal op de kop is gegaan. Grote gletsjers drongen Nederland binnen. Een van die ijstongen schoof over het huidige Hackfort en sleet een diep dal uit. In de loop der tijd is dat dal opgevuld met een 50 meter dik pakket van zand en grind en is heel goed waterdoorlatend. Regen die in oost-Nederland en op de Veluwe valt, zakt langzaam in de grond en vervolgt haar weg als grondwater. Gedurende de tijd dat het water door de bodem stroomt, neemt het kalk en andere mineralen mee. In en rond Hackfort komt van oudsher veel van dit weer aan het oppervlakte. Deze specifieke omstandigheden bepalen voor een belangrijk deel de bijzondere natuurwaarden van het landgoed. Dit water was ook uitermate bruikbaar voor de landbouw.

Gebruik van het landschap

De eerste vaste bewoners van het gebied rondom Hackfort kapten bomen en maakten kleine akkertjes om er gerst en later ook haver en rogge te verbouwen. Deze eerste boeren gebruikten vooral de hogere zandruggen. Met de groei van de bevolking wordt er steeds meer grond ontgonnen voor de landbouw en er ontstaan grote aaneengesloten akkercomplexen op de dekzandruggen: de zogenaamde essen. Als ook die grond min of meer in gebruik is, nemen de boeren hun toevlucht tot de zandkopjes in het lagergelegen land. Die kopjes boden vaak maar plaats aan een enkele boerderij met de bijbehorende bouwlandkampjes. Tussen deze bouwlandkampjes lagen de weiden en hooilanden. Om het vee van de kampjes te weren, werden houtwallen aangelegd.

Ook de lagere delen waren belangrijk voor de boeren: om voldoende wintervoer voor het vee te hebben nam men de uitgestrekte beekdalen in gebruik als hooiland. Dat hooi werd zo belangrijk dat het loonde om de beekdalen goed te bewerken zodat het nooit te nat of te droog werd. Tot in de twintigste eeuw maakten mensen optimaal gebruik van de verschillende kwaliteiten die in dit gebied voorkwamen. Het landschap, de bodem en het water bepaalden welke teelten en welke activiteiten waar het beste konden plaatsvinden. Op de hoger gelegen zandgronden, de essen, is eeuwenlang akkerbouw bedreven. De lagere gebieden waren in gebruik als hooi- en weiland. De kleinschalige afwisseling van hoeven, akkers en graslanden en houtwallen is altijd typerend geweest voor deze streek. De boerderijen lagen verspreid aan kleine eenmansakkers en kronkelende wegen. Op de akkers werd boekweit, haver en aardappelen maar hoofdzakelijk rogge verbouwd. Daarnaast werden groenten en fruit geteeld zoals erwten, bonen, asperges, spinazie, appels, peren en kersen.

verplicht

Landgoed Hackfort is opvallend gaaf bewaard gebleven. Niet alleen het kasteel, de watermolen en de vele bij het landgoed behorende boerderijen zijn er nog, maar ook het eeuwenoude kleinschalige cultuurlandschap dat deze gebouwen omgeeft. Dit is mede te danken aan de vroegere eigenaren, die eeuwenlang met piëteit het landgoed beheerd hebben. Zeker de laatste Van Westerholts, baron Arend en zijn zussen, stelden veel belang in behoud van het landgoed als eenheid. Natuurmonumenten nam deze taak van de familie over. Daardoor is Hackfort tot op de dag vandaag een prachtig voorbeeld van een Oost- Nederlands landgoed, uniek door zijn schaal, lange geschiedenis en gaafheid.

Aan de landgoedeigenaren herinneren statige eikenlanen, het park rondom het kasteel, maar ook diverse grotere en kleinere bospercelen, die ooit voor de houtoogst aangeplant werden. Het kleinschalige cultuurlandschap getuigt verder van eeuwenlange agrarische activiteit: hoger gelegen akkerpercelen, omgeven door dicht beplantte esranden, maar ook weilanden, hooilanden en sloten, singels en knotbomen.

2.1.2.1.2 Hydrologie     

Om het water beter te kunnen gebruiken en de eventuele overlast te beperken, hebben landheren en boeren in de loop der eeuwen allerlei waterverdelingswerken als kanaaltjes, spaarbekkens, verdeelsloten en bevloeiingsgreppels aangelegd. Zo zetten ze de natuurlijke waterhuishouding meer naar hun eigen hand. Het graven van de Veengoot in 1964 is de laatste ingrijpende maatregel om water versneld af te voeren. Het was een heel effectieve maar tegelijkertijd desastreuze maatregel want sindsdien wordt het water verdeeld tussen de Veengoot en de Baakse beek. Door de diepe ligging van de Veengoot, trekt deze veel grondwater en kwelwater aan, waardoor de Veengoot zorgt voor verdroging van de aanliggende gronden.

Verdroging en waterkwaliteit

Een van de kernkwaliteiten van Hackfort is dat basen-en mineraalrijk kwelwater aan het oppervlakte komt. Dit water zorgde voor goede omstandigheden voor de landbouw en was een belangrijke reden om juist hier een nederzetting en later een kasteel te stichten. Als gevolg van ontwatering treedt het grondwater tegenwoordig vrijwel nergens meer uit de bodem. Vooral de aanleg van de Veengoot heeft tot ernstige verdroging geleid. Dit kanaal uit de jaren zestig voert zoveel water af dat er voor de natuur weinig meer overblijft. Ook de Baakse beek op het landgoed heeft hierdoor steeds minder water en heeft nu nog maar weinig flora en fauna over die bij dit soort beken hoort. De waterkwaliteit van de Baakse beek wordt in droge perioden soms alleen gevoed door het effluentwater van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. De bijbehorende waterkwaliteit is niet optimaal voor de planten en dieren die in een beeksysteem thuishoren.

2.1.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Door de variaties in de bodem, de kleinschaligheid van het landschap en het diverse landgebruik ervan, komen op korte afstand van elkaar veel verschillende bijzondere natuurwaarden voor.

Een bijzondere omgeving op Hackfort is het dal van de Vierakkerse Laak. Hier vinden we het natte schraalland van de IJzerhorst met planten als kale jonker en brede orchis en de bossen van het Papenland met slanke sleutelbloem en muskuskruid. Het oranjetipje vliegt daar volop.

Sinds de das zich begin jaren negentig van de vorige eeuw weer op het landgoed laat zien, heeft de populatie een spectaculaire groei doorgemaakt en over het hele landgoed verspreid met inmiddels twintig burchten.

De poelen en plasjes op Hackfort zijn belangrijk voor de kamsalamander.

Op Hackfort zijn nog akkers aanwezig met bijzondere akkerflora, zoals korenbloem en gele ganzenbloem.

In de nattere bossen op Hackfort groeien veel bijzondere planten zoals heelkruid, echte guldenroede, slanke sleutelbloem, grote keverorchis en wegedoorn.

Hackfort herbergt een lange lijst van in Nederland zeldzame insecten zoals de hazelaarboktor, vleugelvlekdansvlieg, zilvervlekspeldenknopje en eikenspitsbek. De combinatie van kalk in de bodem, oude bossen en dood hout verklaren deze nationaal bijzondere natuurwaarden.

Oude zomerlinden zijn een uiterst waardevol element op Hackfort. Het is niet uitgesloten dat de zomerlinde op Hackfort een van de zeer weinige natuurlijke groeiplaatsen van Nederland heeft.

Verschillende stallen en schuren zijn bezet door kerkuil, boeren- en huiszwaluw. Enkele gebouwen worden gebruikt door grootoorvleermuis, gewone dwergvleermuis en de laatvlieger.

Op het voorterrein en in het parkbos van kasteel Hackfort bloeien verschillende bolgewassen, zoals boerenkrokus, holwortel en weidegeelster.

2.1.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten waarden moet worden omgegaan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Is er verwachting dat er archeologische waardevolle zaken aanwezig zijn, dan is vooronderzoek nodig.

Beckenstraat 1 Vierakker

verplicht

Het plangebied aan de Beckenweg 1 in Vierakker heeft een 'Waarde - Archeologische verwachting 1' toegekend gekregen. Dit betekent dat bij oprichting van een bouwwerk groter dan 250 m2 een archeologisch rapport overlegd dient te worden.

Op het erf zullen 2 nieuwe vrijstaande woningen worden gebouwd. De 2 nieuwe woningen hebben elk (incl. inpandig bijgebouw) een oppervlakte van circa 250 m2. Deze nieuwe gebouwen worden bovendien groten deels geplaatst op de plek waar al bebouwing staat. De ondergrond is daar reeds geroerd daardoor is er dan ook geen archeologisch onderzoek nodig voor deze locatie.

Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden, Kasteel Hackfort

verplicht

Het plangebied aan de Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden heeft deels 'Waarde - Archeologie', deels 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en deels een 'Waarde - Archeologische verwachting 2' toegekend gekregen.

Dit betekent dat bij oprichting van een bouwwerk groter dan 50 m2 (bij 'Waarde Archeologie'), 250 m2 (bij 'Waarde Archeologische verwachting 1') en 1.000 m2 (bij Waarde Archeologische verwachting 2) een archeologisch rapport overlegd dient te worden.

Op de planlocatie aan de Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden worden geen gebouwen/bouwwerken opgericht. Daardoor is er dan ook geen archeologisch onderzoek nodig voor deze locatie.

2.1.2.2 Randvoorwaarden     

2.1.2.2.1 Beeldkwaliteitseisen     

In de welstandsnota van de gemeente Bronckhorst is opgenomen welke criteria ten grondslag liggen aan elke planbeoordeling. Deze criteria vormen daarmee een onderlegger voor gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria.

Welstand wordt getoetst bij een aanvraag omgevingsvergunning bouw. Deze zal ingediend worden in een volgende fase, nadat voorliggend bestemmingsplan onherroepelijk is. De toetsing aan de welstandscriteria maakt daarmee verder geen onderdeel uit van dit plan.

In de bijlage bij deze Toelichting is Bijlage 1 Ervenvisie landgoed Hackfort opgenomen. Daarin staat (onder meer) in hoofdstuk 8 een Beeldkwaliteitsplan beschreven. Hierin is door Natuurmonumenten opgenomen welke beeldkwaliteitseisen zij hanteert voor ontwikkelingen op landgoed Hackfort (zie Bijlage 1 Ervenvisie landgoed Hackfort).

2.1.2.2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

De gewenste ontwikkelingen aan de Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden vinden allen plaats binnen bestaande gebouwen en behoeven geen landschappelijke inpassing.

Voor de ontwikkelingen aan de Beckenstraat 1 in Vierakker is een landschappelijk inpassingsplan nodig. Dit plangebied aan de Beckenstraat 1 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst.

Gemeente Bronckhorst heeft aangegeven mee te willen werken aan het initiatief onder meer onder de voorwaarde dat het plan landschappelijk dient te worden ingepast. Voor onderhavig plan is zodoende een landschappelijke inpassing opgesteld en akkoord bevonden door de gemeente.

Aanleiding

Beckenstraat 1 Vierakker is een voormalig agrarisch erf op landgoed Hackfort, bestaande uit een historische boerderij, een historische schuur, een semi-bungalow, een wagenloods, een ligboxenstal en een jongveestal.

De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn inmiddels beëindigd. Als onderdeel van de functiewijziging van agrarisch naar wonen worden de niet-cultuurhistorisch waardevolle recente opstallen gesloopt. Dit betreft de semi-bungalow, de wagenloods, de ligboxenstal en de jongveestal uit de jaren ’70 en ’80. De historische boerderij en de historische schuur worden gerestaureerd. In de boerderij wordt weer een woning gemaakt.

Op de plaats van de te slopen wagenloods, ligboxenstal en jongveestal worden 2 nieuwe duurzame woningen gebouwd en het totale erf in het landschap ingepast. Het erf bevat dan in totaal 3 woningen. Per saldo is dit een afname van de oppervlakte bebouwing en een ruimtelijke kwaliteitsimpuls.

Uitgangspunten

De historische erfkarakteristiek met boerderij en oude schuur vormen het uitgangspunt voor inpassing van 2 nieuwe schuurwoningen. Deze nieuwbouw is zodanig gesitueerd dat ze als ‘schuren’ onderdeel zijn van het erfensemble. De historische gebouwen en de eigentijdse schuurwoningen vormen een samenhangend geheel op een sober en compact erf. Zie ook bijgevoegde principeschets.

Nieuwbouw

De 2 nieuwe woningen zijn sober qua hoofdvorm. Ze zijn niet historiserend maar eigentijds en hebben verwantschap met de bouwtraditie van het landgoed en de streek. De hoofdvormen worden geïnspireerd op de traditionele schuren met lessenaars- of schilddaken of combinaties daarvan. De schuurwoningen verschillen onderling van vorm en hebben een kleine hoekverdraaiing t.o.v. van elkaar om het losse karakter te benadrukken. Ook de nokhoogten verschillen t.o.v. elkaar met de insteek dat beiden lager zijn dan de nokhoogte van de boerderij. De goothoogte wordt beperkt om het schuurkarakter te kunnen waarborgen.

De hoofdvorm heeft beperkte interventies om daglicht en bijvoorbeeld privacy mogelijk te maken (bijv. inpandig terras). Voor ventilatie en andere technische zaken op het dak worden creatieve oplossingen bedacht om het dak zo ‘schoon’ mogelijk te houden. Gestreefd wordt naar integratie van bergingen en parkeren/carport in de hoofdvorm.

Qua materiaalgebruik van de nieuwbouw wordt gedacht aan houten gevels in een donkere afwerking. De openingen in de gevels zijn zodanig gesitueerd dat ze het schuurkarakter versterken.

De gevels gericht naar het gezamenlijke erf en het ontsluitingspad naar het voormalige boerenland hebben een gesloten karakter. De gevels aan de privéijde hebben juist een open karakter om van binnenuit het contact met het landschap mogelijk te maken. Dakbedekking is ook in donkere kleurstelling gedacht om het schuurkarakter te benadrukken. Zonnepanelen zijn denkbaar en dienen esthetisch zorgvuldig ingepast te worden (bijvoorbeeld als 1 volledig dakvlak).

Erf en tuin

Het gezamenlijke erf heeft 1 (bestaande) ontsluiting, is sober van karakter, heeft een sobere bestrating of halfverharding en vormt een binnenplein waar bezoekers (en de bewoners van de boerderij) kunnen parkeren. Historische zichtlijnen op het erf en naar het landschap worden hersteld. Aan de noordwestzijde wordt zo mogelijk de vloeiende contour van de zandkop hersteld. Minder dichte erfbeplanting biedt weer zicht op de voorgevel van de boerderij vanaf de Beckenstraat. De tuinen bij de nieuwe woningen sluiten aan op het oorspronkelijke sobere, open karakter van het achtererf, met ondergeschikte afscheidingen en transparante, spaarzame inheems en streekeigen erfbeplanting. Het toepassen van een moestuin en/of siertuin wordt mogelijk gehouden. Vanuit de tuinen van de nieuwbouwwoningen is er naar het zuiden en oosten wijds uitzicht over de omliggende gronden waarbij ten zuiden ca. 1 hectare wordt ingezet voor natuurontwikkeling. Hierbij gedacht aan kruiden- en faunarijk grasland of vochtig hooiland.

Aanpassingen aan de woning en het erf

In de afzonderlijke contracten is aangegeven bij welke aanpassingen aan woning, het erf, de tuin of bijgebouwen er schriftelijke goedkeuring gevraagd dient te worden aan Natuurmonumenten. Natuurmonumenten zal deze aanvragen toetsen en bij akkoord schriftelijk toestemming geven.

verplicht

2.1.2.3 Planbeschrijving     

Natuurmonumenten heeft het college om medewerking gevraagd voor de herbestemming van het agrarische erf aan de Beckenstraat 1 te Vierakker alsmede de omzetting van de tijdelijke vergunning voor recreatiewoningen op het kasteel Hackfort naar een permanente recreatieve bestemming.

Baakseweg 8 t/m 8e Vorden, Kasteel Hackfort

Het vigerende bestemmingsplan voor kasteel Hackfort adres Baakseweg 8a, 8b, 8c en 8d in Vorden (kadastraal bekend gemeente Vorden, sectie N, nummer 6) is ’Landelijk gebied Bronckhorst’ met de bestemming ‘Wonen – Landhuis’ en functieaanduiding ‘specifieke vorm van Wonen – Landhuis 2’. In het kasteel zitten 4 van de 5 woningen op dat perceel. De andere woning is de gevestigd in het koetshuis bij het horecagedeelte ten oosten van het kasteel. Hier willen zij graag definitief 7 recreatieappartementen in het duurdere segment realiseren. Op 24 november 2016 heeft de toenmalige Regiekamer Wonen en Zorg ingestemd met het recreatief gebruik van de vier woonappartementen naar maximaal 7 vakantie-/recreatiewoningen middels een tijdelijke afwijking (gedurende 3 jaar) van het bestemmingsplan. Deze vergunningstermijn van 3 jaar is 1 april 2021 afgelopen.

Daar er op deze locatie wordt ingezet op recreatieappartementen zijn de 4 woningen in het kasteel (1 woning blijft gehandhaafd in het koetshuis) definitief weg op deze locatie, maar kunnen verplaatst worden naar andere woonlocaties op het landgoed. Hiertoe heeft de regiekamer Wonen en Zorg ingestemd met een verplaatsing van 2 woningen naar de vrijgekomen locatie van de Beckenstraat 1 in Vierakker.

Gezien het voorwerk dat is gedaan voor de tijdelijke vergunning past het omzetten naar 7 recreatieappartementen binnen de kaders van een goede ruimtelijke ordening en Natuurmonumenten wil de gemeente daarom verzoeken de tijdelijke vergunning voor de maximaal 7 vakantie-/recreatiewoningen op het kasteel Hackfort, Baakseweg 8 te Vorden om te zetten in een definitieve recreatiebestemming. Hierbij blijft 1 woning binnen het huidige bestemmingsvlak gehandhaafd, zijnde de

bedrijfswoning/tuinmanswoning horende bij de horecavoorziening in het Koetshuis.

Beckenstraat 1 in Vierakker

Het verzoek is om de bestaande jaren ‘70 woning en de stallen incl. kuilvoerplaten te slopen en het erf te splitsen in 3 woonpercelen. Een perceel voor de bewoning van de op te knappen boerderij met schuur (herstel voor- en achterhuis) en twee percelen met daarop een vrijstaande woning.

De percelen worden onderling gescheiden door de historische ontsluiting structuur (naar weg en weilanden) van het erf. Het Waterschap heeft aangegeven dat er in de toekomst t.b.v. een extra waterkering bij de Baakse beek een ophoging van ca. 80 cm bovenop het huidige maaiveld niveau gerealiseerd moet kunnen worden. In deze zone mag niet gebouwd worden.

Door de smalle toegangsweg (die veelvuldige gebruikt wordt door wandelaars en fietsers) en de rustige ligging in de natuur wordt er gekozen voor een totaal van 3 wooneenheden.

verplicht

De ligging is uniek en er is voldoende ruimte en daarom is gekozen voor ruime kavels waar ook wel een grotere woning geplaatst kan worden. Wél houden we vast aan de rangorde en blijft de oude boerderij het gebouw wat de aandacht krijgt wat het verdient.

De verschijningsvorm van de toe te voegen woonvolumes gebaseerd op de traditionele boerenschuren met lessenaars-of schilddaken of combinaties daarvan.

Hierbij is het uitgangspunt dat de volumes van eigentijdse kenmerken en strategische openingen wordt voorzien. Hiervan zijn voorbeelden opgenomen in Bijlage 1 Ervenvisie landgoed Hackfort van deze Toelichting.

Verder worden op deze planlocatie, puntsgewijs de volgende ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen doorgevoerd:

Natuurherstel: circa 38,2 ha van intensief landbouwkundig gebruik naar nieuwe natuur en natuurinclusieve landbouw (zie volgende sheet). Onder andere met de gronden van de Beckenstraat is afgelopen jaren het gewenste herstel van het watersysteem gerealiseerd. Het boezemgebied van ruim 40 ha groot, is daarbij omgevormd naar een natuurrijke overstromingsvlakte met open graslanden, herkenbare steilranden en meer ruimte voor de beek. Op enkele aanliggende enken is het oorspronkelijke gebruik als akkerland in ere hersteld.

Resume ontwikkelingen Beckenstraat 1 te Vierakker:

  • Sloop van ruim 1.600 m2 agrarische opstallen + asbestsanering;
  • Sloop bungalow;
  • Natuurontwikkeling op het zuidelijk deel van het erf (circa 1 ha);
  • Restauratie van de historische boerderij en schuur;
  • Kwaliteitsimpuls van het totale erf middels een passende erfinrichting;
  • Compact erf met kwalitatief hoogwaardige architectuur passend bij de boerenvorm.

2.1.3 Uitvoerbaarheid     

2.1.3.1 Toetsing aan beleidskader     

Het plan voorziet in een bestemmingsplanherziening ten behoeve van het herbestemmen van 2 locaties op landgoed Hackfort,namelijk een functieverandering van agrarisch naar wonen met de toevoeging van twee woningen aan de Beckenstraat 1 in Vierakker en het omzetten van 4 woonappartementen naar 7 recreatieve appartementen aan de Baakseweg 8a t/m d in Vorden (in het kasteel Hackfort).

Voorliggend plan is getoetst aan en past binnen de beleidskaders zoals beschreven in Hoofdstuk 3 Beleidskader.

2.1.3.2 Omgevingsaspecten     

2.1.3.2.1 Milieu-effectrapportage     

In het Besluit milieueffectrapportage zijn in onderdelen C en D activiteiten, plannen en besluiten opgenomen, waarvoor een MER (-beoordelings)plicht geldt. De gewenste vervorming van het bestaande bouwblok, middels de in het moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid is geen activiteit, plan of besluit zoals bedoeld in de onderdelen C en D van het Besluit milieueffectrapportage.

Conclusie:

De gewenste ontwikkeling is niet MER(-beoordelings) plichtig.

2.1.3.2.2 Duurzaamheid     

Bij het realiseren van de nieuwe bebouwing wordt gebruik gemaakt van duurzame, niet uitlogende materialen.

Vuilwater wordt evenals in de bestaande situatie naar het gemeentelijk riool. Het niet verontreinigde hemelwater wordt geïnfiltreerd binnen het plangebied.

Conclusie:

Het plan wordt ontwikkeld rekening houdend met de duurzaamheid ervan.

2.1.3.2.3 Bodem     

Bij een bestemmingsplanprocedure wordt op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgesteld of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie wordt onderbouwd wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Planspecifiek

Om in beeld te brengen of ter plaatse van de Beckenstraat 1 in Vierakker mogelijk sprake is van bodemverontreiniging is er een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4).

Het bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging.

Kort samengevat luidt de conclusie van het uitgevoerde onderzoek (zie voor uitvoerige beschrijving Bijlage 4):

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De hypothese voor deellocatie A “De onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd” wordt grotendeels verworpen. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht; de aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater worden niet als bezwaarlijk gezien.
  • De hypothese voor deellocatie B “De onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd” wordt verworpen. Er zijn geen verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater aangetoond die verband houden met de opslagactiviteiten.
  • De hypothese voor deellocatie C “De onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als onverdacht worden beschouwd” wordt deels verworpen. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht; de aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond worden niet als bezwaarlijk gezien. De lichte en matig verhoogde concentraties aan metalen in het grondwater worden niet als bezwaarlijk gezien. Bij het asbestonderzoek zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In zowel de grove als in de fijne fractie van de bodem is over de gehele locatie geen asbest aangetroffen.

Advies

  • De aangetroffen asbestgolfplaten op maaiveld dienen meegenomen te worden in een asbestinventarisatie en verwijderd te worden door een gecertificeerd bedrijf.
  • De tijdens onderhavig onderzoek vastgestelde onverharde plekken onder de druppelzones betreffen verdachte deellocaties met betrekking tot het voorkomen van asbest (losse vezels). Deze deellocaties zijn tijdens onderhavig onderzoek niet onderzocht. Gesteld is dat deze deellocaties meegenomen zouden kunnen worden voorafgaand aan de sanering van asbestdaken, die voor 2025 uitgevoerd moet zijn. Niet uitgesloten is dat hierbij (sanerings)kosten aan de orde kunnen komen.
  • De HBO-tank kon niet gelokaliseerd worden. Als de wens is de tank te verwijderen dient deze met een dieptedetector of prikstok opgezocht te worden. Daarna dient er een bodemonderzoek, zoals beschreven in BOOT, plaats te vinden. Aan de hand hiervan kan bepaald worden of er een bodemsanering nodig is alvorens de tank verwijderd kan worden.
  • Niet alle betonverharding is in deze fase van het onderzoek doorboort. Er is derhalve een restrisico wat betreft eventueel onder de verharding aangebrachte ophoging.
2.1.3.2.4 Geluid     

In het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst.

De beoogde wijzigingen van de bestemming “Agrarisch met waarden – Landschap en natuur” naar “Wonen”, de omzetting van “Wonen – Landhuis” naar een recreatiebestemming en de voorgenomen ontwikkelingen hebben geen invloed op de geluidsrelevantie van de planlocatie. De aangevraagde situatie is ten aanzien van het aspect geluid vergunbaar en inpasbaar.

Conclusie:

Het uitvoeren van een geluidsonderzoek voor de gewenste ontwikkeling is niet nodig.

2.1.3.2.5 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten op-zichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Conclusie

Het beoogde plan is niet opgenomen in de NSL. In de Regeling NIBM is in bijlage 3A geregeld dat woningbouwlocaties als NIBM zijn aan te merken tot 1.500 woningen (bij 1 ontsluitingsweg).

Onderhavig wijzigingsplan voorziet slechts in de beoogde bouw van een bedrijfsgebouw. Daarmee staat op voorhand vast dat het plan aan te merken is als NIBM.

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.1.3.2.6 Geur     

Bij de realisatie van de beoogde plannen aan de Baakseweg 8 t/m 8e en de Beckenstraat 1 in Vierakker komt geen geur vrij.

Voor de ontwikkeling aan de Beckenstraat naar wonen geldt dat er geen nieuwe functies worden opgericht die geur veroorzaken. Er verdwijnt juist een agrarisch bedrijf en daarmee een geurbron.

Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf ten opzichte van de Beckenstraat 1 bevindt zich aan de Baakseweg 12. Dit betreft boerderij De Rietberg op circa 550 m afstand. Dit is ruim meer dan de normafstand van 50 m zoals aangegeven in de wet geurhinder en veehouderij. Hiermee kan gesteld worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd in de nieuwe woningen. Ook worden er geen omliggende agrarische bedrijven belemmerd door de ontwikkelingen.

Conclusie

De gewenste ontwikkelingen vinden niet plaats binnen de invloedsfeer van enig agrarisch bedrijf.

Het aspect geur vormt derhalve eveneens geen belemmering voor de bestemmingswijziging.

2.1.3.2.7 Bedrijven en milieuzonering     

In de omgeving van de planlocatie aan de Beckenstraat 1 in Vierakker is op 550 meter een agrarisch bedrijf gelegen. Dit bedrijf wordt niet belemmerd ten gevolgen van de ontwikkelingen aan de Beckenstraat 1 in Vierakker.

In de omgeving van Kasteel Hackfort is een “bedrijf”-bestemming aanwezig (specifieke aanduiding “specifieke vorm van bedrijf 145”). Het betreft een timmerbedrijf. Mede gezien de afstand tot de gewenste ontwikkelingen en de bestaande situatie waarin reeds sprake is van een woonbestemming op Kasteel Hackfort, kan worden geconcludeerd dat dit bedrijf niet wordt belemmerd door de gewenste ontwikkelingen.

verplicht

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt hiermee geen belemmering voor de haalbaarheid van voorliggend plan.

2.1.3.2.8 Externe veiligheid     

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie van gevaarlijke stoffen en het transport van gevaarlijke stoffen. De gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen, stationaire bronnen zoals een chemische fabriek of een lpg vulpunt en mobiele bronnen zoals transport van gevaarlijke stoffen over wegen en door leidingen. Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'.

Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is. Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een groepsrisico en een plaatsgebonden risico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt de burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen.

verplicht

Het uitvoeren van het gewenste plan wordt niet gezien als risicovolle activiteit.

Nabij de inrichting zijn ook geen risicovolle activiteiten gelegen. Verder is de inrichting niet binnen een zone van hoofdleidingen of kabels gelegen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt hiermee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan.

2.1.3.2.9 Water     

Op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, onder b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht voor een wijzigingsplan. In dat kader dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuiskundige situatie.

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium.

De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  1. de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken en
  2. de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van het erf aan de Beckenstraat is al in een vroeg stadium overleg gevoerd tussen Natuurmonumenten en het Waterschap Rijn en IJssel. Het eerste overleg vond plaats op 10 maart 2021. Tijdens dit overleg zijn de plannen van sloop en nieuwbouw voorgelegd aan het waterschap. Van belang bij dit plan is de ligging van het erf ten opzichte van de Baakse beek en van de regionale waterkering die zich ten westen van de Baakse beek bevindt. Ten aanzien van het omzetten van de woonappartementen naar recreatieappartementen in het kasteel van Hackfort wijzigt er in feite niets aan de terreininrichting. Hiermee Zijn dan ook geen gevolgen vanuit de watersituatie te verwachten.

Vervolgoverleggen met het waterschap hebben plaatsgevonden op 20 april 2021 en op 2 september 2021. Natuurmonumenten heeft hiertoe het schetsplan van de gewenste nieuwe invulling van het erf aan de Beckenstraat en ook doorsnedes van het erf aangeleverd in relatie tot de gewenste nieuwbouw.

Het advies van het waterschap is overgenomen in de plannen. Vanuit het waterschap zijn verder geen dusdanige belemmeringen waardoor het plan geen doorgang zou kunnen vinden.

Watertoets tabel

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Ten behoeve van de watertoets is de watertoetstabel van het waterschap ingevuld. Hiermee is in beeld gebracht welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit de watertoetsprocedure doorlopen dient te worden. Bij het invullen van de watertoetstabel is gebruik gemaakt van kaartmateriaal van de provincie Gelderland en van het waterschap.

verplicht

verplicht verplicht

# de intensiteit van het waterproces is afhankelijk van de antwoorden op bovenstaande vragen. Als er op een categorie 2 vraag een ‘ja’ is geantwoord is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een ‘ja’ geantwoord dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden.

Toelichting

Het erf aan de Beckenstraat 1 bevindt zich direct grenzend aan de Baakse beek. De Baakse beek is een laagland beek die wordt gevoed door regenwater en uittredend grondwater. Aan de oostkant van het erf ligt tussen de beek en het erf een regionale waterkering. Deze waterkering is ook als zodanig bestemd in het bestemmingsplan. De beek ligt circa 1,5 tot 2,0 m lager dan het erf. Het erf bevindt zich op een oude noord-zuid gerichte zandduin en ligt daardoor hoger dan de omgeving. Het erf ligt op een gemiddelde hoogte van 10,10 m + NAP. Het gebied direct ten noorden en oosten van het erf is aangemerkt als waterbergingsgebied. Deze gronden liggen op een gemiddelde hoogte van 8,4 m + NAP. Bij hoog water staan deze lager gelegen gronden onder water. De bestaande boerderij ligt in feite buiten de waterkering. De boerderij ligt echter ook op de hoger gelegen zandduin, de oorspronkelijke bewoners wilden immers ook geen natte voeten krijgen, op een hoogte van circa 10,10 m+ NAP. Dit is hoger dan het toetspeil van 10,03 m + NAP dat het waterschap hanteert voor de waterkering.

Ten aanzien van de ligging van het erf nabij de beek, is van belang dat er een strook van 5 m breed vrij gehouden wordt ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden. Het hemelwater dat afgekoppeld wordt, zal niet op de beek geloosd worden, maar direct in de grond infiltreren.

De ligging van de regionale waterkering is in onderstaande afbeelding aangegeven. Het waterschap gaat uit van een Toetspeil van NAP +10,03, vereiste kruinbreedte van 3 meter, een vereiste kruinhoogte van NAP 10,33 m en taluds 1:3 naar beide zijden. In deze zone is geen bebouwing of aanplant van bomen toegestaan. Daarnaast dient ook rekening ghouden te worden met toekomstige uitbreiding. Dit leggerprofiel is mogelijk niet overal fysiek aanwezig en dit betekent dat op afzienbare termijn verbetering nodig is. Deze activiteiten zijn vergunningplichtig. Ook het graven in de waterkering is vergunningplichtig. Voor het beoogde plan geldt dat de twee nieuw op te richten woningen niet binnen de kernzone van de waterkering gebouwd zullen worden, maar op voldoende afstand hiervan. De westelijk gelegen woning komt op een afstand van circa 16,7 m van de waterkering en de meest oostelijk gelegen woning op een afstand van 6,0 m (noordkant) en 12,2 m (oostkant). De nieuwe woningen worden niet voorzien van kelders. De afbeelding hieronder maakt duidelijk waar de nieuwe woningen gesitueerd worden ten opzichte van de waterkering.

2.1.3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie     

Beckenstraat 1 Vierakker

verplicht

Het plangebied aan de Beckenweg 1 in Vierakker heeft een “Waarde – Archeologische verwachting 1” toegekend gekregen. Dit betekent dat bij oprichting van een bouwwerk groter dan 250 m2 een archeologisch rapport overlegd dient te worden.

Op het erf zullen 2 nieuwe vrijstaande woningen worden gebouwd. De 2 nieuwe woningen hebben elk (incl. inpandig bijgebouw) een oppervlakte van circa 250 m2. Deze nieuwe gebouwen worden bovendien groten deels geplaatst op de plek waar al bebouwing staat. De ondergrond is daar reeds geroerd daardoor is er dan ook geen archeologisch onderzoek nodig voor deze locatie.

Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden, Kasteel Hackfort

verplicht

Het plangebied aan de Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden heeft deels 'Waarde Archeologie', deels 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en deels een 'Waarde - Archeologische verwachting 2' toegekend gekregen.

Dit betekent dat bij oprichting van een bouwwerk groter dan 50 m2 (bij Waarde Archeologie), 250 m2 (bij Waarde Archeologische verwachting 1) en 1.000 m2 (bij Waarde Archeologische verwachting 2) een archeologisch rapport overlegd dient te worden.

Op de planlocatie aan de Baakseweg 8 t/m 8e in Vorden worden geen gebouwen/ bouwwerken opgericht. Daardoor is er dan ook geen archeologisch onderzoek nodig voor deze locatie.

2.1.3.2.11 Flora en fauna     

Baakseweg 8 t/m 8e Vorden, Kasteel Hackfort 

Econsultancy heeft in opdracht van Natuurmonumenten een toetsing uitgevoerd van een planvoornemen op Kasteel Hackfort (aan de Baakseweg 8 t/m 8e te Vorden) aan de regels binnen de provinciale omgevingsverordening (Bijlage 8).

De toetsing is uitgevoerd in het kader van het veegplan 2022-1A binnen het bestemmingsplan landelijk gebied in de gemeente Bronckhorst.

De toetsing aan Groene ontwikkelszone heeft als doel in te schatten of het voorgenomen gebruik, het omzetten van de tijdelijke vergunning voor de maximaal 7 vakantie-/recreatiewoningen op het kasteel Hackfort, in een definitieve recreatiebestemming, strijdig is met regls binnen de provinciale omgevingsvergunning.

In de gewenste situatie blijft de functie van het Koetshuis, horeca en (tuinmans)woning ongewijzigd. De functie van het hoofdgebouw (Kasteel Hackfort) wijzigt naar een recreatiebestemming, waarbij maximaal 7 vakantie-/recreatiwoningen zijn toegestaan. Het betreft de bestaande binnenruimtes van het hoofdgebouw.

Het hoofdgebouw maakt onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone binnen het Gelders Natuurnetwerk. Nieuwe activiteiten of ontwikkelingen zijn alleen toegelaten als die geen nadelige gevolgen kan hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang.

Aangezien het planvoornemen enkel inpandige activiteiten betreft, zonder dat er inrichtingsmaatregelen noodzakelijk zijn kunnen negatieve gevolgen voor de bestaande kwaliteiten, oppervlakte en samenhang met voldoende zekheid worden uitgesloten.

Beckenstraat 1 in Vierakker

Ten behoeve van de voorgenomen plannen aan de Beckenstraat 1 in Vierakker is er een Quickscan uitgevoerd naar de natuurwaarden. Dit rapport is als Bijlage 5 achter deze toelichting gevoegd.

Econsultancy heeft in opdracht van Natuurmonumenten een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd aan de Beckenstraat 1 te Vierakker.

De quickscan Wet natuurbescherming is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging, waarbij de sloop en renovatie van enkele opstallen aan de orde is.

Het onderzoek heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten, gebieden of houtopstanden aanwezig zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.

De initiatiefnemer is voornemens een deel van de opstallen te slopen en eventueel terenoveren. De agrarische functie op de locatie zal verdwijnen. Binnen het gebied worden de huidige boerderij en schuur behouden en zullen er op de plek van de zuidelijke opstallen twee woningen worden gebouwd. De exacte invulling is vooralsnog niet bekend.

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel I. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

Econsultancy heeft van Natuurmonumenten opdracht gekregen voor het uitvoeren van een toetsing van een planvoornemen aan de Beckenstraat 1 te Vierakker aan de regels binnen de provinciale omgevingsverordening (Bijlage 9).

De toetsing is uitgevoerd ten behoeve van het veegplan 2022-1A binnen het bestemmingsplan landelijk gebied in de gemeente Bronckhorst.

De initiatiefnemer is voornmens een deel van de opstallen te slopen en een deel te renoveren. De agrarische functie op de locatie zal verdwijen. Binnen het gebied worden de huidige boerderij en schuur behouden en zullen er op de plek van de zuidelijke opstallen twee woningen worden gebouwd. Het zuidelijk deel van het plangebied zal omgevormd worden tot natuur.

De onderzoekslocatie maakt deel uit van het Gelders Natuurnetwerk. Het plangebied is tevens onderdeel van het Nationaal Landschap de Graafschap. Het noordelijk deel van het plangebied is aangewezen als beheerplan 'historisch bouwwerk en erf' en het zuidelijke deel als 'Omvorming - Kwaliteitsimpuls'.

Het voorgenomen planvoornemen heeft geen nadelige gevolgen voor zowel de gebiedsspecifieke kernkwaliteiten als de algemene kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in bijlage 'Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone'. Tevens wordt door de voorgenomen inrichting voldaan aan de criteria die gesteld zijn aan ontwikkelingen op erven binnen Nationaal Landschap de Graafschap.

Conclusie

Er zijn nestmogelijkheden voor de huismus (bungalow en schuur) en kerkuil (boerderij). De nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd. Daarnaast zijn er vaste rustplaatsen voor de steenuil (jongveestal) en kerkuil (jongveestal en ligboxenstal) aanwezig op de onderzoekslocatie.

Door aankomend broedseizoen het actuele gebruik van de huismus, boerenzwaluw en huiszwaluw vast te stellen kan de impact van de werkzaamheden bepaald worden. Vaststaat dat tenminste één nest van de huismus door de sloop verloren gaat. Dit maakt de ingreep ontheffingsplichtig. De ontheffing kan pas worden aangevraagd als de nadere onderzoeken naar huismus en overige soorten zijn afgerond.

Voor de kerkuil is naar verwachting in overleg met de kerkuilenwerkgroep de functionaliteit te behouden. De opstal waar de kast hangt kan in principe voor de soort behouden blijven. Er dient wel een plan opgesteld te worden om verstoring tijdens de werkzaamheden te voorkomen (bijvoorbeeld vermijden kwetsbare periode).

Voor de vaste rustplaatsen van steenuil en kerkuil die verloren gaan zal een mitigatieplan moeten worden opgesteld en als met voldoende zekerheid verstoring kan worden voorkomen is een ontheffing niet noodzakelijk. In het mitigatieplan zal middels een uitgebreide omgevingscheck en navraag bij lokale uilenwerkgroepen worden uitgezocht hoe de huidige roestplekken in de directe omgeving van de onderzoekslocatie gecompenseerd zullen worden.

Voor de boerenzwaluw geldt eveneens dat het actuele gebruik vastgesteld moet worden om de impact te kunnen bepalen. Naar verwachting zal deze soort zich al deels hebben teruggetrokken vanwege de verminderde agrarische activiteit.

Op de onderzoekslocatie broeden in diverse opstallen algemene broedvogels. Om overtreding te voorkomen dient buiten het broedseizoen gewerkt te worden. Globaal geldt hiervoor de periode van half maart tot half augustus, geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval

De zolders van de boerderij en schuur zijn geschikt voor de gewone grootoorvleermuis als verblijfplaats. Door eventuele renovatiewerkzaamheden kunnen deze jaarrond beschermde verblijfplaatsen verstoord worden. Aan de hand van aanvullend veldonderzoek dient vastgesteld te worden of de zolders daadwerkelijk door grootoorvleermuizen worden gebruikt als verblijfplaats. Indien dit het geval is, dan is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

De stukken struweel en lage begroeiing rond enkele opstallen kunnen een functie als foerageergebied of verblijfplaats hebben voor kleine marterachtigen zoals bunzing, hermelijn en wezel. Gelet op de doelstelling van Natuurmonumenten kan bij de nieuwe inrichting speciale aandacht aan het behoud en versterken van het leefgebied van kleine marterachtigen besteed worden. Dit houdt in dat de geschikte vegetatie zo veel mogelijk behouden dient te worden en dat er nieuwe beplanting wordt aangelegd. Voor werkzaamheden die betrekking hebben op het verwijderen van vegetatie rond de bebouwing geldt de zorgplicht.

Ten aanzien van licht beschermde zoogdieren en amfibieën dient rekening gehouden te worden met de zorgplicht. Wanneer dieren worden aangetroffen dienen deze de kans te krijgen om veilig weg te komen. Daarnaast wordt geadviseerd om het dempen van de vijver buiten de voortplantingsperiode en de winterrust van amfibieën uit te voeren. Dit beperkt de geschikte periode voor het dempen tot de periode september tot en met oktober. Afhankelijk van de temperatuur en temperatuurschommelingen rond de winter kan het dempen ook plaatsvinden in maart, april of november.

Ligging in Gelders Natuurnetwerk GNN

De onderzoekslocatie is gelegen in een onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Hierover vindt overleg plaats met de provincie Gelderland. Zij kan uitsluitsel geven of de weergegeven begrenzing actueel is, de huidige planvorming te realiseren is door middel van een saldobenadering en wat de eventuele vervolgstappen zijn in dit proces.

Beide herbestemmingen zorgen voor een kwaliteitsimpuls voor de hele omgeving, zowel op het landgoed als ook daarbuiten. De vrijgekomen (pacht)gronden van de Beckenstraat 1 zijn ingezet t.b.v. kruiden- en faunarijke akker/grasland (ca. 10 ha), vochtig hooiland (ca. 13 ha) en natuur inclusieve landbouw (ca. 15 ha). De overige 15 ha ruilgrond die door Natuurmonumenten is aangekocht bij de ontpachting wordt ingezet als ruilgrond t.b.v. natuurrealisatie op landgoed Hackfort. Hierdoor ontstaat er ruimte voor extensievere landbouw in een kwetsbaar gebied. Kortom 52 hectare intensieve landbouwgrond wordt omgezet in diverse natuurontwikkeling op het landgoed.

Daarnaast wordt op het kadastrale perceel Beckenstraat 1 zelf ruim 1 hectare agrarische grond omgezet naar natuurontwikkeling t.b.v. kruiden- en faunarijke akker/grasland of vochtig hooiland. Zie hiervoor tevens de verbeelding Beckenstraat 1, Vierakker.

Dit zal ook als compensatiemaatregelen worden gebruikt richting de provincie Gelderland voor het omzetten van een gedeelte van het GNN naar GO (erf Beckenstraat 1).

Met het vrijkomen van het agrarische erf en gronden van de Beckenstraat is afgelopen jaren tevens het gewenste herstel van het watersysteem gerealiseerd. Onder meer door bescherming en herstel van de kwetsbare natte vegetaties op de landgoederen Hackfort en ‘t Suideras (opheffen verdroging) en realiseren van een robuuster, klimaatbestendiger waterbeheer. Het boezemgebied van ruim 40 ha groot is daarbij omgevormd naar een natuurrijke overstromingsvlakte met open graslanden, herkenbare steilranden en meer ruimte voor de beek. Op enkele aanliggende enken na is het oorspronkelijke gebruik als akkerland in ere hersteld.

Er wordt ruim 1.600 m2 aan voormalige agrarische bebouwing en kuilvoerplaten verwijderd aan de Beckenstraat 1 en het erf herbestemd naar wonen. Daarmee voldoet het tevens aan onze functieveranderingsvoorwaarden en wordt de stikstofuitstoot in grote mate gereduceerd door het stoppen van de veehouderij op het erf.

Stikstof

Om te bepalen of de voorgenomen activiteiten aan de Beckenstraat 1 te Vierakker is er een onderzoek naar de stikstofdepositie uitgevoerd. Voor zowel de aanleg- als gebruiksfase is berekend (Aerius Calculator) of er een significante toenname van de stikstofdepositie is.

Uit het onderzoek blijkt dat het projecteffect op de Natura-2000-gebieden ten gevolge van zowel de aanleg- als de gebruiksfase kleiner of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Daarmee vormt stikstof geen belemmering voor het plan.

De rapportage is al Bijlage 3 bijgevoegd.

2.1.3.2.12 Verkeer     

Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot

parkeeroverlast.

Het plan aan de Beckenstraat 1 in Vierakker voorziet in het wijzigen van de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden – Landschap en natuur' naar 'Wonen'. Alle agrarische activiteiten worden blijvend gestaakt. Hiermee neemt de verkeersaantrekkende werking van deze locatie af.

Het plan aan de Baakseweg 8 t/m 8 e in Vorden voorziet in 7 recreatieappartementen in het hoofdgebouw van kasteel Hackfort. In de bestaande planologische situatie mogen hier 4 woningen gesitueerd zijn. Gezien de aard en omvang van de beoogde plannen is het aannemelijk dat de verkeersaantrekkende werking van deze planlocatie niet toeneemt.

Conclusie

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de gewenste bestemmingswijziging.

2.1.3.2.13 Leidingen     

Op het terrein zijn geen leidingen aanwezig welke het initiatief verhinderen.

Conclusie

Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor de gewenste bestemmingswijziging.

2.1.3.3 Volkshuisvesting     

Het verzoek past binnen uw Coalitieprogramma 2018-2022 'Gewoon doen!', want geeft uitvoering aan de beleidsspeerpunten ‘Wonen’, ‘Landbouw en landschap’ en ‘Economie, ondernemerschap en recreatie’.

Het past binnen de ‘Woonvisie 2019-2025’, doordat er hier geen sprake is van het toevoegen van woningen. Het gaat hier om een verschuiving van een aantal woningcontingenten.

Daarnaast een planologisch kader bieden voor beide locaties, waardoor er gewoond kan worden aan de Beckenstraat 1 en gerecreërd in het kasteel Hackfort.

2.1.3.4 Economisch     

Deze ontwikkeling draagt bij aan een vitaal platteland. De daarvoor benodigde investeringen worden door de initiatiefnemer uit eigen middelen gedragen.

Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar.

2.1.3.5 Maatschappelijk     

Het initiatief draagt bij aan de leefbaarheid en de beleefbaarheid van het buitengebied van de gemeente Bronckhorst.

2.1.3.6 Overleg en inspraak     

2.1.3.6.1 Overleg     

Tijdens de ontwerpfase heeft er overleg plaatsgevonden met Waterschap Rijn en IJssel en provincie Gelderland. Dit resulteerde in twee zienswijzen die beiden hebben gezorgd voor aanpassing van de waterparagraaf, een aantal extra onderzoeken (Bijlage 8 en 9), een beter beschreven landschappelijke inpassing met voorwaardelijke verplichting in de regels. De provincie heeft in een mail van 21 februari 2022 aangegeven akkoord te gaan met de wijzigingen, mits er een beter beschreven landschappelijke inpasslingsplan komt (Bijlage 7).

2.1.3.6.2 Inspraak     

Het initiatief is besproken met de omgeving. Er hebben hierover omwonendenavonden hebben plaatsgevonden op 15 januari 2021 (Doel was toelichting concept ontwerp) en 14 september 2021 (Doel was toelichting update ontwerp en vervolgprocedure t.a.v. indienen ontwerp bestemmingsplan).

2.1.3.7 Conclusie     

Het initiatief is, gezien de inhoud van dit hoofdstuk uitvoerbaar.

2.1.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in toelichting hoofdstuk 4.

2.1.4.1 Bestemmingsregels     

2.1.4.1.1 Recreatie     

Het plan kent drie bestemmingen recreatie, te weten 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Recreatiewoning' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Bij dagrecreatie betreft het een ponyuitrijplek en een dwaaltuin waarbij de bouwhoogte van de gebouwen en de oppervlak is vastgelegd. Afwijken van de maatvoering is met 10% mogelijk. Parkeren is uitsluitend toegestaan op eigen terrein. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3' is parkeren aan de overzijde van de weg ook toegestaan.

De inhoud, bouw- en goothoogte van recreatiewoningen zijn in de regels vastgelegd. Van deze maten kan met 10% worden afgeweken. De recreatiewoning mag niet voor zelfstandige bewoning of als afhankelijke woonruimte worden aangewend.

De verblijfsrecreatieve terreinen zijn specifiek met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie' geregeld. Op deze wijze is voor elk terrein de aard van de activiteit, de oppervlakte bebouwing voor de gemeenschappelijke voorzieningen in m2 en het aantal recreatiewoningen, stacaravans, chalets, groepsaccomodaties, trekkershutten en toeristische standplaatsen vastgelegd. Daarbij geldt dat chalets en stacaravans onderling uitwisselbaar zijn. De oppervlakte van een natuurkampeerterrein bedraagt maximaal 1 ha. Indien de bestaande oppervlakte groter is dan 1 ha geldt de bestaande oppervlakte als maximum. In de bouwregels zijn bouw- en goothoogten opgenomen van de bedrijfswoning, bijgebouwen, recreatiewoningen, chalets en caravans. Voor het recreatieterrein Wientjesvoort Noord is een specifieke bouwregeling opgenomen omdat hier de bestaande situatie afwijktt van de generieke regel. Met een omgevingsvergunning onder voorwaarden kunnen de vastgelegde aantallen stacaravans, chalets en trekkershutten worden vergroot. Eén van de voorwaarden is dat de nieuwe activiteit geen onevenredige aantasting heeft voor natuur, landschap en milieu en de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden. De bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor zelfstandige bewoning of als afhankelijke woonruimte (met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen) voor het opslaan, storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming. De parken dienen bedrijfsmatig te worden geëxploiteerd en een activiteitenhal mag alleen ten dienste staan van/door campinggasten.

In dit plan is binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' een wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders opgenomen waarmee de inhoud van een recreatiewoning kan worden vergroot. Voorwaarde daarbij is dat de totale inhoud van alle recreatiewoningen op het terrein tesamen niet toeneemt.

2.1.4.1.2 Wonen     

Woningen zijn ondergebracht in drietal bestemmingen voor wonen.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. De woningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gelegen. Om hier zicht op te hebben en over het aantal woningen en hun uitbreidingsmogelijkheden regie te kunnen voeren, zijn de specifieke situaties in een drietal bestemmingsvarianten vastgelegd: 'Wonen', 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'. Voor de bestemming Wonen geldt dat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn ieder in aparte hoofdgebouwen gesitueerd;

Voor de bestemming 'Wonen - 1' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal twee woningen zijn toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn allen in één hoofdgebouw gesitueerd.

Voor de bestemming 'Wonen - 2' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal drie woningen zijn toegestaan, waarbij twee woningen zijn gesitueerd in een eerste hoofdgebouw en de derde woning is gesitueerd in een tweede hoofdgebouw. Is de aanduiding 'aantal woningen' opgenomen dan is uitsluitend het aangegeven aantal woningen toegestaan. De toegestane woningen boven het aantal van drie kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande situatie is normstellend.

Woning

De toegestane maatvoering voor burgerwoningen is 750 m3. Indien de inhoud van een woning reeds groter is, is de bestaande inhoud de maximaal toelaatbare maat.

Toevoeging aan de netto woningvoorraad door nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is niet toegestaan.

Herbouw van een woning is alleen toegestaan met de bestaande situering en in de bestaande bouwwijze. Het bevoegd gezag kan hier onder voorwaarden van afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning. Één van die voorwaarden is dat uit onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel.

Bijgebouwen

Bij burgerwoningen zijn bijbehorende bouwwerken, uitsluitend in de vorm van bijgebouwen, toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2. Middels de rijksregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) kan onder voorwaarden nog maximaal 50 m2 extra vergunningsvrij worden gebouwd tot een maximum van 150 m2. Indien de bestaande oppervlakte van een bestaand bijgebouw groter is dan 100 m2, is de bestaande oppervlakte de maximaal toelaatbare maat. Vaak zijn deze bijgebouwen voormalige stallen en schuren.

Afwijken van de bouwregels

Bij nieuw- en/of herbouw van bijgebouwen geldt een sloopbonus regeling. Bij sloop van bebouwing kan middels een omgevingsvergunning voor afwijken 20% worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m2. Eventueel nieuw op te richten bebouwing dient binnen het bestemmingsvlak zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, met een maximale afstand van 20 m tot de woning. Bij een burgerwoning is een hooiberg onder bepalingen toegestaan.

Daarnaast is met een omgevingsvergunning onder voorwaarden mogelijk:

  • de hoogte van de bouwwerken (geen gebouwen) te verhogen tot 4 m,
  • 10% af te wijken van de in de regels genoemde maten,
  • nevenactiviteiten bij de woning toe te staan. Deze nevenactiviteiten moeten wel voorkomen op de lijst met oegelaten functies of in milieuhygiënisch opzicht met deze functies vergelijkbaar zijn. Niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken mag voor de nevenfunctie worden gebruikt en tot een maximum van 350 m2 van de bestaande gebouwen. Er wordt altijd verevening gevraagd. Deze bestaat bij karakteristieke/monumentale gebouwen uit de instandhouding van ervan. De vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.
  • grondgebonden zonne-installaties voor de eigen energievoorziening, kleine windturbines en miniwindturbines toe te staan (zie paragraaf 2.1.4.1.6)

Overigens is het bij recht toegestaan grondgebonden zon nepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening te realiseren.

Paardenbakken

Bij burgerwoningen is de aanleg van een paardenbak mogelijk. Oprichting van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak kan enkel op basis van een omgevingsvergunning voor afwijken worden gerealiseerd, waarbij eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerk.

Kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan bij de woonbestemming welke buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) zijn gelegen een kleinschalige kampeerterrein worden toegestaan waarbij onder andere geldt dat deze wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak, het aantal kampeerplaatsen maximaal 30 bedraagt.

Voor trekkershutten gelden de bepalingen dat per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut is toegestaan en dat deze meetellen in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak. Stacaravans of chalets zijn niet toegestaan.

Combinatie van recreatie activiteiten Voor gevallen, welke zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf, is het onder voorwaarden mogelijk een combinatie van recreatieve activiteiten te ontplooien waarvoor maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt. Verevening weer is vereist.

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten

Op een aantal voormalige agarische bedrijven welke in dit plan een woonbestemming hebben gekregen vinden nog hobbymatig agrarische activiteiten plaats. Deze kunnen worden voortgezet waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt. Deze gevallen zijn met een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' op de verbeelding aangegeven.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de woonbestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' om recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan. Hierbij geldt onder andere dat dit alleen kan bij burgerwoningen zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf. Tevens geldt dat op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan reeds één van de volgende recreatieve functies aanwezig moet zijn geweest: recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfast voorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen. De oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden zijn met een maximale oppervlakte van 750 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke gebouwen toegelaten, inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen.

2.1.4.1.3 Wonen - Landhuis     

Binnen de bestemming in 'Wonen - Landhuis' zijn de gronden naast de woonfunctie ook bedoeld voor beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, gewassen en houtopstanden en bij het landhuis behorende erven. De bestaande nevenactiviteiten zijn voor elk landhuis vastgelegd. De bestaande bouw- en goothoogten , oppervlakte en inhoud van de gebouwen en bijgebouwen gelden als maximum. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om functies toe te voegen cq herinrichting te laten plaatsvinden. Het scala aan mogelijkheden is weergegeven in de tabel in artikel 25 lid 6 onder a. Voorwaarde daarbij is wel dat de initiatiefnemer een door burgemeester en wethouders goed te keuren ontwikkelingsvisie over het gehele landgoed overlegt. Een ecologisch onderzoek maakt hier deel van uit indien het landgoed in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO) is gelegen. Voor de diverse functies geldt dat het gebruik van de oppervlakte van de bestaande gebouwen aan een percentage gebonden.

2.1.4.1.4 Waarde     

Waarde - Archeologie, Waarde - Archeologische verwachting 1, Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische verwachting 3

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. 'Waarde - Archeologie' staat voor gebieden met een bekende zeer hoge of hoge archeologische waarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 1' staat voor een hoge verwachtingswaarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 2' staat voor een voor een middelhoge verwachtingswaarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 3' staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.1.4.1.5 Waterstaat     

'Waterstaat - Waterberging'

De gronden waar deze dubbelbestemming geldt zijn mede bestemd voor waterbergingsgebied ter verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van en behorende bij de waterberging. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om van de bouwregels af te wijken. Wel moet worden voldaan aan de daaraan verbonden voorwaarde, die is opgenomen in de regels. Voor bepaalde werken en werkzaamheden die het doel van waterberging kunnen schaden is een omgevingsvergunning nodig.

'Waterstaat - Waterkering'

De gronden waar deze dubbelbestemming geldt, zijn mede bestemd voor waterkering en bij die functie behorende voorzieningen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van en behorende bij de waterkering. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om van de bouwregels af te wijken. Wel moet worden voldaan aan de daaraan verbonden voorwaarde, die is opgenomen in de regels. Voor bepaalde werken en werkzaamheden die het doel van waterkering kunnen schaden is een omgevingsvergunning nodig.

'Waterstaat - Waterlopen'

Ter bescherming van de A-watergangen die door het plangebied lopen is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn bestemd voor het beheer en het onderhoud van de watergangen en/of retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen en beschoeiing. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een bouwhoogte van 2 m. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om van de bouwregels af te wijken. Wel moet worden voldaan aan de daaraan verbonden voorwaarde, die is opgenomen in de regels.

'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'

De gronden waar deze dubbelbestemming geldt, zijn mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van bij de waterstaatkundige functie. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om van de bouwregels af te wijken. Wel moet worden voldaan aan de daaraan verbonden voorwaarde, die is opgenomen in de regels.

2.1.4.1.6 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop' en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'bijlagen bij de regels bijlage 1'. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe hebben de vier woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Landhuis' en de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', ' Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur, de woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en de bestemming 'Bedrijf', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

2.2 Beekstraat 1 Hengelo     

2.2.1 Inleiding     

2.2.1.1 Aanleiding     

De eigenaar heeft medewerking gevraagd om de bestemming van het perceel Beekstraat 1 in Hengelo zodanig te wijzigen dat op de recreatieboerderij (Beekstraat 1) weer gewoond kan worden met behoud van de bestaande recreatieve functie. Voorts wil de initiatiefnemer 3 trekkershutten plaatsen op het perceel ter vervanging van 3 toeristisch standplaatsen.

Burgemeester en wethouders zijn bereid onder voorwaarden medewerking te verlenen aan het voorliggende initiatief. Eén van deze voorwaarden is dat het initiatief op verantwoorde wijze is in te passen.

2.2.1.2 Plangebied     

De ontwikkeling vindt plaats op de percelen kadastraal bekend: Gemeente Hengelo (Gld), Sectie L, nummer 1029 en deels op nummer 1156. Het plangebied is globaal ten westen van het dorp Hengelo gelegen. Zie de volgende afbeelding.

verplicht

afb. globale ligging plangebied (rode cirkel) ten westen van Hengelo

2.2.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzingen van het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2018- (vastgesteld 08-11-2018). De gronden hiervan zijn bestemd voor:

  • 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en zijn nader aangegeven met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van recreatie' en 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen'.

Deze aanduidingen betekenen dat er een kampeerboerderij, één groepsaccommodatie, 30 toeristische standplaatsen voor een minicamping zijn toegelaten en bebouwing (max. 25 m2) ten behoeve van de gemeenschappelijke voorzieningen. Een bedrijfswoning is expliciet uitgesloten.

De gronden zijn tevens bestemd voor de bescherming van de archeologische waarde door de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Op de volgende afbeelding is het plangebied rood omlijnd.

verplicht

afb. uitsnede verbeelding met ligging plangebied

Het toevoegen van een woonfunctie en drie trekkershutten is strijdig met de regels van dit bestemmingsplan. Om het voorliggende initiatief te kunnen uitvoeren moet er afgeweken worden van de regels van dit bestemmingsplan.

2.2.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.2 Beekstraat 1 Hengelo de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.2.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.2.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.2.3).

Paragraaf 2.2.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.2.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.2.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.2.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.2.1.4).

Paragraaf 2.2.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.2.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.2.2.2) en de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.2.2.3).

Paragraaf 2.2.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.2.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.2.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 2.2.3.3), economische aspecten (paragraaf 2.2.3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 2.2.3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 2.2.3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.2.3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.2.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij planonderdeel Beekstraat 1 Hengelo

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.2.2 Initiatief     

2.2.2.1 Bestaande situatie     
2.2.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

De naam 'de Haijkinkhorst' voor een perceel aan de Beekstraat was begin 1700 al bekend. Het perceel Beekstraat 1 is in ieder geval meer dan 150 jaar bewoond. De oorspronkelijke boerderij Heitinghorst is rond 1900 vervangen door een nieuw (voor)huis. Het achterhuis is aangebouwd in 1931. De activiteiten van het gemengde agrarische bedrijf bestond uit veeteelt, fruitteelt en akkerbouw.

De agrarische activiteiten zijn begin jaren 90 afgebouwd en definitief beëindigd in 1995. De naam van de huidige boerderij is de loop der eeuwen gewijzigd in Heytinkhorst.

Zie volgende afbeeldingen van de ontwikkelingen op de locatie Beekstraat 1 te Hengelo

verplicht

Afb. Globale ligging boerderij 1850 (bron: www.topotijdreis.nl)

verplicht

Afb. Globale ligging boerderij 1900 (bron: www.topotijdreis.nl)

verplicht

Afb. 1950 (bron: www.topotijdreis.nl)

2.2.2.1.2 Hydrologie     

De hydrologische situatie door de uitvoering van het voorliggende plan wijzigt niet.

2.2.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Zoals op de luchtfoto te zien zijn er, als gevolg van de rationalisatie in de landbouw en de functieverandering (de hoofdfunctie van de locatie en omgeving) geen specifieke landschaps-en natuurwaarden meer aanwezig.

2.2.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

Op het terrein rust een 'Waarde - archeologische verwachting – 1' en 'Waarde - archeologische verwachting 3'. Dat wil zeggen dat onderzoek naar die waarde(n) bij bebouwingsactiviteiten groter dan respectievelijk 250 en 5.000 m2 noodzakelijk is. Dat is hier niet het geval omdat er feitelijk sprake is van een gedeeltelijke wijziging in het gebruik van de boerderij zonder ingrepen in de bodem.

Derhalve heeft geen onderzoek naar de archeologische verwachting plaats gevonden.

Qua cultuurhistorische waarde kan worden opgemerkt dat de boerderij en/of delen daarvan niet op de gemeentelijke monumentenlijst voorkomen. Het perceel met opstallen staat ook niet op de MIP-lijst. De aanwezige boerderij is karakteristiek en daarom beschermingswaardig. Zie volgende afbeelding van de bestaande boerderij.

verplicht

afb. boerderij met kapschuur als ontmoetingsruimte

2.2.2.2 Randvoorwaarden     

De gemeente heeft naar aanleiding van het principeverzoek een aantal randvoorwaarden voor de locatie Beekstraat 1 gesteld. Als belangrijkste randvoorwaarde geldt dat de bebouwing niet toeneemt met uitzondering van de 3 te plaatsen trekkershutten. Hiervoor worden overigens 3 standplaatsen ingeleverd.

Voorts heeft de gemeente aangegeven dat er sprake moet zijn van goede landschappelijke inpassing.

2.2.2.2.1 Beeldkwaliteitseisen     

Anders dan een goede landschappelijke inpassing gelden er geen specifieke beeldkwaliteitseisen welke afwijken van het reguliere welstandsbeleid ter plaatse.

2.2.2.2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Het voorliggende initiatief ziet op een wijziging van een deel van de bestaande recreatieboerderij voor de functie 'wonen'. Dit gaat uitsluitend gepaard met een interne verbouwing waarvan de ruimtelijke uitstraling nihil is. De boerderij die gebruikt werd als groepsaccommodatie wordt afgebouwd en er zullen in de boerderij nog maximaal 3 luxe kamers zijn. Het totaal aantal bedden bedraagt 8. Het overige deel van de boerderij krijgt een woonfunctie.

De huidige boerderij met opstallen is op landschappelijk verantwoorde wijze ingepast in de omgeving. Onderstaande foto's geven een impressie van deze fraaie inpassing.

verplicht

afb. speelweide met fruitboomgaard

verplicht

afb. landschappelijk inpassing Beekstraat 1 met minicamping

verplicht

afb. minicamping

verplicht

afb. minicamping

2.2.2.3 Planbeschrijving     

Aan de Beekstraat 1 te Hengelo is in de bestaande boerderij een groepsaccommodatie Heytinkhorst aanwezig en een minicamping de Achterhoek. Deze mooie oude boerderij bood plaats aan maximaal 54 personen verdeeld over 14 slaapkamers.

Voor een efficiëntere bedrijfsvoering en een sterkere financieel-economische drager is het gewenst de groepsaccommodatie te reorganiseren. Het oude voorhuis kan daarbij terug naar het eerdere en oorspronkelijke gebruik, te weten: wonen. De groepsaccommodatie wordt kleinschaliger van opzet.

De bestaande kapschuur wordt gebruikt voor ontmoetingsruimte voor de gasten. Voor de kinderen is er een slechtweervoorziening om te spelen. Op het campingterrein staat ook een douche-/toiletgebouw.

De groepsaccommodatie gaat van 14 kamers terug naar 3 kamers. Het totaal aantal bedden voor de 3 kamers bedraagt 8. Het aantal standplaatsen wordt uitgebreid.

Er ontstaat een gecombineerde gebruiksfunctie waarbij de beheerders op het terrein van de verblijfsrecreatie woonachtig zijn.

Het plan omvat de volgende onderdelen:

  • wijziging van een deel van de bestaande boerderij voor de functie 'wonen'. De huidige boerderij is in gebruik voor groepsaccommodatie;
  • verkleining van de groepsaccommodatie door het aantal slaapkamers terug te brengen van 14 naar 3 en te verbouwen tot meer luxueuzere slaapkamers. Het aantal luxe (slaap)kamers zal 3 bedragen.
  • uitbreiding van de 24 standplaatsen tot maximaal 30 standplaatsen, waarvan er 3 bestemd zijn voor trekkershutten. Voor de situering van de 3 trekkershutten (blauwe blokjes) wordt verwezen naar de volgende afbeelding.

verplicht

afb. globale situering 3 trekkershutten

De oppervlakten ten behoeve van de nieuwe woonfunctie in de boerderij bedragen voor de begane grond en de verdieping respectievelijk 136 m2 en 131 m2. Voor de groepsaccommodatie - de verblijfsrecreatieve functie - resteert op de begane grond een oppervlakte van 121 m2 en op de verdieping 76 m2. Ter verduidelijking zijn de oppervlakten voor recreatie en wonen in de volgende tabel opgenomen.

verplicht

Zie volgende bouwtekeningen waarbij de ruimten voor 'wonen' wit zijn ingekleurd en voor de 'groepsaccommodatie' grijs.

verplicht

Afb. begane grond

verplicht

Afb. 1e verdieping

Het bestaande verblijfsrecreatieterrein met bebouwing ligt in een groene setting en wordt goed onderhouden. Het plaatsen van de 3 trekkershutten kan eenvoudig worden ingepast in deze groene omgeving zonder nadere inpassingsmaatregelen. De volgende foto's geven een impressie van dit fraai gelegen verblijfsrecreatieterrein.

 verplicht

Afb. achtererf met speeltoestellen Beekstraat 1

 verplicht

Afb. ontmoetingsruimte in kapschuur

verplicht

Afb. speeltoestel met fruitboomgaard

 

verplicht

Afb. boerderij-groepsaccommodatie Beekstraat 1 

De totale oppervlakte aan bebouwing op het perceel Beekstraat bedraagt 634 m2 en bestaat uit:

- de boerderij 304 m2. De bruto-oppervlakte van de boerderij wijkt af van de hiervoor vermelde netto-oppervlakte van de nieuwe woonfunctie 136 m2 en groepsaccommodatie 121 m2; 

- kapschuur met aanbouw 185 en 50 m2;

- vrijstaande slechtweervoorziening 55 m2;

- schuur/berging 40 m2.

Voor de woonfunctie (159 m2) met bijbehorende bouwwerken (100 m2) is in totaal 259 m2 aan bebouwing beschikbaar en voor de recreatieve nevenfunctie 375 m2.

Parkeren

Op het terrein blijft voldoende parkeergelegenheid aanwezig omdat de groepsaccommodatie wordt verkleind (van 54 personen naar maximaal 8 personen) en het aantal standplaatsen wordt met 6 uitgebreid tot 30 waarvan er 3 bestemd zijn voor trekkershutten.

De 6 extra standplaatsen genereert maximaal 24 personen, terwijl door de verkleining van de groepsaccommodatie het aantal bezoekers afneemt met 46 personen.

Het bestaande aantal parkeerplaatsen (32) blijft gehandhaafd. Hiermee wordt ruimschoots in de parkeerbehoefte voorzien.

2.2.3 Uitvoerbaarheid     

2.2.3.1 Toetsing aan beleidskader     

De raad van de gemeente Bronckhorst heeft besloten in te stemmen met de 'Actualisatie van de beleidsuitgangspunten' uit de woonvisie:

A. Meer woningen, ca. 650 woningen tot 2025: zowel koop als (sociale) huur

B. Meer mogelijkheden voor doorstromers

C. Meer flexibiliteit bij woningbouwplannen in bestaande stenen

D. Meer ruimte voor collectieve woonvormen

E. Ook bouwen aan de randen van kernen

Op 27 mei 2021 heeft de raad de notitie ‘Actualisatie beleidsuitgangspunten woonvisie’ vastgesteld waarin ruimere mogelijkheden worden geboden voor nieuwe woningbouwplannen. De gemeente daagt de markt nog meer uit om met plannen te komen voor transformatie en splitsing van bestaand vastgoed en komen we initiatiefnemers tegemoet die bijvoorbeeld vastlopen bij het rond krijgen van de business case. Denk hierbij aan karakteristieke panden of vrijkomende agrarische bebouwing.

Het voorliggende initiatief waarbij de bestaande karakteristieke boerderij weer deels een woonfunctie krijgt valt binnen de termen van het beleidsuitgangspunt zoals verwoord onder C. Het waardevol vastgoed blijft ook voor de toekomst behouden door het herleven van de oude woonfunctie van de boerderij en het behouden van de recreatieve functie op het perceel Beekstraat 1.Deze recreatie-activiteiten worden als nevenactiviteit bij de woonfunctie te beschouwd.

2.2.3.2 Omgevingsaspecten     

2.2.3.2.1 Duurzaamheid     

De functieverandering leidt tot een beperkte interne verbouwing waarbij gebruik wordt gemaakt van duurzame en herbruikbare materialen.

Op het terrein en op de aanwezige gebouwen zijn er mogelijkheden om zonnepanelen te plaatsen.

Hemelwater is in de huidige situatie al afgekoppeld. In de toekomstige situatie zal dit niet veranderen.

2.2.3.2.2 Bodem     

Een bestemmingsplan dat voorziet in bouw- en/of inrichtingsmogelijkheden dient een reëel beeld te geven van de bodemkwaliteit van de gronden waarop het initiatief betrekking heeft. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

De belangrijkste verandering vanhet voorliggende initiatief is het gedeeltelijke nieuwe gebruik van de boerderij als woning. Een deel van de boerderij behoudt zijn - weliswaar in een kleinere omvang - recreatief-toeristische groepsaccommodatie. In het verleden had de boerderij een woonfunctie, en deze functie is altijd aanwezig geweest, zij het dat de laatste jarern sprake was van een recreatief nachtverblijf. De uitbreiding van het aantal campingplaatsen van 24 naar 27 en het plaatsen van 3 trekkershutten ziet op een beperkte uitbreiding.

Deze fucntieverandering in combiantie met een uitbreiding gaat niet gepaard met bodemingrepen en op basis van het oude en nieuwe gebruik wordt gesteld er geen risicobronnen bekend zijn die een mogelijk gevaar voor de bodem en de gezondheid van de toekomstige bewoners en bezoekers zouden kunnen betekenen.

Conclusie

Een bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

2.2.3.2.3 Geluid     

Bij ruimtelijke plannen moet ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat rekening gehouden worden met het aspect wegverkeerslawaai. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidzones, met uitzondering van woonerven, 30-km/uur-gebieden en wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de meest nabij gelegen wegas 48 dB of minder bedraagt.

De locatie is gelegen in het buitengebied aan de Beekstraat 1 te Hengelo waar een snelheidsbeperking geldt van 60 km/uur.

Er wordt een nieuwe geluidgevoelige functie toegevoegd die binnen de wettelijke zone (van 250 m) van de Beekstraat ligt. In verband hiermee is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd.

De resultaten luiden als volgt:

De geluidbelasting door wegverkeer op de woning bedraagt 48 dB na aftrek art 110-g Wgh op de hoogste geluidbelaste gevel (rekenpunt 1). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee niet overschreden. Er is voor de woning geen hogere waarde nodig voor geluid door wegverkeer.

Bij het toetsen of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” is aangesloten bij het toetsingskader van de Wgh. Aan dit toetsingskader kan zonder maatregelen worden voldaan. Voor het aspect geluid zal sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening als voor de woningen daarnaast wordt voldaan aan de eisen voor de geluidwering conform het Bouwbesluit.

Bij het bepalen van de benodigde geluidwering mag geen aftrek plaatsvinden ex. artikel 110-g Wgh. De hoogste geluidbelasting bedraagt zonder aftrek 53 dB. Voor gevels met een geluidbelasting van 53 dB zonder aftrek bedraagt de benodigde karakteristieke geluidwering GA;k 20 dB. Dit is de minimale waarde conform het Bouwbesluit. Voor de gevels van de woning zijn geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig.

Conclusie

Het geluidsaspect levert geen belemmeringen op voor de uitvoering van het voorliggend plan. Het onderzoek is als Bijlage 10 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 10-06-2021 bij deze toelichting gevoegd.

2.2.3.2.4 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten op-zichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Conclusie

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.2.3.2.5 Geur     

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is het toetsingskader voor de omgevingsvergunning milieu voor het aspect geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen. Met vaste minimumafstanden en maximale waarden voor geurbelasting krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen geurhinder.

De bestaande minicamping en de groepsaccommodatie worden niet aangemerkt als geurgevoelige objecten. Dit geldt ook voor de trekkershutten waarbij geen sprake is van een langdurig verblijf. Door het gewijzigde gebruik van een gedeelte van de boerderij voor een woonfunctie kan dit deel worden aangemerkt als geurgevoelig object.

verplicht

afb. ligging veehouderijen t.o.v. Beekstraat 1 Hengelo (bron: http://geoserver.igoview.nl/viewer/app/Veehouderijen)

Voor bijvoorbeeld melkrundveebedrijven wordt een vaste afstand van minimaal 50 m gehanteerd tot geurgevoelige functies zoals wonen. Voor andere intensieve veehouderijen wordt een maximale geurbelasting gehanteerd.

Het voorliggende bestemmingsplan waarbij een woonfunctie en 3 trekkershutten worden toegevoegd levert door de ruime afstand van 500 m geen belemmeringen op voor uitbreidingsplannen van veehouderijen in de omgeving. Gelet op deze afstand is een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ook gewaarborgd.

Conclusie

Het geuraspect levert geen beperkingen op voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

2.2.3.2.6 Bedrijven en milieuzonering     

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig met een hindercontour die de uitvoering van het voorliggende plan kunnen frustreren.

Met betrekking tot veehouderijen en geurbelasting wordt kortheidshalve verwezen naar 2.2.3.2.5.

Conclusie

In de directe omgeving zijn geen milieubelastende bedrijven aanwezig die een aanvaardbaar woon- en leefmilieu belemmeren.

2.2.3.2.7 Externe veiligheid     

In het plangebied en in de omgeving hiervan vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over (water)wegen plaats en zijn er geen risicovolle bedrijven aanwezig.

Voor leidingen zie onder paragraaf 2.2.3.2.12.

2.2.3.2.8 Water     

Bestaande situatie

Riolering

De bestaande groepsaccommodatie en sanitaire voorzieningen op het perceel zijn al voorzien van een aansluiting op het bestaande rioolstelsel. Het vuilwater dat geproduceerd wordt via de gemeentelijke riolering afgevoerd. Dit betreft het water dat voortkomt uit het gebruik van water door de groepsaccommodatie en minicamping (toiletten, douches, wasmachine e.d.). Deze situatie blijft in de toekomst gehandhaafd en dus onveranderd.

Hemelwater van verharde oppervlakten zoals verhardingen en dakvlakken wordt afgekoppeld van de riolering en geïnfiltreerd op eigen terrein om zo te voorkomen dat relatief schoon water snel afgevoerd wordt door het riool met het relatief vuile water.

Waterhuishoudkundige aspecten

In de 'Handreiking Watertoets 2' zijn inhoudelijke criteria aangereikt voor de watertoets, die basis vormen voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het bestemmingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.

Thema Toetsvraag Relevant Inten- siteit
Veiligheid 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)

2.Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee





Nee
2





2
Riolering en

Afvalwater keten
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?

2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ

3.Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee



Nee

Nee
2



1

1
Waterover- last(oppervlaktewater) 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2

2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2

3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak ?

4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes
Nee



Nee



Nee



Nee
2



1



1



1
Oppervlak- tewater- kwaliteit Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?

Nee 1
Grondwater-

overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

2. Is in het plangebied sprake van kwel?

3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee



Nee

Nee
1



1

1
Grondwater- kwaliteit

1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking ? Nee 1
Inrichting en

beheer
Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?

Nee



Nee
1



2
Volksgezond-heid 1.In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?

2.Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee



Nee
1



1
Natte Natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?

2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?

3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur

4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee



Nee

Nee



Nee
2



2

1



1
Verdroging Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhis- torie Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

Nadere toelichting Wateroverlast (oppervlaktewater)

Het voorliggend initiatief betreft deels een ander gebruik van de bestaande boerderij en de uitbreiding van de minicamping van 24 naar 27 standplaatsen alsmede het plaatsen van 3 trekkershutten. Het ruimtebeslag neemt hierdoor beperkt toe.

Het gebied is geschikt voor de infiltratie van hemelwater. Er is voldoende ruimte aanwezig bij de minicamping en de trekkershutten om het hemelwater zonder problemen in de bodem weg te laten vloeien.

Overleg

Bij mail van 16-08-2021 heeft het Waterschap aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen op het plan met de hierin opgenomen waterparagraaf te hebben.

2.2.3.2.9 Archeologie en cultuurhistorie     

Archeologie

De uitvoering van het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de archeologische waarden in het gebiedm omdat er geen bodemingrepen plaats vinden.

Cultuurhistorie

De bestaande boerderij heeft geen monumentale status en is niet geplaatst op Monumenten-inventarisatielijst. De boerderij is zondermeer aan te merken als een karakteristiek gebouw. De functieverandering beoogt ook het behoud van de boerderij voor de toekomst zeker te stellen.

2.2.3.2.10 Flora en fauna     

Het voorliggende initiatief is kleinschalig zonder (grootschalige) bodemingrepen en zonder aantasting van de bestaande natuurwaarden op perceelsniveau.

Het plangebied ligt niet in een beschermd gebied op grond van de Wet natuurbescherming zoals het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en ook niet in of bij een Natura 2000-gebied. Een groene buffer aan de oostzijde van het plangebied maakt wel deel uit van de beschermde Groene Ontwikkelingszone (GO), maar de wijzigingen hebben geen betrekking op de gronden van de GO.

De groene buffer is overigens in het verleden aangelegd bij de ontwikkeling van het recreatief bouwperceel en wordt in stand gehouden en beheerd door de initiatiefnemer.

Zie volgende afbeeldingen.

verplicht

afb. ligging t.o.v. GNN en GO

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Rijntakken, deelgebied IJssel) ligt op een afstand van 4,5 km. Deze kleinschalige functieverandering en beperkte uitbreiding leiden niet tot een toename van de stikstofdepositie op dit Natura 2000-gebied. Temeer daar de afstand tot dat gebied circa 4,5 km bedraagt. Zie volgende afbeelding. De rode marker geeft het plangebied aan en de groene arcering het Natura 2000-gebied.

verplicht

afb. ligging t.o.v. het Natura 2000-gebied (Rijntakken, deelgebied IJssel)

Conclusie 

Het initiatief leidt niet tot aantasting van beschermde soorten of gebieden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

2.2.3.2.11 Verkeer     

Parkeren

Op eigen terrein moet in voldoende mate worden voorzien in de aanleg van parkeervoorzieningen.

Vanwege het kleinschalige karakter van de activiteiten - het toevoegen van een woonfunctie, 3 standplaatsen en 3 trekkershutten en het afbouwen van de groepsaccommodatie van 54 naar 8 bedden wordt het bestaande aantal parkeerplaatsen van 32 als voldoende beschouwd.

Verkeer

De voorgestane ontwikkeling leidt in vergelijking met de huidige situatie niet een tot toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving. Het aantal verkeersbewegingen kan eenvoudig binnen de bestaande verkeersstromen worden opgevangen.

2.2.3.2.12 Leidingen     

Onder- of bovengrondse transportleidingen zijn niet aanwezig in of bij het plangebied.

2.2.3.3 Volkshuisvesting     

Het voorliggende plan is in overeenstemming met de uitgangpunten van het volkshuisvestingsbeleid. Zie voor een nadere motivering onder paragraaf 2.2.3.1.

2.2.3.4 Economisch     

Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer.

2.2.3.5 Maatschappelijk     

Het toevoegen van een extra woning levert een positieve bijdrage aan het grote tekort aan woningen. De vrijkomende woning van Beekstraat 1 voorziet in nog steeds bestaande behoefte aan landelijk wonen.

Bovendien zullen bezoekers/gasten ook de omliggende kernen en gebieden verkennen wat ten gunste komt van de levendigheid en de lokale economieën

2.2.3.6 Overleg en inspraak     
2.2.3.6.1 Overleg     

Het voorontwerpbestemmingsplan is voor advies voorgelegd aan het Waterschap Rijn en IJssel. Bij mail van 16-08-2021 heeft het Waterschap aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen op het plan te hebben.

2.2.3.6.2 Inspraak     

De initiatiefnemers hebben omwonenden persoonlijk geïnformeerd over het voorontwerp van het bestemmingsplan. Van deze gelegenheid om inhoudelijk te reageren op het plan is geen gebruik gemaakt.

Zie Bijlage 11 Inspraakverslag bij de toelichting.

2.2.3.7 Conclusie     

Het voorliggende initiatief is uitvoerbaar gelet op de in dit hoofdstuk aangegeven elementen en conclusies.

2.2.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.2.4.1 Bestemmingsregels     
2.2.4.1.1 Agrarisch     

Dit plan kent drie agrarische bestemmingen: Agrarisch. De precieze begrenzing van de agarische bestemmingen is afgestemd op de in het plangebied aanwezige natuur- en landschapswaarden welke in meer of mindere mate dienen te worden beschermd. Deze mate van bescherming is her en der in de regels opgenomen, bijvoorbeeld 3.1.1, onder m en 3.1.2 onder d.

Agrarisch

Deze bestemming omvat de gronden die geen specifieke waardevolle landschappelijke en/of natuurwaarden bezitten. In deze bestemming staat het functioneren van de landbouw voorop waarbij wel zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de aanwezige (kleinschalige) landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

In de bestemmingsomschrijving in 3.1 is omschreven waarvoor de gronden zijn bestemd.

Bouwvlak

Binnen deze bestemming is geen bouwvlak opgenomen. Het oprichten van bouwwerken is beperkt het plaatsen van perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 1 m en banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m worden geplaatst.

Binnen deze bestemming is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 1' mogen maximaal 27 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan alsmede 3 trekkershutten met de volgende maatvoering:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 35 m2 per trekkershut;
  4. een bijbehorend bouwwerk is niet toegestaan.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor de volgende onderwerpen.

Vergroten en/of vormverandering van het bouwvlak is mogelijk indien wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Er moet bijvoorbeeld worden aangetoond dat door de uitvoering van het initiatief geen significante negatieve effecten optreden op de Natura 2000 gebieden. Omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet toegestaan in het bestemmingsplan. Agrarische bouwvlakken kunnen via een wijzigingsbevoegdheid in beginsel uitbreiden tot 2 hectare in het geval van grondgebonden bedrijven en 1 hectare in het geval van intensieve veehouderijen. Uit het aanvullend onderzoek op de PlanMER is gebleken dat niet alle bedrijven stalmaatregelen kunnen nemen om de volledige ruimte van het bestemmingsplan te kunnen benutten. Om deze reden is een beperking in de bovengenoemde uitbreidingsmogelijkheden opgenomen om te komen tot een uitvoerbaar plan. Deze houdt in dat het bouwvlak niet meer dan 40% ten opzichte van het huidge bouwvlak mag uitbreiden tot een maximum van 1 ha voor niet-grondgebonden en 2 ha voor grondgebonden bedrijven.

Er dient daarbij sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Daarvoor dient de initiatiefnemer een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.



Wijziging in bestemming 'Bos' zoals opgenomen in Bos of 'Natuur' zoals opgenomen in Natuur. Dit teneinde de bestaande landschapsstructuur en het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) te versterken. Dit kan alleen op basis van vrijwilligheid.

2.2.4.1.2 Wonen     

Voor de bestemming 'Wonen' in artikel 3 geldt dat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn ieder in aparte hoofdgebouwen gesitueerd.

Woning

De toegestane maatvoering voor burgerwoningen is 750 m3. Indien de inhoud van een woning reeds groter is, is de bestaande inhoud de maximaal toelaatbare maat.

Toevoeging aan de netto woningvoorraad door nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is niet toegestaan.

Herbouw van een woning is alleen toegestaan met de bestaande situering en in de bestaande bouwwijze. Het bevoegd gezag kan hier onder voorwaarden van afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning. Één van die voorwaarden is dat uit onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel.

Bijgebouwen

Bij burgerwoningen zijn bijbehorende bouwwerken, uitsluitend in de vorm van bijgebouwen, toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2. Middels de rijksregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) kan onder voorwaarden nog maximaal 50 m2 extra vergunningsvrij worden gebouwd tot een maximum van 150 m2. Indien de bestaande oppervlakte van een bestaand bijgebouw groter is dan 100 m2, is de bestaande oppervlakte de maximaal toelaatbare maat. Vaak zijn deze bijgebouwen voormalige stallen en schuren.

Afwijken van de bouwregels

Bij nieuw- en/of herbouw van bijgebouwen geldt een sloopbonus regeling. Bij sloop van bebouwing kan middels een omgevingsvergunning voor afwijken 20% worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m2. Eventueel nieuw op te richten bebouwing dient binnen het bestemmingsvlak zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, met een maximale afstand van 20 m tot de woning. Bij een burgerwoning is een hooiberg onder bepalingen toegestaan.

Daarnaast is met een omgevingsvergunning onder voorwaarden mogelijk:

- de hoogte van de bouwwerken (geen gebouwen) te verhogen tot 4 m,

- 10% af te wijken van de in de regels genoemde maten,

- nevenactiviteiten bij de woning toe te staan. Deze nevenactiviteiten moeten wel voorkomen op de lijst met toegelaten functies of in milieuhygiënisch opzicht met deze functies vergelijkbaar zijn. Niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken mag voor de nevenfunctie worden gebruikt en tot een maximum van 350 m2 van de bestaande gebouwen. Er wordt altijd verevening gevraagd. Deze bestaat bij karakteristieke/monumentale gebouwen uit de instandhouding van ervan. De vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.

- grondgebonden zonne-installaties voor de eigen energievoorziening, kleine windturbines en miniwindturbines toe te staan (zie 2.2.4.1.4)

Overigens is het bij recht toegestaan grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening te realiseren.

Paardenbakken

Bij burgerwoningen is de aanleg van een paardenbak mogelijk. Oprichting van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak kan enkel op basis van een omgevingsvergunning voor afwijken worden gerealiseerd, waarbij eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerk.

Kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan bij de woonbestemming welke buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) zijn gelegen een kleinschalige kampeerterrein worden toegestaan waarbij onder andere geldt dat deze wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak, het aantal kampeerplaatsen maximaal 30 bedraagt.

Voor trekkershutten gelden de bepalingen dat per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut is toegestaan en dat deze meetellen in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak. Stacaravans of chalets zijn niet toegestaan.

Combinatie van recreatie activiteiten Voor gevallen, welke zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf, is het onder voorwaarden mogelijk een combinatie van recreatieve activiteiten te ontplooien waarvoor maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt. Verevening weer is vereist.

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten

Op een aantal voormalige agrarische bedrijven welke in dit plan een woonbestemming hebben gekregen vinden nog hobbymatig agrarische activiteiten plaats. Deze kunnen worden voortgezet waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt. Deze gevallen zijn met een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' op de verbeelding aangegeven.

2.2.4.1.3 Waarde     

Waarde - Archeologische verwachting 1 en Waarde - Archeologische verwachting 3

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Waarde - Archeologische verwachting 1 staat voor een hoge verwachtingswaarde. Waarde - Archeologische verwachting 3 staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.2.4.1.4 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop' en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging'. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe heeft de woonbestemming 'Wonen' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemming 'Agrarisch' en de woonbestemming 'Wonen' is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

2.3 Halsedijk 13 Halle     

2.3.1 Inleiding     

2.3.1.1 Aanleiding     

Sinds 2003 is het bedrijf Gelre Kozijnen gevestigd aan de Halsedijk 13 in Halle. Kenmerkend voor de activiteiten van dit bedrijf is dat nagenoeg alle werkzaamheden bij de klant worden uitgevoerd. De kozijnen worden elders ingekocht en op Halsedijk opgeslagen. Er vinden hier nagenoeg geen timmerwerkzaamheden plaats. In de één van de ruimten worden de kozijnen tijdelijk opgeslagen. Daarnaast bevinden zich onderhoudsmaterieel en materiaal in voor de tuin. De overige ruimten bestaan uit een stal voor lakenvelders, enkele ruimten voor schilderworkshops en wat ruimten voor de woonfunctie. De wens van de eigenaar is deze werkzaamheden bij de bestaande woonbestemming als nevenactiviteit te legaliseren en de bestaande woning te splitsen. De verevening bestaat uit het omvormen van landbouwgrond tot natuur. Daarvoor is door de initiatiefnemer grond aangekocht en gedeeltelijk verruild en dit perceel ter grootte van 6.865 m2 wordt als natuur ingericht. In verevingsplan staat 7.090 m2. Het verschil van 225 m2 is ontstaan doordat het waterschap op het laatste moment een deel wilde kopen i.v.m. verbreding van het bestaande schouwpad langs de Veengoot. Omdat er sprake is van een overcompensatie aan natuur levert de kleinere compensatieoppervlakte geen probleem op in het kader van de verevening. Met dit initiatief wordt uitvoering gegeven aan het coalitieakkoord: ondersteuning van het ondernemerschap, scheppen van woonruimte voor de doelgroep en ontwikkeling van natuur en biodiversiteit. Beide ontwikkelingen worden in deze bestemmingsplanherziening vastgelegd.

2.3.1.2 Plangebied     

Het bestemmingsplan omvat als plangebied het perceel behorende bij Halsedijk 13/13a, 7025 DA, te Halle en het perceel aan de andere kant van de openbare, doodlopende zijweg van de Halsedijk". Het plangebied wordt in het navolgende plan steeds als "plangebied" aangeduid. Het plangebied is 1,0323 hectare groot en is geheel in eigendom van initieatiefnemer. De ligging in op figuur 1 weergegeven.



verplicht

Figuur 1: Ligging plangebied (rode stip); (Bron http://www.openstreetmap.org)



Op onderstaande figuur 2 zijn de bij het plangebied betrokken kadastrale percelen 528 en 642 weergegeven.

verplicht

Figuur 2: Kadastraal percelen plangebied (rood-omrand); (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

2.3.1.3 Vigenrende planologische situatie     

Het Bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst is vastgesteld op 17-05-2017. Op de betrokken gronden van de initiatiefnemer (rood omlijnd op figuur 3) komen de volgende bestemmingen voor:

Artikel 5: 'Agrarische met waarden - Landschap en natuur' (middelgroen)

Artikel 22: 'Wonen' (geel)

Artikel 32: 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (gebied binnen sikkelvorm)



verplicht

Figuur 3: Vigerende Bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)



Slechts de bestemmingen 'Agrarische met waarden - Landschap en natuur' en 'Wonen' zijn relevant voor deze herziening.



Artikel 5: 'Agrarische met waarden - Landschap en natuur'

Op deze gronden is de verevening toegewezen die gekoppeld is aan de gewenste aanpassing van het bestemmingsplan om de bestaande bedrijfsfunctie te legaliseren.



De gronden met de bestemming 'Agrarische met waarden - Landschap en natuur' zijn onder meer bedoeld voor:

  • behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • het behoud van landschapselementen;
  • behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden;



Alle andere doelen zijn voor deze herziening niet relevant.

Voor het plan zijn de volgende bepalingen van belang:



5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoerendie mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. graven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-1', te weten aardkundig waardevol gebied;
  3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  4. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, draineren, onderbemalen en het slaan van putten;
  5. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  6. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardigen groter dan 200 m2;
  7. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken;
  8. diepploegen;
  9. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen tengevolge kunnen hebben;
  10. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen';
  11. het scheuren van grasland;
  12. het wijzigen van het verkavelingspatroon;
  13. het verwijderen van onverharde wegen en paden;
  14. het aanleggen van kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.



5.7.3 Voorwaarden

De in 5.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  1. voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO);
  2. van de bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding;
  3. van het reliëfrijke karakter van de bolle akkers en de openheid van de open akkers;
  4. van de overige aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.



Artikel 22: Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woondoeleinden;
  2. bestaande nevenfuncties zoals opgenomen in de tabel in 22.1.2 onder b;
  3. aan huis verbonden activiteit;
  4. parkeren;



Alle andere doelen zijn voor deze herziening niet relevant.

Voor het plan zijn de volgende bepalingen van belang:



22.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 22.1.1:



a Aan huis verbonden activiteit

Het gebruik van een woning en/of bijbehorend bouwwerk en bij de woning behorende gronden voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de woning;
  3. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het pand blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;



ten aanzien van parkeren is het gestelde in 42.3 van toepassing;

  1. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  2. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  3. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  4. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.



b Nevenfuncties

Voor zover niet passend in het gestelde onder a zijn ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding de onder 'Aard van de nevenfunctie' opgenomen bestaande en vergunde nevenfuncties toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding.

Aanduiding         Adres                      Aard van de nevenfunctie Oppervlakte van de gebouwen voor de bestaaande nevenfunctie in m2 Gebruiksoppervlakte in m2
         



Het adres van de initiatiefnemer staat niet in deze tabel.

2.3.1.4 Leeswijzer     

2.3.2 Initiatief     

2.3.2.1 Bestaande situatie     
2.3.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

De locatie kent een lange geschiedenis. Op basis van de website Topotijdreis kan de conclusie getrokken worden dat de locatie al voor 1850 bebouwd was, voor de aanleg van de huidige Veengoot.



verplicht verplicht

Figuur 6a en b: 1850 en 1900 (bron www.topotijdreis.nl)

verplicht verplicht

Figuur 7 a en b: 1950 en 2000 (bron www.topotijdreis.nl)



Pas rond 1925 is het vereveningsperceel ontgonnen voor de landbouw, daarvoor was het een heidegebied. In de ruilverkaveling uit de jaren '60 - '70 is het kleinschalige landschap fors veranderd en is de doodlopende zijtak van de Halsedijk ontstaan.

Het erf van de boerderij is door de decennia heen niet of nauwelijk gewijzigd.

2.3.2.1.2 Hydrologie     

Hydrologie is niet relevant voor dit plan. Er veranderd niets aan de bestaande situatie.

2.3.2.2 Landschaps- en natuurwaarden     

 

2.3.2.3 Archeologie en cultuurhistorie     

Zie 2.3.3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie 

2.3.2.4 Randvoorwaarden     
2.3.2.4.1 Beeldkwaliteitseisen     

Beeldkwaliteitseisen zijn hier niet van toepassing omdat het om een legalisering van een bestaande functie in een bestaand gebouw betreft.

2.3.2.4.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Voor de ontwikkelng is een inrichtingsplan opgesteld dat is opgenomen in Bijlage 12 Inrichtings- en beheerplan.

2.3.2.5 Planbeschrijving     

Woningsplitsing

De bestaande woning bestaat uit een voormalige T-boerderij met deelruimte. Voor de verbouw van de deelruimte tot zelfstandige woning is een Omgevingsvergunning voor bouwen aangevraagd en verkregen op basis van de splitsingsmogelijkheden in het geldende bestemmingsplan. Huisnummer 13A wordt gekoppeld aan de verbouwde deelruimte. Er vindt geen uitbreiding plaats van de boerderij.

Bedrijfs- en overige bebouwing

Het totaal aan aanwezige bijgebouwen bedraagt 734 m2. Per woning is 100 m2 aan bijgebouwen voor de woonfuncties is toegestaan. Daarmee resteert 534 m2 voor de nevenactiviteiten. Binnen deze oppervlakte vallen ook de stalling voor enkele Lakenvelders, het schildersatelier en een oefenruimte voor een regionale band. De resterende oppervlakte van 387 m2 is in gebruik voor Gelre kozijnen.

Natuurontwikkeling

Conform het vereveningsbeleid van de gemeente zal het landbouwperceel van 6.865 m2 worden ingericht tot natuurterrein. 't Onderholt heeft hiervoor een inrichtingsplan en beheerplan opgesteld (zie figuur 4 en de bijlage bi deze toelichting).Er zal een haag, enkele solitaire bomen en knotbomenrij worden aangeplant. Achter de bedrijfsruimte wordt een bosje aangeplant, zodat dit één geheel met de omgeving gaat vormen. Het blijft (passend bij het landschap) een open natuurgebied waarbij vanzelfsprekend de bedrijfsruimte zoveel mogelijk door bomen en struiken zal worden omgeven en landschappelijk wordt ingepast. De beplanting zal gebiedseigen zijn, zowel de toe te passen soorten als de herkomst. Het perceel zal verder als natuur (natuurlijk grasland) worden ingericht en beheerd.

Met deze inrichting wordt een impuls gegeven aan de ruimtelijke kwaliteit, de biodiversiteit, waarbij de bijgebouwen op gebiedskarakteristieke wijze worden ingepast.

verplicht

Figuur 1: Inrichtingsplan (Bron: 't Onderholt)

verplicht

Figuur 2: Luchtfoto bestaande situatie (Bron: www.google.com)

2.3.3 Uitvoerbaarheid     

2.3.3.1 Toetsing aan beleidskader     

In deze paragraaf wordt aangegeven in hoeverre het initiatief past binnen het beleidskader zoals genoemd in Hoofdstuk 3 Beleidskader.

2.3.3.1.1 Rijksbeleid     

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in paragraaf 3.1. Wat de "Ladder voor duurzame verstedelijking" betreft is onder andere een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Het betreft de overzichtsuitspraak over de ladder van duurzame verstedelijking (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724).

"Een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, voorziet in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, Bro. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken als die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (uitspraak van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1075 (Amersfoort)). Hierbij komt betekenis toe aan de ruimtelijke uitstraling van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was" (uitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503 (Zundert).

Het plan betreft slechts het legaliseren van een al jaren bestaand bedrijf en is er geen sprak van toevoegen van bebouwing.

2.3.3.1.2 Provinciaal beleid     

Groene ontwikkelingszone

Voor het plan is de Groene ontwikkelingszone van provinciaal belang. Op figuur 8 is de locatie met het locatieteken aangegeven. Dit is het vereveningsperceel.



verplicht

Figuur 3: Groene ontwikkelingszone (Bron: Gelders Natuurnetwerk kenrkwaliteiten)



Het gebied is op de Atlas Gelders Natuurnetwerk kenrkwaliteiten aangeduid met nr. 43: Kernkwaliteit deelgebied Veengoot. De volgende relevante kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen zijn beschreven:



Kernkwaliteiten deelgebied natuur en landschap

  • Grootschalig broekontginnings- en ruilverkavelingslandschap met de Veengoot als door het moeras gegraven waterloop, ontspringend in beekjes op het Oost-Nederlands Plateau, vandaar snelstromend afdalend naar het vroegere moeras
  • oostelijk deel (Oost-Nederlands Plateau) onderdeel van Nationaal Landschap Winterswijk
  • De evz Baakse Beek - Veengoot verbindt dit gebied met de IJssel en de Veluwe en naar het oosten met het land van Winterswijk en Duitsland; modellen: kamsalamander, hagedis, vuurvlinder en winde
  • Parel Konijnendijk: schraallandrestant met grote aantallen orchideeën en andere zeldzame flora .natuurgebieden De Maandag, Vildersveen: heide, schraalland en poelen met boomkikker
  • leefgebied steenuil
  • bijzondere, langgerekte dekzandrug: Romienendiek aan de zuidzijde
  • kleinschalig en onregelmatig essen- en kampenlandschap op de rand van het Oost-Nederlands Plateau met duidelijk herkenbaar hoogteverschil
  • cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beken, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels en boerderijen
  • abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir
  • ecosysteemdiensten: recreatie, drinkwater
  • alle door de Flora- en faunawet of Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied



Waardevol open gebied of verkaveling

+



Parel

-



Natte landnatuur

ja, enkele stapstenen



Ontwikkelingsdoelen natuur en landschap Groene Ontwikkelingszone

  • ontwikkeling ecologische verbinding Baakse Beek - Veengoot met poelen, natte graslanden en moerasjes, beschutte, zonnige plekjes, opgaande landschapselementen, etc.
  • ontwikkeling uitwisseling met de omgeving en vermindering barrièrewerking N313, N18 en N315
  • ontwikkeling droge en vochtige bosjes met bijbehorende flora en fauna
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden, heide en schrale graslanden
  • ontwikkeling biotopen voor vogels van bossen en cultuurgronden
  • ontwikkeling biotopen voor reptielen en amfibieën (m.n. boomkikker), poelen
  • ontwikkeling cultuurhistorische patronen (bijv. ontginningen, houtwallen) en beheersvormen
  • ontwikkeling ecosysteemdiensten

Water en milieu

Voor het plan is de zone Functies van water van provinciaal belang. Op figuur x is de locatie met het locatie teken aangegeven. Dit is het vereveningsperceel.



verplicht

Figuur 4: Functies van water (Bron: Gelders Natuurnetwerk kernkwaliteiten)



Het beleid t.a.v. waterbescherming is hier de functie van 'Water als verbinder' van belang, zoals die beschreven is in de Omgevingsvise Gaaf Gelderland. Er geldt slechts de volgende beschrijving, die het plan niet in de weg staat:



Waterbeleid

De hoofdzaken van het provinciaal beleid voor water zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit systeem bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater en is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie onderschrijft de ambitie van de Europese Kaderrichtlijn Water dat uiterlijk in 2027 het grond- en oppervlaktewater in Europa schoon en ecologisch gezond moet zijn en dat er voldoende water is voor duurzaam gebruik en voert deze uit. De beschermde gebieden voor grondwater, waterberging, de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 zijn leidend bij de uitwerking van dit beleid in programma's of in kaders in de verordening. Er worden condities gesteld voor effectief en zuinig gebruik van drinkwater, speciale waterecologie (Hoogst Ecologisch Niveau wateren en Specifiek Ecologische Doelstelling wateren), (grond)waterafhankelijke landnatuur plus de beschermingszones natte landnatuur en grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industrie, groter dan 150.000 m3/jaar. De provincie stelt via uitvoerend beleid de doelen voor de regionale wateren voor de Kaderrichtlijn Water vast en geeft daarbij ook invulling aan de voorzieningenniveaus. Met de Gelderse waterschappen en de landbouw geeft de provincie invulling aan het vasthouden van water in de bodem, het grondwater en de haarvaten van het watersysteem. Bescherming tegen overstromingen vindt primair plaats op basis van preventie, waar nodig aangevuld met maatregelen in de ruimtelijke ordening en evacuatie. Deze bescherming gebeurt bij voorkeur in combinatie met het ontwikkelen en versterken van karakteristieke riviernatuur in Natura 2000-gebieden.

2.3.3.1.3 Regionaal beleid     

Het plan betreft de legalisering van een reeds bestaand kozijnenbedrijf dat gebruik heeft gemaakt van een voormalige agrarische bedrijfslocatie.De Regionale Structuurvisie Acherhoek 2012 en de Regionale detailhandelsvisie zijn voor dit plan niet relevant. Het Regionaal programma Bedrijventerreinen Regio Achterhoek is in zoverre van belang dat dat zich richt op op uitbreiding van bedrijventerreinen en de vervangingsvraag en het hier om een bedrijf gaat dat daar een plaats zou kunnen krijgen. De vestiging past echter wel in het hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing. Het Waterbeheerplan is zijdelings van belang geweest, omdat de bij dit project betrokken grond is geruild met het waterschap zodat beide partijen de gronden aansluitend aan hun andere eigendom kregen; het waterschap aan de Veengoot en de initiatiefnemer bij huis.

verplicht

Figuur 5: Ligging ruilgrond waterschap

2.3.3.1.4 Gemeentelijk beleid     

Landschapsvisie Bronckhorst

De locatie ligt in het Ontginningenlandschap, in het gebied 'd. eenmansontginngingen van Mariënvelde en langs de Veengoot'.

verplicht

Figuur 6: Liggin plangebied

Visie locatie

In de visie staat voor het gebied 'eenmansontginngingen van Mariënvelde en langs de Veengoot' ten aanzien van de verschijningsvorm het volgende aangegeven:

Blad: Verschijningsvormen

verplicht Figuur 11



Blad: Functies en krachten

verplicht Figuur 12



Er is hier sprake van 'individueel initiatief vanuit de eenmansontgingserven'

Blad: Kansen voor verevening

verplicht Figuur 13



De kansen zijn vertaald in het in bijlagen bij toelichting Bijlage 12 Inrichtings- en beheerplan opgenomen 'Vereveningsplan'.

2.3.3.2 Omgevingsaspecten     

In dezparagraaf wordt aangegeven in hoeverre onderstaande omgevingsaspecten bij het initiatief betrokken zijn.

2.3.3.2.1 Milieu-effectrapportage     

n.v.t. er vinden geen activiteiten plaats die me.r.-plichting zijn.

2.3.3.2.2 Duurzaamheid     

De verbouw van de boerderij is volgens de geldende duurzaamheidsregels uitgevoerd.

2.3.3.2.3 Bodem     

Het aspect Bodem in hier alleen relevant voor de planologische regeling van de verbouw van de deelruimte tot woning. In het kader van de vergunningverlening heeft die toets al plaatsgevonden.

2.3.3.2.4 Geluid     

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Ondanks dat het bestemmingsplan weliswaar een nieuwe geluidproducerende functie toelaat, is geen akoestisch onderzoek verricht. Uit de toetsing aan de normering van de Brochure Bedrijven en milieuzonering (zie toelichting paragraaf 3.2.1.4) bleek die niet nodig.

2.3.3.2.5 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten op-zichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Conclusie

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.3.3.2.6 Geur     

n.v.t.

2.3.3.2.7 Bedrijven en milieuzonering     

De opslagfunctie voor de kozijnen en de beperkte timmerwerkzaamheden vallen onder de categorie:

   GEUR   STOF   GELUID       GEVAAR      GROOTSTE  AFSTAND          CATE-GORIE
Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.   < 1000 m²     0 10 30     10   30   2



Het bedrijf ligt op ±100 m van de naastgelegen woning en dat is ruim meer dan de maximale afstand van geluidsgevoelige objecten van derden en voldoet daarmee aan de grootste normafstand.

2.3.3.2.8 Externe veiligheid     

Externe veiligheid beschrijft de (externe) risico's die ontstaan door het transport, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, rail en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.



Om een beeld te krijgen van de risicobronnen binnen het plangebied is de risicokaart Gelderland en de Signaleringskaart van de provincie Gelderland geraadpleegd. Aansluitend is gekeken naar de aanwezige stationaire risicobronnen, transportroutes en buisleidingen. Bij nieuwe ontwikkelingen moeten deze plaatsgebonden- en groepsrisico's getoetst worden aan de hiervoor genoemde wetgeving. Hoewel in dit geval er sprake is van een grotendeels conserverend bestemmingsplan dient wel getoetst te worden aan het onderdeel externe veiligheid.

verplichtFiguur 7: Risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl).

De locatie is op nagenoeg 2 km van de gasleiding af. Overige risicovoorzieningen liggen niet in de buurt.

Externe veileigheid speelt hier geen rol.

2.3.3.2.9 Water     

Waterhuishoudkundige aspecten zijn niet aan de orde, omdat er geen veranderingen plaatsvinden aan het verhard oppervlak.

Hemelwater is al afgekoppeld en wordt lokaal opgevangen en zijgt weg in de grond.

2.3.3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie     

Archeologie

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een archeologische trefkans of indien het plangebied niet is gekarteerd.

In artikel 5 van het Verdrag van Valletta (Malta) wordt gewezen op de noodzaak van een vroegtijdige interactie tussen plannenmakers en archeologen bij het voorbereiden en ontwikkelen van plannen. Alleen zo kan het gemeentelijk bodemarchief op een juiste wijze bij de belangenafweging worden meegenomen.

De gemeente Bronckhorst heeft in 2009 een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente.

Op de hier vanaf geleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)-beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening.



Vertaling archeologische waarden- en verwachtingskaart naar juridisch-planologische regeling

Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad middels wijziging van de erfgoedverordening het meest actuele archeologiebeleid vastgesteld. Dit beleid is gebaseert op de regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek' en doorvertaald in het bestemmingsplan Parapluplan Archeologie, waar in dit bestemmingsplan bij is aangesloten.

Hiertoe zijn in dit bestemmingsplan de verwachtingszones afhankelijk van de bekende en verwachtingswaarde voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (voor gebieden met een bekende zeer hoge of hoge archeologische waarde; AWG categorie 2 en 3 en AWV categorie 4), ''Waarde - Archeologische verwachting 1' (voor gebieden met een hoge verwachtingswaarde; AWV categorie 5, 6 en 7), 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (voor gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde; AWV categorie 8) en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (voor gebieden met een lage verwachtingswaarde; AWV categorie 9). Afhankelijk van de waarde moeten bij bepaalde ingrepen archeologisch onderzoek plaatsvinden. In paragraaf 2.3.4.1.3 wordt nader ingegaan op de vertaling van het archeologiebeleid in dit bestemmingsplan.

Cultuurhistorie

Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle aspecten aan de orde in het plangebied.

De boerderij met deelruimte kan wel als karakteristiek aangemerkt worden en met de verbouw van de deelruimte tot woning is het behoud van het gehele pan verzekerd.

2.3.3.2.11 Flora en fauna     

In de ruimtelijke plannen is in het kader van de uitvoerbaarheid inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Met andere woorden, in het ruimtelijke ordeningstraject dient te worden aangetoond dat het plan uitvoerbaar is.



Wetgeving

De Wet natuurbescherming (Wnb) regelt (naast de bescherming van gebieden) de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren (voorheen Flora- en faunawet).

In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld.

Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van beschermde soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren (artikelen 3.1, 3.5 en 3.10). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 1.11).

De verbodsbepalingen, die handelingen die het voortbestaan van planten en diersoorten in gevaar kunnen brengen verbieden, is een belangrijk onderdeel van de Wet natuurbescherming. Deze verboden zorgen ervoor dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verschillen per beschermingsgroep. De Wet natuurbescherming kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • Vogelrichtlijnsoorten
  • Habitatrichtlijnsoorten
  • Andere soorten



De provincies hebben in haar verordeningen uit de lijst van 'andere soorten' diersoorten aangewezen waarvoor een vrijstelling geldt en dus geen ontheffing van verbodsbepalingen voor hoeft te worden aangevraagd. Deze lijst met vrijgestelde soorten is per provincie anders. De zorgplicht is wel van toepassing. Bij ruimtelijke plannen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen (mitigatie en/of compensatie) genomen kunnen worden om dit te voorkomen of om de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van het bevoegd gezag ontheffing van de verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:

  • Er geen bevredigend alternatief is;
  • Er sprake is van een wettelijk belang;
  • Geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

In de deelruimte zijn al diverse voorzieningen getroffen en zijn geen beschermde dieren aangetroffen en kunnen er ook niet meer komen.

Aan en in de bestaande bedrijfsgebouwen vinden geen veranderingen plaats, dus spelen beschermde soorten in het kader van de legalisering van de werkzaamheden geen rol.

Het agrarisch in gebruik zijnde perceel is tot op heden nog als zodanig in gebruik en daarmee zijn er geen beschermde soorten te verwachten. Omdat de agrarische functie komt te vervallen en het natuur wordt zullen eventueel toch voorkomende beschermde soorten daarin een plaats kunnen krijgen.

2.3.3.2.12 Verkeer     

De legalisering leidt niet tot toename van het verkeer, omdat dit al een bestaande functie is.

2.3.3.2.13 Leidingen     

Behalve de gebruikelijke kabels en leiding voor de nutsvoorzieningen van de woningen aan deze zijtak van de Halsedijk zijn er geen kabels en leidingen in het geding. Vanwege de beoogde aanplant van hagen en bomen zal er een klick-melding worden gedaan, zodat deze voorzieningen omgemoeid blijven.

2.3.3.3 Volkshuisvesting     

Het plan leidt niet ot toename van woningen. Voor de splitising is al een vergunning verleend.

2.3.3.4 Economisch     

Met de legalisering blijft een kleinschalig bedrijf behouden. Verplaatsing zou het einde van het bedrijf betekenen.

2.3.3.5 Maatschappelijk     

Met deze legalisering blijft de leefbaarheid in het gebied behouden.

2.3.3.6 Overleg en inspraak     
2.3.3.6.1 Overleg     

Met het waterschap is overleg geplaagd tijdens de onderhandelingen over de grondruil, waarvoor de natuurcompensatie aansluitend op de huiskavel gerealiseerd kon worden.

Het 1e inrichtingsplan is voorgelegd aan de provincie, maar dat voldeed niet aan het provinciale beleid t.a.v.  de Groene ontwikkelingszone. Naar aanleiding daarvan is een nieuw inrichtingsplan en beheerplan opgesteld dat wel de goedkeuring kan wegdragen.

2.3.3.6.2 Inspraak     

De direct omwonende buren zijn door de initiatiefnemer over het verzoek tot legalisatie en de voorwaarden waaronder geïnformeerd.

2.3.3.7 Conclusie     

Het plan is op alle onderzochte aspecten haalbaar.

2.3.4 Juridische aspecten planonderdeel     

2.3.4.1 Bestemmingsregels     

NB: Dit zijn standaardteksten uit de bestemmingsplannen 'Stedelijk gebied Bronckhorst' (BP01047-VG01) en 'Landelijk gebied Bronckhorst' (BP01048-VG01). Deze teksten kunnen naar gelieve afhankelijk van de inhoud van het plan worden aangepast, mits daarmee een juiste weergave wordt gegeven van de bestemmingsregels binnen de door de gemeente gegeven kaders

2.3.4.1.1 Natuur     

'Natuur' is overeenkomstig de voor het buitengebied gangbare bestemming bestemd en opgenomen in ''. Hier mag één observatiehut en 'bouwwerken, geen gebouw zijnde' worden gebouwd die ten dienste staan van deze bestemming. waarbij voor de verschillende typen bouwwerken verschillende bouwhoogten van toepassing zijn. Zo mag een erfafscheiding maximaal 1 m en een informatievoorziening maximaal 2 m zijn. Met een omgevingsvergunning kan hiervan tot 4 m hoogte worden afgeweken. Ook is met een omgevingsvergunning onder voorwaarden een schuilgelegenheid ten behoeve van natuurbeheer mogelijk en kan van de in de regels genoemde maten worden afgeweken. Van de gebruiksregels kan met een omgevingsvergunning onder voorwaarden worden afgeweken ten behoeve van groepskamperen gedurende een korte aaneengesloten periuode. Van belang is dat de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in niet onevenredig mogen worden geschaad en dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein. Ter bescherming van de natuurwaarden van deze gronden is een omgevingsvergunningstelsel in de regels opgenomen. Met een wijzigingsbevoegheid kan het bevoegd gezag de bestemming wijzigen in ''. Dit teneinde de bestaande landschapsstructuur en het en de te versterken. Dit kan alleen op basis van vrijwilligheid.

2.3.4.1.2 Wonen     

Woningen zijn ondergebracht in drietal bestemmingen voor wonen.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. De woningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gelegen. Om hier zicht op te hebben en over het aantal woningen en hun uitbreidingsmogelijkheden regie te kunnen voeren, zijn de specifieke situaties in een drietal bestemmingsvarianten vastgelegd: Wonen, Wonen - 1 en 'Wonen - 2'. Voor de bestemming 'Wonen' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn ieder in aparte hoofdgebouwen gesitueerd;

Voor de bestemming 'Wonen - 1' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal twee woningen zijn toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn allen in één hoofdgebouw gesitueerd.

Voor de bestemming 'Wonen - 2' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal drie woningen zijn toegestaan, waarbij twee woningen zijn gesitueerd in een eerste hoofdgebouw en de derde woning is gesitueerd in een tweede hoofdgebouw. Is de aanduiding 'aantal woningen' opgenomen dan is uitsluitend het aangegeven aantal woningen toegestaan. De toegestane woningen boven het aantal van drie kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande situatie is normstellend.

Woning

De toegestane maatvoering voor burgerwoningen is 750 m3. Indien de inhoud van een woning reeds groter is, is de bestaande inhoud de maximaal toelaatbare maat.

Toevoeging aan de netto woningvoorraad door nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is niet toegestaan.

Herbouw van een woning is alleen toegestaan met de bestaande situering en in de bestaande bouwwijze. Het bevoegd gezag kan hier onder voorwaarden van afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning. Één van die voorwaarden is dat uit onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel.

Bijgebouwen

Bij burgerwoningen zijn bijbehorende bouwwerken, uitsluitend in de vorm van bijgebouwen, toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2. Middels de rijksregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) kan onder voorwaarden nog maximaal 50 m2 extra vergunningsvrij worden gebouwd tot een maximum van 150 m2. Indien de bestaande oppervlakte van een bestaand bijgebouw groter is dan 100 m2, is de bestaande oppervlakte de maximaal toelaatbare maat. Vaak zijn deze bijgebouwen voormalige stallen en schuren.

Afwijken van de bouwregels

Bij nieuw- en/of herbouw van bijgebouwen geldt een sloopbonus regeling. Bij sloop van bebouwing kan middels een omgevingsvergunning voor afwijken 20% worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m2. Eventueel nieuw op te richten bebouwing dient binnen het bestemmingsvlak zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, met een maximale afstand van 20 m tot de woning. Bij een burgerwoning is een hooiberg onder bepalingen toegestaan.

Daarnaast is met een omgevingsvergunning onder voorwaarden mogelijk:

- de hoogte van de bouwwerken (geen gebouwen) te verhogen tot 4 m,

- 10% af te wijken van de in de regels genoemde maten,

- nevenactiviteiten bij de woning toe te staan. Deze nevenactiviteiten moeten wel voorkomen op de lijst met toegelaten functies of in milieuhygiënisch opzicht met deze functies vergelijkbaar zijn. Niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken mag voor de nevenfunctie worden gebruikt en tot een maximum van 350 m2 van de bestaande gebouwen. Er wordt altijd verevening gevraagd. Deze bestaat bij karakteristieke/monumentale gebouwen uit de instandhouding van ervan. De vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.

- grondgebonden zonne-installaties voor de eigen energievoorziening, kleine windturbines en miniwindturbines toe te staan (zie 2.3.4.1.4)

Overigens is het bij recht toegestaan grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening te realiseren.

Paardenbakken

Bij burgerwoningen is de aanleg van een paardenbak mogelijk. Oprichting van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak kan enkel op basis van een omgevingsvergunning voor afwijken worden gerealiseerd, waarbij eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerk.

Kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan bij de woonbestemming welke buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO) de zijn gelegen een kleinschalige kampeerterrein worden toegestaan waarbij onder andere geldt dat deze wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak, het aantal kampeerplaatsen maximaal 30 bedraagt.

Voor trekkershutten gelden de bepalingen dat per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut is toegestaan en dat deze meetellen in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak. Stacaravans of chalets zijn niet toegestaan.

Combinatie van recreatie activiteiten Voor gevallen, welke zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf, is het onder voorwaarden mogelijk een combinatie van recreatieve activiteiten te ontplooien waarvoor maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt. Verevening weer is vereist.

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten

Op een aantal voormalige agarische bedrijven welke in dit plan een woonbestemming hebben gekregen vinden nog hobbymatig agrarische activiteiten plaats. Deze kunnen worden voortgezet waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt. Deze gevallen zijn met een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' op de verbeelding aangegeven.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de woonbestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' om recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan. Hierbij geldt onder andere dat dit alleen kan bij burgerwoningen zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf. Tevens geldt dat op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan reeds één van de volgende recreatieve functies aanwezig moet zijn geweest: recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen. De oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden zijn met een maximale oppervlakte van 750 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke gebouwen toegelaten, inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen.

2.3.4.1.3 Waarde     

Waarde - Archeologische verwachting 2 

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. 'Waarde - Archeologische verwachting 2' staat voor een voor een middelhoge verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.3.4.1.4 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep , een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging'. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe hebben de vier woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Landhuis' en de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur', de woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en de bestemming 'Bedrijf', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

2.4 Hoogstraat 12 Toldijk     

2.4.1 Inleiding     

2.4.1.1 Aanleiding     

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Hoogstraat 12 te Toldijk, in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst. Ter plaatse bevindt zich het bedrijf "Gerard Franken Timmerbedrijf". De activiteiten van het timmerbedrijf zijn zeer divers; van kleine en grote verbouwingen tot ambachtelijke houtbewerking ten behoeve van kozijnen, trappen en interieur.

De bouwsector transformeert steeds meer naar "prefab" werk, wat inhoudt dat bouwelementen onder geconditioneerde omstandigheden in een werkplaats en niet meer op de bouwplaats worden gemaakt. De bestaande werkplaats aan de Hoogstraat 12 te Toldijk heeft door deze ontwikkeling ruimte nodig om meer materialen op te kunnen slaan. Ook het binnen kunnen stallen van bedrijfsbussen, heftrucks en aanhangers is wenselijk gezien het grote aantal inbraken op dit type bedrijven.

De concrete ontwikkeling betreft de bouw van een nieuw bedrijfsgebouw van 368 m². Het bestaande bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning wordt hiervoor verplaatst. De totale oppervlakte aan bebouwing komt hiermee op circa 503 m2, waarmee de maximaal toegestane 135 m2 aan bedrijfsbebouwing wordt overschreden. De uitbreiding wordt mogelijk gemaakt op basis van verevening. Op het perceel aan de Broekstraat 1 te Baak wordt hiertoe een voormalige varkensstal met een omvang van 430 m2 gesloopt. Daarnaast worden op deze locatie een zeugenstal van 278 m2 en een kippenschuur van 72 m2 gesloopt. De sloopmeters van de zeugenstal en de kippenschuur worden in het sloopfonds gestopt. De locatie aan de Broekstraat 1 heeft reeds een woonbestemming, waarmee is geborgd dat hier geen nieuwe bedrijfsbebouwing kan worden gebouwd.

Om de voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan benodigd, waarmee wordt aangetoond dat de voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

2.4.1.2 Plangebied     

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst, ten oosten van de bebouwde kom van Toldijk en ten zuiden van Zutphen. In afbeelding 2.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving met respectievelijk de rode ster en rode contour weergegeven.

verplicht
Afbeelding 2.1 Ligging plangebied ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK)

2.4.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst', vastgesteld op 17 mei 2017 door de gemeenteraad van Bronckhorst. Daarnaast is het bestemmingsplan 'parapluplan archeologie', vastgesteld op 28 november 2013', van toepassing.

Op basis van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' is het plangebied voorzien van de enkelbestemming 'Bedrijf'. Tevens is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' van kracht en geldt er een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 116'. In afbeelding 2.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan te zien. Het plangebied is hierin weergegeven met de rode contour. Hierna wordt nader op de geldende bestemmingen ingegaan.

verplicht
Afbeelding 2.2 Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Bedrijf

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 116' is een timmerbedrijf van maximaal 135 m2 toegestaan.

Waarde - Archeologische verwachting 2

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m2 dient een rapport te worden overlegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

2.4.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.4 Hoogstraat 12 Toldijk de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.4.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.4.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.4.3).

Paragraaf 2.4.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.4.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.4.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.4.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.4.1.4).

Paragraaf 2.4.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.4.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.4.2.2) en de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.4.2.3).

Paragraaf 2.4.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.4.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.4.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 2.4.3.3), economische aspecten (paragraaf 2.4.3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 2.4.3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 2.4.3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.4.3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.4.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij planonderdeel Hoogstraat 12 Toldijk

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.4.2 Initiatief     

2.4.2.1 Bestaande situatie     
2.4.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

De ondergrond van het gebied van de gemeente Bronckhorst is grotendeels gevormd tijdens de ijstijden. Op basis van de geomorfologie en bodemgesteldheid kan de gemeente Bronckhorst globaal opgedeeld worden in twee landschappen met eigen karakter en ontstaansgeschiedenis: het rivierenlandschap van de IJssel in het westen en het hoger gelegen Oost-Nederlandse dekzandlandschap.

Onderhavig plangebied ligt in het dekzandlandschap en volgens het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) in het deelgebied "Open broek en ruggen". Het plangebied bevindt zich hierin in het landschapstype 'Verwevingsgebied'. In afbeelding 2.3 is het plangebied met de blauwe ster aangegeven.

verplicht
Afbeelding 2.3 Uitsnede Structuurvisiekaart (Bron: gemeente Bronckhorst)

In verwevingsgebieden wordt de combinatie van landbouw, natuur, landschap, recreatie, werken en wonen en bijbehorende kwaliteiten bevorderd. Het streven is dat er ruimte moet blijven voor bestaande bedrijven om te kunnen uitbreiden om zo toekomstgericht te kunnen blijven ondernemen. Om te kunnen voldoen aan nieuwe wetgeving (milieu, dierwelzijn) zijn bedrijfsaanpassingen nodig, die vaak een schaalvergroting van het bedrijf nodig maken. Bestaande ondernemers hebben vaak te maken met een gegroeide situatie op een kavel die minder efficiënt is ingericht.

2.4.2.1.2 Hydrologie     

Kenmerkend voor het grondgebied van Bronckhorst zijn de vele beeklopen en watergangen. Het landschap is een landschap van laaglandbeken verdeeld in diverse kleine stroomgebieden. Veel beken ontspringen net over de grens in Duitsland en stromen vandaar in oostwestelijke richting naar de IJssel, maar sommige ontspringen in het gebied zelf. Het water heeft het landschap gevormd tot circa 30 à 40 jaar geleden. Vanaf die tijd zijn de waterlopen onder controle gebracht via kaden en stuwen zodat water ongeacht de hoogte van (piek) afvoer in het stroombed blijft. Daarmee hebben veel waterlopen hun oorspronkelijke karakter, waar in meer of mindere sprake was van meandering, verloren.

De waterkwaliteit van veel beken is goed. Aan een aantal beken heeft de provincie Gelderland een

'specifieke ecologische doelstelling' toegekend. Dit zijn de Baakse Beek, Grote Beek, Rode Beek en de Hummelose Beek. Voor deze beken wordt gestreefd naar een instandhouding van de natuurlijke

waarden. De Grote Beek, de Oude IJssel en de Baakse Beek maken tevens deel uit van een

ecologische verbindingszone. Daarnaast is de Oude IJssel van belang voor de ontwatering van de

omgeving en in gebruik voor de scheepvaart. Het plangebied grenst niet aan een waterloop.

2.4.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Onderhavig plangebied ligt in het deelgebied "Open broek en ruggen". De kom- en broekgronden zijn open en rechtlijnig. Deze worden afgewisseld door de hoger gelegen ruggen die juist een meer besloten karakter hebben. Bebouwing vindt van oudsher plaats op de ruggen.

De grens tussen het rivierenlandschap en dekzandlandschap vormt de oostelijke begrenzing van dit deelgebied. De grens uit zich hier in kavelpatronen en openheid. Het broekland, onderdeel van dit deelgebied, kent een rechtlijnige verkaveling en heeft een open karakter. Het slotenpatroon staat haaks op de grens.

De essentie van de landschapsontwikkelingsvisie voor dit deelgebied betreft het volgende:

  • Landschapsontwikkeling in kom- en broekgebieden in teken van landbouw;
  • Versterken contrast tussen ruggen en kom- en broekgebieden;
  • Tegengaan aaneengesloten stedelijke bebouwing ruggen.

2.4.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

De gemeente Bronckhorst kent over het algemeen een rijke cultuurhistorie. Het landschapstype van het plangebied is cultuurhistorisch gezien echter niet erg waardevol (bestemmingsplan landelijk gebied Bronckhorst, 2017). De aanwezige bebouwing op het perceel heeft geen specifieke cultuurhistorische waarde.

Het plangebied heeft een archeologische verwachtingswaarde. Deze is als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst'. Bij het oprichten van bouwwerken groter dan 1.000 m2 dient er onderzoek gedaan te worden naar de mogelijke archeologische waarde van de gronden. Voor de toetsing van de ontwikkeling aan de aspecten 'archeologie en 'cultuurhistorie' wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3.2.9 Archeologie en cultuurhistorie.

2.4.2.2 Randvoorwaarden     
2.4.2.2.1 Beeldkwaliteitseisen     

De voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw met een oppervlakte van 368 m2 ten behoeve van het bestaande timmerbedrijf aan de Hoogstraat 12 te Toldijk. Bij het ontwerp van het nieuwe bedrijfsgebouw zal worden aangesloten bij de reeds aanwezige bebouwing op het perceel. Tevens wordt midddels een erfinrichtingsplan een goede inpassing van het gebouw in het geheel beoogd. Ten tijde van de definitieve bouwtekeningen en de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen zal het bouwplan worden voorgelegd aan de welstandscommissie van de gemeente Bronckhorst.

2.4.2.2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied, onder meer bij functieverandering, uitbreidingen van bebouwing, bedrijventerreinen en wegenaanleg. Om te waarborgen dat voorliggend plan op een goede wijze in de omgeving wordt ingepast, is een landschappelijk inpassingsplan gemaakt. In afbeelding 2.4 is een uitsnede van het opgestelde landschapsplan opgenomen.

verplicht
Afbeelding 2.4 Landschappelijk inpassingsplan (Bron: Ruesult Bouwen & Vergunningen)

Op basis van de bestaande beplanting en de relatief kleine impact ten opzichte van de bestaande situatie zijn de maatregelen voor extra landschapselementen beperkt. De omliggende gronden zijn in de westelijke en zuidelijke richting daarnaast niet in eigendom van initiatiefnemer. Ten oosten van het nieuwe bedrijfsgebouw doen zich echter wel mogelijkheden voor. Om het landschappelijke aangezicht vanaf de oostzijde te versterken wordt hier een landschapselement toegevoegd in de vorm van een houtwal. Hierin zullen enkele bomen prominenter omhoog komen tot circa 5 meter. Het volledige landschappelijke inpassingsplan is opgenomen als Bijlage 13 Landschappelijk inpassingsplan bij deze toelichting. Het aanleggen en instandhouden van de landschappelijke inpassing is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 6.5.3 Voorwaardelijke verplichting Hoogstraat 12 Toldijk van dit bestemmingsplan.

2.4.2.3 Planbeschrijving     

De concrete ontwikkeling betreft de bouw van een nieuw bedrijfsgebouw van 368 m². Het bestaande bijgebouw ten behoeve van de bedrijfswoning wordt hiervoor verplaatst. De totale oppervlakte aan bebouwing komt hiermee op circa 503 m2, waarmee de maximaal toegestane 135 m2 aan bedrijfsbebouwing wordt overschreden. De uitbreiding wordt mogelijk gemaakt op basis van verevening. Op het perceel aan de Broekstraat 1 te Baak wordt hiertoe een voormalige varkensstal met een omvang van 430 m2 gesloopt. Daarnaast worden op deze locatie een zeugenstal van 278 m2 en een kippenschuur van 72 m2 gesloopt. De sloopmeters van de zeugenstal en de kippenschuur worden in het

sloopfonds gestopt. De locatie aan de Broekstraat 1 heeft reeds een woonbestemming, waarmee is geborgd dat hier geen nieuwe bedrijfsbebouwing kan worden gebouwd.

2.4.3 Uitvoerbaarheid     

2.4.3.1 Toetsing aan beleidskader     

De voorliggende ontwikkeling is passend binnen de beleidskaders van de verschillende overheden, zoals beschreven in Hoofdstuk 3 Beleidskader. Hieronder worden de belangrijkste conclusies ten aanzien van het voor deze ontwikkeling relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

2.4.3.1.1 Rijksbeleid     

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

  1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.



Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR (de voorloper van de NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het streven is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig bouwen in de groene omgeving.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking

Op voorliggende ontwikkeling is de overzichtsuitspraak ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724 van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2 er in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling en er getoetst moet worden aan de Ladder Duurzame verstedelijking.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw van circa 368 m2 waarmee het timmerbedrijf ter plaatse op haar huidige locatie kan doorontwikkeling. De uitbreiding is daarmee kleiner dan 500 m2. Gelet op de omvang van het initiatief, wordt gesteld dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro. Een nadere toetsing aan de ladder kan dan ook achterwege worden gelaten.

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

2.4.3.1.2 Provinciaal beleid     

Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de omgevingsverordening) vindt de juridische

verankering plaats van het ruimtelijk beleid uit de Omgevingsvisie "Gaaf Gelderland". De

omgevingsverordening bevat planologische regels van de provincie Gelderland waarmee

bestemmingsplannen in overeenstemming moeten zijn.

Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

In het voorliggend geval is voornamelijk artikel 2.12 (solitaire bedrijvigheid) relevant.

Artikel 2.12 (solitaire bedrijvigheid)

  1. Een bestemmingsplan maakt geen vestiging mogelijk in het buitengebied van vormen van bedrijvigheid die naar huidige planologische inzichten wat betreft de ruimtelijke aanvaardbaarheid thuishoren op een bedrijventerrein.
  2. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingplan nieuwvestiging toch mogelijk maken als:
    1. sprake is van functieverandering, of
    2. het vigerende Regionaal programma werklocaties hierover afspraken bevat.
  3. Een bestemmingsplan maakt in het buitengebied uitbreiding van solitaire bedrijvigheid die leidt tot bedrijfsbebouwing groter dan 1.000 vierkante meter en waarbij de uitbreiding zelf groter is dan 250 vierkante meter bedrijfsbebouwing niet mogelijk, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
    1. verplaatsing naar een bedrijventerrein in redelijkheid niet mogelijk is;
    2. de uitbreiding regionaal is afgestemd;
    3. de uitbreiding landschappelijk goed wordt ingepast;
    4. de uitbreiding mogelijk wordt gemaakt met een maatbestemming.

Toetsing van het voornemen aan de Omgevingsverordening Gelderland

Allereerst wordt opgemerkt dat het bepaalde onder 1 en 2 niet van toepassing is, vanwege het feit dat deze leden betrekking hebben op nieuwvestiging terwijl het voornemen uitgaat van een uitbreiding van een bestaand bedrijf. Het bepaalde in lid 3 is in voorliggend geval tevens niet van toepassing. Ondanks dat de uitbreiding van het timmerbedrijf meer dan 250 m2 betreft, leidt deze uitbreiding niet tot een totale bedrijfsbebouwing groter dan 1.000 m2. Er wordt dan ook geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling dusdanig kleinschalig is, dat deze niet in strijd is met artikel 2.12 van de Omgevingsverordening Gelderland.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met provinciaal beleid.

2.4.3.1.3 Regionaal beleid     

Regionaal Programma Werklocaties Regio Achterhoek

De Provincie Gelderland streeft naar een evenwichtige voorraad van werklocaties die bijdraagt aan een aantrekkelijk en duurzaam vestigingsklimaat. Om regionale economische ontwikkelingen op een adequate manier te kunnen faciliteren zijn voldoende werklocaties van de juiste kwaliteiten en op de juiste locaties gewenst. Om het lokale en regionale bedrijfsleven ook de komende jaren zo goed mogelijk te kunnen faciliteren, hebben de regio Achterhoek en de provincie Gelderland een analyse van vraag en aanbod op bedrijventerreinen in de Achterhoek uitgevoerd. Op basis van vraag-aanbodanalyses zijn er onderling afspraken in de Regio Achterhoek gemaakt betreffende de bedrijventerreinenprogrammering in de regio.

De doelstellingen van het RPW zijn:

  • Bijdragen aan economische ontwikkeling op de juiste locaties in de regio en het bevorderen van (de randvoorwaarden voor) werkgelegenheid;
  • Ruimte geven aan de ontwikkeling van lokale bedrijvigheid;
  • Het versterken van de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen;
  • Toelaten van nieuwe ontwikkelingen, waar dat nodig is;
  • Bevorderen van regionale samenwerking omtrent het bedrijventerreinenbeleid.

Per gemeente is daarnaast de opgave voor de komende periode en oplossingen weergeven.

Opgave Bronckhorst

De verschillende kernen in de gemeente Bronckhorst kennen ieder een lokale uitbreidingsvraag, terwijl het aanbod zeer beperkt is. Het faciliteren van lokale bedrijvigheid is belangrijk. Per kern moet daarom een oplossing worden gevonden door herstructurering, door gebruik te maken van solitaire bedrijfslocaties langs de corridors en door nieuwe ontwikkelingen.

Het beoordelen van individuele initiatieven

  • Lokale initiatieven passend binnen de bandbreedte van de lokale vraagraming worden op gemeentelijk niveau behandeld.
  • Lokale initiatieven buiten de bandbreedte van de lokale vraagraming worden regionaal besproken.
  • Initiatieven van buiten de regio worden door verwezen naar de 2 regionale bedrijventerreinen.
  • Initiatieven van buiten de regio die zich beargumenteerd richten op een locatie buiten de 2 regionale bedrijventerreinen, worden regionaal besproken.

Toetsing van het voornemen aan het Regionale Programma Werklocaties Regio Achterhoek

In voorliggend geval is sprake van een uitbreiding van een bestaand bedrijf en niet van nieuwvestiging. De uitbreiding is benodigd voor de continuering van het bedrijf. De uitbreiding verschaft het gebiedspassende bedrijf meer ruimte voor de opslag van meer verschillende producten. Door meer vraag naar prefab-bouwdelen is een grotere werkplaats nodig. Ook is behoefte aan meer ruimte voor opslag van materialen en de ruimte voor stalling van materieel (ter voorkoming van diefstal). Dit sluit aan bij de doelstelling van het RPW van het ruimte geven aan de ontwikkeling van lokale bedrijvigheid.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met het relevante regionale beleid.

2.4.3.1.4 Gemeentelijk beleid     

Notitie Uitbreidingsmogelijkheden in het buitengebied voor bedrijven met de bestemming ‘bedrijf'

Dit beleid gaat niet over nieuwvestiging van bedrijven maar is van toepassing op bedrijven in het buitengebied van Bronckhorst, welke in het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst en de daaropvolgende veegplannen de bestemming ‘Bedrijf’ hebben gekregen. Onder deze groep bedrijven wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsgebonden en niet-gebiedsgebonden bedrijven, om zo te komen tot een beleidsregel voor dit thema. Tot de groep niet-gebiedsgebonden bedrijven horen ook bedrijven die mits kleinschalig van aard en ruimtelijk goed ingepast, in het buitengebied passend zijn. Dit soort bedrijven worden als gebiedspassend beschouwd.

In het voorliggend geval zijn de volgende twee omschrijvingen van toepassing:

Gebiedsgebonden bedrijven: bedrijven die vanuit de aard van de bedrijfsvoering alleen geplaatst kunnen worden in (delen van) het buitengebied, omdat ze er een nauwe economische relatie mee hebben. Ook agrarisch verwante bedrijven horen hieronder, zoals loonwerkers, grondverzetbedrijven, veevoederbedrijven, landbouwmechanisatiebedrijven, hoveniers.

Gebiedspassende bedrijven: kleinschalige niet-gebiedsgebonden bedrijven die in principe in de kernen of bedrijventerrein thuishoren, maar die ruimtelijke verantwoord passen of in te passen zijn in (delen van) het buitengebied. Het gaat om bv. aannemersbedrijven, ambachtelijke bedrijven zoals een dakdekker, schildersbedrijf, meubelmaker of zakelijke dienstverlening zoals een adviesbureau.

De sloopopgave bij uitbreidingsactiviteiten

Algemeen uitgangspunt is dat voor elke m2 bedrijfsuitbreiding hetzelfde oppervlakte aan m2 sloop wordt gevraagd. De vereiste sloopopgave is bij een gebiedsgebonden bedrijf het lichtst, die bij een niet-gebiedsgebonden bedrijf het zwaarst. Voor niet-gebiedsgebonden bedrijven geldt immers dat uitbreiding ten koste kan gaan van bedrijventerreinen en/of van natuur en landschap.

De vraag is nu hoe groot de sloopopgave moet zijn. Hiervoor is in de beleidsnotitie onderscheid gemaakt tussen vijf soorten activiteiten. In voorliggend geval is activiteit 1 van toepassing: uitbreiding van gebouwen en overkappingen met meer dan 10% van de toegestane oppervlakte. 

Toetsing van de ontwikkeling aan de notitie

In voorliggend geval wordt het timmerbedrijf aan de Hoogstraat 12 met circa 368 m2 uitgebreid. Het timmerbedrijf kan als een gebiedspassend bedrijf worden beschouwd, omdat het hier gaat om een kleinschalig niet-gebiedsgebonden bedrijf die ruimtelijk verantwoord is ingepast in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst, zoals te zien is in afbeelding 2.4.

verplicht
Afbeelding 2.4 Straatbeeldfoto plangebied vanuit westelijke richting (Bron: Ruesult Bouwen & Vergunningen)

In het geval van een gebiedspassend bedrijf dient voor een uitbreiding tot maximaal 1.000 m2 per m2 vloeroppervlak 1 m2 aan sloopmeters te worden gecompenseerd. De totale sloopopgave komt daarmee op 368 m2. In voorliggend geval wordt op de locatie Broekstraat 1 te Baak een voormalige varkensstal van 430 m2 gesloopt. Deze locatie heeft reeds de woonbestemming. Door de sloop wordt hier geborgd dat er geen nieuwe bebouwing kan worden teruggebouwd. Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat de ontwikkeling passend is binnen de beleidsnotitie. De verevening is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 6.5.3 van dit bestemmingsplan.

2.4.3.2 Omgevingsaspecten     

2.4.3.2.1 Duurzaamheid     

Vanaf 1 januari 2021 dienen alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) te zijn. Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt gebouwd conform deze eisen, waarmee het gebouw duurzaam wordt gebouwd.

2.4.3.2.2 Bodem     

Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen dient een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN5740.

Op basis van de Woningwet, de Wabo en bijbehorende regelgeving gelden de volgende uitzonderingen voor de bodemonderzoekplicht:

  1. als het gaat om bouwwerken die de grond niet raken of het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd;
  2. als het gaat om het bouwen van bouwwerken waarin niet (nagenoeg) voortdurend mensen zullen verblijven (Woningwet, artikel 8, derde lid). Hierbij wordt een verblijftijd van minder als 2 uur gehanteerd;
  3. als B&W vrijstelling verlenen omdat er al voldoende gegevens met betrekking tot de bodemkwaliteit bekend zijn, bijvoorbeeld op basis van een reeds eerder uitgevoerd bodemonderzoek (maximaal 5 jaar oud en waarbij het gebruik sindsdien niet is gewijzigd).

Situatie plangebied

Het nieuw te realiseren bedrijfsgebouw zal voornamelijk worden benut als opslagruimte. De ruimte is aanvullend op het bestaande timmerbedrijf welke momenteel aan de bedrijfswoning is gesitueerd. Om die reden kan dan ook gesteld worden dat er niet (nagenoeg) voortdurend mensen zullen verblijven. Daarnaast is de voorliggende locatie niet aangewezen als een verdachte locatie. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat een bodemonderzoek achterwege kan blijven.

2.4.3.2.3 Geluid     

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een nieuw geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

Situatie plangebied

Binnen de voorliggende ontwikkeling wordt op een bestaand bedrijfsperceel een extra bedrijfsgebouw gerealiseerd. Aangezien er hiermee geen nieuw geluidgevoelig object wordt gerealiseerd (c.q. woningen), waardoor toetsing aan de aspecten wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai achterwege kan blijven. Wat betreft de invloed van de individuele bedrijvigheid op de omgeving wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3.2.6.

Geconcludeerd wordt dat de Wgh geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

2.4.3.2.4 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Conclusie

Gelet op de aard en omvang van de voorliggende ontwikkeling in verhouding tot de categorieën van gevallen zoals hierboven beschreven kan worden gesteld dat de voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Tevens kan de ontwikkeling niet worden aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.4.3.2.5 Geur     

Wet Geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht. De definitie van een geurgevoelig object luidt: 'gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt'.

De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Dit wordt 'de omgekeerde werking' genoemd.

Situatie plangebied

In de directe omgeving van het plangebied zijn twee agrarische bedrijven planologisch toegestaan, te weten aan de Hoogstraat 10 en de Hoogstraat 19. Beide agrarische bedrijven bevinden zich de aan te houden afstand van 50 meter van het plangebied.

Binnen de voorliggende ontwikkeling worden er geen nieuwe geurgevoelige functies mogelijk gemaakt. De bedrijfswoning is reeds aanwezig in het plangebied, waarmee de voorliggende ontwikkeling geen belemmeringen met zich meebrengt aangaande het bestaande woon- en leefklimaat. Omgekeerd worden de omliggende agrarische bedrijven niet (verder) in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.

Het aspect 'geur' vormt dan ook geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

2.4.3.2.6 Bedrijven en milieuzonering     

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

In de directe omgeving van het plangebied komen meerdere soorten bedrijvigheid voor, alsmede woningen en een basisschool. In voorliggend geval kan daarom worden uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Onderstaande tabel toont de aan te houden richtafstanden behorende bij beide omgevingstypen.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Situatie plangebied

Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

In voorliggend geval vindt er een uitbreiding plaats van een bestaand timmerbedrijf. De uitbreiding bestaat uit de realisatie van een extra opslagruimte van circa 368 m2. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt een maximale richtafstand van 50 meter voor geluid in het geval van een kleinschalig timmerbedrijf met een productieoppervlak van minder dan 200 m² en 100 meter bij een productieoppervlak van meer dan 200 m². In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in voorliggend geval uitgegaan van de grootste richtafstand, te weten 100 meter. Aangezien het plangebied is gelegen binnen het omgevingstype 'gemengd gebied', kan deze richtafstand worden verlaagd naar 50 meter.

De afstand van het plangebied tot het bestemmingsvlak van het dichtstbijzijnde woonperceel bedraagt in de praktijk slechts 8 meter en tot het naastgelegen agrarisch bouwvlak 1 meter. Daarmee wordt niet voldaan aan de minimaal aan te houden richtafstand.

In voorliggend geval zijn echter twee nuances te plaatsen, waardoor een kortere afstand te verantwoorden is. Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt gesitueerd op het zuidwestelijk deel van het huidige bedrijfsperceel. De afstand tussen het bedrijfsgebouw en het woonperceel bedraagt daarmee respectievelijk 45 meter. Dit is een grotere afstand dan op basis van het geldende bestemmingsplan reeds is toegestaan. Ten tweede wordt de nieuw te realiseren bedrijfsbebouwing voornamelijk als opslagruimte gebruikt. De verwachting is daarom dat het productieoppervlak van het timmerbedrijf - het deel wat voor geluidsuitstoot zorgt - onder de 200 m² blijft, waardoor het timmerbedrijf kleinschalig van aard blijft.

Aangezien een kleinschalig timmerbedrijf reeds is toegestaan op basis van het bestemmingsplan en het feit dat de bedrijfsbebouwing niet dichter bij de (bedrijfs)woningen wordt gerealiseerd dan in de huidige situatie al het geval is, wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling geen verslechtering van het bestaande woon- en leefklimaat van omwonenden met zich mee brengt.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving, en omgekeerd of omliggende bedrijven in bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd.

Voorliggend initiatief maakt geen nieuwe milieugevoelige objecten mogelijk die eventueel hinder kunnen ondervinden van omliggende bedrijvigheid. Omgekeerd is er dus ook geen sprake van een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven.

Conclusie

Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

2.4.3.2.7 Externe veiligheid     

Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 2.5 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Het plangebied is hierin indicatief met de blauwe ster aangegeven.

verplicht
Afbeelding 2.5 Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen dan wel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.

2.4.3.2.8 Water     

Algemeen

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en worden sterk beïnvloed door de klimaatverandering. Er is meer ruimte nodig voor water omdat klimaatverandering zorgt voor hoge piekafvoeren in de zomer en een gemiddeld hogere waterafvoer in de winter. Het gaat ook om langduriger periodes van droogte en om extreem warm weer, waar vooral stedelijk gebied last van kan hebben. Ook veranderingen in ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de landbouw, natuur of recreatie, hebben gevolgen voor het waterbeheer. Het waterschap wil vroegtijdig meedenken over plannen en ontwikkelingen om samen met de gemeente en andere partners te zoeken naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Waterschap Rijn en IJssel

Waterschap Rijn en IJssel werkt hierbij vanuit het Waterbeheerplan 2016-2021 waarin het taakgebied, de doelen en de maatregelen die het waterschap t/m 2021 voor ogen heeft, staan beschreven. Een kompas voor de langere termijn biedt de Watervisie 2030. Beide documenten bieden een samenwerkingsagenda voor ieder die op het gebied van water een belang of betrokkenheid heeft.



Het waterschap laat in het waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten in de samenwerking met de partners belangrijk zijn. Vanuit die verkenning is er beleid gemaakt voor de periode 2016-2021, voor de volgende taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.

Waterparagraaf

Waterschap Rijn en IJssel heeft een handreiking ontworpen waarbij een initiatiefnemer zelf kan bepalen voor welke plannen en in welke mate het waterschap betrokken dient te worden bij het opstellen van een waterparagraaf. Voor meer complexe ontwikkelingen kan deze handreiking voor het waterschap en de initiatiefnemer als leidraad en geheugensteun gelden in het ontwerpproces. Gezamenlijk wordt er invulling gegeven aan de wateraspecten en kan water een positieve bijdrage leveren aan de leefomgeving. Als er overeenstemming is over de inhoud van de waterparagraaf kan de gemeente de tekst opnemen in de toelichting van het ruimtelijk plan.

Waterschap Rijn en IJssel heeft hiertoe een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit#
Veiligheid

1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)

2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee





Nee
2





2
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?

2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?

3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?
Nee



Nee

Nee
2



1

1
Wateroverlast (oppervlaktewater)

1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?

2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?

3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?

4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee



Nee



Nee



Nee
2



1



1



1
Oppervlakte-

waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?

Nee

1
Grondwater-

overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

3. Is in het plangebied sprake van kwel?

4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?

5. Beoogt het plan aanleg van drainage?
Nee



Nee

Nee



Nee
1



1

1



1
Grondwaterkwaliteit 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee



Nee
1



2
Volksgezondheid

1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?

2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee



Nee
1



1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?

2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?

3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?

4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee



Nee



Nee



Nee
2



2



1



1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op bovenstaande vragen. Als er op een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Conclusie

Op basis van de watertoetstabel kan worden geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling waterhuishoudkundig niet van belang is. Het aspect 'water' vormt daarom geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

2.4.3.2.9 Archeologie en cultuurhistorie     

Archeologie

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

De gemeente Bronckhorst heeft het beleid aangaande archeologie door middel van archeologische dubbelbestemmingen doorvertaald in de geldende bestemmingsplannen. In voorliggend geval kent het plangebied op basis van het bestemmingsplan 'Parapluplan archeologie' de dubbelbestemming 'Waarde - archeologische verwachting 2'. Bij bodemingrepen met een minimale omvang van 1.000 m² is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. In voorliggend geval kan worden geconcludeerd dat een archeologisch onderzoek achterwege kan blijven, aangezien het te realiseren bedrijfsgebouw een omvang van 368 m² heeft. Wel is in het voorliggende bestemmingsplan de dubbelbestemming overeenkomstig het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' overgenomen.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

Op basis van de Atlas Leefomgeving bevinden zich in en rond het plangebied geen monumentale panden. Tevens zijn in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle structuren aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor het aspect 'cultuurhistorie'.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Tevens is er geen sprake van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

2.4.3.2.10 Flora en fauna     

Algemeen

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: De Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn (het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn) en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Natura 2000 Nederland heeft aan de hand van een vergunningenstelsel een zorgvuldige afweging gewaarborgd rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden.

Stikstofdepositie op Natura 2000-gebied

Het plangebied is gelegen op circa 4,5 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Rijntakken". De afbeelding aan de linkerzijde in afbeelding 2.6 toont de ligging van het plangebied (oranje ster) ten opzichte van dit Natura 2000-gebied. Om het effect van de voorliggende ontwikkeling op het Natura 2000-netwerk in kaart te brengen, is door BJZ.nu een stikstofberekening uitgevoerd. De volledige rapportage is te vinden in Bijlage 14 AERIUS berekening van deze toelichting. Hieronder wordt nader op de belangrijkste resultaten ingegaan.

Ten aanzien van de stikstofdepositie van de beoogde uitbreiding van het timmerbedrijf is sprake van een viertal activiteiten die bijdragen aan de emissie van stikstof. Het betreft het verwarmen van het bedrijfspand, de inzet van werktuigen, de verkeersgeneratie en het laden en lossen van vrachtverkeer. De stikstofuitstoot behorende bij deze activiteiten is berekend middels de rekentool AERIUS calculator 2020. Uit de AERIUS-berekening blijkt dat de binnen de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningplichtig.

verplicht
Afbeelding 2.6 Ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 (links) en het Gelders Natuurnetwerk (rechts) (Bronnen: AERIUS.nl & Kaartviewer Gelders Natuurnetwerk)

Gelders Natuurnetwerk

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), in Gelderland het Gelders Natuurnetwerk (GNN) genoemd, is de kern van het Nederlands natuurbeleid. In of in de directe nabijheid van het GNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

De afbeelding aan de rechterzijde in afbeelding 2.6 toont de ligging van hert plangebied (oranje ster) ten opzichte van het GNN. Het dichtstbijzijnde gebied dat tot het GNN behoort bevindt zich op 1,7 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de onderlinge afstand en de aard en omvang van de ontwikkeling wordt gesteld dat er geen sprake is van aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van het GNN als gevolg van dit plan.

Soortenbescherming

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.

Voorliggende ontwikkeling voorziet in het realiseren van een nieuw bedrijfsgebouw, waarbij geen sprake is van sloop van bestaande bebouwing en/of het rooien van beplanting. De gronden waar het bedrijfsgebouw op gerealiseerd zal worden hebben reeds een bedrijfsbestemming, waardoor kan worden aangenomen dat deze een lage ecologische verwachtingswaarde hebben en niet dienen als een geschikt leefgebied voor beschermde soorten. Het uitvoeren van een quickscan natuurwaarden wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Er hoeft dan ook geen onderzoek te worden uitgevoerd te worden en/of ontheffing te worden aangevraagd om de voorgenomen ontwikkeling uit te mogen voeren. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht zoals opgenomen in de Wet natuurbescherming.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de voorliggende ontwikkeling geen negatieve effecten met zich meebrengt op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Het aspect 'ecologie' vormt daarmee geen belemmering voor voorliggend initiatief.

2.4.3.2.11 Verkeer     

Algemeen

Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat. In dit geval wordt voor wat betreft de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie aangesloten bij de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte.

Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Verstedelijkingsgraad: niet stedelijk / gemeente Bronckhorst (Bron: CBS Statline);
  • Stedelijke zone: buitengebied.

Situatie plangebied

Parkeren

De gemeente Bronckhorst beschikt over een eigen beleidsregel 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst'. Deze beleidsregel bevat parkeernormen die dienen als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelijke plannen en waar initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten aan moeten voldoen. De normen die in deze beleidsregels zijn opgenomen komen voort uit de publicatie "kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW. Gezien het hoge autobezit en autogebruik is voor de Bronckhorster norm uitgegaan van de hoogste norm binnen de bandbreedte van het CROW.

De beleidsregel gaat niet specifiek in op de parkeerbehoefte die een timmerbedrijf met zich mee brengt. Aangezien de voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van een extra bedrijfsgebouw die voornamelijk als opslagruimte wordt gebruikt, wordt in voorliggend geval aangesloten bij de functie van een 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag)'. Bij deze functie dient een parkeernorm van 1,3 per 100 m² bvo te worden gehanteerd. In voorliggend geval betreft de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing 368 m², waarmee de parkeerbehoefte neerkomt op 3,68 * 1,3 = 4,784 (5) parkeerplaatsen.

De extra parkeerbehoefte zal op eigen terrein worden opgevangen, hier is voldoende ruimte voor. Opgemerkt wordt dat er geen sprake is van een uitbreiding van het personeel van het timmerbedrijf. Er wordt dan ook verwacht dat de daadwerkelijke toename van de parkeerbehoefte lager uitvalt dan de 5 parkeerplaatsen die op basis van de beleidsregel 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst' dient te worden gehanteerd. Geconcludeerd wordt dat parkeren geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

Verkeersgeneratie

Om de bij de ontwikkeling behorende verkeersgeneratie te berekenen, wordt aangesloten bij de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)'. Op basis van de bovengenoemde uitgangspunten dient bij de functie van een 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag)' te worden uitgegaan 4,8 verkeersbewegingen per 100 m² bvo. Met een bvo van 368 m² bedraagt de toename van het aantal verkeersbewegingen in totaal 3,68 * 4,8 = 17,7 (18) verkeersbewegingen. Opgemerkt wordt dat het bedrijfsgebouw met name dient als opslagruimte. Verwacht wordt dan ook dat de daadwerkelijke toename van het aantal verkeersbewegingen fors minder zal zijn.

Het bedrijf is in de bestaande situatie met de bestaande in- en uitrit reeds goed ontsloten op de Hoogstraat. Geconcludeerd wordt dat de bestaande ontsluiting en wegenstructuur de extra verkeersgeneratie van de voorliggende ontwikkeling eenvoudig kunnen opvangen.

Conclusie

Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

2.4.3.2.12 Leidingen     

Onder- of bovengrondse transportleidingen zijn niet aanwezig. Een onderzoek is dan ook niet nodig. Hiervoor wordt tevens verwezen naar paragraaf 2.4.3.2.7.

2.4.3.3 Volkshuisvesting     

Dit aspect is niet aan de orde. Het aantal (bedrijfs)woningen in het plangebied blijft gelijk, namelijk 1.

2.4.3.4 Economisch     

De voorliggende ontwikkeling draagt bij aan een duurzaam vervolg van het bestaande timmerbedrijf. De daarvoor benodigde investeringen worden door de initiatiefnemer uit eigen (bedrijfs)middelen gedragen.

Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden tussen de

gemeente en de initiatiefnemer omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen

worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt dan ook niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer.

2.4.3.5 Maatschappelijk     

De gewenste uitbreiding is benodigd om de werkzaamheden van het timmerbedrijf voort te zetten en draagt daarmee bij aan het continueren van de werkgelegenheid hiervan.

2.4.3.6 Overleg en inspraak     
2.4.3.6.1 Overleg     

Voorafgaand heeft de gemeente Bronckhorst middels een collegebesluit een positieve grondslag ingenomen ten aanzien van het voornemen. De gewenste ontwikkeling dient door middel van een bestemmingsplanherziening te geschieden. De overige overlegpartners zullen op de hoogte worden gesteld omtrent het voornemen gedurende de inzageperiode van het ontwerpbestemmingsplan.

Het plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan het waterschap Rijn en IJssel.

2.4.3.6.2 Inspraak     

Voorafgaand aan de start van de bestemmingsplanprocedure heeft initiatiefnemer de omgeving geïnformeerd over de voorliggende ontwikkeling. Vanuit de omgeving is positief op het plan gereageerd. Er is sprake van een hechte buurt en het principe 'leven en laten leven' voert de boventoon. De buurt begrijpt de urgentie van de gewenste uitbreiding en helpt zelfs mee waar nodig.

2.4.3.7 Conclusie     

Geen van de onderzochte omgevingsaspecten levert beperkingen op voor de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan. Dit geldt tevens voor de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

2.4.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.4.4.1 Bestemmingsregels     
2.4.4.1.1 Bedrijven     

De verspreid binnen het plangebied aanwezige bedrijven zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. De bestaande niet-agrarische bedrijven zijn - om te voorkomen dat hun impact op het landschap en de woonomgeving verder groeit - positief bestemd, maar krijgen geen (ruime) ontwikkelingsmogelijkheden. Alle bedrijven zijn specifiek aangeduid met hun aard van bedrijvigheid en de maximaal toegestane oppervlakte in m2. Deze maat is exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning(en) en de daarbij behorende bouwwerken.

Buitenopslag

De oppervlakte voor buitenopslag, stalling en/of grondopslag is maximaal 100 m2 en 2 meter hoog tenzij anders aangegeven in de tabel in dit artikel.

Detailhandel

Er vindt geen detailhandel plaats anders dan detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten tot een maximale oppervlakte van 25 m² in bestaande gebouwen of verkoopactiviteiten als opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a.

Bijbehorende bouwwerken

In het plan zijn voor gebouwen en voor 'bouwwerken, geen gebouw zijnde' goot- en bouwhoogten vastgelegd. Voor aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen geldt in dit plan een maximaal oppervlakte van 150 m2 in plaats van de tot nu toe gehanteerde 100 m2. Reden voor deze verruiming is gelegen in Bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Daarin is onder andere geregeld dat bij hoofdgebouwen die zijn gelegen op een perceel met een achtererfgebied van 900 m2, vergunningsvrij 150 m2 aan bijgebouwen mag worden gebouwd. Zodoende kan bij de woonbestemming, mits de maat van het achterefgebied wordt gehaald, vergunningsvrij 150 m2 aan bijgebouwen bij de woning worden gebouwd. Doorgaans beslaan de achtererfgebieden van bedrijven ook 900 m2, maar hier is een bedrijfsgebouw het hoofdgebouw. Indien er meerdere bedrijfsgebouwen aanwezig zijn is de norm van 150 m2 dikwijls geconsumeerd aan bedrijfsgebouwen. Dit betekent dat voor het bijgebouw bij de bedrijfswoning vergunningsvrij veelal geen ruimte meer is. Wij brengen hierin gelijkwaardigheid door de oppervlakte naar 150 m2 te brengen.

Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan van de bouwregels worden afgeweken. Onder voorwaarden is het mogelijk om maximaal 10% van de bestaande oppervlakte uit te breiden en duurzame energie-opwekking (zie 2.4.4.1.3) te realiseren.

Van de gebruiksregels kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning voor verruiming van de buitenopslagmogelijkheden. Hierbij bedraagt de maximale hoogte 4m en de maximale oppervlakte 200 m2.

Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid richt zich op het wijzigen van de bestemming in een woonbestemming waarbij het aantal woningen niet toeneemt en een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak wordt gerealiseerd.

Daarnaast is het met een wijziging binnen de bestemming mogelijk van functie te veranderen waarbij onder andere als voorwaarden gelden dat het uitsluitend een bedrijf betreft als opgenomen in de bij deze regels gevoegde Bijlage 2 Toegelaten functies, dan wel een bedrijf dat niet voorkomt in tabel 6.1.2. onder a, maar die qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen is aan genoemde bedrijven, dan wel bedrijven in een hogere categorie waarbij in alle gevallen geldt dat het uitsluitend een gebiedsgebonden functie mag betreffen. Ook is het uitgangspunt dat de oppervlakte als genoemd in de tabel in 6.1.2 onder a als maximum geldt.

Met een wijziging binnen de bestemming is het realiseren van grondgebonden zonen-installaties mogelijk, waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. Twee van de geldende voorwaarden luidt dat dit alleen toegestaan is als de zonen-installaties binnen het bouwvlak zijn gesitueerd en de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;

Realisering van nieuwe bedrijfswoningen is uitgesloten; in voorkomende gevallen dient hier een afzonderlijke procedure voor gevolgd te worden, waarbij rekening wordt gehouden met het kwalitatief woningbouwprogramma c.q. de gemeentelijke woon visie.

2.4.4.1.2 Waarde     

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvies kaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Waarde - Archeologische verwachting 2 staat voor een voor een middel hoge verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunning stelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.4.4.1.3 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop' en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging'. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe hebben de vier woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Landhuis' en de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur', de woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en de bestemming 'Bedrijf', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

2.5 Landgoed 't Medler Vorden     

2.5.1 Inleiding     

2.5.1.1 Aanleiding     

Het voorliggende plan maakt deel uit van het proces zoals dat in de gemeente Bronckhorst wordt doorlopen bij het opstellen, het in procedure brengen en het vaststellen van bestemmingsplannen. De basis voor dit proces is dat er halfjaarlijks twee bestemmingsplannen in procedure worden gebracht. Eén voor Stedelijk gebied (de kernen) en één voor Landelijk gebied (het buitengebied). In deze zogeheten 'veegplannen' worden nieuwe initiatieven en ambtshalve aanpassingen gebundeld in één bestemmingsplan. Op basis van ontwikkelplannen voor individuele initiatieven wordt een overleg- en inspraakprocedure gevoerd. Daarna worden de individuele ontwikkelplannen samengevoegd tot een veegplan. Het veegplan wordt vanaf de ontwerpfase in procedure gebracht. De individuele initiatieven en ambtshalve aanpassingen door de gemeente vormen elk een planonderdeel van het veegplan.

De Landgoederenzone in het stroomgebied van de Baakse Beek en Veengoot houdt te weinig water vast voor zijn natuur, zijn landbouw en voor zijn grachten en vijvers. Het water is bovendien niet altijd van het gewenste kwaliteitsniveau. De kwaliteit van natte landnatuur is als gevolg van verdroging onvoldoende en de biodiversiteit neemt af. De Baakse Beek is nu geen goed leefgebied voor planten- en diersoorten die in deze beek thuishoren. De grachten en vijvers op de landgoederen zouden in de zomer droog staan, als deze niet kunstmatig op peil gehouden worden met opgepompt grondwater. De waterkwaliteit van sommige grachten is matig tot slecht. Klimaatverandering zorgt voor grotere extremen, zowel piekbuien als droogtes. Tenslotte zijn ook de omstandigheden voor de landbouw niet optimaal. Het vaak niet-aaneengesloten zijn van gronden belemmert een doelmatige en duurzame bedrijfsvoering. Zo ook op landgoed ’t Medler. Een gebied waar landbouw een belangrijke drager is van het gebied. En vanuit deze wetenschap dus ook een interessant deelgebied in het stroomgebied van de Baakse Beek.

In samenwerking met het landgoed, agrariërs, gemeente, provincie en VALA heeft Waterschap Rijn en IJssel een inrichtingsplan gemaakt voor de watermaatregelen op landgoed ’t Medler in Vorden. Het primaire doel van dit inrichtingsplan is om het natuurlijke watersysteem te herstellen zodat deze klimaatbestendig wordt: het moet kunnen omgaan met zowel extreme droogte als met hevige neerslag. De waterhuishouding op 't Medler verbetert doordat het water ondergronds langer wordt vastgehouden en kwalitatief hoogwaardig kwelwater meer invloed krijgt. Nevendoelen zijn het vergroten van het areaal en de kwaliteit van de natte landnatuur, van de beeknatuur en (dus) van de biodiversiteit in de bodem, het water en op het land. Een doel is ook om de cultuurhistorische, landschappelijke waarden te versterken. Tenslotte moet het inrichtingsplan de omstandigheden creëren voor zowel ecologisch als bedrijfsmatig toekomstbestendige agrarische bedrijven.

Dit wordt mogelijk gemaakt door het watersysteem in te richten vanuit de natuurlijke

eigenschappen van de bodem en het landschap, de bodem en het watersysteem boven- en ondergronds worden weer een samenhangend geheel. Er worden kansen geboden voor de extensivering van landbouwgronden en de omvorming van landbouw naar natuur. Het herstel van de natuurlijke verbinding tussen beek en gracht is hersteld en de karakteristieke structuren van het landgoed zijn behouden.

Om de herontwikkeling/natuurontwikkeling van ‘t Medler planologisch mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. Hiervoor wordt voorliggend plan opgesteld dat de gemeente Bronckhorst kan meenemen in haar Veegplan van oktober 2021.

2.5.1.2 Plangebied     

Landgoed 't Medler ligt tussen Vorden en Ruurlo, in de gemeente Bronckhorst. Het plangebied ligt middenin een bosrijk en agrarisch gebied. Rondom het 't Medler bevinden zich enkele andere landgoederen, waaronder de Wildenborch ten noorden, het Onstein ten zuiden en de Wiersse ten oosten van het plangebied. Het plangebied is onderdeel van de Landgoederenzone in het stroomgebied van de Baakse Beek en Veengoot. De Baakse Beek loopt dwars door het plangebied. Het landgoed zelf wordt afgeschermd door bomenrijen. Aan de zuidzijde wordt het landgoed begrensd door de Ruurloseweg (N319) en aan de noordzijde door de Mosselseweg. Vanaf de Ruurloseweg verschaft een oprijlaan toegang tot het landgoed.

verplicht

Figuur: Plangebied Watermaatregelen Landgoed 't Medler

2.5.1.3 Vigerende planologische situatie     

Binnen het plangebied van Landgoed ‘t Medler vigeert het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Bronckhorst’ vastgesteld op 17 mei 2017. Verder gelden er ook twee veegplannen in het plangebied, namelijk:

  • Landelijkgebied; Veegplan 2019 – 1A, vastgesteld op 18 juli 2019
  • Landelijkgebied; Veegplan 2020 – 2B, vastgesteld op 29 oktober 2020

Binnen het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Bronckhorst’ gelden op het landgoed de volgende bestemmingen:

  • Enkelbestemming: Agrarisch met waarden - Landschap
  • Enkelbestemming: Bedrijf
  • Enkelbestemming: Bos
  • Enkelbestemming: Water
  • Enkelbestemming: Wonen – Landhuis
  • Dubbelbestemming: Waarde – Archeologische verwachting 1
  • Dubbelbestemming: Waarde – Archeologische verwachting 2
  • Dubbelbestemming: Waarde – Archeologische verwachting 3
  • Dubbelbestemming: Waarde – Bescherming natte natuurparel
  • Gebiedsaanduiding: Wetgeving – Omgevingsvergunning landgoed.

verplicht

Figuur: Vigerende bestemmingen ter plaatse van Landgoed 't Medler

2.5.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.5 Landgoed 't Medler Vorden de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.5.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.5.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.5.3).

Paragraaf 2.5.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.5.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.5.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.5.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.5.1.4).

Paragraaf 2.5.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.5.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.5.2.2) en de beschrijving van het inititiatief (paragraaf 2.5.2.3).

Paragraaf 2.5.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.5.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.5.3.2), economische aspecten (paragraaf 2.5.3.3), maatschappelijke aspecten (paragraaf 2.5.3.4) en overleg en inspraak (paragraaf 2.5.3.5). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.5.3.6) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.5.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij planonderdeel Landgoed 't Medler Vorden

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.5.2 Initiatief     

2.5.2.1 Bestaande situatie     
2.5.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

Landgoed ‘t Medler is een historische buitenplaats van 300 hectare omvang, en is aangemerkt als Rijksmonument. Het landgoed heeft inkomsten uit verpachting van 200 ha landbouwgrond aan vier hoevepachters en agrariërs uit de omgeving. Daarnaast is ongeveer 100 ha bos aanwezig. Een deel hiervan is van belang voor de houtproductie. Ook zijn ecologische zeer waardevolle loofbossen aanwezig waarvan een deel is aangewezen als A-locatie (beschermde status). Op het landgoed bevindt zich ook het Huis 't Medler. De eerste vermelding van het landgoed en het Huis 't Medler dateert van 1483. Sindsdien is het landgoed in het bezit geweest van verschillende families. Sinds de 17e eeuw is het landgoed in bezit van de familie Van Dorth.

2.5.2.1.2 Hydrologie     

Het landgoed wordt doorsneden door de hoofdloop van de Baakse Beek. De Baakse Beek is een beek centraal gelegen in de Nederlandse streek de Achterhoek. De rivier heeft zijn oorsprong in het Korenburgerveen en Lievelde en vloeit via Ruurlo en Vorden naar de IJssel. De beek verzorgt ook een deel van de afwatering van de landbouwgronden in de Achterhoek. Halverwege de vorige eeuw is de beek gekanaliseerd om wateroverlast tegen te gaan. Momenteel stroomt de Baakse Beek ten noorden van het landhuis. Oorspronkelijk liep de beek 200 meter ten zuiden van de huidige beek, waarop de middeleeuwse grachten rondom het huis waren aangesloten.

2.5.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Het landgoed heeft hoge cultuurhistorische en ecologische waarden. Dit komt mede vanwege de ligging aan de hoofdloop van de Baakse Beek tussen Ruurlo en Voorden. De combinatie van nut en lust is zichtbaar door de aanwezigheid van landbouw, rabatten, vloeiweiden versus lanen en een privé-tuin. Deze kern is niet toegankelijk doordat het nog steeds een privaat gebied en bezit is. De geïsoleerde zandkoppen in combinatie met het stelsel van samenkomende stroomdalen (gevoed met kwel) maken dit gebied uniek. Er liggen grote kansen voor een grote diversiteit aan natuurontwikkeling.

2.5.2.2 Randvoorwaarden     
2.5.2.2.1 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Het landgoed maakt onderdeel uit van het Nationaal Landschap De Graafschap en het Gelders Natuurnetwerk. De provincie Gelderland heeft de kernkwaliteiten van de nationale landschappen en het natuurnetwerk vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland (zie paragraaf 3.2.2 en 3.4.14). Ruimtelijke ontwikkelingen in het nationaal landschap zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt.

Met de voorgenomen ontwikkeling voegt de Baakse Beek zich op ’t Medler naar het landschap waardoor het landschap weer goedeels in zijn natuurlijke verschijningsvorm wordt hersteld. De ontwikkeling zelf is dus gericht op het landschappelijk inpassen en terugbrengen van historische (water)verbindingen. De karakteristieke structuren van het landgoed worden hierbij behouden, en de kernkwaliteiten van het landschap vormen het uitgangspunt voor de aanpassingen. In paragraaf 2.5.2.3 Planbeschrijving is beschreven hoe de ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast.

2.5.2.3 Planbeschrijving     

Rond landgoed ‘t Medler gaat een ingrijpende verandering van het landschap plaatsvinden. Door het tracé van de gekanaliseerde Baakse Beek te verondiepen zal het water de laagtes gaan zoeken op het landgoed. Daardoor zal het landhuis zich in de toekomst in het midden van het watersysteem bevinden met water aan zowel de noord- als de zuidzijde.

Bij de Schoneveldsdijk wordt de Baakse Beek afgekoppeld en verondiept. Het water gaat dan via de 'oude loop'van de Baakse beek, middels een duiker onder de Schoneveldsedijk, het aanliggende broekbos instromen. De oude meander in het broekbos wordt onderdeel van het watervoerend stelsel. Door de wateraanvoer worden in dit broekbos de oude rabatten weer van water voorzien en ten noorden van het woonhuis stroomt in de winter een brede slenk (schaalprofiel) over de weiden, waardoor vochtige hooilanden zich kunnen ontwikkelen. Water van de watergang langs de Schoneveldsedijk wordt middels een siphon onder de Schoneveldsedijk opgevangen in een opgeleide beek, welke de gracht rondom het huidige landhuis en de pol (de plek van het vroegere landhuis) zal voeden waarbij de opgeleide beek middels een aquaduct de slenk zal kruizen. Dit is een nadrukkelijke wens van de landgoedeigenaren. Door het waterpeil in de gracht op peil te houden, blijft de fundering behouden.

De beek kruist de laan aan de noordzijde van het landhuis. Door het plaatsen van een passende brug blijven deze beeldbepalende, cultuurhistorisch belangrijke bomen behouden. Ook hier zal het water de oorspronkelijke rabbatten weer vullen. Delen van de landbouwgronden ten oosten van deze rabatten en ten noorden van het bestaande bosareaal worden door deze toestroom van water omgevormd tot o.a. rivier- en beekbegeleidend bos, droge schraallanden, kruidenrijk en faunarijk grasland. De verschillende hoogtes in het perceel bepalen waar welk natuurbeheertype zich kan ontwikkelen.

Het stromende water zal in de winter zijn weg vinden in de bestaande bossen aan de westzijde van het landhuis. Ook hier bestaat het bos deels uit rabatten. Uiteindelijk zal het nieuwe stroomgebied van de beek de oost-west laan kruizen middels een brug en de meest oostelijke laan middels een duiker ter hoogte van de Medlerlaak. Ook hier zijn hoogteverschillen aanwezig waardoor er diverse verschillende natuurbeheertypen zich rondom de nieuwe Baakse Beek zich gaan ontwikkelen.

Tot slot worden er in het gebied verbindende watergangen gerealiseerd en verwijderd om het systeem een geheel te laten vormen. Daarbij worden ook duikers verwijderd en geplaatst en worden drempels en voordes gerealiseerd. Tevens worden solitaire bomen en hagen aangeplant ten behoeve van verbetering van de cultuurhistorische waarde (t.b.v. water vasthouden, schuilplekken, schaduw en biodiversiteit) in het gebied.

verplicht

Figuur: Inrichtingsplan Landgoed 't Medler

Teneinde de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen realiseren, dient een deel van de als 'agrarisch met waarden - landschap' aangewezen gronden te worden bestemd als 'natuur'. Ook dienen de nieuwe loop van de Baakse Beek en enkele nieuwe watergangen als enkelbestemming 'water' te worden opgenomen. In onderstaande figuur zijn de te wijzigen gronden met zwarte arcering afgebeeld.

verplicht

Figuur: De gronden waarop de enkelbestemming dient te wijzigen (zwarte arcering) op Landgoed 't Medler

2.5.3 Uitvoerbaarheid     

2.5.3.1 Toetsing aan beleidskader     

De maatregelen op ’t Medler maken deel uit van het overkoepelende project Landgoederenzone Baakse Beek. Dit project is gebaseerd op Ontwikkelvisie Landgoederenzone Baakse Beek Bronckhorst uit april 2019. De ontwikkelvisie landgoederenzone is samen met het landgoed, agrariërs, gemeente Bronckhorst, provincie Gelderland en VALA verder uitgewerkt tot een inrichtingsplan en een definitief ontwerp. Er hebben verschillende overleggen met de gemeente Bronckhorst, provincie Gelderland en waterschap Rijn en IJssel plaatsgevonden (zie 2.5.3.4) om het inrichtingsplan te laten passen binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid.

Het initiatief past binnen de in Hoofdstuk 3 beschreven beleidskaders. Het initiatief is niet in strijd met de nationale-, provinciale-, regionale of gemeentelijke beleidskaders. De herontwikkeling van het landgoed draagt bovendien bij aan de provinciale doelstellingen uit de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' op het gebied van natuur en landschap door in te zetten op behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het initiatief past ook binnen het stappenplan dat opgesteld is in het Kwaliteitskader Nationaal Landschap De Graafschap. Daarnaast passen de ingrepen van het watersysteem binnen de kaders van het Nationaal Waterplan, het Waterbeleid van de 21 eeuw, het Waterbeheerplan van het waterschap en daarmee ook het gemeentelijke waterbeleid.

2.5.3.2 Omgevingsaspecten     

2.5.3.2.1 Milieu-effectrapportage     

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer moet bij initiatieven voor (de aanleg of het wijzigen van) bepaalde activiteiten worden beoordeeld of er sprake is van milieueffecten. In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten die voorkomen in de bijlage onderdeel C of D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet bepaald worden welke procedure doorlopen moet worden om mogelijke milieueffecten te beoordelen, de m.e.r -procedure of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsprocedure.

De voorgenomen ontwikkeling, het herstel van het watersysteem en de natuurontwikkeling op landgoed 't Medler, valt onder categorie D9 van onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r.: Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw of [...]. In het geval van de natuurontwikkeling op landgoed 't Medler gaat het om een functiewijziging van circa 31 hectare, van landbouwgrond naar natuur. Het veegplan geldt als besluit als bedoeld in kolom 4 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Omdat het oppervlak van circa 31 hectare de drempelwaarde van 125 hectare niet overschrijdt, is er sprake van een zogenaamde vergewisplicht. Dat betekent dat het bevoegd gezag, de gemeente Bronckhorst, zich er van moet vergewissen dat er als gevolg van deze voorgenomen herontwikkeling geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Hiertoe zal gekoppeld aan dit veegplan een vormvrije m.e.r.-beoordelingsprocedure worden doorlopen. In het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordelingsprocedure is bijgevoegde aanmeldingsnotitie (Bijlage 15 Vormvrije m.e.r.-beoordeling watersysteem herstel en natuurontwikkeling landgoed 't Medler) opgesteld.

M.e.r.-beoordeling

In dit hoofdstuk worden de effecten van de voorgenomen activiteit voor het milieu beschreven. Hierbij wordt ingegaan op het type (soort) effect, de mate van het effect en de eventuele benodigde mitigerende maatregelen waarmee effecten worden beperkt en /of voorkomen. De beschrijving gaat in op de milieuaspecten die van belang zijn bij de voorgenomen ontwikkeling. Het betreft in dit geval de milieuaspecten:

  • Natuur
  • Water
  • Bodemkwaliteit
  • Archeologie en cultuurhistorie

Bij de voorgenomen activiteit, het verbeteren van het watersysteem en de ontwikkeling van natuur, zijn niet genoemde milieuaspecten (zoals geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, verkeer) niet aan de orde, omdat de ontwikkeling op deze aspecten geen invloed uitoefent.

Natuur

  • Natura 2000

De geplande herontwikkeling van 't Medler, waarbij de Baakse Beek wordt hersteld/teruggebracht en nieuwe natuur wordt ontwikkeld, ligt op enige afstand van Natura 2000-gebieden, waardoor er geen sprake is van ruimtebeslag op Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden 'Stelkampsveld' en 'Rijntakken' liggen op circa 8 kilometer afstand van de voorgenomen ontwikkeling. Gelet op de afstand tot deze Natura 2000-gebieden kan verstoring door licht en geluid tijdens de werkzaamheden worden uitgesloten.

Mogelijk indirecte negatieve effecten op Natura 2000-gebieden door stikstofdepositie die wordt veroorzaakt door de emissie van stikstof in de realisatie- en/of gebruiksfase, wordt voorkomen door landelijk natuurverbeteringsprogramma om de mogelijke stikstofdepositie te compenseren. Negatieve effecten in de gebruiksfase zijn ook op voorhand uitgesloten, omdat het initiatief geen uitstoot van stikstof tot gevolg heeft. Het initiatief draagt daarnaast bij aan de natuurontwikkeling. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op Natura 2000-gebieden.

  • Gelders Natuurnetwerk

Een groot deel van de natuur die wordt ontwikkeld om bij te dragen aan uitbreiding van Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit is ook aangegeven in het natuurbeheerplan van de provincie Gelderland. Ook zijn er in het plangebied al natuurtypen aanwezig, namelijk: Vochtige bossen, Bossen met productiefunctie en Kruiden- en faunarijk grasland. Deze typen worden verder versterkt met de voorgenomen ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling een positief effect heeft op GNN en GO gebieden.

  • Beschermde soorten

Uit het onderzoek gericht op beschermde soorten is naar voren gekomen dat er op het landgoed 't Medler beschermde soorten kunnen voorkomen en er kan mogelijk overtreding plaatsvinden op de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Dit kan gedeeltelijk voorkomen worden door het nemen van mitigerende maatregelen. Voor andere soorten is nader onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of de soorten aanwezig zijn, wat de functie is van het werkgebied en of er sprake is van overtreding van verbodsbepaling. In het huidige stadium is niet voor alle soorten uitsluitsel te geven of er negatieve effecten optreden. Er worden geen effecten verwacht op vissen en overige soorten zoals de gevlekte glanslibel, glassnijder en kleine ijsvogelvlinder.

Uit het onderzoek kan ook geconcludeerd kan worden dat er geen negatieve effecten op de soorten vogels met en zonder jaarrond beschermd nest, vleermuizen, eekhoorn en de grote weerschijnvlinder, zolang de mitigerende maatregelen in acht worden genomen. De mitigerende maatregelen dienen in een ecologisch werkprotocol opgenomen te worden. Voor niet genoemde soorten geldt binnen de provincie Gelderland een vrijstelling voor de binnen het plangebied algemeen voorkomende soorten. Voor deze soorten geldt de algemene zorgplicht.

Voor de soorten levendbarende hagedis, poelkikker en kamsalamander is een nader onderzoek nodig om te onderzoeken of ze daadwerkelijk voorkomen en of er negatieve effecten te verwachten zijn. Indien uit het soortgericht onderzoek blijkt dat deze soorten voorkomen en mogelijk negatieve effecten ondervinden door de ontwikkeling dient er een ontheffing Wnb aangevraagd te worden. In de uitgevoerde habitatgeschiktheidsbeoordeling zijn al wel mogelijk mitigerende maatregelen benoemd, die bij voorkomen genomen kunnen worden om negatieve effecten te voorkomen en in voldoende mate te mitigeren. Eventuele significante negatieve effecten worden hierdoor voorkomen. Door de bovengenoemde Wnb-procedure worden de natuurwaarden volledig geborgd.

Water

  • Grondwater

Op basis van de voorgestelde maatregelen zijn de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG), winter- en voorjaarsgrondwaterstanden (GVG en GLG) gemodelleerd voor het gebied. Vanuit de doelstelling om het watersysteem klimaatbestendig te maken en meer water in de grond vast te houden, is het effect op het grondwater positief. Met name in het voorjaar worden de grondwaterpeilen langer op een iets hoger niveau vastgehouden. Ten opzichte van de referentie hebben de maatregelen geen effect op de GLG. Het effect van de maatregelen op de GHG op de landbouwpercelen is zeer plaatselijk en beperkt. Voor de GVG geldt dat de agrarische percelen en het bedrijfsperceel aan de westrand van het gebied effect ondervinden van de maatregelen in de vorm van 5-10 cm grondwaterstijging in het voorjaar. De grondwaterstijging op de bestaande en nieuwe natuurpercelen is plaatselijk groter en is een gewenst effect. Er worden geen significante negatieve effecten verwacht op het grondwater, daarbij vindt tijdens de uitvoering en daarna monitoring plaats om de hydrologische ontwikkelingen te meten.

  • Waterberging

In het plangebied wordt ook ruimte geboden aan bovengrondse waterberging. Langs de nieuwe beek (Vordense beek) wordt ruimte gemaakte voor overloopgebieden en zal ook ingezet worden op het vasthouden van dit water in het gebied. In het inrichtingsplan is een waterbergingsgebied opgenomen waar bij de maatgevende afvoer T=10 geïnundeerd wordt. Het vasthouden van water heeft op deze aangewezen plekken geen negatieve effecten en draagt bij aan het beperken van wateroverlast benedenstrooms.

  • Waterkwaliteit

Waterschap Rijn en IJssel verwacht geen verslechtering van de chemische kwaliteit van het water van het landgoed 't Medler in de nieuwe situatie. De voorgenomen ontwikkelingen zullen onder andere bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Kwalitatief hoogwaardig kwelwater krijgt meer kansen. Voor het beschermen van de huidige ecologische waterkwaliteit van de watergangen wordt de dominantie van invasieve exoten voorkomen en wordt er gewerkt met nutriëntenarme grond. Ook wordt door meer natuurinclusieve landbouw uitspoeling van nutriënten in het watersysteem voorkomen en wordt de biodiversiteit vergroot.

Bodem

  • Bodem

Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied hoofdzakelijk als “onverdacht” aangemerkt kan worden. echter met uitzondering van de percelen met de voormalige boomkwekerij en het puinpad. Op deze locaties zullen echter geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden. Mogelijke negatieve effecten op de bodemkwaliteit worden hiermee voorkomen.

  • Waterbodem

Voor het verontdiepen en dempen van primaire watergangen is verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek komt een gevarieerd beeld naar voren. Een deel van de waterbodems is klasse vrij toepasbaar en een deel heeft klasse A. De deelgebieden die zijn geclassificeerd als klasse A en bevat gehaltes aan arseen, cadmium, kwik en zink. De waterbodem met klasse A voldoet aan de normen voor de klasse industrie, op basis van de gemeten gehalten aan cadmium en zink. Ten aanzien van vrijkomende grond uit deze watergang is het waterschap voornemens om het betreffende slib te laten indrogen, waarna het samen met schone grond teruggebracht wordt in de watergang om deze zo te dempen. Deze werkwijze is afgestemd met en goedgekeurd door de ODA. Indien grond of slib dat vrijkomt uit de watergang niet wordt teruggezet in de oorspronkelijke watergang zal dit conform het Besluit Bodemkwaliteit worden verwerkt of afgevoerd. Voor het verondiepen van de bestaande "Baakse Beek Onderloop" zal grond worden aangevoerd om de ecologische waarde van de Baakse Beek te behouden of te vergroten. Mogelijke negatieve effecten op de waterbodemkwaliteit worden hiermee voorkomen.

Archeologie en cultuurhistorie

  • Archeologie

Uit het resultaat van de verkennende boringen blijkt dat geplande werkzaamheden in de onderzochte deelgebieden op landgoed 't Medler niet zullen leiden tot aantasting van behoudens waardige archeologische resten. Een deel van het gebied ligt in een recent opgehoogde beekoverstromingsvlakte met opgevulde beeklopen. De kans op het aantreffen van archeologische resten binnen de geplande verstoringsdiepte is minimaal. Twee andere deelgebieden vallen binnen door egalisatie en ander grondverzet in het verleden sterk aangetaste dekzandgebieden. De kans dat zich daar (nog) gave archeologische resten bevinden, is zeer klein. Er treden geen negatieve effecten op de archeologische waarden.

  • Cultuurhistorie

In de inrichting wordt het behoud van de monumentale panden, watergangen (de slotgracht)bomen en andere landschappelijke elementen in het gebied als uitgangspunt genomen. In het ontwerp is, waar de watergangen de historische lanen op het landgoed passeren, er in de positionering, het type duiker en de werkzaamheden rekening gehouden met de wortelruimte van de monumentale bomen, zodat deze behouden kunnen blijven. Ook worden er solitaire bomen en heggen aangeplant ten behoeve van het cultuurhistorisch waardevolle landschap. Er treden geen nadelige effecten op, waar mogelijk wordt de cultuurhistorische waarde versterkt.

Conclusie

Op basis van effectbeoordeling treden er geen belangrijke nadelige gevolgen op mits er voor het aspect natuur nader soortenonderzoek wordt uitgevoerd en indien nodig aanvullende mitigerende maatregelen worden getroffen. Dat dan te borgen via ontheffing Wnb. De te treffen mitigerende maatregelen worden beschreven in Bijlage 15.

2.5.3.2.2 Duurzaamheid     

Omdat er geen bebouwing wordt toegevoegd is duurzaamheid geen onderwerp dat in dit plan aan de orde komt.

2.5.3.2.3 Bodem     

Door Eco Reest BV is in september 2021 een vooronderzoek naar de kwaliteit van de bodem uitgevoerd (zie Bijlage 16 Vooronderzoek bodem) met betrekking tot de locatie Landgoed ‘T Medler aan de Ruurloseweg 115 te Vorden. Doel van het historisch vooronderzoek is om aan de hand van de verzamelde informatie een oordeel te geven omtrent de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging ter plaatse van het onderzoeksgebied.

Vooronderzoek bodem

De onderzoekslocatie betreft de locatie van Landgoed ‘T Medler aan de Ruurloseweg 115 te Vorden. Het onderzoeksterrein is kadastraal bekend als gemeente Vorden, sectie D, diverse nummers, met een totale oppervlakte van circa 300 hectare.

Het gebied bestaat grotendeels uit agrarische erven en weilandpercelen, afgewisseld met bos en incidenteel agrarische erven en watergangen. In de noordoost- en noordwesthoeken van het onderzoeksgebied is plaatselijk sprake van akkerbouw (mais).

De bodem bestaat ter plaatse uit een lemige bovengrond, gevolgd door fijne en grove zanden. Op de bodemkwaliteitskaart wordt de ontgravingskwaliteit van de boven- en ondergrond aangegeven als klasse landbouw/natuur.

Binnen het onderzoeksgebied is de voormalige boomkwekerij (Ganzensteeg 6) geregistreerd, alsmede boven- en incidenteel ondergrondse opslag van brandstof (t.p.v. erven van diverse percelen). Ten westen van de locatie Ganzensteeg 11 is een puinpad aanwezig.

Op basis van het vooronderzoek conform NEN 5725 wordt geconcludeerd dat de onderzoekslocatie in

hoofdzaak “onverdacht” is, echter met uitzondering van de percelen met de voormalige boomkwekerij en het puinpad.



Indien ter plaatse van de bovengenoemde verdachte locaties sprake is van dynamiek, wordt geadviseerd om ter plaatse van de betreffende locaties aanvullend bodemonderzoek uit te voeren.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen vinden niet plaats op de percelen van de voormalige boomkwekerij en het puinpad. Daar waar de ontwikkelingen plaatsvinden, geldt de classificatie "onverdacht". Het milieuaspect bodem belemmert de uitvoering van het veegplan niet.

Verkennend waterbodemondezoek

Voor het verondiepen en dempen van primaire watergangen is verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 17 Verkennend waterbodemonderzoek). Uit het onderzoek komt een gevarieerd beeld naar voren. Een deel van de waterbodems is klasse vrij toepasbaar en een deel heeft klasse A. De deelgebieden die zijn geclassificeerd als klasse A (5/11-1, 5/11-2, 7-1 en 7-2) bevatten een gehalte aan arseen, cadmium, kwik en zink.

Door verhoogde waarden van Arseen worden de hergebruikmogelijkheden in het generieke beleid in Nederland beperkt. Arseen komt echter van nature voor in de bodem in de Achterhoek. In de bodemkwaliteitskaart 2020 van de regio Achterhoek is daarom gebieds-specifiek beleid opgenomen voor Arseen. Op grond van dit gebieds-specifieke beleid, alsmede de gemeten waarden voor arseen, die ruim beneden de bovengenoemde waarde van 430 mg/kg d.s. liggen, is de parameter arseen bij de uiteindelijke toetsing in onderstaande tabel buiten beschouwing gelaten.

verplicht

Ter plaatse van de vakken 5/11-1 en 5/11-2 voldoet de waterbodem aan de normen voor de klasse

industrie, op basis van de gemeten gehalten aan cadmium en zink. De waterbodem ter plaatse van de vakken 4-1, 4-2, 7-1, 7-2 en Z voldoet aan de normen voor klasse Landbouw/Natuur.

Ter plaatse van de vakken 5/11-1, 5/11-2 is de waterbodem aangemerkt als klasse A, op basis van de gemeten gehalten aan cadmium, kwik en zink. De waterbodem ter plaatse van de vakken 4-1, 4-2 7-1, 7-2 en Z is aangemerkt als vrij toepasbaar in oppervlaktewater.

De watergangen 4, 7 en Z kunnen zonder verdere maatregelen worden gedempt. Ten aanzien van watergang 5/11 is het waterschap voornemens om het betreffende slib te laten indrogen, waarna het samen met schone grond teruggebracht wordt in de watergang om deze zo te dempen. Deze werkwijze is afgestemd met en goedgekeurd door de ODA. Indien grond of slib dat vrijkomt uit de watergang niet wordt teruggezet in de oorspronkelijke watergang zal dit conform het Besluit Bodemkwaliteit worden verwerkt of afgevoerd.

Voor het verondiepen van de bestaande "Baakse Beek Onderloop" zal grond worden aangevoerd om de ecologische waarde van de Baakse Beek te behouden of te vergroten.

Conclusie

Het milieuaspect bodem belemmert de uitvoering van het veegplan niet. Er zal met waterbodem omgegaan worden volgens het Besluit Bodemkwaliteit.

2.5.3.2.4 Geluid     

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies of wegen toelaat, is geen akoestisch onderzoek verricht.

In het geval van bestaande situaties waar geen nieuwe functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidsgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren, dan wordt via de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien. Daarvan is bij onderhavig initiatief geen sprake.

In de Staat van bedrijfsactiviteiten – opgenomen in de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2009) – worden voor diverse milieuaspecten, zoals geluid, een indicatieve afstand tot geluidsgevoelige objecten gegeven. Dikwijls is echter de omvang en aard van het productieproces bepalend voor de daadwerkelijke hinderafstand. Derhalve is voor de bedrijven en voorzieningen het aspect geluid ook geregeld in de voorschriften van de milieuvergunning of zijn normen van toepassing op basis van een AMvB. Er zijn in de nabijheid van het plangebied echter geen bedrijven met een geluidszone aanwezig.

Conclusie

Omdat het initiatief geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, en tevens niet voorziet in geluidsproducerende bedrijven of inrichtingen, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.

2.5.3.2.5 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten op-zichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Conclusie

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.5.3.2.6 Geur     

Er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd en er vindt geen functieverandering plaats op basis waarvan geurhinder zou kunnen ontstaan. Ook worden er geen geurgevoelige functies toegevoegd waardoor op externe geurbronnen getoetst moet worden. Dit aspect is daarom niet aan de orde.

2.5.3.2.7 Bedrijven en milieuzonering     

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een verantwoorde, ruimtelijk relevante toetsing in milieuhygiënisch opzicht van bedrijfsvestigingen, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies als wonen en recreëren. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De door de VNG aangegeven afstanden hebben betrekking op een rustige woonwijk. De mate van milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie 2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige functies niet mogelijk.

Conclusie

Het initiatief voorziet niet in de toevoeging van een milieubelastend bedrijf of inrichting. Daarnaast voorziet het initiatief ook niet in een (nieuwe) milieugevoelige functie. Er zijn daarom er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen voor wat betreft de milieuzonering.

2.5.3.2.8 Externe veiligheid     

Bij Externe Veiligheid gaat het om de risico's voor de directe omgeving in het geval dat er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verbonden risico's moeten binnen de perken blijven. Hiervoor worden twee soorten risico's gehanteerd:

  • Het plaatsgebonden risico (PR) is vooral gericht op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • Het groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgelegd dat voor iedere toename in het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt, ongeacht of er door de wijziging een norm wordt overschreden.

Voor het plaatsgebonden risico PR zijn risicocontouren (10-6) vastgesteld waarbinnen kwetsbare of beperkt kwetsbare bebouwing niet is toegestaan. Deze contouren liggen:

  • rond inrichtingen waarin opslag/verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Gevaarlijke stoffen die worden vervoerd over de weg, het spoor, het water of per buisleiding leiden tot knelpunten voor het plaatsgebonden risico indien er langs de transportassen een 10-6 contour ligt.

verplicht

Figuur: Kwetsbare objecten (groene icoontjes) en buisleidingen (rood gestreepte lijnen) in de omgeving van landgoed 't Medler (blauwe punt).

De risicokaart toont dat het landgoed niet binnen de risicocontouren van risicovolle inrichtingen ligt. Wel is er een risicovolle buisleiding aanwezig binnen het plangebied. De voorgenomen ontwikkelingen vinden echter niet plaats op de locatie van deze buisleiding en de bijbehorende risicocontour.

De kwetsbare objecten die in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn, liggen niet binnen het plangebied. Omdat het initiatief daarnaast niet in een risicovolle inrichting voorziet, zal de herontwikkeling van het landgoed geen negatieve effecten hebben op de kwestbare objecten.

Conclusie

Het initiatief zal geen negatieve effecten hebben op kwetsbare objecten in de omgeving. Daarnaast is er geen risico voor de externe veiligheid, omdat de voorgenomen ontwikkelingen niet plaatsvinden binnen de riscocontouren van inrichtingen of transportroutes. Externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering om het voornemen planologisch mogelijk te maken.

2.5.3.2.9 Water     

De voorgenomen ontwikkeling heeft als doel de hydrologische omstandigheden op en rondom landgoed 't Medler te verbeteren door middel van het dempen van bestaande watergangen en het realiseren van nieuwe watergangen op meer geschikte locaties en in een geschiktere vorm. Hierbij draagt het herstellen en ontwikkelen van natte natuur, in samenhang met het ontwikkelen van natuurinclusieve landbouw, ook bij aan de verbetering van de waterhuishouding. Met de plannen wordt ook de waterkwaliteit verbeterd, de waterhuishouding klimaatbestendig gemaakt (d.m.v. waterberging) en worden er omstandigheden geschept voor een doelmatige en duurzame bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven. Tot slot wordt het terrein dusdanig ingericht dat beheer en onderhoud van de watergangen in het plangebied mogelijk is.

Om de effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de waterhuishoudkundige situatie inzichtelijk te maken, is voorliggende waterparagraaf opgesteld. Hierbij is gekeken naar de effecten op het grondwater, waterberging en de waterkwaliteit.

Grondwater

Op basis van de voorgestelde maatregelen zijn de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG), winter- en voorjaarsgrondwaterstanden (GVG en GLG) gemodelleerd voor het gebied. Ten opzichte van de referentiesituatie hebben de maatregelen geen effect op de GLG. Het effect van de maatregelen op de GHG op de landbouwpercelen is zeer plaatselijk en beperkt. Voor de GVG geldt dat de agrarische percelen en het bedrijfsperceel aan de westrand van het gebied effect ondervinden van de maatregelen in de vorm van 5-10 cm grondwaterstijging in het voorjaar. De grondwaterstijging op de bestaande en nieuwe natuurpercelen is plaatselijk groter en is een gewenst effect.

Om de hydrologische ontwikkelingen te meten worden oppervlakte- en grondwaterpeilen na de realisatie gemonitord. Om de grondwaterpeilen in en om 't Medler te meten, is het bestaande netwerk van peilbuizen uitgebreid. Het grondwaterpeil wordt één keer per dag gemeten in een periode van tenminste zes jaar. Deze periode start na afronding van de eerste fase van de uitvoering, en kan mogelijk verlengd worden met telkens 1 jaar. Met name de verandering in het voorjaar kan op deze manier nauwgezet gevolgd worden.

Als gevolg van de voorgenomen maatregelen treden er geen belangrijke nadelige gevolgen voor de grondwaterstanden op. Tijdens de uitvoering en daarna vindt monitoring plaats om de hydrologische effecten te meten.

Waterberging

In het plangebied wordt ook ruimte geboden aan bovengrondse waterberging. Langs de nieuwe beek (Vordense beek) wordt ruimte gemaakte voor overloop gebieden en zal ook ingezet worden op het vasthouden van dit water in het gebied. In de ontwikkelvisie Landgoederenzone Baakse beek Bronckhorst (2019) is ook als een van de ontwerpprincipes voor het landschappelijke inrichtingsplansplan opgenomen dat de lokale grondwatersystemen benut moet worden en het water vastgehouden moet worden. Ook is opgenomen dat bij piekbuien het overschot aan water snel, via het regionale afvoersysteem Baakse Beek moet worden afgevoerd. In het inrichtingsplan is een waterbergingsgebied opgenomen waarbij de maatgevende afvoer T=10 geïnundeerd wordt (zie onderstaand figuur). Het vasthouden van water heeft op deze aangewezen plekken geen negatieve effecten en draagt bij aan het beperken van wateroverlast benedenstrooms.

verplicht

Afbeelding: Inundatie T=10

Waterkwaliteit

Waterschap Rijn en IJssel verwacht geen verslechtering van de chemische kwaliteit van het water van het landgoed 't Medler in de nieuwe situatie. De voorgenomen ontwikkelingen zullen onder andere bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Kwalitatief hoogwaardig kwelwater krijgt meer kansen. Voor het beschermen van de huidige ecologische waterkwaliteit van de watergangen wordt de dominantie van invasieve exoten voorkomen en wordt er gewerkt met nutriëntenarme grond. Om nadelige gevolgen van invasieve exoten voor de ecologische waterkwaliteit van de nieuwe watergangen te voorkomen of te beperken vindt de uitvoering plaats in twee fases. In de eerste fase wordt het grondverzet uitgevoerd voor de maatregelen, met uitzondering van het verondiepen van de "Baakse Beek". In de eerste fase worden ook maatregelen genomen om de kolonisatie van de Vordense Beek door invasieve exoot Watercrassula te beperken. Bij direct aantakken is er een risico dat de nieuwe slenk gekoloniseerd wordt door Watercrassula en de watergang niet de gewenste ecologische kwaliteit krijgt. Na het grondverzet worden er dus inheemse bomen geplant en planten gezaaid in de slenk. De watergang blijft vervolgens drie jaar geïsoleerd van het oppervlaktewater-voerend systeem, zodat zich een robuuste en biodiverse vegetatielaag kan ontwikkelen op de bodem, waarin Watercrassula weinig ruimte heeft om zich te vestigen. Pas eind 2025 wordt de slenk bovenstrooms aangetakt, en wordt vervolgens de "Baakse Beek" verondiept. Deze huidige watergang blijft behouden als hoofdloop voor hoogwaterafvoer.

Het afwateringsgebied blijft gelijk aan de huidige situatie. Voor het verder verbeteren van de ecologische kwaliteit krijgen de watergangen een natuurlijker profiel met flauwe oevers, worden obstakels voor optrekkende vis verwijderd en vindt er natuurontwikkeling plaats direct aangrenzend aan de beek. Ook wordt door meer natuurinclusieve landbouw uitspoeling van nutriënten in het watersysteem verminderd en wordt de biodiversiteit vergroot. Er worden geen negatieve effecten verwacht op de chemische waterkwaliteit. Door invasieve exoten te voorkomen wordt ook de ecologische waterkwaliteit geborgd.

Conclusie

Als gevolg van de voorgenomen maatregelen treden er geen belangrijke nadelige gevolgen voor de grondwaterstanden en de chemische- en ecologische waterkwaliteit op. Ook biedt het plan mogelijkheden voor (bovengrondse) waterberging waardoor de wateroverlast benedenstrooms wordt beperkt. Het voornemen draagt zelfs bij aan de verbetering van de waterhuishoudkundige situatie. Er zijn voor het aspect water geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

2.5.3.2.10 Archeologie     

Om de archeologische waarden in het plangebied te onderzoeken en de effecten van het voornemen op deze waarden te bepalen, is door Arcadis in juli 2021 een bureauonderzoek uitgevoerd. In aanvulling op dit onderzoek is tevens door Arcadis een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken worden hieronder toegelicht.

Bureauonderzoek

In opdracht van Waterschap Rijn en IJssel heeft Arcadis BV een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een omgevingsvergunning binnen Landgoed 't Medler in de gemeente Bronckhorst, provincie Gelderland (zie Bijlage 18 Bureauonderzoek Archeologie). Dit bureauonderzoek conform de KNA 4.1 heeft als doel inzicht te verschaffen in de archeologische waarden die zich in het plangebied kunnen bevinden.

Verstoringen en beleid

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Bronckhorst, en het daarop gebaseerde bestemmingsplan, zijn vele archeologische beleidszones te vinden binnen het plangebied. Deze beleidszones lopen van zwaar beschermde terreinen (Huis 't Medler en bijgebouwen) tot lage archeologische verwachtingen in de beekdalgronden. Elke zone heeft bepaalde vrijstellingswaarden, die uitgebreid beschreven staan in tabel 2 (zie Bijlage 18). De concrete ingrepen die gaan plaatsvinden in het plangebied zijn vooral het aanleggen (of aanpassen) van waterlopen en het herinrichten van het gebied. Op sommige plaatsen zal het terrein afgegraven worden tot een maximale diepte van 40 cm – mv, daarnaast worden nieuwe waterlopen aangelegd of verwijderd.

verplicht

Figuur: Het plangebied op de archeologische beleidskaart van de gemeente Bronckhorst (van Straten en de Roode 2008).

Aardkundige situatie

Het plangebied ligt in het Pleistocene deklandschap van Gelderland, met een afwisseling van dekzandruggen, - welvingen en vlaktes. Deze zijn uitstekend waar de nemen op de AHN kaart, de vlaktes liggen op een hoogte van 12 – 14 meter + NAP. De ruggen en welvingen tussen de 14 – 16 meter + NAP. Het dekzand, de Formatie van Boxtel, komt naar verwachting voor direct onder de bouwvoor (30 à 50 cm – NAP) en loopt door tot ongeveer 6 meter – MV. Op de bodemkaart worden vier grote eenheden weergeven; enkeerdgronden, veld- en laarpodzolgronden, beekeerdgronden en woudeerdgronden. Deze gronden komen opnieuw (grofweg) overeen met de geomorfologische situatie van het plangebied. De hoge dekzandruggen zijn grotendeels de locatie van enkeerdgronden, de dekzandwelvingen van veld-en laarpodzolgronden en de laaggelegen vlaktes de locatie van beekeerd- en woudgronden. In het uiterste noordwesten van het plangebied zijn mogelijk enkele stuifgronden aanwezig. Tot slot staat een groot aantal percelen aangeduid als grondopslag en vergraven. De grondopslag zal geen invloed hebben gehad op het bodemarchief, maar de vergravingen mogelijk wel. Deze kaart is slechts indicatief, deze percelen mogen niet direct afgeschreven worden als archeologisch irrelevant. In welke mate de bodem verstoord is, kan alleen getoetst worden in het veld.

verplicht Figuur: Het plangebied op de Bodemkaart van Nederland

Historische verstoringen

Een van de oudste kaarten van het landgoed stamt uit 1627, waarin de huidige layout van het Huis al zichtbaar is. De Baakse Beek is aanwezig in min of meer dezelfde vorm als vandaag de dag. Het landgoed was in tegenstelling tot nu nagenoeg vrij van bos; de heggen en akkerpercelen waren wel aanwezig, in combinatie met boerderijen die waarschijnlijk vielen onder het kasteel. Deze akkerpercelen komen redelijk overeen met de locatie van de enken zoals aangeduid op de bodemkaart. De boerderijen met enkgronden kunnen herleid worden tot deze periode, al is het aannemelijk dat hun oorsprong ligt in de Late Middeleeuwen. Op de topografische kaarten vanaf 1850 neemt de hoeveelheid bos binnen het plangebied toe, maar de landschapsinrichting blijft grotendeels hetzelfde.

Archeologische verwachting

Op basis van de geo(morfo)logische en bodemkundige omstandigheden binnen het plangebied, alsmede de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Bronckhorst, kan een specifieke verwachting opgesteld worden. De dekzandruggen- en koppen, zeker in combinatie met een enkeerdgrond, krijgen een hoge verwachting voor alle archeologische perioden. De dekzandwelvingen krijgen een middelhoge verwachting voor alle archeologische perioden. Eventuele vondstcomplexen kunnen vooral verwacht worden in de periode Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. De dekzandvlaktes, zeker in combinatie met beekdalgronden, krijgen een lage verwachting voor alle archeologische perioden. Er is geen verwachting op WO II gerelateerde archeologische resten. Indien er stuifzanden voorkomen in het uiterste noordwesten van het plangebied, geldt hier ook een hoge archeologische verwachting voor alle perioden.

Conclusie en advies

Binnen drie deelgebieden, met een reële kans op verstoring binnen hoge verwachtingzones, wordt er geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te voeren in vorm van een verkennend booronderzoek (IVO-O; KNA-protocol 4002). Binnen deze gebieden overschrijden de bodemingrepen de vrijstellingsgrenzen (100 m2 en 30 cm – mv). Daarnaast wordt geadviseerd om het kasteelterrein zelf geheel te vermijden tijdens bodemingrepen. Mochten er andere verstoringen plaatsvinden binnen de hoge verwachtingszones, naast het aanleggen van nieuwe waterlopen, ook dan is vervolgonderzoek noodzakelijk. Tot slot geldt voor de zones met een lage verwachting dat er geen archeologisch vervolgonderzoek wordt aanbevolen, of (optioneel) een archeologische begeleiding voor toevalsvondsten voor off-site activiteiten.

Dit advies is door de opdrachtgever aan het bevoegd gezag voorgelegd. Zij hebben aangegeven akkoord te gaan met dit advies voor vervolgonderzoek.

Verkennend booronderzoek

In opdracht van Arcadis heeft RAAP op 26 augustus 2021 vooronderzoek in de vorm van een

inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor drie deelgebieden binnen landgoed 't Medler te Vorden in de gemeente Bronckhorst (zie Bijlage 19 Verkennend booronderzoek archeologie).

Doel van het onderzoek

In juli 2021 is voor het gehele landgoed 't Medler een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met geplande werkzaamheden ten behoeve van de waterhuishouding. Op basis van dit onderzoek is een archeologische advieskaart vervaardigd. Tijdens het bureauonderzoek bleek dat drie gebieden met ingrepen samenvallen met zones met een hoge of middelhoge archeologische verwachting. Op grond hiervan is besloten om in deze gebieden een verkennend booronderzoek te laten verrichten om de gespecificeerde verwachtingskaart (eventueel) bij te kunnen stellen en om de intactheid van de bodem met eventuele archeologische lagen te controleren.

verplicht

Figuur: De ligging van de voor verkennend booronderzoek geselecteerde deelgebieden (uit: Groenendijk & Zijl 2021)

Resultaten

Uit het resultaat van de verkennende boringen blijkt dat geplande werkzaamheden in de onderzochte deelgebieden op landgoed 't Medler niet zullen leiden tot aantasting van behoudenswaardige archeologische resten. Deelgebied 1 ligt in een recent opgehoogde beekoverstromingsvlakte met opgevulde beeklopen. De kans op het aantreffen van archeologische resten binnen de geplande verstoringsdiepte is minimaal. Deelgebieden 2 en 3 vallen binnen door egalisatie en ander grondverzet in het verleden sterk aangetaste dekzandgebieden. De kans dat zich daar (nog) gave archeologische resten bevinden, is zeer klein.

Conclusie en advies

Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt derhalve dat in de drie onderzochte deelgebieden

naar alle waarschijnlijkheid geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom worden in het kader

van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstappen uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Er zijn voor het aspect archeologie geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

2.5.3.2.11 Flora en fauna     

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met natuurwetgeving. Derhalve is het belang om na te gaan of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op de beschermde natuurwaarden. Door de voorgenomen ingreep is mogelijk sprake van negatieve effecten op beschermde soorten of kwalificerende waarden van Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet

natuurbescherming (hierna Wnb) of effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het Gelders Natuurnetwerk.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het plangebied is niet gelegen in of grenzend aan een Natura 2000-gebied. De dichtsbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Rijntakken en Stelkampsveld. Beide liggen op ongeveer 8 km afstand van het plangebied.

verplicht

Figuur: Natura 2000-gebieden (groen) in de omgeving van het plangebied.

Op 1 juli 2021 is de "Wet van 10 maart 2021 tot wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering)" in werking getreden, waardoor de Wet natuurbescherming op het gebied van stikstofdepositie is aangepast. Conform deze aanpassing worden gevolgen van de depositie van stikstof vanwege bouwactiviteiten, zoals de voorgenomen ontwikkeling, buiten beschouwing gelaten. Negatieve effecten in de gebruiksfase zijn ook op voorhand uitgesloten, omdat het initiatief geen uitstoot van stikstof tot gevolg heeft. Naast stikstofuitstoot dient ook gekeken te worden naar mogelijke negatieve effecten van ruimtebeslag, licht, geluid en trillingen als gevolg van de ontwikkeling. Omdat het plangebied niet binnen een Natura 2000-gebied ligt, zijn direct negatieve effecten, door ruimtebeslag, op voorhand uitgesloten. Gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebied zijn effecten als gevolg van verstoring door geluid, trillingen en licht eveneens op voorhand uitgesloten.

Gelders Natuurnetwerk

Zowel de bestaande als de nieuwe natuur op het landgoed maken deel uit van het Gelders Natuur Netwerk (GNN), of worden hier in 2022 aan toegevoegd. De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities.

Het initiatief draagt bij aan het behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap, en tast daarmee het Gelderlands Natuurnetwerk niet aan.

Soortenbescherming

Het waterschap Rijn en IJssel is voornemens een ecologische verbindingszone te realiseren. De voorgenomen ontwikkelingen hebben mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten flora en fauna. De inrichtingsmaatregelen in het plangebied worden uitgevoerd in het kader van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Arcadis heeft hiervoor een memo met een habitatsgeschiktheidsbeoordeling opgesteld om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en benodigde vervolgstappen in het kader van de Wnb in beeld te brengen (zie Bijlage 20 Habitatgeschiktsheidsbeoordeling memo).

Een habitatgeschiktheidsbeoordeling bestaat uit een veldonderzoek waarbij op basis van de uitkomsten van het bureauonderzoek en de fysieke kenmerken van het plangebied een indicatie wordt gegeven van het mogelijk voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Tijdens het veldbezoek is globaal geïnventariseerd welke landschapstypen, habitat en/of welke soorten (mogelijk) in en om het gebied aanwezig zijn.

Aanwezige natuurwaarden

Op basis van de habitatsgeschiktheidsbeoordeling kunnen de volgende soorten mogelijk voorkomen binnen het plangebied:

  • Algemene broedvogels met en zonder jaarrond beschermd nest, waaronder de ekster, kraai, kauw, mergel, vink, koolmees, roodborst, buizerd, steenuilen, wespendieven, haviken, roek en sperwers.
  • Grondgebonden zoogdieren: het landgoed is geschikt voor grondgebonden zoogdieren waaronder dassen, bevers, marterachtigen, (spits)muizensoorten en egels.
  • Vleermuizen: het plangebied is geschikt voor zowel boombewonende als gebouwbewonende vleermuizen. Tevens zijn er geschikte fourageergebieden aanwezig.
  • Reptielen: delen van het plangebied vormen een geschikte habitat voor de levendbarende hagedis en de ringslang.
  • Amfibieën: de aanwezige watergangen zijn geschikt voor de kamsalamander. De landbouwpercelen en graslanden zijn geschikt voor beschermde amfibieën zoals de poelkikker.
  • Vissen: de watergangen zijn vanwege de landbouw alleen geschikt voor algemene vissoorten. Het plangebied is niet geschikt voor beschermde vissoorten.
  • Overige soorten: Doelsoorten na de inrichting zijn onder andere de gevlekte glanslibel, glassnijder en kleine ijsvogelvlinder. In de huidige situatie is er weinig tot geen geschikt habitat voor deze soorten aanwezig.

Vervolg

In het plangebied landgoed 't Medler kunnen beschermde soorten voorkomen en kan mogelijk overtreding plaats vinden op de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Dit kan gedeeltelijk voorkomen worden door het nemen van mitigerende maatregelen. Voor andere soorten is nader onderzoek noodzakelijk om vast te stellen of de soorten aanwezig zijn, wat de functie is van het werkgebied en of er sprake is van overtreding van verbodsbepaling. In het huidige stadium is niet voor alle soorten uitsluitsel te geven of er negatieve effecten optreden.

In onderstaande tabel staat daarom per relevante soortgroep weergegeven wat de vervolgstappen kunnen zijn. Per soort(groep) wordt aangegeven of mitigerende maatregelen voldoende zijn, afhankelijk van het type werkzaamheden of dat er met de huidige kennis geen uitspraak gedaan kan worden zonder nader onderzoek uit te voeren. Eventuele mitigerende maatregelen en nader onderzoek worden onder de tabel toegelicht. Noodzakelijk mitigerende maatregelen worden opgenomen in een ecologisch werkprotocol.

verplicht

Tabel: vervolgstappen per soortgroep

verplicht

Figuur: Potentieel geschikt leefgebied beschermde soorten

Mitigerende maatregelen

Onderstaand wordt per soort opgenomen welke mitigerende maatregelen toegepast moeten worden om negatieve effecten op de soorten te voorkomen.

Broedvogels met jaarrond beschermde nesten en eekhoorn

In de wintermaanden (november t/m maart) kan een nestencontrole worden uitgevoerd.

  • Indien geen nesten worden aangetroffen is vervolgonderzoek niet nodig.
  • Indien wel nesten worden aangetroffen in bomen dient rondom de betreffende boom heen gewerkt te worden.

Vleermuizen

In het haagbeuken- en essenbos langs de Schoneveldsdijk zijn holtes aangetroffen welke mogelijk gebruikt worden door vleermuizen. Bij graafwerkzaamheden langs de beek kunnen deze bomen behouden blijven door om de bomen heen te werken. Daarnaast dient werkverlichting van zonsondergang t/m zonsopgang uit te blijven.

Ringslang

Ringslangen zonnen vaak op dijkjes in de buurt van water, waar ze jagen op voornamelijk amfibieën en soms andere gewervelde dieren waaronder vissen. Ringslangen mijden echter grote waterrijke laaggelegen gebieden. Mogelijk komt de ringslang voor op de houtwallen en nabij gelegen vochtige terreinen (zie Figuur hierboven). Afhankelijk van het type en de locatie van werkzaamheden kunnen deze plekken gemeden worden of buiten de kwetsbare periodes gewerkt worden.

  • De werkzaamheden aan de watergangen worden buiten de kwetsbare periode van de ringslang uitgevoerd (kwetsbare periode is de eiafzet april t/m mei en overwinteringsperiode november t/m februari).
  • De werkzaamheden dienen gefaseerd uitgevoerd te worden. Dit betekent in een potentieel leefgebied langs een kort traject werken. Lengte van het traject kan op locatie vastgesteld worden, afhankelijk van de werkmethode. Het is van belang dat in het plangebied aanwezige individuen van de ringslang de mogelijkheid hebben te vluchten tijdens de werkzaamheden.

Ongewervelden

Plaatsen waar de boswilg voorkomt, kunnen geschikt habitat voor de grote weerschijnvlinder vormen. Deze groeiplaatsen worden behouden. Waar de waardplanten van de grote weerschijnvlinder (boswilg) aangetroffen worden, kunnen deze afgezet worden voorafgaand aan de werkzaamheden. In de huidige situatie is weinig tot geen geschikt leefgebied aanwezig voor overige beschermde libelle en vlinders. De inrichtingsmaatregelen zullen ruimte bieden aan florasoorten welke libellen en vlinders zullen aantrekken.

Soortgericht onderzoek

Enkele soorten kunnen mogelijk voorkomen in het plangebied en negatieve effecten kunnen, zelfs met toepassing van mitigerende maatregelen, niet zondermeer worden uitgesloten. Middels soortgericht onderzoek kan bepaald worden of, en waar de desbetreffende soorten in het plangebied voorkomen.

De levendbarende hagedis

De levendbarende hagedis komt mogelijk voor op de natte lage percelen en hoger gelegen droge delen in het plangebied.

Onderzoek naar de levendbarende hagedis kan worden uitgevoerd tussen half april – eind mei.

  • Twee veldbezoeken met 30 dagen tussenperiode
  • Combinatie platen en traject lopen (platen maand van tevoren plaatsen)
  • Zonnig tot half bewolkt, 12 tot 20 graden.

Amfibieën

In de kleine watergangen en/of beken in het haagbeuken- en essenbos langs de Schoneveldsdijk komt mogelijk de kamsalamander voor. In verschillende watergangen en nabij gelegen graslanden op het landgoed kunnen poelkikkers voorkomen. Indien er graafwerkzaamheden plaatsvinden in en in de directe omgeving van de beken en watergangen dienen maatregelen getroffen te worden.

Poelkikker

Onderzoek naar de poelkikker vindt plaats in mei tot en met juli. Het gaat hierbij om het zoeken van potentieel voortplantingshabitat aan de hand van roepende dieren.

  • Twee veldbezoeken met 10 dagen tussenperiode
  • Op basis van geluid wordt de aanwezigheid bepaald
  • Vanaf één uur vanaf zonsondergang

Kamsalamander

Onderzoek naar de kamsalamander vindt plaats in april tot en met augustus. Hierbij worden de poelen intensief bemonsterd om aanwezige salamanders en larven te vangen.

  • Twee veldbezoeken met 20 dagen tussenperiode
  • Op basis van geluid wordt de aanwezigheid bepaald
  • Vanaf één uur vanaf zonsondergang

Daarnaast kan eDNA onderzoek worden uitgevoerd. Hiervoor dienen in de periode april tot en met augustus watermonsters genomen te worden in de verschillende waterelementen in plangebied. Het gaat hier specifiek om de beken in het haagbeuken- en essenbos langs de Schoneveldsdijk.

Conclusie

Voor vogels met en zonder jaarrond beschermd nest, vleermuizen, eekhoorn en de grote weerschijnvlinder kunnen de werkzaamheden doorgang vinden indien gewerkt wordt met mitigerende maatregelen en/of gefaseerd werken. De mitigerende maatregelen dienen in een ecologisch werkprotocol opgenomen te worden.

Indien uit het soortgericht onderzoek naar de levendbarende hagedis, poelkikker en kamsalamander naar voren komt of er sprake is van aanwezigheid van beschermde soorten en overtreding van verbodsbepalingen voor de Wnb, dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden. Een ontheffingsprocedure duurt doorgaans 13 weken en kan door het bevoegd gezag met maximaal 7 weken verlengd worden. Bij de ontheffingsaanvraag moet met de volgende zaken rekening gehouden worden:

  • De ontheffing dient aangevraagd te worden in een door de wet genoemd belang;
  • Er mogen geen alternatieven zijn.
  • De werkzaamheden mogen geen negatief effect hebben op de Staat van Instandhouding.

Voor niet genoemde soorten geldt binnen de provincie Gelderland een vrijstelling voor de binnen het plangebied algemeen voorkomende soorten. Voor deze soorten geldt de algemene zorgplicht.

Als aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, zijn negatieve effecten op beschermde gebieden en eventueel voorkomende strikt beschermde soorten niet te verwachten. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er daarom geen beperkingen voor de uitvoering van het plan.

2.5.3.2.12 Verkeer     

Met de voorgenomen ontwikkeling, de verbetering van het watersysteem en de ontwikkeling van natuur, wordt geen verkeersaantrekkende functie mogelijk gemaakt, waardoor het aspect verkeer niet aan de orde is.

2.5.3.2.13 Leidingen     

Ten oosten van het plangebied loopt een gasbuisleiding. De leiding ligt niet binnen het plangebied, waardoor er geen vervolgstappen nodig zijn. Voorafgaand aan mogelijke graafwerkzaamheden zal een klic-melding worden gedaan om de ligging van mogelijke kabels te borgen.

2.5.3.3 Economisch     

Er zal een anterieure overeenkomst worden opgesteld door waterschap Rijn en IJssel, ten behoeve van de planschadeafwenteling. Tevens komen de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan, de bijbehorende onderzoeken en planschade voor rekening van de initiatiefnemer. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aangetoond.

2.5.3.4 Maatschappelijk     

Op 11 juli 2019 hebben gemeente Bronckhorst, provincie Gelderland en waterschap Rijn en IJssel de intentieverklaring landgoederenzone Baakse Beek Bronckhorst ondertekend. Op basis van de onderliggende ontwikkelvisie landgoederenzone alsmede de al enkele jaren eerdere visie vanuit de 'schetsschuit Medler' is hierna samen met het landgoed, agrariërs, de gemeente Bronckhorst, de provincie Gelderland en de VALA gemaakt, dat is uitgewerkt tot een definitief ontwerp. De hoevepachters op het landgoed hadden hierin een belangrijke stem. Gedurende het proces heeft periodiek overleg plaatsgevonden tussen genoemde partijen, is met alle belanghebbende bewoners, pachters en grondeigenaren op en rondom het landgoed gesproken en is een informatiebijeenkomst zowel online als fysiek gehouden in september 2020 om het bredere publiek te informeren. In augustus 2021 hebben het landgoed en het waterschap een realisatieovereenkomst getekend. De gemaakte afspraken met de pachters worden naar verwachting in oktober 2021 schriftelijk in overeenkomsten tussen landgoed, waterschap en pachter vastgelegd.

2.5.3.5 Overleg en inspraak     

Zoals aangegeven in paragraaf 2.1.1 is de voorgenomen ontwikkeling op 't Medler in strijd met het vigerend bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst’ vastgesteld op 17 mei 2017. Om de verbetering van het watersysteem en de ontwikkeling van natuur planologisch mogelijk te maken is een bestemmingsplan opgesteld. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft een principeverzoek ingediend, waarop de gemeente Bronckhorst heeft aangegeven medewerking te willen verlenen onder de voorwaarde dat er met de intitiafnemer een anterieure overeenkomst wordt gesloten. De gemeente heeft in het principeverzoek aangegeven het plan graag op te willen nemen in het veegplan landelijk gebied november 2021.

In het proces naar het ontwerpbestemmingsplan toe zijn de gemeente Bronckhorst, provincie Gelderland en waterschap Rijn en IJssel al intensief betrokken. In 2019 hebben deze partijen een intentieverklaring landgoederenzone Baakse Beek Bronckhorst ondertekend. Op basis van de onderliggende ontwikkelvisie landgoederenzone alsmede de al enkele jaren eerdere visie vanuit de 'schetsschuit Medler' is hierna samen met het landgoed, agrariërs, de gemeente Bronckhorst en de provincie Gelderland gewerkt aan het uiteindelijke definitief ontwerp. In het kader van het vooroverleg is het concept bestemmingsplan gedeeld met de gemeente Bronckhorst, provincie Gelderland en waterschap Rijn en IJssel en is gevraagd hun reactie te geven. Er zijn enkele tekstuele reacties gegeven die zijn verwerkt in voorliggend plan.

De watermaatregelen op 't Medler, voortvloeiende uit de ontwikkelvisie Baakse Beek Landgoederenzone zijn integraal opgesteld (naast de drie overheden: waterschap, provincie en gemeente) met de VALA, de landgoedeigenaren, de pachters, LTO en omwonenden. Doordat het hier gaat om pachtgronden van het Medler, is er rechtstreeks met de pachters en de directeur van 't Medler overlegd.

In 2019 t/m 2021 zijn diverse inloopdagen en digitale voorlichtingsavonden gehouden voor belangstellenden en belanghebbenden. Er waren geen tegenstanders, wel zijn er wat opmerkingen gemaakt die uiteindelijk verwerkt zijn in het definitieve ontwerp van de watermaatregelen en het bestemmingsplan. Dat de oude loop van de Baakse Beek weer in ere herstelt gaat worden, was al vrij vroeg bekend en altijd zo naar buiten gecommuniceerd. Het bestemmingsplan (planologisch verankeren) vormt een belangrijk onderdeel voor de daadwerkelijke uitvoering die gepland staat in het tweede kwartaal van 2022.

Het ontwerp veegplan, waarin de ontwikkeling op 't Medler wordt meegenomen, wordt gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de termijn van de ter inzage legging kan eenieder een zienswijze indienen. Wanneer er zienswijzen worden ingediend, zal er een reactie worden gegeven in de nota van zienswijzen. Vervolgens zal de gemeenteraad het veegplan behandelen en vaststellen.



Na vaststelling wordt het veegplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kan tegen het vaststellingsbesluit beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

2.5.3.6 Conclusie     

Gelet op het voorgaande in dit hoofdstuk kan worden gesteld dat, gelet op het feit dat dit plan voorziet in het terugbrengen en versterken van landschappelijke- en waterstructuren en niet voorziet in nieuwe functies, er geen aspecten zijn die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan.

2.5.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.5.4.1 Bestemmingsregels     

2.5.4.1.1 Natuur     

Natuur is overeenkomstig de voor het buitengebied gangbare bestemming bestemd en opgenomen in 'Natuur'. Hier mogen 'bouwwerken, geen gebouw zijnde' worden gebouwd die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij voor de verschillende typen bouwwerken verschillende bouwhoogten van toepassing zijn. Zo mag een erfafscheiding maximaal 1 m en een informatievoorziening maximaal 2 m zijn. Met een omgevingsvergunning kan hiervan tot 4 m hoogte worden afgeweken. Ook kan met een omgevingsvergunning onder voorwaarden van de in de regels genoemde maten worden afgeweken. Ter bescherming van de natuurwaarden van deze gronden is een omgevingsvergunningstelsel in de regels opgenomen. Dit teneinde de bestaande landschapsstructuur en het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) te versterken. Dit kan alleen op basis van vrijwilligheid.

2.5.4.1.2 Water     

Water regelt de binnen het plangebied gelegen waterlopen en vijvers. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden en voor het beheer en het onderhoud van watergangen en/of retentievoorzieningen, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

2.5.4.1.3 Waarde     

Waarde - Archeologische verwachting 1, Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische verwachting 3

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Waarde - Archeologische verwachting 1 staat voor een hoge verwachtingswaarde. Waarde - Archeologische verwachting 2 staat voor een voor een middelhoge verwachtingswaarde. Waarde - Archeologische verwachting 3 staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

Waarde - Beschermingszone natte natuurparel

Verspreid over het plangebied ligt een aantal beschermingsgebieden natte natuur. Een beschermingsgebied natte natuur is te beschouwen als een hydrologisch beïnvloedingsgebied dat is gebaseerd op het gemak waarmee water door de bodem stroomt. Natte landnatuur is gevoelig voor veranderingen in de grondwatersituatie en oppervlaktewaterpeilen. De waarden van natte natuur zijn vaak zo sterk afhankelijk van de omgeving dat natuur en directe omgeving als één geheel te beschouwen zijn. De belangrijkste natte natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur worden daarom beschermd door een hydrologische beschermingszone. Het gaat om bestaande terreinen met de functie ‘natte landnatuur’ waarvan meer dan 75% van het areaal bestaat uit natte natuur.

In het beschermingsgebied natte natuur mogen activiteiten en ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen.

In de regels van het bestemmingsplan is daarom specifiek voor dit doel de dubbelbestemming Waarde - Beschermingszone natte natuurparel. De gronden waar de dubbelbestemming geldt zijn mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).Voor bepaalde werken en werkzaamheden die dit doel kunnen schaden is een omgevingsvergunning nodig. Ingrepen of initiatieven in deze zones zullen moeten worden afgestemd op de beoogde natuurontwikkeling en/of mogen deze in de toekomst in ieder geval niet belemmeren. Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden leggen nadere toetsingscriteria of beperkingen op. De planologische bescherming (in het bestemmingsplan) van de beschermingsgebieden natte natuur is voor de gemeente overigens verplicht.

2.5.4.1.4 Terugkerende planregels     

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

2.6 Lankhorsterstraat 6A Hengelo     

2.6.1 Inleiding     

2.6.1.1 Aanleiding     

Aan de Lankhorsterstraat 6A in het buitengebied van Hengelo Gld wonen de initiatiefnemers in de helft van een dubbele woning (twee woningen in één hoofdgebouw), waarbij zij in augustus 2019 in een vrijstaand bijgebouw een bed & breakfast zijn gestart. Om de gasten een eigen kookgelegenheid te bieden en een wat langer verblijf te faciliteren, wensen zij dit bijgebouw om te zetten naar een vakantiewoning. Deze ontwikkeling is niet mogelijk binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst'. Voorliggend plan betreft het bestemmen van dit bijgebouw als recreatiewoning door deze als nevenactiviteit bij de woonbestemming te benoemen.

2.6.1.2 Plangebied     

Het perceel Lankhorsterstraat 6A ligt in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst, op ruim 2 km afstand ten noorden van het Gelderse Hengelo. De omvang van het plangebied bestaat in basis uit het grootste deel van het kadastrale perceel bekend als gemeente Hengelo, sectie L, nummer 1047. Het naastgelegen perceel Lankhorsterstraat 6 (onderdeel van het kadastrale perceel gemeente Hengelo, sectie L, nummer 1048) is echter gelegen binnen hetzelfde bestemmingsvlak, waarbij de beide woningen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd. Om deze reden wordt ook dit naastgelegen perceel in het plangebied opgenomen, hoewel dit eigendom van een derde is. Voor het perceel Lankhorsterstraat 6 te Hengelo worden geen wijzigingen voorzien of opgenomen. Het plangebied komt overeen met het bestemmingsvlak 'Wonen - 1'.

verplicht

Luchtfoto met kadastrale perceelsgrenzen van het plangebied (globaal rood omlijnd) en de directe omgeving. De tot recreatiewoning te bestemmen schuur is aangegeven met de rode druppel (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.6.1.3 Vigerende planologische situatie     

In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst', vastgesteld op 17 mei 2017 heeft het plangebied de enkelbestemming Wonen - 1'. Binnen dit bestemmingsvlak zijn 2 woningen toegestaan in één hoofdgebouw. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische'.

Het plangebied is gelegen in een agrarisch gebied met landschappelijke waarden en aan de oost- en zuidzijde wordt het perceel omsloten door de enkelbestemming 'Bos'. Aan de westzijde heeft een voormalig agrarisch bedrijf aan de Lankhorsterstraat 8 deelgenomen aan de gemeentelijke sloopregeling en is de bestemming omgezet naar 'Wonen' met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-1'. Op onderstaande uitsnede van het geldende plan uit 2017 is dit aangegeven met de zwarte omlijning met bolletjes, maar is de woonbestemming zelf niet zichtbaar.

verplicht

Uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst', waarbij het plangebied met de rode druppel bestemd is als 'Wonen – 1' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.6.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.6 Lankhorsterstraat 6A Hengelo de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.6.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.6.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.6.3).

Paragraaf 2.6.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.6.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.6.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.6.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.6.1.4).

Paragraaf 2.6.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.6.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.6.2.2) en de beschrijving van het inititiatief (paragraaf 2.6.2.3).

Paragraaf 2.6.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.6.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.6.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 2.6.3.3), economische aspecten (paragraaf 2.6.3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 2.6.3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 2.6.3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.6.3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.6.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Voor dit planonderdeel zijn geen bijlagen bij de plantoelichting opgenomen.

2.6.2 Initiatief     

2.6.2.1 Bestaande situatie     

De Lankhorsterstraat 6A is één van de twee woningen in een voormalige boerderij. De in 2005 gerealiseerde schuur bij deze woning heeft vele functies gehad, maar is sinds augustus 2019 in gebruik als bed & breakfast onder de naam 'The Blue Barn'.

verplicht Impressie van de bestaande bed & breakfast (bron: bluebarnhengelo.nl)

2.6.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

Op basis van de geomorfologie en bodemgesteldheid kan de gemeente Bronckhorst globaal worden opgedeeld in twee landschappen met eigen karakter en ontstaansgeschiedenis: het dekzand- en rivierduinlandschap en het rivierenlandschap van de IJssel. Het plangebied aan de Lankhorsterstraat 6a is gesitueerd op de grens tussen deze beide landschappen. Het ligt nog juist binnen het deelgebied van de 'Esrug Hengelo- Zelhem'. Dit is een oud cultuurlandschap dat wordt gekenmerkt door haar kleinschaligheid, micro reliëf, grillige patronen en oude boerderijen. In vroeger tijden was het een bewoond 'eiland' tussen de woeste grond. Dit landschap is echter verworden tot een enkenlandschap waarin op veel plekken de cultuurhistorische structuur is aangetast. Ten westen en noorden van het plangebied is een meer open gebied bestaande uit broeklanden gelegen, wat onderdeel uitmaakt van het rivierenlandschap van de IJssel.

verplicht De omgeving van het plangebied in de loop van de tijd (bron: topotijdreis.nl)

Rond 1900 is het verschil tussen de onregelmatige verkavelingspatronen van het enken- c.q. kampenlandschap en rechtlijnige verkaveling van de broeklanden duidelijk te zien. In 1933 is de kleine boerderij Lankhorsterstraat 6-6A voor het eerst op de topografische kaart te zien, al is de boerderij al in 1851 gebouwd. In de loop der jaren is de verkavelingsstructuur steeds minder goed herkenbaar. Ook de in de jaren 80 van de vorige eeuw uitgevoerde ruilverkaveling is hier debet aan geweest.

2.6.2.1.2 Hydrologie     

Kenmerkend voor de gemeente Bronckhorst zijn de vele beeklopen en watergangen. Het is een landschap van laaglandbeken verdeeld in diverse kleine stroomgebieden. Veel beken ontspringen net over de grens in Duitsland en stromen in oostwestelijke richting naar de IJssel, maar sommige ontspringen in het gebied zelf. Het water heeft het landschap gevormd tot de 2e helft van de 20e eeuw. Vanaf die tijd zijn de waterlopen onder controle gebracht via kaden en stuwen. Daarmee hebben veel waterlopen hun oorspronkelijke karakter, waar in meer of mindere mate sprake was van meandering, verloren. In en nabij onderhavig plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. 

2.6.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Onderhavig plangebied ligt volgens het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) in het deelgebied 'Esrug Hengelo- Zelhem'.

verplicht

Globale ligging van het plangebied (rode cirkel) aan de noordzijde van het deelgebied 'Esrug Hengelo-Zelhem' (bron: LOP gemeente Bronckhorst)

De grens tussen het rivierenlandschap en dekzandlandschap in het westen van het deelgebied uit zich in kavelpatronen en openheid. Het broekland kent een rechtlijnige verkaveling en heeft een open karakter. Het slotenpatroon staat haaks op de grens. Het kampenlandschap rond Hengelo en Zelhem, onderdeel van dit deelgebied, heeft daarentegen een grillig verkavelingspatroon, heeft een meer besloten karakter en heeft microrelie¨f. De grens wordt versterkt door het broekgebied open te houden en het kampenlandschap zwaarder aan te zetten met opgaande beplantingen de natuurlijke kwaliteit van de esranden te verhogen.

De essentie van de landschapsontwikkelingsvisie voor dit deelgebied luidt:

  • Toevoeging van landschapselementen in het enkenlandschap;
  • Versterking van de grens tussen open broekgebied en kampenlandschap met opgaande beplanting;
  • Behoud openheid essen en enken;
  • Accentuering van de randen van essen en kampen;
  • Realisatie van fijnmazig netwerk van kerkenpaden;
  • Ontwikkeling van landgoederen in relatie met natuurbouw.

2.6.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

De gemeente Bronckhorst kent over het algemeen een rijke cultuurhistorie. Het essen/enken- en kampenlandschap is het oudste landschapstype en vormt één van de belangrijkste dragers van het landschapsbeeld. Karakteristiek zijn onder andere de bolle ligging van de gronden, de zichtbare hoogteverschillen in de vorm van steilranden, het kronkelige verloop van wegen, de verspreide bebouwing op de kampen en de lintbebouwing rondom de essen of enken. De Lankhorsterstraat 6 was oorspronkelijk een kleine boerderij aan de rand van de es. De aanwezige bebouwing heeft de kenmerken van boerderijen uit deze streek, maar is al jaren in gebruik als dubbele woonruimte en heeft geen specifieke aangewezen cultuurhistorische waarde.

De archeologische verwachtingswaarde van het gebied is vastgelegd op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart, die op 24 september 2009 door de gemeente is vastgesteld. Deze kaart is grotendeels gebaseerd op landschappelijke gegevens met betrekking tot de bodemgesteldheid en de geomorfologie. Ook zijn gegevens over de hoogte van het terrein benut. Op deze kaart is af te lezen in welke gebieden een hoge, middelhoge of lage kans bestaat op het aantreffen van een waardevol archeologisch bodemarchief. Daarnaast zijn de bekende archeologische vindplaatsen en terreinen binnen de gemeente op deze kaart opgenomen. 

Het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. In het bestemmingsplan Landelijk Gebied is dit vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'.

2.6.2.2 Randvoorwaarden     
2.6.2.2.1 Beeldkwaliteitseisen     

Met voorliggend plan worden alleen enkele voorzieningen in het bestaande bijgebouw aangebracht, waarbij geen bouwkundige aanpassingen worden gedaan. Er is geen sprake van sloop en/of nieuwbouw. De beeldkwaliteit is daarmee niet in het geding. De bestaande ruimtelijke kwaliteit blijft behouden. 

2.6.2.2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

De ruimtelijke impact van de functieverandering van bed & breakfast naar recreatiewoning is nihil. Het aanbrengen van inpandige voorzieningen, waaronder het uitbreiden van de koffiecorner tot een meer volwaardige keuken, leidt niet tot wijzigingen in de ruimtelijke uitstraling. De schuur behoudt haar karakteristieke uitstraling.

Het plangebied is gelegen aan de zuidelijke rand van het Nationaal Landschap De Graafschap, maar buiten de Groende ontwikkelingszone (GO), Het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Volgens de provinciale Omgevingsverordening mogen nieuwe bestemmingen alleen worden toegestaan als de kernkwaliteiten van dit Nationale Landschap niet worden aangetast. Omdat de ruimtelijke impact van dit kleinschalige initiatief nihil is, kunnen de kernkwaliteiten ook niet worden aangetast.

Daarnaast geldt conform het landschapsbeleid sowieso een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied. Het plangebied ligt aan de rand van het deelgebied 'Esrug Hengelo – Zelhem' van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen. Voor deze ontwikkeling zijn al voldoende parkeerplaatsen aanwezig en ook de landschappelijke inpassing is al van een goede kwaliteit. Van de essentie van de landschapsontwikkelingsvisie voor dit gebied is voor het plangebied alleen de versterking van de grens tussen het open broekgebied en het kampenlandschap met opgaande beplanting relevant. Vanuit de recreatieve schuur en het terras/tuin erachter wordt uitgekeken over de open broeklanden, wat een grote ruimtelijke kwaliteit is. Op het erf van de Lankhorsterstraat 6A is al veel opgaande beplanting aanwezig. Zo is een groep zomereiken geclusterd aanwezig ten noordoosten van de woning. Daarnaast staan enkele volwassen solitaire bomen (berk, zomereik) op het erf en staat vooraan de weg naast de oprit een imposante rode beuk.

verplicht

De oprit en het zicht op 'the blue barn' vanaf de Lankhorsterstraat met links de imposante rode beuk en daarachter de bomenrij met parkeerruimte ten behoeve van de recreatiewoning (foto: ROlin Advies Achterhoek).

Verder is langs de perceelsgrens aan de westzijde en noordwestzijde een vrijwel doorlopende bomenrij aanwezig, behoudens enkele zichtlijnen naar het broekland achter de woning en recreatieve schuur. De bomenrij bestaat uit met name zomereiken en berken, evenals een rode beuk, een esdoorn en een kersenboom. De deels nog jonge berken hebben de potentie om uit te groeien tot toekomstbomen. Nabij de blauwe schuur heeft de bomenrij een ondergroei door middel van een rode beukenhaag. Ten oosten van de oprit wordt de erfscheiding met huisnummer 6 deels gemarkeerd door een gewone beukenhaag. Het aanbrengen van meer beplanting langs deze oprit is onwenselijk omdat het zicht op 'the blue barn' behouden dient te blijven. Zo worden de gasten op een bescheiden en vriendelijke manier uitgenodigd. De aangeplante berken krijgen voldoende ruimte om uit te groeien, zonder dat dit ten koste gaat van eventueel benodigde parkeerruimte.

Omdat het erf al is voorzien van een gedegen opgaande beplanting, heeft de gemeente Bronckhorst per mail op 2 september 2021 ingestemd dat er geen aanvullende landschappelijke inpassing benodigd is.

2.6.2.3 Planbeschrijving     

Voorliggend plan betreft de planologische medewerking voor het wijzigen van een bed & breakfast naar een recreatiewoning op het perceel Lankhorsterstraat 6A in Hengelo, kadastraal bekend, gemeente Hengelo (Gld), sectie L, nummer 1047.

Binnen de geldende bestemming 'Wonen - 1' is het gebruik van een woning of bijbehorend voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit bij rechte toegestaan. Wel moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan, waarbij in geval van een bed & breakfast sprake is van maximaal 2 gastenkamers. De schuur 'The blue barn' is grotendeels in gebruik als 1 gastenkamer met een volwaardig tweepersoonsbed en eventueel een uit te klappen slaapbank met 2 extra slaapplekken. Volgens de begripsbepalingen is een bed & breakfast omschreven als: 'Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie, waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij er een gemeenschappelijke ruimte is waar de gasten een door de ondernemer bereide maaltijd (ontbijt) kunnen nuttigen.'

Initiatiefnemers willen de gasten een eigen kookgelegenheid bieden. Daarnaast zijn de gasten met wat meer voorzieningen minder afhankelijk van de verhuurders. Op deze wijze behoren ook wat langere verblijfsduren dan een enkele nacht of een weekend tot de mogelijkheden, zodat de blauwe schuur als volwaardige vakantiewoning verhuurd kan worden.

Uit het recentelijke vitaliteitsonderzoek Achterhoek blijkt dat er behoefte is aan meer verblijfsaccommodaties als deze. Het initiatief sluit aan op de vraag van consumenten naar luxere accommodaties. Initiatiefnemers willen het recreatieverblijf van meer voorzieningen gaan voorzien, wat bijdraagt aan deze vraag. Initiatiefnemers verhuren de accommodatie via hun eigen website www.bluebarnhengelo.nl en instagram @bluebarnhengelo, maar ook via andere kanalen als Achterhoek Toerisme.

Het geldende bestemmingsplan laat het gebruik van de schuur als volwaardige recreatiewoning niet toe. Met voorliggend plan wordt de schuur als recreatiewoning bestemd.

2.6.3 Uitvoerbaarheid     

2.6.3.1 Toetsing aan beleidskader     

Het plan is getoetst aan het beleid zoals opgenomen in onder meer de provinciale Omgevingsvisie Gaaf Gelderland, de Omgevingsverordening Gelderland en het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' (zie Hoofdstuk 3 Beleidskader).

Provinciaal beleid

In het provinciaal beleid worden geen specifieke uitspraken gedaan over het omzetten van bed & breakfast naar een recreatiewoning. Met dit initiatief wordt een recreatiewoning als nevenactiviteit bij een reguliere woning mogelijk gemaakt. Deze recreatiewoning wordt op bedrijfsmatige wijze verhuurd ten behoeve van recreatief (nacht)verblijf. Dit is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

Het plangebied is gelegen aan de zuidelijke rand van het Nationaal Landschap De Graafschap, maar buiten de Groende ontwikkelingszone (GO), Het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Volgens de provinciale Omgevingsverordening mogen nieuwe bestemmingen alleen worden toegestaan als de kernkwaliteiten van dit Nationale Landschap niet worden aangetast. Omdat de ruimtelijke impact van dit kleinschalige initiatief nihil is, kunnen de kernkwaliteiten ook niet worden aangetast. Omdat de kernkwaliteiten niet worden aangetast, is er ook geen strijdigheid met artikel 2.56 van de provinciale Omgevingsverordening.

Gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' bevat in artikel 23.6.2 bij de bestemming 'Wonen - 1' een regel waarmee het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de gebruiksregels teneinde (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfast-voorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten met een maximum van 3 en kleinschalig kampeerterrein is een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing toegelaten; binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  2. er is sprake geweest van een voormalig agrarisch bouwvlak waarvan de bestemming na de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen Buitengebied Hengelo/Vorden 2005, Buitengebied Zelhem 2011 en Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel is gewijzigd in een burgerwoning;
  3. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  4. kleinschalige nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de oppervlakte van de nieuwbouw wordt gecompenseerd door sloop van niet- karakteristieke bebouwing;
  5. de vereveningsbijdrage bij “karakteristieke/monumentale gebouwen” bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  6. de vereveningsbijdrage bij "overige gebouwen" bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  7. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen;
  8. maximaal 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  9. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  12. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  14. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  15. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  16. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals bedoeld in artikel 3.1, 4.1 en 5.1. 

Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.

Toetsing aan de afwijkingsbevoegdheid

a. de schuur welke wordt omgezet naar recreatiewoning heeft een oppervlakte van 75 m2, zodat deze maatvoering ruimschoots binnen de maximaal toegestane 500 m2 blijft;

b. ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005 had het plangebied reeds een woonbestemming. In een verder verleden is de boerderij wel in agrarisch gebruik geweest. De eis van een voormalig agrarisch bouwvlak is echter niet van toepassing, omdat de gemeente wel bereid is medewerking te verlenen aan dit initiatief;

c. Initiatiefnemers verhuren de bed & breakfast nu al en straks de recreatiewoning via onder andere hun website aan wisselende gasten, zodat sprake is van bedrijfsmatige exploitatie als nevenactiviteit;

d. om dit initiatief te realiseren vindt geen nieuwbouw plaats, maar worden alleen enkele voorzieningen in de bestaande schuur aangebracht;

e. deze bepaling is niet van toepassing, omdat de schuur uit 2005 geen karakteristiek of monumentaal gebouw is;

f. De bestaande landschappelijke inpassing van het erf kenmerkt zich al door grote ruimtelijke kwaliteit en zal behouden worden. De gemeente stemt in dat aanvullende landschappelijke inpassing niet nodig is, gezien de huidige inrichting en de beperkte ruimtelijke impact van de wijziging;

g. Uit de huidige bedrijfsvoering van deze nevenactiviteit als bed & breakfast blijkt dat initiatiefnemers veel plezier beleven aan het contact met de gasten, waarbij het financiële plaatje uitkan. Door het omzetten naar recreatiewoning wordt de verhuurbaarheid verbeterd, waarmee ook het financiële resultaat zal toenemen.

h. De schuur, tuin/terras en parkeergelegenheid behorend bij de recreatiewoning blijven ruimschoots onder de 50% van het bestemmingsvlak 'Wonen – 1';

De bepalingen i, j en k zijn niet van toepassing voor dit initiatief;

l. Er is voldoende parkeerplek voor de bezoekers van de recreatiewoning op het erf aanwezig. Daarbij is overloop mogelijk voor extra bezoek op het gras aan de linkerzijde van de oprit (bij de berkjes);

m. de verkeersafwikkelingssituatie via de huidige in-/uitrit voldoet en wijzigt niet;

n. in het vervolg van dit hoofdstuk is nader gemotiveerd dat voorliggend plan uitvoerbaar is binnen de omgevingsaspecten. Functies in de omgeving ondervinden geen hinder van dit initiatief, waarbij de bed & breakfast wordt omgezet naar recreatiewoning;

o. In paragraaf 2.1.2.2.2 zijn de bestaande landschappelijke kwaliteiten van het erf beschreven. Deze opgaande beplantingselementen worden behouden, waardoor aanvullende landschappelijke inpassing geen meerwaarde heeft en daarom niet nodig is;

p. de agrarische functies en waarden in de omgeving worden niet beïnvloed door dit initiatief.

Deze afwijkingsbevoegdheid is niet direct toepasbaar, omdat aan de bepaling onder b niet voldaan wordt. Uit de eerste beoordeling in het kader van het vooroverleg is op basis van een recent Vitaliteitsonderzoek Achterhoek echter gebleken dat het initiatief aansluit op de vraag van consumenten naar luxere verblijfsaccommodaties. Dit biedt aanknopingspunten om af te wijken van het beleid. In haar vergadering van 2 maart 2021 hebben burgemeester en wethouders van Bronckhorst daarom besloten om in principe medewerking te verlenen aan de wijziging van een B&B naar een recreatiewoning aan de Lankhorsterstraat 6A in Hengelo, door middel van een bestemmingsplanherziening ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Voorliggend plan is de uitwerking van deze principemedewerking. De locatie is hiermee beoordeeld als een voormalig agrarisch bouwvlak.

2.6.3.2 Omgevingsaspecten     
2.6.3.2.1 Milieu-effectrapportage     

Voorliggend plan omvat geen ruimtelijke ingrepen die m.e.r.-plichtig zijn. Het opstellen van een milieu-effectrapportage is zodoende niet nodig. De milieugevolgen van het initiatief worden in navolgende paragrafen beschreven. 

2.6.3.2.2 Duurzaamheid     

Met het in gebruik nemen van de schuur als bed & breakfast hebben de initiatiefnemers al diverse duurzaamheidsmaatregelen genomen. Zo is de glaspui aan de achterzijde voorzien van isolerende beglazing en is vloerisolatie aangebracht. Met het installeren van de keuken zal gekozen worden voor gasloos koken door middel van een inductiekookplaat. Daarnaast is en wordt energiezuinige apparatuur in de recreatiewoning toegepast.

2.6.3.2.3 Bodem     

Een bestemmingsplan dat voorziet in bouw- en/of inrichtingsmogelijkheden dient een reëel beeld te geven van de bodemkwaliteit van de gronden waarop het initiatief betrekking heeft. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

In het voorliggende geval vinden geen bodemingrepen plaats. Voor het omzetten van de bestemming van de schuur met de bestaande bed & breakfast naar recreatiewoning zijn geen wijzigingen in de bodem voorzien. Er zijn geen redenen aanwezig om aan te nemen dat de gronden mogelijk verontreinigd zouden zijn. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit initiatief.

2.6.3.2.4 Geluid     

De mate waarin geluid het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten c.q. functies, waaronder woningen, worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. Met voorliggende plan worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegevoegd. Met dit plan wordt de ene verblijfsrecreatieve functie omgezet in een andere.

Bij de afbakening van geluidsgevoelige functies die niet door de Wgh worden beschermd kan in eerste instantie worden aangesloten bij de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen van de Wgh. Ook voor andere functies kan, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, een zeker mate van bescherming tegen geluid nodig zijn. Dit geldt onder andere voor recreatiewoningen. In dit plan wordt de bed & breakfast bestemd als recreatiewoning. Daarbij is naast het toestaan van nachtverblijf ook sprake van een eigen kookgelegenheid, waardoor sprake is van een situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven in de recreatiewoning. In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt daarom aan een recreatiewoning een zekere mate van bescherming tegen geluidhinder toe.

De naaste omgeving kent meestal een rustige sfeer en bestaat voornamelijk uit burgerwoningen en op grotere afstand enkele (agrarische) bedrijven. Op basis van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering (zie ook paragraaf 2.1.3.2.7) blijkt dat de omliggende bedrijven een beperkte richtafstand voor met name het aspect geluid van 30 en 50 m hebben. De recreatiewoning is op een aanzienlijk ruimere afstand van circa 170, 230 en meer dan 350 m tot deze bedrijven gelegen dan de genoemde richtafstanden, zodat overlast van geluid vanaf de nabijgelegen bedrijven niet te verwachten is. Daarnaast wordt opgemerkt dat hoewel er met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven in de recreatiewoning, dit wel wisselende gasten zullen zijn. Door het tijdelijk verblijf zal eventuele overlast voor recreatieve gasten die meestal 1 of hooguit 2 weken zullen verblijven, niet langdurig van aard zijn.

Anderzijds kan vanuit de recreatiewoning eventueel ook geluidsoverlast ervaren worden door omliggende woningen. Het gebruik van deze kleinschalige verblijfsrecreatieve voorziening door maximaal 4 personen is vergelijkbaar met het gebruik van een reguliere woning. Bovendien bedraagt de afstand tussen de recreatiewoning en woningen van derden respectievelijk circa 25 m en 55 m, waarbij de geluidsoverdracht nog beperkt of gedempt wordt door de woning van initiatiefnemers en opgaande beplanting.

Ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarom afgezien van verder onderzoek. Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect geluid.

2.6.3.2.5 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten op-zichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Voorliggend plan betreft slechts de wijziging van een bed & breakfast naar een recreatiewoning, waarbij geen gevoelige bestemmingen worden toegevoegd.

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.6.3.2.6 Geur     

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. Afhankelijk van de aard en omvang van een agrarisch bedrijf dient er afstand gehouden te worden tot milieugevoelige functies.

In de omgeving van het plangebied liggen met name burgerwoningen, enkele niet-agrarische bedrijven en een enkel agrarisch bedrijf. De oprichting van een intensieve veehouderij is niet toegestaan. Voor grondgebonden veehouderijbedrijven buiten de bebouwde kom geldt een vaste afstand van minimaal 50 meter. Hierbij gaat het om de afstand tussen het emissiepunt van het dierenverblijf en de gevel van het dichtstbijzijnde geurgevoelig object. Op deze wijze krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen overmatige geurhinder. Een geurgevoelig object wordt volgens de bepalingen van deze wet omschreven als een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. Daarbij wordt een gebouw bedoeld dat op grond van een bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of omgevingsvergunning mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. Een woning is in elk geval als een geurgevoelig object te kwalificeren, voor een recreatiewoning is dit afhankelijk van de intensiteit van het gebruik.

Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf aan de Lankhorsterstraat 3 Hengelo ligt op een afstand van meer dan 350 m afstand van de dubbele woning, terwijl de afstand tot de schuur waarin de recreatiewoning wordt voorzien nog groter is. Ook als de recreatiewoning in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt beschouwd als een geurgevoelig object, wordt ruimschoots aan de minimale afstand van 50 m tussen geurgevoelige objecten en het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf voldaan. Een nadere toetsing op het aspect geur is niet nodig.

2.6.3.2.7 Bedrijven en milieuzonering     

Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies en gevoelige functies op een verantwoorde afstand van elkaar gesitueerd worden. Dit dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen (of andere gevoelige objecten);
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde handreiking Bedrijven en milieuzonering. Hierin wordt per bedrijf aangegeven wat de milieu-invloed op de omgeving is en welke indicatieve afstand hierbij minimaal in acht moet worden genomen. Van deze indicatieve afstand kan worden afgeweken indien op basis van een onderzoek de daadwerkelijke afstand kan worden bepaald. 

De richtafstanden opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij milieu-inrichtingen of drukke wegen, al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast gevoelige functies komen belastende functies voor, die om die reden een milieuzone kennen; zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd, indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. In onderhavig geval is sprake van een rustig buitengebied, wat vergelijkbaar is met een rustige woonwijk.

Het recreatief nachtverblijf leidt niet tot een toename van de milieubelasting voor de omgeving. Het aantal personen wat in The Blue Barn kan verblijven is maximaal 4. Een recreatiewoning wordt in de VNG-handreiking niet aangemerkt als een milieubelastende functie. Deze functie zorgt derhalve niet voor hinder of gevaar voor omliggende woningen.

Naast het veehouderijbedrijf op meer dan 350 m afstand zijn er nog enkele niet-agrarische bedrijven dichterbij het plangebied gelegen. Dit betreft een groenaannemings- en loonwerkbedrijf aan de Lankhorsterstraat 5 op circa 230 m afstand en een aannemersbedrijf aan de Wichmondseweg 59 op circa 170 m afstand. Deze bedrijven hebben een indicatieve richtafstand van respectievelijk 50 m (categorie 3.1) en 30 m (categorie 2). Bovendien bevinden zich dichter bij deze bedrijven andere burgerwoningen, die maatgevend zijn voor deze bedrijven. De nieuwe recreatiewoning vormt geen belemmering voor de uitoefening van de activiteiten van het groenaannemings- en loonwerkbedrijf of het aannemersbedrijf. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.6.3.2.8 Externe veiligheid     

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het voer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en/ of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de risicokaart.

verplicht

Uitsnede van de risicokaart met het plangebied in de blauwe cirkel (bron: risicokaart.nl)

Uit de risicokaart is af te leiden dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen of transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.

2.6.3.2.9 Water     

Het Waterschap Rijn en IJssel geeft in de 'Handreiking Watertoets' de inhoudelijke thema's voor de watertoets. Deze vormen de basis voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het bestemmingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige thema's opgenomen.

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit#
Veiligheid 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)

2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee

Nee
2

2
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?

2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?

3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?
Nee

Nee

Nee
2

1

1
Wateroverlast (oppervlaktewater) 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500m2?

2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?

3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?

4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Nee

Nee
2

1

1

1
Oppervlakte- waterkwaliteit 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? Nee 1
Grondwateroverlast

1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?

2. Is in het plangebied sprake van kwel?

3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?

4. Beoogt het plan aanleg van drainage?
Nee

Nee

Nee

Nee
1

1

1

1
Grondwaterkwaliteit

1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?

2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee

Nee
1

2
Volksgezondheid

1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?

2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
1

1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?

2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?

3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?

4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee

Nee

Nee

Nee
2

2

1

1
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

De dichtstbijzijnde A-watergang van het waterschap is op circa 160 m ten noorden van het plangebied gesitueerd. Dit kleinschalige initiatief voor het bestemmen van een bestaande bed & breakfast tot recreatiewoning brengt geen wijzigingen met zich mee voor de waterhuishouding. De schuur is al aangesloten op de riolering en het hemelwater van de schuur wordt al opgevangen en/of geïnfiltreerd in de tuin.

Op 10 augustus 2021 heeft het Waterschap Rijn en IJssel in het kader van de Watertoets het volgende aangegeven: “Bij deze wijziging, waarbij een schuur, die al in gebruik is als bed & breakfast, wordt omgezet naar recreatiewoning, zijn geen wateraspecten betrokken. Wij hebben geen op- of aanmerkingen op het plan.” Het plan is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

2.6.3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie     

Het plangebied heeft lage archeologische verwachtingswaarde. Volgens het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' dient er bij het oprichten van een bouwwerk groter dan 5.000 m2 of grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m over die genoemde oppervlakte een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden is onderzocht. Omdat er met voorliggend plan geen bebouwing wordt opgericht of grond wordt vergraven, is archeologisch onderzoek niet nodig. De bestaande dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' wordt in onderhavig plan overgenomen.

De Lankhorsterstraat 6-6A was oorspronkelijk een kleine boerderij aan de rand van de es. De aanwezige bebouwing heeft de kenmerken van boerderijen uit deze streek, maar is al jaren in gebruik als dubbele woonruimte en heeft geen specifieke aangewezen cultuurhistorische waarde. De schuur met wolfskap is in 2005 gebouwd.

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor dit initiatief.

2.6.3.2.11 Flora en fauna     

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland. Daarnaast worden gebieden beschermd via het Nationaal Natuurnetwerk, dat in Gelderland is vertaald in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO). Beide zijn opgenomen in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland.

Gebiedsbescherming

Het plangebied behoort niet tot het Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszone of Natura 2000-gebied. De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties voor deze gebieden, omdat de bescherming van het GNN en GO geen externe werking kent. Een negatief effect op Natura 2000-gebieden kan uitgesloten worden. Qua gebiedsbescherming hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

Soortenbescherming

Voorliggend plan betreft het omzetten van een bed & breakfast naar een recreatiewoning. Met de uitvoering van het plan worden geen gebouwen gesloopt, bomen gekapt of andere ingrepen gedaan waarmee beschermde soorten zouden kunnen worden gedood, verstoord of vernield. Hierdoor zijn er geen significante gevolgen voor (leefgebieden van) beschermende soorten te verwachten. De algemene zorgplicht zal in acht worden genomen.

Het initiatief is uitvoerbaar ten aanzien van het aspect flora en fauna.

2.6.3.2.12 Verkeer     

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Het aantal verkeersbewegingen van de woonfunctie blijft ongewijzigd. De functieverandering van bed & breakfast naar recreatiewoning zal geen significante effecten op het aantal verkeersbewegingen veroorzaken. Meerdere korte verblijven door verschillende gasten of een iets langer verblijf door dezelfde gasten brengen nauwelijks wijzigingen teweeg van het autogebruik. Bovendien is dit initiatief dusdanig kleinschalig dat de verkeersbewegingen vanuit 1 recreatiewoning opgaan in het reguliere verkeersbeeld.

Er is voldoende ruimte om aan de parkeernorm van 2,8, afgerond 3 parkeerplaatsen (Parkeernormen Gemeente Bronckhorst / CROW) voor een vrijstaande woning in het buitengebied te kunnen voldoen. Voor een enkele recreatiewoning is geen norm opgenomen, terwijl op een bungalowpark per bungalow een parkeerkencijfer van 2,2 geldt. Op eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in 5 tot 6 parkeerplaatsen voor zowel de woning als de recreatiewoning.

2.6.3.2.13 Leidingen     

Binnen het plangebied zijn geen leidingen gelegen die van invloed zijn op voorliggend plan. 

2.6.3.3 Volkshuisvesting     

Met voorliggend plan wordt een bed & breakfast omgezet naar een recreatiewoning, terwijl de twee aanwezige woningen binnen het plangebied ongewijzigd blijven. Er wordt geen woning toegevoegd, zodat dit plan geen invloed heeft op het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.

2.6.3.4 Economisch     

De plankosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid zeker gesteld.

2.6.3.5 Maatschappelijk     

De initiatiefnemer heeft de naaste omwonenden op de hoogte gesteld van het plan. In praktische zin wijzigt er weinig ten opzichte van de huidige situatie. De omwonenden hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het plan.

2.6.3.6 Overleg en inspraak     
2.6.3.6.1 Overleg     

Het plan is voorgelegd aan het Waterschap Rijn en IJssel. De reactie van het waterschap is verwerkt in voorliggend plan. Het plan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Het plan is niet toegestuurd aan de provincie, omdat er geen provinciale belangen in het geding zijn.

2.6.3.6.2 Inspraak     

De initiatiefnemer heeft de naaste omwonenden op de hoogte gesteld van het plan. De omwonenden hebben geen bezwaren kenbaar gemaakt tegen het plan.

2.6.3.7 Conclusie     

Het plan is gelet op beleid, omgevingsaspecten, volkshuisvesting, economisch en maatschappelijk uitvoerbaar.

2.6.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.6.4.1 Bestemmingsregels     
2.6.4.1.1 Wonen     

Woningen zijn in het bestemmingsplan Landelijk Gebied ondergebracht in drietal bestemmingen voor wonen.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. De woningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gelegen. Om hier zicht op te hebben en over het aantal woningen en hun uitbreidingsmogelijkheden regie te kunnen voeren, zijn de specifieke situaties in een drietal bestemmingsvarianten vastgelegd: 'Wonen', 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'. Voor de bestemming 'Wonen' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn ieder in aparte hoofdgebouwen gesitueerd;

Voor de bestemming Wonen - 1' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal twee woningen zijn toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn allen in één hoofdgebouw gesitueerd.

Voor de bestemming 'Wonen - 2' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal drie woningen zijn toegestaan, waarbij twee woningen zijn gesitueerd in een eerste hoofdgebouw en de derde woning is gesitueerd in een tweede hoofdgebouw. Is de aanduiding 'aantal woningen' opgenomen dan is uitsluitend het aangegeven aantal woningen toegestaan. De toegestane woningen boven het aantal van drie kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande situatie is normstellend.

Voor dit plangebied geldt dat er in de bestaande situatie twee woningen in één hoofdgebouw aanwezig zijn. Bij dit initiatief is de bestemming 'Wonen - 1' daarom van toepassing.

Woning

De toegestane maatvoering voor burgerwoningen is 750 m3. Indien de inhoud van een woning reeds groter is, is de bestaande inhoud de maximaal toelaatbare maat.

Toevoeging aan de netto woningvoorraad door nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is niet toegestaan.

Herbouw van een woning is alleen toegestaan met de bestaande situering en in de bestaande bouwwijze. Het bevoegd gezag kan hier onder voorwaarden van afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning. Één van die voorwaarden is dat uit onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel.

Bijgebouwen

Bij burgerwoningen zijn bijbehorende bouwwerken, uitsluitend in de vorm van bijgebouwen, toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2. Middels de rijksregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) kan onder voorwaarden nog maximaal 50 m2 extra vergunningsvrij worden gebouwd tot een maximum van 150 m2. Indien de bestaande oppervlakte van een bestaand bijgebouw groter is dan 100 m2, is de bestaande oppervlakte de maximaal toelaatbare maat. Vaak zijn deze bijgebouwen voormalige stallen en schuren.

Binnen het plangebied is een bestaand bijgebouw in de huidige situatie in gebruik als bed & breakfast. Om deze schuur met een oppervlakte van 75 m2 in gebruik te mogen nemen als recreatiewoning, wordt de recreatiewoning als nevenfunctie bij de woning Lankhorsterstraat 6A in Hengelo vermeld in de regels en op de verbeelding opgenomen als 'specifieke vorm van recreatie – 84'.

Afwijken van de bouwregels

Bij nieuw- en/of herbouw van bijgebouwen geldt een sloopbonus regeling. Bij sloop van bebouwing kan middels een omgevingsvergunning voor afwijken 20% worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m2. Eventueel nieuw op te richten bebouwing dient binnen het bestemmingsvlak zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, met een maximale afstand van 20 m tot de woning. Bij een burgerwoning is een hooiberg onder bepalingen toegestaan.

Daarnaast is met een omgevingsvergunning onder voorwaarden mogelijk:

- de hoogte van de bouwwerken (geen gebouwen) te verhogen tot 4 m,

- 10% af te wijken van de in de regels genoemde maten,

- nevenactiviteiten bij de woning toe te staan. Deze nevenactiviteiten moeten wel voorkomen op de lijst met toegelaten functies of in milieuhygiënisch opzicht met deze functies vergelijkbaar zijn. Niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken mag voor de nevenfunctie worden gebruikt en tot een maximum van 350 m2 van de bestaande gebouwen. Er wordt altijd verevening gevraagd. Deze bestaat bij karakteristieke/monumentale gebouwen uit de instandhouding van ervan. De vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.

- grondgebonden zonne-installaties voor de eigen energievoorziening, kleine windturbines en miniwindturbines toe te staan (zie 2.6.4.1.3)

Overigens is het bij recht toegestaan grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening te realiseren.

Paardenbakken

Bij burgerwoningen is de aanleg van een paardenbak mogelijk. Oprichting van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak kan enkel op basis van een omgevingsvergunning voor afwijken worden gerealiseerd, waarbij eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerk.

Kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan bij de woonbestemming welke buiten het Gelders en de Groene Ontwikkelingszone (GO) zijn gelegen een kleinschalige kampeerterrein worden toegestaan waarbij onder andere geldt dat deze wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak, het aantal kampeerplaatsen maximaal 30 bedraagt.

Voor trekkershutten gelden de bepalingen dat per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut is toegestaan en dat deze meetellen in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak. Stacaravans of chalets zijn niet toegestaan.

Combinatie van recreatie activiteiten Voor gevallen, welke zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf, is het onder voorwaarden mogelijk een combinatie van recreatieve activiteiten te ontplooien waarvoor maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt. Verevening weer is vereist.

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten

Op een aantal voormalige agarische bedrijven welke in dit plan een woonbestemming hebben gekregen vinden nog hobbymatig agrarische activiteiten plaats. Deze kunnen worden voortgezet waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt. Deze gevallen zijn met een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' op de verbeelding aangegeven.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de woonbestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie -' om recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan. Hierbij geldt onder andere dat dit alleen kan bij burgerwoningen zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf. Tevens geldt dat op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan reeds één van de volgende recreatieve functies aanwezig moet zijn geweest: recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen. De oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden zijn met een maximale oppervlakte van 750 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke gebouwen toegelaten, inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen.

2.6.4.1.2 Waarde     

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. 'Waarde - Archeologie' staat voor gebieden met een bekende zeer hoge of hoge archeologische waarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 1' staat voor een hoge verwachtingswaarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 2' staat voor een voor een middelhoge verwachtingswaarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 3' staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

Binnen dit plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aanwezig.

2.6.4.1.3 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aanen bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden, internetverkoop' en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'Staat van'. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe hebben de vier woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen -' en de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' recht op één (bedrijfs)woning tenzij bij de bestemming of met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Agrarisch met', de woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en de bestemming 'Bedrijf', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

 

2.7 Maalderinkweg 8 Vorden     

2.7.1 Inleiding     

2.7.1.1 Aanleiding     

Aan de Maalderinkweg 8 in Vorden is in de huidige situatie een recreatieperceel aanwezig. Op het perceel bevinden zich een bedrijfswoning met aan- en bijgebouwen met de planologische mogelijkheden voor het exploiteren van twee recreatieappartementen. Ter plaatse vinden geen recreatieve bedrijfsactiviteiten meer plaats. Het voornemen is de bestaande recreatiebestemming om te zetten naar een reguliere woonbestemming, zodat de bestaande bedrijfswoning regulier bewoond kan worden. De planologische mogelijkheden voor het exploiteren van twee recreatieappartementen komen daarbij te vervallen. Het voornemen voorziet daarmee uitsluitend in een planologische functiewijziging van het perceel. Er worden geen sloop- en/of bouwwerkzaamheden uitgevoerd.

Om het vorenstaande mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan te worden herzien. De gemeente Bronckhorst heeft hierop een positief principebesluit genomen. Voorliggend bestemmingsplan biedt een passend planologisch kader voor het voornemen. Hierbij wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is.

2.7.1.2 Plangebied     

Het plangebied ligt aan de Maalderinkweg 8 in Vorden, circa 2,9 kilometer ten zuidoosten van de kern Vorden en 2 kilometer ten noordoosten van de kern Hengelo (Gld.). Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Vorden, sectie O, nummer 385. In afbeelding 2.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving globaal weergegeven.

verplicht
Afbeelding 2.1: Ligging plangebied (Bron: PDOK)
2.7.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het plangebied ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst, vastgesteld op 17 mei 2017. Het plangebied is voorzien van de enkelbestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 39'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. In afbeelding 2.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is indicatief met rode contour weergegeven. Voor een exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan.

verplicht
Afbeelding 2.2: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Hierna wordt nader op de geldende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen ingegaan.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn, uitsluitend in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie, bestemd voor recreatieve doeleinden, gemeenschappelijke voorzieningen, bij het verblijfsrecreatieterrein behorende erven, aan huis verbonden activiteiten en maximaal twee recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -39'. Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

Waarde - Archeologische verwachting 3

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Strijdigheid

Het is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan het plangebied ten behoeve van een reguliere woonbestemming te gebruiken. Daarnaast dienen de planologische mogelijkheden voor het exploiteren van de recreatieappartementen te vervallen. Om het voornemen mogelijk te maken, wordt het bestemmingsplan herzien.

2.7.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.7 Maalderinkweg 8 Vorden de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.7.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.7.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.7.3).

Paragraaf 2.7.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.7.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.7.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.7.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.7.1.4).

Paragraaf 2.7.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.7.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.7.2.2) en de beschrijving van het inititiatief (paragraaf 2.7.2.3).

Paragraaf 2.7.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.7.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.7.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf ), economische aspecten (paragraaf ), maatschappelijke aspecten (paragraaf ) en overleg en inspraak (paragraaf ). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf () geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.7.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij planonderdeel Maalderinkweg 8 Vorden

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.7.2 Initiatief     

2.7.2.1 Bestaande situatie     

2.7.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

Vorden

In de prehistorie was de Achterhoek een onherbergzaam en spaarzaam bewoond gebied. Het landschap bestond in die oude tijd uit brede moerassen, begroeid met struikgewas langs de IJssel. Er zijn enkele hoger gelegen delen, zoals bij Aalten, Neede en Lochem en de 'hoogvlakte' waarop Hengelo en Zelhem liggen. De riviertjes stromen er van oost naar west. Mede door de lagere ligging dan aangrenzende gebieden ontstonden er uitgestrekte moerassen en veengebieden waar weinig plaats over bleef dat geschikt was voor menselijk bewoning.

De geschiedenis begint duidelijke vormen aan te nemen in de dagen van Karel de Grote (800 na Chr). Naar het voorbeeld van de Romeinen stichtte Karel overal in de veroverde gebieden koningshoven. In de middeleeuwen ontstond Vorden op een aan de "Vordensche" beek gelegen dekzandgebied, vlak bij huis Vorden. Het dorp dankt zijn naam vermoedelijk aan het woord 'voorde', dat doorwaadbare plaats betekent. Het werd in 1235 een zelfstandige parochie. Tot 2005 was Vorden een zelfstandige gemeente, maar ten gevolge van een gemeentelijke herindeling werd Vorden op 1 januari van dat jaar samengevoegd met de buurgemeenten Hummelo en Keppel, Steenderen, Hengelo en Zelhem tot de gemeente Bronckhorst. Andere kernen in de voormalige gemeente waren Delden, Kranenburg, Linde, Medler, Mossel, Veldwijk, Vierakker, Wichmond, Wientjesvoort en Wildenborch.

In 2014 werd het centrum van Vorden opnieuw ingericht, waarbij er een aantal wegen verlegd werd en op bepaalde plaatsen werden ook de stoepen breder gemaakt. Daarnaast zijn er bomen aangeplant en werd er een nieuwe parkeerplaats aangelegd voor langparkeerders. In de plaats is zowel een hervormde kerk (Dorpskerk) als een rooms-katholieke kerk (Christus Koningkerk) aanwezig.

Het bekendst is Vorden vanwege het feit dat het acht kastelen telt, waarmee het een van de meest kastelen-rijke dorpen van Nederland is. Huis Vorden staat aan de rand van het dorp, de andere zeven staan er in een kring omheen.

  • Huis Vorden werd voor het eerst vermeld in 1315. In 1580, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, werd het geplunderd en dertig jaar later hersteld. In 1976 werd het gerestaureerd en fungeerde het als gemeentehuis. In 2004 heeft de gemeente Vorden het kasteel verkocht aan een particulier. Sindsdien wordt het kasteel gebruikt als huwelijkslocatie.
  • Kasteel Hackfort werd voor het eerst genoemd in 1324. Na gedeeltelijk verwoest te zijn door een brand in 1586, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, werd het herbouwd. De huidige voorgevel in Lodewijk XVI-stijl kreeg het in 1788. Tegenwoordig is het opgedeeld in appartementen.
  • Den Bramel. Van de voor het eerst in 1396 vermelde versie en die uit ongeveer 1645 resteert weinig meer; het huidige gebouw dateert grotendeels uit de periode 1720-1726.
  • De Kieftskamp, in Lodewijk XV-stijl, werd in 1776 opgetrokken. In 1920 en 1930 werd het uitgebreid.
  • De Wildenborch is een voormalige havezate, voor het eerst in 1372 genoemd. Na verwoesting in 1490 werd het herbouwd tussen 1523 en 1533. In de 17e eeuw werd het grotendeels gesloopt. De overblijvende poorttoren werd onderdeel van een in 1782 gebouwd nieuw landhuis. De zoon van de opdrachtgevers was de dichter Anthony Staring, die er van 1791 tot 1840 woonde. De verbouwing van 1847 werd in 1931 ongedaan gemaakt.
  • De Wiersse, voor het eerst genoemd in 1288. Inmiddels vervallen werd het in 1681 herbouwd. In de 18e eeuw en in 1925 onderging het verbouwingen.
  • Onstein, in Lodewijk XIV-stijl, werd gebouwd in 1711 op een plek waar voorheen een herenhuis uit 1613 had gestaan. Tegenwoordig in het bezit van Hans Melchers.
  • Het Medler is een uit de 17e eeuw daterend herenhuis, dat later nog meermalen werd verbouwd.
  • Het Enzerinck is een in 1835-1836 gebouwd neoclassicistisch landhuis. Het uit 1850 daterende Wientjesvoort heeft dezelfde stijl.

Plangebied

De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door verspreid liggende agrarische bedrijfspercelen en woonpercelen, agrarische cultuurgronden en bospercelen. Het plangebied wordt aan west-, noord- en oostzijde door agrarische cultuurgronden begrensd. Ten zuiden ligt de Maalderinkweg. Het plangebied zelf bestaat uit een recreatieperceel met een bedrijfswoning, aanbouwen en bijgebouwen. De planologische mogelijkheden voor het exploiteren van twee recreatieappartementen zijn niet benut.

2.7.2.1.2 Hydrologie     

Grondwatersysteem

Er ligt een vrij dik watervoerend pakket onder het grondgebied van de gemeente Bronckhorst dat uit één laag bestaat. De stroomrichting is voornamelijk van het zuidoost naar het noordwesten gericht. In de gemeente liggen een aantal infiltratiegebieden van regenwater die van belang zijn voor de drinkwatervoorziening. In de westelijke delen van de gemeente komt ook kwelwater naar boven dat afkomstig is van de Veluwe. Langs de IJssel ligt een kwelgebied waar water van de rivier naar boven komt. De verschillen in grondwaterstand in het gebied variëren over het algemeen met de lokale

hoogteverschillen. De zogenaamde grondwatertrappen komen in grote lijnen overeen met de

bodemeenheden. De hoger gelegen enkeerdgronden zijn het droogst (grondwatertrap VII), de lager

gelegen beekeerdgronden zijn vochtig (grondwatertrap III) en de vaaggronden hebben over het algemeen grondwatertrap IV. Bij de overige gronden varieert de grondwaterstand (en daarmee de grondwatertrap), afhankelijk van het al dan niet optreden van kwel. Een voortdurende aanpassing van de waterhuishouding aan de behoeften van de landbouw heeft overigens in de loop der jaren gezorgd voor een algemene verlaging van de grondwaterstand.

Oppervlaktewatersysteem

Kenmerkend voor de gemeente Bronckhorst zijn de vele beeklopen en watergangen. Het is een landschap van laaglandbeken verdeeld in diverse kleine stroomgebieden. Veel beken ontspringen net over de grens in Duitsland en stromen in oostwestelijke richting naar de IJssel, maar sommige ontspringen in het gebied zelf. Het water heeft het landschap gevormd tot de 2e helft van de 20e eeuw. Vanaf die tijd zijn de waterlopen onder controle gebracht via kaden en stuwen. Daarmee hebben veel waterlopen hun oorspronkelijke karakter, waar in meer of mindere mate sprake was van meandering, verloren.

Binnen het plangebied zelf is geen oppervlaktewater aanwezig. Daarnaast bevindt het plangebied zich niet binnen waterbeschermingsgebied.

2.7.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Onderhavig plangebied ligt in het deelgebied "Open broek en ruggen". De kom- en broekgronden zijn open en rechtlijnig. Deze worden afgewisseld door de hoger gelegen ruggen die juist een meer besloten karakter hebben. Bebouwing vindt van oudsher plaats op de ruggen.

De grens tussen het rivierenlandschap en dekzandlandschap vormt de oostelijke begrenzing van dit deelgebied. De grens uit zich hier in kavelpatronen en openheid. Het broekland, onderdeel van dit

deelgebied, kent een rechtlijnige verkaveling en heeft een open karakter. Het slotenpatroon staat haaks op de grens.

De essentie van de landschapsontwikkelingsvisie voor dit deelgebied betreft het volgende:

  • Landschapsontwikkeling in kom- en broekgebieden in teken van landbouw;
  • Versterken contrast tussen ruggen en kom- en broekgebieden;
  • Tegengaan aaneengesloten stedelijke bebouwing ruggen.

In de kom- en broekgebieden, de outfields, is ruimte voor schaalvergroting; landbouw vervult er de

voornaamste functie. Dit betreft zowel intensieve veehouderij als grondgebonden landbouw. Landschapsontwikkeling staat hier dan ook in het teken van de landbouwkundige functie. Bestaande

bedrijven krijgen de ruimte voor een duurzame toekomst. Agrarische bouwblokken worden veiliggesteld voor agrarisch gebruik. Nieuwbouw van agrarische bebouwing wordt bij voorkeur op een landschappelijk

verantwoorde wijze ingepast via een gericht beplantingsplan.

2.7.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

De gemeente Bronckhorst kent over het algemeen een rijke cultuurhistorie. Het landschapstype van het plangebied is cultuurhistorisch gezien echter niet erg waardevol (bestemmingsplan landelijk gebied Bronckhorst, 2017). De aanwezige bebouwing op het perceel heeft geen specifieke cultuurhistorische waarde.

Het plangebied heeft archeologische verwachtingswaardes. Deze zijn als dubbelbestemmingen opgenomen in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst'. Bij het oprichten van bouwwerken groter dan 250 m2, 1000 m² en 5000 m² dient er onderzoek gedaan te worden naar de mogelijke archeologische waarde van de gronden.

In voorliggend geval heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Bij een dergelijke archeologische dubbelbestemming geldt dat archeologisch onderzoek moet worden gedaan bij het oprichten van bouwwerken groter dan 5.000 m2.

2.7.2.2 Randvoorwaarden     
2.7.2.2.1 Beeldkwaliteitseisen     

Voorliggend bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een planologische functiewijziging van het plangebied. Er wordt geen bebouwing opgericht. Er zijn dan ook geen nadere beeldkwaliteitseisen van toepassing. De gemeentelijke welstandsnota blijft van kracht.

2.7.2.2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Voorliggend bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een planologische functiewijziging van het plangebied. Er wordt geen bebouwing gesloopt en/of opgericht. Aan de noordwestelijke zijde bevindt zich een bomenrij. Voor het overige wordt het plangebied door een haag omsloten. Het plangebied is hiermee in de huidige situatie voldoende landschappelijk ingepast.

2.7.2.3 Planbeschrijving     

Binnen het bestaande recreatieperceel vinden geen recreatieve bedrijfsactiviteiten meer plaats. Het voornemen is de bestaande recreatiebestemming om te zetten naar een reguliere woonbestemming, zodat de bestaande bedrijfswoning regulier bewoond kan worden. De planologische mogelijkheden voor het exploiteren van twee recreatieappartementen komen daarbij eveneens te vervallen. Het voornemen voorziet daarmee uitsluitend in een planologische functiewijziging van het perceel. Er worden geen sloop- en/of bouwwerkzaamheden uitgevoerd.

2.7.3 Uitvoerbaarheid     

2.7.3.1 Toetsing aan beleidskader     

Voorliggend initiatief past binnen het beleidskader zoals genoemd in Hoofdstuk 3 Beleidskader. Hierna worden de belangrijkste conclusies weergegeven.

2.7.3.1.1 Rijksbeleid     

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in paragraaf 3.1. Wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt het volgende vermeld:

Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in grote mate casuïstisch wordt beantwoord. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat de bouw van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. De raad is van oordeel dat gelet op het aantal woningen dat het plan mogelijk maakt, het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie of andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid, aanhef en onder i van het Bro. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dan ook niet van toepassing (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921).

In voorliggend geval is slechts sprake van een planologische omzetting van recreatiebestemming naar een woonbestemming. Er is geen sprake van het slopen of oprichten van nieuwe bebouwing. Gelet op het feit dat er geen sprake is van nieuw beslag op de ruimte, er geen sprake is van het fysiek toevoegen van een woning, er sprake is van een planologische wijziging die ten opzichte van de huidige toegestane functie geen milieueffecten op de omgeving met zich meebrengt (een en ander wordt aangetoond in paragraaf 2.7.3.2 en er sprake is van een ontwikkeling, die in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ aanvaardbaar is kan gesteld worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

2.7.3.1.2 Provinciaal beleid     

In de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de omgevingsverordening) vindt de juridische verankering plaats van het ruimtelijk beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland. De omgevingsverordening bevat planologische regels van de provincie Gelderland waarmee bestemmingsplannen in overeenstemming moeten zijn.

Het plangebied ligt binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hier zijn ontwikkelingen mogelijk indien er geen sprake is van de aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap (op basis van artikel 2.56 van de Omgevingsverordening). In voorliggend geval is er uitsluitende sprake van een planologische functiewijziging. Er wordt geen bebouwing gesloopt en/of gebouwd. Daarnaast wordt er geen opgaand groen gerooid, oppervlaktewater gedempt en vinden er geen overige fysieke werkzaamheden plaats. Van enige aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap is dan ook geen sprake.

In het provinciaal beleid worden verder geen specifieke uitspraken gedaan over het wijzigen van een recreatiebestemming naar een woonbestemming. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de beleidsuitgangspunten zoals vervat in de provinciale omgevingsvisie- en verordening.

2.7.3.1.3 Regionaal beleid     

Ten aanzien van het regionale beleid is de Regionale Structuurvisie Achterhoek van belang. Ten aanzien van het landelijk gebied wordt er gestreefd naar een multifunctioneel gebied waar ruimte is voor (agrarische) bedrijvigheid, recreatie, toerisme en natuur.

Gelet op de uitkomsten van de regionale structuurvisie dient de focus niet langer meer te liggen op de bouw van burgerwoningen, als compensatie van de sloop van opstallen. Inzet op andere functies is noodzakelijk, waarbij kan worden gedacht aan kleinschalige bedrijvigheid, recreatie of zorg in combinatie met landschappelijke versterking van de verschillende percelen.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische wijziging van een recreatiebestemming naar een woonbestemming, aangezien ter plaatse geen recreatieve bedrijfsactiviteiten meer worden geëxploiteerd. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in een passende en duurzame bestemming voor het plangebied.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met regionale beleid.

2.7.3.1.4 Gemeentelijk beleid     

Op grond van de Wro dient elke gemeente een of meerdere structuurvisies vast te stellen voor haar gehele grondgebied. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen.

Structuurvisie Bronckhorst

De structuurvisie voor de gemeente Bronckhorst is op 25 oktober 2012 vastgesteld en kent een plantermijn van 10 jaar. De structuurvisie is een visie waarin het bestaande beleid geactualiseerd en afgestemd is.

De landbouw is van oudsher de economische drager van het gebied en bepaalt voor een groot gedeelte de verschijningsvorm en identiteit van het landschap. De landbouw ontwikkelt zich de laatste jaren echter snel, met als duidelijkste ontwikkelingsrichting de schaalvergroting. Het aantal bedrijven neemt af, de resterende agrarische bedrijven worden steeds groter, de economische omvang van de totale sector neemt niet meer toe. De intensieve veehouderijen, maar deels ook de graasdierhouderijen, ontwikkelen zich met name richting de internationaal georiënteerde landbouw. Het aantal banen in de agrarische sector neemt af en zal in de toekomst verder afnemen.

Het streven is dat er ruimte moet blijven voor bestaande bedrijven om te kunnen uitbreiden om zo toekomstgericht te kunnen blijven ondernemen. Om te kunnen voldoen aan nieuwe wetgeving (milieu,dierwelzijn) zijn bedrijfsaanpassingen nodig, die vaak een schaalvergroting van het bedrijf nodig maken.

In Bronckhorst is in principe geen ruimte voor het toevoegen van extra woningen.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet uitsluitend in een planologische functiewijzing van een recreatiebestemming naar een woonbestemming. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in het toevoegen van extra woningen in het buitengebied. Zoals uit paragraaf 2.7.3.2 blijkt, is er geen sprake van het belemmeren van omliggende functies.



Geconcludeerd wordt dat initiatief past binnen de gemeentelijke beleidskaders.

2.7.3.2 Omgevingsaspecten     

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven.

2.7.3.2.1 Milieu-effectrapportage     

Kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  1. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.

  1. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).

  1. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);

Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Verantwoording vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het realiseren van woningen is niet als activiteit opgenomen in de C-lijst van het Besluit MER. In de D-lijst de volgende activiteit opgenomen: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.' (D 11.2).

In voorliggend geval is er uitsluitend sprake van het planologisch omzetten van een recreatiebestemming inclusief bedrijfswoning naar een reguliere woonbestemming. Er vinden geen sloop- of bouwwerkzaamheden plaats. Een dergelijke ontwikkeling is niet aan te merken als stedelijk ontwikkelingsproject.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

2.7.3.2.2 Duurzaamheid     

In voorliggend geval is er uitsluitend sprake van het planologisch omzetten van een recreatiebestemming inclusief bedrijfswoning naar een reguliere woonbestemming. Er vinden geen sloop- of bouwwerkzaamheden plaats. De bestaande situatie blijft dan ook behouden.

2.7.3.2.3 Bodem     

Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

Situatie plangebied

De voorgenomen ontwikkeling betreft een planologisch wijziging, waarbij de bestaande recreatiebestemming met bedrijfswoning omgezet wordt naar een woonbestemming. Er vinden geen bouw-, sloop- of graafwerkzaamheden plaats. Bovendien is er in de huidige situatie als sprake van een functie geschikt voor langdurig menselijk verblijf. Gelet op het vorenstaande is het niet nodig een bodemonderzoek uit te voeren.

2.7.3.2.4 Geluid     

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

In artikel 76 van de Wgh is bepaald dat de geluidsbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt tevens het herbestemmen van de bestaande (bedrijfs)woningen naar een reguliere woningen. Daartoe is een nadere toetsing aan de aspecten industrie-, rail- en wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor het plan.

2.7.3.2.5 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten op-zichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Conclusie

In voorliggend geval is er uitsluitend sprake van een planologische functiewijziging. De bestaande recreatiebestemming met bedrijfswoning wordt omgezet naar een woonbestemming. Een dergelijke ontwikkeling is aan te merken als 'niet in betekenende mate' bijdragend aan de luchtverontreiniging.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.7.3.2.6 Geur     

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader vergunningverlening, als het gaat om

geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen

geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende

afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een

concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Dit wordt 'de omgekeerde werking' genoemd.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling betreft het omzetten van een recreatiebestemming met bedrijfswoning (geurgevoelig) naar een woonbestemming (eveneens geurgevoelig). De bestaande woning komt niet op kortere afstand van omliggende veehouderijen te liggen. Er is daarmee geen sprake van een (verdere) beperking van omliggende veehouderijen. Bovendien is er geen sprake van een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande woning.

2.7.3.2.7 Bedrijven en milieuzonering     

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.

De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen

milieubelastende en milieugevoelige functies.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit

2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als volgt omschreven: 'Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.'

De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied, waar geen sprake is van sterke menging van functies. Daarom wordt in dit geval uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Onderstaande tabel geeft de richtafstanden weer voor de verschillende omgevingstypes.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Beoordeling

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.

De functie ‘wonen’ is niet milieubelastend voor de omgeving. Het wijzigen van het object van een voormalige bedrijfswoning naar reguliere woning brengt dan ook geen aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden met zich mee. Omgekeerd levert de omzetting ook geen belemmering op voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Het planvoornemen zelf voorziet niet in het toevoegen of verplaatsen van een gevoelige functie. De bestaande bedrijfswoning is milieugevoelig ten opzichte van omliggende bedrijven. Een reguliere woning is dat eveneens. Bedrijven in de omgeving worden als gevolg van het plan dan ook niet (extra) belemmerd. Daarnaast wordt het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning niet aangetast.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

2.7.3.2.8 Externe veiligheid     

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden).

Het transporteren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Het doel van Wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en groepsrisico.

Situatie plangebied

Het voornemen voorziet in het omzetten van een recreatiebestemming met bedrijfswoning naar een reguliere woonbestemming. De mogelijkheden voor het exploiteren van verblijfsrecreatieve activiteiten komen hierbij te vervallen. De personendichtheid in het plangebied, en daarmee het plaatsgebonden en groepsrisico, zal daarmee afnemen.

Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.

2.7.3.2.9 Water     

Algemeen

Voor het bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd. Deze watertoets is opgenomen in Bijlage 21 Watertoetsresultaat van deze toelichting. Het voornemen voorziet uitsluitend in een planologische functiewijziging, waarbij de mogelijkheden voor het exploiteren van verblijfsrecreatieve activiteiten komt te vervallen. Desondanks is op basis van de uitgevoerde watertoets sprake van de 'normale procedure'.

Op basis van het watertoetsresultaat heeft per mail overleg met het waterschap plaatsgevonden. Het waterschap heeft de volgende reactie gegeven:

U hebt de digitale watertoets ingevuld i.v.m. een plan tot een functiewijziging van recreatie naar wonen, op het adres Maalderinkweg 8 te Vorden. I.v.m. de ontwikkeling naar de digitale watertoets, die tot heden nog analoog was, is uw melding niet op de goede wijze verwerkt. Deze leidde ertoe, dat er een normale procedure gevolgd moet worden. Er wordt aan gewerkt om dit soort fouten er uit te halen.

Er zijn geen waterbelangen betrokken bij dit initiatief en dit betekent dat er geen wateradvies van het waterschap nodig is.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het waterschap akkoord is met de voorgenomen ontwikkeling.

2.7.3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie     

Archeologie

Algemeen

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het projectgebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Situatie plangebied

De binnen het plangebied voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden de bodem.

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 5.000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

Het planvoornemen ziet niet op het oprichten van een bouwwerk groter dan 5.000 m². Op grond hiervan behoeft er geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Cultuurhistorie

Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

Situatie plangebied

Op basis van de informatiekaart Cultuurhistorie van de provincie Gelderland zijn er in het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen gebieden of complexen aangewezen van cultuurhistorisch belang. Gesteld wordt dat cultuurhistorie geen belemmering vormt.

2.7.3.2.11 Flora en fauna     

Vanaf 1 januari 2017 geldt de nieuwe Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Deze nieuwe wet regelt de gebiedsbescherming van de Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Daarnaast moet worden gekeken naar het effect op het Gelders Natuurnetwerk. De nieuwe wet regelt ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Rijntakken' is gelegen op circa 7,9 kilometer van het plangebied. De directe invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal. Dat houdt in dat de voorgenomen activiteiten geen direct negatief effect hebben op gebieden die buiten het plangebied liggen.

Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot het Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat er als gevolg van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

Het plangebied ligt aangrenzend aan concreet begrensde GNN (Gelders Natuurnetwerk). Op een afstand van circa 520 meter ligt een GNN. Gezien de onderlinge afstand, de aard en omvang van de ontwikkeling en lokale invloedsfeer van de voorgenomen activiteit wordt gesteld dat als gevolg van voorliggend initiatief geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het GNN.

Soortenbescherming

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een planologische functiewijziging. Er vinden geen bouw- en/of sloopwerkzaamheden plaats. Daarnaast wordt er geen opgaand groen gerooid, wordt er geen oppervlaktewater gedempt en/of andere werkzaamheden plaats met mogelijke negatieve gevolgen voor beschermde diersoorten.

Conclusie

Nader onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of het GNN.

2.7.3.2.12 Verkeer     

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en

verkeersbewegingen die ontstaan door een nieuwe ontwikkeling.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een functiewijziging van een recreatiebestemming met bedrijfswoning naar een woonbestemming. De mogelijkheden voor het uitoefenen van verblijfsrecreatieve functies en bijbehorende parkeerbehoefte en verkeersgeneratie komen daarbij te vervallen. Het voornemen zorgt dan ook voor een afname in de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie en levert in het kader van de aspecten verkeer en parkeren dan ook geen belemmeringen op.

2.7.3.2.13 Leidingen     

In het plangebied zijn geen leidingen gelegen met een planologisch relevante beschermingszone, en daarnaast overlapt geen beschermingszone van een planologisch relevante leiding.

2.7.3.3 Volkshuisvesting     

De uitvoering van het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de volkshuisvesting omdat het aantal

woningen in het plangebied gelijk blijft.

2.7.3.4 Economisch     

Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt dan ook niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer.

2.7.3.5 Maatschappelijk     

Het voorliggende plan heeft geen maatschappelijke gevolgen.

2.7.3.6 Overleg en inspraak     
2.7.3.6.1 Overleg     

Gemeente:

Bij besluit van 6 juli 2021 heeft de gemeente Bronckhorst een positieve grondslag ingenomen ten aanzien van het voornemen. De gewenste ontwikkeling dient door middel van een bestemmingsplanherziening planologisch te worden ingepast.

Provincie:

Gezien de kleinschaligheid van het plan wordt gesteld dat er geen sprake is van een provinciaal belang. Het plan zal dan ook niet aan de provincie worden voorgelegd.

De overige overlegpartners zullen op de hoogte worden gesteld omtrent het voornemen gedurende de inzageperiode van het ontwerpbestemmingsplan.

Waterschap

Het waterschap heeft per mail aangegeven akkoord te zijn met de planontwikkeling. Zie hiervoor ook 2.7.3.2.9. Het plan raakt geen waterschapbelang, waardoor verder vooroverleg met het waterschap niet benodigd is.

2.7.3.6.2 Inspraak     

Initiatiefnemer heeft buurtbewoners geïnformeerd over het initiatief. Hier zijn geen bezwaren uit naar voren gekomen.

2.7.3.7 Conclusie     

Geen van de onderzochte omgevingsaspecten levert beperkingen op voor de uitvoering van het

voorliggende bestemmingsplan. Dit geldt ook voor volkshuisvesting en de economische uitvoerbaarheid

van het plan.

2.7.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.7.4.1 Bestemmingsregels     
2.7.4.1.1 Wonen     

Woningen zijn ondergebracht in drietal bestemmingen voor wonen.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. De woningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gelegen. Om hier zicht op te hebben en over het aantal woningen en hun uitbreidingsmogelijkheden regie te kunnen voeren, zijn de specifieke situaties in een drietal bestemmingsvarianten vastgelegd: Wonen, Wonen - 1 en 'Wonen - 2' . Voor de bestemming Wonen geldt dat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn ieder in aparte hoofdgebouwen gesitueerd;

Voor de bestemming 'Wonen - 1' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal twee woningen zijn toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan. De toegestane woningen zijn allen in één hoofdgebouw gesitueerd.

Voor de bestemming 'Wonen - 2' geldt dat per bestemmingsvlak maximaal drie woningen zijn toegestaan, waarbij twee woningen zijn gesitueerd in een eerste hoofdgebouw en de derde woning is gesitueerd in een tweede hoofdgebouw. Is de aanduiding 'aantal woningen' opgenomen dan is uitsluitend het aangegeven aantal woningen toegestaan. De toegestane woningen boven het aantal van drie kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande situatie is normstellend.

Woning

De toegestane maatvoering voor burgerwoningen is 750 m3. Indien de inhoud van een woning reeds groter is, is de bestaande inhoud de maximaal toelaatbare maat.

Toevoeging aan de netto woningvoorraad door nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is niet toegestaan.

Herbouw van een woning is alleen toegestaan met de bestaande situering en in de bestaande bouwwijze. Het bevoegd gezag kan hier onder voorwaarden van afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning. Één van die voorwaarden is dat uit onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel.

Bijgebouwen

Bij burgerwoningen zijn bijbehorende bouwwerken, uitsluitend in de vorm van bijgebouwen, toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2. Middels de rijksregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) kan onder voorwaarden nog maximaal 50 m2 extra vergunningsvrij worden gebouwd tot een maximum van 150 m2. Indien de bestaande oppervlakte van een bestaand bijgebouw groter is dan 100 m2, is de bestaande oppervlakte de maximaal toelaatbare maat. Vaak zijn deze bijgebouwen voormalige stallen en schuren.

Afwijken van de bouwregels

Bij nieuw- en/of herbouw van bijgebouwen geldt een sloopbonus regeling. Bij sloop van bebouwing kan middels een omgevingsvergunning voor afwijken 20% worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m2. Eventueel nieuw op te richten bebouwing dient binnen het bestemmingsvlak zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, met een maximale afstand van 20 m tot de woning. Bij een burgerwoning is een hooiberg onder bepalingen toegestaan.

Daarnaast is met een omgevingsvergunning onder voorwaarden mogelijk:

- de hoogte van de bouwwerken (geen gebouwen) te verhogen tot 4 m,

- 10% af te wijken van de in de regels genoemde maten,

- nevenactiviteiten bij de woning toe te staan. Deze nevenactiviteiten moeten wel voorkomen op de lijst met toegelaten functies of in milieuhygiënisch opzicht met deze functies vergelijkbaar zijn. Niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken mag voor de nevenfunctie worden gebruikt en tot een maximum van 350 m2 van de bestaande gebouwen. Er wordt altijd verevening gevraagd. Deze bestaat bij karakteristieke/monumentale gebouwen uit de instandhouding van ervan. De vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.

- grondgebonden zonne-installaties voor de eigen energievoorziening, kleine windturbines en miniwindturbines toe te staan (zie 2.3.4.1.4)

Overigens is het bij recht toegestaan grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening te realiseren.

Paardenbakken

Bij burgerwoningen is de aanleg van een paardenbak mogelijk. Oprichting van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak kan enkel op basis van een omgevingsvergunning voor afwijken worden gerealiseerd, waarbij eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerk.

Kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan bij de woonbestemming welke buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO) de zijn gelegen een kleinschalige kampeerterrein worden toegestaan waarbij onder andere geldt dat deze wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak, het aantal kampeerplaatsen maximaal 30 bedraagt.

Voor trekkershutten gelden de bepalingen dat per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut is toegestaan en dat deze meetellen in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak. Stacaravans of chalets zijn niet toegestaan.

Combinatie van recreatie activiteiten Voor gevallen, welke zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf, is het onder voorwaarden mogelijk een combinatie van recreatieve activiteiten te ontplooien waarvoor maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt. Verevening weer is vereist.

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten

Op een aantal voormalige agarische bedrijven welke in dit plan een woonbestemming hebben gekregen vinden nog hobbymatig agrarische activiteiten plaats. Deze kunnen worden voortgezet waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt. Deze gevallen zijn met een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' op de verbeelding aangegeven.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de woonbestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' om recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan. Hierbij geldt onder andere dat dit alleen kan bij burgerwoningen zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf. Tevens geldt dat op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan reeds één van de volgende recreatieve functies aanwezig moet zijn geweest: recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen. De oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden zijn met een maximale oppervlakte van 750 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke gebouwen toegelaten, inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen.

2.7.4.1.2 Waarde     

Waarde - Archeologische verwachting 3

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Waarde - Archeologische verwachting 3 staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.7.4.1.3 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep , een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging'. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe hebben de vier woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Landhuis' en de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap', 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur', de woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en de bestemming 'Bedrijf', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

2.8 Memelinkdijk 4 Hengelo     

2.8.1 Inleiding     

2.8.1.1 Aanleiding     

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Memelinkdijk 4 te Hengelo, gelegen in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst. Ter plaatse bevindt zich een woonperceel met daarbij ruim 5.000 m² aan agrarische grond. Initiatiefnemer is voornemens om op het agrarische gedeelte een kleinschalig kampeerterrein te exploiteren van maximaal 30 standplaatsen. Het kampeerterrein wordt uitsluitend ingericht voor tenten. Aanvullend op de kampeermogelijkheden worden kleinschalige culturele, ambachtelijke en educatieve activiteiten georganiseerd.

Om de voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan benodigd waarbij het plangebied wordt voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein'. Het college van de gemeente Bronckhorst heeft op 25 augustus 2020 besloten om in principe medewerking te verlenen aan het initiatief. Hierbij dient te worden aangetoond dat deze ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

 

2.8.1.2 Plangebied     

Het plangebied ligt ten noorden van de kern Hengelo, in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst. In afbeelding 2.1 is het de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Hengelo en de directe omgeving weergegeven. Het plangebied is hierin indicatief weergegeven met de rode ster en rode contour. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding.

verplicht
Afbeelding 2.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van Hengelo en de directe omgeving (Bron: PDOK)

2.8.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst', welke op 17 mei 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad van Bronckhorst. Daarnaast is het parapluplan archeologie (vastgesteld op 28 november 2013) van toepassing.

De gronden binnen het plangebied zijn voorzien van de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch'. Tevens zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' van kracht. In afbeelding 2.2 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is hierin weergegeven met de rode contour. Hierna wordt nader ingegaan op de geldende bestemmingen.

verplicht
Afbeelding 2.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere bestemd voor woondoeleinden, bestaande nevenfuncties en een kleinschalige kampeerterrein, welke uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein'.

Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.

Archeologische verwachting

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden de bodem. Ten aanzien van ontwikkelingen met een ruimtebeslag van meer dan 1.000 m² ('Waarde - Archeologische verwachting 2') of 5.000 m² ('Waarde - Archeologische verwachting 3') is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

2.8.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.8 Memelinkdijk 4 Hengelo de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.8.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.8.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.8.3).

Paragraaf 2.8.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.8.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.8.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.8.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.8.1.4).

Paragraaf 2.8.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.8.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.8.2.2) en de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.8.2.3).

Paragraaf 2.8.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.8.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.8.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 2.8.3.3), economische aspecten (paragraaf 2.8.3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 2.8.3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 2.8.3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.8.3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.8.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij planonderdeel Memelinkdijk 4 Hengelo

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.8.2 Initiatief     

2.8.2.1 Bestaande situatie     

Het plangebied ligt aan de Memelinkdijk in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst. Hierna wordt kort op de ruimtelijke functionele structuur van het plangebied en de directe omgeving ingegaan.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de kern van Hengelo. De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich verder voornamelijk door de aanwezigheid van agrarische gronden en natuurgrond. Ten oosten van het plangebied bevindt zich een loonbedrijf.

Het plangebied zelf bestaat in de huidige situatie uit een woonperceel met een daarachter een stuk onbebouwde agrarische grond van ruim 5.000 m². Op het woonperceel bevinden zich de hoofdwoning met de daarbij behorende bijgebouwen. Parkeren geschiedt op eigen terrein. Het plangebied wordt via in- en uitrit van circa 90 meter ontsloten op de Memelinkdijk. In afbeelding 2.3 is een luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied opgenomen.

verplicht
Afbeelding 2.3 Luchtfoto bestaande situatie (Bron: initiatiefnemer)

2.8.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

In de structuurvisie van de gemeente Bronckhorst is de Memelinkdijk onderdeel van de Esrug tussen Hengelo en Zelhem. Dit oude cultuurlandschap wordt gekenmerkt door haar kleinschaligheid, microreliëf, grillige patronen en oude boerderijen. Van oudsher vindt hier bewoning plaats. In vroegere tijden was het een bewoond 'eiland' tussen de woeste gronden. Dit landschap is echter geworden tot een enkenlandschap waarin op veel plekken de cultuurhistorische structuur is aangetast.

Gericht wordt op een toevoeging van landschapselementen die geleidelijk het karakter van het oorspronkelijke landschap weer naar boven haalt. Dit verhoogt de belevingswaarde voor bewoners en recreanten.

Het deelgebied bestaat voor een groot gedeelte uit Verwevingsgebied/Overig landelijk gebied. In verwevingsgebieden wordt de combinatie van landbouw, natuur, landschap, recreatie, werken en wonen en bijbehorende kwaliteiten bevorderd.

verplicht
Afbeelding 2.4 Ligging plangebied binnen het deelgebied 'Esrug Hengelo - Zelhem' (Bron: Structuurvisie gemeente Bronckhorst)

2.8.2.1.2 Hydrologie     

Hierover zijn geen gegevens bekend. De voorgenomen ontwikkeling voorziet echter uitsluitend in kampeerplaatsen voor tenten, waarmee de hydrologische situatie niet wordt gewijzigd. Tevens wordt verwezen naar paragraaf 2.8.3.2.8 Water, waar wordt aangetoond dat de voorliggende ontwikkeling geen gevolgen voor de waterhuishouding met zich meebrengt.

2.8.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

Het initiatief wordt gerealiseerd op een agrarisch perceel. Zoals in de voorgaande paragrafen reeds naar voren is gekomen, is het landschap als gevolg van de rationalisatie van de landbouw aangetast in haar historische structuren. Dit heeft mede als gevolg dat er weinig tot geen specifieke landschaps- en natuurwaarden meer aanwezig zijn.

2.8.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

Het plangebied is op basis van het geldende bestemmingsplan voorzien van twee dubbelbestemmingen waarin de archeologische waarden worden beschermd. Hoe hiermee wordt omgegaan binnen de voorliggende ontwikkeling

Het plangebied is op basis van de Structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst aangewezen als een cultuurhistorisch kansgebied. In deze gebieden is cultuurhistorie een inspirerende leidraad, en biedt het volop kansen voor ontwikkelingen met kwaliteit. De cultuurhistorische hoofdstructuur, die vaak bestaat uit wegen, waterlopen en beplantingen, is de structuur waaraan ontwikkelingen worden opgehangen. Zo is het bijvoorbeeld in het essen- en kampenlandschap van belang dat bebouwing en nieuwe beplantingen een plek krijgen in de rand van de es of de kamp, die zelf open blijft. In de jonge ontginningen zijn de rechte wegen en waterlopen de structuur waarin ontwikkelingen worden ingepast. Ontwikkelingen kunnen zo de cultuurhistorische structuren versterken, waardoor de omgeving aantrekkelijker wordt. De schaal van het landschap, die per gebied verschillend is, bepaalt welke functie waar past. Zo past grootschalige landbouw prima in de grootschalige jonge ontginningen, terwijl een halfopen landschap een goede plek kan zijn voor een camping of recreatieve voorziening.

verplicht
Afbeelding 2.5 Uitsnede structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De halfopen landschappen zijn met name een kenmerk van het oude cultuurland. Dit landschap is door zijn afwisseling en de herkenbare landschapsstructuren aantrekkelijk om in te wonen, werken en recreëren. Het is een cultuurhistorisch kansgebied: ontwikkelingen (bijvoorbeeld op het gebied van recreatie, zorg of extensieve landbouw) passen goed in dit gebied, mits ze worden ingepast in de cultuurhistorische hoofdstructuur. Ontwikkelingen kunnen zelfs de cultuurhistorische kenmerken versterken.

Aanvullend op het kampeerterrein zullen kleinschalige culturele, ambachtelijke en educatieve activiteiten worden georganiseerd. Voorbeeld hiervan is onder andere om kunsthistorische tochten langs kastelen en landgoederen te organiseren. Op deze manier draagt de ontwikkeling bij aan het beleven van de aanwezige cultuurhistorische waarden van de omgeving. Op basis van vorenstaande is de ontwikkeling van een kleinschalig kampeerterrein aan de Memelinkdijk een welkome toevoeging aan het cultuurhistorisch landschap van de gemeente Bronckhorst.

2.8.2.2 Randvoorwaarden     

De gemeente Bronckhorst heeft met op 25 augustus 2020 met een positief principebesluit aangegeven dat met de ontwikkeling van een kleinschalig kampeerterrein sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling die op een goede wijze in de omgeving kan worden ingepast. Als randvoorwaarde is meegegeven dat er binnen het plangebied voldoende waarborgen worden getroffen voor een goede en stelselmatige ontwikkeling van het plangebied. Hiertoe dient onder andere een landschappelijk inpassingsplan te worden opgesteld, welke dient te voldoen aan het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan. In paragraaf 2.8.2.3 Planbeschrijving zal nader worden omschreven hoe dit binnen het plan zal worden geborgd.

2.8.2.2.1 Beeldkwaliteitseisen     

Het kampeerterrein wordt uitsluitend ingericht voor tenten, met een maximum van 30 standplaatsen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat het kampeerterrein past in de agrarische omgeving van het plangebied.

2.8.2.2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied. Om te waarborgen dat voorliggend plan op een goede wijze in de omgeving wordt ingepast, is een landschappelijk inpassingsplan gemaakt. In afbeelding 2.6 is deze te zien.

verplicht
Afbeelding 2.6 Erfinrichtingsplan (Bron: Bouwkundig Adviesburo Raterink)

In verband met de ligging van het plangebied binnen het Nationaal Landschap dient de ontwikkeling hiermee rekening te houden. In paragraaf 2.8.3.1.2 Provinciaal beleid wordt nader ingegaan op de ontwikkeling in relatie tot de ligging binnen het Nationaal Landschap. De leidraad voor ontwikkelingen binnen dit landschap is dat deze alleen mogelijk zijn als zij de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. De voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein voor uitsluitend en maximaal 30 tenten. Tevens wordt er geen nieuwe bebouwing gerealiseerd, maar wordt bestaande bebouwing aangewend ten behoeve van het kampeerterrein. Daarmee vindt er geen aantasting plaats van de kernkwaliteiten.

2.8.2.3 Planbeschrijving     

Het voornemen betreft de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein op het agrarische perceel achter de woning aan de Memelinkdijk 4 te Hengelo. Op basis van het huidige bestemmingsplan ontbreken de gebruiksregels om hier een kleinschalig kampeerterrein te exploiteren, waarmee een herziening van het bestemmingsplan benodigd is om het voornemen mogelijk te maken.

In afbeelding 2.6 is het erfinrichtingsplan van het voornemen opgenomen. Het kampeerterrein wordt uitsluitend ingericht voor tenten. Aanvullend op de kampeermogelijkheden worden kleinschalige culturele, ambachtelijke en educatieve activiteiten georganiseerd. Hiermee wordt beoogd om met het kampeerterrein een aanwinst te creëren voor de recreatie en toerisme in de regio. Voorbeelden van de activiteiten betreffen:

  • IJzer smeden onder begeleiding van een smid;
  • (rogge)brood of flammkuchen bakken in een authentieke bakoven;
  • kunsthistorische tochten langs kastelen en landgoederen;
  • textielverven met planten.

Het kampeerterrein zal worden ingericht voor maximaal 30 standplaatsen. De kleinschaligheid in combinatie met het landschappelijk inpassingsplan maakt het voornemen passend in de agrarische omgeving van de Memelinkdijk. Tevens wordt middels het voornemen invulling gegeven aan leegstaande bebouwing. De voormalige varkensschuur wordt immers gebruikt als sanitaire ruimte ten behoeve van de kampeerders.

2.8.3 Uitvoerbaarheid     

2.8.3.1 Toetsing aan beleidskader     

2.8.3.1.1 Rijksbeleid     

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

  1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ten tijde van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Nationaal Programma Landelijk Gebied

Onder de NOVI wordt de aanpak van het landelijk gebied vormgegeven in een apart Rijksprogramma: het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Hierin wordt naast de opgaven voor natuur en landbouw ook de verbinding gemaakt tussen wonen, mobiliteit, energie, recreatie, water- en bodemsystemen en klimaatadaptatie. Bij ontwikkelingen in het landelijk gebied worden cultureel erfgoed en unieke landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten behouden en versterkt. Recreatie en toerisme zijn twee sectoren die in de toekomst extra aandacht krijgen. Het landelijk gebied levert onder andere via deze vormen van gebruik een belangrijke bijdrage aan onze samenleving. In de toekomst wordt daarom extra ingezet op het versterken van de landschappelijke kwaliteiten, waarin kansen liggen voor functiemenging en nieuwe verdienmodellen op het gebied van onder meer recreatie, energievoorziening en natuurbeheer.

Toetsing van het voornemen aan het rijksbeleid

Het rijksbeleid laat zich niet uit over dergelijke kleinschalige, lokale ontwikkelingen. Het initiatief is niet in strijd met de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' aangezien er geen nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd en qua dan ook niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Verder kan worden beargumenteerd dat de voorgenomen ontwikkeling past bij de doelstellingen binnen het waarborgen en bevorderen van een gezonde fysieke leefomgeving. Tevens is er op nationaal niveau een verschuiving in het landelijk gebied zichtbaar waarbij activiteiten als recreatie steeds vaker voor zullen komen.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met het relevante Rijksbeleid.

2.8.3.1.2 Provinciaal beleid     

Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de omgevingsverordening) vindt de juridische

verankering plaats van het ruimtelijk beleid uit de Omgevingsvisie "Gaaf Gelderland". De omgevingsverordening bevat planologische regels van de provincie Gelderland waarmee bestemmingsplannen in overeenstemming moeten zijn. In voorliggend geval bevindt het plangebied zich in het Nationaal Landschap van Gelderland, zie afbeelding 2.7. Voor de voorliggende ontwikkeling is daarom artikel 2.7.4.2 (Nationaal Landschap) van belang.

verplicht
Afbeelding 2.7 Ligging plangebied (rode contour) binnen Nationaal Landschap (Bron: Omgevingsverordening Gelderland)

2.7.4.2 Nationaal Landschap

Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap en buiten de GO, het GNN en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken.

Toetsing van de ontwikkeling aan artikel 2.7.4.2

Het landschap 'Graafschap' kenmerkt zich onder andere door de aanwezigheid van talrijke landgoederen, halfgesloten landschap met mozaïek van bossen en cultuurhistorisch waardevolle open essen. Met de voorliggende ontwikkeling wordt een kampeerterrein mogelijk gemaakt die uitsluitend wordt ingericht voor tenten, en waarbij tevens geen nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd. Als onderdeel van het kampeerterrein worden kleinschalige educatieve en culturele activiteiten aangeboden, waaronder het houden van kunsthistorische tochten langs kastelen en landgoederen. Er wordt daarmee nadrukkelijk rekening gehouden met de ligging binnen het Nationaal Landschap. De ontwikkeling voldoet daarmee aan artikel 2.7.4.2 van de Omgevingverordening Gelderland, omdat deze een bijdrage levert aan de beleving van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

Kadernotitie Toerisme en recreatie 'Beleef het in Gelderland'

Toerisme en Recreatie leveren een substantiële bijdrage aan de werkgelegenheid (6,4%) en zorgen

ervoor dat een gebied aantrekkelijk is om in te wonen en te werken. De bestedingen bedragen naar

schatting € 4,4 miljard euro per jaar. Toerisme en Recreatie zijn belangrijk voor een gezonde samenleving. Vanwege de groei die de komende jaren doorzet zijn er volop kansen voor het versterken en benutten van de kansen voor Toerisme en Recreatie. De voorliggende ontwikkeling sluit hier dan ook naadloos op aan.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling passend is in het relevante provinciale beleid.

2.8.3.1.3 Regionaal beleid     

Ten aanzien van het regionale beleid is de Regionale Structuurvisie Achterhoek van belang. Ten aanzien van het landelijk gebied wordt er gestreefd naar een multifunctioneel gebied waar ruimte is voor (agrarische) bedrijvigheid, recreatie, toerisme en natuur.

Gelet op de uitkomsten van de regionale structuurvisie dient de focus niet langer meer te liggen op de bouw van burgerwoningen, als compensatie van de sloop van opstallen. Inzet op andere functies is noodzakelijk, waarbij kan worden gedacht aan kleinschalige bedrijvigheid, recreatie of zorg in combinatie met landschappelijke versterking van de verschillende percelen. In het regionale beleid is specifiek aangegeven dat er bij functiewijzigingen in het buitengebied in moet worden gezet op andere functies dan enkel het wonen. Gedacht wordt onder andere aan kleinschalige bedrijvigheid.

Onderhavig initiatief voorziet in het exploiteren een kleinschalig kampeerterrein bij een woonperceel, waarmee tevens wordt beoogd om de belevingswaarde van het omliggende landelijk gebied te vergroten. De ontwikkeling draagt al met al bij aan het recreatieve aanbod in de regio en stimuleert recreatie en toerisme binnen het landelijk gebied.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met regionale beleid.

2.8.3.1.4 Gemeentelijk beleid     

Structuurvisie Bronckhorst

De structuurvisie voor de gemeente Bronckhorst is op 25 oktober 2012 vastgesteld en kent een

plantermijn van 10 jaar. De structuurvisie is een visie waarin het bestaande beleid geactualiseerd en afgestemd is. In voorliggend geval is hoofdzakelijk het thema 'recreatie en toerisme' van belang.

Recreatie en toerisme

De gemeente Bronckhorst is als onderdeel van de Achterhoek een aantrekkelijk gebied voor recreatie en toerisme; er wordt veelvuldig gewandeld en gefietst. De kleinschaligheid, de afwisseling tussen agrarische landschappen met karakteristieke boerderijen, bosgebieden, de vele landgoederen en de mogelijkheden van (water)recreatie zijn belangrijke recreatieve kwaliteiten. Andere kwaliteiten zijn de afwisseling tussen open en besloten gebieden op korte afstand van elkaar en de variatie van de landschapstypen. In de toeristische sector is een gestage groei te zien. De toeristen bezoeken ons niet alleen in het hoofdseizoen. Het voor- en naseizoen zijn voor korte vakanties steeds meer in trek. Verschillende trends beïnvloeden toerisme en recreatie. Een aantal trends die van invloed zijn op Bronckhorst, zijn:

  • de consument heeft steeds meer behoefte aan rust en ontspanning;
  • de consument is individualistischer dan ooit;
  • de toerist zoekt nostalgie/authenticiteit in een moderne setting;
  • oud zijn, jong voelen (comfortabel, actief en ondernemend);
  • meer alleenstaanden en minder stellen;
  • de consumenten willen in hun vrije tijd bijzondere en persoonlijke ervaringen opdoen;
  • belevenis en betekenis steeds belangrijker, op zoek naar een bijzondere ervaring; onderscheidend vermogen is belangrijk (unieke ervaring);
  • digitalisering van de samenleving; virtuele markt; GPS. De consument stuurt zelf en zoekt betrouwbare informatie;
  • kwaliteit wordt kwali-tijd, behoefte aan rust en ontspanning, zingeving en gezondheid (wellness).

Toetsing van het voornemen aan de Structuurvisie Bronckhorst

Met de voorliggende ontwikkeling wordt een kampeerterrein gerealiseerd aan de Memelinkdijk, in het buitengebied van Hengelo. Naast het kamperen biedt het kampeerterrein de mogelijkheid voor recreanten om deel te nemen aan kleinschalige culturele, ambachtelijke en educatieve activiteiten. De ontwikkeling biedt daarmee bijzondere, niet alledaagse ervaringen en onderscheidt zich daarmee binnen het reeds bestaande recreatieve aanbod in de gemeente. De ontwikkeling sluit daarmee uitstekend aan bij de hedendaagse trends in de recreatieve sector en biedt de consument nieuwe en bijzondere vormen van ontspanning.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijke beleid.

2.8.3.2 Omgevingsaspecten     

2.8.3.2.1 Duurzaamheid     

Het kampeerterrein zal worden gerealiseerd op het agrarische gedeelte aan de Memelinkdijk 4. Dit perceel is in de huidige situatie onbebouwd en onbenut. Met de realisatie van het kampeerterrein wordt daarmee voorzien in een duurzame vervolgfunctie voor het perceel. Tevens wordt een voormalige en leegstaande varkensstal aangewend als sanitaire ruimte, waarmee ook deze een duurzame vervolgfunctie krijgt.

2.8.3.2.2 Bodem     

Algemeen

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstig gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Dit gebeurt aan de hand van een actueel bodemonderzoek conform de richtlijnen NEN 5725 en NEN 5740.

Situatie plangebied

In voorliggend geval is door Sigma Bouw en Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf wordt op de belangrijkste resultaten van dit onderzoek ingegaan. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 22 Bodemonderzoek bij deze toelichting.

Resultaten bodemonderzoek

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van

bodemverontreiniging. De grond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk enkele stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde resp. de streefwaarde. De licht verhoogd gemeten gehalten overschrijden de tussenwaarde/bodemindex-waarde (>0.5) echter niet en geven daardoor geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Conclusie

Op basis van het bodemonderzoek wordt gesteld dat er geen directe aanleiding is tot het instellen van een nader onderzoek, waarmee de bodem geschikt is voor het gewenste gebruik als kampeerterrein. Hierbij wordt wel opgemerkt dat er geen uitspraak kan worden gedaan omtrent de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in de bodem. Indien een formele uitspraak over het voorkomen van asbest in de bodem gewenst is dient een asbestonderzoek uit gevoerd te worden.

2.8.3.2.3 Geluid     

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Binnen de voorliggende ontwikkeling wordt een kleinschalig kampeerterrein van maximaal 30 standplaatsen gerealiseerd. Kampeerplaatsen zijn niet aangemerkt als een geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wgh. Een akoestisch onderzoek kan daarmee achterwege blijven.

2.8.3.2.4 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Conclusie

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 30 standplaatsen. Gelet op de aard en omvang van dit initiatief in vergelijking met de bovengenoemde categorie (1.500 woningen), kan worden aangenomen dat voorliggend initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, mede gezien het geringe aantal verkeersbewegingen wat de ontwikkeling met zich meebrengt. Hierbij wordt verwezen naar paragraaf 2.8.3.2.11 Verkeer.

Omdat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

2.8.3.2.5 Geur     

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit. De Wgv beschermt personen tegen langdurige blootstelling aan geurhinder. Hiervoor wordt uitgegaan van het begrip 'geurgevoelige objecten'.

Artikel 1 van de Wgv geeft de definitie van een geurgevoelig object. Daaruit blijkt dat het moet gaan om gebouwen die zijn bestemd voor en geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. Het gebouw moet hiervoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze worden gebruikt. Artikel 1 van de Wgv vermeld expliciet dat het moet gaan om gebouwen; een terrein krijgt onder de Wgv geen bescherming. Onder een gebouw wordt verstaan: elk bouwwerk dat voor mensen toegankelijk is, overdekt is en helemaal of voor een deel met wanden omsloten is.

Situatie plangebied

In voorliggend geval wordt aan de Memelinkdijk een kleinschalig kampeerterrein van maximaal 30 standplaatsen ontwikkeld. Ondanks dat het bij een kampeerterrein gaat om menselijk verblijf, kunnen de standplaatsen niet worden aangemerkt als een geurgevoelig object. Het gaat hier namelijk niet om gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wgv.

Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

2.8.3.2.6 Bedrijven en milieuzonering     

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan: het bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in acht nemen van voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). Hierdoor worden hinder en gevaar voorkómen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende activiteit toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden of zijn gesitueerd.

Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden, te weten 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Het buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie) is, evenals een stiltegebied of een natuurgebied, een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype 'rustige woonwijk' kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van een 'gemengd gebied'. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' Richtafstand tot omgevingstype 'gemengd gebied'
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Situatie plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de Memelinkdijk, in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst. Gezien de ligging in het buitengebied kan in voorliggend geval daarom worden uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  1. Past de functie in de omgeving? (externe werking);
  2. Laat de omgeving de functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

Voor campings en kampeerterreinen geldt op basis van de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 50 meter voor geluid. Het perceel van de dichtstbijzijnde woning van derden bevindt zich op 55 meter afstand. Daarmee wordt voldaan aan de geldende richtafstand. Tevens wordt opgemerkt dat de milieubelasting (geluid) van campings met name door centrale voorzieningen, zoals een buitenzwembad, speelvoorzieningen en grote centrale parkeergelegenheden wordt veroorzaakt. Dergelijke voorzieningen zijn in voorliggend geval niet aanwezig.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. Standplaatsen voor een kampeerterrein zijn niet aangewezen als milieugevoelige functie. Daarnaast bevinden de milieubelastende functies in de omgeving zich op voldoende afstand van het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten.

Conclusie

Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

2.8.3.2.7 Externe veiligheid     

Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten vanuit dit beleidsveld worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Beoordeeld moet worden of het plangebied is gelegen binnen geldende risicocontouren en veiligheidsafstanden.

Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • Het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • Het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • Het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • De Regeling basisnet;
  • De (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het transporteren van stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Situatie plangebied

Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het projectgebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 2.8 is een uitsnede van de Risicokaart opgenomen. Het plangebied is hierin weergegeven met de blauwe contour.

verplicht
Afbeelding 2.8 Uitsnede risicokaart (Bron: risicokaart.nl)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied zich bevindt in de nabijheid van een buisleiding. Het betreft een buisleiding van de Gasunie. Gelet op de korte afstand tot de buisleiding en de toename van het aantal personen binnen het plangebied als gevolg van de realisatie van het kampeerterrein, is een kwantitatieve risicoanalyse noodzakelijk.

Resultaten risicoanalyse

In voorliggend geval is door BJZ.nu een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste resultataten van dit onderzoek. De volledige rapportage is bijgevoegd als Bijlage 23 Kwantitatieve risicoanalyse bij deze toelichting.

Met behulp van het programma CAROLA is bepaald of voldaan wordt aan de risiconormen voor externe veiligheid, zoals die zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Het resultaat van de berekening bestaat uit de plaatsgebonden risicocontouren (PR-contouren) en de FN-curve voor het groepsrisico (GR). Uit de CAROLA berekening volgt dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 van de oriëntatiewaarde (GR < 0.1). Met andere woorden: de uitvoering van het plan is op basis van het CAROLA-onderzoek in het kader van het groepsrisico aanvaardbaar.

In relatie tot het plaatsgebonden risico wordt opgemerkt dat er rondom de onderzochte buisleidingen binnen het plangebied geen 10-6 risicocontouren aanwezig en conform de wetgeving dan ook geen sprake is van een knelpunt (saneringsgeval).

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de voorliggende ontwikkeling in het kader van het aspect 'externe veiligheid' in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

2.8.3.2.8 Water     

Algemeen

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en worden sterk beïnvloed door de klimaatverandering. Er is meer ruimte nodig voor water omdat klimaatverandering zorgt voor hoge piekafvoeren in de zomer en een gemiddeld hogere waterafvoer in de winter. Het gaat ook om langduriger periodes van droogte en om extreem warm weer, waar vooral stedelijk gebied last van kan hebben. Ook veranderingen in ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de landbouw, natuur of recreatie, hebben gevolgen voor het waterbeheer. Het waterschap wil vroegtijdig meedenken over plannen en ontwikkelingen om samen met de gemeente en andere partners te zoeken naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Waterschap Rijn en IJssel

Waterschap Rijn en IJssel werkt hierbij vanuit het Waterbeheerplan 2016-2021 waarin het taakgebied, de doelen en de maatregelen die het waterschap t/m 2021 voor ogen heeft, staan beschreven. Een kompas voor de langere termijn biedt de Watervisie 2030. Beide documenten bieden een samenwerkingsagenda voor ieder die op het gebied van water een belang of betrokkenheid heeft.



Het waterschap laat in het waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten in de samenwerking met de partners belangrijk zijn. Vanuit die verkenning is er beleid gemaakt voor de periode 2016-2021, voor de volgende taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water;
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water;
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water;
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater;
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.

Waterparagraaf

Waterschap Rijn en IJssel heeft een handreiking ontworpen waarbij een initiatiefnemer zelf kan bepalen voor welke plannen en in welke mate het waterschap betrokken dient te worden bij het opstellen van een waterparagraaf. Voor meer complexe ontwikkelingen kan deze handreiking voor het waterschap en de initiatiefnemer als leidraad en geheugensteun gelden in het ontwerpproces. Gezamenlijk wordt er invulling gegeven aan de wateraspecten en kan water een positieve bijdrage leveren aan de leefomgeving. Als er overeenstemming is over de inhoud van de waterparagraaf kan de gemeente de tekst opnemen in de toelichting van het ruimtelijk plan.

Waterschap Rijn en IJssel heeft hiertoe een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

verplicht
Afbeelding 2.9 Watertoetstabel Rijn en IJssel ingevuld voor de Memelinkdijk 4 te Hengelo

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op bovenstaande vragen. Als er op een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Conclusie

Op basis van de watertoetstabel kan worden geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling waterhuishoudkundig niet van belang is. Het aspect 'water' vormt daarom geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling. Het Waterschap heeft per mail laten weten akkoord te zijn met de watertoets.

2.8.3.2.9 Archeologie en cultuurhistorie     

Archeologie

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor kan het mogelijk zijn dat er een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Als blijkt dat in het projectgebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hier rekening mee te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Situatie plangebied

De gemeente Bronckhorst heeft de archeologische verwachtingswaarde van gronden doorvertaald in

dubbelbestemmingen in haar bestemmingsplannen. Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming

‘Archeologie – waarde 2’. Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk voor bouwwerken die opgericht worden groter dan 1.000m². Van een dergelijke ontwikkeling is in voorliggend geval geen sprake, waarmee een archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk is.

Cultuurhistorie

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) bepaald dat in een bestemmingsplantoelichting een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met cultuurhistorische waarden van het gebied rekening is gehouden.

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

Situatie plangebied

Op basis van de cultuurhistorische kaart van de provincie Gelderland bevinden zich in en rondom het plangebied geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. Met het realiseren van het kampeerterrein vindt er dan ook geen aantasting plaats van cultuurhistorische waarden. Opgemerkt wordt dat cultuurhistorie binnen de ontwikkeling een rol heeft, aangezien er vanuit het kampeerterrein kleinschalige cultuurhistorische en/of educatieve evenementen worden georganiseerd, waaronder het houden van historische tochten langs kastelen en landgoederen. De ontwikkeling draagt daarmee bij aan de beleving van de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten van de omgeving van het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is en dat er geen sprake is van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden.

2.8.3.2.10 Flora en fauna     

Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State (29 mei 2019) niet meer bruikbaar. Het aspect stikstofdepositie op Natura 2000-gebied dient daarom ten aanzien van Natura 2000-gebieden nader te worden onderzocht. In voorliggend geval is door BJZ.nu een stikstofberekening uitgevoerd. De volledige rapportage is als Bijlage 24 AERIUS berekening bij deze toelichting gevoegd. Hieronder wordt nader ingegaan op de belangrijkste resultaten.

Resultaten AERIUS-berekening

Uit de AERIUS-berekening blijkt dat binnen de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. De ontwikkeling is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, daarmee niet vergunningplichtig.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) vormt de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. In Gelderland worden de tot het NNN aangewezen gebieden het Gelders Natuurnetwerk (GNN) genoemd.

Het plangebied bevindt zich in voorliggend geval op ruim 900 meter van het GNN, waarmee deze niet in of in de directe nabijheid van het plangebied ligt. De ontwikkeling past daarmee de wezenlijke kenmerken en/of waarden van het GNN niet aan.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

In voorliggend geval is door Natuurbank Overijssel een quickscan flora en fauna uitgevoerd om het effect van het kampeerterrein op de aanwezige natuurwaarden in kaart te brengen. De volledige rapportage is bijgevoegd Bijlage 25 Quickscan Flora en Fauna bij deze toelichting. Hieronder wordt nader ingegaan op de belangrijkste resultaten.

Resultaten Quickscan Flora en Fauna

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot een matig functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde volgels, amfibiën en grondgebonden zoogdieren gebruiken het plangebied uitsluitend als foerageergebied en bezetten er geen vaste rust- of voorplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied en gebruiken het plangebied ook niet als foerageergebied.

Geconcludeerd wordt dat door uitvoering van de voorliggende ontwikkeling de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor sommige foeragerende diersoorten afneemt. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein aan de Memelinkdijk in het kader van gebieds- en soortenbescherming uitvoerbaar is.

2.8.3.2.11 Verkeer     

Algemeen

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die de ruimtelijke ontwikkeling met zich meebrengt.

Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Toekomstbestendig parkeren' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

De gemeente Bronckhorst heeft haar eigen parkeerbeleid opgesteld in de 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst'. De normen die in deze notitie zijn opgenomen komen uit bovengenoemde publicatie van het CROW. Gezien het hoge autobezit en autogebruik is voor de Bronckhorster norm uitgegaan van de hoogste norm binnen de bandbreedte van het CROW.

Uitgangspunten

De voorliggende ontwikkeling behelst de realisatie van een kampeerterrein van maximaal 30 standplaatsen voor uitsluitend tenten. Om de bijbehorende parkeerbehoefte en verkeersgeneratie te berekenen, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Type: camping (kampeerterrein);
  • Verstedelijkingsgraad: niet stedelijk;
  • Stedelijke zone: buitengebied.

Parkeren

In de 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst' is aangegeven dat bij de functie 'camping (kampeerterrein)' gerekend dient te worden met een parkeerbehoefte van 1,2 per standplaats. Met een maximum van 30 standplaatsen voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een parkeerbehoefte van 30 * 1,2 = 36 parkeerplaatsen. Het terrein is van voldoende omvang om in de parkeerbehoefte van de bezoekers te voorzien. Er bestaat de mogelijkheid om bij de standplaats zelf te parkeren en er wordt een parkeerterrein ontwikkeld waar nog eens 16 auto's kunnen worden geplaatst.

Daarnaast wordt opgemerkt dat de parkeerbehoefte van 36 plaatsen uitgaat van een maximale bezetting van het parkeerterrein waarin elke kampeerder met de auto komt. De te verwachten parkeerbehoefte zal een stuk lager zijn, aangezien het kampeerterrein zich tevens richt op mountainbikers, wandelaars en fietsers.

Verkeersgeneratie

Uitgaande van bovengenoemde uitgangspunten geldt op grond van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' dat er gerekend moet worden met 0,4 extra verkeersbewegingen per standplaats. In het geval van 30 standplaatsen resulteert dit in een extra verkeersgeneratie van 0,4 * 30 = 12 verkeersbewegingen per dag.

De verkeersbewegingen worden afgewikkeld via de 90 meter lange oprit die uitkomt op de Memelinkdijk. Gezien het geringe aantal verkeersbewegingen worden hierin geen belemmeringen verwacht.

Conclusie

Vanuit verkeerskundig oogpunt worden geen bezwaren verwacht tegen de realisatie van de voorliggende ontwikkeling.

2.8.3.2.12 Leidingen     

Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van een buisleiding van de Gasunie. In paragraaf 2.8.3.2.7 Externe veiligheid is op basis van een CAROLA-onderzoek aangetoond dat de uitvoering van het plan in het kader van het groepsrisico aanvaardbaar is.

2.8.3.3 Volkshuisvesting     

De uitvoering van de voorliggende ontwikkeling heeft gevolgen voor de volkshuisvesting, aangezien het hier slechts gaat om tijdelijk verblijf van kampeerders.

2.8.3.4 Economisch     

De plankosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid zeker gesteld.

2.8.3.5 Maatschappelijk     

Het voorliggende plan heeft geen negatieve maatschappelijke gevolgen. De ontwikkeling voorziet in een passende bestemming voor het plangebied, waarmee een verbetering van de beleefbaarheid van de directe omgeving wordt beoogd.

2.8.3.6 Overleg en inspraak     
2.8.3.6.1 Overleg     

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het plan toegezonden aan het waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap heeft per mail op 5 oktober 2021 laten weten akkoord te zijn met de watertoets. Vooroverleg met de provincie is niet nodig, omdat er geen provinciale belangen in het geding zijn. Binnen de gemeente Bronckhorst is het plan intern afgestemd met de clusters Omgeving en Wonen en Werken.

2.8.3.6.2 Inspraak     

Initiatiefnemer heeft voorafgaan aan het opstellen van voorliggend bestemmingsplan de directe omgeving geïnformeerd over de plannen. Hieruit is gekomen dat de omgeving positief tegenover de ontwikkeling staat.

2.8.3.7 Conclusie     

Er wordt geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling uitvoerbaar is. De ontwikkeling is passend binnen het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau en loopt, gelet op de omgevingsaspecten, niet tegen belemmeringen op. Daarnaast is het plan uitvoerbaar op basis van het aspect volkshuisvesting en is het voornemen economisch en maatschappelijk uitvoerbaar.

2.8.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.8.4.1 Bestemmingsregels     
2.8.4.1.1 Agrarisch     

Dit plan kent één agrarische bestemming: Agrarisch. Deze bestemming omvat de gronden die geen specifieke waardevolle landschappelijke en/of natuurwaarden bezitten. In deze bestemming staat het functioneren van de landbouw voorop waarbij wel zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de aanwezige (kleinschalige) landschappelijke en cultuurhistorische waarden. In de bestemmingsomschrijving in 3.1 is omschreven waarvoor de gronden zijn bestemd. De agrarische gronden zijn niet voorzien van een bouwvlak. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' is een kleinschalig kampeerterrein van maximaal 30 tenten toegestaan.

2.8.4.1.2 Wonen     

Woningen zijn ondergebracht in Wonen. Voor de bestemming Wonen geldt dat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan.

Woning

De toegestane maatvoering voor burgerwoningen is 750 m3. Indien de inhoud van een woning reeds groter is, is de bestaande inhoud de maximaal toelaatbare maat.

Toevoeging aan de netto woningvoorraad door nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is niet toegestaan.

Herbouw van een woning is alleen toegestaan met de bestaande situering en in de bestaande bouwwijze. Het bevoegd gezag kan hier onder voorwaarden van afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning. Één van die voorwaarden is dat uit onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel.

Bijgebouwen

Bij burgerwoningen zijn bijbehorende bouwwerken, uitsluitend in de vorm van bijgebouwen, toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2. Middels de rijksregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor) kan onder voorwaarden nog maximaal 50 m2 extra vergunningsvrij worden gebouwd tot een maximum van 150 m2. Indien de bestaande oppervlakte van een bestaand bijgebouw groter is dan 100 m2, is de bestaande oppervlakte de maximaal toelaatbare maat. Vaak zijn deze bijgebouwen voormalige stallen en schuren.

Afwijken van de bouwregels

Bij nieuw- en/of herbouw van bijgebouwen geldt een sloopbonus regeling. Bij sloop van bebouwing kan middels een omgevingsvergunning voor afwijken 20% worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m2. Eventueel nieuw op te richten bebouwing dient binnen het bestemmingsvlak zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, met een maximale afstand van 20 m tot de woning. Bij een burgerwoning is een hooiberg onder bepalingen toegestaan.

Daarnaast is met een omgevingsvergunning onder voorwaarden mogelijk:

- de hoogte van de bouwwerken (geen gebouwen) te verhogen tot 4 m,

- 10% af te wijken van de in de regels genoemde maten,

- nevenactiviteiten bij de woning toe te staan. Deze nevenactiviteiten moeten wel voorkomen op de lijst met toegelaten functies of in milieuhygiënisch opzicht met deze functies vergelijkbaar zijn. Niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken mag voor de nevenfunctie worden gebruikt en tot een maximum van 350 m2 van de bestaande gebouwen. Er wordt altijd verevening gevraagd. Deze bestaat bij karakteristieke/monumentale gebouwen uit de instandhouding van ervan. De vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.

- grondgebonden zonne-installaties voor de eigen energievoorziening, kleine windturbines en miniwindturbines toe te staan (zie 2.8.4.1.4)

Overigens is het bij recht toegestaan grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening te realiseren.

Paardenbakken

Bij burgerwoningen is de aanleg van een paardenbak mogelijk. Oprichting van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak kan enkel op basis van een omgevingsvergunning voor afwijken worden gerealiseerd, waarbij eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerk.

Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' is een kleinschalig kampeerterrein toegestaan. Binnen de woonbestemming mag bestaande bebouwing worden aangewend ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein.

Combinatie van recreatie activiteiten Voor gevallen, welke zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf, is het onder voorwaarden mogelijk een combinatie van recreatieve activiteiten te ontplooien waarvoor maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt. Verevening weer is vereist.

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten

Op een aantal voormalige agarische bedrijven welke in dit plan een woonbestemming hebben gekregen vinden nog hobbymatig agrarische activiteiten plaats. Deze kunnen worden voortgezet waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt. Deze gevallen zijn met een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' op de verbeelding aangegeven.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de woonbestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' om recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan. Hierbij geldt onder andere dat dit alleen kan bij burgerwoningen zijn aan te merken als een voormalig agrarisch bedrijf. Tevens geldt dat op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan reeds één van de volgende recreatieve functies aanwezig moet zijn geweest: recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen. De oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden zijn met een maximale oppervlakte van 750 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke gebouwen toegelaten, inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen.

2.8.4.1.3 Waarde     

Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische verwachting 3

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Waarde - Archeologische verwachting 2 staat voor een voor een middelhoge verwachtingswaarde. Waarde - Archeologische verwachting 3 staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.8.4.1.4 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop' en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe hebben de vier woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Landhuis' en de bestemming 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' , 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' de woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en de bestemming 'Bedrijf' ', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

 

2.9 Nijmansedijk 9a Zelhem     

2.9.1 Inleiding     

2.9.1.1 Aanleiding     

Aan de Nijmansedijk 9 in Zelhem wordt een agrarisch bedrijf geëxploiteerd. Bij dit agrarisch bedrijf zijn drie bedrijfswoningen aanwezig. Voorliggend plan ziet op een van de bedrijfswoningen, genummerd Nijmansedijk 9a. Vanwege privé-omstandigheden en omdat de functionele binding met het agrarisch bedrijf niet (meer) aanwezig is bestaat de wens om de woning aan te merken als plattelandswoning, zodat deze in de toekomst verkocht kan worden aan en bewoond kan worden door derden.



Bij besluit van 15 juli 2021 heeft het collega van de gemeente Bronckhorst een positief principe-besluit genomen op dit voornemen. De gewenste ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door middel van een bestemmingsplanherziening. In dit bestemmingsplan zal worden aangetoond dat wordt voldaan aan de afwegingskaders en dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke onderbouwing.

2.9.1.2 Plangebied     

Het plangebied omvat het perceel Nijmansedijk 9 met aangrenzende gronden en ligt ten zuindoosten van de kern Zelhem. Op onderstaande luchtfoto wordt de ligging ten opzichte van de directe omgeving weergegeven.

verplicht

2.9.1.3 Vigerende planologische situatie     

De gronden binnen het plangebied zijn op basis van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' (vastgesteld op 17 mei 2017) voorzien van de:

- Enkelbestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak en de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' en een maatvoering 'aantal woningen' = 3

Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, uitoefening van nevenfuncties voorzover daartoe een aanduiding is opgenomen en het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen.

- Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'

Gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden.

verplicht

Strijdig gebruik

Het voornemen ziet op het gebruik van een van de bedrijfswoningen (Nijmansedijk 9a) als plattelandswoning. Dit is niet in overeenstemming met het bestemmingsplan, omdat ter plaatse enkel bedrijfswoningen zijn toegestaan.

Om planologische medewerking te kunnen verlenen aan het plan, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. In dit bestemmingsplan zal worden aangetoond dat wordt voldaan aan de afwegingskaders en dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

2.9.1.4 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 Planonderdelen

Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 2.9 Nijmansedijk 9a Zelhem de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 2.9.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.9.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 2.9.3).

Paragraaf 2.9.1 Inleiding

Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 2.9.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 2.9.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 2.9.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 2.9.1.4).

Paragraaf 2.9.2 Initiatief

In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 2.9.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 2.9.2.2) en de beschrijving van het initiatief (paragraaf 2.9.2.3).

Paragraaf 2.9.3 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 2.9.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 2.9.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 2.9.3.3), economische aspecten (paragraaf 2.9.3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 2.9.3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 2.9.3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (2.9.3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Paragraaf 2.9.4 Juridische aspecten planonderdeel

In deze paragraaf wordt een juridische toelichting gegeven op de in dit planonderdeel voorkomende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 3.1), provinciaal beleid (paragraaf 3.2), regionaal beleid (paragraaf 3.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 4.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 4.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 4.3).

Bijlagen bij planonderdeel Nijmansedijk 9a Zelhem

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting van dit planonderdeel opgenomen.

2.9.2 Initiatief     

2.9.2.1 Bestaande situatie     
2.9.2.1.1 Ontstaansgeschiedenis     

Geomorfologie

De ondergrond van het gebied is grotendeels gevormd tijdens de ijstijden. Het plangebied maakt

onderdeel uit van een dekzandgebied in het oosten dat zwak afhelt tussen het (hoger gelegen) Oost-Nederlands Plateau en overloopt in het (lager gelegen) rivierenlandschap van het IJsseldal in het westen van de gemeente. De hoogteverschillen binnen het grondgebied van de gemeente Bronckhorst zijn beperkt, het hoogst is de dekzandrug van 't Zand in het oosten van het plangebied (circa 22 m. boven NAP). Het laagste deel ligt in het rivierenlandschap in het westen van het plangebied (circa 7 m. boven NAP).

Het huidige landschap rondom het plangebied is ontstaan in de laatste twee ijstijden van het Pleistoceen, te weten het Saalien (200.000-125.000 jaar voor Chr.) en het Weichselien (80.000-8.000 jaar voor Chr.). In het Saalien bereikte het landijs Nederland tot de lijn Haarlem - Utrecht - Nijmegen. Traag voortschuivende landmassa's duwden een serie stuwwallen op. De Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe, het Rijk van Nijmegen en het Montferland vormden een muur die de Rijn en Maas naar het westen dwongen. Pas later brak de IJssel door de Gelderse stuwwallen ter hoogte van Arnhem en vormt sindsdien de noordelijke Rijntak. Zo heeft een landijstong onder andere de stuwwal van Montferland opgestuwd en het IJsseldal uitgesleten.

Vóór de ijskap ontstond een systeem van vlechtende rivieren. Door die rivieren is veel grind en grof zand afgezet. Dit zand staat bekend als "oude dekzanden". In het Weichselien lag het landijs benoorden ons land en heerste hier een droog toendraklimaat. Door de schaarse begroeiing kreeg de wind de kans om het zand op grote schaal te verstuiven. Dit stuifzand heeft een fijne structuur en staat bekend als jong dekzand. De gronden rondom het perceel aan de Nijmansedijk 9a in Zelhem bestaan ook uit dekzandgronden met omliggende dekzandruggen. De gronden van het plangebied zijn op basis van de Geomorfologische kaart aangewezen als 'Dekzandwelvingen'. Dekzandwelvingen vormen de overgangsgebieden tussen de hoger gelegen dekzandruggen en -koppen en de lager gelegen dekzandvlakten en -laagten. Dekzandwelvingen zijn gebieden die wat betreft hoogteligging, reliëf en bodemvochtigheid een tussenpositie innemen in het dekzandlandschap. Het gaat meestal om relatief uitgestrekte en homogene, zwak golvende gebieden die tot in de 19e en 20e eeuw voornamelijk uit grasland of heidevlakten bestonden.

Bodemstructuur

In het westen van de gemeente, achter de IJsseldijk, liggen vruchtbare rivierkleigronden die door de IJssel zijn afgezet. De rivierkleigronden gaan geleidelijk over in zogenaamde vaaggronden, kalkloze zandgronden met een zavel- of kleidek. Verder naar het oosten maken de vaaggronden plaats voor humuspodzolgronden. Deze gronden zijn ontstaan uit mineralogisch arm moedermateriaal dat verrijkt is door de inspoeling van organisch materiaal. Op de hoger gelegen delen van het dekzandgebied liggen verder ook de zogenaamde beekeerdgronden. Deze gronden die iets lager liggen dan de omgeving bestaan uit afzettingen van vroegere beken. Ze zijn relatief vochtig en vruchtbaar doordat zij een vrij hoog gehalte aan organisch materiaal bevatten. Het plangebied aan de Lageweg 8 bestaat uit veldpodzolgronden met daaromheen beekeerdgronden.

Occupatie van de mens

Van oudsher vestigden de mensen zich op de overgangen van het hoger gelegen droge dekzandgebieden naar de lager gelegen vochtige beekdalen en broekgebieden. De hoger gelegen droge dekzandgronden met een homogeen karakter vormden een ideale locatie voor het ontstaan van "enken", dat wil zeggen aaneengesloten bouwlandcomplexen die bij meerdere boeren in eigendom waren. Evenals de nederzettingen werden de boerderijen gevestigd op de overgangen van hoog naar laag.

Het plangebied ligt op de grens van de hooggelegen dekzandgebieden en de laaggelegen beekdalen en broekgebieden. De dekzandruggen werden veelal als bouwland gebruikt. Het vee werd in de lager gelegen beekdalen en broekgronden geweid en de schapen op de hoger gelegen heidevelden. In de potstal werd de mest van deze dieren gemengd met heide en gras om vervolgens als bemestingsmateriaal te dienen voor de akkers. Uitputting van de bodem en verstuiving van de gronden zonder bomen en bouwlanddek betekenden een permanente bedreiging van het bestaan. De verstuiving werd door de boeren aan banden gelegd door de aanplant van bos en de aanleg van houtwallen die tevens als veekering konden dienen. Het al of niet door bomen en houtwallen beschutte bouwland dat eigendom was van één boer werd "kamp" genoemd. Deze kampen kwamen vooral tot stand in gebieden met een grote afwisseling van grondsoorten en hoogteverschillen binnen een relatief klein gebied. Zij overheersten vroeger het ruimtelijke beeld in het plangebied.

Een belangrijk deel van dit kampenlandschap in de gemeente Bronckhorst is in de afgelopen eeuwen door grote grondeigenaren omgezet in landgoederen. Op deze landgoederen zijn bossen aangelegd, met name ten bate van de houtexploitatie en de jacht. De landgoederen vormen met hun lanen en oude loofbossen bijzondere elementen in het dekzandgebied. Het meestal geometrisch grondpatroon contrasteert opvallend met het onregelmatig patroon van het omringende esdorpen- en hoevenlandschap.

2.9.2.1.2 Hydrologie     

Grondwatersysteem 

Er ligt een vrij dik watervoerend pakket onder het grondgebied van de gemeente Bronckhorst dat uit één laag bestaat. De stroomrichting is voornamelijk van het zuidoost naar het noordwesten gericht. In de gemeente liggen een aantal infiltratiegebieden van regenwater die van belang zijn voor de drinkwatervoorziening. In de westelijke delen van de gemeente komt ook kwelwater naar boven dat afkomstig is van de Veluwe. Langs de IJssel ligt een kwelgebied waar water van de rivier naar boven komt. De verschillen in grondwaterstand in het gebied variëren over het algemeen met de lokale hoogteverschillen. De zogenaamde grondwatertrappen komen in grote lijnen overeen met de bodemeenheden. De hoger gelegen enkeerdgronden zijn het droogst (grondwatertrap VII), de lager gelegen beekeerdgronden zijn vochtig (grondwatertrap III) en de vaaggronden hebben over het algemeen grondwatertrap IV. Bij de overige gronden varieert de grondwaterstand (en daarmee de grondwatertrap), afhankelijk van het al dan niet optreden van kwel. Een voortdurende aanpassing van de waterhuishouding aan de behoeften van de landbouw heeft overigens in de loop der jaren gezorgd voor een algemene verlaging van de grondwaterstand.

Oppervlaktewatersysteem

Kenmerkend voor de gemeente Bronckhorst zijn de vele beeklopen en watergangen. Het landschap is een gebied van laaglandbeken verdeeld in diverse kleine stroomgebieden. Veel beken ontspringen net over de grens in Duitsland en stromen vandaar in oostwestelijke richting naar de IJssel, maar sommige ontspringen in de gemeente zelf. Het water heeft het landschap gevormd tot 30 à 40 jaar geleden. Vanaf die tijd zijn de waterlopen zo onder controle gebracht via kaden en stuwen dat water ongeacht de hoogte van (piek) afvoer in het stroombed blijft. Daarmee hebben veel waterlopen hun oorspronkelijke karakter, waarin meer of mindere mate van meandering sprake was, verloren. De belangrijkste beken zijn, van noord naar zuid gezien, de Onderlaatse Laak, de Vierakkerse Laak, de Baakse Beek, de Veengoot, de Lindese Laak, de Hengelose Beek, de Oosterwijkse Vloed, de Grote Beek en de Oude IJssel. De Baakse Beek en de Veengoot worden gevoed door een gebied dat zich ver uitstrekt buiten het plangebied. De waterafvoer in deze beken is in het voorjaar het grootst. In de zomer vallen met name de kleinere beken vaak droog. De grote watergangen, zoals de Veengoot en de Oosterwijkse Vloed worden gestuwd zodat er altijd water in staat. Rondom het plangebied stromen de Vloedbeek, Beneden Slinge, Slingebeek en Zelhemshe Beek. Dit zijn ook een van de belangrijkste ruimtelijke structuurdragers rondom het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op het watersysteem.

2.9.2.1.3 Landschaps- en natuurwaarden     

De geschiedenis van het grondgebruik heeft een aantal, nu nog herkenbare, landschapstypen opgeleverd. De resulterende landschappelijke afwisseling bepaalt in sterke mate de grote ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Verder creëren deze landschappen ook een aantal gunstige omstandigheden voor bepaalde planten en dierengemeenschappen.

Essen/enken- en kampenlandschap rondom het plangebied Dit is het oudste landschapstype en vormt een van de belangrijkste dragers van het landschapsbeeld in de gemeente Bronckhorst. Karakteristiek zijn onder andere de bolle ligging van de gronden, de zichtbare hoogteverschillen in de vorm van steilranden, het kronkelige verloop van wegen, de verspreide bebouwing op de kampen en de lintbebouwing rondom de essen of enken. Deze lintbebouwing is in enkele gevallen uitgegroeid tot buurtschappen met een eigen identiteit. De essen en kampen hebben over het algemeen een open karakter. Alleen de buitenste randen worden gemarkeerd met bosjes en houtwallen. Vroeger vond op deze hogere gronden uitsluitend akkerbouw plaats. Nu is deze grond voornamelijk in gebruik voor de veeteelt. Op het resterende bouwland wordt maïs geteeld. Grote en beeldbepalende essen en enken in het de gemeente zijn die van Delden, Linde en De Leuke (respectievelijk ten zuidwesten, ten zuidoosten en ten oosten van Vorden), de Noordink (ten noorden van Hengelo), de Varsselse enk (ten oosten van Hengelo), de Molenenk (aan de zuidrand van Hengelo) en de dekzandrug tussen Zelhem en Hengelo. Het plangebied ligt in het buitengebied van Bronckhorst. In de directe omgeving liggen voornamelijk agrarische bouwpercelen en burgerwoningen. De gronden kennen van oudsher een agrarisch gebruik (akkerbouw en grasland).

2.9.2.1.4 Archeologie en cultuurhistorie     

Het landschap is een bron van informatie over het verleden. Het landschap ontleent haar cultuurhistorische waarde aan de sporen die door menselijke activiteiten, zoals bouwen, bemesten en ontginnen, zijn achtergelaten. Het landschap en de landschappelijke basis vormen een archief vol aanwijzingen over het leven en werken van mensen in vroeger tijden. Voorbeelden zijn molens, grafheuvels, poelen, enkeerdgronden en escomplexen. Beeldbepalend in het buitengebied is ook (nog steeds) de sterke verwevenheid van natuur en landbouw: cultuurgronden, bossen en landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, solitaire bomen, poelen, zandwegen, bloemrijke bermen, slootkanten en steilranden wisselen elkaar af.

Heel globaal valt Bronckhorst landschappelijk in te delen in het rivierengebied, de overgangszone en het hoge zandgebied. Op basis van historisch gegroeide patronen, het reliëf en de bebouwing kan onderscheid gemaakt worden tussen een vijftal verschillende landschapstypen binnen de gemeente Bronckhorst:

1. IJsselland: een open en wijds rivierlandschap met oude bewoningskernen op de rivierduinen in het westen van de gemeente;

2. Broekland: een grootschalig, open waterrijk gebied aan weerszijden van de Grote beek in het midden van de gemeente;

3. Oud cultuurland: een halfopen tot besloten gebied met een onregelmatige verkaveling in het midden en zuiden van de gemeente;

4. Landgoedland: een gevarieerd kleinschalig en besloten gebied met historische ensembles van kastelen, landgoederen, landhuizen en pachtboerderijen in een parkachtig landschap met bossen en landbouwgronden in het noordoosten van de gemeente;

5. Velden: jonge veldontginningen van natte veen- en heidegebieden in het zandlandschap met een open karakter en rechtlijnige verkaveling in het zuidoosten van de gemeente. Daarnaast kunnen ook vijf deelgebieden worden onderscheiden op basis van de geografische situering nabij de grotere bewoningskernen binnen de gemeente.

Het plangebied aan de Nijmansedijk 9a in Zelhem ligt in het deelgebied: Zelhem en omgeving:

In de omgeving van Zelhem liggen Halle en de buurtschappen: Halle-Heide, Halle-Nijman, Heidenhoek, Meene, Oosterwijk, Velswijk, Wassinkbrink, Wittebrink en Wolfersveen. Landschappelijk ligt dit deelgebied ook hoofdzakelijk in het Oud cultuurland.

De belangrijkste kenmerken betreffen:

- Knooppunt van oude verbindingswegen;

- Essencomplex tussen laag broekgebied en hoger dekzandplateau met venen en heide;

- Halse rug met zichtbaar hogere ligging in het landschap;

- Eeuwenoud agrarisch karakter;

- Zeer oude nederzettingsgeschiedenis;

- Boerderijen van het type rechthoekige hallehuizen.

Ook varianten in T-vormen komen voor. Tot de hardste elementen van het landschap behoren de wegen. Zij verbinden kernen en buurtschappen en volgen vaak een tracé dat al eeuwen oud is. De oudste en meest karakteristieke bebouwing is ook langs deze wegen gesitueerd. Een en ander maakt ze in cultuurhistorische zin waardevol. Speciale aandacht verdienen de zandwegen omdat deze sterk bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van het grondgebied van de gemeente en daarom behoudenswaardig zijn. De cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken of waardevolle objecten in het buitengebied die zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten of zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). De bouwwerken in het plangebied of rondom het plangebied zijn niet aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten.

Archeologie

Op de Oost-Nederlandse zandgronden waarop de gemeente Bronckhorst is gelegen bestaat een zeer sterke relatie tussen bepaalde landschappelijke eenheden en het voorkomen van archeologische resten. In het verleden werden bijna zonder uitzondering droge, hoger gelegen zandgronden gebruikt om te wonen, te werken en te begraven. Het gebied werd in het verleden gekenmerkt door een zeer grote afwisseling tussen hoge droge en vochtige natte gebieden binnen een relatief kleine oppervlakte. Deze afwisseling bood de bewoners een breed scala aan vestigings- en bestaansmogelijkheden. Tot aan het begin van de Late Middeleeuwen werden vrijwel zonder uitzondering alleen de hoger gelegen, goed ontwaterde zandgronden in de nabijheid van het open water bewoond, waaronder de dekzandruggen, de rivierduinen en de droge delen van de stuwwallen. De laag gelegen delen waren nagenoeg onbewoonbaar door het ontbreken van een gereguleerde waterhuishouding. De oudste droge bewoningsplekken herbergen dan ook vaak een waardevol bodemarchief. De lagere delen zijn over het algemeen in archeologische zin weinig waardevol. De archeologische verwachtingswaarde van het gebied is vastgelegd in dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan.

2.9.2.2 Randvoorwaarden     
2.9.2.2.1 Beeldkwaliteitseisen     

In de welstandsnota gelden naast de algemene eisen ook specifieke eisen voor de te onderscheiden gebiedtypen in de gemeente Bronckhorst. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling en vormen dus ook de onderlegger voor gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria.

Voorliggend bestemmingsplan ziet op een ontwikkeling waarbij enkel het planologisch gebruik van de bedrijfswoning wordt gewijzigd. Ten aanzien van het uiterlijk aanzien vindt geen verandering plaats. Op de beeldkwaliteitseisen wordt daarom niet nader ingegaan.

2.9.2.2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing     

Voorliggend bestemmingsplan ziet op een ontwikkeling waarbij enkel het planologisch gebruik van de bedrijfswoning wordt gewijzigd. Ten aanzien van het uiterlijk aanzien vindt geen verandering plaats. Ruimtelijke en landschappelijke inpassing is daarom niet aan de orde.

2.9.2.3 Planbeschrijving     

Aan de Nijmansedijk 9 in Zelhem wordt een agrarisch bedrijf geëxploiteerd. Bij dit agrarisch bedrijf zijn drie bedrijfswoningen aanwezig. Voorliggend plan ziet op een van de bedrijfswoningen, genummerd Nijmansedijk 9a. Vanwege privéomstandigheden en omdat de functionele binding met het agrarisch bedrijf niet (meer) aanwezig is bestaat de wens om de woning aan te merken als plattelandswoning, zodat deze in de toekomst verkocht kan worden aan en bewoond kan worden door derden.

2.9.3 Uitvoerbaarheid     

2.9.3.1 Toetsing aan beleidskader     

Rijksbeleid

Het voornemen dient aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' te worden getoetst zoals deze opgenomen is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (de voorloper van de Nationale omgevingsvisie (Novi) en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Wet plattelandswoningen

Algemeen

De Wet plattelandswoningen is op 1 januari 2013 in werking getreden. De Wet plattelandswoningen maakt omzetting van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning mogelijk, zonder dat het agrarische bedrijf waar de woning toe behoorde, wordt belemmerd in de bedrijfsvoering.

Een plattelandswoning is een voormalige agrarische bedrijfswoning die door derden, die geen functionele binding hebben met het bedrijf, mag worden bewoond.

Dit is juridisch-planologisch mogelijk omdat aan de plattelandswoning een lager beschermingsniveau wordt toegekend dan aan een burgerwoning. De juridische regeling geeft ook aan dat de planologische status bepalend is voor de bescherming van een plattelandswoning. Voorheen was het feitelijk gebruik bepalend.

Toetsing aan de Wet plattelandswoningen

De Wet plattelandswoningen biedt de mogelijkheid aan gemeenten om eigen beleid te formuleren. De

gemeente Bronckhorst heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en het een en ander beschreven in de ‘Beleidskader Plattelandswoning’. Voor de toetsing aan deze beleidsnota wordt verwezen naar subparagraaf 2.1.3.1.3 . Het beleid gaat uit van toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Het initiatief is in lijn met de Wet plattelandswoning. Ook is het initiatief in lijn met het beleid, maar nu het gaat om intensieve veehouderij voldoet het formeel niet aan de voorwaarden om gebruik te maken van een binnenplanse afwijkingsmogelijheid. Daarom is voor deze ontwikkeling gekozen voor een herziening van het bestemmingsplan.

De Ladder voor duurzame verstedelijking

De Nationale Omgevingsvisie (opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) laat zich niet specifiek uit over lokale ontwikkeling, zoals de ontwikkeling in voorliggend bestemmingsplan. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie. Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie.

Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in grote mate casuïstisch wordt beantwoord. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat de bouw van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. De raad is van oordeel dat gelet op het aantal woningen dat het plan mogelijk maakt, het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie of andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid, aanhef en onder i van het Bro. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dan ook niet van toepassing (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921).

In voorliggend geval wordt de planologische omzetting van een bestaande bedrijfswoning naar een plattelandswoning mogelijk gemaakt. Gelet op het feit dat er geen sprake is van nieuw beslag op de ruimte, er geen sprake is van het fysiek toevoegen van een woning, er sprake is van een planologische wijziging die ten opzichte van de huidige toegestane functie geen gewijzigde milieueffecten op de omgeving met zich meebrengt en er sprake is van een ontwikkeling, die in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ aanvaardbaar is kan gesteld worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.

 

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

Provinciaal beleid

In de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de omgevingsverordening) vindt de juridische verankering plaats van het ruimtelijk beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland. De omgevingsverordening bevat planologische regels van de provincie Gelderland waarmee bestemmingsplannen in overeenstemming moeten zijn.

Blijkens de kaart van de omgevingsverordening ligt het plangebied niet binnen een Groene Ontwikkelingszone of ander aandachtsgebied ligt.

 

verplicht
Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland (Bron: Provincie Gelderland)

De provincie Gelderland heeft geen specifiek beleid ten aanzien van plattelandswoningen. Daarnaast is het plangebied niet gelegen is binnen specifieke gebieden waarvoor provinciale belangen gelden, zoals het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en een Gelderse ontwikkelingszone (GO).

Ten aanzien van het vestigen en van niet-grondgebonden bedrijven wordt in het provinciaal beleid aangegeven dat dit in beginsel niet mogelijk is. Ten aanzien van het bestemmingsvlak is hier fysiek géén sprake van een uitbreiding. Het initiatief ziet enkel op het aanduiden van de bestaande bedrijfswoning als plattelandswoning..

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkelingen in overeenstemming zijn met de beleidsuitgangspunten van de Omgevingsverordening Gelderland.

Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Bronckhorst

De landbouw is van oudsher de economische drager van het gebied en bepaalt voor een groot gedeelte de verschijningsvorm en identiteit van het landschap. De landbouw ontwikkelt zich de laatste jaren echter snel, met als duidelijkste ontwikkelingsrichting de schaalvergroting. Het aantal bedrijven neemt af, de resterende agrarische bedrijven worden steeds groter, de economische omvang van de totale sector neemt niet meer toe. De intensieve veehouderijen, maar deels ook de graasdierhouderijen, ontwikkelen zich met name richting de internationaal georiënteerde landbouw. Het aantal banen in de agrarische sector neemt af en zal in de toekomst verder afnemen.

Het streven is dat er ruimte moet blijven voor bestaande bedrijven om te kunnen uitbreiden om zo toekomstgericht te kunnen blijven ondernemen. Om te kunnen voldoen aan nieuwe wetgeving (milieu, dierwelzijn) zijn bedrijfsaanpassingen nodig, die vaak een schaalvergroting van het bedrijf nodig maken.

Beleidskader Plattelandswoning

Het doel van dit beleidskader is beleid te formuleren binnen welke kaders een bedrijfswoning op een functionerend agrarisch bedrijf omgezet kan worden naar een plattelandswoning. Dit gemeentelijk beleidskader is op 11 november 2013 vastgesteld.

Op 1 januari is de zgn. Wet plattelandswoningen in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en enkele andere wetten die erop gericht zijn om de planologische status van gronden en opstallen van agrarische percelen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming en niet het feitelijk gebruik. Tevens is hiermee de positie van agrarische bedrijfswoningen aangepast.

Kern van de Wet plattelandswoningen is dat gemeenten het mogelijk kunnen maken dat agrarische bedrijfswoningen worden bewoond door personen die niet functioneel verbonden zijn met het bijbehorende bedrijf. Bewoning is bovendien mogelijk zonder dat zij voor milieugevolgen van dat bedrijf worden beschermd. Andersom geformuleerd: het bijbehorende bedrijf ondervindt wat betreft de uitbreidingsmogelijkheden geen beperkingen van de voormalige bedrijfswoning. De wet maakt het mogelijk om de voormalige bedrijfswoning specifiek als plattelandswoning aan te wijzen en hier vervolgens een lager beschermingsregime aan toe te kennen dan aan een reguliere burgerwoning, gelijk aan dat van een agrarische bedrijfswoning. De woning blijft juridisch gezien onderdeel van de inrichting (het agrarisch bedrijf) waardoor ook omliggende bedrijven niet extra belemmerd worden door de aanwijzing.

Niet alleen milieutechnische aspecten spelen een rol bij de afweging om een plattelandswoning toe te staan. Ook ruimtelijke ordening, landschappelijke inpassing en duurzaam toekomstig gebruik spelen een belangrijke rol. Een van de belangrijkste aandachtspunten is dat agrarische erven waarop niet gewoond wordt, vaak een minder fraaie ruimtelijke uitstraling hebben dan huiskavels. Huiskavels (een agrarisch bedrijf waarbij ook gewoond wordt) moeten voor de gebruiker een prettige woonomgeving vormen. Beheer onderhoud en uitstraling van het erf heeft hier vaak een hogere prioriteit dan bij bedrijfskavels zonder woning. Bovendien is er op huiskavels meer toezicht, bijvoorbeeld tegen vandalisme of criminaliteit.

De plattelandswoning krijgt hiermee dezelfde status als die van een 'reguliere' bedrijfswoning. Een extra planologische bescherming om het woongenot te beschermen wordt door de gemeente niet wenselijk en noodzakelijk geacht. De plattelandswoning blijft immers altijd deel uit maken van het agrarische bouwvlak. Een bewoner koopt een dergelijke woning met deze wetenschap.

In het beleidskader Plattelandswoningen (vastgesteld op 11 november 2013) dat de gemeente hanteert is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bedrijfswoningen (niet zijnde een 1e bedrijfswoning) om te zetten naar een plattelandswoning. Hierop is een uitzondering gemaakt voor intensieve veehouderijen. Dit was gebaseerd op de stand van de informatie over intensieve veehouderijen van destijds. Ten aanzien van de luchtkwaliteit geldt dat aangetoond wordt dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierop wordt nader ingegaan onder 2.9.3.2.5.

Voorliggend initiatief ligt in lijn met de uitgangspunten van het beleid. Het aspect waarop formeel niet voldaan wordt aan het beleid ziet op luchtkwaliteit. Dit is onderbouwd in 2.9.3.2.5. Door de bedrijfswoning aan te merken als plattelandswoning wordt de bedrijfsvoering niet belemmerd en wordt een combinatie gevonden van agrarische activiteiten en vormen van wonen. Doordat een niet meer noodzakelijk zijnde bedrijfswoning breder gebruikt kan worden leidt dit tot een duurzame en toekomstgericht gebruik van de bestaande bebouwde omgeving. Geconcludeerd wordt dat het voornemen passen is binnen de gemeentelijke beleidskaders.

2.9.3.2 Omgevingsaspecten     
2.9.3.2.1 Milieu-effectrapportage     

Kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  1. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.

  1. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);

Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).

  1. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);

Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Verantwoording vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het realiseren van woningen is niet als activiteit opgenomen in de C-lijst van het Besluit MER. In de D-lijst de volgende activiteit opgenomen: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.' (D 11.2).

Aangezien hier in dit geval sprake van is dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:

  1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Indien het plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit de D-lijst kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit aangezien deze pas geldt bij 2.000 woningen of meer. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Indien hierbij de drempelwaarden uit de D-lijst voor deze activiteit (o.a. 2.000 woningen of meer) wordt vergeleken met de omvang van voorliggende ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele male kleinschaliger is.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk aan bod gekomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

2.9.3.2.2 Duurzaamheid     

Voorliggend initiatief zorgt voor een toekomstbestendige oplossing voor het gebruik van de bestaande bebouwing ter plaatse.

2.9.3.2.3 Bodem     

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Voorliggend initiatief ziet op wijziging van het gebruik van de bestaande (bedrijfs)woning. Ten aanzien van verblijf geldt dat het initiatief hierin geen verandering brengt. Nader onderzoek naar het aspect bodem is daarom niet aan de orde.

2.9.3.2.4 Geluid     

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.



Het initiatief bestaat uit het toekennen van de status plattelandswoning aan een bestaande bedrijfswoning.Zowel in de huidige situatie (bedrijfswoning) als in de toekomstige situatie (plattelandswoning) is er sprake vaneen geluidsgevoelig object. Met dit plan zijn geen wijzigingen aan de woning aan de orde en is een naderetoetsing aan de aspecten rail- en wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Daarnaast wordt opgemerkt dat hetplangebied niet gelegen is binnen de zone van een gezoneerd bedrijventerrein.

2.9.3.2.5 Luchtkwaliteit     

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Zo staat een grenswaarde van 3% gelijk aan bijvoorbeeld de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg;

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is de bestaande bedrijfswoning te bestemmen als plattelandswoning. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten op zichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.

Jurisprudentie (201306630/5)

Op 4 februari 2015 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het kader van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Weert (nummer uitspraak: 201306630/5). De vraag die in dit kader aan de orde werd gesteld, is of de toekenning van de aanduiding plattelandswoning gevolgen kan hebben voor het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf. Specifiek ging het hier om het aspect luchtkwaliteit. Op basis van de voornoemde uitspraak dient ter plaatse van een plattelandswoning het aspect luchtkwaliteit, anders dan voor het aspect geur en geluid, wel beoordeeld en getoetst te worden. Reden daarvoor is te vinden in de Europese Richtlijn luchtkwaliteit (Richtlijn 2008/50/EG). Op grond van deze richtlijn moet een beoordeling van de luchtkwaliteit overal plaatsvinden. Slechts in een aantal specifiek in de richtlijn genoemde gevallen hoeft geen beoordeling plaats te vinden van de naleving van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid.

De Afdeling concludeert dat de plattelandswoning niet valt onder één van de in de richtlijn genoemde uitzonderingen, zodat het bevoegd gezag moet beoordelen of het toekennen van de aanduiding mogelijk is met het oog op de luchtkwaliteit.

Situatie plangebied

Door Van Westreenen adviseurs is een luchtkwaliteitsonderzoek (Bijlage 26 Luchtkwaliteit) uitgevoerd in verband met het toekennen van de status 'plattelandswoning' aan de voormalige bedrijfswoning.

De emissies van de relevante bronnen zijn berekend aan de hand van emissiefactoren uit de literatuur en specifieke bedrijfsgegevens, gegevens beschikbaar uit de NSL Monitoringstool en I-Go Veehouderijen. Met een verspreidingsmodel is de immissie rondom de locatie berekend. Doel van het onderzoek is toetsing van de NO2-immissie en de fijnstofimmissie als gevolg van de activiteiten binnen het plan aan de Wet milieubeheer. Van de in de Wet milieubeheer genoemde stoffen zijn alleen stikstofdioxide en zwevende deeltjes onderzocht. De ervaring leert dat de concentraties van de andere stoffen zich ruim onder de grenswaarden, zoals opgenomen in ( 2 van de Wet milieubeheer, bevinden.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de van toepassing zijnde regels zoals die volgen uit de Wet milieubeheer. Uit de uitgevoerde berekeningen en daaruit volgende rekenresultaten blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de normstelling overeenkomstig het gestelde in de Wet milieubeheer.

Conclusie

Voorgaande betekent dat de consequenties op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmering vormen voor de realisatie van het plan. Omgekeerd vormt de plattelandswoning geen belemmering voor omliggende agrarische bedrijven.

2.9.3.2.6 Geur     

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader vergunningverlening, als het gaat om

geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Dit wordt 'de omgekeerde werking' genoemd.

Conclusie

Voorgenomen situatie gaat uit van de toekenning van de aanduiding 'plattelandswoning' aan een bestaande bedrijfswoning. Dit voornemen levert in het kader van de volksgezondheid geen slechter woon- en leefklimaat op in de toekomstige situatie omdat de afstand tussen de woning en het bedrijf niet wordt verkleind. Ter plaatse wordt daarom een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verwacht v wat betreft geurhinder. Omgekeerd belemmert de plattelandswoning de ontwikkelingsmogelijkheden en bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven niet.

2.9.3.2.7 Bedrijven en milieuzonering     

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.

De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen

milieubelastende en milieugevoelige functies.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als volgt omschreven: 'Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.'

De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied, waar geen sprake is van sterke menging van functies. Daarom wordt in dit geval uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Onderstaande tabel geeft de richtafstanden weer voor de verschillende omgevingstypes.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Beoordeling

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);

laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.

De functie ‘wonen’ is niet milieubelastend voor de omgeving. Het wijzigen van het object van een voormalige bedrijfswoning naar plattelandswoning brengt dan ook geen aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden met zich mee. Omgekeerd levert de omzetting ook geen belemmering op voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Het planvoornemen zelf voorziet niet in het toevoegen van een gevoelige functie, maar in het reguleren van het gebruik van een bedrijfswoning door derden. Bedrijven in de omgeving worden als gevolg van het plan derhalve daarom niet (extra) belemmerd. Ditzelfde geldt ten aanzien van de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf op de (eigen) inrichting. Ter plaatse van de bestaande woning moet wel sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor veehouderijen gelden, op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', veelal de grootste

richtafstand geldt voor het aspect geur. Bij agrarische bedrijven zijn echter niet de adviesafstanden, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningsplichtige veebedrijven bepalend. Indien het aspect geur buiten beschouwing wordt gelaten dan gelden de volgende richtafstanden: 30 meter voor stof / 30 meter voor geluid / 0 meter voor gevaar (in geval van intensieve veehouderij).

De situatie kan niet aanvaardbaar zijn wanneer de ‘plattelandswoning’ midden op het boerenerf ligt met alle gebouwen en luidruchtige activiteiten er om heen, dat is hier echter niet aan de orde. De woning ligt geheel op de rand van het bouwvlak. Bedrijfswoningen bij een agrarisch bedrijf liggen vrijwel altijd in het bouwvlak dicht bij het bedrijf. De nationale overheid heeft de mogelijkheid van de ‘plattelandswoning’ juist ingevoerd om dergelijke knelpunten op te lossen. De gemeente Bronckhorst heeft daarop geanticipeerd met eigen beleid.

Bedrijven hebben normaal geen belang bij nieuwe woningen van derden omdat dit mogelijk in de toekomst tot klachten en beperkingen kan leiden. Voor de ‘plattelandswoning’ gelden geluidvoorschriften echter niet.

De genoemde richtafstanden tot omliggende bedrijven worden ruimschoots gehaald. Voor het aspect geluid wordt enkel ten opzichte van het agrarische bedrijf binnen eigen inrichting de grenswaarde niet behaald. Doordat de plattelandswoning behoort tot de inrichting van het agrarische bedrijf Nijmansedijk 9 geniet de plattelandswoning geen bescherming ten opzichte van dit agrarische bedrijf. De inrichting van het agrarische perceel zorgt er overigens voor dat de agrarische activiteiten overwegend op enige afstand van de woning plaatsvinden. Op basis van vorenstaande wordt gesteld dat ter plaatse van de

plattelandswoning geen sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van het aspect geluid van de (eigen) inrichting.

Gelet op het feit dat de plattelandswoning wat betreft stof, geluid en gevaar geen beperking vormt/kan vormen voor de bedrijfsvoering en sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning brengt met zich mee dat in voorliggend geval sprake is van een goede ruimtelijke

ordening. Geconcludeerd wordt dat van een beperking van de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven is in het kader van milieuzonering geen sprake is.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

2.9.3.2.8 Externe veiligheid     

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden).

Het transporteren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Het doel van Wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en groepsrisico.

Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Het plangebied is hierop met een rode ster weergegeven.

verplicht

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;

niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;

niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie

De personendichtheid in het plangebied neemt niet toe door het initiatief. Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid

2.9.3.2.9 Water     

Belangrijk instrument voor het aspect water is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke

plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden

opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van hetplan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).



Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op eenevenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).



Bij een ruimtelijke ontwikkeling worden de effecten van deze ontwikkeling per waterthema afgewogen in dehiervoor bedoelde watertoetstabel. In voorliggend geval is een watertoets uitgevoerd. Omdat sprake is van een functiewijziging is er geen waterschapbelang.

2.9.3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie     

Archeologie

Algemeen

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het projectgebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Situatie plangebied

De binnen het plangebied voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden de bodem.

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

Het planvoornemen ziet niet op het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m², nu enkel sprake is van een functiewijziging. Op grond hiervan behoeft er geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Cultuurhistorie

Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die

cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

Situatie plangebied

Op basis van de informatiekaart Cultuurhistorie van de provincie Gelderland zijn er in het projectgebied of in de directe omgeving van het projectgebied geen gebieden of complexen aangewezen van cultuurhistorisch belang. Gesteld wordt dat cultuurhistorie geen belemmering vormt.

2.9.3.2.11 Flora en fauna     

Vanaf 1 januari 2017 geldt de nieuwe Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Deze nieuwe wet regelt de gebiedsbescherming van de Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Daarnaast moet worden gekeken naar het effect op het Gelders Natuurnetwerk. De nieuwe wet regelt ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Rijntakken' is gelegen op circa 12,5 kilometer van het plangebied. De directe invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal. Dat houdt in dat de voorgenomen activiteiten geen direct negatief effect hebben op gebieden die buiten het plangebied liggen.

Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot het Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat er als gevolg van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

Het plangebied ligt niet in of aangrenzend aan concreet begrensde GNN (Gelders Natuurnetwerk). Op een afstand van circa 250 meter ligt het dichtsbijzijnde aangewezen GNN. Gezien de onderlinge afstand, de aard en omvang van de ontwikkeling en lokale invloedsfeer van de voorgenomen activiteit wordt gesteld dat als gevolg van voorliggend initiatief geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het GNN.

Soortenbescherming

Dit bestemmingsplan voorziet in de toekenning van de status plattelandswoning aan de voormalige bedrijfswoning. Het gaat enkel om een planologische wijziging. De bedrijfswoning is nu feitelijk in gebruik als woning en dat gebruik wordt voorgezet in de nieuwe bestemming. Onderzoek naar flora en fauna is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Nader onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of het GNN.

2.9.3.2.12 Verkeer     

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersbewegingen die ontstaan door een nieuwe ontwikkeling.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet qua gebruik (wonen) niet in wijzigingen. Daarom heeft de voorgenomen ontwikkeling geen onevenredige toename van verkeersbewegingen of parkeerbehoefte tot gevolg en levert in het kader van de aspecten verkeer en parkeren dan ook geen belemmeringen op.

2.9.3.2.13 Leidingen     

In het plangebied zijn geen leidingen gelegen met een planologisch relevante beschermingszone, en daarnaast overlapt geen beschermingszone van een planologisch relevante leiding.

2.9.3.3 Volkshuisvesting     

De uitvoering van het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de volkshuisvesting omdat het aantal

woningen in het plangebied gelijk blijft.

2.9.3.4 Economisch     

Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt dan ook niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer.

2.9.3.5 Maatschappelijk     

Het voorliggende plan heeft geen maatschappelijke gevolgen.

2.9.3.6 Overleg en inspraak     
2.9.3.6.1 Overleg     

Gemeente

Bij besluit van 15 juli 2021 heeft de gemeente Bronckhorst een positief principebesluit genomen ten aanzien van het voornemen.

Provincie

Voorliggend plan maakt geen uitbreiding van een agrarisch bouwvlak mogelijk. Er is hiermee geen sprake van uitbreidingsmogelijkheden waardoor het plussenbeleid van toepassing zou zijn.

Er zijn met dit plan geen provinciale belangen gemoeid.

Waterschap

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is heen Watertoets uitgevoerd. Nu het gaat om uitsluitend een functiewijziging heeft het Waterschap geen belang.

2.9.3.6.2 Inspraak     

Initiatiefnemer heeft de nabijgelegen buurtbewoners (waaronder de eigenaar van het agrarische bedrijf) geïnformeerd over het initiatief. Zij hebben geen bezwaar tegen de wijziging, zoals door hen mondeling en schriftelijk aangegeven.

2.9.3.7 Conclusie     

Geen van de onderzochte omgevingsaspecten levert beperkingen op voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan. Dit geldt ook voor volkshuisvesting en de economische uitvoerbaarheid van het plan.

2.9.4 Juridische aspecten planonderdeel     

In deze paragraaf komen de juridische aspecten aan bod die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in dit specifieke planonderdeel. De algemene juridische aspecten zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.9.4.1 Bestemmingsregels     
2.9.4.1.1 Agrarisch     

Dit plan kent de bestemming 'Agrarisch'. De precieze begrenzing van de agarische bestemmingen is afgestemd op de in het plangebied aanwezige natuur- en landschapswaarden welke in meer of mindere mate dienen te worden beschermd.

Agrarisch

Deze bestemming omvat de gronden die geen specifieke waardevolle landschappelijke en/of natuurwaarden bezitten. In deze bestemming staat het functioneren van de landbouw voorop waarbij wel zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de aanwezige (kleinschalige) landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

In de bestemmingsomschrijving in 3.1 is omschreven waarvoor de gronden zijn bestemd.

Bouwvlak

Agrarische bedrijven zijn voorzien van een bouwvlak waarbinnen bebouwing mag plaatsvinden. Daar waar de aanduiding 'bouwvlak' is gekoppeld aan een andere aanduiding 'bouwvlak' door middel van de aanduiding 'relatie' gelden de regels als ware het één bouwvlak. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is toegestaan ten behoeve van het agrarisch grondgebruik, met een maximale bouwhoogte van 3 m. Dit bij recht oprichten geldt niet voor sleufsilo's, kuilvoer-, mestplaten en kassen. Sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten zijn met een omgevingsvergunning onder voorwaarden te realiseren.Dit geldt niet voor sleufsilo's, kassen en paardenbakken. Daarnaast kunnen perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 1 m en banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m worden geplaatst.

Toename van stikstofemissie en stikstofdepositie

Onder verwijzing naar paragraaf 2.9.3.2.1 van deze toelichting bestaat de noodzaak tot het opnemen van een planregel ter voorkoming van significant negatieve effecten op Natura2000-gebieden. Het ontwerpbestemmingsplan bevatte al zo'n planregel. Sindsdien is sprake van voortschrijdend inzicht, mede als gevolg van jurisprudentie, waardoor een aanpassing van de planregel noodzakelijk was. Uitgangspunt daarbij was en is dat geen sprake mag zijn van een toename van de stikstofemissie dan wel stikstofdepositie.



Volgens artikel toename van stikstofemissie en stikstofdepositie van de planregels is sprake van een toename van stikstofemissie wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken. Vervolgens zijn hierop nog enkele afgeleide bepalingen evenals enkele uitzonderingen geformuleerd. Eén van de uitzonderingen is dat onder feitelijke en planologisch legale situatie ook wordt verstaan een reeds verkregen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan. Een overzicht van deze beschikkingen is in Bijlage 6 Overzicht besluiten Wet natuurbescherming tot en met 11 oktober 2021 toegevoegd aan de regels.

Nevenactiviteiten

Naast de uitoefening van agrarische activiteiten mag maximaal 350 m2 van de bestaande bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor nevenactiviteiten. Het gaat daarbij om activiteiten die Bijlage 2 Toegelaten functies zijn opgenomen. Hierbij geldt onder andere dat maximaal 50% van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt en voor zover het detailhandel betreft, dit alleen is toegestaan in streekeigen geproduceerde agrarische producten tot een maximale oppervlakte van 50 m2. Maximaal 50 m2 van de bebouwing mag worden aangewend voor voor catering, café, restaurant, eethuis, ijssalon, terras/ theetuin en theeschenkerij. Bestaande nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven welke van deze maatvoeringen afwijken zijn specifiek in de regels vastgelegd.

Grondgebondenheid

Omschakeling naar of hervestiging van een grondgebonden veehouderij is rechtstreeks toegestaan.

Niet-grondgebonden

Op grond van de provinciale omgevingsverordening gelden de bepalingen zoals weergegeven in paragraaf .

Teeltondersteunende voorzieningen

Binnen de agrarische gebiedsbestemmingen is het oprichten van lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zowel binnen als buiten het agrarisch bouwvlak mogelijk. Hoge- en lage permanente voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en gebonden aan een maximum oppervlakte van respectievelijk 500 m² en 1000m2. 

Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan. Een plattelandswoning mag door een derde (welke geen binding heeft met het bedrijf of er niet werkzaam is) worden bewoond. De woning behoudt echter de agrarische bestemming.

Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning is het mogelijk onder voorwaarden af te wijken van de bouwregels voor het verplaatsen van de bedrijfswoning dichter bij de weg, de hoogte van een mestsilo te verhogen tot de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf, het realiseren van een schuilgegelegenheid voor vee, een paardenbak buiten het bouwvlak en een sleufsilo buiten het bouwvlak. Voor een paardenbak geldt dat eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting en plaatsing van hekwerken.

Met een omgevingsvergunning onder voorwaarden is het tevens mogelijk af te wijken van de gebruiksregels. Zo kunnen functies die in milieuhygiënisch opzicht vergelijkbaar zijn met de genoemde functies in Bijlage 2 Toegelaten functies als nevenactiviteit bij de agraisch bedrijf worden toegelaten. Maar ook een installatie voor mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van op het eigen bedrijf geproduceerde mest is met een omgevingsvergunning toegestaan mits onder andere de hoeveelheid te verwerken mest op jaarbasis maximaal 20.000 ton bedraagt en de activiteiten uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvinden.

In het ontwerpplan werd nog een maximale hoeveelheid te verwerken mest aangehouden van 36.000 ton waarmee werd aangesloten bij de maximale omvang die de provincie Gelderland toestaat voor grootschalige mestverwerkingsinstallaties. In het aanvullend onderzoek op de PlanMER is geconstateerd dat het maximum van 36.000 ton erg ruim is in relatie tot de eis dat enkel mest afkomstig van het eigen bedrijf verwerkt wordt. Het is niet te verwachten dat een veehouderijbedrijf een installatie voor enkel de verwerking van de op het eigen bedrijf geproduceerde mest realiseert met een dergelijk capaciteit. Daarom is het maximum teruggebracht naar 20.000 ton. Het voordeel hiervan is dat installaties voor mestverwerking van 20.000 ton meer in verhouding staan tot de reeds aanwezige bebouwing op het erf en qua vorm en omvang beter passen in het landschap.

Ook is er de mogelijkheid van duurzame energie-opwekking. Daarbij kunnen ter verkrijging van de zogeheten SDE-subsidie bij recht binnen het bouwvlak zonnepanelen op de grond worden geplaatst. Met een omgevingsvergunning is het mogelijk mini- en kleine windturbines te plaatsen, zie paragraaf 2.9.4.1.3.

Voor schuilgegelegenheden, paardenbakken buiten het bouwvlak en mini- en kleine windturbines geldt dat deze afwijkingsmogelijkheid niet wordt toegepast in de beschermde dorps- en stadsgezichten. Dit ter bescherming van het aangezicht van de beschermde gezichten.

Dit instrument kan ook worden ingezet om een voormalige bedrijfswoning een status plattelandswoning te geven. Dit geldt echter niet voor bedrijfswoningen behorende tot een intensief veehouderijbedrijf omdat in deze gevallen een goed leef- en woonklimaat niet kan worden gegarandeerd. Met een omgevingsvergunning is het tevens mogelijk een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit te realiseren. Hierbij geldt onder andere dat deze terreinen goed landschappelijk worden ingepast en dat de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad. Daarnaast is het mogelijk groepskamperen toe te staan en bed&breakfast te realiseren. Voor deze laatstgenoemde activiteit geldt onder andere dat maximaal 50% van de oppervlakte mag worden ingezet met een maximum van 500 m2.

Ook (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie is mogelijk. Te denken valt aan recreatiewoningen, recreatie-appartementen, bed and breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkerhutten met een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen. Daarbij geldt een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing is toegelaten. Binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen. Voor (een combinatie van) recreatieve activiteiten moet worden verevend. Dat kan zijn nstandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen dan wel sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.

Tot slot is het mogelijk een grotere oppervlakte voor een nevenactiviteit toe te staan in de vorm van dagrecreatie, zorg, opslag en overige nieuwe economische dragers. Daarbij geldt dat de maximale oppervlakte voor de nevenfunctie nooit meer dan 50% van de bebouwing mag zijn met een maximum van 750 m2. Deze maat was voorheen enkel mogelijk onder een wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor de volgende onderwerpen.

Vergroten en/of vormverandering van het bouwvlak is mogelijk indien wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Er moet bijvoorbeeld worden aangetoond dat door de uitvoering van het initiatief geen significante negatieve effecten optreden op de Natura 2000 gebieden. Omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet toegestaan in het bestemmingsplan. Agrarische bouwvlakken kunnen via een wijzigingsbevoegdheid in beginsel uitbreiden tot 2 hectare in het geval van grondgebonden bedrijven en 1 hectare in het geval van intensieve veehouderijen. Uit het aanvullend onderzoek op de PlanMER is gebleken dat niet alle bedrijven stalmaatregelen kunnen nemen om de volledige ruimte van het bestemmingsplan te kunnen benutten. Om deze reden is een beperking in de bovengenoemde uitbreidingsmogelijkheden opgenomen om te komen tot een uitvoerbaar plan. Deze houdt in dat het bouwvlak niet meer dan 40% ten opzichte van het huidge bouwvlak mag uitbreiden tot een maximum van 1 ha voor niet-grondgebonden en 2 ha voor grondgebonden bedrijven.

Er dient daarbij sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Daarvoor dient de initiatiefnemer een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.



Wijziging in bestemming 'Bos' of 'Natuur' binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur'. Dit teneinde de bestaande landschapsstructuur en het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) te versterken. Dit kan alleen op basis van vrijwilligheid.

Wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Dit betekent dat de bedrijfswoning omgezet wordt in een woonbestemming. Het aantal woningen neemt niet toe. Er vindt in principe een reductie plaats van de bebouwde opperlvlakte van niet-karakteristieke bebouwing met 50% door middel van sloop. Ook andere vereveningsvormen zijn in de regels opgenomen.

Wijziging in een bestemming die past bij de hoofdfuncties zoals opgenomen in Bijlage 2 Toegelaten functies en aangeduid met een 'H'. Voor de nieuwe hoofdfunctie geldt dat voor dagrecreatie, opslag en overige nieuwe economische dragers de maximale oppervlakte nooit meer dan 750 m2 mag bedragen. Voor de categorie zorg is de maximum oppervlakte 900 m2. Ter bescherming van de landschap- en natuurwaarden geldt binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' andere oppervlakten. Voor de categoerie opslag en overige nieuwe economische dragers is de maximale oppervlakte 500 m2 en voor de categorie zorg geldt een maximum van 750 m2.

Overigens geldt in alle gevallen dat nooit meer dan 50% van de bebouwing voor de hoofdfunctie mag worden aangewend.

2.9.4.1.2 Waarde     

De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. 'Waarde - Archeologie' staat voor gebieden met een bekende zeer hoge of hoge archeologische waarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 1' staat voor een hoge verwachtingswaarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 2' staat voor een voor een middelhoge verwachtingswaarde. 'Waarde - Archeologische verwachting 3' staat voor een lage verwachtingswaarde.

Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.

2.9.4.1.3 Terugkerende planregels     

Aan huis verbonden activiteiten

Binnen de woon-, bedrijfs-, horeca-, maatschappelijke, verblijfsrecreatieve en sportfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken. Deze nevenactiviteiten zijn qua functie ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Deze aan huis verbonden activiteiten bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop' en bed & breakfast.

Bij een 'aan huis verbonden beroep' en 'aan huis verbonden bedrijf' is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging'. Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.

Bij internetverkoop' gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.

Bij een 'bed & breakfast'-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.

Omvang en aantal (bedrijfs)woningen

In principe hebben de vier woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1, 'Wonen - Landhuis, 'Bedrijf', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' recht op één (bedrijfs)woning tenzij met een aanduiding is aangegeven dat meer woningen zijn toegestaan. De woning is gesitueerd in een hoofdgebouw. De inhoud van de woning is maximaal 750 m3, tenzij de woning al een grotere omvang heeft. Dan geldt dit volume als maximum tenzij anders aangegeven. Bij agrarische bedrijven is uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve de agrarische activiteiten (anders dan wonen) mogelijk.

Op grond van de Wet Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn in een groot aantal gevallen meer dan één woning binnen het bestemmingsvlak gesitueerd. Omdat de woningen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouwen kunnen zijn gesitueerd zijn de specifieke situaties in de regels in een tabel vastgelegd. Daarmee kan worden afgeleid of een woning nog kan uitbreiden.

Voor het bepalen van de inhoud ('wijze van meten') wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.

Omgevingsvergunning afwijken maatvoering

Voor nagenoeg alle bestemmingen geldt dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. De afwijking bedraagt nooit meer dan 10% van de genoemde maten en indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of waardevol landschap mogen er geen significante negatieve effecten aan deze gebieden optreden. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen.

Omgevingsvergunning duurzame energie - opwekking

In de agrarische bestemmingen 'Agrarisch', is een regel opgenomen dat onder voorwaarden plaatsing zonnepanelen en –collectoren op de grond mogelijk maakt. De installatie wordt aangewend voor de eigen energievoorziening. Gebruik voor grondgebonden zonnepanelen is geen echter argument voor vergroting van het bestemmingsvlak. Binnen deze regel is het tevens mogelijk kleine windturbines en mini-windturbines (dat zijn molens op het dak van gebouwen) voor de eigen energievoorziening toe te staan. Een kleine windmolen heeft een masthoogte van 25 meter. De agrarische bestemmingen kunnen onder voorwaarden worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden. In deze gevallen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' opgenomen zodat enkel deze bedrijfsactiviteit op de locatie is toegestaan.

Cultuurhistorie

De in het plangebied voorkomende behoudenswaardige cultuurhistorische waarden worden beschermd door een bestemming of aanduiding waar specifieke regels voor gelden (onder meer voor cultuurhistorisch waardevolle gebouwen). Daarnaast zijn deze waarden ook in het omgevings- vergunningstelsel opgenomen waarbij geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden. De bescherming van cultuurhistorische waarden van de in het plangebied aanwezige landgoederen is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed'. Voor gronden met deze aanduiding geldt bij werken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, de aanvullende voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed, niet onevenredig mogen worden aangetast.

Op deze wijze, in combinatie met de bepalingen op het gebied van landschap, zijn historische geografische waarden in het gebied geborgd. De bescherming van rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied geschiedt via sectorale regelgeving in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening.

2.10 Aanpassingen op initiatief van de gemeente     

In deze paragraaf zijn 19 locaties opgenomen welke aanpassingen zijn op initiatief van de gemeente.

2.10.1 Inleiding     

2.10.1.1 Aanleiding     

In deze paragraaf worden omissies van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' dat op 17 mei 2017 is vastgesteld en de daarop volgende veegplannen gecorrigeerd, verleende vergunningen verwerkt en eventuele beperkte toezeggingen vanuit het college van B&W ingevoerd.

Bij de paragraaf 2.10.1 Inleiding zal de motivatie worden weergegeven voor het meenemen in dit veegplan.

2.10.1.2 Plangebied     

Het betreffen 18 locaties in het landelijk gebied. Hieronder zijn de locaties (rood omlijnd) met omschrijving van de ligging opgenomen:

  1. Akkermanstraat ong. en Wolsinkweg ong. Zelhem

De locatie Akkermanstraat ong. en Wolsinkweg ong. in Zelhem liggen ten zuid-westen van de kern Keijenborg.

verplicht

verplicht

  1. Almenseweg 57 Vorden

De locatie Almenseweg 57 in Vorden ligt ten noorden van de kern Vorden.

verplicht

  1. Baaksekampweg 12a Zelhem

De locatie Baaksekampweg 12a in Zelhem ligt ten noord-oosten van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Bakermarksedijk 19 en 19A Baak

De locatie Bakermarksedijk 19 en 19A in Baak ligt ten noord-oosten van de kern Toldijk.

verplicht

  1. Binnenweg 4 en 4A Drempt

De locatie Binnenweg 4 in Drempt ligt ten noorden van de kern Drempt.

verplicht

  1. Doetinchemseweg 74 en 74A Zelhem

De locatie Doetinchemseweg 74 en 74A in Zelhem ligt ten zuiden van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Emmerweg 12 Steenderen

De locatie Emmerweg 12 in Steenderen ligt ten noorden van de kern Steenderen.

verplicht

  1. Halseweg 48 en 48a Halle

De locatie Halseweg 48 en 48a in Halle ligt ten oosten van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Hoegenstraat 3 Zelhem

De locatie Hoegenstraat 3 in Zelhem ligt ten zuiden van de kern Keijenborg.

verplicht

  1. Kroezekampweg 1a Zelhem

De locatie Kroezekampweg 1a in Zelhem ligt ten noorden van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Lamstraat 25 en 27 Toldijk

De locatie Lamstraat 25 en 27 in Toldijk ligt ten zuid-westen van de kern Toldijk.

verplicht

  1. Meeneweg 15 en 15B Zelhem

De locatie Meeneweg 15 en 15B in Zelhem ligt ten noord-oosten van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Priesterinkdijk 14 Zelhem

De locatie Priesterinkdijk 14 in Zelhem ligt ten noord-oosten van de kern Zelhem.

verplicht 

  1. Ruurloseweg 46 Vorden

De locatie Ruurloseweg 46 in Vorden ligt ten oosten van de kern Vorden.

verplicht

  1. Scharfdijk 7 en 7A Hengelo

De locatie Scharfdijk 7 en 7A in Hengelo ligt ten noord-oosten van de kern Hengelo.

verplicht

  1. Stadsedijk ong. Zelhem

De locatie Stadsedijk ong. in Zelhem ligt ten zuid-oosten van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Wisselinkweg 5 Zelhem

De locatie Wisselinkweg 5 in Zelhem ligt ten noord-westen van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Wolfsstraat 5 Toldijk

De locatie Wolfsstraat 5 in Toldijk ligt ten noord-oosten van de kern Toldijk.

verplicht

2.10.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' is de planologische basis voor dit onderdeel.

2.10.1.4 Leeswijzer     

In paragraaf 2.10.2 Initiatief worden veel verschillende locaties besproken. Voor de rest is er geen onderbouwing benodigd m.b.t. de uitvoerbaarheid (paragraaf 2.10.3 Uitvoerbaarheid) en wordt er verwezen naar de Juridische aspecten algemeen (paragraaf 2.10.4 Juridische aspecten planonderdeel).

2.10.2 Initiatief     

Het initiatief van dit onderdeel komt van de gemeente zelf om bepaalde omissies in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' en de daarop volgende veegplannen Landelijk gebied te herstellen. Daarnaast worden enkele locaties geactualiseerd.

2.10.2.1 Planbeschrijving     

Hieronder een beschrijving van de 18 locaties met de motivering waarom deze locaties worden meegenomen met dit veegplan.

  1. Akkermanstraat ong. en Wolsinkweg ong. Zelhem

Deze locaties zijn als sinds eind 1900 door ruilverkaveling Zelhem-Hengelo aangeplant als singels. Momenteel hebben de locaties nog de bestemming 'Agrarisch', maar dit moet 'Natuur' zijn. In dit veegplan wordt deze omissie hersteld.

verplicht 

verplicht

  1. Almenseweg 57 Vorden

Op 12 april 2021 heeft de gemeente Bronckhorst een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een theetuin. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' en 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2B', de bestemming 'Wonen'. Afwijking is verleend omdat de gemeente op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo in samenhang met artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 Wabo een omgevingsvergunning kan worden verleend. De voorwaarden voor de afwijking staan in het bestemmingsplan verwoord in artikel 22.4.7 van het geldende bestemmingsplan. De activiteiten zijn niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Deze theetuin wordt in het plan vertaald.

verplicht

  1. Baaksekampweg 12a Zelhem

Op 20 oktober 2000 heeft de gemeente Bronckhorst een besluit genomen op de aanvraag voor het gedeeltelijk vernieuwen van de recreatiewoning. Deze recreatiewoning staat niet aangegeven in het bestemmingsplan. In dit veegplan wordt de specifieke vorm van recreatie - 90 opgenomen. Hierdoor mag de recreatiewoning op deze locatie staan.

verplicht

  1. Bakermarksedijk 19 en 19A Baak

Op 2 oktober 2020 is er een vergunning verleend voor het splitsen van de woning. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst'de bestemming 'Wonen', omdat het aantal woningen toeneemt. Afwijking is mogelijk door de woonvisie. Op de plankaart is nog niet aangegeven dat hier twee woningen aanwezig zijn. Het heeft de enkelbestemming wonen en deze wordt veranderd naar de bestemming 'Wonen - 1'.

verplicht

verplicht

  1. Binnenweg 4 Drempt

Op 21 juni 2021 is een omgevingsvergunning verleend voor het splitsen van een woning. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst', de bestemming 'Wonen', omdat het vermeerderen van het aantal woningen niet is toegestaan. Afwijken is mogelijk met de woonvisie. Het is verantwoord, omdat het plaats vindt binnen de bestaande contouren van het hoofdgebouw en het volume niet wordt vergroot. Op de plankaart wordt de bestemming omgezet van 'Wonen' naar 'Wonen - 1'.

verplicht

verplicht

  1. Doetinchemseweg 74 en 74A Zelhem

Op 27 juli 2020 is er een vergunning verleend voor het splitsen van de woning. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst'de bestemming 'Wonen', omdat het aantal woningen toeneemt. Afwijking is mogelijk door de woonvisie. Op de plankaart is nog niet aangegeven dat hier twee woningen zijn. Het heeft de enkelbestemming wonen en deze wordt veranderd naar de bestemming 'Wonen - 1'.

verplicht

verplicht

  1. Emmerweg 12 Steenderen

Op 26 februari 2021 is er een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 8 camperplaatsen dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Afwijking is verleend, omdat de gemeente op grond van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan afwijken van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Deze vergunning wordt nu verwekt in dit veegplan en op de verbeelding.

verplicht

  1. Halseweg 48 en 48a Halle

Op 19 juli 2021 is er een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de activiteit binnen de bestemming 'Bedrijf'. De omgevingsvergunning is gebaseerd op artikel 6.6.2 van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2B' opgenomen binneplanse afwijkingsbevoegdheid. Deze afwijkingsbevoegheid maakt het mogelijk om door het verlenen van een omgevingsvergunning een ander niet-agrarisch bedrijf toe te laten binnen de bestemming'Bedrijf'. Bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegheid zijn in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden van toepassing. Daarnaast volgt uit de aanhef van het eerste lid van artikel 2.12 Wabo dat ook het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening van toepassing is. De in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden overlappen daarbij met het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Bij het verlenen van deze omgevingsvergunning zijn zowel de voorwaarden uit het geldende bestemmingsplan als het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening overwogen. Hierbij is uitgegaan van de door de aanvrager ingediende stukken. Uit de aanvraag en de daarbij goede stukken blijkt dat aan alle in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2B' gestelde voorwaarden en tevens aan het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening is voldaan.

verplicht

  1. Hoegenstraat 3 Zelhem

Op 23 december 2013 is er een omgevingsvergunning verleen voor het uitbreiden van de activiteiten van milieucategorie 2 naar 3.1. Het perceel heeft volgens het bestemmingsplan 'Buitengebied Zelhem 2011' de bestemming 'Bedrijf' met de specifieke aanduiding 'Garagebedrijf en verkoop van auto's'. Het project is in strijd omdat de uitbreiden van de bedrijfsactiviteiten naar een hogere categorie (met de verkoop, verhuur en reparatie van land- tuin- en grondmachines) niet is toegestaan. Volgens de afwijkingsmogelijkheid (artikel 6.5.1.) kon medewerking verleend worden mits er geen sprake is van een geluidszoneringsplichtige inrichting. Dit is niet het geval en ook de onafhankelijk deskundige hebben akkoord gegeven. Ook in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' is het niet toegestaan. Het is zelfs verzwaard. Niet-gebiedsgebonden bedrijven, zoals deze, mogen niet aangepast worden van bestemming. Gezien de activiteiten die in 2013 zijn aangevraagd niet verwerkt zijn in de tabel wordt deze vergunning nu toegevoegd aan dit bestemmingsplan.

verplicht

  1. Kroezekampweg 1a Zelhem

Op 16 juni 2021 is er een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 8 camperplaatsen. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' en 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2B', de bestemming 'Agrarisch'. Afwijking is verleend omdat de gemeente op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder w van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) juncto artikel 44 kan afwijken van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' en 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2B' als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

verplicht

  1. Lamstraat 25 en 27 Toldijk

In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2019-2' zijn er aanpassingen gedaan aan deze locatie. Abusievelijk is het relatiesymbool tussen de twee bouwvlakken en de maatvoering van 2 woningen vergevallen. In dit betsemmingsplan wordt dit aangepast.

verplicht

  1. Meeneweg 15 en 15B Zelhem

Op 24 augustus 2020 is er een vergunning verleend voor het verbouwen van een woning in 2 wooneenheden. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' de bestemming 'Wonen', omdat ter plaatse van het bestemmingsvlak slechts 1 woning is toegestaan. Afwijking is mogelijk met de woonvisie. Op de plankaart is momenteel nog niet weergegeven dat hier 2 woningen aanwezig zijn. In dit veegplan wordt de bestemming omgezet van 'Wonen' naar 'Wonen - 1'.

verplicht

verplicht

  1. Priesterinkdijk 14 Zelhem

Op 2 maart 2021 is een omgevingsvergunning verleend voor het splitsen van een woning. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst', de bestemming 'Wonen', omdat het vermeerderen van het aantal woningen niet is toegestaan. Afwijken is mogelijk met de woonvisie. Het is verantwoord, omdat het plaats vindt binnen de bestaande contouren van het hoofdgebouw en het volume niet wordt vergroot. Op de plankaart wordt de bestemming omgezet van 'Wonen' naar 'Wonen - 1'.

verplicht

verplicht

  1. Ruurloseweg 46 Vorden

In de planregels staat aangegeven dat hier maar 15 kampeerplaatsen aanwezig mogen zijn. Dit is niet juist. Voor deze locatie is op 9 november 2010 een ontheffing afgegeven met daarin aangegeven dat er 30 kampeerplaatsen hier aanwezig mogen zijn. Deze omissie wordt in dit veegplan verwerkt.

verplicht

  1. Scharfdijk 7 en 7A Hengelo

Op 5 februari 2021 is er een vergunning verleend voor het splitsen van een woning. Het perceel heeft volgens het geldend bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2B' respectievelijk 'Landelijk gebied; Veegplan 2019-1A' de bestemming 'Wonen'. Het bouwplan is in strijd met artikel 22, lid 22.2.6 sub a, omdat door de woningsplitsing het aantal woningen toeneemt van 1 naar 2. Afwijken is mogelijk met de woonvisie. Op de plankaart heeft het perceel enkelbestemming 'Wonen', waarbij 1 woning per bestemmingsvlak is toegestaan. In dit veegplan wordt de bestemming van 'Wonen' naar 'Wonen - 1' omgezet.

verplicht

verplicht

  1. Stadsedijk ong. Zelhem

Omzetting één gedeelte van een kadastraal perceel naar natuur. Staatsbosbeheer is hiervan de trekker. Ze hebben de volledige leges betaald voor de omzetting, omdat er maar sprake is van één perceel waar generieke regels gelden, is voor een ambtshalve opname in het veegplan Landelijk gebied gekozen.

verplicht

  1. Wisselinkweg 5 Zelhem

Op 16 februari 2021 is er een omgevingsvergunning verleend voor het toevoegen van een kinderopvang (nevenfunctie) in een garage. Het betreft 75 m2 aan nevenfuncties voor de kinderopvang. Dit is meer dan de toegestane 50 m2 in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' bij de bestemming 'Wonen'. Afwijking is verleend, omdat het minder dan 50% van de bijgebouwen betreft die worden gebruikt voor de nevenactiviteit. Daarnaast wordt de locatie landschappelijk ingepast en is er geen ruimtelijke belemmering.

verplicht

  1. Wolfsstraat 5 Toldijk

Op 2 april 2021 heeft de gemeente Bronckhorst een omgevingsvergunning verleend voor een kleinschalig kampeerterrein. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2A' en 'Landelijk gebied; Veegplan 2020-2B', de bestemming 'Agrarisch'. Afwijking is verleend omdat de gemeente op grond van artikel 2.12, lid 1 sub 1 (Wabo) juncto artikel 3 lid 3.6.4 van de geldende planvoorschiften kan doen.

verplicht 

2.10.3 Uitvoerbaarheid     

De uitvoerbaarheid van deze aanpassingen behoeven geen verdere toetsing aan het beleidskader en/of de omgevingsaspecten, omdat hier enerzijds sprake is van bestaande planologische situaties die niet juist zijn verbeeld in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst'. Anderzijds betreffen het omgevingsvergunningen die nu verwerkt worden in het bestemmingsplan. De haalbaarheid van deze planologische wijzigingen is destijds getoetst en akkoord bevonden.

2.10.4 Juridische aspecten planonderdeel     

Gezien het feit dat de plangebieden van dit onderdeel komen vanuit het moderplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' verwijzen wij naar het Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.11 Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) aanpassingen     

In deze paragraaf zijn 3 locaties opgenomen waar vanuit de BAG is aangegeven dat het bestemmingsplan aangepast moet worden.

2.11.1 Inleiding     

2.11.1.1 Aanleiding     

In deze paragraaf worden de wijzigingen van de BAG op het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' dat op 17 mei 2017 vastgesteld en de daarop volgende veegplannen vewerkt.

Bij de paragraaf 2.11.2 Initiatief zal de motivatie worden weergegeven voor het meenenen in dit veegplan.

2.11.1.2 Plangebied     

Het betreffen 3 verschillende locaties in het landelijk gebied. Hieronder zijn de locaties (rood omlijnd) met omschrijving van de ligging opgenomen:

Boeninksteeg 3, 3a en 3B Zelhem

De locatie Boeninksteeg 3, 3a en 3B in Zelhem ligt ten zuid-westen van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Dennenweg 2 Zelhem

De locatie Denneweg 2 in Zelhem ligt ten noord-westen van de kern Zelhem.

verplicht

  1. Hummeloseweg 82 Zelhem

De locatie Hummeloseweg 82 in Zelhem ligt ten zuiden van de kern Keijenborg.

verplicht

2.11.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' is de planologische basis voor dit onderdeel.

2.11.1.4 Leeswijzer     

In paragraaf 2.11.2 Initiatief worden de verschillende locaties besproken. Voor de rest is er geen onderbouwing benodigd m.b.t. de uitvoerbaarheid (2.11.3 Uitvoerbaarheid) en wordt er verwezen naar de Juridische aspecten algemeen (paragraaf 2.11.4 Juridische aspecten planonderdeel).

2.11.2 Initiatief     

Het initiatief van dit planonderdeel komt van de gemeente zelf om bepaalde wijzigingen (verleende huisnummerbesluiten) in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' en de daarop volgende veegplannen landelijk gebied actualiseren.

2.11.2.1 Planbeschrijving     

Hieronder een beschrijving van de 3 locaties met daarin aangegeven wat er aangepast wordt voor deze locaties.

  1. Boeninksteeg 3, 3a en 3B Zelhem

Deze locatie heeft de bestemming 'Agrarisch'. In de regels en in de verbeelding is niet aangegeven dat hier twee hoofgebouwen waarvan één hoofdgebouw met twee wooneenheden en één hoofdgebouw met één woning vergund zijn voor 2010. In dit veegplan wordt op de verbeelding 'Maatvoering: 3 woningen' toegevoegd en in de regels in artikel 3.2.3 wordt het adres toegevoegd met daarin aangegeven één hoofdgebouw met twee wooneenheden en onder aan de tabel wordt de woning genoemd die in een apart hoofdgebouw zit aangegeven.

verplicht

  1. Dennenweg 2 en 2A Zelhem

Deze locatie heeft de bestemming 'Wonen' (één woning). Dit klopt niet, want het betreft hier een vergunde situatie van voor 2010 voor twee verblijfsobjecten. Hier is al een A nummer toegekend. In dit veegplan wordt de bestemming 'Wonen' omgezet naar 'Wonen - 1'.

verplicht

  1. Hummeloseweg 82 en 82B Zelhem

Deze locatie heeft de bestemming 'Wonen' (één woning). Dit klopt niet, want het betreft hier om een vergunde situatie van voor 2010 voor twee verblijfsobjecten. Hier is al een B nummer toegekend. In dit veegplan wordt de bestemming 'Wonen' omgezet naar 'Wonen - 1'.

verplicht

2.11.3 Uitvoerbaarheid     

De uitvoerbaarheid van deze aanpassingen behoeven geen verdere toetsing van het beleidskader en/of de omgevingsaspecten, omdat hier enerzijds sprake is van bestaande planologische situatie die niet juist vertaald in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst'. Anderzijds betreffen het huisnummerbesluiten en/of omgevingsvergunningen die nu verwerkt worden in het bestemmingsplan. De haalbaarheid van deze planologische wijzigingen is destijds getoetst en akkoord bevonden.

2.11.4 Juridische aspecten planonderdeel     

Gezien het feit dat de plangebieden van dit onderdeel komen vanuit het moederplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' verwijzen wij naar Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.12 Locaties gemeentelijke sloopregeling (pilot)     

2.12.1 Inleiding     

2.12.1.1 Aanleiding     

Op 28 april 2015 heeft het vorige college het besluit genomen om de pilot sloopfonds beschikbaar te stellen. Doel van het project is door middel van een eenmalige bijdragen, sloop van (legaal gebouwde) opstallen/agrarische bijgebouwen in het buitengebied te stimuleren Deze ervaring wordt gebruikt om uiteindelijk een duurzame (regiolale) regeling op te stellen waarbij sloop gestimuleerd wordt. De bijdrage bedraagt 10 euro per gesloopte m2 met een maximum van 750 m2 (dus 7.500 euro); tevens worden bestemmingsplankosten tot een maximum van 5.000 euro vergoed (eventuele onderzoeken of landschappelijke inpassingen blijven voor rekening van de initiatiefnemer).

Men kan deelnemen aan de pilot als:

  • het gebouw in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst staat;
  • het gebouw particulier of (agrarische) bedrijfsgebouwen betreft, die verpaupering kunnen veroorzaken;
  • het gebouw nog niet gesloopt is;
  • het gebouw legaal gebouwd is;
  • het terugplaatsen van gebouwen op herzelfde perceel niet toegestaan is;
  • de ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast (mits nodig);
  • er geen nieuwe (agrarisch) bedrijf wordt gestart;
  • er wordt meegewerkt aan een bestemmingswijziging naar een woonbestemming (of andere bestemmingen, zolang er geen terugbouwmogelijkheden zijn).

Dit is de vijfde ronde van adressen vanuit de gemeentelijke sloopregeling (de slooppilot) die meegaan met een veegplan landelijk gebied. Het gaat om één locatie (met 580 m2 aan sloopmeters), waar de bestemming omgezet dient te worden, zodat er geen terugbouwmogelijkheden zijn.

In subparagraaf 2.12.2.1 Planbeschrijving zal de ligging van de locatie worden weergegeven. Bij paragraaf 2.12.2 Initiatief zal per locatie een korte planomschrijving en eventuele bijzonderheden volgen.

2.12.1.2 Plangebied     
  1. Schiphorsterstraat 8 en 8A Toldijk

De locatie Schiphorsterstraat 8 en 8A in Toldijk ligt ten zuid-oosten van de kern Toldijk en betreft een voormalige varkenshouderij.

verplicht

2.12.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' is het moederplan voor deze functieverandering.

2.12.1.4 Leeswijzer     

In paragraaf 2.12.2 Initiatief wordt de locatie besproken. Voor de rest is er geen onderbouwing benodigd met betrekking tot de uitvoerbaarheid (paragraaf 2.12.3 Uitvoerbaarheid) en wordt er verwezen naar de Juridische aspecten algemeen (paragraaf 2.12.4 Juridische aspecten planonderdeel).

2.12.2 Initiatief     

Het initiatief van dit planonderdeel komt van de gemeete zelf. Hier worden locaties aangepast die deel hebben genomen/ deel nemen aan de gemeentelijke sloopregeling (slooppilot). De nieuwe functie moet er voor zorgen dat er niet meer teruggebouwd kan worden. Dit is een voorwaarde van deze sloopregeling.

2.12.2.1 Planbeschrijving     

Hieronder een beschrijving van de functieverandering/aanpassing van de locatie met eventuele bijzonderheden.

Planbeschrijving:

Het agrarisch bedrijf gaat om naar 'Wonen - 1'. Daarbij wordt 845 m2 gesloopt en blijft er 580 m2 staan. Hiermee wordt voldaan aan de vereveningsvoorwaarde voor wijziging van Agrarisch naar Wonen - 1. Het perceel tegenover nr. 8 en 8a heeft een woonbestemming dus zal sprake zijn van een verbetering van het woon- en leefklimaat als gevolg van deze omzetting.

verplicht

Bijzonderheden:

Een landschappelijk inpassingsplan maakt onderdeel uit van het plan (Bijlage 27). Er bestaat geen aanleiding voor andere onderzoeken.

2.12.3 Uitvoerbaarheid     

De uitvoerbaarheid van deze aanpassingen behoeven geen verdere toetsing aan het beleidskader en/of de omgevingsaspecten, omdat hier sprake is van aanpassingen die voortvloeien uit de gemeentelijke sloopregeling (pilot). De situatie wordt planologisch en milieutechnisch alleen maar gunstiger, doordat de bedrijfsbestemming wordt verwijderd.

2.12.4 Juridische aspecten planonderdeel     

Gezien het feit dat het plangebied van dit onderdeel komt vanuit het moederplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' verwijzen wij naar het Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

2.13 Locaties met aanpassingen in Wnb-vergunningen     

2.13.1 Inleiding     

2.13.1.1 Aanleiding     

In de bijlage van de regels is sinds het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' een bijlage bijgevoegd waarin alle onherroepelijke Wnb-vergunningen (Wet natuurbescherming vergunningen) per adres beschreven staan. Dit alles om te voorkomen dat agrarische bedrijven bij het bouwen van nieuwe opstallen of uitbreidingen van het agrarisch bouwperceel meer stikstofemissie dan toegestaan gaan hebben.

Doordat deze lijst, door nieuwe aanvragen, continu aan verandering onderhevig is, dient de hierboven genoemde bijlage met bestaand bouwvlak op de verbeelding ook elke keer geactualiseerd te worden. Nu wordt er een lijst toegevoegd die alle onherroepelijke Wnb-vergunningen tot 11 oktober 2021 weergeeft.

In dit veegplan zijn de locaties opgenomen waarbij er recent aanpassingen zijn geweest m.b.t. de Wnb-vergunningen en die inmiddels onherroepelijk zijn.

2.13.1.2 Plangebied     

Het betreft één locatie in het landelijk gebied, gelegen tussen Velswijk en Doetinchem. Hieronder het plangebied (rood omlijnd):

  1. Akkerweg 3 en 3a Zelhem

De locatie Akkerweg 3 en 3a in Zelhem ligt ten zuiden van de kern Keijenborg.

verplicht

2.13.1.3 Vigerende planologische situatie     

Het vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' is de planologische basis voor dit onderdeel.

2.13.1.4 Leeswijzer     

In paragraaf 2.13.2 Initiatief worden de verschillende locaties besproken. Voor de rest is er geen onderbouwing benodigd m.b.t. de uitvoerbaarheid (paragraaf 2.13.3 Uitvoerbaarheid) en wordt er verwezen naar de Juridische aspecten planonderdeel (paragraaf 2.13.4).

2.13.2 Initiatief     

Het initiatief van dit planonderdeel komt van de gemeente zelf om nieuwe onherroepelijke vergunningen die zijn ontstaan m.b.t. de Wet natuurbescherming planologishce te verwerken.

2.13.2.1 Planbeschrijving     
  1. Akkerweg 3 en 3a Zelhem

Het bedrijf neemt deel aan de Warme Saneringsregeling Varkenshouderij. In dat kader is de vergunning (op grond van de Wet natuurbescherming) op 14 april 2021 door de provincie al ingetrokken en wordt deze hierbij ook verwijderd uit de lijst. Via een wijzigingsplan wordt deze bestemming van 'Agrarisch' omgezet naar 'Wonen - 1', want ook dat is een voorwaarde voor deelname. Verder dienen de stallen gesloopt te worden en ook dat is al gebeurd.

verplicht

2.13.3 Uitvoerbaarheid     

De uitvoerbaarheid van deze aanpassingen behoeven geen verdere toetsing van het beleidskader en/of de omgevingsaspecten, omdat hier sprake is van bestaande planologische situatie die herzien zijn met een vergunning. Bij de vergunning is de toetsing al uitgevoerd.

2.13.4 Juridische aspecten planonderdeel     

Gezien het fiet dat de plangebieden van dit onderdeel komen vanuit het moederplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' verwijzen wij naar het Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het beleid het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

3.1.2 Structuurvisie Ondergrond     

De Structuurvisie Ondergrond (juni 2018) richt zich op duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond waarbij benutten en beschermen met elkaar in balans zijn. Het is een gezamenlijke visie van de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

De belangrijkste elementen van de Structuurvisie Ondergrond:

  • Veel aandacht voor veiligheid en het tijdig betrekken van de omgeving bij nieuwe activiteiten in de ondergrond.
  • Provincies hebben het voortouw bij het aanwijzen van gebieden voor drinkwaterwinning.
  • In deze kabinetsperiode geen opsporingsvergunningen voor nieuwe gasvelden op land. Aardgaswinning uit bestaande kleine velden is nog enige tijd nodig.
  • Zoveel mogelijk benutten van potenties voor geothermie.
  • De winning van schaliegas wordt uitgesloten, ook na deze kabinetsperiode.
  • CO2-opslag op zee. Nu geen CO2-opslag op land, wel mogelijkheden op land onderzoeken.

De opgave

De ondergrond is van groot belang voor onze energievoorziening en grondwater is de belangrijkste bron voor onze drinkwatervoorziening. De ruimte in de diepe ondergrond lijkt eindeloos en conflicten tussen de verschillende vormen van gebruik doen zich tot op heden nauwelijks voor. Maar als er naar de ambities voor de energievoorziening en drinkwatervoorziening op de langere termijn wordt gekeken, dan is het wenselijk een visie te ontwikkelen op het gebruik van de ondergrond, om ‘botsingen’ in de toekomst te voorkomen.

Nederland beschikt over grote voorraden grondwater waaruit een uitstekende kwaliteit drinkwater word bereid. Om ook in de toekomst te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar schoon grondwater voor de drinkwatervoorziening, is het nodig geschikte grondwatervoorraden te identificeren en ‘aan te wijzen’ als reservebron voor de toekomst. Deze grondwatervoorraden moeten bovendien worden beschermd tegen mogelijke verontreinigingen.

De fossiele energiebronnen aardgas en olie leveren tot op heden het leeuwendeel van onze energie. Met het oog op de klimaatproblematiek is inmiddels een transitie in gang gezet waarbij fossiele energiebronnen in toenemende mate worden vervangen door CO2-arme energiebronnen, waaronder geothermie en bodemenergie.

Bovendien is er discussie over CO2-opslag in de ondergrond en de winning van schaliegas.

De drinkwatervoorziening en mijnbouwactiviteiten, zoals de winning van aardgas, olie, geothermie en opslag van stoffen in de ondergrond, zijn van nationaal belang. Deze structuurvisie bevat het strategische beleid voor deze nationale belangen. De opgave daarbij is het zoeken naar een goede balans tussen beschermen en benutten van grondwater voor de drinkwatervoorziening en het bieden van ruimte voor mijnbouwactiviteiten voor de energievoorziening.



Duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond

De ondergrond kan in principe worden benut voor nieuwe activiteiten, mits dit veilig en zorgvuldig gebeurt. De leidraad hierbij is de doelstelling: ‘Duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond, waarbij benutten en beschermen met elkaar in balans zijn.’ Deze doelstelling is uitgewerkt in een aantal uitgangspunten voor de vormgeving van beleid voor de ondergrond. Tevens worden twee manieren van ‘denken en doen’ gepresenteerd waarmee samenhangend beleid kan worden gerealiseerd, waarbij activiteiten in de diepe ondergrond, in de ondiepe ondergrond en op de bovengrond op elkaar worden afgestemd: driedimensionale (3D) ordening en de watersysteembenadering.



Typering van de structuurvisie

Deze structuurvisie bevat het nationale ruimtelijk beleid voor de ondergrond, specifiek gericht op de nationale belangen ‘drinkwatervoorziening’ en ‘mijnbouwactiviteiten’. Deze structuurvisie richt zich op toekomstige ontwikkelingen en nieuwe activiteiten in de diepe ondergrond en niet op de bestaande problematiek. Het doel hiervan is risico’s van nieuwe activiteiten en problemen in de toekomst zoveel mogelijk te beperken. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige situatie. Deze structuurvisie doet geen beleidsuitspraken over nut en noodzaak van nieuwe activiteiten in de diepe ondergrond. Dat gebeurt binnen bestaande beleidskaders voor de drinkwatervoorziening en de energievoorziening. De structuurvisie richt zich op de ruimtelijke inpassing van nieuwe activiteiten waarvan na maatschappelijk en politiek debat is vastgesteld dat deze gewenst of noodzakelijk zijn.

Deze structuurvisie gaat grotendeels over ontwikkelingen die nog onzeker zijn. De structuurvisie beoogt duidelijkheid te geven over hoe het Rijk afwegingen maakt als zich ontwikkelingen voordoen op het gebied van de drinkwatervoorziening of de energievoorziening. De structuurvisie geeft handvatten en overwegingen voor de besluitvorming hierover op alle schaalniveaus. Het Rijk maakt in de structuurvisie alleen beleidsmatige keuzes over de wenselijkheid van het toestaan of uitsluiten van activiteiten in bepaalde gebieden als dat nu nodig is voor zaken van nationaal belang. Dat kan het geval zijn wanneer een specifieke functie een onacceptabel effect heeft op de kwaliteit van de leefomgeving of een te groot risico met zich meebrengt voor de veiligheid van de bewoners in bepaalde gebieden. Een keuze kan ook nodig zijn als de potentieel geschikte ruimte voor een specifieke gewenste functie schaars is en er concurrentie dreigt van andere functies. In deze structuurvisie is maar een beperkt aantal keuzes gemaakt, in de vorm van ‘uitsluitingen’. Reserveringen voor specifieke functies zijn nu niet noodzakelijk. Dat kan in de toekomst mogelijk veranderen.



Samenwerken met het oog op nationale belangen

Het ‘dienen’ van een nationaal belang is niet exclusief een aangelegenheid van het Rijk. Vrijwel altijd zal het gaan om een samenspel tussen verschillende overheden, waarbij elke overheid een eigen rol en verantwoordelijkheid heeft. Bij de belangenafweging en besluitvorming over toekomstig activiteiten in de ondergrond is het essentieel dat alle overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties samenwerken, met oog voor de veiligheid en belangen van burgers. De wijze waarop het ministerie van Economische Zaken en Klimaat samen met alle betrokken partijen invulling geeft aan energieprojecten in het kader van de energietransitie en de omgeving daarbij betrekt, wordt aangeduid met de term ‘omgevingsparticipatie’. Dit proces wordt samen met de regio vormgegeven, aan de hand van vijf uitgangspunten, waaronder het vroegtijdig betrekken van de omgeving, het zoeken naar gemeenschappelijke belangen en het delen van informatie.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van ronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Volgens artikel 2.10 van het Barro worden bij provinciale verordening de gebieden aangewezen die de ecologische hoofdstructuur vormen alsmede de wezenlijke kenmerken hiervan. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:

  1. er sprake is van een groot openbaar belang,
  2. er geen reële alternatieven zijn, en
  3. de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Daarnaast biedt het Barro de mogelijkheid de begrenzing te wijzigen:

  1. ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van de ecologische hoofdstructuur, voor zover:
    1. de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur worden behouden, en
    2. de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
  2. ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling, voor zover:
    1. de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en de samenhang van de e cologische hoofdstructuur beperkt is,
    2. de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur, of een vergroting van de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur, en
    3. de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
  3. ten behoeve van de toepassing van de krachtens artikel 2.10.4, eerste lid, gestelde regels.

De uitwerking in de provinciale Omgevingsvisie van Gelderland wordt toegelicht in paragraaf 3.2.1.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). Dit artikel bepaalt dat een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies gebaseerd dient te zijn op een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en op een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Per 1 juli 2017 is de 'nieuwe' ladder in werking getreden. Hiermee heeft de wetgever gepoogd een aantal knelpunten die in de praktijk zijn gesignaleerd, zoveel mogelijk op te lossen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en om overprogrammering te voorkomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Voor iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling (binnen en buiten bestaand stedelijk gebied) moet de behoefte worden beschreven in de plantoelichting. Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien dat niet mogelijk is, dan dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden een rol spelen. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.

Bij de Ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”

Het beter benutten van het bestaand stedelijk gebied kent randvoorwaarden en een concurrerende ruimtevraag die wordt opgelost door maatwerk te bieden binnen de kaders die wet- en regelgeving stellen. Uitgangspunt hierbij is een goede ruimtelijke ordening gericht op een duurzame ruimtelijke kwaliteit. Met de huidige maatschappelijke opgaven op o.a. het gebied van klimaat en energie is het duidelijk dat er meerdere claims liggen op de ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Deze claims moeten onderling afgewogen worden om tot zorgvuldig ruimtegebruik en een duurzame ruimtelijke kwaliteit te komen. Het transparant en helder motiveren is de essentie van het werken aan een duurzame verstedelijking.

De Ladder moet ook worden toegepast bij globale en flexibele bestemmingsplannen, op een moment dat de ontwikkeling nog niet concreet is. Ook een wijzigings- of uitwerkingsplan moet aan de Ladder worden getoetst. In zo’n geval kan dus sprake zijn van een dubbele laddertoets. In de Omgevingswet is al meegenomen dat het zwaartepunt van de te verrichten onderzoeken ligt op het moment dat ontwikkelingen meer concreet zijn. Vooruitlopend op de Omgevingswet kan bij het (globale) bestemmingsplan worden bepaald dat de laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het bestemmingsplan, maar eerst op de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan. De gemeenteraad kan er dus voor kiezen om de laddertoets door te schuiven, maar hoeft dit niet te doen. Het eventueel doorschuiven van de laddertoets laat onverlet dat het (globale) bestemmingsplan ter ruimtelijke onderbouwing een toelichting moet bevatten. Er geldt dus een onderzoeksplicht bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht in een (globaal) bestemmingsplan. Wel wordt aangenomen dat de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan dat voorziet in de mogelijkheid van een wijzigings- of uitwerkingsplan, wat globaler kan worden gemotiveerd.

Provincies hebben de bevoegdheid om in hun verordening op de Ladder in het Bro aanvullende regels te stellen, mits deze niet strijdig zijn met het Bro. Bij het geven van aanvullende regels moeten provincies uitgaan van de Bro-definities en prudent omgaan met de vraag of er nog wel behoefte is om aanvullende regels te stellen.

3.1.4 Modernisering Monumentenzorg     

De opvattingen over de omgang met monumenten zijn sterk veranderd. Gebieden worden belangrijker dan individuele gebouwen. Ook de inzichten over de organisatie van de monumentenzorg zijn anders. Het systeem is daarom aangepast aan de ontwikkelingen van deze tijd. De Directie Erfgoed & Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling van deze modernisering.

Cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening

Cultureel erfgoed krijgt een belangrijke plaats binnen de ruimtelijke ordening. Met de visie Kiezen voor karakter toont het kabinet zijn verantwoordelijkheid voor een goede omgang met onroerend cultureel erfgoed van nationale betekenis bij integrale ruimtelijke afwegingen.

Vijf prioriteiten

Het kabinet kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in het gebiedsgerichte erfgoedbeleid:

  1. werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
  2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
  3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
  4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
  5. wederopbouw: tonen van een tijdperk.

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Dit betekent dat de rol die gemeenten, provincies en de rijksoverheid hebben in de erfgoedzorg verandert. In oktober 2010 stuurden de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de steunpunten een brief over de ondersteuning op dit gebied aan de gemeenten.

Besluit ruimtelijke ordening

In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. De Rijksdienst helpt gemeenten hiermee met de Handreiking erfgoed en ruimte. In deze handreiking staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan.

Krachtiger en eenvoudigere regels

Minder regels, kortere procedures en structureel meer financiële middelen zorgen voor een duurzame instandhouding van rijksmonumenten. Deze regels hebben betrekking op vergunningen, subsidie en kwaliteit

Vergunning

De monumentenvergunning wordt onderdeel van de omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Ook wordt bepaald welke werkzaamheden zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Subsidie

Het aanvragen van een Brim-subsidie is in 2011 nog verder vereenvoudigd. De minister heeft structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor zowel reguliere instandhouding als incidentele restauraties.

Kwaliteit

De Rijksdienst staat de restauratiesector bij in het uitwerken van normen om de kwaliteit van restauraties te borgen. Het behoud en de overdracht van vakkennis vormen onderdeel van dat project.



Herbestemming

Monumenten die hun functie verliezen, komen vaak leeg te staan. Belangrijke cultuurhistorische waarden gaan dan verloren. Herbestemming van gebouwen, complexen en structuren kan dit tegengaan. Bij de modernisering van de monumentenzorg is herbestemming een essentieel onderwerp. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2010 een Nationaal Programma Herbestemming in het leven geroepen. Bovendien ondersteunt de Rijksdienst het programma met geld en medewerkers. Een groot aantal organisaties werkt verder aan een gezamenlijke agenda van activiteiten om herbestemming te stimuleren. Deze Nationale Agenda Herbestemming bestrijkt het brede veld van herbestemming. In deze Nationale Agenda Herbestemming wordt ingezet op:

  • het bevorderen van de praktijk van herbestemming;
  • het ontwikkelen en verspreiden van kennis over herbestemming;
  • het inhoudelijk, politiek en publiek agenderen van het onderwerp.



Het opzetten van een kennisinfrastructuur

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is binnen de monumentenzorg het kenniscentrum bij de rijksoverheid. Daarnaast zijn er nog veel instanties die kennis hebben van het erfgoed. Kennis op academisch niveau, vakinhoudelijke en operationele kennis en ervaring in de praktijk. De Rijksdienst heeft hierbij een stimulerende en verbindende rol.

Kennisuitwisseling

Om uitwisseling van kennis mogelijk te maken, is een goed functionerende kennisinfrastructuur nodig. Daaromheeft de Rijksdienst het programma Kennisinfrastructuur Modernisering Monumentenzorg (KIMOMO) opgezet. Met dit informatiesysteem voorziet de Rijksdienst de erfgoedsector van digitale informatie. Het programma KIMOMO liep van januari 2010 tot en met december 2013.

3.1.5 Nationaal Waterplan     

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015, inclusief alle tussentijdse wijzigingen.

Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid, met een vooruitblik richting 2050. Met dit waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het streven is gericht op een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in het NWP2 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

In het NWP2 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Belangrijke onderdelen van dit plan zijn:

  • rijksbeleid dat voortvloeit uit de deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie);
  • Beleidsnota Noordzee 2016-2021, waarmee het beleid voor doorvaart en medegebruik in windparken op zee onder voorwaarden is vastgesteld;
  • Stroomgebiedbeheerplannen en Maatregelenprogramma's voor de Eems, Maas, Rijn en Schelde 2016-2021, met de beschrijving van de watersystemen, doelen en maatregelen;
  • verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit energie (Energieakkoord), natuur (Natuurvisie), internationale inzet (Internationale Waterambitie) en bestuurlijke verhoudingen (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Bestuursakkoord Water en Deltaprogramma);
  • het voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het marine milieu door geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma's op te nemen.

Voor het NWP2 is een milieueffectrapport opgesteld. Daarin is ook een passende beoordeling vanuit Natura 2000 opgenomen.

Gelijktijdig met de vaststelling van het NWP2 is ook het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 vastgesteld. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren beschrijft hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer.

3.1.6 Waterbeleid van de 21e eeuw     

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.

Het Waterbeleid 21e eeuw breekt met de traditie van zoveel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen De strategie vasthouden, bergen, afvoeren betekent ook dat het water meer dan nu de kans krijgt om langzaam in de grond te zakken. Zo bestrijden we het watertekort. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen betekent dit dat het aanbeveling verdient om ook in het bestaand stedelijk gebied ruimte te reserveren voor waterberging; bijvoorbeeld door deze mogelijkheid toe te voegen aan een bestemming 'Groen'.

3.1.7 Natuurbescherming     

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze nieuwe wet vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. Het geeft invulling aan de decentralisatieafspraken die het Rijk met de provincies heeft gemaakt in het Bestuursakkoord natuur en in het Natuurpact. Het brengt ook vereenvoudiging ten opzichte van het bestaande stelsel, onder meer door een betere aansluiting op het Europese recht en op het omgevingsrecht. Slechts één wet en minder regels maakt de regelgeving omtrent natuurbescherming overzichtelijker en wordt het makkelijker om de wet toe te passen.



Rolverdeling Rijk, provincie en gemeente

De provincies bepalen wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer. De gemeenten komen, net als onder de geldende wetgeving, bij de uitvoering in beeld als de aanvrager van een natuurvergunning of -ontheffing wil aanhaken bij een door de gemeente te verlenen omgevingsvergunning; de inhoudelijke natuurtoets wordt (ook) dan uitgevoerd door de provincie, die een verklaring van geen bedenkingen aan de gemeente moet afgeven.

Voor burgers en bedrijven is het belangrijk dat zij makkelijk en snel weten of een activiteit met mogelijke schade voor de natuur is toegestaan. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij de gemeente wordt net als voorheen getoetst aan de Wet Natuurbescherming. Het blijft mogelijk om bij de provincie een aparte natuurvergunning aan te vragen.

Gebiedsbescherming

Wat betreft gebiedsbescherming vervalt de bescherming van de Beschermde natuurmonumenten, maar verandert er voor Natura 2000 weinig. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is gebaseerd op internationale verplichtingen. Die veranderen niet en daarom zal vanaf 2017 op de dezelfde manier worden getoetst als nu het geval is.

Bescherming van dieren en planten

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. De zorgplicht houdt in dat u werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nalaat of maatregelen neemt om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

De lijsten met beschermde soorten zijn aangepast. Zo is een aantal soorten planten, insecten en vissen voortaan niet meer beschermd. De Wet natuurbescherming brengt het aantal beschermingsregimes terug.

De beschermde status van soorten kan per provincie gaan verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten. Er is dan geen ontheffing nodig voor werkzaamheden.

Bescherming van bosopstanden

De regels van de huidige Boswet zijn grotendeels onveranderd opgenomen in de Wet natuurbescherming. Zo zijn de ‘bebouwde kom Boswet’, melding en herplantplicht hetzelfde. Wel is er een aantal vrijstellingen opgenomen van de herplantplicht, zoals bij maatregelen opgenomen in een ontheffing of vergunning, of via een goedgekeurde gedragscode.



Jacht om schade te beperken

Er mag worden gejaagd wanneer dieren schade veroorzaken of om te beheren. Provincies, grondeigenaren, dieren- of natuurorganisaties en jagers maken samen vooraf een faunabeheerplan. Daarin staat op welke en op hoeveel dieren gejaagd mag worden. Na het jachtseizoen moeten de jagers volgens de nieuwe wet laten weten welke dieren zijn afgeschoten. Dit zorgt voor beter inzicht in de jacht.

3.1.8 Externe veiligheid     

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Op inrichtingen en transport is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Dit wordt in de navolgende paragrafen nader toegelicht.

3.1.8.1 Besluit externe veiligheid Inrichtingen     

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 van kracht geworden en regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De gemeentelijke beleidsvisie op externe veiligheidbeleid voor inrichtingen is opgenomen in paragraaf 3.4.18.

3.1.8.2 Besluit externe veiligheid buisleidingen     

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten.

Gemeenten zijn verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het PR is de 10-6 contour de grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het GR moet worden verantwoord binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Voor een aantal installaties, zoals bijvoorbeeld lpg tankstations, pgs 15 kluizen en ammoniak koelinstallaties, gelden vaste afstanden voor het plaatgebonden risico en het invloedsgebied. Voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet een berekening worden gemaakt om de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied te kunnen bepalen. Daarnaast wordt in elk bestemmingsplan ruimte gereserveerd voor onderhoud aan de leiding door een belemmerende strook van minimaal 5,0 m aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel.

3.1.8.3 Besluit externe veiligheid transportroutes     

Het Besluit externe veiligheid transportroutes, inwerking getreden op 1 april 2015, betreft milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes. Het besluit bevat de uitwerking van de ruimtelijke component van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Doel van dit besluit is het waarborgen van een basisbeschermingsniveau door te voorkomen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen mensen worden blootgesteld aan een hoger risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen dan maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Verder maakt het besluit de kans op een ramp met veel slachtoffers inzichtelijk en biedt het regels voor het afwegen van het risico ten opzichte van de ruimtelijke ontwikkelingen.

3.1.9 M.e.r.-beoordeling     

Bijna alle activiteiten die mensen ondernemen hebben milieugevolgen. Voor activiteiten die nadelige milieugevolgen kunnen hebben, kan het vereist zijn dat een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld. De procedure voor de milieu-effectrapportage is geregeld in de Wet milieubeheer. De uitvoeringsregels staan in het Besluit m.e.r.

In het Besluit m.e.r. staan de verschillende activiteiten, besluiten en overheidsplannen waarvoor het verplicht is een milieu-effectrapportage te maken. Hierdoor wordt het milieubelang volwaardig meegewogen in de besluitvorming.

In het Besluit m.e.r. (gewijzigd 1 april 2011) wordt onderscheid gemaakt in de volgende typen m.e.r.:

  • m.e.r.-plicht;
  • m.e.r.-beoordelingsplicht;
  • vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht.

In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.

In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.

Onderdeel B van de bijlage bij het Besluit m.e.r. bevat activiteiten die qua omvang onder de in onderdeel C genoemde drempel blijven. Voor deze situaties moet eveneens in alle gevallen als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden, per geval door middel van een m.e.r.-beoordeling worden vastgesteld of een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld.

De drempelwaarden in onderdeel D zijn indicatief. Om te beoordelen of voor een activiteit een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt kan niet alleen volstaan worden met het raadplegen van de drempelwaarden in onderdeel D. Er moet sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 een extra stap doorlopen worden om na te gaan of er een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Dit wordt ook wel aangeduid met de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

3.2 Provinciaal beleid     

Op 19 december 2018 stelden Provinciale Staten de nieuwe Omgevingsvisie en geactualiseerde Omgevingsverordening vast. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving (zie 3.2.1). In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd (zie 3.2.2). Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening. Latere aanpassingen zijn, indien van toepassing, in de navolgende paragrafen verwerkt.

3.2.1 Omgevingsvisie     

De omgevingsvisie ‘Gaaf Gelderland’ bevat de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie Gaaf Gelderland beschrijft de strategische hoofdopgaven voor de lange termijn. Deze zijn onderverdeeld in zeven thema’s, te weten energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving.

Doelstellingen, ambitie en visie

De provincie verwoordt de doelstellingen, de ambitie en de visie als volgt:

Deze Omgevingsvisie gaat over ‘Gaaf Gelderland’. ‘Gaaf’ is een woord met twee betekenissen. ‘Gaaf’ betekent ‘mooi’ en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard! Maar ‘Gaaf’ verwijst ook naar dat wat ‘cool’ en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard! Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in onze Gelderse Omgevingsvisie. Wij benoemen wat voor ons van waarde is en wat we willen beschermen. En: we geven richting aan wat we willen en ook moeten veranderen en ontwikkelen. Zo kunnen we met overtuiging en in vertrouwen de provincie doorgegeven aan volgende generaties. Een Gelderland van en voor ons allemaal en voor de kinderen van de toekomst.

Willen we Gelderland in de toekomst ‘gaaf’ houden, dan moeten we daar nu wat voor doen. We staan voor stevige uitdagingen. De wereld verandert ingrijpend en snel. Er zijn grote, grensoverschrijdende ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking in combinatie met krimp, toenemende mobiliteit op de weg en in de lucht, digitalisering, internationalisering. Uitdagingen die om antwoorden vragen. Daar hebben we elkaar voor nodig: inwoners, bedrijven, organisaties, overheden. De vraagstukken van nu zijn te groot en te ingewikkeld om los van elkaar aan te pakken. Niemand heeft de oplossing alleen in handen. Samen de krachten bundelen. Dat vraagt een andere rolinvulling, ook van ons. Steeds weer en meer samen met partners optrekken op basis van gelijkwaardigheid. En, waar dat kan en nodig is, het initiatief en de ruimte aan anderen laten. Of zelf de handschoen oppakken en doorpakken.

Om samen stappen te zetten, hebben we een gezamenlijke horizon nodig: een gedeeld vergezicht, een gedeelde ambitie dat dient als leidraad voor ons handelen. In onze Omgevingsvisie ‘Gaaf Gelderland’ beschrijven wij dit vergezicht: het beeld op de toekomst. Dit beeld is het resultaat van vele vruchtbare gesprekken met partners: inwoners, ondernemers, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, overheden. Een vergezicht dat het accent legt op wat wij samen belangrijk vinden. Een vergezicht dat tot de verbeelding spreekt en uitnodigt en aanspoort tot actie. En: dat ons helpt bij het gesprek over de keuzes die te maken zijn bij het vinden van concrete oplossingsrichtingen.

Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dat is het streven. Dat is waar wij aan willen werken. Dit doen wij door bij de uitoefening van onze taken de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – geven wij hier richting aan. En door vier 'spelregels’ of ‘DOE-principes’ – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geven we hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen wij werken en afwegingen maken.

Welke afwegingen we van geval tot geval maken? Graag nodigen wij u uit om met ons hierover in gesprek te gaan: over de keuzes die gemaakt moeten worden, de prioriteiten die we daarbij stellen en de acties die wij samen inzetten. En: om afspraken te maken en deze vast te leggen in uitvoeringsprogramma’s waar we samen – ieder vanuit zijn of haar kracht en verantwoordelijkheid – aan werken. Zo geven we invulling aan de Gelderse Omgevingsvisie en realiseren we ons wensbeeld. Als koersen wijzigen en droombeelden veranderen, dan gaan wij opnieuw met u in gesprek en passen desgewenst de Gelderse Omgevingsvisie aan. De weg naar de toekomst is immers geen rechte lijn. Maar het begin van de toekomst is nu!

Ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer

Een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving gaat sinds 2014 op in de Omgevingsvisie. Dit gaat over planfiguren voor ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Daarbij zijn gebieden en functies aangewezen. Deze blijven voortbestaan onder deze omgevingsvisie. Het gaat om de aanwijzing van functies van regionale oppervlaktewateren, van gebieden waar milieukwaliteit bijzondere bescherming behoeft, van Natura-2000 gebieden en van bijzondere natuurgebieden. Andere kaarten en functiebeschrijvingen uit de oude Omgevingsvisie Gelderland hebben een uitvoerend of informerend karakter en worden daarom overgeheveld naar programma’s of andere beleidsdocumenten, zoals het Regionaal Waterprogramma, de Handreiking Plussenbeleid en de Beleidslijn Windenergie.

Ruimtelijk beleid

Al sinds 2014 is de ruimtelijke ontwikkeling van Gelderland een maatschappelijke opgave met verantwoordelijkheden voor overheden, organisaties en partners. De provincie draagt op een toekomstbestendige manier bij, met beleid dat een duurzame economische structuur in de provincie en regio’s versterkt en dat richting geeft aan de vestigingsmogelijkheden en milieugebruiksruimte voor bedrijven. Het provinciaal belang is gelegen in het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. Onze klimaatbestendigheid wordt vergroot, de mogelijkheden om zonne- en windenergie op te wekken zijn in kaart gebracht (zie themakaart) en onze natuur- en landschappelijke kwaliteit blijft behouden. De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen. De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkelpotentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau, waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingezet. Voor wonen en werken geldt een regionale aanpak die gericht is op een gezonde en veilige woonomgeving, waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen en die goed bereikbaar is en goede voorzieningen heeft. Voor ontwikkelingen in de niet grondgeboden landbouw hanteert de provincie het ‘plussenbeleid’. Daarmee geeft de provincie veehouders de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen, maar onder voorwaarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij het beheer van terreinen wil de provincie dat aandacht wordt besteed aan onder andere het risico op natuurbranden.

Waterbeleid

De hoofdzaken van het provinciaal beleid voor water zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit systeem bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater en is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie onderschrijft de ambitie van de Europese Kaderrichtlijn Water dat uiterlijk in 2027 het grond- en oppervlaktewater in Europa schoon en ecologisch gezond moet zijn en dat er voldoende water is voor duurzaam gebruik en voert deze uit. De beschermde gebieden voor grondwater, waterberging, de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 zijn leidend bij de uitwerking van dit beleid in programma’s of in kaders in de verordening. Er worden condities gesteld voor effectief en zuinig gebruik van drinkwater, speciale waterecologie (Hoogst Ecologisch Niveau wateren en Specifiek Ecologische Doelstelling wateren), (grond)waterafhankelijke landnatuur plus de beschermingszones natte landnatuur en grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industrie, groter dan 150.000 m3/jaar. De provincie stelt via uitvoerend beleid de doelen voor de regionale wateren voor de Kaderrichtlijn Water vast en geeft daarbij ook invulling aan de voorzieningenniveaus. Met de Gelderse waterschappen en de landbouw geeft de provincie invulling aan het vasthouden van water in de bodem, het grondwater en de haarvaten van het watersysteem. Bescherming tegen overstromingen vindt primair plaats op basis van preventie, waar nodig aangevuld met maatregelen in de ruimtelijke ordening en evacuatie. Deze bescherming gebeurt bij voorkeur in combinatie met het ontwikkelen en versterken van karakteristieke riviernatuur in Natura 2000-gebieden.

Milieubeleid

Een gezonde en veilige leefomgeving is de hoofdzaak van het milieubeleid. Dit vraagt om provinciaal beleid dat zorgt voor goede milieukwaliteit en veilige ruimtelijke keuzes. Gezondheidsschade, onacceptabele risico's en onaanvaardbare geur- en geluidhinder moeten worden voorkomen. Er wordt voldaan aan milieukwaliteitseisen. Spoedeisende bodemverontreiniging wordt gesaneerd. Ook is het van belang om op toekomstige ontwikkelingen te anticiperen, met name vanwege de energietransitie en klimaatverandering. Vooral in het stedelijk gebied kunnen de gevolgen hiervan van invloed zijn op de gezondheid. De provincie streeft naar een op gezondheid gericht benadering van de kwaliteit van de leefomgeving en het milieu.

Natuur- en landschapsbeleid

De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura2000 gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.

Verkeers- en vervoerbeleid

De provincie streeft naar een veilige, betrouwbare en duurzame mobiliteit, als hoofdzaak van het verkeers- en vervoersbeleid. Dit wordt benaderd als een systeem waarin verschillende mobiliteitsnetwerken op elkaar inwerken, ook over provinciegrenzen heen, ter ondersteuning van een sterke economie, welvaart en welzijn. Hierbij houden wij rekening met de kwaliteit van de leefomgeving, de doorstroming binnen elk netwerk en verkeersveiligheid. De provincie heeft specifiek aandacht voor de wisselwerking en knooppunten in het systeem en gaat uit van drie principes: voorkomen, benutten en bouwen. Dit gebeurt op basis van een meerjaren-investeringsagenda en met een regionale aanpak. Via die aanpak wordt het provinciaal beleid afgestemd op het beleid van het rijk en de gemeenten. Het beleid richt zich ook op een goede regionale ontsluiting over water en ontwikkelingen van de luchtvaart.

3.2.2 Omgevingsverordening     

De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Voor de niet-grondgebonden landbouw stuurt de verordening op een 'plussenbeleid' (bovenwettelijke maatregelen) bij uitbreidingen. Een en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.

3.3 Regionaal beleid     

3.3.1 Algemeen     

Op het terrein van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting heeft de Regio Achterhoek geen structurele overgedragen taak. Sinds september 2008 worden deze taken door de gezamenlijke gemeenten zelf opgepakt. Bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor dit werkterrein ligt bij respectievelijk de gemeente Aalten en Bronckhorst.

3.3.2 Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012     

De gemeenteraden van Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De gemeenteraad van Montferland heeft de visie niet formeel vastgesteld, maar daaraan wel instemming betuigd, omdat Montferland voor ruimtelijk ordening tevens deel uitmaakt van de Stadsregio.

De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:

  • energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen;
  • bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening;
  • de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied;
  • positionering van de Achterhoek in (inter)nationaal perspectief.



Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema’s te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving blijft om in te wonen en te recreëren.



De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regioverkenningen. Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:

  • Samenwerking op volkshuisvesting, bedrijfsvestigingen en functieveranderingsbeleid
  • Bereikbaarheid van de regio, zowel fysiek als digitaal
  • Balans tussen bestaande en nieuwe kwaliteiten in de landbouw/het landschap
  • Innoveren van de maakindustrie en landbouw en het verduurzamen van productieprocessen en energievoorziening
  • Ruimtelijk wordt de 'ja, mits' benadering leidend.

Deze visie is geen blauwdruk voor hoe het allemaal zou moeten. Respect voor het Achterhoekse landschap staat voorop, maar het ruimtelijk beleid mag innovatieve en duurzame ontwikkelingen niet in de weg staan. Van belang is om flexibel te blijven.

3.3.3 Regionale Detailhandelsvisie     

Door de Kamer van Koophandel, MKB Nederland, Provincie Gelderland en de regio Achterhoek is een Regionale Detailhandelsvisie voor de Regio Achterhoek opgesteld. In deze visie staan, kijkend naar de huidige situatie, (toekomstige) ontwikkelingen en bestaande beleidsstukken, het toekomstbeeld van de winkelstructuur in de Achterhoek centraal. De visie maakt strategische keuzen en geeft beleidsstandpunten. Het beleid is gericht op optimalisering van de bestaande detailhandelsstructuur. De dynamiek in vraag en aanbod wordt ingezet in de bestaande winkelgebieden. De belangrijkste doelstellingen daarbij zijn: geen uitbreiding van het aantal detailhandelsconcentraties, voortzetten en versterken van de bestaande hiërarchie in de verzorgingsstructuur, versterking van de koppositie van de binnensteden van Doetinchem en Winterswijk t.o.v. Twente, KAN en Duitsland, compacte winkelcentra in een omgeving met hoge verblijfswaarde, regionale toetsing bij initiatieven met gemeenteoverschrijdende effecten, versterking van het bestaande woonthemacentrum in Doetinchem. Verder is er sprake van terughoudend beleid ten aanzien van perifere en grootschalige detailhandel, is flankerend beleid vanuit andere beleidssectoren noodzakelijk om de leefbaarheid van dorpen en kernen te stimuleren door behoud van voorzieningen, het bevorderen van samenwerking tussen recreatie/toerisme en detailhandel en is er geen plaats voor het realiseren van een Factory Outlet Center. Initiatieven in de regiogemeenten worden getoetst aan de regionale visie. Initiatieven met gemeente overschrijdende effecten worden ter toetsing aan de Regio Achterhoek voorgelegd. Er vindt periodiek regionaal overleg plaats.

3.3.4 Regionaal programma Bedrijventerreinen Regio Achterhoek     

De regio Achterhoek wil de kansen benutten die samenwerking op het vlak van bedrijventerreinen biedt. Zij kijkt hierbij naar de regionale marktsituatie, de kwaliteiten van de regio en de bestuurlijke ambitie. In het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB, concept) geeft de regio een nadere uitwerking van vraag en aanbod, regulering van het aanbod, segmentering, programmering van de herstructurering, grondprijs, implementatie van de SER-ladder en monitoring. Het RPB biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten.



De regio Achterhoek wil de kwaliteit van leven en wonen hoog houden. Voldoende en passende banen zijn daarbij onmisbaar. De werkgelegenheid zit grotendeels op bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen moeten vitaal zijn en blijven, kwaliteit speelt hierin een steeds belangrijkere rol. De vraag naar bedrijventerreinen zal de komende tien jaren structureel lager liggen dan in voorgaande decennia. Er is vooral ruimte nodig voor de opvang van de vervangingsvraag.



Afspraken

Binnen de regio en subregio's zijn afspraken gemaakt over de toekomst van bedrijventerreinen. De gemeente Bronckhorst participeert in de subregio West-Achterhoek. De gemeenten in West-Achterhoek werken samen rondom A18 Bedrijvenpark en het EBT in Montferland.

De vraag in West-Achterhoek is 109,8 hectare aan bedrijventerreinen in de periode 2009-2023. Een overaanbod dreigt. Voor de gemeente Bronckhorst geldt dat De Vinkenkamp en Steenderdiek B harde plannen zijn en doorgang zullen vinden. Winkelskamp Oost en Dambroek Zuid betreffen zachte plannen. Voor Dambroek Zuid wordt in de periode 2010-2015 de behoefte nader bekeken.

Subregio West-Achterhoek pakt de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen samen op met de herstructurering van oude bedrijventerreinen. Binnen de gemeente Bronckhorst hebben de volgende terreinen een transformatieopgave: het HAVO-terrein, het buitengebied en de kleine kernen. Bij de transformatie van deze terreinen kan gebruik gemaakt worden van het HRT-fonds, waarin positieve opbrengsten van de ontwikkeling van het A18 Bedrijvenpark en het EBT Montferland en gelden van de provincie zijn opgenomen.

De regiogemeenten stimuleren Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), energiebesparing en gebruik van duurzame energie bij bedrijven.

Monitoring moet uitwijzen of aanpassing van de gemaakte afspraken nodig en mogelijk is.

3.3.5 Waterbeheerplan     

Het Waterschap Rijn en IJssel heeft op 3 november 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021.

Doel en functie van het WBP

Het waterschap heeft een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Zij heeft wettelijk vastgelegde taken die aangeven wat de maatschappij van het waterschap mag verwachten. Namelijk: zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In dit waterbeheerplan beschrijft het waterschap hoe zij dit in de periode 2016-2021 doet. Ook stellen zij de benodigde maatregelen voor. De maatregelen zijn nog niet concreet in projecten of activiteiten uitgewerkt. Dat volgt in een later stadium, bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting. Dit plan geeft dus vooral de koers aan die het waterschap gaat varen.

Doelgroep

Het waterbeheerplan gaat niet alleen over het werk van het waterschap, maar ook over de verbinding die zij van daaruit legt met het werk van andere overheden: de provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat en het Rijk. Het waterbeheer schept vaak randvoorwaarden voor gebruikers van het water, maar biedt ook mogelijkheden en meerwaarde voor maatschappelijke gebruikers, zoals burgers, agrariërs en terreinbeheerders, ondernemers en (drinkwater)bedrijven, recreanten en de naburige Duitse waterbeheerders. Hierbij hebben zij de overtuiging dat partijen samen verder komen.

Samenwerking in Rijn-Oost

Dit waterbeheerplan is gezamenlijk door de waterschappen in Oost-Nederland opgesteld. Dit zijn de waterschappen Vechtstromen, Reest en Wieden, Rijn en IJssel en Groot Salland. Wat hen bindt is de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost, dat behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Daarom is de tekst van dit waterbeheerplan grotendeels identiek voor de vier waterschappen. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.

Van watervisie naar waterbeheerplan

Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2013 de 'Watervisie 2030' opgesteld. Vanuit deze visie vult zij het beleid voor de periode 2016-2021 verder in. Verbinden en samenwerken, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, staan in deze visie centraal. De ambities uit de watervisie wil zij samen met haar partners verder vormgeven. Dit waterbeheerplan biedt hiervoor concrete aanknopingspunten.

 

Relatie met andere waterplannen en overheden

De verantwoordelijkheid voor het waterbeheer in Nederland ligt bij het Rijk, de provincies en de waterschappen. Ieder heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheden en taken (zie bijlage A). Voor het waterschap als functionele overheid, zijn de wettelijke en beleidsmatige kaders vanuit het Rijk en provincie van belang. Dit waterbeheerplan staat dan ook niet op zich zelf, maar houdt rekening met de plannen van het Rijk en provincie. Zo staat het nationale waterbeleid in het nationale Waterplan en het – voor ons gebied relevante – Stroomgebiedbeheerplan Rijn. Het provinciale waterbeleid is opgenomen in de Omgevingsvisies van de provincies Gelderland, Overijssel en Drenthe. De provincies stellen onderdelen van deze visies bij, om een actueel kader voor de waterschappen te bieden.

PlanMER toetsing

Net als bij het vorige waterbeheerplan, is ook voor dit waterbeheerplan geen planMER toetsing nodig. Het huidige plan is kaderstellend voor diverse maatregelen. De basis voor concrete uitvoeringsmaatregelen ligt in nog te nemen besluiten over projectplannen, op basis van artikel 5.4 en verder van de Waterwet. Deze projectplannen zullen, wanneer ze de ‘drempelwaarden’ overschrijden, MER-plichtig dan wel MER-beoordelingsplichtig zijn. Dit wordt per projectplan afzonderlijk bekeken.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Structuurvisie     

Op grond van de Wro dient elke gemeente een of meerdere structuurvisies vast te stellen voor haar gehele grondgebied. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen.



De structuurvisie voor de gemeente Bronckhorst is op 25 oktober 2012 vastgesteld en kent een plantermijn van 10 jaar. De structuurvisie is een visie waarin het bestaande beleid geactualiseerd en afgestemd is. Voor het landelijk gebied vormt het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) dat op 25 juni 2009 is vastgesteld, een belangrijke basis (zie paragraaf 3.4.13).

In deze Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in grote kernen, kleinere kernen, buurtschappen en overig buitengebied. De kernen betreffen de vier grote kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem en de kleinere kernen Achter-Drempt, Baak, Bronkhorst, Halle, Hoog-Keppel, Hummelo, Keijenborg, Kranenburg, Laag-Keppel, Olburgen, Toldijk, Veldhoek, Velswijk, Voor-Drempt en Wichmond. De buurtschappen onderscheiden zich van het overige buitengebied door een concentratie van woonbebouwing met eventuele voorzieningen. De buurtschappen zijn Bekveld, De Meene, Delden, Dunsborg, Eldrik, Gooi, Halle-Heide, Halle-Nijman, Heidenhoek, Heurne, Linde, Medler, Mossel, Noordink, Oosterwijk, Rha, Varssel, Veldwijk, Vierakker, Wassinkbrink, Wildenborch, Winkelshoek, Wittebrink en Wolfersveen.



De gemeente Bronckhorst heeft in 2006 een groot aantal gebieden aangewezen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Deze zogenaamde Wvg-gebieden reserveren ruimte voor woningbouw, bedrijvigheid en maatschappelijke doeleinden, zoals scholen, gemeentehuis en sportvoorzieningen. Met de vaststelling van de structuurvisie zijn de aangewezen gebieden die onder de Wet voorkeursrecht gemeenten vallen (Wvg-gebieden), bestendigd. De structuurvisie geeft mede de ruimtelijke onderbouwing van het al dan niet bestendigen van de Wvg en de omvang daar van. Inmiddels zijn alle Wvg-aanwijzingen komen te vervallen.

De structuurvisie kent een uitvoeringsparagraaf. In de structuurvisie wordt bepaald welke voorzieningen als 'bovenwijks' worden aangeduid en hoe deze kunnen worden gefinancierd. Hierin wordt aangegeven welk deel van de kosten mogelijk ten laste zal komen van ontwikkelingslocaties. In de structuurvisie wordt ook bepaald of er ten aanzien van nieuwe ontwikkellocaties sprake zal zijn van verevening tussen die locaties. Ook beschrijft de structuurvisie het beleidskader voor eventuele eisen aan woningbouwcategorieën in ontwikkellocaties.

3.4.2 Kernenbeleid     

Op 1 januari 2005 zijn vijf gemeenten samengevoegd tot 1 nieuwe gemeente. Voor de herindeling had bijna ieder dorp een eigen gemeentehuis en gemeentebestuur in de nabije omgeving. De wethouders waren bekenden en ook de meeste ambtenaren woonden in het dorp. Zij maakten deel uit van de gemeenschap en waren daardoor vanzelfsprekend op de hoogte van wat er leefde in hun dorp. Zaken die de dorpsbewoners dwars zaten werden bijvoorbeeld op informele wijze, tijdens de wekelijkse sportavond, besproken of men liep even het gemeentehuis binnen om navraag te doen hoe het met de voortgang van een bepaald project stond. Sinds de herindeling bestrijkt de gemeente nu een groot gebied, waardoor de afstand tussen de burger en de gemeente in zowel sociaal als fysiek opzicht groter is geworden. De contacten met het gemeentebestuur verlopen via formelere procedures en de gemeente moet haar aandacht verdelen over ruim 40 kernen en buurtschappen. Vanaf 1 januari 2010 is het convenant dorpsbelangenorganisaties en gemeenten van kracht.

Het kernenbeleid verschaft in het convenant duidelijkheid over de wijze waarop de gemeente omgaat met de kernen. Het kernenbeleid van de gemeente Bronckhorst wordt beschreven in de volgende twee doelstellingen:

  • Het behouden van de bestaande korte lijnen in de relatie tussen burger en bestuur. Door deze korte communicatielijnen met de burgers kan een beter draagvlak worden gecreëerd voor het gemeentelijk beleid binnen het dorp.
  • De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in de gemeente Bronckhorst in stand houden en verbeteren. De kernen in Bronckhorst hebben allemaal een eigen identiteit, meestal gekenmerkt door een rijk verenigingsleven en grote sociale betrokkenheid. Zowel de gemeente als de burgers willen dit graag in stand houden.

3.4.3 Woonbeleid     

De raad van Bronckhorst heeft op 18 juli 2019 de lokale woonvisie 'Ruimte voor wonen in Bronckhorst' 2019-2025 vastgesteld. De vorige woonvisie van Bronckhorst is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze was gebaseerd op de regionale woonagenda die in 2015 is opgesteld en vastgesteld door de Achterhoekse gemeenten, woningcorporaties en provincie Gelderland. Dit beleid is niet meer actueel. Ten opzichte van een paar jaar geleden bevindt de gemeente Bronckhorst nu in een periode van economische groei en is - mede als gevolg daarvan - de druk op de woningmarkt enorm toegenomen. De gemeente ziet daarnaast dat vraag en aanbod onvoldoende op elkaar aansluiten. Ook is de energietransitie nog hoger op de agenda komen te staan. Tot slot ziet de gemeente in de samenleving steeds meer behoefte aan nieuwe (collectieve) woonvormen. De hierboven genoemde ontwikkelingen en opgaven die daarmee samenhangen, vormen de aanleiding om het lokale en regionale woonbeleid te actualiseren.

Op 27 mei 2021 heeft de gemeenteraad ingestemd met de actualisatie van de woonvisie. Hiermee komt er nog meer ruimte voor goede woningbouwplannen. De speerpunten uit de woonvisie blijven overeind. De gemeente geeft prioriteit aan het toevoegen van toekomstbestendige woningen in een betaalbaar segment en het benutten van inbreidingslocaties en bestaand vastgoed. Met de actualisatie van de woonvisie is het aantal te realiseren woningen verhoogd en daarnaast meer mogelijk voor doorstromers, collectieve woonvormen, flexibiliteit in bestaand vastgoed en bouwen aan de randen van dorpen.

Bij het opstellen van nieuw beleid baseert de gemeente zich op trends en ontwikkelingen, maar houdt tegelijkertijd rekening met de onzekerheden in de maatschappij. De wereld om ons heen blijft in snel tempo veranderen en daarom is het moeilijk om ver in de toekomst te kijken. De ontwikkeling van de bevolking door geboorte en sterfte is redelijk goed te voorspellen, maar dit geldt niet voor de invloed van migratiestromen. Daarnaast zijn ook factoren als economische groei, consumentvertrouwen, aanscherping van hypotheekeisen en toewijzingsregels bij de sociale huur van invloed. Bij wijzigingen zullen er verschuivingen optreden op de woningmarkt. Daarom gaat de gemeente uit van adaptief beleid. Dit is beleid dat de gemeente kan aanpassen op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Aan de andere kant moet is de gemeente zich ervan bewust dat een woning een statisch 'product' is en woningen meestal voor minimaal 50 jaar gebouwd worden.

Kaders

Het coalitieprogramma 'Gewoon Doen' 2018-2022 benoemt vier grote opgaven:

• Dienstbare overheid: open en uitnodigend

• Duurzaamheid vanuit realisme

• Kwaliteit van de leefomgeving

• Proactief inspelen op demografische veranderingen

In het coalitieprogramma is daarnaast specifiek aandacht voor de kansen die jongeren en ouderen hebben op de woningmarkt, betaalbaarheid, de verduurzamingsopgave, woningsplitsing en experimenten met nieuwe woonvormen. Deze thema's komen terug in deze lokale woonvisie.

Ook in regionaal verband wordt er - samen met de provincie Gelderland - gewerkt aan een goed woonklimaat in de Achterhoek. Sinds 2019 gebeurt dit onder de vlag van "8RHK Ambassadeurs" en aan de thematafel Wonen en Vastgoed in het bijzonder. In opdracht van de thematafel wordt ook de regionale woonvisie geactualiseerd. De lokale woonvisie hangt hier nauw mee samen. Daarom zijn de uitgangspunten voor de nieuwe regionale woonvisie doorvertaald in deze lokale woonvisie voor Bronckhorst.

Monitoring en onderzoek

Om in te kunnen spelen op nieuwe trends en ontwikkelingen, is (regel)ruimte en flexibiliteit in beleid nodig. Daarnaast is monitoring essentieel. Jaarlijks vindt lokaal en regionaal uitgebreide monitoring plaats van de ontwikkelingen op de woningmarkt (huur en koop). Ook tussentijds wordt gebruik gemaakt van cijfers die inzicht geven in de woningmarkt. Een keer per vier jaar wordt er (regionaal) onderzoek gedaan naar de kwantitatieve en kwalitatieve woonbehoefte. Voor deze lokale woonvisie is onder andere gebruik gemaakt van het regionaal woonwensen- en leefbaarheidonderzoek dat in 2017/ 2018 is uitgevoerd. Het volgende onderzoek wordt uitgevoerd in 2021. De lokale woonvisie kan worden bijgesteld, als nieuwe onderzoeken en inzichten hier aanleiding voor geven. Het is dynamisch document.

Drie hoofdthema's

Bronckhorst heeft veel verschillende dorpen en een enorm buitengebied. Ieder dorp of gebied is uniek en heeft eigen karakteristieke kenmerken en kwaliteiten. De gemeente wil dat Bronckhorst als geheel een aantrekkelijk woongebied is en blijft, zowel voor de huidige inwoners als voor mensen van buiten de gemeente. Dit betekent dat de gemeente op het behouden en versterken van de bestaande (woon)kwaliteiten in de kernen en het buitengebied, zoals het landelijk wonen in een groene omgeving. Daar waar nodig voegt Bronckhorst kwaliteit aan de woningvoorraad en woonomgeving toe. Bronckhorst streeft dan ook naar een woningvoorraad die duurzaam, betaalbaar en divers is, passend bij de huidige en toekomstige woonbehoefte van de inwoners van Bronckhorst.

In deze woonvisie ligt de focus op drie thema's:

  1. Passend aanbod De (bestaande) woningvoorraad sluit aan bij de behoefte van (potentiële) inwoners, zowel in prijs, kwaliteit als in aantallen. (Bronckhorst speelt in op de woonbehoefte van huidige én toekomstige generaties.)
  2. Duurzaamheid De woningvoorraad is duurzaam en toekomstbestendig. (Bronckhorst zet in op het wooncomfort van mensen en geven de verduurzaming een impuls.)
  3. Wonen en zorg Iedereen die zorg of ondersteuning nodig heeft, kan zo lang mogelijk zelfstandig wonen óf kan terecht in een passende woonzorgvoorziening. (Bronckhorst investeert in een veilige en gezonde woning en woonomgeving.

Uitbreiding woonvoorraad

De gemeente Bronckhorst constateert een kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod op de woningmarkt. Tegelijkertijd verwacht Bronckhorst gelet op de demografische ontwikkelingen - dat op langere termijn minder en andere woningen nodig zijn. Transformatie van bestaande woningen heeft daarom prioriteit. Omdat het aantal huishoudens volgens de prognoses de komende jaren nog licht toeneemt en Bronckhorst de mismatch wil oplossen, voegt Bronckhorst tot 2025 ook nog gericht woningen toe aan de voorraad.

Kwaliteit

Bronckhorst wil sturen op kwaliteit en staart zich niet blind op getallen. Wél houdt de gemeente rekening met de effecten op langere termijn. Daarom wil de gemeente dat elke woning die nog wordt toevoegd, invulling geeft aan een kwalitatieve opgave. Kortom: Bronckhorst wil de juiste woning voor de juiste doelgroep op de juiste plek.

Om invulling te geven aan een kwalitatieve opgave, wil de gemeente primair woningen toevoegen die:

  • voorzien in de aantoonbare woonbehoefte van groepen mensen waar nu onvoldoende aanbod voor is op de reguliere woningmarkt;
  • de doorstroming op de woningmarkt bevorderen;
  • een impuls geven aan de verduurzaming van de woningvoorraad;
  • duurzame woonkwaliteiten of -concepten toevoegen aan de bestaande woningvoorraad die nu nog niet of onvoldoende in Bronckhorst aanwezig zijn.

Kwantiteit

Het streven is om minimaal voldoende woningaanbod te realiseren voor de lokale woonbehoefte. ABF Research heeft in 2018 (in opdracht van de regio Achterhoek) vijf scenario's opgesteld van hoe het aantal huishoudens zich tot 2025 zou kunnen ontwikkelen.

Op basis van de verwachte huishoudensontwikkeling gaat het minimale scenario voor Bronckhorst uit van circa 400 woningen die tot 2025 nog nodig zijn om te voorzien in de behoefte; het maximale scenario gaat uit van circa 550 woningen.

De prognoses zijn geen absolute waarheid, maar geven een trend/richting aan. Met het oog op de verwachte huishoudensdaling op langere termijn, is de gemeente Bronckhorst in de vastgestelde woonvisie in 2019 uitgegaan van een woningbouwopgave van 400 woningen extra tot 2025 als richtgetal.

De afgelopen jaren is de krapte op de woningmarkt fors toegenomen, zowel in de koop als (sociale) huur. Niet alleen inwoners uit Bronckhorst zelf zoeken een woning, vaak het liefst in eigen dorp. Ook steeds meer woningzoekenden uit andere delen van het land oriënteren zich op het oosten. Bronckhorst is een aantrekkelijk gebied om te wonen, o.a. vanwege het landschap, de unieke woonkwaliteiten, werkgelegenheid en ligging. Daarom heeft de raad op 27 mei 2021 ingestemd met het voorstel om de woningbouwopgave te verhogen naar ca. 500 woningen tot 2025. Het gaat hierbij zowel om koop- als (sociale) huurwoningen.

Op basis van de daadwerkelijk aantoonbare behoefte in de kernen en het buitengebied en behoefteonderzoek voor specifieke doelgroepen (zoals arbeidsmigranten), maar ook door monitoring en trendanalyse kan de hierboven genoemde richting worden bijgesteld.

De uitgangspunten van de woonvisie

Waar voegt de gemeente toe?

De woonbehoefte is het grootst in de grotere kernen, zoals Vorden, Hengelo en Zelhem. de gemeente Bronckhorst constateert in deze kernen de grootste mismatch tussen vraag en aanbod.

Ook in veel kleine kernen en het buitengebied is er een woonbehoefte die niet altijd in het bestaande woningaanbod kan worden ingevuld. Daarom is er ook ruimte om, op basis van een aantoonbare behoefte, woningen in de kleine kernen en het buitengebied toe te voegen. Hier gaat het vooral om transformatie van bestaand vastgoed en woningsplitsing, waarbij Bronckhorst de landschappelijke kwaliteiten en de mogelijkheden voor bedrijven in het buitengebied wil waarborgen.

Hoe gaat de gemeente toevoegen?

Transformatie van bestaand (leegstaand) vastgoed heeft de voorkeur. Hierbij gaat het zowel om verbouw/ herbestemming als nieuwbouw na sloop. Ook is ruimte voor woningsplitsing en nieuwbouw. De gemeente bouwt kiest vooral voor projecten die qua omvang en kwaliteit passen bij de identiteit, uitstraling en stedenbouwkundige structuur van de kern of het gebied. Inbreiding gaat boven uitbreiding. Hierbij wordt rekening gehouden met de opgaven op het gebied van klimaatadaptatie en hittestress.

Voor wie voegt de gemeente toe?

Uitgangspunt is dat Bronckhorst woningen toevoegt voor mensen met een aantoonbare woonbehoefte die niet in de bestaande woningvoorraad kan worden ingevuld. Op basis van de uitkomsten van het AWLO (2017) en de gesprekken die zijn gevoerd, onderscheidt Bronckhorst de volgende prioritaire doelgroepen:

  • Starters: jongeren tussen 18 en 35 jaar en jonge gezinnen tot 40 jaar met een beperkt budget, die niet eerder eigenaar van een woning zijn geweest;
  • Ouderen die graag de stap willen maken van koop naar huur of naar een kleinere, betaalbare en levensloopgeschikte koopwoning;
  • Huishoudens die net teveel verdienen voor een sociale huurwoning, maar relatief weinig mogelijkheden hebben op de koopmarkt (lagere middeninkomens);
  • Mensen in een kwetsbare positie, zoals mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben.

Wat voegt de gemeente toe?

Woningen die voor meerdere doelgroepen geschikt zijn en daarmee ook op langere termijn duurzaam inzetbaar zijn. De gemeente onderscheidt de volgende prioritaire segmenten:

  • Betaalbare grondgebonden koopwoningen voor starters (< € 225.000,-)
  • Grondgebonden koopwoningen in het middeldure prijssegment, ten behoeve van de doorstroming (indicatief: € 225.000,- tot € 300.000,-)
  • Sociale huurwoningen (tot de liberalisatiegrens < € 752,33 prijspeil 2021)
  • Middeldure huurwoningen (indicatief: < €900,-)
  • Woonzorgaanbod (intramuraal/ begeleid wonen)

Met de actualisatie van de woonvisie (2021) is daarnaast meer ruimte gecreëerd voor woningbouwplannen voor doorstromers en meer maatwerk mogelijk qua doelgroep en (prijs)segment bij transformatie van bestaand vastgoed.

Tijdelijke huisvesting

Als aanvulling op de opgave om te voorzien in voldoende reguliere (permanente) huisvesting, is er ook een opgave op het gebied van tijdelijke huisvesting. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om arbeidsmigranten die voor een bepaalde periode in Bronckhorst verblijven voor werk. Huisvesting die specifiek voor deze doelgroep wordt gerealiseerd, is enkel bedoeld voor tijdelijke bewoning. Als arbeidsmigranten zich permanent in Bronckhorst willen vestigen, dan kunnen zij terecht in reguliere woningen.

Woningsplitsing

Algemene voorwaarden

Als basis gelden bij woningsplitsing (binnen en buiten de bebouwde kom) standaard de volgende voorwaarden:

  • Er wordt voorzien in een concrete woonbehoefte. De aanvraag moet daarom door de huidige en toekomstige bewoners gezamenlijk worden ingediend bij de gemeente.
  • Er vindt verevening plaats. Hieronder valt bijvoorbeeld een bijdrage aan het Fonds Bovenwijks, verduurzamingsmaatregelen of een extra bijdrage aan landschappelijke inpassing.

Specifieke criteria landelijk gebied

Daarnaast geldt nog een aantal specifieke ruimtelijke criteria, waarbij onderscheid is gemaakt tussen buiten of binnen de bebouwde kom. Omdat onderliggend bestemmingsplan alleen voor het landelijk gebied geldt, worden hier de specifieke ruimtelijke criteria voor buiten de bebouwde kom weergegeven:

  1. woningsplitsing beperkt zich tot het eenmalig creëren van één extra woning binnen de bestaande contouren van een hoofdgebouw, waar reeds een verblijfsobject met een woonfunctie aanwezig is;
  2. beide woningen hebben na splitsing een gezamenlijke maximale inhoud van 750 m³. Indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum;
  3. elke woning heeft na splitsing recht op 100 m² aan bijgebouwen en het meerdere wordt gesloopt tenzij meer bij recht op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Indien sprake is van monumentale bijgebouwen vervalt het recht op 100 m2 extra bijgebouwen;
  4. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van een gemeentelijk of rijksmonument en eventuele (monumentale) bijgebouwen dienen gehandhaafd te blijven;
  5. woningsplitsing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- of leefklimaat en van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er wordt voldaan aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de, op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid, geldende Woonvisie 2019 - 2025.

3.4.4 Wonen en zorg     

Op 25 februari 2014 stelde het college van Bronckhorst het 'Beleid- en uitvoeringsplan Wonen en Zorg' vast. Via het beleid- en uitvoeringsplan wil de gemeente een visie op wonen en zorg bieden zoals deze werd aangekondigd in de 'Structuurvisie Bronckhorst' (zie paragraaf 3.4.1). Daarnaast wil de gemeente de visie operationaliseren door nadere definities te stellen, zoals in geval van woonzorggebieden, of het vaststellen van acties, zoals het zoeken van samenwerking met de eerstelijnszorg.

Het beleid- en uitvoeringsplan kent diverse uiteenlopende onderwerpen en beleidsvisies. De onderwerpen met ruimtelijke relevantie zijn hieronder samengevat.



Woningvoorraad

De bestaande woningvoorraad past niet bij de toekomstige samenstelling van de bevolking. Daarnaast worden er de komende jaren nog maar zeer beperkt nieuwbouwwoningen toegevoegd. Tussen de zeven Achterhoekse gemeenten is afgesproken dat er fors wordt geschrapt in de plancapaciteit (zie paragraaf 3.4.3).

De gemeente Bronckhorst wil zorgen voor een gedifferentieerd aanbod aan kwalitatief en kwantitatief voldoende woningen die voldoen aan de bestaande en toekomstige vraag. 'De juiste woning op de juiste plaats' is hierbij uitgangspunt. Dit wil zeggen dat er voldoende woningen zijn, nu en in de toekomst, die zo goed mogelijk aansluiten bij wat mensen willen. Er is echter weinig sturing in de nog toe te voegen woningbouw mogelijk. Daar waar sturing bij nieuwbouw nog enigszins mogelijk is, wordt ingezet op toekomstbestendige woningen. Kansen moeten echter vooral gezocht worden in de bestaande woningvoorraad.

De huidige en toekomstige generatie ouderen blijft steeds langer actief en blijft zo lang mogelijk thuis wonen. Daarnaast is er de ontwikkeling scheiden van wonen en zorg. Gevolg is, dat er een groeiende behoefte is aan zorg aan huis en toegankelijke woningen voor mensen met een beperking in hun dagelijkse doen en laten. Dit alles heeft grote consequenties voor de bestaande woningvoorraad. De bestaande woningvoorraad is hier grotendeels niet geschikt voor.

De bestaande woningen zullen aangepast moeten worden. De woningen moeten 'geschikt' gemaakt worden. De meningen over wanneer een woning daadwerkelijk geschikt genoemd kan worden lopen uiteen. Wanneer gesproken wordt over een geschikte woning, is er veelal sprake van maatwerk.

In de prestatieafspraken met de corporaties is opgenomen dat we samen onderzoeken wat we verstaan onder een geschikte woning en hoe we hiermee om zullen gaan in de praktijk. Het volledig aanpassen van alle (corporatie)woningen heeft geen zin. Veel van de in de woning aangebrachte voorzieningen zullen in de meeste gevallen niet worden gebruikt, omdat veel ouderen zich tot op hoge leeftijd nog prima kunnen redden. De investering staat dan niet in verhouding tot de opbrengst ervan.



Woonzorggebieden

Door extramuralisering zijn zorgaanbieders steeds meer gaan inspelen op de mogelijkheden om zorg bij mensen thuis te brengen. Mensen kunnen daardoor langer in hun eigen vertrouwde omgeving blijven wonen. Er is een aantal groepen inwoners waarvoor het van belang is dat zij dicht bij de voorzieningen wonen. Daarnaast kiest ook een deel van de inwoners bij het ouder worden voor een aangepaste woning in de nabijheid van de voorzieningen.

De gemeente wil daarom in de vijf grote kernen: Hengelo, Hummelo, Steenderen, Vorden en Zelhem, woonzorggebieden realiseren. Een woonzorggebied is een kern waar ouderen en mensen met een beperking zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen en deelnemen aan de samenleving. Binnen deze gebieden is sprake van wonen, welzijn en zorg op maat variërend van aangepaste woningen tot 24 uurs-zorg. In de gebieden worden de voorzieningen zoveel mogelijk geclusterd. Door deze clustering wordt versnippering voorkomen. Hierdoor wordt in deze gebieden een versterkt en hoogwaardig aanbod gerealiseerd.

Definitie van een woonzorggebied: een (deel van een) kern, waarin optimale condities zijn geschapen voor wonen met zorg. De bewoners van het totale woonzorggebied zijn in principe een dwarsdoorsnede van de samenstelling van de plaatselijke bevolking.

Een woonzorggebied is een gewoon gebied waarin de zorg beslist niet domineert, waar sprake is van integrale zorg en dienstverlening en waar overwegend levensloopgeschikte woningen en woonomgeving met een goed voorzieningenniveau aanwezig zijn.

Als woonzorggebied wordt de totale bebouwde kom van de de kernen gerekend, met uitzondering van de bedrijventerreinen. Er wordt gekozen voor de totale (woon)kern om te voorkomen dat woningen 'net buiten de werkingsgebied van het beleid valt' of dat zorgaanbod gaat domineren in een gebied.

De zorg- en dienstverlening binnen deze gebieden is niet overal gelijk. Dit is afhankelijk van de kansen en mogelijkheden die zich voordoen in de verschillende gebieden. Rondom de verzorgings- en verpleeghuizen is het niveau van zorg en dienstverlening hoger dan in de rest van de kern.

Bij het aanmerken van de woonzorggebieden is aansluiting gezocht bij de bestaande verzorgings- en verpleeghuizen.

Ouderen worden gestimuleerd om dicht bij de voorzieningen in de woonzorggebieden te gaan wonen. Met de forse toename van het aantal ouderen is het niet reëel om er vanuit te gaan dat alle ouderen daar ook gehuisvest kunnen worden omdat daar op termijn onvoldoende woningen beschikbaar zullen zijn.

Mensen hebben de keuze om dicht bij de voorzieningen in een woonzorggebied te gaan wonen. Met name voor ouderen kan dit een bewuste keuze zijn. Er is echter een aantal groepen inwoners waarvoor het wel van belang is dat zij in de woonzorggebieden wonen. Dit zijn onder meer mensen met dementie, de groep die onder de psychogeriatrie (pg) valt. Voor het exploiteren van intensieve zorgplaatsen is een bepaald volume nodig. Organisaties hebben elkaar nodig om de gewenste zorg en ondersteuning te kunnen bieden. De intensieve zorgplaatsen wil de gemeente daarom concentreren in de woonzorggebieden. Deze intensieve zorgplaatsen zijn een goede basis voor de zorginfrastructuur in de kern en het gebied dat bij de kern hoort. Door clustering van deze intensieve zorgplaatsen met andere voorzieningen wil de gemeente een versterkt en hoogwaardig aanbod realiseren in de vijf kernen. Woonvoorzieningen voor mensen met een beperking wil de gemeenten ook concentreren in de vijf grote kernen. Het gaat om mensen die niet zelfstandig initiatief kunnen nemen en/of niet in staat zijn het vervoer te regelen. Door deze mensen dicht bij de voorzieningen te huisvesten, worden zij geprikkeld en in staat gesteld deel te nemen aan het maatschappelijk leven.

In en woonzorggebied streeft de gemeente ernaar dat de volgende voorzieningen aanwezig zijn:

  • intensieve zorgplaatsen voor de verschillende groepen;
  • 24-uurs zorg op afroep;
  • informatie- en adviesfunctie;
  • zoveel mogelijk nultredenwoningen;
  • welzijns- en ondersteuningsdiensten;
  • huisarts, tandarts, apotheek in een gezondheidscentrum met eventueel andere zorg- en welzijnsdiensten;
  • aandacht voor:

- openbare ruimte rolstoeltoegankelijk en sociaal veilig;

- slim gebruik van vrijkomende gebouwen;

- goed gladheidbeleid.

De huisarts, tandarts en apotheek behoren tot de basisvoorzieningen in een gebied. Huisartsen zoeken steeds meer de samenwerking en samenhang met andere zorgverleners. Op meerdere locaties in de gemeente is een HOED (Huisartsen onder één dak). In een aantal gevallen zijn meerdere zorg- en welzijnsfuncties hieraan gekoppeld en is sprake van een gezondheidscentrum.

De clustering van voorzieningen in een HOED of gezondheidscentrum kan er toe bijdragen dat de gezondheidszorg minder kwetsbaar is. De zorgvragen nemen toe en er is schaarste aan mensen en middelen. De zorg moet zo doelmatig mogelijk georganiseerd worden. De nadruk ligt op vraag gestuurde zorg en dit betekent inspelen op wat zorgvragers belangrijk vinden en rekening houden met hun daadwerkelijke behoeften en de wijze waarop zij hun leven willen inrichten. Er is bij de eerstelijnszorgverleners een groeiende wens naar werkbare zorg. Door een combinatie van toenemende werklast en andere beroepsoriëntatie (normale werkdagen, parttime werken) ontstaat bij huisartsen, verloskundigen en andere vrije beroepsgroepen meer behoefte aan onderlinge samenwerking en facilitaire ondersteuning. Een deel van hen wil liever geen eigen bedrijf meer runnen.

De gemeente stimuleert de ontwikkeling van samenwerking en samenhang van zorg- en welzijnsfuncties (bijvoorbeeld in de vorm van een gezondheidscentrum) in de vijf woonzorggebieden.

Wonen en zorg in het buitengebied

Zorg en welzijn houden niet op bij de grenzen van de woonzorggebieden. Ook het buitengebied maakt gebruik van de zorg- en ondersteuningsinfrastructuur die in de woonzorggebieden aanwezig is. Met buitengebied wordt het hele gebied buiten de vijf woonzorggebieden bedoeld, dus ook de kleine kernen. De mate waarin zorg en ondersteuning in het buitengebied geboden kunnen worden, zal echter op een lager niveau liggen dan in de vijf woonzorggebieden. Hierbij wordt opgemerkt dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben in de keuzes die zij maken en de gevolgen van die keuzes. Als mensen met een grote zorgvraag ervoor kiezen in het buitengebied te gaan (of te blijven) wonen, kan dit in de toekomst betekenen dat een eigen bijdrage wordt gevraagd om de hogere kosten die de levering van zorg in het buitengebied met zich meebrengt te dekken.

Woonzorgvoorzieningen in het buitengebied zijn niet op voorhand uitgesloten. Er geldt een 'ja, mits principe'. Dit houdt in: willen (zorg)organisaties zich in het buitengebied vestigen, dan wil de gemeente daaraan medewerking verlenen op voorwaarde dat er zich geen negatieve consequenties voordoen voor de cliënten of de voorgestane concentratie van wonen en zorg in de woonzorggebieden.

3.4.5 Masterplannen en centrumvisie     

3.4.5.1 Masterplan Hengelo Centrum     

Het Masterplan Hengelo Centrum is aan te merken als een nadere uitwerking van de 'Structuurvisie bebouwd gebied' en als opvolger van de 'Structuurvisie Hengelo-Kom', en geeft een kaderstellende ruimtelijke visie waaraan eventuele ontwikkelingsplannen voor de verschillende locaties in het centrum van Hengelo moeten gaan voldoen.

Met het masterplan wil de gemeente een proces in gang zetten om het centrum compacter te maken en kwalitatief te versterken, en zodoende de levendigheid te handhaven.

De volgende (primaire) opgaven zijn gesteld:

1. het compacter maken van het centrum aan de Noordzijde (Raadhuisstraat);

2. het verbeteren van de verblijfskwaliteit rondom de Sint Remigiuskerk (horecaconcentratie);

3. het ontwikkelen van betere looproutes (circuit Raadhuisstraat - Kerkstraat - Spalstraat);

4. het geven van een nieuwe functie aan de gemeentehuis-locatie;

5. het compacter maken van het centrum aan de zuidzijde (Spalstraat, Welkoop en Aldi);

De secundaire opgaven zijn:

6. het geven van een nieuwe functie aan door het compacter maken vrijkomende locaties;

7. het voorkomen en tegengaan van leegstand;

8. het niet verder laten toenemen van woonfuncties op de begane grond in het centrum;

9. het verhogen van de beeldkwaliteit in het centrum (zowel bebouwing als openbare ruimte).

In het Masterplan zijn enkele concrete locaties benoemd, en is een voorbeelduitwerking gegeven. Per locatie wordt inzicht gegeven in de bestaande waarden en kwetsbaarheden, de knelpunten en beperkingen, maar vooral ook op de kansen, die de beoogde ontwikkeling kan bieden. Het gaat hierbij om de volgende locaties:

  1. locatie huidige Plus en Albert Heijn
  2. locatie gemeentehuis
  3. locatie Schoolstraat
  4. locatie hoek Ruurloseweg - Bleekstraat
  5. locatie Raadhuisstraat - Horecaplein
  6. locatie Rabobank
  7. locatie Hoek Spalstraat - Raadhuisstraat

verplicht

3.4.5.2 Masterplan Vorden Centrum     

Het Masterplan Vorden centrum is een actualisatie van de Centrumvisie 2003 en geeft een kaderstellende ruimtelijke visie, waaraan eventuele ontwikkelingsplannen voor de verschillende locaties in het centrum van Vorden zouden moeten voldoen.

De volgende actiepunten kunnen als taakstellend worden beschouwd:

  • Versterken van het voorzieningenapparaat:
    1. door uitbreiding en nieuwvestiging van detailhandel en horeca;
    2. door aanleg van extra parkeervoorzieningen.
  • Versterken van de wervingskracht van het centrummilieu:
    1. door verhoging van de ruimtelijke kwaliteit van straat- en dorpsbeeld;
    2. door verbetering van het verblijfsklimaat in de openbare ruimte.
  • Versterken van de woonfunctie in het centrumgebied, waardoor de gewenste functiemenging duurzaam is gewaarborgd (sociale controle, leefbaarheid);
  • Uitplaatsen van storende functies, sloop van bedrijfsgebouwen en opname van nutteloos geworden verhardingen;
  • Opwaarderen van de binnenhoven, waardoor de algemene woonkwaliteit en leefbaarheid voor de omwonenden wordt verbeterd;
  • Doorkoppelen van langzaamverkeersrelaties, waardoor een grotere mate van doorkruisbaarheid van het centrumgebied ontstaat. Dit versterkt het openbare karakter van de buitenruimte en draagt zo bij tot sociale veiligheid.

In het Masterplan zijn enkele concrete locaties benoemd. Per locatie wordt inzicht gegeven in de bestaande waarden en kwetsbaarheden, de knelpunten en beperkingen, maar vooral ook op de kansen, die de beoogde ontwikkeling kan bieden. Het gaat hierbij om de volgende locaties:

  1. Zutphenseweg 32
  2. Schoolstraat – Smidstraat
  3. Zutphenseweg 1 t/m 3f
  4. Kerkstraat 13
  5. Dorpsstraat - Molenweg
  6. Raadhuisstraat - Het Hoge
  7. Zutphenseweg 26
  8. Raadhuisstraat 1
  9. Dorpsstraat 42
  10. Zutphenseweg 2, 4, 6, 8 en 10
  11. Raadhuisstraat 4 en 6

verplicht

3.4.5.3 Ontwikkelingsvisie Centrum Zelhem en Halle     

In de Ontwikkelingsvisie Centrum Zelhem en Halle is de ambitie voor beide kernen geformuleerd en zijn belangrijke uitgangspunten voor de ontwikkeling opgesteld. Op basis van de visie wil de gemeente afgewogen beslissingen kunnen nemen over belangrijke ontwikkelingen in de kernen. Er is in Zelhem een redelijk voorzieningenniveau. De detailhandel functioneert goed, ondernemers en consumenten zijn redelijk goed te spreken over het winkelaanbod. Knelpunten liggen vooral rond de verkeers- en verblijfsfunctie rond de Markt, de inrichting van het centrum, de kleine omvang van enkele winkelbranches (m.n. supermarkten) en de inpassing van schaalvergroting in het overwegend kleinschalige centrum. Doelstellingen voor het centrum van Zelhem zijn het versterken van de functie als aantrekkelijk koop- en toeristisch centrum, verbeteren van de verblijfskwaliteit en verkeersveiligheid en herontwikkeling van structuurbepalende locaties. Het streefbeeld is een compact centrumgebied met een compleet voorzieningenaanbod, concentratie van detailhandel en aanverwante functies in het centrumgebied, ruimte voor schaalvergroting en verplaatsing (m.n. supermarktbranche), de Markt als middelpunt en rustpunt in het centrum met een betere functionele ondersteuning (horeca, terrassen, groen), een hogere verblijfskwaliteit met een veilige en comfortabele inrichting en een goede bereikbaarheid met voldoende parkeervoorzieningen. Een en ander is vertaald in een plan van aanpak. Initiatieven worden getoetst aan de ontwikkelingsvisie.

3.4.6 Economisch beleid     

Op 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad het beleid voor economische ontwikkeling van Bronckhorst 'Kansen benutten in Bronckhorst' 2006 - 2010 vastgesteld. Dit beleidsdocument geeft richting aan de gewenste economische ontwikkeling van de gemeente Bronckhorst. De centrale doelstelling van het beleid luidt als volgt: 'De gemeente Bronckhorst werkt aan een duurzame evenwichtig en vitale economische ontwikkeling van Bronckhorst, waarbij gebruik gemaakt wordt van aanwezige kwaliteiten. In de zin van rust en ruimte wordt gestreefd naar behoud en versterking van de werkgelegenheid en een regelmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid in kansrijke sectoren als recreatie en toerisme, (niet) commerciële dienstverlening.'

Nijverheid is een stabiele economische sector van betekenis. De trend is dat het aantal arbeidsplaatsen licht daalt als gevolg van globalisering. Veel investeringen waardoor arbeidsproductiviteit stijgt. Door specialisatie en aansluiting op kennis- en innovatiecentra kan de sector zich handhaven in nichemarkten.

Bereikbaarheid is een absolute voorwaarde voor deze en andere sectoren. Enerzijds moet de aantakking op het regionale en rijkswegennet verbeterd worden, anderzijds moeten ook de wegen binnen de gemeente een goede doorstroming van het vrachtverkeer mogelijk maken. In samenspraak met omliggende gemeenten zal gezocht worden naar oplossingen voor verbetering van de regionale ontsluiting.

Daarnaast is bereikbaarheid via snelle en toekomstvaste telecommunicatieverbindingen een absolute voorwaarde om een concurrerende positie te kunnen blijven houden.

Het bedrijfsleven is gebaat bij een vitale samenleving. Met name een verbetering van het woningaanbod voor jongeren zal meer jongeren aan de gemeente binden, waardoor de benodigde verjonging van het werknemersbestand kan optreden.

3.4.7 Monumenten, archeologisch en cultuurhistorisch beleid     

De gemeente Brockhorst kent een Erfgoedverordening waarin de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld en waarin het archeologiebeleid is vastgelegd. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet verplicht de raad om bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en daarvoor regels op te nemen. De Wamz wijst het bestemmingsplan aan als planmodel waarin de archeologische waarden en verwachtingen moeten worden geborgd. Instrument daarvoor is de archeologische waarden- en verwachtingskaart.

De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hier vanaf geleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro. Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad middels wijziging van de erfgoedverordening het meest actuele archeologiebeleid vastgesteld. Dit beleid is gebaseert op de regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek'.

De inbreng van cultuurhistorie in ruimtelijk beleid was één van de belangrijkste pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in 2009. Het verankeren van de bescherming van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke regelgeving is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Per 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat in de ruimtelijke ordening "rekening wordt gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten". Historische (stede)bouwkunde en historische geografie moeten worden meegenomen in de belangenafweging. Het gaat niet meer alleen om het beschermen van tot monument aangewezen panden en objecten en archeologische waarden, maar ook om andere waardevolle objecten en structuren. Concreet betekent dit dat gemeenten de cultuurhistorie als vast onderdeel mee gaan nemen in structuurvisies, met een doorwerking ervan in bestemmingsplannen.

De gemeente Bronckhorst heeft een cultuurhistorische gebiedsbeschrijving gemaakt om inzichtelijk te krijgen wat de cultuurhistorische waarden in de gemeente zijn. Met deze cultuurhistorische beschrijving geeft de gemeente inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied en in de bijbehorende cultuurhistorische waarden. In het bijbehorende SWOT-analyse is aangegeven wat op dit vlak de sterke en zwakke punten zijn en waar kansen en bedreigingen liggen. De beschrijving is bruikbaar voor het inpassen in diverse beleidsstukken. Daarnaast is het behulpzaam bij het ontwikkelen van een visie op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rondom de cultuurhistorische waarden. De doelgroep van dit project is tweeledig. Enerzijds zijn de resultaten bedoeld als bruikbare instrumenten voor de bestuurders en ambtenaren van de gemeente Bronckhorst. Anderzijds is het uiteindelijk de burger binnen gemeente Bronckhorst die gebaat is bij een degelijke cultuurhistorische beschrijving en aanvullende beleidsnotities. Omdat de gemeente Bronckhorst een groot belang hecht aan de bijdrage van cultuurhistorie aan de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente, en om de cultuurhistorische kenmerken en kansen te verankeren in beleid, koos de gemeente ervoor om cultuurhistorisch beleid vast te leggen in een thematische structuurvisie cultuurhistorie. De structuurvisie geeft input bij de onderbouwing van de omgang met cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplan. In de structuurvisie is de gemeente verdeeld in de volgende drie gebieden, hetgeen de basis vormt van het gemeentelijke cultuurhistorische beleid:

  • Cultuurhistorisch vrije gebieden
    1. geen leidraad vanuit cultuurhistorie voor ontwikkelingen
    2. cultuurhistorie als vrije inspiratie
    3. gemeente vraagt niets en biedt enthousiasme en welwillendheid
  • Cultuurhistorische kansgebieden
    1. cultuurhistorie als kans en inspirerende leidraad
    2. cultuurhistorie levert een bijdrage aan ontwikkelingen en de ontwikkelingen versterken de cultuurhistorie
    3. gemeente faciliteert en inspireert
  • Cultuurhistorische topgebieden
    1. cultuurhistorie als uitgangspunt
    2. ontwikkeling versterkt cultuurhistorie
    3. gemeente faciliteert, stimuleert en werkt mee

Naast deze drie gebieden zijn tevens cultuurhistorische ensembles en hotspots omschreven. Het gaat om cultuurhistorische structuren en elementen die op het schaalniveau van de gemeente van belang zijn. Ze geven karakter en kleur aan de deelgebieden en kunnen als inspiratie of leidraad dienen bij ontwikkelingen.

De Structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst is op 31 oktober 2013 door de raad vastgesteld en op 9 januari 2014 in werking getreden.

3.4.8 Welstandsnota     

De herziening van de Woningwet, die 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft ondermeer als doel, het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Die beoordeling zelf is niet veranderd en betreft 'de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in zijn omgeving, van het bouwwerk op zichzelf en van de toegepaste details, materialen en kleuren'. Nieuw is de vaststelling van de nota door de gemeenteraad.

De welstandsnota bevat de criteria die gelden bij de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. De reden voor dit nieuwe beleidsinstrument is én de gemeenteraad én de burger te betrekken bij het welstandsbeleid, zodat dit beleid voor een ieder inzichtelijk wordt.

De formulering luidt, dat de plannen moeten voldoen 'aan redelijke eisen van welstand'. Thans is het al lang niet meer zo dat overal op dezelfde wijze naar de plannen wordt gekeken; eerst wordt de aanvraag al getoetst aan het bestemmingsplan; in nieuwe plangebieden bepalen daarnaast beeldkwaliteitplannen waaraan de bouwplannen moeten voldoen. In beschermde stads- en dorpsgezichten wordt speciaal gelet op het historische kader. Wat 'redelijk' is voor welstand, hangt dus af van het kader waarbinnen de plannen worden getoetst.

De nota brengt samenhang in die toetsingskaders en de daarbij behorende criteria en presenteert deze overzichtelijk en inzichtelijk. Met vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar gebaseerd worden op de criteria die in de welstandsnota worden genoemd.

3.4.9 Reclamebeleid     

Op 9 september 2008 hebben B en W het definitieve beleid vastgesteld voor het plaatsen van permanente reclame-uitingen in de gemeente. Hiermee willen zij de beeldkwaliteit in Bronckhorst verhogen en aantasting van de architectuur voorkomen. Een rustig en overzichtelijk straatbeeld verhoogt de beeldkwaliteit en creëert een toegankelijke en veilige openbare ruimte voor bezoekers, bewoners en hulpdiensten. Daarnaast biedt dit beleid rechtszekerheid voor ondernemers, die hun bedrijf op de kaart willen zetten, door duidelijke richtlijnen te stellen. Het nieuwe reclamebeleid staat in verband met de Welstandsnota en is afgestemd op de functie van de verschillende delen van de gemeente (gebiedsgerichte benadering), die hierin is opgenomen. In het ene gebied mag meer dan in het andere.

Richtlijnen

De gemeente maakt in het reclamebeleid onderscheid in algemene en gebiedsgerichte richtlijnen. Alle reclame-uitingen moeten aan de algemene richtlijnen voldoen. Het gaat hierbij om functioneel, technische eisen (reclame-objecten moeten een verband hebben met de activiteiten van het bedrijf, het gebruikte materiaal moet deugdelijk zijn etc.), verkeersveiligheidseisen (er mag geen overlast zijn voor gebruikers van nabijgelegen onroerend goed, er mag geen sprake zijn van uitzichtbelemmering etc.) en welstandsaspecten (eisen ten aanzien van het uiterlijk van het reclameobject; de uiting moet bij voorkeur een verrijking zijn van gevels en de openbare ruimte/nabije omgeving etc). Ook geldt dat alle reclame-uitingen op eigen terrein moeten worden geplaatst. Voor de gebiedsgerichte richtlijnen is het uitgangspunt dat de reclame moet passen binnen de functie van het karakter van een gebied. Zo verdienen historische centra een extra bescherming en zijn er op bedrijven- en kantoorterreinen meer mogelijkheden voor reclame.

Veel bedrijven hebben een huisstijl en/of huiskleuren die zij willen gebruiken in hun reclame-uitingen. Deze spelen geen overwegende rol in de beoordeling van de aanvraag om een vergunning voor reclameobjecten.

Gebieden

De gemeente onderscheidt op haar grondgebied onder andere de volgende gebieden: bebouwde kom, bedrijventerreinen, sportterreinen, buitengebied (buiten de bebouwde kom), beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten. Per gebied zijn regels opgesteld voor reclame-uitingen. Voor het buitengebied geldt bijvoorbeeld in principe dat alle reclame-objecten ontoelaatbaar zijn. Om ondernemers in het buitengebied echter niet te benadelen, zijn enkele reclamevormen toegestaan onder bepaalde voorwaarden:

  • reclameborden moeten een direct verband hebben met de activiteiten, die de ter plaatse gevestigde ondernemer op dat perceel uitoefent;
  • in totaal zijn maximaal twee reclameobjecten toegestaan per onderneming.

Verwijsborden

Het is moeilijk te bepalen waar bewegwijzering eindigt en reclame begint. De gemeente ontwikkelt beleid om de vraag naar verwijsborden te kunnen reguleren en wil een uniform bewegwijzeringsysteem voor heel Bronckhorst realiseren. Op dit moment is alleen een keuze gemaakt in toeristische bewegwijzering. Het overige bewegwijzeringsbeleid is nog in ontwikkeling. Om niet alle vormen van verwijzing naar een onderneming te verbieden, is in het nieuwe reclamebeleid voor een tussenoplossing gekozen. Op het moment dat de beleidsnota met regels voor bewegwijzering in werking treedt, komt dit onderdeel hierover in het reclamebeleid te vervallen. Volgens het reclamebeleid geldt voorlopig dat voor nieuwe aanvragen voor bewegwijzering alleen een tijdelijke vergunning afgegeven kan worden.

Overgangsregeling

In Bronckhorst staan, net zoals elders in ons land, veel reclame-objecten. De vergunningen voor deze permanente reclame-uitingen blijven van kracht totdat een eigenaar zijn reclameborden wil vervangen. Dan geldt het nieuwe reclamebeleid. Het nieuwe beleid is nu al wel van kracht voor alle nieuwe aanvragen die binnenkomen. Deze worden hieraan getoetst. Reclame-objecten die zonder vergunning zijn geplaatst, zijn in principe illegaal en moeten verwijderd worden.

Handhaving

In 2007 is de hele gemeente in beeld gebracht op panoramafoto's. Op de foto's zijn alle aanwezige reclame-uitingen vanaf de verharde rijweg zichtbaar, voor zover openbaar en redelijkerwijs toegankelijk. Deze foto's zijn voor de gemeente de nulsituatie. Van de reclame-uitingen die op de foto's zichtbaar zijn, wordt uitgezocht of ze met een vergunning zijn geplaatst. Niet vergunde objecten zijn niet toegestaan en moet de eigenaar verwijderen. Voor vergunde objecten die niet voldoen aan de nieuwe reclameregels geldt zoals aangegeven de overgangsregeling. De gemeente zet handhaving in om toe te zien op het naleven van de regels rond reclame-uitingen.

Relatie met ander gemeentelijk beleid 

Naast de regels in het reclamebeleid, kunnen voor het al dan niet vergunnen van reclame-uitingen, bepaalde voorschriften die zijn opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen van kracht zijn. Deze gaan vóór op de regels in het reclamebeleid. Verder vormt het reclamebeleid dus een aanvulling op de Welstandsnota.

3.4.10 Groenstructuurplan     

Het "Groenstructuurplan voor het openbaar groen" heeft tot doel om vanuit een gezamenlijke visie de gewenste groenstructuur en de gewenste kwaliteit van het groen vast te leggen en zowel kwantitatief als kwalitatief in stand te houden. Het in 2008 vastgestelde groenstructuurplan heeft een looptijd van 15 jaar en fungeert als toetsingskader voor het behouden, verwerven en afstoten van het groen. Het plan is ontwikkeld op basis van de ambities van de verschillende sleutelfiguren (onder andere ambtelijk apparaat, burgers, bestuur) in het openbaar groen. Samen hebben zij de inhoud bepaald. Het geeft een kader voor ontwerpen, inrichtingsvoorstellen en beheerplannen, levert randvoorwaarden voor de beleids- en beheerplannen voor alle deelproducten en behartigt het openbaar groen in de dorpen en de kernen in de gemeente, inclusief de sportcomplexen en begraafplaatsen die in de dorpen of kernen liggen of er aan grenzen. Tevens bevat het een aantal uitgangspunten voor het bereiken van de doelstelling.

3.4.11 Samen voor biodiversiteit     

Bronckhorst kent een prachtig buitengebied met een grote variatie in landschappen. De natuur is overal om ons heen te vinden. Maar de natuur is aan het veranderen. De diversiteit gaat hard achteruit. Het aantal soorten en de verspreiding ervan neemt af, tegelijkertijd zien we het aantal plaagsoorten toenemen. En het besef groeit dat de biodiversiteit van levensbelang is voor ons. De gemeente Bronckhorst ziet het keren van de achteruitgang als een essentiële taak om samen met inwoners op te pakken. Daarom heeft de raad van Bronckhorst op 31-10-2019 het beleidsplan 'Samen voor biodiversiteit' vastgesteld.



Lange termijn

De verbetering van de biodiversiteit vraagt om een lange termijn visie. Dit is een verandering van denken en handelen. Het herstel van het ecosysteem is een proces waar soms jaren van investering aan vooraf gaat. Dit vraagt van gemeente en samenleving om investering, vertrouwen en geduld. We richten ons daarom op vier sporen;

  • verankering van het thema biodiversiteit in het gemeentelijk beleid (ruimtelijke processen)
  • verankering van het thema biodiversiteit in het gemeentelijk beheer (beheer)
  • vergroten van bewustwording en handelen (communicatie en participatie)
  • activiteiten die bijdragen aan het vergroten van de biodiversiteit (projecten)



Huidige trend: verarming van de biodiversiteit

De toenemende druk op het gebruik van de buitenruimte, veranderingen in het klimaat en veranderingen in beheer hebben de laatste decennia een verarming van de biodiversiteit teweeg gebracht. Insecten verdwijnen, een groot aantal vogelsoorten neemt af en plantensoorten verdwijnen. Landschapselementen en akkerranden die voorheen vaak een onderdeel vormde van de agrarische bedrijfsvoering staan onder druk. Tegelijkertijd zien we het aantal ongewenste exotische invasieve soorten toenemen. Ook zien we een verstoring van het ecologisch evenwicht, bijvoorbeeld door de overlast van de eikenprocessierups.



Keer de trend om: Samen voor biodiversiteit!

Het herstel van de variatie aan soorten, ecosystemen en landschappen is van belang voor een rijke natuur en is de basis van ons welzijn. Ook economisch zijn wij afhankelijk van een gezond ecosysteem. Biodiversiteit gaat ons allemaal aan. Met dit plan zetten we de volgende stap om de inzet op het behoud en herstel van de biodiversiteit te vergroten, een structureel karakter te geven en zo de natuurwaarde meetbaar te versterken. Samen met bewoners, ondernemers en bedrijven geven we vanuit de gemeente Bronckhorst richting in een verbetering van de biodiversiteit en het natuurinclusief denken en doen. Dit doen we volgens het principe van 'behouden, versterken en verbinden van leefgebieden'.

De Soortenatlas die bij het biodiversiteitsplan hoort geeft focus aan de vier sporen van het biodiversiteitsplan.

3.4.12 Speelruimteplan     

Het Speelruimteplan Gemeente Bronckhorst maakt op basis van demografische ontwikkelingen keuzes voor vermindering van het aantal speelplaatsen en -plekken. Doel is een passen en aantrekkelijke speelruimte die goed verdeeld is over de Bronckhorster jeugd.

De landelijke gehanteerde richtlijn voor speelplekken in plattelandsgemeentes is 1 speelplek per 30 tot 100 kinderen. Uit de analyse van onze speelruimte blijkt dat Bronckhorst volgens deze richtlijn ruim bedeeld is wat betreft speelvoorzieningen. Terwijl in Bronckhorst een afname van het aantal kinderen wordt verwacht. Bronckhorst heeft gemiddeld 2,8 speelplekken per 100 kinderen. Wij streven naar het gemiddelde van 1 plek per 100 kinderen als basisniveau voor speelvoorzieningen. Concreet betekent dit voor wijken of dorpen met:

  • minder dan ca. 30 kinderen geen traditionele speelplek maar informele speelruimte;
  • tussen de ca. 30 tot 100 kinderen een kleine speelplek;
  • rond de 100 kinderen een centrale speelplek, met iedere ca. 50 kinderen extra, een kleine speelplek extra.

Het basisniveau speelvoorzieningen realiseren we in 6 jaar. Van de 95 speelplekken (2013) vallen er 36 buiten het basisniveau. Deze plekken hebben geen functie meer en worden ingericht als openbaar groen. Op 31 van de te behouden speelplekken verminderen we het aantal toestellen door een toestel op termijn niet meer te vervangen. Op 12 speelplekken plaatsen wij toestellen bij en maken de groene omgeving rond de speelplek ook geschikt voor spelen.

3.4.13 Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen     

Op 25 juni 2009 heeft de raad van Bronckhorst het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied vastgesteld. Dit beleidsplan is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen gezamenlijk opgesteld. Het doel van het LOP is om een stimuleringskader te bieden voor het landelijke gebied en de gewenste initiatieven te ondersteunen, wat moet leiden tot verder behoud en versterking van het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande plannen. Het LOP is uitgewerkt in de gemeentelijke structuurvisie Bronckhorst 2012 dat als basis voor bestemmingsplannen dient.

Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied, onder meer functieverandering, uitbreidingen van bebouwing, bedrijventerreinen en wegenaanleg. Daarbij dient gelet te worden op de vormgeving van nieuwe bebouwing, de situering van nieuwe gebouwen ten opzichte van de reeds bestaande gebouwen en de wijze waarop de nieuwe gebouwen zich verhouden tot de ruimere omgeving in het betreffende landschapstype. Dit doel wordt door de aanleg van streekeigen beplanting gerealiseerd en leidt tot een verhoging van de landschappelijke kwaliteit.

3.4.14 Kwaliteitskader Nationaal Landschap De Graafschap     

Kansen voor ontwikkeling

Het noordelijke deel van de gemeente Bronckhorst maakt deel uit van Nationaal Landschap De Graafschap. Een van rijkswege aangewezen kleinschalig waardevol landschap van oeverwallen langs de IJssel, veel historie en een mozaïek van landgoederen en oude ontginningen. Nationaal Landschap De Graafschap strekt zich tevens uit over delen van de gemeenten Zutphen, Lochem en Berkelland.

De provincie Gelderland heeft de kernkwaliteiten van de nationale landschappen vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland. Ruimtelijke ontwikkelingen in het nationaal landschap zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. Het ‘Ja, mits-principe’. Ook de gemeente Bronckhorst wil dit bijzondere landschap behouden en ontwikkelen en ziet hierbij een belangrijke rol voor de bewoners, initiatiefnemers en gebruikers van het gebied.

Op 29 juni 2017 heeft de raad van Bronckhorst het 'Kwaliteitskader Nationaal Landschap De Graafschap' vastgesteld. Dit kwaliteitskader is de uitwerking van de kernkwaliteiten naar het gebied van de gemeente Bronckhorst. Het geeft aan wat de hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kernkwaliteiten van het landschap. Het biedt kansen voor de initiatiefnemer en de omgeving. Belangrijk daarbij is het proces. Kwaliteit maak je samen. Dit kader geeft houvast bij de planvorming en de afweging zodat vooraf duidelijk is wat de ambities zijn voor het landschap en hoe de initiatiefnemer met een ruimtelijke ontwikkeling een meerwaarde kan bieden voor de kernkwaliteiten van het nationaal landschap.

Doelstelling landschap

Vanuit de provinciale verordening is de doelstelling het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. De landschapsvisie ambieert het behoud van het unieke karakter van het gebied door het benadrukken van contrasten tussen openheid en geslotenheid van landschap en het realiseren van een fijnmazig patroon voor flora en fauna.



Status

Het kwaliteitskader is als beleidsregel van toepassing op binnenplanse en buitenplanse planologische procedures. De toetsing aan dit kader maakt onderdeel uit van een integrale beoordeling en afweging van diverse belangen, zoals ruimtelijk beleid, milieu, landschap, ecologie en economie. Het proces om tot de uitwerking van de kernkwaliteiten te komen en hoe om te gaan met initiatieven, sluit aan bij werkwijze in Bronckhorst, zoals beschreven in het Bronckhorster bestemmingsplanproces, en de intenties van de Omgevingswet. Dat betekent meer burgerparticipatie en eigen verantwoordelijkheid.

Werkwijze voor initiatieven

Iedere ruimtelijke ontwikkeling in het nationaal landschap heeft in meer of mindere mate invloed op het landschap maar niet voor iedere ontwikkeling wordt de toets aan het kwaliteitskader verplicht gesteld. Er kunnen wat dat betreft twee soorten ontwikkelingen worden onderscheiden:

Ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan passen.

Deze ontwikkelingen worden geregeld met een aanvraag omgevingsvergunning. Een bijdrage aan het nationaal landschap, middels het naleven van de ambities en het toepassen van bouwstenen zoals omschreven in dit toetsingskader, gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het kader is wel van toepassing op een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunning), als deze op grond van het bestemmingsplan nodig is in verband met landschappelijke kwaliteiten.

Ontwikkelingen die niet binnen het bestemmingsplan passen.

Deze ontwikkelingen kunnen mogelijk worden gemaakt via een afwijkingsbevoegdheid, wijzigingsbevoegdheid of een bestemmingsplanherziening. In het ‘Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst’ staat beschreven hoe de gemeente omgaat met dergelijke plannen en welke plancategorieën ze onderscheiden. Als een initiatief het nationaal landschap ligt is dit afwegingskader van toepassing en moet het navolgende stappenplan worden doorlopen.

Stappenplan

Het kwaliteitskader bevat een stappenplan. Dit stappenplan laat zien hoe om te gaan met ruimtelijke initiatieven in het nationaal landschap in 9 stappen. Hiermee weten initiatiefnemers en omwonenden wat ze moeten en kunnen doen om de juiste ontwikkelingen in het gebied mogelijk te maken. Het geeft aan hoe met dit kwaliteitskader, initiatiefnemer en gemeente samen met het gebied tot plannen komen die bijdragen aan de (kern)kwaliteiten van het nationale landschap en de ruimtelijke initiatieven.

3.4.15 Verkeersbeleid     

Op 28 juni 2007 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Dit plan geeft zodanig sturing aan de ontwikkeling van de mobiliteit dat de kwaliteit van zowel de bereikbaarheid, de leefbaarheid als de verkeersveiligheid in de gemeente wordt gewaarborgd.

Het GVVP is van cruciaal belang omdat hierin de toekomstige beleidskaders voor de gemeente Bronckhorst zijn vastgelegd. Er is onderscheid gemaakt in de volgende thema's:

  • Verkeersveiligheid: eenduidige inrichting van wegen volgens de duurzaam veilig filosofie.
  • Bereikbaarheid: definiëren van verkeersaantrekkende locaties (woon, werk of bijvoorbeeld recreatieve locaties), benoemen van routes tussen hoofdwegen en deze verkeersaantrekkende locaties, beschrijven van bereikbaarheidsniveaus, prioriteren van locaties.
  • Leefbaarheid: benoemen van kwetsbare gebieden en robuuste wegen, beschrijven van acceptabele grenzen voor intensiteit, milieu en geluid en benoemen van voorwaarden.

3.4.16 Parkeerbeleid     

Op 16 december 2013 hebben burgemeester en wethouders de 'beleidsregels 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst' vastgesteld. Deze beleidsregels zijn op 25 december 2013 in werking getreden. De beleidsregels bevatten parkeernormen die dienen als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelijke plannen en waar initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten aan moeten voldoen.

De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor een bepaalde functie. Het kan gaan over woningen, kantoren en supermarkten maar bijvoorbeeld ook over een camping of een manege. Iedere functie heeft een eigen parkeernorm. De normen die in deze beleidsregels zijn opgenomen komen uit publicatie "kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW. Niet alle functies zijn opgenomen in de beleidsregels. Voor functies die niet in de beleidsregels staan hanteren wij als uitgangspunt de maximale norm uit de CROW publicatie 'kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie'.

De parkeernormen worden gebruikt om praktische en wettelijke redenen. Praktisch is het handig om met elkaar af te spreken hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn per functie. Op deze manier kan de gemeente van te voren toetsen of een nieuw of aangepast plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Hiermee wordt achteraf getouwtrek en mogelijke parkeeroverlast in de toekomst voorkomen. Wettelijk gezien vloeit het gebruik en toepassen van parkeernormen voort uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen de Wro speelt het bestemmingplan een centrale rol. Hierdoor verdwijnen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening. Een eis voor voldoende parkeergelegenheid is zo'n stedenbouwkundige bepaling. Nu deze niet meer middels de bouwverordening worden geregeld, moeten de parkeernormen op een andere manier vastgesteld worden. Het vastleggen in beleidsregels, als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelike plannen en beoordeling van verzoeken om medewerking aan ruimtelijke ontwikkelingen, is een goed instrument voor dit doel.



Bij nieuwe ontwikkelingen of functieveranderingen moet gekeken worden naar het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe situatie. Is er sprake van een geheel nieuwe situatie dan moet de berekende parkeervraag in zijn geheel toegevoegd worden. Wanneer er sprake is van een functieverandering dan moet het verschil in parkeervraag tussen oude en nieuwe situatie worden toegevoegd. Vraagt de nieuwe functie om minder parkeerplaatsen dan hoeven de, eventueel, te veel aanwezige parkeerplaatsen niet verwijderd te worden.

3.4.17 Milieubeleid     

De gemeente Bronckhorst kende een Milieubeleidsplan 2009-2012. Dit beleidsplan geldt niet meer. Een milieubeleidsplan is niet verplicht en om deze reden is er geen nieuwe meer opgesteld. de gemeente Bronckhorst handelt echter nog wel volgens dit beleid.

Het Milieubeleid van de gemeente Bronckhorst komen allerlei milieu-aspecten aan de orde. Bijvoorbeeld wat de gemeente nu doet en in de toekomst van plan is met belangrijke onderwerpen als afval, klimaat, bodem, geluid, lucht, openbaar groen, externe veiligheid en landschap. Dit milieubeleid geeft de ambities en de richting aan die wordt gevolgd voor wat betreft het te voeren gemeentelijk milieubeleid.

In het milieubeleid worden verbanden gelegd tussen de diverse thematische beleidsplannen. Voor veel onderwerpen is al beleid vastgesteld, zoals afval, klimaat, groen, bodem en geluid. Dit beleid is verwerkt en waar nodig aangescherpt. Er zijn duidelijker doelen opgenomen en maatregelen om die te bereiken. Nieuwe onderwerpen in het milieubeleid zijn een nagenoeg afvalloze maatschappij door nog betere scheidingsmogelijkheden en afval als grondstof voor nieuwe producten en de mogelijkheid van subsidie voor energiebesparende maatregelen bij particuliere woningen.

Duurzaamheid en leefbaarheid zijn actuele thema's en met een aantal maatregelen die in het plan zijn opgenomen zet de gemeente zich hiervoor in. Het verminderen van afval en het bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering zijn aangegeven als de belangrijkste uitgangspunten. Leefbaarheid richt zich hierbij op de korte termijn, hier en nu, de mensen in hun leefomgeving. Duurzaamheid richt op de langere termijn, de volgende generatie en kijkt over de grenzen heen. Het doel van het milieubeleid is een bijdrage leveren aan het creëren van een gezonde, prettige en duurzame leefomgeving voor nu en in de toekomst.

Ruimtelijke ordening richt zich op de inrichting van de leefomgeving. Als gevolg hiervan heeft ruimtelijke ordening vele raakvlakken met de in dit milieubeleid genoemde thema's (bijvoorbeeld Externe Veiligheid en Geluid). Ten aanzien van ruimtelijke ordening zijn als ambitie en doelstelling opgenomen een duurzame inrichting van de schaarse grond, harmonie tussen de diverse functies en het handhaven daarvan. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

  • In een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming wordt inzicht verkregen in de gevolgen voor milieu, duurzaamheid en natuur.
  • Elk ruimtelijk plan/besluit wordt voorzien van een afgewogen keuze ten aanzien van milieuaspecten (geluid, lucht, externe veiligheid, bodem, flora en fauna en waterhuishouding).
  • Toepassen van de afstandcriteria voor externe veiligheid, geluid, geur en lucht.
  • Onderzoeken in hoeverre de bestemmingsplannen voldoen aan de normen met betrekking tot externe veiligheid (risicovolle planologische situaties worden zoveel mogelijk voorkomen en de gewenste veiligheidsituatie wordt planologisch vastgelegd).
  • Onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om duurzaamheid te integreren in bestemmingsplannen.

Met het milieubeleid wordt bij het uitoefenen van gemeentelijke taken, waaronder ruimtelijke ordening, rekening gehouden.

3.4.18 Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen     

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het BEVI zijn risiconormen opgenomen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijke vastgelegd. Het besluit verplicht het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal personen dat zich in de directe omgeving van een risicovol bedrijf mag bevinden. Gemeenten moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen. Tevens moet de brandweer om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is zodoende van groot belang.

Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het beleid besteedt aandacht aan de onderwerpen waar de gemeente Bronckhorst bevoegdheden of instrumenten heeft via de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Wet milieubeheer. Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft geen betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor of door buisleidingen.

Voor de totale gemeente Bronckhorst heeft de gemeenteraad op 25 september 2008 een Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen vastgesteld. De ambitie van de gemeente is om “de gemeente Bronckhorst in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken in samenwerking met alle partners”. De belangrijke beleidskeuzes zijn als volgt:

Plaatsgebonden risico

In aansluiting op de ambitie is het plaatsgebonden risico het minimale beschermingsniveau die aan personen geboden moet worden. Gezien het wettelijke kader en de kosten die een passende oplossing met zich meebrengt, is het niet realistisch om de risico's voor de reeds aanwezige beperkt kwetsbare objecten, gelegen binnen de gestelde norm, te beperken. Binnen de gemeente Bronckhorst wordt de hoogst mogelijke bescherming van de kwetsbare objecten gegeven zonder de bestaande knelpunten direct te saneren.

Bescherming nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten: Beperkt kwetsbare objecten zijn binnen de richtwaarde toegestaan. Er wordt gestreefd (bij beslissingen Wet op de Ruimtelijke Ordening of Wet milieubeheer ) om de risico's zoveel mogelijk te beperken en eventueel te saneren. Nieuwe nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten worden binnen de gestelde richtwaarde niet toegestaan.

Groepsrisico

De visie van de gemeente Bronckhorst is om de gemeente in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken. Bij deze visie sluit de beleidsmogelijkheid toename van het groepsrisico is niet toegestaan het meest aan. In deze situatie kunnen er geen nieuwe onveilige situaties ontstaan en zullen reeds aanwezige onveilige situaties worden bevroren.

Een zeer groot nadeel is, dat deze visie voor bedrijven waarvoor het beleid van toepassing is een grote beperking oplegt. Reeds bestaande bedrijven kunnen door het hanteren van de deze ambitie niet meer uitbreiden en nieuwe (externe veiligheidrelevante) bedrijven kunnen zich niet binnen de gemeente vestigen. Daarnaast leidt deze ambitie ertoe dat er binnen de invloedssfeer van de inrichting geen planontwikkeling mogelijk is. Het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is niet mogelijk en het veranderen van bestemmingen is alleen nog mogelijk indien dit geen negatieve gevolgen heeft voor de risico's. Daarnaast is het de vraag of de algemene visie van de gemeente Bronckhorst strikt toegepast moet worden voor alle gebieden van de gemeente.

Om de algemene visie van de gemeente Bronckhorst te volgen en tegemoet te komen aan de nadelen, wordt een gebiedsgerichte benadering toegepast die onderscheidt maakt in:

Ruimte voor wonen: woongebieden, landelijk gebied, gemengd wonen en werken

Voor de woongebieden, het landelijk gebied en gemengd wonen en werken biedt de gemeente Bronckhorst de maximale bescherming aan (beperkt) kwetsbare objecten, ook als dit ten koste gaat van de ontplooiingsruimte van bedrijven. Voor deze gebieden is een toename van het groepsrisico niet toegestaan. Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt maar dat de kans op een calamiteit of door een vergroting van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot de oriëntatiewaarde onder de voorwaarde dat de risico's worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen.

Ruimte voor bedrijvigheid: bedrijven en industrieterreinen

Voor de gebieden waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld met de bestemming bedrijventerrein c.q. industrieterrein wordt gestreefd naar een optimale combinatie van gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Daarbij zijn er mogelijkheden om te wonen en te werken waarbij bedrijven de mogelijkheid hebben om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien. Voor dit gebied “ruimte voor bedrijvigheid” legt het hanteren van de algemene visie een ongewenst grote beperking op. Om deze reden mag in deze gebieden het groepsrisico toenemen tot aan de oriëntatiewaarde.

Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt tot boven de oriëntatiewaarde maar dat de kans op een calamiteit of door het vergroten van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot boven de oriëntatiewaarde onder de voorwaarden:

  1. De risico's moeten ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie.
  2. Binnen de invloedssfeer van de inrichting mogen uitsluitend nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet binnen de invloedsfeer van de inrichting worden gerealiseerd.
  3. De oriëntatiewaarde mag worden overschreden. Het totaal aantal personen dat zich in de invloedssfeer bevindt in kwetsbare objecten mag de oriëntatiewaarde niet overschrijden. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het aantal personen in kwetsbare objecten is niet toegestaan.

3.4.19 Geluidsbeleid     

De gemeente Bronckhorst heeft in concept een geluidnota opgesteld. In deze nota wordt het grondgebied van Bronckhorst verdeeld in een aantal zogenaamde gebiedstypen. Voor elk gebiedstype wordt een bepaalde geluidskwaliteit nagestreefd door het hanteren van gebiedspecifieke streef-, grens- en plafondwaarden. Op deze wijze kunnen bepaalde activiteiten vanwege hun geluidproductie wel of niet toegelaten worden in een bepaald gebied. Het geluidbeleid is op deze wijze een ordenend instrument.

De gemeente wil dit beleid toepassen op alle inrichtingen die onder de Wet milieubeheer vallen. Voor de inrichtingen onder de werkingsfeer van het zogeheten Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) is de toepassing alleen mogelijk indien de gebiedstypen met hun geluidwaarden zijn vastgelegd in een verordening, overeenkomstig artikel 2.19. van genoemd besluit. Dit artikel is echter nog niet in werking getreden waardoor de gemeente haar beleidsvisie verwoord in de geluidsnota vooralsnog niet in de praktijk kan brengen. Om deze reden is de gemeente nu nog gehouden de bestaande wet- en regelgeving toe te passen.

3.4.20 Duurzaamheidsbeleid     

Op 28 maart 2019 heeft de gemeenteraad de "Routekaart Energieneutraal Bronckhorst 2030" vastgesteld. Gelijktijdig is besloten om het "Koersdocument Duurzame energie in de Achterhoek; zichtbaar, merkbaar, onmiskenbaar" vast te stellen en om deel te nemen aan het “Fonds stimulering energietransitie Achterhoek” en ten behoeve van de oprichting en het beheer van dit fonds een stichting op te richten en een fondsbeheerder aan te stellen.

Routekaart

Het einddoel is dat de gemeente Bronckhorst in 2030 net zoveel duurzame energie opwekt als deze in totaal aan energie verbruikt. Het energieverbruik vermindert met 45% ten opzichte van het verbruik in 2015. De rest van de energie die wel wordt verbruikt, komt in zijn geheel uit duurzame (lokale) bronnen.

Het doel 2030 energieneutraal staat vast. Met deze Routekaart stelt Bronckhorst tevens twee tussendoelen vast.

  • Doel 2022: 15% schone energieopwekking en 10% besparing energieverbruik
  • Doel 2026: 45% schone energieopwekking en 25% besparing energieverbruik
  • Doel 2030: 100% schone energieopwekking en 45% besparing energieverbruik

In de Routekaart is gekozen voor een combinatie van duurzaam opwekken van stroom en het winnen van warmte uit diverse bronnen. Bronckhorst zet nadrukkelijk in op alle mogelijk duurzame bronnen. Diverse scenario's van een goed gebalanceerde energiemix zijn mogelijk.

Om de doelstelling te halen is verbreding van de samenwerking met inwoners en ondernemers noodzakelijk. Ook de dorpsbelangenorganisaties, energiecooperaties en maatschappelijke organisaties in Bronckhorst hebben een cruciale rol in de energietransitie. Zij krijgen een rol in een "Raad van Inspiratie" om hen te betrekken bij de uitvoering van de Routekaart. Alle partijen dragen immers bij aan deze verandering.

De gemeente neemt een belangrijke rol op zich door te informeren, stimuleren, faciliteren en zelf het goede voorbeeld te geven. Draagvlak en draagkracht staan daarbij centraal, omdat de gemeente graag wil dat de stappen op de Routekaart voor iedereen haalbaar en betaalbaar zijn.

De Routekaart schept een kader, die voor uitvoering nader uitgewerkt zal worden:

  • Het streven naar inzet van alle geschikte daken voor het opwekken van zonne-energie.
  • Het streven naar kleinere zonneparken op land (rond 2 ha) die goed ingepast kunnen worden en een groot zonneveld (>10 ha), zodat Liander de infrastructuur hierop kan aanpassen.
  • Het uitdagen van initiatiefnemers om zich maximaal in te zetten voor een meervoudig grondgebruik, met landbouw, natuur of andere geschikte doeleinden.
  • De keuze voor windmolens in clusteropstelling en geen medewerking aan solitaire windmolens. Om het aantal zoveel mogelijk te beperken, is het streven gericht op grotere efficiente varianten.
  • Bij windmolens is lokale participatie en eigendom van burgers en bedrijven een randvoorwaarde. Partijen werken gelijkwaardig samen in de ontwikkeling, bouw en exploitatie, zoals uitgesproken in het klimaatakkoord.
  • Gezien het verdienmodel van grootschalige opwek moet de opbrengst zoveel mogelijk ten goede komen aan de lokale omgeving.
  • Kleine windmolens voor eigen gebruik zijn, met uitzondering van woonwijken, toegestaan tot twee per perceel op het bouwblok.
  • Minimaal 50% lokaal eigendom van zonnevelden en windenergie. Deze eigendomsverdeling (50% van de productie voor de lokale omgeving) is een harde eis voor medewerking.
  • Een inspanningsverplichting voor de participatie in de planvorming van omwonenden van energieprojecten.
  • Een inspanningsverplichting voor de participatie in de financiele revenuen van een zonnepark of windproject door de mogelijkheid van individueel mede-eigenaarschap en door een omgevingsfonds. Het omgevingsfonds wordt door de initiatiefnemers met een redelijk bedrag gevuld. Een lokaal bestuur kan met deze bijdrage investeren in de leefbaarheid van de directe omgeving of in duurzame projecten.

Koersdocument

Het Koersdocument is de basis waarop initiatieven voor duurzame energieopwekking worden getoetst en deze ruimtelijk worden ingepast. Het biedt inwoners en lokale initiatieven en ondernemers de mogelijkheid om mee te doen en mee te kunnen beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Daarnaast geeft het initiatiefnemers een handelingsperspectief waarmee zij projecten voor duurzame energieopwekking tot ontwikkeling kunnen brengen in de gemeente Bronckhorst. Het Koersdocument draagt daarmee bij aan het intensiveren van de beweging naar een energieneutraal Bronckhorst in 2030. Met dit Koersdocument wordt een zeer belangrijke stap gezet om invulling te gegeven aan de Routekaart.

Aanjaagfonds

Het Aanjaagfonds dient als aanjager en financieel middel voor lokale initiatieven. Met dit fonds kan de ontwikkelkosten van lokale (Achterhoekse) inwoners initiatieven voor duurzame energieopwekking worden voorgefinancierd en wordt de slagingskans van deze projecten vergroot. Bij de ontwikkelkosten vallen ondermeer de kosten voor de MER, vergunningen, technisch ontwerp, financieel en juridisch). Het is een fonds waar de lokale initiatieven gebruik van kunnen maken en bij realisatie van duurzame energieprojecten zij het weer terug moeten storten in het Aanjaagfonds.



Samenhang Routekaart, Koersdocument en Aanjaagfonds

De Routekaart is een realistisch en daadkrachtig plan om samen met alle betrokkenen aan de slag te gaan met de energietransitie. De Routekaart beschrijft de weg naar Bronckhorst energieneutraal in 2030 en vormt de start voor de uitvoering. Het Koersdocument en het Aanjaagfonds zijn instrumenten om invulling te geven aan het behalen van de doelstelling. Het Koersdocument is de basis waarop we initiatieven voor duurzame energieopwekking willen toetsen en ruimtelijk willen inpassen. Het biedt inwoners, lokale initiatieven en ondernemers de mogelijkheid om mee te doen en mee te beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Het Aanjaagfonds is een instrument die voor lokale initiatieven het financieel mogelijk maakt om duurzame energieprojecten te realiseren. We helpen hen daarmee om een versnelling in de duurzame energieopwekking op gang te brengen.

3.4.21 Waterbeleid     

De gemeente Bronckhorst sluit ten aanzien van waterhuishouding aan op het beleid van het 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (zie ook pargraaf 3.1.6) en beleid van het Waterschap Rijn en IJssel ten aanzien van integraal waterbeheer zoals dat in het Waterbeheerplan 2016-2021 en de Watervisie is vastgelegd.

Het Waterbeheerplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap. Het plan sluit aan op de beleidskaders van de provincie Gelderland en het Rijk, zoals opgenomen in het provinciale waterhuishoudingsplan en de Kaderrichtlijn Water. De hoofdthema's in het waterbeheerplan zijn veiligheid, watersysteembeheer en waterketenbeheer.

In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen.

3.4.22 Prostitutiebeleid     

Met ingang van 1 oktober 2000 is tengevolge van wijziging van zedelijkheidswetgeving de opheffing van het algemene bordeelverbod in werking getreden. Met de opheffing van dit verbod is een einde gekomen aan het illegale karakter van deze prostitutiebedrijven. De verwachting bestaat dat van deze wetswijziging een sanerende werking uitgaat en uiteindelijk zal leiden tot een betere regulering van de prostitutiebranche.

Ondanks het feit dat deze bedrijvigheid in Bronckhorst momenteel niet voorkomt, is de opheffing van het bordeelverbod voor de gemeente aanleiding geweest om de eventuele vestiging en exploitatie van de aan de seksindustrie gelieerde bedrijven/activiteiten planologisch nader te reguleren.

In de bestemmingsplannen van Bronckhorst is de vestiging van een sexinrichting in eerste aanleg uitgesloten. Middels een wijzigingsbevoegdheid kan onder voorwaarden het vestigen van maximaal één seksinrichting in een daarvoor aangwezen zone worden toegelaten. Bij het bepalen van die zone is rekening gehouden met de uitstraling die een sexinrichting heeft naar de omgeving.

3.4.23 Handhavingsbeleid     

Op grond van de huidige rechtspraak is het college van burgemeester en wethouders niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht om tot handhaving over te gaan. Het college heeft een handhavingsbeleid opgesteld waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het college kunnen voordoen op basis van prioritering en de benodigde en beschikbare financiële en personele middelen.

Het beleid richt zich op de zogenaamde preventieve en repressieve vormen van handhaving. Onder deze vormen van handhaving wordt het volgende verstaan.

Preventieve handhaving Preventief handhaven is gericht op het voorkomen van overtredingen. Onderzoeken hebben aangewezen dat veel overtredingen vaak onbewust plaatsvinden. Goede voorlichting, via brochures, voorlichtingsbijeenkomsten, herhaalde informatie in het gemeentelijke nieuwsbulletin, actieve benadering doelgroepen etc. kunnen er toe leiden dat overtredingen worden voorkomen.



Repressieve handhaving Deze vorm van handhaving ziet op het beëindigen van de overtreding door het inzetten van sanctiemiddelen. Bestuursdwang en een dwangsom zijn de meest voorkomende instrumenten die de gemeente tot haar beschikking heeft. Voordat deze instrumenten worden ingezet kan in overleg met de overtreder vaak een oplossing bereikt worden. In dat kader wordt er een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de overtreder en het algemeen belang.



Gedogen Het is niet altijd mogelijk, nodig of zelfs wenselijk dat tegen elke vorm van overtreding van een beleidsregel wordt opgetreden. Niet mogelijk, omdat soms teveel overtredingen worden begaan om daartegen op te treden; niet nodig omdat steekproefsgewijs controles en sancties een preventief effect kunnen hebben; niet wenselijk omdat er andere zwaarwegende belangen kunnen zijn die zich tegen handhaving verzetten. Er is/wordt ten aanzien van bestemmingsplannen geen algemeen gemeentelijk gedoogbeleid ontwikkeld.

 

De handhaving van c.q. het toezicht op de ruimtelijke ordening is aangestuurd vanuit het handhaafprogramma 2008 van de gemeente Bronckhorst. Het toezicht vindt onder meer plaats vanuit de thema’s permanente bewoning, klachten verzoeken om handhaving en eigen constateringen.

Wanneer een overtreding wordt geconstateerd wordt via een vaste werkwijze opgetreden. Deze werkwijze is vastgelegd in de nota “Sanctiestrategie Fysieke Leefomgeving’. Voordat wordt gecorrigeerd wordt eerst de legalisatiemogelijkheid onderzocht.

3.4.24 Beleidsvisie voor het buitengebied     

In deze paragraaf wordt de gemeentelijke beleidsvisie voor het buitengebied beschreven en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst (NL.IMRO.1876.BP01048-VG01) is vertaald. De beleidskeuzes zijn gebaseerd op de bestaande situatie, de beleidskaders van rijk en provincie en het eigen gemeentelijke beleid.

De basis voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan wordt gevormd door de provinciale Omgevingsvisie (2014), provinciale Omgevingsverordening en de Structuurvisie Bronckhorst (2012). Het beleid uit deze visies en regelgeving is als uitgangspunt gehanteerd voor het bestemmingsplan. Daarnaast is vertaling gegeven aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de 'Nota van wijzigingen – bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst' welke door de gemeenteraad op 11 december 2014 is vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Juridische aspecten algemeen     

In dit hoofdstuk komen de algemene juridische aspecten aan bod. De juridische aspecten die betrekking hebben op de bestemmingen die voorkomen in het specifieke planonderdeel zijn opgenomen in Hoofdstuk 2 Planonderdelen in de paragraaf 2.1.4, 2.2.4, 2.3.4, 2.4.4, 2.6.4, 2.7.4, 2.8.4, 2.9.4, 2.5.4, 2.10.4, 2.11.4, 2.12.4 en 2.13.4.

4.1 Algemeen     

Dit bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de RO Standaarden zoals opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het plan voldoet aan het Informatiemodel ruimtelijke ordening 2012 (IMRO2012), de Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012), het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012), de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012) en de Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart (PRABPK2012).

Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen.

Uitgangspunt voor de regels en de verbeelding is het handboek van de gemeente Bronckhorst, welke gebaseerd is op de SVBP2012 en de PRABPK2012. Daarnaast bevat het plan regels die de Wet ruimtelijke ordening voorschrijft. De basis voor de verbeelding zijn de Basisregistratie Grootschalige Topgrafie (BGT) en de Basisregistratie Kadaster (BRK).

De gemeente Bronckhorst kent een bibliotheek met standaardregels voor de diverse bestemmingen. Deze regels zijn in eerste instantie van toepassing voor alle locaties waar deze bestemmingen voorkomen. Met aanduidingen op de verbeelding in relatie tot de regels wordt maatwerk geleverd daar waar dat noodzakelijk of gewenst is. Zoals in paragraaf 1.1 en 1.3.1 is toegelicht, is onderhavig plan een herziening van de totaalplan voor landelijk gebied. Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en het veegplan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in het veegplan op te nemen. Dus ook onderdelen die in het veegplan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan. Eventuele maatwerkbepalingen ten behoeve van planonderdelen in het veegplan zijn aan de planregels toegevoegd.

4.2 Opbouw regels     

4.2.1 Algemeen     

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat Inleidende regels waarin de onderdelen Begrippen en Wijze van meten zijn opgenomen. Deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2 bevat Bestemmingsregels waarin de diverse bestemmingen zijn opgenomen. De artikelen met de bestemmingen hebben een min of meer vaste opbouw.

Hoofdstuk 3 bevat Algemene regels, die van algemeen belang zijn voor het plan.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte Overgangs- en slotregels.

4.2.2 Functies     

De indeling in bestemmingen is gebaseerd op de gewenste hoofdfunctie van het gebied. Het grootste deel van het landelijk gebied heeft de agrarische functie en is afhankelijk van de ligging in of nabij waardevolle en kwetsbare (natuur)gebieden bestemd voor 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap of Agrarisch met waarden - Landschap en natuur'. Agrarische bedrijven met een kwekerij(tak) behoren tot deze bestemmingen. Een groot oppervlak van het buitengebied bestaat uit bos en is als zodanig bestemd ('Bos'). De grote aaneengesloten natuurpercelen zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'. Hoewel 'Bos en 'Natuur' in hun bestemming overeenkomsten kennen, onderscheidt de natuurbestemming zich doordat hier extensief agrarische activiteiten zijn toegestaan en ingezet wordt op de bescherming van de landschapswaarden. Specifiek voor het landgoed Wientjesvoort Noord is vanwege de specifieke regeling de bestemming 'Groen - Park' overgenomen uit het plan Wientjesvoort Noord. De bestemming 'Tuin' is ten behoeve van de tuinen rond de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' in het nog te realiseren woon- en sportcomplex 'Paardendorp' aan de Velswijkweg 11 te Zelhem opgenomen. De bestemming 'Groen' is met name van toepassing op percelen voor groenvoorzieningen waarbij kleine gebouwen van openbaar nut kunnen worden gerealiseerd.

Burgerwoningen in het buitengebied zijn ondergebracht in een viertal woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Wonen - Landhuis'. Bij een landhuis is de bestemming gericht op het beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, gewassen en houtopstanden en haar ontwikkelingsmogelijkheden. De bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' wordt gehanteerd teneinde regie te kunnen voeren op het aantal woningen op een perceel en hun uitbreidingsmogelijkheden.

Het buitengebied kent daarnaast een aantal niet-agrarische functies zoals 'Bedrijf', 'Horeca' en 'Maatschappelijk'. Deze hebben elk hun eigen bestemmingsregeling gekregen.

Voor de diverse vormen van recreatieve activiteiten zijn een drietal recreatiebestemmingen opgenomen, te weten 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Recreatiewoning' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het onderscheid tussen dag- en verblijfsrecreatie ligt in de mogelijkheid tot overnachten. Ook is er een verschil in situering. Een recreatiewoning onder de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' staat doorgaans solitair terwijl dergelijke woningen onder de bestemming Recreatie-verblijfsrecreatie zich meer in de vorm van een vakantiepark manifesteren. Daarnaast kent de bestemming Recreatie - verblijfsrecreatie ook andere typen overnachtingsmiddelen: een tent, caravan, trekkershut, groepsaccomodatie en recreatie-appartement.

In het plangebied komen sportlocaties voor waaraan de bestemming 'Sport' is gegeven.

Enkele grotere nutsvoorzieningen zoals rioolwaterzuiveringen en pompstations voor drinkwater hebben de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' gekregen.

Naast bovengenoemde (deels) bebouwde functies kent het plangebied onbebouwde ruimten, grotendeels openbaar, die onderscheiden zijn in de bestemmingen 'Verkeer',''Verkeer - Railverkeer' en Water''.

Verder zijn er in het bestemmingsplan enkele dubbelbestemmingen opgenomen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2'' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3, 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Riool' ter bescherming van een ondergrondse gas- en rioolleidingen, 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' ter bescherming van bovengrondse elektriciteitsleidingen, Leiding - Water ter bescherming van waterkleidingen, 'Waterstaat - Waterkering' ter bescherming van waterkeringen en 'Waterstaat - Waterstaatkundige funcite' bestemd voor onder andere de afvoer van hoogwater, vergroten van de afvoercapaciteit en onderhoud van de hoofdwaterkering. De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen. De 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie gericht op het verbeteren van de natuur(waarden).

De dubbelbestemmingen Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'.

Tot slot zijn er de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen in het plan, die in de regels elk hun vertaling hebben gekregen teneinde het doel van de gebiedsaanduiding te effectueren:

'Vrijwaringszone - molenbiotoop' 'Geluidzone - industrie', 'Geluidzone - motorcross', 'Luchtvaartverkeerszone - laagvlieggebied', 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'Milieuzone - nazorg stortplaats', 'Veiligheidszone - lpg', 'Veiligheidszone - propaan', 'Wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed' en 'Wijzigingsbevoegdheid sexinrichting'. Voor deze gebiedsaanduidingen zijn specifieke regels opgenomen in de Algemene bouwregels onder Zonebepaling bouwen langs A-watergang, wegen en windmolen, industrieterrein, alsmede milieubeschermingsgebieden en de Algemene aanduidingsregels. Daarnaast zijn 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen', 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 1' t/m ...' en 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' opgenomen Gebiedsaanduidingen. Voor deze gronden gelden specifieke regels die zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

4.3 Inhoud regels     

4.3.1 Inleidende regels     

In Hoofdstuk 1 van de planregels zijn de volgende Inleidende regels opgenomen.

4.3.1.1 Begrippen     

In Artikel 1 Begrippen is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de SVBP2012, de rest is afkomstig uit het handboek Bronckhorst en zijn in de gemeente gebruikelijke definities.

4.3.1.2 Wijze van meten     

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels.

4.3.2 Algemene regels     

In Hoofdstuk 3 van de planregels zijn de volgende Algemene regels opgenomen.

4.3.2.1 Anti-dubbeltelregel     

In Artikel 24 Anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

4.3.2.2 Algemene bouwregels     

In Artikel 25 Algemene bouwregels zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het bouwen langs een A-watergang, langs Wegen, langs het spoor (Verkeer - Railverkeer), binnen de invloedssfeer van een molen (Vrijwaringszone - molenbiotoop) en binnen een geluidzone (Geluidzone - industrie en Geluidzone - motorcross). Zo mag er in een geluidzone geen (bedrijfs)woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken door middel van een omgevingsvergunning na een besluit hogere grenswaarde geluidhinder. Tevens is een bepaling opgenomen waarmee grotere maatvoeringen die afwijken van het plan en die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds aanwezig zijn, zijn toegelaten.

4.3.2.3 Algemene gebruiksregels     

In Artikel 26 Algemene gebruiksregels zijn activiteiten opgenomen die voor alle bestemmingen als strijdig gebruik worden aangemerkt. Het gaat onder meer om het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming. Hierdoor wordt voorkomen dat opslag ontstaat van materialen die een negatieve uitstraling heeft op de omgeving. Voorzover opslag plaatsvindt in het kader van de bedrijfsvoering is deze toegestaan. Ook het gebruik van de gronden voor teeltondersteunende voorzieningen voor pot- en containerteelt in grondwaterbeschermingsgebieden en gebieden met dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel' is strijdig. Evenals de wijziging in het gebruik van de gronden ten behoeve van boomkwekerijen in de gebieden met de aanduiding 'Overige zone - waardevol open gebieden waaronder essen'. Ook het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, hiermee wordt voorkomen dat gebouwen worden aangewend voor prostitutiedoeleinden. Verder het gebruik van een recreatiewoning, of een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van permanente bewoning. Het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'. Dit laatste is aan een voorwaardelijke verplichting gekoppeld waarbij een gewijzigd gebruik binnen een bestemming pas mag plaatsvinden als is voldaan aan de beleidsregels.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning' is mede het gebruik voor evenementen toegestaan, mits wordt voldaan aan de in de tabel in 26.2 opgenomen periodes en type evenement.

4.3.2.4 Algemene aanduidingsregels     

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels kent diverse algemene aanduidingsregels.

Met de Gebiedsaanduidingen 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen', 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 1' t/m ...' en 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' zijn gronden aangeduid waarvoor specifieke regels gelden. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit gelden.

Met de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - laagvlieggebied' wordt geregeld dat ter plaatse geen bebouwing hoger dan 40 m boven maaiveld is toegestaan, vanwege de laagvliegroute voor straaljagers.

Met de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden aldaar mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit. Hier gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen en het gebruik.

Met de aanduiding 'Milieuzone - nazorg stortplaats' zijn de gronden aldaar tevens bestemd voor nazorg en monitoringsvoorzieningen ten behoeve van de daar aanwezige vuilstortlocatie.

Er zijn zonevoorschriften opgenomen ter bescherming van hindergevoelige en kwetsbare objecten (zoals woningen, verzorgingshuizen en scholen) in de gebiedsaanduidingen 'Veiligheidszone - lpg' en 'Veiligheidszone - propaan'. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken door middel van een omgevingsvergunning na een besluit hogere grenswaarde geluidhinder, danwel als wordt voldaan aan de wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid.

Met de aanduiding 'Wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed' wordt geregeld dat indien ter plaatse van die aanduiding, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is vereist, de aanvullende voorwaarde geldt dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed niet onevenredig mogen worden aangetast.

4.3.2.5 Algemene afwijkingsregels     

In Artikel 28 Algemene afwijkingsregels zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Camperovernachtingsplaatsen

Er is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van het toelaten van camperovernachtingsplaatsen. Camperovernachtingsplaatsen zijn mogelijk en wenselijk omdat daarmee wordt voorzien in een toenemende behoefte aan overnachtingsplaatsen voor kampeerauto's (campers) buiten reguliere kampeerterreinen. In Bronckhorst wordt tot nu toe alleen gelegenheid geboden op twee openbare plekken in Zelhem en Hengelo (elk 2 plaatsen), op een particulier terrein in Steenderen (8 plaatsen) en bij enkele campings waar speciale plekken op het terrein beschikbaar zijn voor deze vorm van verblijfsrecreatie, veelal op het parkeerterrein. Met deze mogelijkheid wordt het aantal verblijfsrecreatieve mogelijkheden in de gemeente vergroot (vergroting diversiteit in aanbod). Een specifieke doelgroep wordt gestimuleerd een bezoek te brengen aan de gemeente. Een bepaalde groep kampeerautogebruikers kiest specifiek voor een overnachtingsplaats en maakt geen gebruik van een camping. Een bepaalde groep kampeerautogebruikers zal, ondanks de komst van een camperovernachtingsplaats, toch specifiek voor een camping kiezen omdat zij gebruik wensen te maken van de daar aanwezige faciliteiten.

Er worden voorwaarden gesteld aan o.a. bereikbaarheid, maximale verblijfsduur, aantal plaatsen, (eenvoudige) inrichting en voorzieningen, parkeren, landschappelijke inpassing en omgevingsaspecten.

De VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' kent geen specifieke richtafstanden voor een dergelijke voorziening. Voor kampeerterreinen en vakantiecentra e.d. (met keuken) geldt een richtafstand van 50 meter (i.v.m. geluid) tot aan de gevels van woningen van derden. Van een dergelijke richtafstand kan gemotiveerd worden afgeweken.

Op de voorziening is een informatiebord aanwezig met de spelregels die gelden voor gebruikmaking van het terrein. Het bord bevat verder de namen en adressen van één of meer direct in de buurt gelegen (mini)campings waarnaar wordt verwezen als camperovernachtingsplaats vol is. De voorziening is bij voorkeur gesitueerd nabij een dorpskern of een attractie. Dit met het oog op horeca- en middenstandbezoek in verband met de economische spin-off. De voorziening is eigenlijk een soort van speciale parkeerplaats voor campers, waarop in de camper mag worden overnacht. Van verblijfsrecreatie, zoals op een camping, is eigenlijk geen sprake.

Afwijking van maatvoeringen

afwijkingsmogelijkheid van 10% van de in de regels gegeven maten en normen met betrekking tot het bouwen. Deze afwijkingsmogelijkheid zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat bouwplannen hier op worden ontworpen. Voor het beschermd stadsgezicht van het stadje Bronkhorst geldt dat deze mogelijkheid alleen kan worden toegepast ten behoeve van het behoud en/of herstel van een gebouw als cultuurhistorisch monument.

4.3.2.6 Algemene wijzigingsregels     

In 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' zijn voor de 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' op de verbeelding de kaders benoemd waarbinnen en waarvoor de bestemming 'Agrarisch' kan worden gewijzigd. Het betreft hier de mogelijkheid om aan de daartoe aangeduide gronden in de agrarische bestemming de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - solarpark' (sa-sol) en 'groen' (g) toe te voegen om een solarpark mogelijk te maken. Tevens is er de mogelijkheid om in die gebieden de bestemming te wijzigen in 'Maatschappelijk' om er eventueel een educatief centrum en kinderboerderij te kunnen realiseren. Het gaat om de voormalige gemeentewerven in Vorden en Zelhem, de voormalige voetbalvelden in Hoog-Keppel en het solarpark bij plan De Kwekerij in Hengelo.

In 29.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bestemmingsvlak is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen teneinde de aangeduide bestemmingsvlakken bedoeld in de artikelen 6, 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Sport', 11, 12 , 'Wonen - 2' en 13 van vorm te veranderen. Daarbij geldt onder andere de voorwaarden dat deze vormverandering uitsluitend mag plaatsvinden binnen een zone van 25 m rondom het bestemmingsvlak. Vergroting van het bestemmingsvklak is niet toegestaan en er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden.

In 29.2 Wijzigingsbevoegdheid sexinrichting is opgenomen dat burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied sexinrichting' de bestemming kunnen wijzigen ten behoeve van de vestiging van één sexsinrichting, mits wordt voldaan aan een reeks voorwaarden. Deze zone is overgenomen uit het vigerende plan Buitengebied Hengelo/Vorden.

4.3.2.7 Overige regels     

In Artikel 30 Overige regels zijn overige algemene regels opgenomen die niet kunnen worden ondergebracht bij een van de voorgaande algemene regels.

In artikel 30.1 Voorrangsregels is een voorrangsbepaling opgenomen. Daarin is geregeld dat in het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, het belang van de dubbelbestemming voor gaat. Tevens is opgenomen dat ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen de ene dubbelbestemming geldt voor de andere geldt. Daarbij weegt het belang van dubbelbestemmingen die de veiligheid regelen het zwaarst. Hierin zijn enkel dubbelbestemmingen opgenomen die een beperking ten aanzien van het bouwen met zich meebrengen.

4.3.3 Overgangs- en slotregels     

In Hoofdstuk 4 van de planregels zijn de volgende Overgangs- en slotregels opgenomen.

4.3.3.1 Overgangsrecht     

In Artikel 31 Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.

4.3.3.2 Slotregel     

Artikel 32 Slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.

4.3.4 Bijlagen bij de regels     

In de Bijlagen bij de regels zijn enkele bijlagen opgenomen waarnaar in de planregels wordt verwezen. Zo bevat dit bijlagen ten aanzien van bedrijfsactiviteiten in verband met aan huis verbonden activiteiten en toegelaten (neven)functies, een overzicht van monumenten en standaardregels ten behoeve van wijzigingsbevoegdheden voor omzetting van enkele (dubbel)bestemmingen naar een andere (dubbel)bestemming.

Bijlagen bij de toelichting     

Bijlagen bij planonderdeel Halsedijk 13 Halle     

Bijlagen bij planonderdeel Hoogstraat 12 Toldijk     

Bijlagen bij planonderdeel Maalderinkweg 8 Vorden     

Bijlagen bij planonderdeel Nijmansedijk 9a Zelhem     

Bijlagen bij planonderdeel Locaties gemeentelijke sloopregeling     

Regels     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

Het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2022-1A met identificatienummer NL.IMRO.1876.VPL2201A-VG01 van de gemeente Bronckhorst.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is aangebouwd, dat architectonisch ondergeschikt is aan, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aaneengebouwde woning     

Een blok van meer dan twee-aaneengebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen.

1.7 Aan huis verbonden activiteit     

Een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast.

1.8 Aan huis verbonden beroep     

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.9 Aan huis verbonden bedrijf     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Daaronder niet begrepen prostitutie of een seksinrichting.

1.10 Aardkundige waarden     

De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen.

1.11 Achtererfgebied     

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.12 Afhaalhoreca     

Een horecabedrijf dat tevens is gericht op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren voor het nuttigen elders.

1.13 Agrarische activiteiten     

Het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.

1.14 Agrarisch bedrijf     

Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.

1.15 Agrarische gebouwen     

Gebouwen ten dienste van agrarisch bedrijf niet zijnde een bedrijfswoning.

1.16 Algemene wet bestuursrecht     

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.17 Ammoniakbuffergebied     

Het gebied zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland.

1.18 Archeologisch deskundige     

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.19 Archeologisch onderzoek     

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.20 Archeologische verwachting     

De aan een gebied toegekende hoge, middelmatige of lage verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.21 Archeologische waarden     

De aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.22 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.23 Bebouwingsgebied     

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.24 Bebouwingspercentage     

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.25 Bed & breakfast     

Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie, waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij er een gemeenschappelijke ruimte is waar de gasten een door de ondernemer bereide maaltijd (ontbijt) kunnen nuttigen.

1.26 Bedrijfsmatige exploitatie recreatiebedrijven     

Het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatiebedrijven daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden en waarbij tevens sprake is van verhuur van de recreatieverblijven ten behoeve van een wisselend gebruik.

1.27 Bedrijfswoning     

Een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.28 Begane grondbouwlaag     

De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.29 Beschermd dorpsgezicht     

Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.

1.30 Beschermd stadsgezicht     

Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.

1.31 Bestaand     

  1. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  3. bij bouwvlak: de oppervlakte van het bouwvlak op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.32 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.33 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.34 Bestrijdingsmiddelen     

Middelen die gebruikt worden om parasieten, onkruiden, schimmels en ongedierten in de land- en tuinbouw te bestrijden.

1.35 Bevi-inrichtingen     

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.36 Bijgebouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw, dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet aan het hoofdgebouw gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.37 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.38 Boomkwekerij     

Het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en/of heesters.

1.39 Boomwoning     

Bijzondere recreatiewoning die door vorm en hoogte gelijkenis vertoont met een boom en zich hierdoor onderscheidt van andere recreatiewoningen. De boomwoning bestaat uit 2 erdiepingen die steun vinden op een draagconstructie.

1.40 Bos     

Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.41 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.42 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.43 Bouwperceel     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.44 Bouwperceelgrens     

De grens van een bouwperceel.

1.45 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.46 Bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 Bouwwijze     

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te onderscheiden in vrijstaande woningen, twee-aaneengebouwde woningen, aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen.

1.48 Café     

Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenfunctie het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.49 Camperovernachtingsplaats     

Een parkeerplaats op particulier terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht met voorzieningen, welke een goede en stevige ondergrond biedt voor een kampeerauto (camper) en die gedurende een beperkt aantal nachten wordt gebruikt als verblijfsplaats.

1.50 Caravan     

Een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders en bedoeld om achter een personenauto voortbewogen te worden;

1.51 Carport     

Een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

1.52 Chalet     

Een permanent aanwezig gebouw, geen recreatiewoning of stacaravan, in één bouwlaag, grotendeels uitgevoerd in hout, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.53 Conferentiecentrum     

Een bedrijf(sgedeelte), gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van onder andere (informatie- en andere) bijeenkomsten, vergaderingen, congressen en conferenties met ondergeschikt de daarbij behorende voorzieningen.

1.54 Conferentieoord     

Een onderneming, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van onder andere (informatie- en andere) bijeenkomsten, vergaderingen, congressen, conferenties en recepties, met ondergeschikt de daarbij behorende voorzieningen.

1.55 Cultuur en ontspanning     

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals concerten, evenementen en tentoonstellingen, met uitzondering van een bordeel, casino, (raam)prostitutie en seksinrichting.

1.56 Cultuurhistorische waarde     

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.57 Daggasten     

Personen die als gast en/of bezoeker van de verblijfsrecreatieve voorziening niet overnachten binnen de grenzen van de inrichting.

1.58 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

1.59 Detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten     

Het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd.

1.60 Detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten     

Het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.61 Detailhandel in volumineuze goederen     

Detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.

1.62 Dienstverlening     

Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.63 Diepploegen     

Het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.

1.64 Discotheek/bar-dancing     

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van (overwegend mechanische) muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt.

1.65 Ecologische verbindingszones     

Stelsel van landschapselementen, dat wordt aangelegd om de verbinding tussen bestaande natuurgebieden te versterken.

1.66 Educatieve doeleinden     

Het overbrengen of verkrijgen van informatie in al dan niet opvoedkundige of onderwijskundige zin in welke strekt ter verwerving van kennis.

1.67 Erf     

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.68 Erfgoedwet     

Wet van 9 december 2015, Stb. 2015, 511, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.69 Evenement     

Een één- of meerdaagse activiteit, gerelateerd aan de identiteit van de (doelgroep van de) camping, welke inclusief toegestane op- en afbouwtijd maximaal één week duurt, waarbij het aantal daggasten de 230 overschrijdt.

1.70 Evenemententerrein     

Een terrein dat gebruikt wordt voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteiten met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken.

1.71 Extensief agrarisch grondgebruik     

Gebruik van grond als schraal grasland of graanakker (m.u.v. mais).

1.72 Extensief recreatief medegebruik     

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, boerengolf en fietsen.

1.73 Extensiveringsgebied     

Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

1.74 Galerie     

Een (culturele) voorziening ten behoeve van het tentoonstellen en het verkopen van kunst.

1.75 Gebiedsgebonden bedrijven     

Gebiedsgebonden bedrijven zijn bedrijven die vanuit de aard van de bedrijfsvoering alleen geplaatst kunnen worden in (delen van) het buitengebied, omdat ze er een nauwe economische relatie mee hebben. Ook agrarisch verwante bedrijven horen hieronder, zoals loonwerkers, grondverzetbedrijven, veevoederbedrijven, landbouwmechanisatiebedrijven en hoveniers.

1.76 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.77 Gelders Natuurnetwerk (GNN)     

Een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland.

1.78 Gelieerde bedrijven     

Bedrijven waarvan de vestiging ter plaatse uitsluitend een activiteit uitoefent die ten dienste staat van de ter plaatse gevestigde aardappelverwerkende industrie.

1.79 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen     

Bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).

1.80 Gestapelde woning     

Een woning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.81 Gevoelige bestemmingen in een magneetveldzone     

Woningen met bijbehorende erven alsmede scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorende buitenspeelruimten, conform het voorzorgsbeleid.

1.82 Glastuinbouwbedrijf     

Een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt.

1.83 Groene Ontwikkelingszone (GO)     

Zone, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland, die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.

1.84 Groepsaccommodatie     

Een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan of trekkershut zijnde, bestemd om uitsluitend door minimaal 12 personen, die het hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar uitsluitend te worden bewoond in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.

1.85 Groepskamperen     

Het tijdelijk kamperen, buiten specifiek daarvoor ingerichte en/of geëxploiteerde kampeerterreinen, in groepsverband ten behoeve van eigen doeleinden door groepen of verenigingen met doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een korte, aaneengesloten periode.

1.86 Grondgebonden (veehouderij)bedrijf     

  1. Een melkveehouderijbedrijf dat beschikt over voldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor het benodigde voer te voorzien volgens de voorwaarden die door het Rijk zijn voorgeschreven in de Wet verantwoorde groei melkveehouderij en in de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij.
  2. Een agrarisch bedrijf, niet zijnde een grondgebonden melkveehouderijbedrijf, dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.

1.87 Groothandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.88 Guest house     

Een gebouw dat is vormgegeven en ingericht op een zodanige wijze dat het uitsluitend kan worden gebruikt voor overnachtende gasten. Hierin is geen permanente bewoning toegestaan.

1.89 Haantjesbraderij     

Een bedrijf gericht op het bereiden van gevogelte voor consumptie.

1.90 Hervestiging     

De vestiging van een van elders te verplaatsen niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtak op een bestaand agarische bouwperceel.

1.91 Hoofdfunctie     

Een functie of functies waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt blijkens de bestemmingsomschrijving.

1.92 Hoofdgebouw     

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. In het geval er in bestaande situaties volgens de geldende bestemming sprake is van één of meerdere (bedrijfs)woningen op een bouwperceel, wordt het gebouw waarbinnen deze (bedrijfs)woning(en) is/zijn gesitueerd als hoofdgebouw aangemerkt.

1.93 Hooiberg     

Een een vrijstaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvan de constructie bestaat uit tenminste één tot zeven palen en een verstelbaar dak kan hebben, dat dan langs de palen op en neer kan bewegen, en geen dichte wanden heeft.

1.94 Hotel/motel     

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of de verhuur van een zaalruimte voor feesten en partijen.

1.95 Horecabedrijf     

Een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf.

1.96 Houtproductie     

Het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.97 Hoveniersbedrijf     

Een bedrijf gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.

1.98 Huishouden     

Eén of meer personen die sociaal en economisch een eenheid vormen.

1.99 Internetverkoop     

Een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  1. de te verkopen goederen uitsluitend via internet worden getoond en aangeboden;
  2. de transactie via internet tot stand komt;
  3. opslag van goederen plaatsvindt (op de bedrijfslocatie zelf of elders);
  4. op de bedrijfslocatie geen sprake is van enige fysieke vorm van uitstalling ter verkoop, een showroom, of van verkoop, betaling en/of het afhalen van goederen én
  5. de uitlevering van verkochte goederen aan kopers geschiedt per post of bezorgdienst.

1.100 Jaarplaats     

Dat terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het hele jaar aanwezig mag zijn, alsmede voor exclusief gebruik door de gebruikers van dat kampeermiddel.

1.101 Jachthaven     

Haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen.

1.102 Kantoor     

Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

1.103 Kampeermiddelen     

  1. Een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde.

1.104 Kampeerseizoen     

De periode tussen 15 maart en 31 oktober.

1.105 Kap     

Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.106 Kas     

Een agrarisch gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas en ander lichtdoorlatend materiaal.

1.107 Kelder     

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.

1.108 Kleine windturbines     

Op de grond bevestigde windturbines met een ashoogte van maximaal 25 meter.

1.109 Kleinschalige horecavoorziening     

Een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen.

1.110 Kleinschalig kampeerterrein     

Een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van mobiele kampeervoertuigen en/of tenten gedurende het kampeerseizoen.

1.111 Landschappelijke inpassing     

Een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

1.112 Landschappelijke waarde     

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.113 Loon(werk)bedrijf     

Een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen – diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden waarbij beperkte grondopslag op het bedrijfsterrein mogelijk is.

1.114 Luifel     

Afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund.

1.115 Maatschappelijke voorzieningen     

Voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, opvoeding, cultuur, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid.

1.116 Manege     

Een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten.

1.117 Mestbewerking     

Technische handelingen met mest, waaruit mestproducten voortkomen die in de Nederlandse landbouw worden afgezet met een hogere acceptatiegraad dan normale drijfmest (voorbeelden: mestscheiding en mestvergisting).

1.118 Mestopslagplaats     

Een bouwwerk waar mestopslag plaatsvindt van één of meerdere agarische bedrijven.

1.119 Mestvergistingsinstallatie     

Installatie voor de opwekking van energie door middel van vergisting van mest of andere organische producten.

1.120 Mestverwerking     

Technische handelingen met mest, waaruit producten voortkomen die buiten de Nederlandse landbouw worden afgezet (bijvoorbeeld mestverbranding, productie van mestkorrels ten behoeve van export of afzet via tuincentra).

1.121 Mini-windturbines     

Windturbines die op gebouwen worden geplaatst met een maximale hoogte van 3 m gemeten vanaf het dakvlak.

1.122 Mobiele kampeervoertuigen     

Een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.123 Monumenten     

Rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

1.124 Natte natuur     

Bos en natuurterreinen waar de kwaliteit van deze terreinen vraagt om een goede grondwatersituatie en eventueel een kwelstroom van voldoende mate van kwaliteit.

1.125 Natuurbeschermingswet 1998     

Wet van 25 mei 1998, Stb. 1998, 403, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.126 Natuurkampeerterrein     

Een natuurkampeerterrein is een eenvoudig terrein, waar slechts beperkte (sanitaire) voorzieningen voor kampeerders zijn toegelaten. Het is een al dan niet aaneengesloten kampeerterrein dat gelegen is in een bos- of natuurgebied met een minimale grootte van 25 ha. Er zijn ten hoogste 40 plaatsen voor kampeermiddelen en het terrein mag gedurende het gehele jaar geopend zijn. Het kampeermiddel mag ten hoogste 6 weken aaneengesloten op het terrein aanwezig zijn.

1.127 Natuurwaarde     

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.128 Nevenfunctie     

Activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de hoofdfunctie.

1.129 Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf     

Een veehouderijbedrijf waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet-grondgebonden veehouderijtak(ken).

1.130 Niet-grondgebonden veehouderijtak     

Onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50 procent van het benodigde voer te voorzien.

1.131 Niet-zelfstandig kantoor     

Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.132 Nutsvoorzieningen     

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.133 Omgevingsvergunning     

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.134 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.135 Omgevingsverordening Gelderland     

De omgevingsverordening van de provincie Gelderland, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.136 Omschakeling naar een niet-grondgebonden veehouderij     

Het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een niet-grondgebonden veehouderij.

1.137 Ondergeschikte bouwdelen     

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken (< 1 m), balkons (< 5 m2), erkers (<7 m3), dakkapellen (< 7 m3) en liftschachten.

1.138 Ondergronds     

Onder peil.

1.139 Onderkomens     

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.140 Ondersteunende horeca     

Een horecavoorziening binnen een bestemming, waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.141 Ontgrondingenwet     

Wet van 27 oktober 1965, Stb. 1965, 509, houdende regelen omtrent de ontgrondingen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.142 Openbaar toegankelijk gebied     

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.143 Overbouwing     

Een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein.

verplicht

1.144 Overig bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.145 Overkapping     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.146 Paardenfokkerij     

Agrarische activiteiten bestaande uit het fokken van paarden en/of pony's.

1.147 Paardenhandel     

Activiteiten met als doel het bedrijfsmatig in- en doorverkopen van paarden en pony's op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten.

1.148 Paardenhouderij     

Een dienstverlenende paarden- en/of ponyhouderij waarbij het doel is het bedrijfsmatig stallen, trainen en africhten van paarden en/of pony's op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten.

1.149 Pand     

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.150 Peil     

  1. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: maximaal 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  3. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

1.151 Pergola     

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.152 Permanente bewoning     

Gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf.

1.153 Plat dak     

Een dak met een dakhelling van minder dan 15º.

1.154 Plattelandswoning     

Een bij een agrarisch bedrijf behorende woning of voorheen bij een bedrijf behorende woning die als bedrijfswoning en/of door een derde bewoond mag worden, in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.155 Plussenbeleid     

Beleid dat kwaliteitsvoorwaarden geeft voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderijtak mogelijk willen maken.

1.156 Pod     

Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf met een maximale opprvlakte van 16 m2.

1.157 Recreatieappartement     

Een recreatiewoning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere recreatiewoningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.158 Recreatieve voorziening     

Een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad of tennisbaan.

1.159 Recreatiewoning     

Een permanent aanwezig gebouw, geen chalet en stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.160 Rijstroken     

Als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.161 Seksinrichting     

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.162 (sleuf)silo     

Een bouwwerk – geen mestopslagplaats zijnde – voor het opslaan van agrarische producten ten behoeve van de veehouderij en/of kuilvoer.

1.163 Sociaal-culturele voorzieningen     

Voorzieningen voor het uitoefenen van culturele, sociale en levensbeschouwelijke activiteiten.

1.164 Staande mestopslagtank     

Een opslag welke een grotere hoogte dan diameter heeft met een maximale diameter van 4 meter.

1.165 Stacaravan     

Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.166 Supermarkt     

Een detailhandelsbedrijf met een winkelvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten.

1.167 Teeltondersteunende kassen     

Kassen, waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteit.

1.168 Teeltondersteunende voorzieningen     

Ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen-, en boomteelt, te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. laag/tijdelijk:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie en lage tunnels;
  2. laag/permanent:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  3. hoog/tijdelijk:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 m en maximaal 2 m. uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  4. hoog/permanent:

    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 en maximaal 3,50 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  5. overig:

    vraatnetten, boomteelthekken.

1.169 Toename van stikstofemissie en stikstofdepositie     

a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in 3.5.1 onder a sub 1, 4.5.1 onder a sub 1 en 5.5.1 onder a sub 1 wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.



b. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in 3.5.1 onder a sub 2, 4.5.1 onder a sub 2 en 5.5.1 onder a sub 2 wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.

c. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.



d. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.



e. Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling, is er geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde Natuurbeschermingswetvergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 6 van de planregels.

1.170 Trekkershut     

Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf zonder sanitaire voorzieningen.

1.171 Tuincentrum     

Een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.

1.172 Twee-aaneengebouwde woning     

Een blok van maximaal twee-aaneengebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn.

1.173 Uitbouw     

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een als vergroting van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, hetwelk door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar in architectonisch opzicht ondergeschikt aan is, maar in functioneel opzicht wel deel uitmaakt van dat hoofdgebouw.

1.174 Verkoopvloeroppervlak     

De oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.

1.175 Volwaardig agrarisch bedrijf     

Een agrarisch bedrijf met zodanig omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak heeft met het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en de bewerking van het land.

1.176 Voorerfgebied     

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.177 Voorgevel     

De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

1.178 Voorgevelrooilijn     

De lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel).

1.179 Voormalig agrarisch bedrijf     

Bij een voormalig agrarisch bedrijf is na de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen Buitengebied Hengelo/Vorden 2005, Buitengebied Zelhem 2011 en Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming.

1.180 Voorzorgsbeleid     

Het advies van de toenmalige Staatssecretaris van VROM d.d. 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118 en aanvullende brief van de toenmalige Minister van VROM d.d. 4 november 2008 (DGM/2008105664)) met betrekking tot gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden.

1.181 Vrijstaande woning     

Een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.182 Waterbergingsgebied     

Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan,dat dient ter verruiming van de bergingscapacitieit van een of meer watersystemen.

1.183 Waterwet     

Wet van 29 januari 2009, Stb. 2009, 107, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.184 Weg     

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.185 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht     

Wet van 6 november 2008, Stb. 2008, 496, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.186 Wet geluidhinder     

Wet van 16 februari 1979, Stb. 1979, 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.187 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten     

Wet van 7 februari 2008, Stb. 2008, 120, houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.188 Wet milieubeheer     

Wet van 13 juni 1979, Stb. 1979, 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.189 Wet natuurbescherming     

Wet van 16 december 2015, Stb. 2016, 34, houdende regels ter bescherming van de natuur, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.190 Wet ruimtelijke ordening     

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.191 Woning     

Een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.192 Woningwet     

Wet van 29 augustus 1991, Stb. 1991, 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.193 Woondoeleinden     

Het bewonen van een woning.

1.194 Woongebouw     

Een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.195 Woonschip     

Een vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt en daartoe is ingericht.

1.196 Woonwagen     

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.197 Zijerfgebied     

Het voorerfgebied aan de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van een hoofdgebouw.

1.198 Zorgboerderij     

Een agrarisch bedrijf waar mensen met een zorg-/ of hulpvraag (en/of zorgindicatie) terechtkunnen voor dagbesteding, dagopvang of arbeidstraining. Op sommige agrarische bedrijven kan men logeren dit wordt expliciet aangegeven in de tabel 'Agrarisch bedrijf met bestaande nevenfuncties' van de geldende bestemming.

1.199 Zorghotelkamer     

Een gelegenheid voor tijdelijke overnachting in combinatie met zorg al dan niet ten behoeve van recreatief verblijf.

1.200 Zorginstelling     

Een complex met zorgwoningen gecombineerd met zorg- en welzijnsvoorzieningen en waarbij tevens ter ondersteuning van deze functie kleinschalige, ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en/of horeca kan voorkomen.

1.201 Zorgwoning     

Een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerd zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens     

De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.

2.2 De dakhelling     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De bruto vloeroppervlakte (bvo)     

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.8 De hoogte van een windturbine     

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

3.1 Bestemmingsomschrijving     

3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  2. de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in 3.1.2 onder c en in Bijlage 2 Toegelaten functies;
  3. bestaande tuinen behorend bij de bedrijfswoning(en) aangrenzende bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2';
  4. aan huis verbonden activiteit;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan; een plattelandswoning geldt voor het overigens in deze bestemming bepaalde ten aanzien van het aantal bedrijfswoningen als bedrijfswoning;
  6. schuur, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur';
  7. boerengolf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerengolf';
  8. kleinschalig kampeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein';
  9. een stratencircuit met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - stratencircuit';
  10. extensief recreatief medegebruik;
  11. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP), alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  12. waterhuishoudkundige doeleinden;
  13. instandhouding van landschapselementen en de bescherming van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap;
  14. nutsvoorzieningen;
  15. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen een agrarisch bouwvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;
  16. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein'
  17. verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
  18. onverharde weg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4';
  19. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wijnboerderij', is uitsluitend een wijnboerderij toegestaan;
  20. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
  21. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van biodiversiteit;
  22. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoerplaat' is een kuilvoerplaat, sleufsilo en kuilvoeropslag toegestaan;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Bouwvlak     

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Daar waar de aanduiding 'bouwvlak' is gekoppeld aan een andere aanduiding 'bouwvlak' door middel van de aanduiding 'relatie' gelden de regels als ware het één bouwvlak. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

b Nevenfuncties     

Voor nevenfuncties gelden de volgende regels:

  1. maximaal 350 m² van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, zoals bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies mits:
    1. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
    2. geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten tot een maximale oppervlakte van 50m2;
    3. niet meer dan 50 m2 van de bebouwing wordt gebruikt voor de in Bijlage 2 Toegelaten functies onder de categorie 'Dagerecreatie' toegelaten functies voor catering, café, restaurant, eethuis, ijssalon, terras/theetuin en theeschenkerij;
    4. niet meer dan 50% van de bebouwing wordt gebruikt;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt voor de uitoefening van bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven die een grotere oppervlakte beslaan dan de toegestane oppervlakte, dan wel niet voorkomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, dat deze uitsluitend zijn toegestaan bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in 3.1.2 onder c; de in die tabel opgenomen oppervlakte geldt als maximum.
c Agrarische bedrijven met bestaande nevenfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2 met uitzondering van detailhandel en horeca met een oppervlak groter dan 50 m2 dan wel activiteiten met een oppervlak kleiner dan 350 m2 welke niet zijn opgenomen in bijlage 'Toegelaten functies'.     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'Omschrijving' opgenomen nevenfuncties toegestaan, waarbij geldt dat opvulling tot maximaal 350 m2 met activiteiten uit Bijlage 2 Toegelaten functies is toegestaan met inachtneming van artikel 3.1.2 onder b. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding.

Aanduiding Adres Omschrijving Maximaal toegestane oppervlakte in m2
specifieke vorm van bedrijf - 167 Keijenborgseweg 31 Zelhem bedrijf voor woningaanpassing 160
specifieke vorm van bedrijf - 222 Heisterboomsdijk 24 Halle ontwerpen en fabriceren/assembleren van higtech machines 340
specifieke vorm van bedrijf - 223 Klaverdijk 1 Zelhem (agrarisch) loonbedrijf 180 + 300 buitenopslag
specifieke vorm van bedrijf - 224 Oosterwijkweg 3 Zelhem opslag t.b.v. een onderhouds- en montagebedrijf 180
specifieke vorm van bedrijf - 225 Petersdijk 7-7a Zelhem agrarisch loonbedrijf 540
specifieke vorm van bedrijf - 226 Bielemansdijk 32-32a Halle hoveniersbedrijf 170 + 80 kas
specifieke vorm van bedrijf - 227 Halsedijk 10 Halle garage, maximaal 1 dag per week -
specifieke vorm van bedrijf - 228 Hazenhutweg 8/8A Hengelo voegers-/metselbedrijf 699
specifieke vorm van bedrijf - 229 Weeninkweg 1 Keijenborg loonwerkbedrijf

max. hoogte sleufsilo's: 3 m
1495 + 252 buitenopslag
specifieke vorm van bedrijf - 297 Lamstraat 12A Toldijk opslag en het mengen van strooisel 750
specifieke vorm van gemengd - 3 Eekstraat 3 Steenderen 1) 2 recreatieappartementen

2) caravanstalling
1) 300

2) 350
specifieke vorm van gemengd - 4 Wolfsstraat 5 Toldijk 1) verkoop vleesproducten

2) horeca t.b.v. barbecuearrangementen, huifkartochten, organisatie van barbecues elders met catering en verhuur van apparatuur voor barbecues
1) 50

2) 75
specifieke vorm van gemengd - 5 Voortseweg 6-8 en 11-11a Toldijk nevenfuncties passend in Bijlage 2 Toegelaten functies 1800
specifieke vorm van gemengd - 6 Schapendijk 6/6A Hengelo metaalbewerking

modevakschool
500

150
specifieke vorm van gemengd - 9 Beukenlaan 18 Baak 1) adviesbureau

2) themafeesten voor kinderen en zaalverhuur voor familiereünies
1) 100

2) 112
specifieke vorm van maatschappelijk - 55 Heurneweg 2 Halle zorgboerderij (dagbestedingen nachtopvang) 576
specifieke vorm van maatschappelijk - 56 Bielemansdijk 11-11a Halle zorgboerderij (dagbesteding), boerderijwinkel 276
specifeke vorm van maatschappelijk - 57 Toldijkseweg 39 Steenderen kinderdagopvang, BSO, multifunctionele ruimte en weekendopvang voor mensen met een verstandelijke / meervoudige handicap 500

specifieke vorm van recreatie - 51 Everhardinkweg 3a Zelhem voorzieningen t.b.v. recreatiewoning 345
specifieke vorm van recreatie - 52 Haitinkweg 4-6 Zelhem 2 recreatiewoningen 334
specifieke vorm van recreatie - 53 Nicolaasweg 7 Halle pensionaccommodatie en kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen 360
specifieke vorm van recreatie - 55 Halseweg 57a Halle 1 recreatiewoning 80
specifieke vorm van recreatie - 56 Everhardinkweg 3-3a Zelhem kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen -
specifieke vorm van recreatie - 57 Vierblokkenweg 3/5 Hengelo groepsaccommodatie met voorzieningen voor recreatieve activiteiten 750
specifieke vorm van recreatie - 86 Steenderenseweg 17A Hengelo 3 trekkershutten -
specifieke vorm van recreatie - 89 Wolfsstraat 5 Toldijk kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen -
specifieke vorm van recreatie - camperovernachtingplaats 2 Kroezekampweg 1a Zelhem 8 camperovernachtingspl aatsen -

d Landschappelijke waarden     

De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden zoals:

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' voor de instandhouding van het waardevol open gebied, waaronder essen;
  2. het behoud van het Nationaal Landschap De Graafschap zoals vastgelegd in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van de Omgevingsverordening Gelderland.
e Extensief recreatief medegebruik     

De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals fiets-, voet en ruiterpaden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

f Niet-grondgebonden veehouderijtak     

Een niet-grondgebonden veehouderijtak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij hetvolgende geldt:

  1. agrarische bedrijven mogen maximaal 1 ha van het bouwvlak gebruiken voor een niet-grondgebonden veehouderijtak;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt, indien de bestaande oppervlakte van het deel van het bouwvlak dat gebruikt wordt voor de niet-grondgebonden veehouderijtak meer dan 1 ha bedraagt, deze oppervlakte met het bijbehorend aantal dierplaatsen als maximum.
g Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf     

Een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij hetvolgende geldt:

  1. het bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf bedraagt maximaal 1 ha;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt, indien het bestaande bouwvlak groter is dan 1 ha, deze oppervlakte als maximum.
h Vee uitgesloten     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - vee' is het houden van vee niet toegestaan.

i Teeltondersteunende voorzieningen     

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. teeltondersteunende voorzieningen zijn alleen toegestaan bij agrarische bedrijven die als doel hebben het op of boven de grond telen van gewassen;
  2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten;
  3. lage permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een maximale oppervlakte van 1000 m2;
  4. hoge permanente/tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 500 m²;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn hoge permanente/tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend buiten het bouwvlak toegelaten met een gezamenlijk maximale oppervlakte van 500 m²; de hoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
j Agrarische bedrijven met kwekerij(tak)     

Agrarische bedrijven met kwekerij(tak) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de in de onderstaande tabel opgenomen aanduidingen en in overeenstemming met de activiteiten zoals deze zijn opgenomen in de kolom 'Aard van de bedrijvigheid'.

Aanduiding Adres Aard van de bedrijvigheid
specifieke vorm van agrarisch - 1 Doetinchemseweg 79 Zelhem boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 23 Loorweg 4 Zelhem boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 61 Beekstraat 3A Hengelo boomkwekerij en bloementeelt
specifieke vorm van agrarisch - 62 Varsselseweg 20B Hengelo plantenkwekerij met buitenopslag tuinbeelden tot 300 m2
specifieke vorm van agrarisch - 63 Uilenesterstraat 23 Keijenborg boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 64 Hesselinkdijk 2 Hengelo boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 65 Oude Zutphenseweg 5b Vorden boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch - 66 Regelinklaan 1 Hengelo boomkwekerij
specifieke vorm van bedrijf - 230 Heurneweg 12 Halle boomkwekerij (50%) en

hoveniersbedrijf (50%)
specifieke vorm van gemengd - 7 Keijenborgseweg 2-2a Zelhem kwekerij met groothandelsactiviteiten en ondergeschikte daaraan detailhandel/huisverkoop van groene interieur- en exterieuraankleding met name hydrocultuur
specifieke vorm van gemengd - 8 Wittebrinkweg 8 Zelhem kwekerij met huisverkoop en nevenactiviteit zorg (dagbesteding)

k Glastuinbouw     

Omschakeling naar of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

l Boom-, sier- en fruitteelt     

Boom-, sier- en fruitteeltkwekerijen zijn niet toegestaan in waardevol open gebied, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande boom- en sierteeltkwekerijen.

m Kleinschalig kampeerterrein     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' mogen op een kleinschalig kampeerterrein maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen 1' mogen maximaal 7 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.

n Schuur     
  1. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur 1' is een schuur toegestaan, met een maximale oppervlakte van 385 m2 ten behoeve van de reparatie en opslag van (motor)voertuigen;
  2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur 2' is een veldschuur toegestaan, met een maximale oppervlakte van 32 m2;
  3. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' is een veldschuur toegestaan.
o Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.
p Bouwlagen     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee bouwlagen' zijn twee bouwlagen toegestaan.

q Ammoniakbuffergebied     

Hervestiging en uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtak is in het ammoniakbuffergebied niet toegestaan.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Situering gebouwen     

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' geen gebouwen zijn toegestaan;
  2. nieuwe bedrijfsgebouwen en emissiepunten, beide behorende tot de niet-grondgebonden veehouderijtak, zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'.
3.2.3 Bedrijfswoning     

In afwijking van het bepaalde in 3.2.5 gelden voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  1. binnen het 'bouwvlak' mag uitsluitend één bedrijfswoning worden opgericht tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  2. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  4. de bedrijfswoningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; het aantal en de verdeling van de woningen over de hoofdgebouwen is in onderstaande tabel vastgelegd; in de tabel staat elk huisnummer voor één woning;
Adres Twee hoofdgebouwen met elk daarin één woning Eén hoofdgebouw met daarin twee of meer woningen
Hengelo en Vorden
Banninkstraat 40B en Bruinderinkweg 1 Hengelo X
Beijerinkdijk 3 en 3A Hengelo X
Beekstraat 8 en 10 Hengelo X
Broekweg 9 en 9A Hengelo X
Bronkhorsterstraat 5 en 5A Keijenborg X
Bronkhorsterstraat 2 en Zaarbelinkdijk 1A Keijenborg X
De Dunsborg 6 en 6A Hengelo X
De Dunsborg 10 en Sletterinkdijk 2 Hengelo X
Elferinkdijk 1 en 1A Hengelo X
Elferinkdijk 2 en 2A Hengelo X
Elferinkdijk 3 en 3A Hengelo X
Elferinkdijk 8 en Oosterinkdijk 2 Hengelo X
Gompertsdijk 5 en 5A Hengelo X
Handwijzersdijk 5 en 5A Hengelo X
Handwijzersdijk 7 en 7A Hengelo X
Hazenhutweg 10 en 12 Hengelo X
Hazenhutweg 8 en 8A Hengelo X
Heerlerweg 1 en 3 Vierakker X
Heerlerweg 4 en 6 Vierakker X
Heideweversweg 2, 2A en 2C Hengelo X
Hesselinkdijk 2 en 2A Hengelo X
Hogenkampweg 1 en 1A Keijenborg X
Hogenkampweg 16, 16A en 16B Hengelo ® X
Hogenkampweg 40 en 42 Hengelo X
IJselweg 27 en 27A Vierakker X
Kieftendorp 9 en 9A Hengelo X
Koningsweg 4 en 4A Hengelo X
Koningsweg 26 en 26A Hengelo X
Kroezerijweg 2 en 2A Keijenborg X
Lankhorsterstraat 1 en 1A Hengelo X
Memelinkdijk 10 en 10A Hengelo X
Menninkweg 2 en 2A Hengelo X
Oude Varsselseweg 4 en 4A Hengelo X
Oude Varsselseweg 5 en 5A Hengelo X
Rijnweg 23 en 23A Hengelo X
Roessinkweg 2A en 2B Hengelo X
Roessinkweg 30 en 30A Hengelo X
Slotsteeg 2 en 2A Hengelo X
Steenderenseweg 17 en 17A Hengelo X
Steenderenseweg 21 en 21A Hengelo X
Uilenesterstraat 6 en 6A Keijenborg X
Uilenesterstraat 14 en 14B Keijenborg X
Varsselseweg 10 en 10A Hengelo X
Varsselseweg 16 en 16A Hengelo X
Varsselseweg 38 en 38A Hengelo X
Varsselseweg 40 en 40A Hengelo X
Veermansweg 12 en 12A Hengelo X
Veermansweg 14 en 14A Hengelo X
Veldermansweg 3 en 3A Hengelo X
Vierblokkenweg 3 en 5 Hengelo X
Weeninkweg 5 en 7 Keijenborg X
Weeversplasweg 2 en 2A Hengelo X
Weeversplasweg 1 en 3 Hengelo X
Wichmondseweg 41 en 41A Hengelo X
Wichmondseweg 47 en 47A Hengelo X
Winkelsweg 18 en 20 Hengelo X
Wolsinkweg 2 en 2A Keijenborg X
Wolsinkweg 3 en 3A Keijenborg X
Zelhemseweg 45 en 45A Hengelo X
Steederen, Hummelo en Keppel en Zelhem
Aaltenseweg 10 en 10a Zelhem X
Akkermansstraat 1 en 1A Zelhem X
Akkermansstraat 4 en 4a Zelhem X
Akkerweg 1 en 1a Zelhem X
Baaksekampweg 3 en 3a Zelhem X
Baaksekampweg 5 en 5a Zelhem X
Barinkweg 4 en 4a Zelhem X
Beukenlaan 18 en 20 Baak X
Bielemansdijk 11 en 11a Halle X
Bielemansdijk 28a en 28b Halle X
Bielemansdijk 32 en 32a Halle X
Boeninksteeg 3, 3a en 3B X @
Boeninksteeg 4 en 4a Zelhem X
Broekstraat 2 en 2A Baak X
Brunsveldweg 5 en 5a Zelhem X
Covikseweg 13 en 13A Steenderen X
Doesburgseweg 2 en 4 Steenderen X
Dwarsdijk 1 en 3a Halle X
Eekstraat 7 en 9 Steenderen X
Eeltinkweg 10 en 10a Zelhem X
Eeltinkweg 7 en 7a Zelhem X
Everhardinkweg 3 en 3a en 3B Zelhem X @
Haïtinkweg 5 en 5a Zelhem X
Halle-Heideweg 32 en 32a Halle X
Halsedijk 10 en 10A Halle X
Halsedijk 15 en 15a Halle X
Halsedijk 2 en 2a Halle X
Halsedijk 3 en 3a Halle X
Halseweg 53 en 53A Halle X
Halseweg 55 en 55a Halle X
Halseweg 57 en 57a Halle X
Heidenhoekweg 11 en 11a Zelhem X
Heidenhoekweg 5 en 5a Zelhem X
Heidenhoekweg 9, 9a en 9b Zelhem X @
Heijinkweg 13 en 13a Zelhem X
Heisterboomsdijk 10 en 10a Halle X
Heisterboomsdijk 3 en 3a Zelhem X
Heisterboomsdijk 6 en 6a Zelhem X
Heurneweg 2 en 4 Halle X
Hobelmansdijk 15 en 15a Halle X
Hobelmansdijk 19 en 19a Halle X
Hobelmansdijk 3 en 3a Zelhem X
Hoegenstraat 2 en 2a Zelhem X
Hogeveldweg 2 en 2A Zelhem X
Hogeveldweg 6 en 6a Zelhem X
Holtslagweg 4 en 4A Baak X
Hoogstraat 19 en 19A Toldijk X
Hoogstraat 21, 21A en 21B Toldijk X @
Hoogstraat 37 en 39 Toldijk X
Hummeloseweg 49 en 49a Zelhem X
Hummeloseweg 61 en 61a Zelhem X
Hummeloseweg 63 en 63a Zelhem X
J.F. Oltmansstraat 17 en 19 Steenderen X
Kattendijk 2, 2a en 2b Halle X @
Keijenborgseweg 31 en 31a Zelhem X
Kerveldijk 2 en 4 Baak X
Klaverdijk 1 en 1a Zelhem X
Klaverdijk 12 en 14 Halle X
Koertweg 1 en 1a Halle X
Kruisbergseweg 10 en 12 Zelhem X
Kruisbergseweg 13 en 13A Zelhem X
Kruisbergseweg 52, 52a en 52B Zelhem X @
Kuilenburgerstraat 4 en 6 Steenderen X
Kuilenburgerstraat 8 en 8A Steenderen X
Kuiperstraat 4 en 4A Halle X
Lamstraat 8 en 8A Toldijk X
Lamstraat 12 en 12B Toldijk X
Lamstraat 15 en 15A Toldijk X
Lamstraat 16 en 16A Toldijk X
Lamstraat 25 en 27 Toldijk X
Landstraat 9 en 9b Halle X
Lankerseweg 3 en 3a Halle X
Leemstraat 1 en 3 Steenderen X
Michelstraat 17 en 17A Zelhem X
Molenweg 6 en 6a Halle X
Nicolaasweg 7 en 7a Halle X
Nicolaasweg 8 en 8a Halle X
Nieuw Steeg 1 en 1A Zelhem X
Nieuw Steeg 4 en 4a Zelhem X
Nijmansedijk 9, 9b en 9a Zelhem X @
Olburgseweg 32 en 32A Olburgen X
Oosterwijkweg 1 en 1a Zelhem X
Paardestraat 1 en 1A Steenderen X
Petersdijk 4a en 4b Zelhem X
Petersdijk 5 en 5A Zelhem X
Petersdijk 7 en 7A Zelhem X
Pipeluurseweg 3 en 5 Olburgen X
Pipeluurseweg 4 en 4A Olburgen X
Potronsdijk 5 en 5a Zelhem X
Priesterinkdijk 1 en 1a Zelhem X
Ruurloseweg 49 en 49a Zelhem X
Schooltinkweg 5b en 7 Zelhem X
Schooltinkweg 9 en 9A, Zelhem X
Molenweg 6 en 6a Halle X
Nicolaasweg 7 en 7a Halle X
Nicolaasweg 8 en 8a Halle X
Nieuw Steeg 1 en 1A Zelhem X
Nieuw Steeg 4 en 4a Zelhem X
Nijmansedijk 9, 9b en 9a Zelhem X @
Olburgseweg 32 en 32A Olburgen X
Oosterwijkweg 1 en 1a Zelhem X
Paardestraat 1 en 1A Steenderen X
Petersdijk 4a en 4b Zelhem X
Petersdijk 5 en 5A Zelhem X
Petersdijk 7 en 7A Zelhem X
Pipeluurseweg 3 en 5 Olburgen X
Potronsdijk 5 en 5a Zelhem X
Priesterinkdijk 1 en 1a Zelhem X
Ruurloseweg 49 en 49a Zelhem X
Schooltinkweg 5b en 7 Zelhem X
Schooltinkweg 9 en 9A, Zelhem X
Schiphorsterstraat 2 en 2A Toldijk X
Schiphorsterstraat 14 en 14A Toldijk X
Terborgseweg 10 en 10a Zelhem X
Toldijkseweg 24, 24A en 26 Steenderen X @
Toverstraat 3 en 3A Baak X
Varsseveldseweg 7 en 7a Halle X
Voortseweg 6, 8, 11 en 11A Toldijk X betreft 2 hoofdgebouwen met elk daarin 2 woningen  
Walterslagweg 2 en 2A Baak X
Walterslagweg 4 en 4A Baak X
Wassinkbrinkweg 7, 7a en 7B Zelhem X @
Westendorpseweg 19 en 19A Halle X
Wittebrinkweg 4 en 4a Zelhem X
Wolfsstraat 5 en 5A Toldijk X
Zutphen-Emmerikseweg 2 en 4 Toldijk X
Zomerweg 53 en 53A Drempt X
Zomerweg 61 en 61A Drempt X

®: Hogenkampweg 16, Hengelo is gesitueerd in een apart hoofdgebouw

@: De volgende adressen zijn gesitueerd in aparte hoofdgebouwen met daarin één woning:

  • Heidenhoekweg 9b Zelhem
  • Hoogstraat 21B Toldijk
  • Kattendijk 2b Halle
  • Kruisbergseweg 52B Zelhem
  • Nijmansedijk 9a Zelhem
  • Toldijkseweg 26 Steenderen
  • Wassinkbrinkweg 7a Zelhem
  • Everhardinkweg 3B Zelhem
  • Boeninksteeg 3a Zelhem

  1. de inhoud van het hoofdgebouw (tezamen met aan- en uitbouwen), waarbinnen de bedrijfswoning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum; uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan wonen, is mogelijk;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
3.2.4 Herbouw van bedrijfswoningen     

Herbouw van bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze;
  2. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.
3.2.5 Maatvoering bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen bij de bedrijfswoning     

Bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen dienen te voldoen aan de volgende maatvoering:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m resp 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m resp 6 m;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' geldt de aangegeven maat als maximaal bedrijfsoppervlak ten behoeve van een wijnboerderij;
  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' is een agrarisch bedrijfsgebouw met een maximaal oppervlakte van 50 m2 toegestaan;
  5. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 4' zijn bijgebouwen bij de bedrijfswoning met een maximale oppervlakte van 105 m2 toegestaan;
  6. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwerken, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, bij een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' mag per woning in totaal maximaal 100 m2 bedragen.
3.2.6 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak     

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 4 m;
  2. de bouwhoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 8,5 m;
  3. de hoogte van overige silo's en staande mestopslagtanks bedraagt maximaal 12 m;
  4. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  5. de goothoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 6 m;
  6. de bouwhoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 9 m;
  7. de bebouwde oppervlakte van een hooiberg bedraagt maximaal 36 m2;
  8. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  9. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 m;
  10. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 3.1.1 onder o bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.
3.2.7 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede andere werken buiten bouwvlak     

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:

  1. het agrarisch grondgebruik, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten, kassen en paardenbakken niet zijn toegestaan, behoudens bestaande sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten alsmede bestaande paardenbakken ten behoeve van deze bestemming danwel de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis';
  2. het plaatsen van perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 1 m;
  3. het extensief recreatief medegebruik zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m;
  4. ter plaatse van de aanuiding 'specifieke vorm van agrarisch - 68' is een hooiberg toegestaan van maximaal 36 m2 met een goothoogte van maximaal 6 en nokhoogte 9 meter.

3.3 Nadere eisen     

3.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monunent' van toepassing is en op percelen genoemd in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

3.4.1 Omgevingsvergunning verplaatsing of herbouw bedrijfswoning dichter bij de weg     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4, teneinde verplaatsing van een bedrijfswoning dichter bij de weg toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uit een akoestisch rapport blijkt dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  2. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, milieukundig en vanuit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar;
  3. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4.2 Omgevingsvergunning hoogte mestsilo's     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 3.2.6 onder a en b genoemde hoogte van mestsilo's binnen het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte van een mestsilo is gelijk aan de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf;
  2. de maximale goothoogte van een mestsilo is gelijk aan de helft van de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf;
  3. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen als omschreven in 3.1;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.
3.4.3 Omgevingsvergunning schuilgelegenheid     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2, voor de bouw van een schuilgelegenheid voor vee buiten het agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bebouwing kan, gezien de specifieke situatie, niet binnen het agrarisch bouwvlak worden geplaatst;
  2. schuilgelegenheden mogen uitsluitend worden gebouwd op een terrein van aaneengesloten minimaal 1 ha;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  5. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2;
  6. de afstand tot woningen van derden dient ten minste 30 m te bedragen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarde zoals opgenomen in 3.1;
  8. de schuilgelegenheid dient uit oogpunt van ruimtelijke ordening goed op het perceel te worden gesitueerd en landschappelijk te worden ingepast.
3.4.4 Omgevingsvergunning paardenbak buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een paardenbak toe te staan ten behoeve van deze bestemming dan wel de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak danwel het bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. indien een paardenbak ten behoeve van deze bestemming wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend aan het eigen bouwvlak opgericht; indien een paardenbak ten behoeve van de bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend of binnen een afstand van 50 m van dat bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' opgericht;
  3. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1500 m²;
  4. de afstand van de paardenbak tot de bouwperceelgrens van woningen van derden bedraagt ten minste 50 m;
  5. de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) of het waardevol landschap (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap.
3.4.5 Omgevingsvergunning sleufsilo's buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een sleufsilo toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. de sleufsilo wordt direct aangrenzend aan het bouwvlak gebouwd;
  3. de hoogte bedraagt maximaal 2 m;
  4. de oppervlakte bedraagt maximaal 500 m²;
  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.4.6 Omgevingsvergunning stapmolen buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 teneinde buiten het 'bouwvlak' een stapmolen toe te staan ten behoeve van deze bestemming dan wel de bestemming ' Sport' of 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. een stapmolen is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming 'agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 35';
  2. situering binnen het 'bouwvlak' dan wel het bestemmingsvlak 'Sport' is redelijkerwijs niet mogelijk;
  3. indien een stapmolen ten behoeve van deze bestemming wordt toegestaan, dan wordt de stapmolen aansluitend aan het eigen 'bouwvlak' opgericht; indien een stapmolen ten behoeve van de bestemming 'Sport' wordt toegestaan, dan wordt de stapmolen aansluitend of binnen een afstand van 50 m van dat bestemmingsvlak 'Sport' opgericht;
  4. de oppervlakte van de stapmolen bedraagt maximaal 400 m²;
  5. de hoogte van de stapmolen bedraagt maximaal 3,5 m;
  6. de activiteit leidt niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden;
  7. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4.7 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 3.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan daartoe van de initiatiefnemer een inrichtingsplan eisen;
  8. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) of het waardevol landschap (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap;
  9. voor de bedrijfswoning is de afwijking van de genoemde maat/maten uitsluitend mogelijk ten behoeve van duurzaamheid, invaliditeit, het verkrijgen van een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning.
3.4.8 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze bij voorkeur binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  2. deze buiten het agrarische bouwvlak dan wel buiten de bestemmingsvlakken Bedrijf, 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Sport', Wonen, Wonen - 1, 'Wonen - 2', en Wonen - Landhuis worden gesitueerd indien plaatsing binnen deze vlakken redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de situering van de turbine:

    - ten behoeve van de energievoorziening van een agrarisch bedrijf maximaal 100 meter van de grens van het agrarisch bouwvlak plaatstvindt;

    - ten behoeve van de energievoorziening van een onderneming met de bestemming Bedrijf maximaal 100 meter van de grens van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' plaatsvindt;

    - ten behoeve van de energievoorziening van de overige in dit lid genoemde bestemmingen maximaal 100 meter van de (bedrijfs)woning(en) of de bebouwing, als geen woning aanwezig is, plaatsvindt
  3. per bouwvlak maximaal 2 kleine windturbines worden geplaatst;
  4. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  6. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  7. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder e en f genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
  8. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  9. bij plaatsing van de turbine(s) buiten het bouwvlak een afstand van minimaal 100 m in acht wordt gehouden tussen de turbine(s) en het dichtstbijzijnde erf van derden;
  10. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) nogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor Gelders Natuurnetwerk (GNN) of Groene Ontwikkelingszone (GO);
  11. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast;
  12. de afstanden van een kleine windturbine tot hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij twee maal nominaal toerental van de turbine, gemeten vanaf buitenste geleider van een bovengrondse verbinding dan wel de buitenzijde van het kabelbed van een ondergrondse verbindingen dan wel de begrenzing van de inrichting in geval van een station, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
3.4.9 Omgevingsvergunning plaatsing zonne-instalaties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het artikel 3.1.1 voor het plaatsen van grondgebonden zonne-installaties buiten het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak ten behoeve van de eigen energievoorziening, mits:

  1. de zonne-installaties ten dienste staan van een woning, bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen gelegen binnen het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak;
  2. de zonne-installaties tesamen maximaal 100 m2 bedraagt;
  3. de bouwhoogte van de zonne-installaties bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil;
  4. de grond waarop de zonne-installaties geplaatst worden zoveel mogelijk direct grenst aan het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak waartoe de zonne-installaties behoren;
  5. de geschatte opbrengst in kilowattuur niet meer is dan ten hoogste het eigen geschatte verbruik van in lid a genoemde gebouwen;
  6. de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs)gebouwen onvoldoende geschikt zijn door vorm, constructie, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om zonnepanelen op te bevestigen danwel dat deze ruimte al benut is;
  7. de afstand tussen de zonne-installaties en waterlopen en openbaar toegankelijk gebied ten minste 10 m dient bedraagt waarbij geldt dat voor wegen het bepaalde in artikel 25.2.1 onder b en 25.2.3 onder b in acht worden genomen;
  8. plaatsing van zonne-installaties niet leidt tot bomenkap;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
  10. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de milieusituatie;
  11. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast;
  12. het terrein waarop de zonne-installaties staan wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing waarmee deze een meerwaarde heeft voor de biodiversiteit;
  13. plaatsing van zonne-installaties niet binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en binnen de gebiedsaanzuiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' plaatsvindt;
  14. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN en GO.
3.4.10 Uitsluiting omgevingsvergunning in beschermd dorps- of stadsgezicht     

Het bepaalde in 3.4.3, 3.4.4 en 3.4.8 is niet van toepassing op gronden gelegen in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' of ' Waarde - Beschermd stadsgezicht'.

3.5 Specifieke gebruiksregels     

3.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat ter plaatse van Schiphorsterstraat 2 en 2a te Toldijk de ammoniakemissie niet meer mag bedragen dan 5.496 kg/jaar;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat ter plaatse van Ruurloseweg 79 te Hengelo de ammoniakemissie niet meer mag bedragen dan 4.297,5 kg/jaar;
  4. groepskamperen;
  5. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  6. opslag buiten het bouwvlak, met dien verstande dat opslag ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - schuur 1' en 'specifieke bouwaanduiding - schuur 2' en 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' is toegestaan;
  7. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van hooibalen, al dan niet verpakt in folie, gedurende een periode langer dan 6 weken;
  8. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en tijdelijke arbeidsplaatsen;
  9. een glastuinbouwbedrijf, hieronder niet begrepen de bedrijven zoals opgenomen in de tabel in 3.1.2 onder j;
  10. het gebruiken van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren ten behoeve van een niet-grondgebonden veehouderij;
  11. mestbewerking afkomstig van derden, mestverwerking en mestvergisting;
  12. kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting Memelinkdijk 4 Hengelo     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - landschappelijke inpassing 42' geldt dat binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2022-1' de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven is gerealiseerd en in stand wordt gehouden zoals weergegeven in Bijlage 10 Landschappelijke inpassing Memelinkdijk 4 Hengelo.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting Wolfsstraat 5 Toldijk     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - landschappelijke inpassing 44' geldt dat binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de omgevignsvergunning (kenmerk 2021-0397) de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven is gerealiseerd en in stand wordt gehouden zoals weergeven in Bijlage 14 Landschappelijke inpassing Wolfsstraat 5 Toldijk.

3.5.4 Voorwaardelijke verplichting Wisselinkweg 5 Zelhem     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 48' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 18 Landschappelijke inpassing Wisselinkweg 5 Zelhem, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2020-2708) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden binnen de bestemmingen Wonen' en 'Agrarisch.

3.5.5 Voorwaardelijke verplichting Koezekampweg 1a Zelhem     

Ter plaatse van de aanduding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 50' geldt het landschapsplan (Bijlage 20 Landschappelijke inpassing Kroezekampweg 1a Zelhem) dient conform de tekening en omschrijving uitgevoert te worden waarbij:

  1. de inheemse beplanting (o.a. Meidoorn, Gelderse roos, Hazelaar, Lijsterbes en Vlinderstruik) die als landschappelijk inpassing geldt, onderhouden en in stand gehouden dient te worden;
  2. er 4 stroompunten t.b.v. de 8 camperplaatsen mogen komen;
  3. de parkeer- en camperplaatsen worden voorzien van kunststof doorgroeimatten;
  4. de inrit en rotonde worden verhard met split;
  5. er een verharding van 9 m2 aanwezig mag zijn t.b.v. de afvoer grijswater;
  6. er geen gebouw t.b.v. de campeerplaatsen mogelijk is (zoals onder b op de tekening is weergegeven). Wel mag er een infopaneel en een stroomkast aanwezig zijn (van maximaal 2 meter hoog).
3.5.6 Voorwaardelijke verplichting Schiphorsterweg 8 en 8a Toldijk     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 53' geldt dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2022-1A' (NL.IMRO.1876.VPL2201A-VG01) het landschappelijk inpassingsplan is gerealiseerd, wordt onderhouden en in stand wordt gehouden overeenkomstig het Bijlage 22 Landschappelijke inpassing Schiphorsterstraat 8 en 8a Toldijk bij deze regels opgenomen (geldt voor Wonen - 1 en Agrarisch).

3.6 Afwijken van de gebruiksregels     

3.6.1 Omgevingsvergunning nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 3.1 genoemde toegelaten functies voor milieuhygiënisch vergelijkbare nevenfuncties, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend nevenfuncties worden toegelaten, die in milieuhygiënisch opzicht vergelijkbaar zijn met de in Bijlage 2 Toegelaten functies genoemde functies;
  2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie plaats;
  3. de toegelaten oppervlakte voor de nevenfunctie bedraagt maximaal 350 m²;
  4. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.6.2 Omgevingsvergunning mestverwerking     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een installatie voor mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van op het eigen bedrijf geproduceerde mest toe te staan, mits:

  1. de hoeveelheid te verwerken mest op jaarbasis maximaal 20.000 ton bedraagt;
  2. de activiteiten uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  3. de activiteiten niet leiden tot onevenredige verkeerstoename;
  4. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
  5. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.
3.6.3 Omgevingsvergunning plattelandswoning     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het betreft een reeds aanwezige (tweede of derde) bedrijfswoning, met dien verstande dat de eerst bedrijfswoning niet in aanmerking komt voor de status van plattelandswoning;
  2. het achterblijvende bedrijf dient een economisch levensvatbaar bedrijf te zijn, hetzij zelfstandig, hetzij als onderdeel van een ander agrarisch bedrijf;
  3. de aanwijzing mag niet leiden tot een aanvraag van een nieuwe 1e, 2e of 3e bedrijfswoning op enige termijn;
  4. de plattelandswoning behoudt zijn agrarische bestemming;
  5. bedrijfswoningen behorende tot een intensief veehouderijbedrijf zijn uitgesloten van de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid;
  6. er dient ter plaatse sprake te zijn van een goede luchtkwaliteit; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren luchtkwaliteitsonderzoeksrapport te overleggen.
3.6.4 Omgevingsvergunning kleinschalige kampeerterreinen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

Algemene criteria kleinschalig kampeerterrein:

  1. het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bouwvlak;
  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorziening bedraagt maximaal 100 m²;
  3. het toegelaten aantal mobiele kampeervoertuigen en/of tenten bedraagt maximaal 30;
  4. voor trekkershutten gelden de volgende bepalingen:
    1. per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut toegestaan;
    2. de bebouwde oppervlakte mag per trekkershut niet meer bedragen dan 35 m2;
    3. de trekkershutten tellen mee in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak;
  5. stacaravans of chalets zijn niet toegestaan;
  6. de voorziening, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

Specifieke criteria, in aanvulling op het bepaalde onder a, ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein buiten het bouwvlak:

  1. indien het kleinschalig kampeerterrein niet volledig binnen het bouwvlak kan worden gerealiseerd, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen om de standplaatsen in aansluiting op het bouwvlak te realiseren;
  2. de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. bovengenoemde algemene criteria zijn van overeenkomstige toepassing.
3.6.5 Omgevingsvergunning groepskamperen en bed & breakfast     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen of een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;
  2. indien aanwezig worden voor bed & breakfast karakteristieke of monumentale gebouwen gebruikt, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument 'en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  3. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  4. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  5. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  6. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  8. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in 3.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  9. het bevoegd gezag kan ten behoeve van het groepskamperen nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein.
3.6.6 Omgevingsvergunning combinatie van recreatieve activiteiten     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Toegelaten functies toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten met een maximum van 3 en een kleinschalig kampeerterrein is een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing toegelaten; binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  2. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  3. kleinschalige nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de oppervlakte van de nieuwbouw wordt gecompenseerd door sloop van niet- karakteristieke bebouwing;
  4. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  5. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur.
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen;
  7. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  8. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  12. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  14. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  15. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan daartoe een inrichtingsplan eisen;
  16. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.

3.6.7 Omgevingsvergunning t.b.v. grotere oppervlakte toegelaten nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde in karakteristieke/monumentale gebouwen en overige gebouwen een grotere oppervlakte aan nevenfuncties, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de nevenfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies, aangeduid met 'N';
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als nevenfunctie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
  5. de toegelaten nevenfuncties, zoals opgenomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  6. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  7. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  8. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  12. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.7.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  4. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
  5. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen tengevolge kunnen hebben;
  6. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen'.
  7. het verwijderen van onverharde wegen en paden;
  8. het aanleggen van kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.
3.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werken en werkzaamheden binnen het 'bouwvlak';
  4. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden;
  5. waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand benodigd is.
3.7.3 Voorwaarden     

De in 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan voor:

  1. de bodemstructuur, het bodemniveau en de waterhuishouding;
  2. het reliëfrijke karakter van de bolle akkers;
  3. de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid     

3.8.1 Wijziging vergroting en/of vormverandering bouwvlak     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde het aangeduide 'bouwvlak' te vergroten en/of van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de vergroting of het veranderen van vorm van het bouwvlak mag uitsluitend plaatsvinden indien wordt aangetoond dat door de uitvoering van het initiatief geen toename van stikstofemissie en stikstofdepositie plaatsvindt zoals bedoeld in 1.169;
  2. ingeval van uitbreiding van het bouwvlak dient vooraf advies te worden ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige op het gebied van agrarische bouwaanvragen;
  3. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  4. de oppervlakte van het bestaande bouwvlak van een grondgebonden veehouderijbedrijf mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag na vergroting niet meer bedragen dan 2 ha;
  5. de bestaande oppervlakte voor niet-grondgebonden veehouderijbedrijven of veehouderij(takken) mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag niet meer bedragen dan 1 ha;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er moet een compacte perceelsvorm blijven bestaan;
  8. gebruik van zonnepanelen is geen argument voor vergroting van bouwpercelen;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1;
  10. de stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 3.5.1 is onverkort van toepassing op deze wijzigingsbevoegdheid.
3.8.2 Wijziging in bestemming 'Bos' of 'Natuur'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Bos' of 'Natuur' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het initiatief versterkt de bestaande landschapsstructuur en de groene-blauwe dooradering van het landschap en past in het landschapsbeleid van de gemeente en het Gebiedsplan natuur en landschap van de provincie Gelderland;
  2. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.8.3 Wijziging in bestemming 'Wonen'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bestemmingswijziging betreft het (de) voormalige agrarische hoofdgebouw(en), waarin de bedrijfswoning(en) is/zijn gelegen, en de bijbehorende bouwwerken voor het wonen;
  2. de karakteristieke gebouwen dienen te worden gehandhaafd;
  3. in beginsel dient verevening in de vorm van een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak te worden gerealiseerd; de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen worden niet meegerekend en buiten de berekening gelaten;
  4. andere vormen van verevening kunnen bestaan uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen of een financiële bijdrage;
  5. de bestaande agrarische activiteiten mogen tot een maximale oppervlakte van 200 m² worden voortgezet ten behoeve van het hobbymatige agrarische activiteiten;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan om die reden een door hen goed te keuren inrichtingsplan eisen;
  8. de bepalingen in Wonen, Wonen - 1 en 'Wonen - 2' zijn van overeenkomstige toepassing.
3.8.4 Wijziging t.b.v. toegelaten hoofdfuncties     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een bestemming op te nemen die past bij de onderstaande toe te laten functies, teneinde in karakteristieke/ monumentale gebouwen en overige gebouwen een nieuwe hoofdfunctie, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoofdfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies aangeduid met 'H';
  2. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  3. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de hoofdfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de hoofdactiviteit mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 900 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als hoofdfunctie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 1, 2 en 4 geldt, indien het om één gebouw gaat, de oppervlakte van dit gebouw als maximum;
  4. de woonfunctie van de voormalige agrarische bedrijfswoning blijft gehandhaafd;
  5. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  6. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” voor hoofdfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2, bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  12. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.8.5 Wijziging in bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zoals opgenomen in Bijlage 8 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', teneinde recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de recreatieve verblijfsdoeleinden mogen uitsluitend bestaan uit recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en een kleinschalig kampeerterrein;
  2. de oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden is met een maximale oppervlakte van 750 m² toegelaten, bij voorkeur in bestaande karakteristieke gebouwen; dit is inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  3. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  4. kleinschalige toegestane nieuwbouw moet qua hoogte en maatvoering aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de overige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
  5. bij een voormalig agrarisch bedrijf is de oppervlakte en de vorm van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' maximaal gelijk aan die van het voormalige bouwvlak;
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen; de wijzigingen op het perceel dienen op landschappelijk verantwoorde wijze te worden ingepast;
  7. er vindt verevening plaats om te komen tot een kwaliteitsbijdrage; deze vereveningsbijdrage bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  8. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1.
3.8.6 Wijziging zonne-energieproductie voor derden     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  2. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt m.u.v. de bedrijfswoning, 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken, monumentale- en karakteristieke gebouwen;
  3. de zonne-installaties uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  4. de bouwhoogte van de zonne-installaties maximaal 3 m is;
  5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

4.1 Bestemmingsomschrijving     

4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
  2. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  3. mestvergistingsinstallatie voor het verwerken van bioafval- en meststoffen van het betreffende agrarisch bedrijf op beperkte schaal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 54';
  4. de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in artikel 4.1.2 onder c en in Bijlage 2 Toegelaten functies;
  5. bestaande tuinen behorend bij de bedrijfswoning(en) en aangrenzende bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2';
  6. aan huis verbonden activiteit;
  7. boerengolf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerengolf';
  8. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein';
  9. kleinschalig kampeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein';
  10. modelvliegtuigbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan';
  11. particuliere begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  12. behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden;
  13. extensief recreatief medegebruik;
  14. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP), alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  15. waterhuishoudkundige doeleinden;
  16. waterberging;
  17. bescherming en instandhouding van drinkwatervoorzieningen;
  18. nutsvoorzieningen;
  19. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen een agrarisch bouwvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;
  20. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan; een plattelandswoning geldt voor het overigens in deze bestemming bepaalde ten aanzien van het aantal bedrijfswoningen als bedrijfswoning;
  21. verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
  22. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
  23. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van biodiversiteit;
  24. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoerplaat' is een kuilvoerplaat, sleufsilo en kuilvoeropslag toegestaan;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Bouwvlak     

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Daar waar bouwvlakken zijn gekoppeld door middel van de aanduiding 'relatie', gelden de regels als ware het één bouwvlak. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

b Nevenfuncties     

Voor nevenfuncties gelden de volgende regels:

  1. maximaal 350 m² van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, zoals bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies mits:
    1. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
    2. geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten tot een maximale oppervlakte van 50m2;
    3. niet meer dan 50 m2 van de bebouwing wordt gebruikt voor de in Bijlage 2 Toegelaten functies onder de categorie 'Dagrecreatie' toegelaten functies voor catering, café, restaurant, eethuis, ijssalon, terras/theetuin en theeschenkerij;
    4. niet meer dan 50% van de bebouwing wordt gebruikt;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt voor de uitoefening van bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven die een grotere oppervlakte beslaan dan de toegestane oppervlakte, dan wel niet voorkomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, dat deze uitsluitend zijn toegestaan bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in 4.1.2 onder c; de in die tabel opgenomen oppervlakte geldt als maximum.
c Agrarische bedrijven met bestaande nevenfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2 met uitzondering van detailhandel en horeca met een oppervlak groter dan 50 m2 dan wel activiteiten met een oppervlak kleiner dan 350 m2 welke niet zijn opgenomen in bijlage 'Toegelaten functies' dan wel kleinschalige kampeerterreinen als nevenfunctie met een afwijkend aantal of soort kampeermiddel.     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'Omschrijving' opgenomen nevenfuncties toegestaan, waarbij geldt dat opvulling tot maximaal 350 m2 met activiteiten uit Bijlage 2 Toegelaten functies is toegestaan met inachtneming van artikel 4.1.2 onder b. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding.

Aanduiding Adres Omschrijving Maximaal toegestane oppervlakte in m2
specifieke vorm van bedrijf - 78 Rozenstraat 5-5a Baak metaalbewerkingsbedrijf 520
specifieke vorm van bedrijf - 231 Jaaltinkweg 4 Zelhem agrarisch loonbedrijf 880
specifieke vorm van bedrijf - 232 Heijinkweg 5 Zelhem veehandel 190
specifieke vorm van bedrijf - 233 Toverstraat 14 Baak veehandel en stalling vrachtwagen 245

specifieke vorm van bedrijf - 234 Broekstraat 2 Hummelo ijsmakerij, vriescel en ontvangstruimte 94
specifieke vorm van bedrijf - 254 Zomerweg 11, Drempt opslag in smeermiddelen en aanverwante producten, caravanstalling 750
specifieke vorm van bedrijf - 298 Strodijk 19 Vorden caravanstalling 750
speciefieke vorm van detailhandel - 1 Kapelweg 14 Vierakker boerderijwinkel 300
specifieke vorm van detailhandel - 3 Gientjesweg 2 Drempt 1) boerderijwinkel

2) opslag schoonmaakproducten t.b.v. auto’s en vrachtauto’s, beelden e.d en steiger- en klimmateriaal
1) 50

2) 435
specifieke vorm van gemengd - 11 Prinsenmaatweg 1-3 Rha 1) boerderijwinkel met groente, fruit en streekproducten

2) opslagruimte/koelcellen voor groente- en fruitopslag derden
1) 60

2) 872
specifieke vorm van recreatie - 43 Bleuminkmaatweg 1, 1A, 1B en 1C Vorden kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen, trekkershutten, bed & breakfast, kantoor 290
specifieke vorm van recreatie - 44 Wildenborcherhof, Wildenborchseweg 19 Vorden kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen, theeschenkerij, horeca, één bed & breakfastvoorziening en 4 twee-kamerappartementen 540
specifieke vorm van recreatie - 45 Mosselseweg 3/3a Vorden kleinschalig kampeerterrein met 40 plaatsen waarvan 6 voor stacaravans met max. opp van 35 m2 285
specifieke vorm van recreatie - 58 Emmerweg 12 Steenderen 1) recreatieve visvijvers met kweek en visverkoop

2) gelieerde horeca en kleinschalig kampeerterrein met 15 standplaatsen
1) 0,76 ha

2) 100
specifieke vorm van recreatie - 70 IJsselweg 5 Laag-Keppel 1) kleinschalig kampeerterrein met 20 kampeerplaatsen (binnen de bestemming Wonen en Agrarisch met waarden - Landschap)

2) caravanstalling (binnen stemming Wonen)

3) recreatiewoning (binnen de bestemming Wonen)
1) 245

2) 720

3) 45
specifieke vorm van recreatie - camperovernachtingsplaats 3 Emmerweg 12 Steenderen 8 camperovernachtingspl aatsen -

d Landschappelijke waarden     

De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden, zoals:

  1. waardevol landschap, bestaande uit het behoud van open essen en gave broekgebieden, afwisseling van landgoederen, bouwland en grotere bossen, karakteristiek verspreide bebouwing en het behoud van rivier- en stuifduinen met micro-reliëf;
  2. behoud van het waardevol open gebied en het behoud van Nationaal Landschap De Graafschap zoals vastgelegd in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van de Omgevingsverordening Gelderland;
  3. historische verkaveling, bestaande uit de instandhouding van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen, grote landschappelijke, esthetische en geomorfologische waarden en de recreatieve belevingswaarde en van het milieu van de natuurlijke leefgemeenschappen;
  4. instandhouding van aanwezige landschapselementen.
e Extensief recreatief medegebruik     

De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals fiets-, voet- en ruiterpaden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

f Niet-grondgebonden veehouderijtak     

Een niet-grondgebonden veehouderijtak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij hetvolgende geldt:

  1. agrarische bedrijven mogen maximaal 1 ha van het bouwvlak gebruiken voor een niet-grondgebonden veehouderijtak;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt, indien de bestaande oppervlakte van het deel van het bouwvlak dat wordt gebruikt voor de niet-grondgebonden veehouderijtak meer bedraagt dan 1 ha, deze oppervlakte als maximum.
g Niet-grondgebonden veehouderijbedrijf     

Een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij hetvolgende geldt:

  1. het bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf bedraagt maximaal 1 ha;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt, indien het bestaande bouwvlak groter is dan 1 ha, deze oppervlakte als maximum.
h Teeltondersteunende voorzieningen     

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. teeltondersteunende voorzieningen zijn alleen toegestaan bij agrarische bedrijven die als doel hebben het op of boven de grond telen van gewassen;
  2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten;
  3. lage permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een maximale oppervlakte van 1000 m2;
  4. hoge permanente/tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 500 m².
i Agrarische bedrijven met kwekerij(tak)     

Agrarische bedrijven met kwekerij(tak) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de in de onderstaande tabel opgenomen aanduidingen en in overeenstemming met de activiteiten zoals deze zijn opgenomen in de kolom 'Aard van de bedrijvigheid':

Aanduiding Adres Aard van de bedrijvigheid
specifieke vorm van agrarisch - 26 Roessinkweg 3 Hengelo boomkwekerij met nevenactiviteit zoogkoeien
specifieke vorm van agrarisch met waarden - 1 Vordenseweg 84 Hengelo kwekerij met detailhandel in bloemen en planten en direct aanverwante artikelen als sierpotten en vazen met een maximaal toegestane oppervlakte van 717 m2
specifieke vorm van agrarisch met waarden - 3 Oude Zutphenseweg 5a en 5b Vorden boomkwekerij
specifieke vorm van agarisch met waarden - 4 Regelinklaan 1 Hengelo boomkwekerij

j Glastuinbouw     

Omschakeling naar of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

k Boom-, sier- en fruitteelt     

Boom-, sier- en fruitteeltkwekerijen zijn niet toegestaan in waardevol open gebied, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande boom- en sierteeltkwekerijen.

l Kleinschalig kampeerterrein     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' mogen op een kleinschalig kampeerterrein maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.

m Groen     

Indien ten behoeve van de inpassing van gebouwen op een bouwvlak de aanduiding 'groen' is opgenomen, dan zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken alleen toegestaan, indien gelijktijdig de groenaanplant ter plaatse van de functieaanduiding 'groen' conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan worden gerealiseerd en instandgehouden.

n Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.
o Ammoniakbuffergebied     

Hervestiging en uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtak is in het ammoniakbuffergebied niet toegestaan.

p Hooimijt     

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - hooimijt' is een 1-roedige hooimijt toegestaan.

q Veldschuur     

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur 1' is een veldschuur toegestaan met een maximale oppervlakte van 90 m2.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Situering gebouwen     

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. nieuwe bedrijfsgebouwen en emissiepunten, beide behorende tot de niet-grondgebonden veehouderijtak, zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'.
4.2.3 Bedrijfswoning     

In afwijking van het bepaalde in 4.2.5 gelden voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  1. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  2. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  4. de bedrijfswoningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; het aantal en de verdeling van de woningen over de hoofdgebouwen is in onderstaande tabel vastgelegd; in de tabel staat elk huisnummer voor één woning;
Adres Twee hoofdgebouwen met elk daarin één woning Eén hoofdgebouw met daarin twee of meer woningen
Hengelo en Vorden
Bekmansdijk 2 en 4 Vorden X
Berkendijk 2 en 2A Hengelo X
Beunkstege 4 en 4A Vorden X
Bleuminkmaatweg 2 en 2A Vorden X
Bleuminkweg 3 en 3A Hengelo X
Bosweg 1 en 1A Hengelo X
Broekweg 14 en 14A Hengelo X
Deldeseweg 6 en 6A Vorden X
Galgengoorweg 19 en 19A Vorden X
Ganzensteeg 3 en 5 Vorden X
Gazoorweg 4 en 4A Vorden X
Gazoorweg 3 en 3A Vorden X
Geurkenweg 1 en 3 Vorden X
Hamminkweg 9 en 9A Vorden X
Hengeloseweg 3 en 5 Vorden X
Hengeloseweg 15 en 15A Vorden X
Holskampweg 5 en 5A Vorden X
Kapelweg 2 en 2a Vierakker X
Kapelweg 10 en 10A Vorden X
Kapelweg 12 en 12A Vierakker X
Kostedeweg 9 en 11 Vorden X
Kruisdijk 9 en 9a Vorden X
Lankampweg 5 en 7 Vorden X
Lankhorsterstraat 19 en 19a Wichmond X
Lieferinkweg 1 en 3 Vorden X
Lieferinkweg 4 en 4A Vorden Vorden X
Lindese Enkweg 1, 1A en 1B X
Lindeseweg 10 en 10A Vorden X
Maalderinkweg 4 en 4a Vorden X
Memelinkdijk 5 en 5A Hengelo X
Memelinkdijk 8 en 8A Hengelo X
Mosselseweg 3 en 3a Vorden X
Mosselseweg 4 en 4a Vorden X
Mosselseweg 8 en 10 Vorden X
Mosselseweg 16 en 16A Vorden X
Ockhorstweg 3 en 3A Vorden X
Reerinkweg 3 en 3A Hengelo X
Riethuisweg 3 en 3A Vorden X
Roessinkweg 2A en 2B Hengelo X
Ruurloseweg 71 en Wildenborchseweg 1 Vorden X
Ruurloseweg 107 en 107A Vorden X
Ruurloseweg 117 en 117a Vorden X
Scharfdijk 1 en 1A Hengelo X
Schimmeldijk 4 en 4a Vorden X
Schuttestraat 8 en 8a Vorden X
Tolweg 1 en 1A Hengelo X
Varsselseweg 42 en 44 Hengelo X
Vordenseweg 84 en 84A Hengelo X
Wierssebroekweg 8 en 8A Vorden X
Wildenborchseweg 21a en 23 Vorden X
Wildenborchseweg 29A en 29B Vorden X
Zelledijk 3 en 3A Vorden X
Steederen, Hummelo en Keppel en Zelhem
Aaltenseweg 9 en 9a, Zelhem X
Aaltenseweg 23 en 23a Halle X
Aaltenseweg 29 en 29a Halle X
Aaltenseweg 31 en 31A Halle X
Bakerwaardseweg 13A en 13B Bronkhorst X
Bakerwaardseweg 15 en 15A Bronkhorst X
Barlhammerweg 2 en 3, Laag Keppel X
Beemsterweg 4 en 6 Laag-Keppel X
Binnenweg 6A en 8 Drempt X
Bocholtseweg 1 en 1a Zelhem X
Broekstraat 29 en 29A Hummelo X
Broekstraat 31, 31A en 31B Hummelo X
Dambroek 1 en 3 Baak X
Eldrikseweg 5A en 7 Laag-Keppel X
Emmerweg 2 en 4 Steenderen X
Emmerweg 7 en 9 Steenderen X
Emmerweg 12 en 12A Steenderen X
Halle-Heideweg 1 en 1A, Halle X
Horstweg 1 en 1A Hummelo X
H. Remmelinkweg 1 en 3 Drempt X
J.F. Oltmansstraat 24 en 24A Steenderen X
Kampermanstraat 2 en 2A Hummelo X
Korte Broekstraat 1 en 1A Hummelo X
Lageweg 8 en 8a Zelhem X
Langendijk 1 en 1A Baak X
Loenhorsterweg 4 en 11 Hummelo X
Loenhorsterweg 9 en 9A Hummelo X
Olburgseweg 29A en 31 Olburgen X
Prinsenmaatweg 1 en 3 Rha X
Rhabergseweg 17 en 17A Rha X
Rijksweg 42 en 42A Drempt X
Roomstraat 19 en 19A Drempt X
Rozenstraat 5 en 5A Baak X
Slangenburgweg 1 en 1a Zelhem X
Spaensweertweg 4 en 6 Steenderen X
Terborgseweg 5 en 5A, Zelhem X
Toverstraat 18 en 18A Baak X
Vordenseweg 4 en 6 Baak X
Zelhemseweg 3 en 3A Hummelo X
Zomerweg 39 en 39A Drempt X

  1. de inhoud van het hoofdgebouw (tezamen met aan- en uitbouwen), waarbinnen de bedrijfswoning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum; uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan wonen, is mogelijk;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
4.2.4 Herbouw van bedrijfswoningen     

Herbouw van bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze;
  2. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig wordt geschaad.
4.2.5 Maatvoering bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen bij de bedrijfswoning     

Bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen dienen te voldoen aan de volgende maatvoering:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m resp 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m resp 6 m;
  3. de bebouwde oppervlakte van bijbehorden bouwwerken, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, bij een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' mag per woning in totaal maximaal 100 m2 bedragen.
4.2.6 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak     

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 4 m;
  2. de bouwhoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 8,5 m;
  3. de hoogte van overige silo's en staande mestopslagtanks bedraagt maximaal 12 m;
  4. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  5. de goothoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 6 m;
  6. de bouwhoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 9 m;
  7. de bebouwde oppervlakte van een hooiberg bedraagt maximaal 36 m2;
  8. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  9. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 m;
  10. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 4.1.1 onder s bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.
4.2.7 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede andere werken buiten bouwvlak     

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:

  1. het agrarisch grondgebruik, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten, kassen en paardenbakken niet zijn toegestaan, behoudens bestaande sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten alsmede bestaande paardenbakken ten behoeve van deze bestemming danwel de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis';
  2. het plaatsen van perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 1 m;
  3. het extensief recreatief medegebruik zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

4.3 Nadere eisen     

4.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' van toepassing is en op percelen genoemd in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

4.3.2 Nadere eisen i.v.m. landschapswaarden     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de landschapswaarden, als bedoeld in 4.1.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

4.4.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning dichter bij de weg     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4, teneinde verplaatsing van een bedrijfswoning dichter bij de weg toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uit een akoestisch rapport blijkt dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  2. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, milieukundig en vanuit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar;
  3. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
4.4.2 Omgevingsvergunning hoogte mestsilo     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2.6 onder a en b genoemde bouw- en goothoogte van mestsilo's binnen het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte van een mestsilo is gelijk aan de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsbebouwing op het erf;
  2. de maximale goothoogte van een silo is gelijk aan de helft van de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf;
  3. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen als omschreven in 4.1;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.
4.4.3 Omgevingsvergunning schuilgelegenheid     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 voor de bouw van een schuilgelegenheid voor vee buiten het agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de bebouwing kan, gezien de specifieke situatie, niet binnen het agrarisch bouwvlak worden geplaatst;
  2. schuilgelegenheden mogen uitsluitend worden gebouwd op een terrein van aaneengesloten minimaal 1 ha;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4m;
  5. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2;
  6. de afstand tot woningen van derden dient ten minste 30 m te bedragen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1;
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' onder bestemmingsomschrijving;
  9. de schuilgelegenheid dient uit oogpunt van ruimtelijke ordening goed op het perceel te worden gesitueerd en landschappelijk te worden ingepast.
4.4.4 Omgevingsvergunning paardenbak buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een paardenbak toe te staan ten behoeve van deze bestemming danwel de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak danwel het bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. indien een paardenbak ten behoeve van deze bestemming wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend aan het eigen bouwvlak opgericht; indien een paardenbak ten behoeve van de bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend of binnen een afstand van 50 m van dat bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' opgericht;
  3. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1500 m²;
  4. de afstand van de paardenbak tot de bouwperceelgrens van woningen van derden bedraagt ten minste 50 m;
  5. de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN of GO.
4.4.5 Omgevingsvergunning sleufsilo buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een sleufsilo toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. de sleufsilo wordt direct aangrenzend aan het bouwvlak gebouwd;
  3. de hoogte bedraagt maximaal 2 m;
  4. de oppervlakte bedraagt maximaal 500 m²;
  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  6. er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.
4.4.6 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan daartoe van de initiatiefnemer een inrichtingsplan eisen;
  8. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN of GO;
  9. voor de bedrijfswoning is de afwijking van de genoemde maat/maten uitsluitend mogelijk ten behoeve van duurzaamheid, invaliditeit, het verkrijgen van een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning.
4.4.7 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze bij voorkeur binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  2. deze buiten het agrarische bouwvlak dan wel buiten de bestemmingsvlakken Bedrijf, 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreaite - Verblijfsrecreatie', 'Sport', Wonen, Wonen - 1, 'Wonen - 2' en Wonen - Landhuis worden gesitueerd indien plaatsing binnen deze vlakken redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de situering van de turbine:

    - ten behoeve van de energievoorziening van een agrarisch bedrijf maximaal 100 meter van de grens van het agrarisch bouwvlak plaatsvindt;

    - ten behoeve van de energievoorziening van een onderneming met de bestemming Bedrijf maximaal 100 meter van de grens van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' plaatsvindt;

    - ten behoeve van de energievoorziening van de overige in dit lid genoemde bestemmingen maximaal 100 meter van de (bedrijfs)woning(en) of de bebouwing, als geen woning aanwezig is, plaatsvindt;
  3. per bouwvlak maximaal 2 kleine windturbines worden geplaatst;
  4. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  6. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  7. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder e en f genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
  8. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  9. bij plaatsing van de turbine(s) buiten het bouwvlak een afstand van minimaal 100 m in acht wordt gehouden tussen de turbine(s) en het dichtstbijzijnde erf van derden;
  10. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN en GO;
  11. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast;
  12. de afstanden van een kleine windturbine tot hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij twee maal nominaal toerental van de turbine, gemeten vanaf buitenste geleider van een bovengrondse verbinding dan wel de buitenzijde van het kabelbed van een ondergrondse verbindingen dan wel de begrenzing van de inrichting in geval van een station, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
4.4.8 Omgevingsvergunning plaatsing zonne-installaties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het artikel 4.1.1 voor het plaatsen van grondgebonden zonne-installaties buiten het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak ten behoeve van de eigen energievoorziening, mits:

  1. de zonne-installaties ten dienste staan van een woning, bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen gelegen binnen het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak;
  2. de zonne-installaties tesamen maximaal 100 m2 bedraagt;
  3. de bouwhoogte van de zonne-installaties bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil;
  4. de grond waarop de zonne-installaties geplaatst worden zoveel mogelijk direct grenst aan het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak waartoe de zonne-installaties behoren;
  5. de geschatte opbrengst in kilowattuur niet meer is dan ten hoogste het eigen geschatte verbruik van in lid a genoemde gebouwen;
  6. de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs)gebouwen onvoldoende geschikt zijn door vorm, constructie, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om zonnepanelen op te bevestigen danwel dat deze ruimte al benut is;
  7. de afstand tussen de zonne-installaties en waterlopen en openbaar toegankelijk gebied ten minste 10 m dient bedraagt waarbij geldt dat voor wegen het bepaalde in artikel 25.2.1 onder b en 25.2.3 onder b in acht worden genomen;
  8. plaatsing van zonne-installaties niet leidt tot bomenkap;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
  10. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de milieusituatie;
  11. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast;
  12. het terrein waarop de zonne-installaties staan wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing waarmee deze een meerwaarde heeft voor de biodiversiteit;
  13. plaatsing van zonne-installaties niet binnen de dubbelbestemming 'Waarde - beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' plaatsvindt;
  14. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN en GO.
4.4.9 Uitsluiting omgevingsvergunning in beschermd dorps- of stadsgezicht     

Het bepaalde in 4.4.3, 4.4.4 en 4.4.7 is niet van toepassing op gronden gelegen in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' of 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'.

4.5 Specifieke gebruiksregels     

4.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  2. groepskamperen;
  3. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  4. opslag buiten het bouwvlak met dien verstande dat opslag ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - schuur 1' en 'specifieke bouwaanduiding - hooimijt' is toegestaan;
  5. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van hooibalen, al dan niet verpakt in folie of afgedekt met folie, gedurende een periode langer dan 6 weken;
  6. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en tijdelijke arbeidsplaatsen;
  7. een glastuinbouwbedrijf, hieronder niet begrepen de bedrijven zoals opgenomen in de tabel in 4.1.2 onder i;
  8. het gebruiken van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren ten behoeve van een niet- grondgebonden veehouderij;
  9. mestbewerking afkomstig van derden, mestverwerking en -vergisting;
  10. kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak;
  11. overschrijding van de ter plaatse van de aanduiding 'maximum ammoniakemissie' aangegeven hoeveelheid ammoniakemissie, uitgedrukt in kg NH3 per jaar;
  12. het, in relatie tot het gestelde onder k, gebruiken of laten gebruiken van:
    1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
4.5.2 Voorwaardelijke verplichting Doetinchemseweg 74 en 74A Zelhem     

Ter plaatse van 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 45' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 15 Landschappelijke inpassing Doetinchemseweg 74 en 74A Zelhem, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2020-0915) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden binnen de bestemmingen Wonen - 1' en 'Agrarisch met waarden - Landschap.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels     

4.6.1 Omgevingsvergunning nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.1 genoemde toegelaten functies voor milieuhygiënisch vergelijkbare nevenfuncties, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend functies worden toegelaten, die in milieuhygiënisch opzicht vergelijkbaar zijn met de in Bijlage 2 Toegelaten functies genoemde functies;
  2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie plaats;
  3. de toegelaten oppervlakte voor de nevenfunctie bedraagt maximaal 350 m²;
  4. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.
4.6.2 Omgevingsvergunning mestverwerking     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een installatie voor mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van op het eigen bedrijf geproduceerde mest toe te staan, mits.

  1. de hoeveelheid te verwerken mest op jaarbasis maximaal 20.000 ton bedraagt;
  2. de activiteiten uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  3. de activiteiten niet leiden tot onevenredige verkeerstoename;
  4. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
  5. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.
4.6.3 Omgevingsvergunning plattelandswoning     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het betreft een reeds aanwezige (tweede of derde) bedrijfswoning, met dien verstande dat de eerste bedrijfswoning niet in aanmerking komt voor de status van plattelandswoning;
  2. het achterblijvende bedrijf dient een economisch levensvatbaar bedrijf te zijn, hetzij zelfstandig, hetzij als onderdeel van een ander agrarisch bedrijf;
  3. de aanwijzing mag niet leiden tot een aanvraag van een nieuwe 1e, 2e of 3e bedrijfswoning op enige termijn;
  4. de plattelandswoning behoudt zijn agrarische bestemming;
  5. bedrijfswoningen behorende tot een intensief veehouderijbedrijf zijn uitgesloten van de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid;
  6. er dient ter plaatse sprake te zijn van een goede luchtkwaliteit; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren luchtkwaliteitsonderzoeksrapport te overleggen.
4.6.4 Omgevingsvergunning kleinschalige kampeerterreinen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

Algemene criteria kleinschalig kampeerterrein:

  1. het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bouwvlak;
  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorziening bedraagt maximaal 100 m²;
  3. het toegelaten aantal mobiele kampeervoertuigen en/of tenten bedraagt maximaal 30;
  4. voor trekkershutten gelden de volgende bepalingen:
    1. per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut toegestaan;
    2. de bebouwde oppervlakte per trekkershut bedraagt maximaal 35 m2;
    3. de trekkershutten tellen mee in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak;
  5. stacaravans of chalets zijn niet toegestaan;
  6. de voorziening, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.

Specifieke criteria, in aanvulling op het bepaalde onder a, ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein buiten het bouwvlak:

  1. indien het kleinschalig kampeerterrein niet volledig binnen het bouwvlak kan worden gerealiseerd, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen om de standplaatsen in aansluiting op het bouwvlak te realiseren;
  2. de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. bovengenoemde algemene criteria zijn van overeenkomstige toepassing.
4.6.5 Omgevingsvergunning groepskamperen en bed & breakfast     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen of een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;
  2. indien aanwezig worden voor bed & breakfast karakteristieke of monumentale gebouwen gebruikt, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  3. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  4. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  5. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte bedraagt maximaal 500 m2;
  6. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  8. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in 4.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  9. het bevoegd gezag kan ten behoeve van het groepskamperen nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein.
4.6.6 Omgevingsvergunning combinatie van recreatieve activiteiten     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten met een maximum van 3 en kleinschalig kampeerterrein is een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing toegelaten; binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  2. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  3. kleinschalige nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de oppervlakte van de nieuwbouw wordt gecompenseerd door sloop van niet-karakteristieke bebouwing;
  4. de vereveningsbijdrage bij "karakteristieke/monumentale gebouwen" bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  5. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen;
  7. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  8. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  12. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  14. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  15. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  16. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.

Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.

4.6.7 Omgevingsvergunning grotere oppervlakte toegelaten nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde in karakteristieke/ monumentale gebouwen en overige gebouwen een grotere oppervlakte aan nevenfuncties, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de nevenfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies aangeduid met 'N';
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als nevenfunctie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
  5. de toegelaten nevenfuncties, zoals opgenomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  6. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  7. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  8. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  12. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.7.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen en het slaan van putten;
  4. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardigen groter dan 200 m2;
  6. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken;
  7. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen tengevolge kunnen hebben;
  8. het wijzigen van het verkavelingspatroon;
  9. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen';
  10. het verwijderen van onverharde wegen en paden;
  11. het aanleggen van kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.
4.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak;
  4. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden;
  5. werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand benodigd is.
4.7.3 Voorwaarden     

De in 4.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  1. voor de bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding;
  2. voor het reliëfrijke karakter van de bolle akkers en de openheid van de open akkers;
  3. van het historische verkavelingspatroon;
  4. van de overige aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid     

4.8.1 Wijziging vergroting en/of vormverandering bouwvlak     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde het aangeduide 'bouwvlak' te vergroten en/of van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. vergroting of het veranderen van vorm van het bouwvlak mag uitsluitend plaatsvinden indien wordt aangetoond dat door de uitvoering van het initiatief geen toename van stikstofemissie en stikstofdepositie plaatsvindt zoals bedoeld in 1.169;
  2. ingeval van uitbreiding van het bouwvlak dient vooraf advies te worden ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige op het gebied van agrarische bouwaanvragen;
  3. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  4. de oppervlakte van het bestaande bouwvlak van een grondgebonden veehouderijbedrijf mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag na vergroting niet meer bedragen dan 2 ha;
  5. de bestaande oppervlakte voor niet-grondgebonden veehouderijbedrijven of veehouderij(takken) mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag niet meer bedragen dan 1 ha;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er moet een compacte perceelsvorm blijven bestaan;
  8. gebruik van zonnepanelen is geen argument voor vergroting van bouwpercelen;
  9. er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1;
  10. de stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 4.5.1 is onverkort van toepassing op deze wijzigingsbevoegdheid.
4.8.2 Wijziging in bestemming 'Bos' of 'Natuur'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Bos' of 'Natuur' op te nemen ten behoeve van de realisering van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO), mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het versterkt de bestaande landschapsstructuur en GNN en GO en past in het landschapsbeleid van de gemeente en het Gebiedsplan natuur en landschap van de provincie Gelderland;
  2. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
4.8.3 Wijziging in bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Wonen',

'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bestemmingswijziging betreft het/de voormalige agrarische hoofdgebouw(en), waarin de bedrijfswoning(en) is/zijn gelegen, en de bijbehorende bouwwerken voor het wonen;
  2. de karakteristieke gebouwen dienen te worden gehandhaafd;
  3. in beginsel dient verevening in de vorm van een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak te worden gerealiseerd. De bestaande woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen worden niet meegerekend en buiten de berekening gelaten;
  4. andere vormen van verevening kunnen bestaan uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen of een financiële bijdrage;
  5. de bestaande agrarische activiteiten mogen tot een maximale oppervlakte van 200 m² worden voortgezet ten behoeve van het hobbymatige agrarische activiteiten;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan om die reden een door hen goed te keuren inrichtingsplan eisen;
  8. de bepalingen in Wonen, Wonen - 1 of ; Wonen - 2' zijn van overeenkomstige toepassing.
4.8.4 Wijziging toegelaten hoofdfuncties     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een bestemming op te nemen die past bij de onderstaande toe te laten functies, teneinde in karakteristieke/ monumentale gebouwen en overige gebouwen een nieuwe hoofdfunctie, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoofdfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies aangeduid met 'H';
  2. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  3. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de hoofdfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de hoofdactiviteit mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 900 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als hoofdfunctie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 1, 2 en 4 geldt, indien het om één gebouw gaat, de oppervlakte van dit gebouw als maximum;
  4. de woonfunctie van de voormalige agrarische bedrijfswoning blijft gehandhaafd;
  5. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  6. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” voor hoofdfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2, bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  12. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.
4.8.5 Wijziging in bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zoals opgenomen in Bijlage 8 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', teneinde recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de recreatieve verblijfsdoeleinden mogen uitsluitend bestaan uit recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en een kleinschalig kampeerterrein;
  2. de oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden is met een maximale oppervlakte van 750 m² toegelaten, bij voorkeur in bestaande karakteristieke gebouwen; dit is inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  3. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  4. kleinschalige toegestane nieuwbouw moet qua hoogte en maatvoering aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de overige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
  5. bij een voormalig agrarisch bedrijf is de oppervlakte en de vorm van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' maximaal gelijk aan die van het voormalige bouwvlak;
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen; de wijzigingen op het perceel dienen op landschappelijk verantwoorde wijze te worden ingepast;
  7. er vindt verevening plaats om te komen tot een kwaliteitsbijdrage; deze vereveningsbijdrage bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  8. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 4.1.
4.8.6 Wijziging zonne-energieproductie voor derden     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  2. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt m.u.v. de bedrijfswoning, 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken, monumentale- en karakteristieke gebouwen;
  3. de zonne-installaties uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  4. de bouwhoogte van de zonne-installaties maximaal 3 m is;
  5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap en natuur     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

5.1 Bestemmingsomschrijving     

5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  2. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  3. het behoud van landschapselementen;
  4. de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in 5.1.2 onder c en in Bijlage 2 Toegelaten functies
  5. bestaande tuinen behorend bij de bedrijfswoning(en) en aangrenzende bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2';
  6. aan huis verbonden activiteit;
  7. extensief recreatief medegebruik;
  8. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  9. waterhuishoudkundige doeleinden;
  10. bescherming en instandhouding van drinkwatervoorzieningen;
  11. waterberging;
  12. nutsvoorzieningen;
  13. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen een agrarisch bouwvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;
  14. een toiletgebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - toiletgebouw';
  15. een begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  16. behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden;
  17. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  18. verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
  19. een jachthut;
  20. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
  21. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan; een plattelandswoning geldt voor het overigens in deze bestemming bepaalde ten aanzien van het aantal bedrijfswoningen als bedrijfswoning;
  22. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van biodiversiteit;
  23. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoerplaat' is een kuilvoerplaat, sleufsilo en kuilvoeropslag toegestaan;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

a Bouwvlak     

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Daar waar bouwvlakken zijn gekoppeld door middel van de aanduiding 'relatie', gelden de regels als ware het één bouwvlak. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

b Nevenfuncties     

Voor nevenfuncties gelden de volgende regels:

  1. maximaal 350 m² van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, zoals bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies mits:
    1. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
    2. geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten tot een maximale oppervlakte van 50 m;
    3. niet meer dan 50 m2 van de bebouwing wordt gebruikt voor de in Bijlage 2 Toegelaten functies onder de categorie 'Dagrecreatie' toegelaten functies voor catering, café, restaurant, eethuis, ijssalon, terras/theetuin en theeschenkerij;
    4. niet meer dan 50% van de bebouwing wordt gebruikt;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt voor de uitoefening van bestaande nevenfuncties bij agrarische bedrijven die een grotere oppervlakte beslaan dan de toegestane oppervlakte, dan wel niet voorkomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, dat deze uitsluitend zijn toegestaan bij agrarische bedrijven, zoals weergegeven in de tabel in 5.1.2 onder c; de in die tabel opgenomen oppervlakte geldt als maximum.
c Agrarische bedrijven met bestaande nevenfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2 met uitzondering van detailhandel en horeca met een oppervlak groter dan 50 m2.     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'Omschrijving' opgenomen nevenfuncties toegestaan, waarbij geldt dat opvulling tot maximaal 350 m2 met activiteiten uit Bijlage 2 Toegelaten functies is toegestaan met inachtneming van artikel 5.1.2 onder b. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding.

Aanduiding Adres Omschrijving Maximaal toegestane oppervlakte in m2
specifieke vorm van bedrijf - 213 Sarinkdijk 19 Hengelo onderhoud en beheer golfbaan 800
specifieke vorm van bedrijf - 221 Beunksteeg 2/2a en 4 Hengelo loonwerkbedrijf 4308
specifieke vorm van gemengd - 13 Bultenszijweg 5 Zelhem zorgboerderij (dagbesteding), boerderijwinkel 310
specifieke vorm van horeca - 14 Baakseweg 3 Vorden horeca 55
specifieke vorm van recreatie - 46 Kostedeweg 5 en 7 Vorden groepsaccommodatie 500
specifieke vorm van recreatie - 47 Bergkappeweg 2 Vorden cultureel-recreatief 350
specifieke vorm van recreatie - 59 Brunsveldweg 9 Zelhem kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 kampeermiddelen 75
specifieke vorm van recreatie - 60 Jolinkdijk 6 Halle 1) kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen,

2)1 recreatiewoning die alleen binnen het bouwvlak aanwezig mag zijn.
-

d Landschappelijke waarden en natuurwaarden     

De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO), zoals:

  1. het behoud van open essen en gave broekgebieden, afwisseling van landgoederen, bouwland en grotere bossen, karakteristiek verspreide bebouwing en, het behoud van rivier- en stuifduinen met micro-reliëf;
  2. behoud van het waardevol open gebied en Nationaal Landschap De Graafschap zoals vastgelegd in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van de Omgevingsverordening Gelderland;
  3. behoud van het aardkundig waardevol gebied zoals opgenomen in de bijlage 6 en 7 van de Omgevingsverordening Gelderland voor de deelgebieden 't Zand en Vorden;
  4. behoud van het waardevol open gebied zoals opgenomen in de bijlage 6 en 7 van de Omgevingsverordening Gelderland voor het deelgebied 't Zand;
  5. instandhouding van aanwezige landschapselementen.
e Extensief recreatief medegebruik     
  1. De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals zoals fiets-, voet en ruiterpaden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
  2. Survivalactiviteiten zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - survival' toegestaan, waarbij er maximaal 50 m2 gebouwd mag worden t.b.v. een schuilgelegenheid en maximaal 35 m2 gebouwd mag worden voor opslag van materialen t.b.v. de survivalactiviteiten. Beide bouwwerken mogen maximaal 3 meter hoog zijn.
f Niet-grondgebonden veehouderijtak     

Een niet-grondgebonden veehouderijtak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij hetvolgende geldt:

  1. agrarische bedrijven mogen maximaal 1 ha van het bouwvlak gebruiken voor een niet-grondgebonden veehouderijtak;
  2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt, indien de bestaande oppervlakte van het deel van het bouwvlak dat gebruikt wordt voor de niet-grondgebonden veehouderijtak meer dan 1 ha bedraagt, deze oppervlakte als maximum.
g Vee uitgesloten     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - vee' is het houden van vee niet toegestaan.

h Teeltondersteunende voorzieningen     

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. teeltondersteunende voorzieningen zijn alleen toegestaan bij agrarische bedrijven die als doel hebben het op of boven de grond telen van gewassen;
  2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten;
  3. lage permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een maximale oppervlakte van 1000 m2;
  4. hoge permanente/tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten en met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 500 m²;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' zijn hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend buiten het bouwvlak toegestaan met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 1000 m2 en een hoogte van maximaal 3,5 m.
i Agrarische bedrijven met kwekerij(tak)     

Agrarische bedrijven met kwekerij(tak) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de in de onderstaande tabel opgenomen aanduidingen en in overeenstemming met de activiteiten zoals deze zijn opgenomen in de kolom 'Aard van de bedrijvigheid':

Aanduiding Adres Aard van de bedrijvigheid
specifieke vorm van agrarisch - 27 Veengoot 6 Halle boomkwekerij
specifieke vorm van agrarisch met waarden - 2 Heidepolweg 2, 2a en 2B Vorden boomkwekerij
j Glastuinbouw     

Omschakeling naar of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.

k Boom-, sier- en fruitteelt     

Boom-, sier- en fruitteeltkwekerijen zijn niet toegestaan met dien verstande dat dit niet geldt voor bestaande boom- en sierteeltkwekerijen.

l Kleinschalig kampeerterrein     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' mogen op een kleinschalig kampeerterrein maximaal 15 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' aan de Jolinkdijk 6 in Halle mogen maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' aan de ruurloseweg 46 in Vorden mogen maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten staan.
m Schuur     

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - schuur' is een schuur toegestaan, met een maximale oppervlakte van 37 m2.

n Jachthut     

Een jachthut is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthut'.

o Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.
p Ammoniakbuffergebied     

Hervestiging en uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of niet-grondgebonden veehouderijtak is in het ammoniakbuffergebied niet toegestaan.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Situering gebouwen     

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. nieuwe bedrijfsgebouwen en emissiepunten, beide behorende tot de niet-grondgebonden veehouderijtak, zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van minimaal 25 m van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'.
5.2.3 Bedrijfswoning     

In afwijking van het bepaalde in 5.2.5 gelden voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  1. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  2. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw;
  3. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten is geen bedrijfswoning toegestaan;
  4. de bedrijfswoningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; het aantal en de verdeling van de woningen over de hoofdgebouwen is in onderstaande tabel vastgelegd; in de tabel staat elk huisnummer voor één woning;
Adres Twee hoofdgebouwen met elk daarin één woning Eén hoofdgebouw met daarin twee of meer woningen
Hengelo en Vorden
Beunksteeg 2, 2A en 4 Hengelo ® X
Boshuisweg 1 en 3 Vierakker X
Brandenborchweg 7 en 7a Vorden X
de Leuke 2 en 2a Vorden X
Deldensebroekweg 2 en 2a Vorden X
Heidepolweg 2, 2a en 2B Vorden ® X
Lankampweg 2 en 4 Vorden X
Kostedeweg 5 en 7 Vorden X
Ruurloseweg 95 en 95A Hengelo X
Ruurloseweg 117 en 117a Vorden X
Schimmeldijk 4 en 4a Vorden X
Vierakkersestraatweg 32 en 32A Vierakker X
Wiersserbroekweg 4 en 6 Vorden X
Steederen, Hummelo en Keppel en Zelhem
Beemsterweg 3 en 3A Laag-Keppel X
Bocholtseweg 2 en 2a Halle X
Bocholtseweg 3 en 3a Halle X
Bultenszijweg 1 en 3 Zelhem X
Bultenszijweg 7 en 9 Zelhem X
De Veersweg 5 en 5A Baak X
Halseweg 37 en 37a Halle X
Halseweg 43 en 43a Halle X
Nijmansedijk 11 en 11A Zelhem X
Oude Zutphenseweg 9, 11 en 13 Hoog-Keppel X
Sliekstraat 3 en 5 Hummelo X
Tolstraat 6 en 6A Hummelo X
Van Heeckerenweg 11 en 13 Hummelo X
Veengoot 8 en 8A Halle X
Veengoot 9 en 9a Halle X
Veengoot 10 en 10a Halle X
Wolfersveenweg 8 en 8a Zelhem X

® Beunksteeg 4 Hengelo en Heidepolweg 2a Vorden zijn gesitueerd in een apart hoofdgebouw

  1. de inhoud van het hoofdgebouw (tezamen met aan- en uitbouwen), waarbinnen de bedrijfswoning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum; uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan wonen, is mogelijk;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
5.2.4 Herbouw van bedrijfswoningen     

Herbouw van bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze;
  2. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.
5.2.5 Maatvoering bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen bij de bedrijfswoning     

Bedrijfsgebouwen en bijbehorende gebouwen dienen te voldoen aan de volgende maatvoering:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m resp 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m resp 6 m;
  3. de bebouwde oppervlakte van bijbehorend bouwwerken, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, bij een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' mag per woning totaal maximaal 100 m2 bedragen.
5.2.6 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak     

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 4 m;
  2. de bouwhoogte van een mestsilo bedraagt maximaal 8,5 m;
  3. de hoogte van overige silo's en staande mestopslagtanks bedraagt maximaal 12 m;
  4. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  5. de goothoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 6 m;
  6. de bouwhoogte van een hooiberg bedraagt maximaal 9 m;
  7. de bebouwde oppervlakte van een hooiberg bedraagt maximaal 36 m2;
  8. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  9. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 m;
  10. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 5.1.1 onder m bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.
5.2.7 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede andere werken buiten bouwvlak     

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:

  1. het agrarisch grondgebruik, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten, kassen en paardenbakken niet zijn toegestaan, behoudens bestaande sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten alsmede bestaande paardenbakken ten behoeve van deze bestemming danwel de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis';
  2. het plaatsen van perceelafscheidingen tot een maximale hoogte van 1 m;
  3. het extensief recreatief medegebruik zoals banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m.

5.3 Nadere eisen     

5.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' van toepassing is en op percelen genoemd in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

5.3.2 Nadere eisen i.v.m. landschaps- en natuurwaarden     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de landschaps- en natuurwaarden, als bedoeld in 5.1.

5.4 Afwijken van de bouwregels     

5.4.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning dichter bij de weg     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.4 teneinde verplaatsing van een bedrijfswoning dichter bij de weg toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uit een akoestisch rapport blijkt dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  2. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, milieukundig en vanuit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar;
  3. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
5.4.2 Omgevingsvergunning hoogte mestsilo's     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 5.2.6 onder a en b genoemde bouw- en goothoogte van mestsilo's binnen het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de maximale bouwhoogte van een mestsilo is gelijk aan de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf;
  2. de maximale goothoogte van een mestsilo is gelijk aan de helft van de maximale hoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen op het erf;
  3. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen als omschreven in 5.1;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.
5.4.3 Omgevingsvergunning schuilgelegenheid     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2. voor de bouw van een schuilgelegenheid voor vee buiten het agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de bebouwing kan, gezien de specifieke situatie, niet binnen het agarisch bouwvlak worden geplaatst;
  2. schuilgelegenheden mogen uitsluitend worden gebouwd op een terrein van aaneengesloten minimaal 1 ha;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  5. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2;
  6. de afstand tot woningen van derden dient ten minste 30 m te bedragen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarde zoals opgenomen in 5.1;
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' onder bestemmingsomschrijving;
  9. de schuilgelegenheid dient uit oogpunt van ruimtelijke ordening goed op het perceel te worden gesitueerd en landschappelijk te worden ingepast.
5.4.4 Omgevingsvergunning paardenbak buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een paardenbak toe te staan ten behoeve van deze bestemming danwel de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak danwel het bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. indien een paardenbak ten behoeve van deze bestemming wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend aan het eigen bouwvlak opgericht; indien een paardenbak ten behoeve van de 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend of binnen een afstand van 50 m van dat bestemmingsvlak 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Wonen - Landhuis' opgericht;
  3. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1500 m²;
  4. de afstand van de paardenbak tot de bouwperceelgrens van woningen van derden bedraagt ten minste 50 m;
  5. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. er mogen geen significante negatieve effecten optreden voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO).

5.4.5 Omgevingsvergunning sleufsilo buiten bouwvlak     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7 onder a, teneinde buiten het bouwvlak een sleufsilo toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. situering binnen het bouwvlak is redelijkerwijs niet mogelijk;
  2. de sleufsilo wordt direct aangrenzend aan het bouwvlak gebouwd;
  3. de hoogte bedraagt maximaal 2 m;
  4. de oppervlakte bedraagt maximaal 500 m²;
  5. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  6. er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.
5.4.6 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 5.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. er mogen geen significante negatieve effecten optreden voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO);
  9. voor de bedrijfswoning is de afwijking van de genoemde maat/maten uitsluitend mogelijk ten behoeve van duurzaamheid, invaliditeit, het verkrijgen van een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning.
5.4.7 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze bij voorkeur binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  2. deze buiten het agrarische bouwvlak dan wel buiten de bestemmingsvlakken Bedrijf, 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Sport', Wonen, Wonen - 1, 'Wonen - 2' en Wonen - Landhuis worden gesitueerd indien plaatsing binnen deze vlakken redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de situering van de turbine:

    - ten behoeve van de energievoorziening van een agrarisch bedrijf maximaal 100 meter van de grens van het agrarisch bouwvlakplaatsvindt;

    - ten behoeve van de energievoorziening van een onderneming met de bestemming Bedrijf maximaal 100 meter van de grens van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' plaatsvindt;

    - ten behoeve van de energievoorziening van de overige in dit lid genoemde bestemmingen maximaal 100 meter van de (bedrijfs)woning(en) of de bebouwing, als geen woning aanwezig is, plaatsvindt.
  3. per bouwvlak maximaal 2 kleine windturbine worden geplaatst;
  4. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  6. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  7. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder e en f genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
  8. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  9. bij plaatsing van de turbine(s) buiten het bouwvlak een afstand van minimaal 100 m in acht wordt gehouden tussen de turbine(s) en het dichtstbijzijnde erf van derden;
  10. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) worden de aanwezige kernkwaliteiten van het GNN en GO per saldo en naar rato van de ingreep versterkt waarbij de samenhang niet verloren gaat;
  11. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast;
  12. de afstand van een kleine windturbine tot hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij twee maal nominaal toerental van de turbine, gemeten vanaf buitenste geleider van een bovengrondse verbinding dan wel de buitenzijde van het kabelbed van een ondergrondse verbindingen dan wel de begrenzing van de inrichting in geval van een station, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
5.4.8 Omgevingsvergunning plaatsing zonne-installaties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het artikel 5.1.1 voor het plaatsen van grondgebonden zonne-installaties buiten het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak ten behoeve van de eigen energievoorziening, mits:

  1. de zonne-installaties ten dienste staan van een woning, bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen gelegen binnen het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak;
  2. de zonne-installaties tesamen maximaal 100 m2 bedraagt;
  3. de bouwhoogte van de zonne-installaties bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil;
  4. de grond waarop de zonne-installaties geplaatst worden zoveel mogelijk direct grenst aan het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak waartoe de zonne-installaties behoren;
  5. de geschatte opbrengst in kilowattuur niet meer is dan ten hoogste het eigen geschatte verbruik van in lid a genoemde gebouwen;
  6. de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs)gebouwen onvoldoende geschikt zijn door vorm, constructie, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om zonnepanelen op te bevestigen danwel dat deze ruimte al benut is;
  7. de afstand tussen de zonne-installaties en waterlopen en openbaar toegankelijk gebied ten minste 10 m dient bedraagt waarbij geldt dat voor wegen het bepaalde in artikel 25.2.1 onder b en 25.2.3 onder b in acht worden genomen;
  8. plaatsing van zonne-installaties niet leidt tot bomenkap;
  9. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning middels onderzoek is aangetoond dat er geen schade optreedt aan de aanwezige flora en fauna;
  10. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
  11. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de milieusituatie;
  12. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast;
  13. het terrein waarop de zonne-installaties staan wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing waarmee deze een meerwaarde heeft voor de biodiversiteit;
  14. plaatsing van zonne-installaties niet binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - Waardevolle gebieden waaronder essen' plaatsvindt;
  15. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN en GO.
5.4.9 Uitsluiting omgevingsvergunning in beschermd dorps- of stadsgezicht     

Het bepaalde in 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.7 is niet van toepassing op gronden gelegen in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' of 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'.

5.5 Specifieke gebruiksregels     

5.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. ronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  2. groepskamperen;
  3. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  4. opslag buiten het bouwvlak, met dien verstande dat opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur' is toegestaan.
  5. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van hooibalen, al dan niet verpakt in folie of afgedekt met folie, gedurende een periode langer dan 6 weken;
  6. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die langer dan 6 maanden beschikbaar is en tijdelijke arbeidsplaatsen;
  7. een glastuinbouwbedrijf, hieronder niet begrepen de bedrijven zoals opgenomen in de tabel in 5.1.2 onder i;
  8. het gebruiken van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren ten behoeve van een niet- grondgebonden veehouderij;
  9. mestbewerking afkomstig van derden, mestverwerking en -vergisting;
  10. kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.
5.5.2 Voorwaardelijke verplichtng Beckenstraat 1 Vierakker     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 54' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het erfinrichtingsplan (landschappelijke inpassingsplan) zoals voor dit adres is beschreven in Bijlage 24 Landschappelijke inpassing Beckenstraat 1 Vierakker dient binnen drie jaar na afgifte van de omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van de woningen te zijn gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels     

5.6.1 Omgevingsvergunning nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 5.1 genoemde toegelaten functies voor milieuhygiënisch vergelijkbare nevenfuncties, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend functies worden toegelaten, die in milieuhygiënisch opzicht vergelijkbaar zijn met de in Bijlage 2 Toegelaten functies genoemde functies;
  2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie plaats;
  3. de toegelaten oppervlakte voor de nevenfunctie bedraagt maximaal 350 m²;
  4. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.
5.6.2 Omgevingsvergunning mestverwerking     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een installatie voor mestbewerking, mestverwerking en -vergisting van op het eigen bedrijf geproduceerde mest toe te staan, mits.

  1. de hoeveelheid te verwerken mest op jaarbasis maximaal 20.000 ton bedraagt;
  2. de activiteiten uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  3. de activiteiten niet leiden tot onevenredige verkeerstoename;
  4. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
  5. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.
5.6.3 Omgevingsvergunning plattelandswoning     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toe te staan, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. het betreft een reeds aanwezige (tweede of derde) bedrijfswoning, met dien verstande dat de eerste bedrijfswoning niet in aanmerking komt voor de status van plattelandswoning;
  2. het achterblijvende bedrijf dient een economisch levensvatbaar bedrijf te zijn, hetzij zelfstandig, hetzij als onderdeel van een ander agrarisch bedrijf;
  3. de aanwijzing mag niet leiden tot een aanvraag van een nieuwe 1e, 2e of 3e bedrijfswoning op enige termijn;
  4. de plattelandswoning behoudt zijn agrarische bestemming;
  5. bedrijfswoningen behorende tot een intensief veehouderijbedrijf zijn uitgesloten van de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid;
  6. er dient ter plaatse sprake te zijn van een goede luchtkwaliteit; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren luchtkwaliteitsonderzoeksrapport te overleggen.
5.6.4 Omgevingsvergunning kleinschalige kampeerterreinen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalig kampeerterrein, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

Algemene criteria kleinschalig kampeerterrein:

  1. het kleinschalig kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bouwvlak;
  2. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van bebouwing voor deze voorziening bedraagt maximaal 100 m2;
  3. het toegelaten aantal mobiele kampeervoertuigen en/of tenten bedraagt maximaal 15;
  4. voor trekkershutten gelden de volgende bepalingen:
    1. per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut toegestaan;
    2. de bebouwde oppervlakte per trekkershut bedraagt maximaal 35 m2;
    3. de trekkershutten tellen mee in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak;
  5. stacaravans of chalets zijn niet toegestaan;
  6. de voorziening, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  11. er mogen geen significante negatieve effecten optreden voor het de Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO);
  12. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.

Specifieke criteria, in aanvulling op het bepaalde onder a, ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein buiten het bouwvlak:

  1. indien het kleinschalig kampeerterrein niet volledig binnen het bouwvlak kan worden gerealiseerd, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen om de standplaatsen in aansluiting op het bouwvlak of het bestemmingsvlak te realiseren;
  2. de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. bovengenoemde algemene criteria zijn van overeenkomstige toepassing.
5.6.5 Omgevingsvergunning groepskamperen en bed & breakfast     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen of een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;
  2. indien aanwezig worden voor bed & breakfast karakteristieke of monumentale gebouwen gebruikt, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en als aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  3. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  4. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  5. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte bedraagt maximaal 500 m2;
  6. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  8. het bevoegd gezag kan ten behoeve van het groepskamperen nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.
5.6.6 Omgevingsvergunning combinatie van recreatieve activiteiten     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten met een maximum van 3 en kleinschalig kampeerterrein is een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing toegelaten; binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  2. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  3. kleinschalige nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de oppervlakte van de nieuwbouw wordt gecompenseerd door sloop van niet- karakteristieke bebouwing;
  4. de vereveningsbijdrage bij “karakteristieke/monumentale gebouwen” bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  5. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen;
  7. maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  8. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 15;
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  12. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  14. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  15. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  16. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1;
  17. er mogen geen significante negatieve effecten optreden voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Binnen het kader van deze afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.

5.6.7 Omgevingsvergunning oppervlakte toegelaten nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde in karakteristieke/monumentale gebouwen en overige gebouwen, nevenfuncties als hieronder genoemd, toe te staan, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. de nevenfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies aangeduid met 'N';
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als nevenfunctie met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
  5. de toegelaten nevenfunctieies, zoals opgenomen in Bijlage 2 Toegelaten functies, vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  6. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  7. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  8. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  12. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.7.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoerendie mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. graven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - 1', te weten aardkundig waardevol gebied;
  3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  4. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, draineren, onderbemalen en het slaan van putten;
  5. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  6. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardigen groter dan 200 m2;
  7. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken;
  8. diepploegen;
  9. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen tengevolge kunnen hebben;
  10. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen';
  11. het scheuren van grasland;
  12. het wijzigen van het verkavelingspatroon;
  13. het verwijderen van onverharde wegen en paden;
  14. het aanleggen van kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak.
5.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werken en werkzaamheden binnen het bijgebouw;
  4. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden;
  5. werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand benodigd is.
5.7.3 Voorwaarden     

De in 5.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  1. voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO);
  2. van de bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding;
  3. van het reliëfrijke karakter van de bolle akkers en de openheid van de open akkers;
  4. van de overige aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid     

5.8.1 Wijziging vergroting en/of vormverandering bouwvlak     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde het aangeduide 'bouwvlak' te vergroten en/of van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de vergroting of het veranderen van vorm van het bouwvlak mag uitsluitend plaatsvinden indien wordt aangetoond dat door de uitvoering van het initiatief geen toename van stikstofemissie en stikstofdepositie plaatsvindt zoals bedoeld in 1.169;
  2. ingeval van uitbreiding van het bouwvlak dient vooraf advies te worden ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige op het gebied van agrarische bouwaanvragen;
  3. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  4. de oppervlakte van het bestaande bouwvlak van een grondgebonden veehouderijbedrijf mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag na vergroting niet meer bedragen dan 2 ha;
  5. de bestaande oppervlakte voor niet-grondgebonden veehouderijbedrijven of veehouderij(takken) mag met maximaal 40% worden vergroot, maar mag niet meer bedragen dan 1 ha;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er moet een compacte perceelsvorm blijven bestaan;
  8. gebruik van zonnepanelen is geen argument voor vergroting van bouwpercelen;
  9. er vindt geen aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1;
  10. de stikstofbepaling zoals deze is opgenomen in 5.5.1 is onverkort van toepassing op deze wijzigingsbevoegdheid.
5.8.2 Wijziging in bestemming 'Bos' of 'Natuur'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Bos' of 'Natuur' op te nemen ten behoeve van de versterking van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO), mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het versterkt de bestaande landschapsstructuur en het GNN en de GO en past in het landschapsbeleid van de gemeente en de Omgevingsverordening Gelderland;
  2. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Voor gronden gelegen binnen het GNN geldt voor de wijziging in de bestemming 'Natuur' de volgende bepalingen:

  1. de gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie;
  2. er is een overeenkomst gesloten voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer, of
  3. Gedeputeerde Staten hebben besloten aan Provinciale Staten voor te stellen om de Kroon te verzoeken een onteigeningsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 78 van de Onteigeningswet en Gedeputeerde Staten een kopie van hun besluit aan burgemeester en wethouders hebben gezonden met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het wijzigingsplan.
5.8.3 Wijziging in bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Wonen',

'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bestemmingswijziging betreft het/de voormalige agrarische hoofdgebouw(en), waarin de bedrijfswoning(en) is/zijn gelegen, en de bijbehorende bouwwerken voor het wonen;
  2. de karakteristieke gebouwen dienen te worden gehandhaafd;
  3. in beginsel dient verevening in de vorm van een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak te worden gerealiseerd; de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen niet meegerekend en buiten de berekening gelaten;
  4. andere vormen van verevening kunnen bestaan uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen of een financiële bijdrage;
  5. de bestaande agrarische activiteiten mogen tot een maximale oppervlakte van 200 m² worden voortgezet ten behoeve van het hobbymatige agrarische activiteiten;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. de bepalingen in 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' zijn van overeenkomstige toepassing.
5.8.4 Wijziging toegelaten hoofdfuncties     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een bestemming op te nemen die past bij de onderstaande toe te laten functies, teneinde in karakteristieke/ monumentale gebouwen en overige gebouwen een nieuwe hoofdfunctie, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoofdfunctie is in Bijlage 2 Toegelaten functies aangeduid met 'H';
  2. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  3. onderstaand is de maximale oppervlakte opgenomen die ten behoeve van de hoofdfunctie mag worden gebruikt, met dien verstande dat nooit meer dan 50% van de bebouwing ten behoeve van de hoofdactiviteit mag worden gebruikt:
    1. dagrecreatie met een oppervlakte van maximaal 750 m2;
    2. zorg met een oppervlakte van maximaal 900 m2;
    3. opslag met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
    4. overige nieuwe economische dragers als hoofdfunctie met een oppervlakte van maximaal 500 m2;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 1, 2 en 4 geldt, indien het om één gebouw gaat, de oppervlakte van dit gebouw als maximum;
  4. de woonfunctie van de voormalige agrarische bedrijfswoning blijft gehandhaafd;
  5. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  6. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van deze karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  7. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” voor hoofdfuncties met een oppervlak groter dan 350 m2 bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  8. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  9. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  11. buitenopslag is niet toegestaan;
  12. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1.
5.8.5 Wijziging in bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zoals opgenomen in Bijlage 8 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', teneinde recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de recreatieve verblijfsdoeleinden mogen uitsluitend bestaan uit recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en een kleinschalig kampeerterrein;
  2. de oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden is met een maximale oppervlakte van 750 m² toegelaten, bij voorkeur in bestaande karakteristieke gebouwen; dit is inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  3. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  4. kleinschalige toegestane nieuwbouw moet qua hoogte en maatvoering aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de overige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
  5. bij een voormalig agrarisch bedrijf is de oppervlakte en de vorm van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' maximaal gelijk aan die van het voormalige bouwvlak;
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen; de wijzigingen op het perceel dienen op landschappelijk verantwoorde wijze te worden ingepast;
  7. er vindt verevening plaats om te komen tot een kwaliteitsbijdrage; deze vereveningsbijdrage bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  8. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 5.1;
  1. er mogen geen significante negatieve effecten optreden voor de beschermde soorten en hun leefomgeving;
  2. er mogen geen significante negatieve effecten optreden voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
5.8.6 Wijziging zonne-energieproductie voor derden     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  2. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt m.u.v. de bedrijfswoning, 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken, monumentale- en karakteristieke gebouwen;
  3. de zonne-installaties uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  4. de bouwhoogte van de zonne-installaties maximaal 3 m is;
  5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 6 Bedrijf     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

6.1 Bestemmingsomschrijving     

6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf zoals opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a;
  2. een geluidswerende voorziening in de vorm van een aarden wal ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  3. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 2;
  4. detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  5. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. aan huis verbonden activiteit;
  11. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  12. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

a Niet-agrarische bedrijven     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduidingen zijn de onder 'Aard van de bedrijvigheid' opgenomen functies toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding. De aangegeven oppervlakte is exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning(en) en de daarbij behorende bouwwerken.

Aanduiding Adres

Aard van de bedrijvigheid Maximaal toegestane oppervlakte in m2 Opmerking
specifieke vorm van bedrijf - 1 Keijenborgseweg 3-3a Zelhem aannemersbedrijf 590 -
specifieke vorm van bedrijf - 2 Keijenborgseweg 13a Zelhem aannemersbedrijf 735 + 860 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 3 Hummeloseweg 85 Zelhem mengvoederbedrijf met kantoor 4271 + 300 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 4 Hoegenstraat 3 Zelhem reparatiebedrijf en verkoop van land-, tuin- en grondmachines 407 -
specifieke vorm van bedrijf - 5 Kruisbergseweg 31-33 Zelhem poelier 300 -
specifieke vorm van bedrijf - 6 Halseweg 59b Halle glaszet- en schildersbedrijf met ondergeschikte detailhandel 407 -
specifieke vorm van bedrijf - 7 Halle-Nijmanweg 9 Halle garagebedrijf

252 -
specifieke vorm van bedrijf - 8 Meeneweg 25b en c Zelhem aannemersbedrijf 675 -
specifieke vorm van bedrijf - 9 Berkendijk 2 Zelhem reparatie- en montagebedrijf melkwinning 795 -
specifieke vorm van bedrijf - 10 Wassinkbrinkweg 11 Zelhem groenrecycling 322 + 20000 grond- en groenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 11 Boeyinkweg 4 Zelhem graan- en brandstoffenhandel 1265 -
specifieke vorm van bedrijf - 12 Nijmansedijk 14-14a Zelhem reparatie- en verkoopbedrijf in landbouwmachines en -werktuigen 861 + 3000 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 13 Halseweg 58 Halle landbouwmechanisatiebedrijf en verhuur 1375 + 3100 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 14 Tulnersweg 8-8a Halle grondverzet- en transportbedrijf 653 + 800 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 15 Aaltenseweg 20 Zelhem houtvezelbedrijf 1337 -
specifieke vorm van bedrijf - 17 Halseweg 48-48a Halle 2 bed & breakfastkamers, schoonheidsalon, kleinschalig transportbedrijf 414 de activiteit opslag mag uitsluitend plaatsvinden waar de 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 4' is aangegeven
specifieke vorm van bedrijf - 18 Nijmansedijk 26 Halle installatiebedrijf 1400 -
specifieke vorm van bedrijf - 19 Meeneweg 13 Zelhem handelsonderneming in bodemverbeterende producten en spuitzand en de opslag van groenafval. 500 opslag binnen keerwanden bedraagt max. 3 m hoogte
specifieke vorm van bedrijf - 20 Zanddijk 1 en 1a Halle fouragehandel 575 -
specifieke vorm van bedrijf - 21 Bielemansdijk 42-42a Halle agrarisch loonbedrijf, grondverzetbedrijf en machinebouw- en landbouwmechanisatiebedrijf 1375 + 800 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 22 Pluimersdijk 23-23a Halle garagebedrijf en verkoop van auto's 170 + 200 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 23 Kruisbergseweg 12a Zelhem verkooppunt motorbrandstoffen met lpg 91 -
specifieke vorm van bedrijf - 24 Oude Maatje 1 Halle aannemersbedrijf 200 -
specifieke vorm van bedrijf - 25 Lageweg 12 Zelhem aannemersbedrijf en houtzagerij 2001 + 4500 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 26 Pluimersdijk 21-21a-21B Halle aannemersbedrijf 980 + 550 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 27 Ruurloseweg 25 Zelhem aannemersbedrijf 4074 + 9000 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 28 Marssestraat 1 en 3 Halle aannemersbedrijf 564 + 2100 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 29 Halseweg 39/Jolinkdijk 2 Halle garagebedrijf met verkooppunt motorbrandstoffen en verkoop van auto's 1150 + 1430 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 30 Halseweg 42-42a-42B en 42C Zelhem garagebedrijf en verkoop van auto's en quads, verkoop van aanverwante artikelen zoals onderdelen en accessoires 260+ 300 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 31 Keijenborgseweg 30 Zelhem installatiebedrijf 238 -
specifieke vorm van bedrijf - 32 Nijmansedijk 12-12a Zelhem garagebedrijf en verkoop van auto's 625 + 500 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 33 Broekstraat 17 Hummelo kantoor, tuinarchitect en groothandel in bouwmaterialen 625 geen dienstwoning toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 34 Ruurloseweg 35a-37 Zelhem garagebedrijf en verkoop van auto's 1472 + 2100 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 35 Halle-Nijmanweg 18 Halle opslag 1130 -
specifieke vorm van bedrijf - 36 Zieuwentweg 7 Halle aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 36 Zieuwentweg 7 Halle aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 37 Halle-Heideweg 16 Halle 1) detailhandel in huishoudelijke artikelen, tuinmeubelen, kachels

2) smederij
1) 1482

2) 689
-
specifieke vorm van bedrijf - 38 Heurneweg 6-6a Halle aannemersbedrijf 120 -
specifieke vorm van bedrijf - 39 Bielemansdijk 22-22a Halle agrarisch loonbedrijf 2037 + 1000 voor buitenopslag en 875 voor mestbassin -
specifieke vorm van bedrijf - 40 Heisterboomsdijk 20 Halle grondverzetbedrijf 339 + 275 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 41 Stuivezandweg 1-1a Halle garagebedrijf 170 -
specifieke vorm van bedrijf - 42 Velswijkweg 54 Zelhem agrarisch loonbedrijf 1238 + 200 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 43 Hummeloseweg 68 Zelhem agrarisch loonbedrijf 1317 + 300 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 44 Hummeloseweg 57 Zelhem aannemersbedrijf 450 -
specifieke vorm van bedrijf - 45 Doetinchemseweg 82 Zelhem agrarisch loonbedrijf 869 + 3400 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 46 Hummeloseweg 73-73a Zelhem bedrijfswoning bij mengvoederbedrijf - -
specifieke vorm van bedrijf - 47 Varsseveldseweg 3-3a Halle handelsbedrijf in zaagsel en aanverwante artikelen/ klusbedrijf 376 -
specifieke vorm van bedrijf - 48 Wiekenweg 5 Zelhem opslagruimte en caravanstalling 820 -
specifieke vorm van bedrijf - 49 Halle-Heideweg 11-11a-11b Halle aannemersbedrijf 1135 + 600 buitenopslag
specifieke vorm van bedrijf - 50 Pluimersdijk 25-25a Halle agrarisch loonbedrijf en reparatiebedrijf landbouwwerktuigen 986 + 957 voor buitenopslag + 489 voor buitenopslag van machines voor verhuur, verkoop en reparatie doeleinden Voor opslag van hooibalen geldt dat er twee op elkaar mogen worden gestapeld
specifieke vorm van bedrijf - 51 Beekstraat 1b en 1d Toldijk handelsonderneming in tweedehands tractoren, tuin- en parkmachines, landbouwwerktuigen en onderdelen, inclusief (de)montage en reparatie, watersaneringsbedrijf 1659 + 7250 buitenopslag tot 3m hoogte
specifieke vorm van bedrijf - 52 Broekstraat 11 en 11a Baak camperverhuur-, -stal- en herstelbedrijf 397 -
specifieke vorm van bedrijf - 53 Covikseweg 2a Steenderen houtopslag met kantoor 400 -
specifieke vorm van bedrijf - 54 Covikseweg 3-3a Steenderen loon-, sloop-, puinbreek-, groen- en grondverzetbedrijf 4475 + 6000 buitenopslag tot 4 m hoogte
specifieke vorm van bedrijf - 55 Covikseweg 10 Steenderen landbouwmechanisatiebedrijf en akkerbouw 1520 -
specifieke vorm van bedrijf - 56 Dollemansstraat 1 Baak opslag en werkplaats 330 -
specifieke vorm van bedrijf - 57 Dr. Alfons Ariënsstraat 39a Steenderen hoveniersbedrijf 173 -
specifieke vorm van bedrijf - 58 Dr. Alfons Ariënsstraat 44a Steenderen installatiebedrijf 330 -
specifieke vorm van bedrijf - 59 Tolstraat 3-5 Drempt fouragehandel met caravanstalling 1920 -
specifieke vorm van bedrijf - 60 Hardsteestraat 14 Toldijk handelonderneming in accu's en batterijen 148 -
specifieke vorm van bedrijf - 61 Hoogstraat 29 Toldijk meubelmaker + planetarium 653 -
specifieke vorm van bedrijf - 62 Kruisbrinkseweg 20 Toldijk timmerwerkplaats 262 -
specifieke vorm van bedrijf - 63 Muizengatweg 3 Toldijk zand-, grind- en fouragehandel 1178 -
specifieke vorm van bedrijf - 64 Prinsenmaatweg 2 Rha aannemer 283 -
specifieke vorm van bedrijf - 65 Rhabergseweg 9 Rha bierbrouwerij, rondleidingen t.b.v. de brouwerij en ondersteunende horeca 530 -
specifieke vorm van bedrijf - 66 Rozenstraat 11-13 Baak adviesbureau en opslag voor energie-opwekking en energieverbruik 1420 -
specifieke vorm van bedrijf - 67 Beekstraat 1 en 1a Toldijk het bewerken van metaal t.b.v. de productie van motorchassis en crossmotorenonderdelen 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 68 Toverstraat 12 Baak rietdekkersbedrijf 1045 -
specifieke vorm van bedrijf - 70 Veerweg 4 Bronkhorst veerboot met opslag brandstof en hobbymatig agrarische activiteit 560 -
specifieke vorm van bedrijf - 71 Zutphen-Emmerikseweg 6 Toldijk kapperszaak 94 -
specifieke vorm van bedrijf - 72 Zutphen-Emmerikseweg 9 Toldijk opslag beregening en bronbemaling 750 + 26 trafo -
specifieke vorm van bedrijf - 73 Zutphen-Emmerikseweg 13b Toldijk kantoor, showroom pomptechniek, opslag beregening en bronbemaling 1165 + 525 m2 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 74 Zutphen-Emmerikseweg 17 Toldijk bouwmarkt 1149 -
specifieke vorm van bedrijf - 75 Zutphen-Emmerikseweg 75b en 77a Baak onderhoud en reparatie van motoren, motorvoertuigen en andere gemotoriseerde apparaten; proefdraaien van verbrandingsmotoren; groothandel in (vis)boten; autoschadeherstelinrichting met spuitcabine 4160 -
specifieke vorm van bedrijf - 76 Zutphen-Emmerikseweg 83a Baak hoveniersbedrijf 375 -
specifieke vorm van bedrijf - 77 Broekstraat 1 Hummelo landbouwmechanisatiebedrijf en verkoop aanverwante artikelen 4647 -
specifieke vorm van bedrijf - 79 Broekstraat 3, 5-5a Hummelo garage en schadeherstelbedrijf 667 -
specifieke vorm van bedrijf - 80 Broekstraat 7 Hummelo bedrijfswoning

0 -
specifieke vorm van bedrijf - 81 Broekstraat 10 Hummelo loon-, sloop en grondverzetbedrijf 1153 -
specifieke vorm van bedrijf - 82 Broekstraat 9-9a, 11 Hummelo metaaltechniek 1555 -
specifieke vorm van bedrijf - 83 Broekstraat 17 Hummelo tuinarchitect en kwekerij 456 -
specifieke vorm van bedrijf - 84 Eldrikseweg 16-18 Laag-Keppel loonbedrijf 1898 + 722 voor buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 85 Eldrikseweg naast nr. 17 Laag-Keppel onderdeel van loonbedrijf nr. 16-18 (specifieke vorm van bedrijf - 84) 299 + 2086 voor buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 86 H. Remmelinkweg 15-15a Drempt transportbedrijf 456 -
specifieke vorm van bedrijf - 87 Horstweg 2 Hummelo transportbedrijf en paardenfokkerij  997 -
specifieke vorm van bedrijf - 89 Molenweg 38-38a Drempt diervoederbedrijf met kantoor 4295 -
specifieke vorm van bedrijf - 90 Prinsenweg 18 Hoog-Keppel aardappelverwerkende industrie 1500 + 40 trafo -
specifieke vorm van bedrijf - 91 Rijksweg 40b Drempt tankstation met vulpunt

ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt'
238 -
specifieke vorm van bedrijf - 92 Torenallee 8 Hummelo installatiebedrijf zonwering met showroom, tuindecoratie 319 -
specifieke vorm van bedrijf - 93 Veenweg 2 Drempt bouwbedrijf 439 -
specifieke vorm van bedrijf - 94 Zelhemseweg 14 Hummelo timmerbedrijf 992 -
specifieke vorm van bedrijf - 95 Zomerweg 54 Drempt loodgieter- en installatiebedrijf 268 -
specifieke vorm van bedrijf - 96 Hoogstraat 46-48/Beekstraat 13 Toldijk 1) zorgboerderij (agrarische doeleinden)

2) zorgunits en ontmoetingsruimte (max. 3)

3) recreatie (kleinschalig kampeerterrein met max. 30 mobiele kampeermiddelen en aanverwante recreatieve activiteiten)

4) detailhandel (plattelandswinkel)

5) ondersteunende horeca

6) buitenopslag
1) 880

2) 336

3) 156

4) 24

5) 50

6) 100
-
specifieke vorm van bedrijf - 97 Hoogstraat 32 Toldijk loonwerkbedrijf 985 -
specifieke vorm van bedrijf - 98 Doetinchemseweg 79 Zelhem hoveniersbedrijf en als nevenactiviteit het fabriceren van producten van hout (maximaal 150 m2) 1000 + 544 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 99 Zutphen-Emmerikseweg 44 Baak pottenbakkerij 60 -
specifieke vorm van bedrijf - 100 Zutphen-Emmerikseweg 46 Baak detailhandel/installateur 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 101 Zutphen-Emmerikseweg 48 Baak cateringbedrijf 100 -
specifieke vorm van bedrijf - 102 Jonker Emilweg 9-11 Hoog-Keppel grafisch kantoor 375 -
specifieke vorm van bedrijf - 103 Loenhorsterweg 3 Hummelo loonbedrijf 928 -
specifieke vorm van bedrijf - 104 Rozegaarderweg 9 Hummelo loon- en spuitbedrijf 967 -
specifieke vorm van bedrijf - 105 Spalderkampseweg 1 Hummelo kantoor 331 -
specifieke vorm van bedrijf - 108 Rozenstraat ong. Baak buitenopslag tarragrond 4000 -
specifieke vorm van bedrijf - 111 Zutphen-Emmerikseweg 99 Baak kantoor, stalling en opslag 240 -
specifieke vorm van bedrijf - 112 bedrijfsperceel gelegen tussen Zutphen-Emmerikseweg nummer 99 en 101 Baak aannemer en opslag 2350 -
specifieke vorm van bedrijf - 113 Vordenseweg ong. Baak opslag van landbouwproducten en opslag t.b.v. horeca en evenementen 565 -
specifieke vorm van bedrijf - 114 Hoogstraat 6 Toldijk ecologisch bouwbedrijf 195 -
specifieke vorm van bedrijf - 115 Hoogstraat 8 Toldijk restauratie van (kerk)klokken en carillons 183 -
specifieke vorm van bedrijf - 116 Hoogstraat 12 Toldijk timmerbedrijf 503 -
specifieke vorm van bedrijf - 117 Zutphen-Emmerikseweg nabij nr. 17 Toldijk tankstation 124 -
specifieke vorm van bedrijf - 118 Toverstraat 5 Baak aannemer 860 -
specifieke vorm van bedrijf - 119 Dorpsstraat 6 Wichmond bakkerij 354 -
specifieke vorm van bedrijf - 120 Dorpsstraat 28 Wichmond advieskantoor voor energieopslag-systemen en werkplaats met bijbehorende opslag 1233 -
specifieke vorm van bedrijf - 122 De Houtwal 4-4A Vorden tegelzet-bedrijf, kantoor, opslag 259 -
specifieke vorm van bedrijf - 123 Koekoekstraat 5 Vierakker timmerfabriek 1978 -
specifieke vorm van bedrijf - 124 Lankhorsterstraat 13-17 Wichmond veevoederhandel

1360 -
specifieke vorm van bedrijf - 125 Lankhorsterstraat 18 Wichmond timmerfabriek

601 -
specifieke vorm van bedrijf - 126 Lankhorsterstraat 28 Wichmond garagebedrijf

500 -
specifieke vorm van bedrijf - 127 Lekkebekje 4 Vorden

hoveniersbedrijf

307 -
specifieke vorm van bedrijf - 128 Lindeseweg 2 Vorden

kantoor-, ontvangstruimte en werkplaats

473 -
specifieke vorm van bedrijf - 129 Hamsveldseweg 6 Vorden bestratingsbedrijf en kwekerij 77 -
specifieke vorm van bedrijf - 130 Lindeseweg 26 Vorden aannemersbedrijf 1031 -
specifieke vorm van bedrijf - 131 Onsteinseweg 20 Vorden

wegenbouwbedrijf

1890 -
specifieke vorm van bedrijf - 132 Ruurloseweg 42 Vorden

opslag bouwmaterialen

563 -
specifieke vorm van bedrijf - 133 Ruurloseweg 118 Vorden

kunststof kozijnen e.d.

500 -
specifieke vorm van bedrijf - 135 Strodijk 4 Vorden

hoveniersbedrijf

787 -
specifieke vorm van bedrijf - 136 Vierakkersestraatweg 28 Vierakker

schildersbedrijf

354 -
specifieke vorm van bedrijf - 137 Wiersserbroekweg 5 Vorden

lokale omroep

405 -
specifieke vorm van bedrijf - 138 IJselweg 4-6 Vierakker aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 139 IJselweg 13 Vierakker theetuin met horeca, atelier, vergaderaccommodatie, 2 recreatiewoningen, paardenstal 650 horeca max. 50 m2
specifieke vorm van bedrijf - 140 Zutphenseweg 125 Vorden

veevoederhandel 959 -
specifieke vorm van bedrijf - 141 Deldenseweg 13 Vorden loonwerkbedrijf

1058 -
specifieke vorm van bedrijf - 142 Joostinkweg 12 (en 12a) Vorden loonwerkbedrijf, bosbouw, sloop- en straatwerk

1349 -
specifieke vorm van bedrijf - 143 Kapelweg 8-8A Vorden

loon- en grondverzetbedrijf

1087 -
specifieke vorm van bedrijf - 144 Onsteinseweg 2 Vorden loonwerkbedrijf 2694 -
specifieke vorm van bedrijf - 145 Baakseweg 2 Vorden

timmerbedrijf

482 -
specifieke vorm van bedrijf - 146 Kostedeweg 10 Vorden

partyservice

375 -
specifieke vorm van bedrijf - 147 Joostinkweg 6 Vorden

klussenbedrijf

204 -
specifieke vorm van bedrijf - 148 Wildenborchseweg 21 Vorden

metaalbewerkingsbedrijf

65 -
specifieke vorm van bedrijf - 149 Baakseweg 1a Vorden kantoor-, ontvangstruimte + werkplaats

666 -
specifieke vorm van bedrijf - 150 Lankhorsterstraat 25 Wichmond hoveniersbedrijf

2027 -
specifieke vorm van bedrijf - 151 Zelledijk 9 Vorden

bosbouwbedrijf 362 buitenopslag max. 86 m2, hoogte max. 2 m
specifieke vorm van bedrijf - 152 Vierakkersestraatweg 11 Vierakker

autohandel, autoreparatie- en aannemersbedrijf

108 max. 15 auto's ten behoeve van de verkoop
specifieke vorm van bedrijf - 153 Hilverinkweg 1 Vorden kantoor en opslag 162 -
specifieke vorm van bedrijf - 154 Zutphenseweg 99 Vorden

timmerbedrijf

200 -
specifieke vorm van bedrijf - 155 Enzerinckweg 4 Vorden

las- en constructiebedrijf

150 -
specifieke vorm van bedrijf - 156 Banninkstraat 24 Hengelo

garagebedrijf

1125 -
specifieke vorm van bedrijf - 157 Beekstraat 5 Hengelo aannemersbedrijf 614 -
specifieke vorm van bedrijf - 158 Berendschotstraat 8-8a Hengelo aannemersbedrijf 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 159 Branderhorstweg 5 Keijenborg

tuinbouwmechanisatiebedrijf

1200 -
specifieke vorm van bedrijf - 161 Hazenhutweg 2-2a Hengelo veevoederhandel 898 -
specifieke vorm van bedrijf - 162 Hengelosestraat 2 Keijenborg metaalwarenbedrijf/smederij/vuurwerkverkoop 1504 detailhandel tot max. 150 m2 waaronder vuurwerkverkoop
specifieke vorm van bedrijf - 163 Kieftendorp 11-13 Hengelo tweewielerbedrijf 2160 -
specifieke vorm van bedrijf - 164 Kloosterweg 2 Hengelo aannemersbedrijf 575 -
specifieke vorm van bedrijf - 165 Wichmondseweg 59 Hengelo aannemersbedrijf 410 -
specifieke vorm van bedrijf - 166 Rondweg 2a Hengelo hoveniersbedrijf 847 -
specifieke vorm van bedrijf - 168 Rijnweg 24 Hengelo reparatie elektrische apparatuur 53 -
specifieke vorm van bedrijf - 169 Sarinkdijk 6 Hengelo

voegers- en straalbedrijf

355 -
specifieke vorm van bedrijf - 170 Steenderenseweg ong. (tegenover nr. 4) Hengelo machinehandel

108 -
specifieke vorm van bedrijf - 171 Steenderenseweg 11 Hengelo detailhandel in land- en tuinbouwbenodigdheden

864 + 800 m2 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 172 Uilenesterstraat 10a Keijenborg aannemersbedrijf 775 + 1600m2 buitenopslag

max. 4 m hoog
specifieke vorm van bedrijf - 173 Uilenesterstraat 29 Keijenborg

zeilmakerij 601 -
specifieke vorm van bedrijf - 174 Varsselseweg 49, 49A en 49B Hengelo grondverzetbedrijf/sloop- en straatwerkbedrijf 2959 + buitenopslag max. 14.000 m2, 31.000 m3 4 m hoog
specifieke vorm van bedrijf - 175 Veldhoekseweg 2-2a Hengelo garagebedrijf 470 -
specifieke vorm van bedrijf - 176 Wichmondseweg 23-23a Hengelo zeilmakerij, groothandel in windbreekgaas en handel in landbouwfolie 675 -
specifieke vorm van bedrijf - 177 Kervelseweg 23 Hengelo hoveniersbedrijf/boo mkwekerij en composteerinrichting 1227 + 3538 buitenopslag max. 3 m hoog
specifieke vorm van bedrijf - 178 Rondweg 8 Hengelo



boomkwekerij 673 -
specifieke vorm van bedrijf - 179 Oude Varsselseweg 9 Hengelo

loonwerkbedrijf 881 -
specifieke vorm van bedrijf - 180 Scharfdijk 2/2a Hengelo loonwerkbedrijf en akkerbouw 1656 + 2198 voor buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 181 Sletterinkdijk 1 Hengelo loonwerkbedrijf 567 -
specifieke vorm van bedrijf - 182 Slotsteeg 9 Hengelo loonwerkbedrijf 1624 + 250 voor buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 183 Heideweversweg 4-4a-4b Hengelo loonwerkbedrijf 1320 -
specifieke vorm van bedrijf - 184 Baaksevoetpad 3 Hengelo voegers- metselbedrijf 267 -
specifieke vorm van bedrijf - 185 Bronkhorsterstraat 9 Hengelo vijverhandel/tuincen trum 540 -
specifieke vorm van bedrijf - 186 Hogenkampweg 32 Hengelo transportbedrijf 527 -
specifieke vorm van bedrijf - 187 Hogenkampweg 6 Keijenborg voegers- metselbedrijf 376 -
specifieke vorm van bedrijf - 188 Kervelseweg 25 Hengelo opslag bouwmaterialen en montage electrische apparatuur/schildersbedrijf 374 -
specifieke vorm van bedrijf - 189 Slotsteeg 18 Hengelo garagebedrijf, autobanden 370 -
specifieke vorm van bedrijf - 190 Vordenseweg 80 Hengelo caravanstalling,

logiesaccommodatie/ruimte natuur- en

milieu-educatie en daaraan gelieerde kleinschalige horeca
600 -
specifieke vorm van bedrijf - 192 Broekweg 5 Hengelo catering 59 -
specifieke vorm van bedrijf - 193 Ruurloseweg ongenummerd opslag 20 + 7.000 m2 hoogte max. 5 m
specifieke vorm van bedrijf - 194 Bekveldseweg 5-5A Hengelo kinderboerderij 410 -
specifieke vorm van bedrijf - 195 Lankhorsterstraat 5 Hengelo groenaannemingsbedrijf en loonwerk 1890 -
specifieke vorm van bedrijf - 196 Stellingweg 2 Hengelo (semi) agrarisch/landbouw verwant bedrijfsverzamelgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' er geen detailhandel is toegestaan 3700 -
specifieke vorm van bedrijf - 197 Koekoekstraat 17 Vierakker bemiddelingsbureau voor personeelsdiensten in combinatie met een bedrijf voor beheer van onroerend goed 200 geen buitenopslag toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 198 Ganzensteeg 7 Vorden 1) ICT- en yogacursussen 2) één recreatiewoning 1) 80

2) 35
-
specifieke vorm van bedrijf - 199 Hesselinkdijk 3 Hengelo caravanstalling 1200 waarvan maximaal 360 m2 voor verkoopruimte; buitenstalling en buitenverkoop zijn niet toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 201 IJselweg 5 Vierakker electrische apparatuur 200 -
specifieke vorm van bedrijf - 202 Koekoekstraat 8 Vierakker timmer - en stratenmakersbedrijf en laswerkzaameheden 350 -
specifieke vorm van bedrijf - 203 Varsselseweg 47 Hengelo aannemersbedrijf 495 -
specifieke vorm van bedrijf - 204 Krommedijk 2 Hengelo hoveniersbedrijf 108 -
specifieke vorm van bedrijf - 205 Hogenkampweg 12 Keijenborg klompenmakerij 300 -
specifieke vorm van bedrijf - 206 Boshuisweg 8 Vierakker 1) dag- en verblijfsrecreatie (het hele jaarrond maximaal 13 Beter Boshuis Bed eenheden en 12 mobiele kampeerplaatsen waarvan 1 trekkershut van maximaal 16 m2)

2) kinderopvang (25 opvangplaatsen)

3) slechtsweeraccomodatie /opslag tenthuizen

4) opslag werkplaats voor recreatie en agrarische nevenfuncties

5) recreatieruimte, ondersteunende horeca, cursusaccommodatie

6) detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten

7) sanitaire voorzieningen
1) 445

2) 400

3) 375

4) 218

5) 97

6) 25

7) 60
-
specifieke vorm van bedrijf - 207 Vierakkersestraatweg 19A Vierakker het uitoefenen van bedrijf in opbouw van campers alsmede inbouw van bijbehorende accessoires en verkoop-/verhuurbedrijf van campers 456 -
specifieke vorm van bedrijf - 208 Vierakkersestraatweg 19B Vierakker het vervaardigen en ontwerpen van medische instrumenten/precisie-instrumenten en orthopedische artikelen 176 -
specifieke vorm van bedrijf - 209 Vierakkersestraatweg 19C Vierakker het uitoefenen van een straalbedrijf 432 -
specifieke vorm van bedrijf - 210 Ruurloseweg 80-80B-80C Hengelo 1) kantooractiviteiten ten dienste van en ondergeschikt aan de toegelaten bedrijfsactiviteiten zoals omschreven in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 211'

2) parkeervoorzieningen
1) ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, alsmede ter plaatse van het bouwvlak van de bedrijfsgebouwen geldt geen maximum



2) geen maximum
-
specifieke vorm van bedrijf - 211 Ruurloseweg 80A Hengelo vervaardiging, bewerking en opslag van metaalwarenproducten alsmede kantoordoeleinden ten dienste van en ondergeschikt aan de toegelaten bedrijfsactiviteiten, alsmede parkeervoorzieningen 21.065 voor 'specifieke vorm van bedrijf - 211' en 'specifieke vorm van bedrijf - 255' gezamenlijk ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - 211', 'specifieke vorm van bedrijf - 219' en 'specifieke vorm van bedrijf - 255' en 'specifieke vorm van bedrijf - 256' is buitenopslag toegestaan met een oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2 en een hoogte van maximaal 4 m, bij 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn tevens 2 gastanks van 8 meter hoog toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 212 Heerlerweg 15 Vierakker technische dienstverlening; ontwerpen, calculeren, administratie, faciliteren van las- en VCA-opleidingen 400 -
specifieke vorm van bedrijf - 255 Ruurloseweg 80A Hengelo 1) kantooractiviteiten ten dienste van en ondergeschikt aan de toegelaten bedrijfsactiviteiten zoals omschreven in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 211'

2) parkeervoorzieningen
21.065 voor 'specifieke vorm van bedrijf - 211' en 'specifieke vorm van bedrijf - 255' gezamenlijk ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - 211', 'specifieke vorm van bedrijf - 219', 'specifieke vorm van bedrijf - 255' en 'specifieke vorm van bedrijf - 256' is buitenopslag toegestaan met een oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2 en een hoogte van maximaal 4 m, bij 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn tevens 2 gastanks van 8 meter hoog toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 256 Ruurloseweg 80A Hengelo 1) groen- voorzieningen

2) parkeer- voorzieningen

Beide ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoals omschreven in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 211'
- ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - 211', 'specifieke vorm van bedrijf - 219', 'specifieke vorm van bedrijf - 255' en 'specifieke vorm van bedrijf - 256' is buitenopslag toegestaan met een oppervlakte van in totaal maximaal 200 m2 en een hoogte van maximaal 4 m, bij 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn tevens 2 gastanks van 8 meter hoog toegestaan
specifieke vorm van bedrijf - 257 Hoogstraat 7 Toldijk Het verpakken van diervoeders-producten en aanverwante producten in combinatie met dagbestedingsactiviteiten 650 m2 + buitenopslag -

b Bedrijfsactiviteiten     
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 219' zijn bestemd voor installaties en voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoals hierboven vermeld onder 'specifieke vorm van bedrijf - 211', opslag-, los- en laadplaatsen alsmede groen- en parkeervoorzieningen;
  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 220' zijn uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde als genoemd in 6.2.6 onder c.
c Buitenopslag, stalling en grondopslag     
  1. de oppervlakte voor buitenopslag, waaronder niet begrepen de buitenstalling van voertuigen en machines welke worden aangewend voor de igen bedrijfsvoering en welke niet ter reparatie, verhuur en/of verkoop worden aangeboden, is maximaal 250 m2 en maximaal 2 meter hoog tenzij anders aangegeven in de tabel in 6.1.2 onder a;
  2. de onder 1 genoemde maximale hoogte is niet van toepassing op voertuigen en machines welke niet worden aangewend voor de eigen bedrijfsvoering en welke ter reparatie, verhuur en/of verkoop worden aangeboden.
  3. een grotere oppervlakte is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning, zoals opgenomen in 6.6.1;
  4. daar waar de functieaanduiding 'opslag' is opgenomen is buitenopslag alleen ter plaatse van de functieaanduiding toegestaan;
  5. binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 174' is ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' de opslag alleen toegestaan, indien gelijktijdig de aangrenzende geluidwal en de afschermende beplanting binnen de functieaanduiding 'geluidwal' conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan worden gerealiseerd en instandgehouden;
  6. binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 180' is ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' alleen buitenopslag toegestaan;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 119' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 120' is buitenopslag alleen toegestaan achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  8. ter plaatse van de de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1' is buitenopslag van eigen (vervaardigde) producten toegestaan tot een hoogte van 1,6 m';
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2' is buitenopslag van constructiematerialen/grove materialen toegestaan tot een hoogte van 4m';
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 3' is de buitenopslag van eigen (vervaardigde) producten toegestaan tot een hoogte van 4 m'.
d Detailhandel     

Er vindt geen detailhandel plaats anders dan detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten tot een maximale oppervlakte van 25 m² in bestaande gebouwen of verkoopactiviteiten zoals opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a;

e Parkeren     
  1. Parkeren is uitsluitend toegestaan op eigen terrein;
  2. behalve ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', dan is daar uitsluitend parkeren toegestaan.
f Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de bedrijfsfunctie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. indien binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, zijn gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwperceel ten hoogste tot het aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat deze ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangeduide hoogte bedraagt;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat deze ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangeduide hoogte bedraagt.
6.2.3 Bedrijfswoning     

In afwijking van het bepaalde in 6.2.2 gelden voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  1. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  3. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw;
  4. de bedrijfswoningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; het aantal en de verdeling van de woningen over de hoofdgebouwen is in onderstaande tabel vastgelegd; in de tabel staat elk huisnummer voor één woning;
Adres Twee hoofdgebouwen met elk daarin één woning Één hoofdgebouw met daarin twee woningen
Hengelo en Vorden
Lankhorsterstraat 13 en 17 Wichmond X
Schuttestraat 9 en 11 Vorden X
Lindeseweg 22, 24 en 26 Vorden X@
Joostinkweg 12,12a en 12B Vorden X@
Hazenhutweg 2 en 2a Vorden X
Kieftendorp 11 en 13 Hangelo X
Steenderenseweg 11 en 11A Hengelo X
Varsselseweg 49A en 49B Hengelo X
Ruurloseweg 80, 80B en 80C Hengelo

X@
Scharfdijk 2 en 2a Hengelo X
Heideweversweg 4 en 4a Hengelo X
Vordenseweg 80 en 80A Hengelo X
Meeninklaan 3 en 3A Hengelo X
Steederen, Hummelo en Keppel en Zelhem
Beekstraat 13 en Hoogstraat 46 en 48 Toldijk X
Berkendijk 2 en 2a Zelhem X
Bielemansdijk 22 en 22a Halle X
Bielemansdijk 42, 42a en 42B Halle X @
Broekstraat 1 en 1B Hummelo X
Broekstraat 3 en 5 Hummelo X
Broekstraat 7, 9 en 9a Hummelo X@
Broekstraat 11 en 11A Baak X X
Doetinchemseweg 82 en 82a Zelhem X
Dr. Alfons Ariënsstraat 44 en 44A Steenderen X
Halle-Heideweg 11a en 11B Halle X
Halseweg 42, 42a en 42C Zelhem X #
Heisterboomsdijk 20 en 22 Halle X
Heurneweg 6 en 6a Halle X
Hoogstraat 46 en 48 Toldijk X
H. Remmelinkweg 15 en 15B Drempt X
Horstweg 2 en 2B Hummelo X
Hummeloseweg 57 en 57A Zelhem X
Hummeloseweg 73 en 73a elhem X
Keijenborgseweg 13 en 13B Zelhem X
Keijenborgseweg 3 en 3a Zelhem X
Kruisbergseweg 31 en 33 Zelhem X
Kruisbrinksweg 20 en 20A Toldijk X
Lageweg 10 en 12 Zelhem X
Loenhorsterweg 3 en 3A Hummelo X
Molenweg 38A en 38B Drempt X
Nijmansedijk 12 en 12a Zelhem X
Nijmansedijk 14 en 14a Zelhem X
Pluimersdijk 21 en 21a Halle X
Pluimersdijk 23 en 23a Halle X
Pluimersdijk 25A en 25B Halle X
Ruurloseweg 35a en 37 Zelhem X
Stuivezandweg 1 en 1a Halle X
Tulnersweg 8 en 8a Halle X
Varsseveldseweg 3 en 3a Halle X
Zanddijk 1 en 1a Halle X
Zieuwentweg 7 en 7a Halle X

@: De volgende adressen zijn gesitueerd in aparte hoofdgebouwen met daarin één woning.

  • Lindeseweg 26 is gelegen in een apart hoofdgebouw
  • Bielemansdijk 42a in Halle is gesitueerd in een apart hoofdgebouw
  • Broekstraat 7, 9 en 9a Hummelo
  • Joostinkweg 12a in Vorden is gelegen in een apart hoofdgebouw
  • Ruurloseweg 80B Hengelo

#: Ter plaatste van de woningen Halseweg 42, 42a, 42C is sprake van drie woningen in één hoofdgebouw.

  1. de inhoud van het hoofdgebouw tezamen met aan- en uitbouwen, waarbinnen de woning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
6.2.4 Herbouw van bedrijfswoningen     

Herbouw van bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze;
  2. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  3. belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.
6.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning     

Voor het bouwen van bijbehorend bouwwerken, zijnde uitsluitend aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, bij woningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte bedraagt per woning in totaal maximaal 150 m2;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m.
6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. de hoogte van verlichtingsmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' is een aarden wal toegelaten met een maximale hoogte van 3,6 m;
  3. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - geluidscherm 2' wordt een een geluidswerende voorziening gebouwd en in stand gehouden met een hoogte van respectievelijk 3 m en 3,4 m;
  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,5 m;
  5. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 6.1.1 onder l bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.

6.3 Nadere eisen     

6.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' van toepassing is en op percelen genoemd in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

6.4 Afwijken van de bouwregels     

6.4.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning dichter bij de weg     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 teneinde verplaatsing van een bedrijfswoning dichter bij de weg toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. uit een akoestisch rapport blijkt dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  2. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, milieukundig en vanuit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar;
  3. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
6.4.2 Omgevingsvergunning uitbreiding oppervlakte bebouwing     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 6.1.2 onder a genoemde oppervlakte voor bebouwing, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de uitbreiding bedraagt niet meer dan 10% van de oppervlakte als genoemd in de tabel in 6.1.2 onder a;
  2. de uitbreiding van de bedrijfsfunctie moet op verantwoorde wijze milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  5. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  7. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  8. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap.
6.4.3 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 6.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap;
  7. voor de bedrijfswoning is de afwijking van de genoemde maat/maten uitsluitend mogelijk ten behoeve van duurzaamheid, invaliditeit, het verkrijgen van een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning.
6.4.4 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze bij voorkeur binnen het bestemmingsvlak worden gesitueerd;
  2. deze buiten het bestemmingsvlak worden gesitueerd indien plaatsing binnen dit vlak redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de sitering van de turbine maximaal 100 m van de grens van het bestemmingsvlak plaatsvindt;
  3. per bestemmingsvlak maximaal 2 kleine windturbine worden geplaatst;
  4. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  6. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  7. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder e en f genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder;
  8. kleine windturbines en mini-windturbines niet worden gesitueerd op gronden die zijn bestemd als 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' of 'Waarde - Beschermd stadsgezicht';
  9. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  10. bij plaatsing van de turbine(s) buiten het bouwvlak een afstand van minimaal 100 m in acht wordt gehouden tussen de turbine(s) en het dichtstbijzijnde erf van derden;
  11. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') worden de aanwezige kernkwaliteiten van het GNN en GO per saldo en naar rato van de ingreep versterkt waarbij de samenhang niet verloren gaat;
  12. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast.

6.5 Specifieke gebruiksregels     

6.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. bedrijfsactiviteiten anders dan voorgeschreven in 6.1.2 onder a;
  2. het gebruik van een vrijstaande bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  3. opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  5. Bevi-inrichtingen;
  6. permanente bewoning van de tenthuizen, mobiele kampeermiddelen en eventueel een trekkershut zijn in alle gevallen verboden;
  7. de bouw van de werkplaats, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 5', kan worden gerealiseerd nadat middels een (bodem)onderzoek aangetoond is dat bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
6.5.2 Nevenfuncties     

Voor nevenfuncties geldt dat er geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in zelfvervaardigde en/of voortgebrachte producten tot een maximale oppervlakte van 25 m² in bestaande gebouwen of verkoopactiviteiten zoals opgenomen in de tabel in 6.1.2 onder a.

6.5.3 Voorwaardelijke verplichting Hoogstraat 12 Toldijk     

Het gebruik van het nieuw te realiseren gebouw binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 116' en 'wetgevingszone - landschappelijke inpassing 40' is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:

  1. de sloopopgave zoals opgenomen in Bijlage 11 Verevening Broekstraat 1 te Baak binnen één jaar na het onherroepelijk worden dit bestemmingsplan dient te zijn gerealiseerd;
  2. de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven in Bijlage 12 Landschappelijke inpassing Hoogstraat 12 Toldijk binnen één jaar na afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het bedrijfsgebouw is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
6.5.4 Voorwaardelijke verplichting Halseweg 48 en 48a Halle     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 51' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 21 Landschappelijke inpassing Halseweg 48 en 48a Halle, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2021-277) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels     

6.6.1 Omgevingsvergunning verruiming buitenopslagmogelijkheden     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 teneinde een grotere hoogte of oppervlakte aan buitenopslag toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de grotere oppervlakte is ten behoeve van een gebiedsgebonden bedrijf;
  2. bij uitbreiding van de oppervlakte buitenopslag boven de 250 m2 of boven de in tabel 6.1.2 onder a opgenomen specifieke oppervlakte, wordt per m2 uitbreiding buitenopslag 2 m2 sloop elders gerealiseerd;
  3. de verruiming van de mogelijkheden is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
6.6.2 Omgevingsvergunning wijziging toegelaten functie     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 teneinde een functieverandering van een niet-agrarisch bedrijf binnen de bestemming 'Bedrijf' mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het betreft een bedrijf zoals opgenomen in de bij deze regels gevoegde Bijlage 2 Toegelaten functies dan wel een bedrijf dat qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen is aan de in deze bijlage genoemde bedrijven, met uitzondering van detailhandel.
  2. uitgangspunt is dat de oppervlakte als genoemd in de tabel in 6.1.2 onder a als maximum geldt,
  3. de functieverandering van de bedrijfsfunctie moet op verantwoorde wijze milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
  4. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  6. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  8. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  9. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO)(bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') of het waardevol landschap (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN, GO of waardevol landschap;
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden;
  11. de ontwikkeling richt zicht niet op een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  12. de activiteit mag aantoonbaar niet leiden tot significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid     

6.7.1 Wijziging in bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Wonen',

'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bestemmingswijziging betreft het/de voormalige bedrijfsgebouw(en), waarin de bedrijfswoning(en) is/zijn gelegen, en de bijbehorende bouwwerken voor het wonen;
  2. de karakteristieke gebouwen dienen te worden gehandhaaft;
  3. in beginsel dient verevening in de vorm van een minimale reductie van 50% van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het bouwvlak te worden gerealiseerd; de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen worden niet meegerekend en buiten de berekening gelaten;
  4. andere vormen van verevening kunnen bestaan uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, verkleining van het bouwvlak of een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen of een financiële bijdrage;
  5. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan om die reden een door hen goed te keuren inrichtingsplan eisen;
  7. de bepalingen in Wonen, Wonen - 1 of 'Wonen - 2'zijn van overeenkomstige toepassing.
6.7.2 Wijziging zonne-energieproductie voor derden     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - solarpark' met het doel het realiseren van grondgebonden zonne-installaties mogelijk te maken waarvan de energieproductie wordt afgenomen door derden, mits:

  1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  2. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt m.u.v. de bedrijfswoning, 150 m2 aan bijbehorendebouwwerken, monumentale- en karakteristieke gebouwen;
  3. de zonne-installaties uitsluitend binnen het bouwvlak zijn gesitueerd;
  4. de bouwhoogte van de zonne-installaties maximaal 3 m is;
  5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Bos     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

7.1 Bestemmingsomschrijving     

7.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos met bijbehorende voorzieningen;
  2. houtproductie;
  3. de bescherming van de droge en natte natuurwaarden en landschapswaarden;
  4. de bescherming van Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO), voor zover gelegen binnen deze bestemming;
  5. bescherming van cultuurhistorische waarden;
  6. extensief recreatief medegebruik;
  7. water en waterlopen;
  8. bescherming en instandhouding van drinkwatervoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. bestaande (recreatieve) voet- en fietspaden;
  11. onverharde weg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3';
  12. atelier;
  13. longeerbak;
  14. observatiehut;
  15. opslag van hout en materieel;
  16. particuliere begraafplaats;
  17. schuilhut;
  18. stacaravan;
  19. veldschuur;
  20. toegangsweg;
  21. natuurbegraafplaats;
  22. boomwoningen
  23. parkeren.
  24. recreatiewoning

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:

a Atelier     

Een beeldentuin met werkatelier is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier' toegestaan waarbij de maximale bebouwing 350 m2 bedraagt.

b Longeerbak     

Een longeerbak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - longeerbak' waarbij de bestaande maatvoering als maximum geldt.

c Observatiehut     

Een observatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - observatiehut'.

d Opslag van hout en materieel     

Opslag van hout en materieel is uitsluitend toegestaan in gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.

e Particuliere begraafplaats     

Een particuliere begraafplaats is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'.

f Schuilhut     

Een schuilhut is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - schuilhut'.

g Stacaravan     

Een stacaravan uitsluitend toegestaan ter plaatse van de de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan'.

h Veldschuur     

Een veldschuur is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - veldschuur'.

i Toegangsweg     

Een toegangsweg is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - toegangsweg'.

j Dagverblijf     

Een dagverblijf annex recreatieplek met berging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 24’ waarbij de maximale oppervlakte 50 m2 en maximale hoogte 3,5 m bedraagt.

k Natuurbegraafplaats     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats' mede voor het gebruik van gronden ten behoeve van een natuurbegraafplaats.

l Boomwoningen     

Boomwoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'Recreatiewoning' in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie bestemd voor recreatieve doeleinden met bijbehorende voorzieningen.

m Parkeren     

Parkeren is uitsluitend toegestaan op de centrale parkeervoorziening ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' bij de in- en uitrit naar het Treehouse Resort. Het aantal parkeerplaatsen bedraagt maximaal 14.

n Tuinkoepel     

een tuinkoepel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - tuinkoepel'. Hier zijn de volgende functies toegestaan: informatievoorziening, activititeitenruimte, rustpunt, bed & breakfast, gastenkamer, recreatieappartement, tentoonstellingsruimte, galerie, kantoor, kleinschalige horeca, dagbestedingsruimte of daarmee gelijk te stellen gebruik.

o Beheergebouw     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - beheergebouw' is een beheergebouw toegestaan.

p Recreatiewoning     

Een recreatiewoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 90'. De massa mag niet gorter worden dan de vergunning van 2000.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede de in 7.1.2 genoemde gebouwen.

7.2.2 Gebouwen     

Een gebouw dient te voldoen aan de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - veldschuur' geldt het volgende:
    1. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
    2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
    3. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 60 m2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - observatiehut' geldt het volgende:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
    2. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 9 m2;
  3. een atelier, een schuilhut, een stacaravan, een recreatiewoning en een gebouw ten behoeve van houtopslag en materieel zijn uitsluitend toegestaan in de bestaande maatvoering;
  4. ter plaatse van de locatie Ruurloseweg/Scharfdijk geldt het volgende:
    1. de bouwhoogte van een boomwoning - bestaande uit een drager met maximaal 2 bouwlagen - bedraagt maximaal 15,5 m;
    2. het aantal boomwoningen bedraagt maximaal 5;
    3. de oppervlakte van de boomwoning mag niet meer bedragen dan 75 m2. de basisvorm van elke boomwoning is achthoekig tot rond;
    4. de boomwoningen bestaan uit 2 bouwlagen waarbij de onderzijde van de eerste laag zich bevindt op een minimale hoogte van 8,5 meter, gerekend vanaf peil;
    5. de inhoud van de boomwoning is twee bouwlagen bedraagt maximaal 535 m3;
    6. de bouwhoogte van een nutsgebouw bedraagt maximaal 3 m en de oppervlakte maximaal 30 m2;
    7. het nutsgebouw voor o.a. afvalinzameling, vermeld onder sub f, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein'.
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - beheergebouw' geldt het volgende:
    1. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
    2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
    3. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 106 m2.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van informatievoorzieningen bedraagt maximaal 2 m;
  3. de bouwhoogte van brandtorens bedraagt maximaal 30 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m;
  5. in afwijking van het bepaalde 7.2.3, sub a, bedraagt de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ter plaatse van de funciteaanduiding 'parkeerterrein' maximaal 2m;
  6. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van onder andere informatievoorzieningen bedraagt maximaal 2;
  7. de bouwhoogte van (transparante) hekwerken op het platte dak van de boomwoningen bedraagt maximaal 1,25 m;
  8. de bouwhoogte van schoorstenen bedraagt maximaal 3m, gerekend vanaf de bovenzijde van het platte dak van de boomwoningen.
7.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen, niet zijnde hooibergen, gelden de volgende bepalingen:

  1. bij maximaal 10 parkeerplaatsen is een overkapping toegestaan. De overkappingen dienen minimaal per 3 parkeerplaatsen geschakeld te worden gebouwd. De bebouwde oppervlakte van een overkapping bedraagt per parkeerplaats maximaal 21 m2 .
  2. de overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein';
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels     

7.3.1 Omgevingsvergunning schuilgelegenheden     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van natuurbeheer;
  2. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  3. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m²;
  4. het aantal schuilgelegenheden bedraagt maximaal 1 per 25 aaneengesloten ha bos- en natuurgebied, bestemd tot 'Bos' en/of 'Natuur';
  5. de noodzaak voor het oprichten van het bouwwerk moet worden aangetoond;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 7.1.
7.3.2 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 7.2.3 genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 7.1.
7.3.3 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 7.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden.

7.4 Specifieke gebruiksregels     

7.4.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het verwijderen van een pad of het ongeschikt maken als (recreatieve) route;
  2. groepskamperen;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
  4. verblijfsrecreatieve parken die niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels     

7.5.1 Omgevingsvergunning voor groepskamperen.     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in 7.1.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

7.6.1 Werken en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  4. aanleggen en (half)verharden van wegen;
  5. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen dan genoemd onder d, groter dan 200 m²;
  6. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  7. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen';
  8. het verwijderen van onverharde wegen.
7.6.2 Uitzonderingen vergunningsplicht     

Het in 7.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden en de boomwoningen alsmede de aanleg van een centrale parkeervoorziening in halfverharding.
7.6.3 Voorwaarden     

De in 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  1. voor de bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding;
  2. indien er sprake is van ligging in of grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) of het waardevol landschap (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap), mogen er geen significante negatieve effecten optreden voor GNN of waardevol landschap;
  3. van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 7.1.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid     

7.7.1 Wijziging in bestemming 'Natuur'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Natuur' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het initiatief versterkt de bestaande landschapsstructuur en het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en past in het landschapsbeleid van de gemeente en de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland;
  2. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 7.1.

Artikel 8 Natuur     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

8.1 Bestemmingsomschrijving     

8.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos met bijbehorende voorzieningen;
  2. de instandhouding en ontwikkeling van de droge en natte natuurwaarden en de landschapswaarden;
  3. houtproductie;
  4. extensief agrarisch grondgebruik;
  5. extensief recreatief medegebruik;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. bescherming en instandhouding van drinkwatervoorzieningen;
  8. water en watergangen;
  9. bestaande (recreatieve) voet- en fietspaden;
  10. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  11. agrarische natuur;
  12. begraafplaats;
  13. boomgaard;
  14. jachthut c.q. recreatieverblijf;
  15. observatiepost;
  16. schuilhut;
  17. slibdepot;
  18. theehuis;
  19. een kikkerpoel;
  20. maximaal 50 m2 oppervlakte aan zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

8.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:

a Natuurwaarden     

De natuurwaarden bestaan uit de instandhouding en ontwikkeling van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

b Agrarische natuur     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - natuur' vindt ontwikkeling van natuurwaarden d.m.v. natuurlijk graslandbeheer en natuurlijk akkerbeheer plaats.

c Begraafplaats     

Een begraafplaats is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'.

d Boomgaard     

Een boomgaard is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - boomgaard'.

e Jachthut/recreatieverblijf     

Een jachthut c.q. recreatieverblijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthut/recreatieverblijf'.

f Schuilhut     

Een schuilhut is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - schuilhut'.

g Slibdepot     

Een slibdepot is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slibdepot'.

h Theehuis     

Een theehuis is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theehuis';

i Survivalactiviteiten     

Survival activiteiten zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - survival' toegestaan.

j Observatiepost     

Een observatiepost ten behoeve van hobbymatige of educatieve doeleinden, al dan niet in groepsverband, waarbij maximaal 40 overnachtingen per jaar mogen plaatsvinden, is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - observatiepost'.

k Zonnepanelen     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' zijn zonnepanelen toegestaan.

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming dan wel maximaal 50 m2 oppervlakte aan zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' .

8.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. binnen de bestemming is één bestaande observatiehut in de bestaande maatvoering toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthut/recreatieverblijf' is een jachthut/recreatieverblijf toegestaan waarvoor de volgende bepalingen gelden:
    1. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 160 m2;
    2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
    3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
    4. de inhoud bedraagt maximaal de bestaande inhoud;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - schuilhut' is een schuilhut uitsluitend in de bestaande maatvoering toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theehuis' is een theehuis uitsluitend in de bestaande maatvoering toegestaan.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van informatievoorzieningen bedraagt maximaal 2 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van brandtorens bedraagt maximaal 30 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m;
  5. in afwijking van het voorgaande is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slibdepot' een slibdepot uitsluitend toegestaan in de bestaande maatvoering.

8.3 Afwijken van de bouwregels     

8.3.1 Omgevingsvergunning schuilgelegenheden     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van natuurbeheer;
  2. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  3. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m²;
  4. het aantal schuilgelegenheden bedraagt maximaal 1 per 25 aaneengesloten ha bos- en natuurgebied, bestemd tot 'Bos' en/of 'Natuur';
  5. de noodzaak voor het oprichten van het bouwwerk moet worden aangetoond;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 8.1.
8.3.2 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 8.2.3 genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 8.1.
8.3.3 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 8.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking van de genoemde maat/maten is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkaveling c.q. optimaal gebruik;
  2. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 8.1.
8.3.4 Omgevingsvergunning plaatsing zonne-installaties     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het artikel 8.1.1 voor het plaatsen van grondgebonden zonne-installaties buiten het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak ten behoeve van de eigen energievoorziening, mits:

  1. de zonne-installaties ten dienste staan van een woning, bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen gelegen binnen het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak;
  2. de zonne-installaties tesamen maximaal 100 m2 bedraagt;
  3. de bouwhoogte van de zonne-installaties bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil;
  4. de grond waarop de zonne-installaties geplaatst worden zoveel mogelijk direct grenst aan het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak waartoe de zonne-installaties behoren;
  5. de geschatte opbrengst in kilowattuur niet meer is dan ten hoogste het eigen geschatte verbruik van in lid a genoemde gebouwen;
  6. de aanwezige daken van woning(en) en (bedrijfs) gebouwen onvoldoende geschikt zijn door vorm, constructie, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om zonnepanelen op te bevestigen danwel dat deze ruimte al benut is;
  7. de afstand tussen de zonne-installaties en waterlopen en openbaar toegankelijk gebied ten minste 10 m dient bedraagt waarbij geldt dat voor wegen het bepaalde in artikel 25.2.1 onder b en 25.2.3 onder b in acht worden genomen;
  8. plaatsing van zonne-installaties niet leidt tot bomenkap;
  9. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning middels onderzoek is aangetoond dat er geen schade optreedt aan de aanwezige flora en fauna;
  10. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
  11. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de milieusituatie;
  12. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast.
  13. het terrein waarop de zonne-installaties staan wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing waarmee deze een meerwaarde heeft voor de biodiversiteit;
  14. plaatsing van zonne-installaties niet binnen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' plaatsvindt;
  15. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur) mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor Gelders Natuurnetwerk (GNN) of Groene Ontwikkelingszone (GO).

8.4 Specifieke gebruiksregels     

8.4.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het verwijderen van een pad of het ongeschikt maken als recreatieve route;
  2. groepskamperen;
  3. natuurkampeerterrein.
8.4.2 Voorwaardelijke verplichting Halsedijk 13 Halle     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 52' geldt dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2022-1A' (NL.IMRO.1876.VPL2201A-VG01) het landschappelijk inpassingsplan is gerealiseerd, wordt onderhouden en in stand wordt gehouden overeenkomstig het Bijlage 13 Landschappelijke inpassing Halsedijk 13 Halle bij deze regels opgenomen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels     

8.5.1 Omgevingsvergunning voor groepskamperen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen, mits wordt voldaan aan hetvolgende:

  1. het groepskamperen is uitsluitend toegestaan gedurende een korte aaneengesloten periode;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden en die zoals opgenomen in 8.1.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de inrichting van, de plaatsing op en het aantal personen op het terrein.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

8.6.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:

  1. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  2. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  3. overige werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  4. aanleggen en (half)verharden van wegen;
  5. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen dan genoemd onder d groter dan 200 m²;
  6. het scheuren van grasland;
  7. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen van bomen tengevolge kunnen hebben;
  8. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - 1', te weten het aardkundig waardevol gebied;
  9. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  10. het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 m, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen';
  11. het verwijderen van onverharde wegen.
8.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 8.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. de aanleg van verharde kavelpaden ter ontsluiting van agrarische gronden;
  4. werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand benodigd is.
8.6.3 Voorwaarden     

De in 8.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:

  1. voor de bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 8.1.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid     

8.7.1 Wijziging in bestemming 'Bos'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het initiatief versterkt de bestaande landschapsstructuur, het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) en past in het landschapsbeleid van de gemeente en de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland;
  2. de bestemmingswijziging komt tot stand op basis van vrijwilligheid;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 8.1.

Artikel 9 Verkeer     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeerdoeleinden in de vorm van wegen met maximaal 2 rijstroken met bijbehorende voorzieningen, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:
    1. gebiedsontsluitingswegen en gebiedstoegangswegen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1';
    2. erftoegangswegen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2';
    3. onverharde wegen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3';
  2. een stratencircuit met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - stratencircuit';
  3. groenvoorzieningen, water en watergangen;
  4. parkeren;
  5. nutsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 9.1.1 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

9.1.1 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

a Parkeren     

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein ten behoeve van 20 parkeerplaatsen toegestaan.

b Voorwaardelijke verplichting natuurontwikkeling     

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voorwaardelijke verplichting' is het gebruik en bouwen ten behoeve van deze bestemming alleen toegestaan, indien gelijktijdig binnen de bestemming 'Natuur' wordt overgegaan tot de compensatie van tenminste 0,3248 hectare voor de EHS.

9.2 Bouwregels     

9.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m.

9.3 Nadere eisen     

9.3.1 Verkeersveiligheid     

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van plaatsing van bovengenoemde bouwwerken in verband met de verkeersveiligheid.

9.4 Afwijken van de bouwregels     

9.4.1 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 9.2.2 genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming.
9.4.2 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 9.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.5 Specifieke gebruiksregels     

9.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. groepskamperen;
  2. het verwijderen van een pad.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

9.6.1 Vergunningplicht     

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de onverharde wegen te verharden met een volledige verharding of een halfverharding.

9.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 9.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, gebruik en onderhoud;
  2. werken en/of werkzaamheden welke zijn aangevangen dan wel in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
9.6.3 Voorwaarden     

De in 9.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 10 Water     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. het beheer en het onderhoud van watergangen en/of retentievoorzieningen;
  5. woonschepen met daarbij behorende aanleg- en bereikbaarheidsvoorzieningen, andere bouwwerken en andere werken ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen en beschoeiing.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

10.2.2 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels     

10.3.1 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 10.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 21.1.

Artikel 11 Wonen     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

11.1 Bestemmingsomschrijving     

11.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woondoeleinden;
  2. bestaande nevenfuncties zoals opgenomen in de tabel in 11.1.2 onder b;
  3. aan huis verbonden activiteit;
  4. parkeren;
  5. het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten;
  6. kleinschalig kampeerterrein;
  7. kantoor;
  8. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  9. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 11.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

11.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 11.1.1:

a Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een woning of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de woning;
  3. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.
b Nevenfuncties     

Voor zover niet passend in het gestelde onder a zijn ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding de onder 'Aard van de nevenfunctie' opgenomen bestaande en vergunde nevenfuncties toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding.

Aanduiding Adres Aard van de nevenfunctie Oppervlakte van de gebouwen voor de bestaande nevenfuncties in m2 Gebruiksoppervla kte in m2
specifieke vorm van agrarisch - 55 Groeneweg 13 Hummelo schaapskooi 200 -
specifieke vorm van agrarisch - 67 Vierakkersestraatweg 15 Vierakker paardenstalling tot maximaal 8 paarden en binnenopslag t.b.v. een hoveniersbedrijf 235 geen buitenopslag t.b.v. hoveniersbedrijf toegestaan
specifieke vorm van agrarisch - 68 Priesterinkdijk 8 Zelhem hobbymatige agrarische activiteiten en (agrarische) opslag 200 245 tredmolen t.b.v. paarden toegestaan
specifieke vorm van agrarisch - 69 Wiersserbroekweg 3 Vorden hobbymatige houden van dieren, werkplaats 445 -
specifieke vorm van agrarisch - 70 Toldijkseweg 31 Steenderen hobbymatige agrarische activiteiten 300 -
specifieke vorm van bedrijf - 121 Kremersdijk 5 Hengelo caravanstalling 650 -
specifieke vorm van bedrijf - 200 Schuttestraat 22 Vorden meubelmakerij 370 -
specifieke vorm van bedrijf - 214 Broekweg 1 Wichmond timmerbedrijf 292 -
specifieke vorm van bedrijf - 215 Enzerinckweg 10

Vorden
kantoor, expositieruimte en opslag 440 -
specifieke vorm van bedrijf - 216 Handwijzersdijk 1A Hengelo opslag deuren en kozijnen tbv internetverkoop 170 -
specifieke vorm van bedrijf - 217 Larenseweg 1a

Vorden
veehandel 120 -
specifieke vorm van bedrijf - 218 Ruurloseweg 4 Vorden bouwbedrijf 55 -
specifieke vorm van bedrijf - 236 Terborgseweg 9, Zelhem schildersbedrijf 150 -
specifieke vorm van bedrijf - 237 Banninkstraat 6 Zelhem opslag t.b.v. hoveniersbedrijf - 160
specifieke vorm van bedrijf - 238 Halle-Nijmanweg 34 Halle montagebedrijf 120 -
specifieke vorm van bedrijf - 239 Schooltinkweg 4 Zelhem opslag t.b.v. installatiebedrijf 120 -
specifieke vorm van bedrijf - 240 Hemstede 6 Zelhem houtzagerij en -kloverij met werkruimte 190 + 250 buitenopslag -
specifieke vorm van bedrijf - 241 Beukenlaan 6-8 Baak opslag landbouwwerktuigen, opslag boten en watersport- benodigdheden 500

-
specifieke vorm van bedrijf - 242 Zelhemseweg 26 Hummelo hoveniersbedrijf 80 -
specifieke vorm van bedrijf - 251 Beukenlaan 4 Baak kantoor en werkplaats 118 -
specifieke vorm van bedrijf - 257 't Heegken 5 en 7b Vorden 1) opslag van landbouwmachines en het hobbymatig houden van dieren

2) ter plaatse van de aanduiding 'rw' mag er een recreatiewoning aanwezig zijn
1) 555

2) 110
-
specifieke vorm van bedrijf - 258 Groenendaalseweg 6 Hengelo caravanopslag 350 -
specifieke vorm van bedrijf - 259 Broekstraat 3 Baak opslag 233 200
specifieke vorm van bedrijf - 260 Binnenweg 10 Drempt caravanopslag 340 -
specifieke vorm van bedrijf - 261 Lindeseweg 21 Vorden loonwerkbedrijf 200 -
specifieke vorm van bedrijf - 262 Koekoekstraat 13 Vierakker opslag/machineberging/sanitaire voorzieningen kleinschalig kampeerterrein en hobbymatig agrarische activiteiten 255 200
specifieke vorm van bedrijf - 295 Abbinkdijk 1 Hengelo laboratorium voor dierproeven 135 -
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 9 De Leuke 8 Vorden expositie/bijeenkomstruimte 160 -
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 10 Mosselseweg 12 Vorden kantoor, atelier, tentoonstellingsruimte 91 -
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 15 Covikseweg 9 Steenderen glas-in-lood atelier en workshops 154 -
specifieke vorm van detailhandel - 2

Heideweversweg 6 Hengelo 1) opslag ter plaatse biologisch gekweekte aardappelen en groenten en;

2) verkoop ervan in winkel

3) werktuigen/machineberging, werkplaats en opslag
1) 75

2) 15

3) 400
-
specifieke vorm van detailhandel - 4 Doetinchemseweg 80 Zelhem kiosk t.b.v. verkoop van non-alcoholische drank en etenswaren 54 -
specifieke vorm van gemengd - 2 Baaksevoetpad 1a

Hengelo
1) kantoor

2) gastenverblijf 73 m2
1) 118

2) 73
-
specifieke vorm van gemengd - 14 Heidenhoekweg 7 Zelhem 1) kleinschalig kampeerterrein met 7 kampeerplaatsen2) opslag van keukeninrichtingen (140 m2) en afwerken en pasklaar maken van keukeninrichtingen 1) 10

2) 225
-
specifieke vorm van gemengd - 15 Hoefkensestraat 16a Drempt in- en verkoop, reparatie van aanhangwagens en paardentrailers; plaatsing van omheiningen/hekwerken 171 -
specifieke vorm van gemengd - 16 Landlustweg 25-27 Steenderen kantoor, stalling en opslag 234 -
specifieke vorm van gemengd - 17 Dubbeltjesweg 22 Hoog-Keppel koetshuis met opslag, werkplaats, kantoor en berging 220 -
specifieke vorm van gemengd - 18 Prinsenweg 18 Hoog-Keppel atelier, guest house, kantoor en/of werkplaats 140, telt niet mee bij oppervlakte als bedoeld in 11.1.2, onder a, sub 7 -
specifieke vorm van gemengd - 19 Schiphorsterstraat 16 Toldijk dienstverlening waaronder training, coaching, ondersteuning groepen tot max. 20 personen, vergaderfaciliteiten (207 m2), recreatief- toeristische activiteiten waaronder theetuin en 3 trekkershutten geschikit voor meerdaags verblijf (max. 35 m2 per hut). Lichte en ondergeschikte horeca (50 m2). 362 -
specifieke vorm van gemengd - 20 Broekweg 5 Hengelo cursusruimte/workshopruimte met maximaal 7 hieraan gerelateerde kampeerplaatsen 350 -
specifieke vorm van gemengd - 22 Bakermarksedijk 15 Baak 1) diëtistenpraktijk 2) recreatiewoning 1) 60

2) 178
-
specifieke vorm van kantoor - 1 Emmerweg 3 Steenderen ontwerp- en adviesbureau binnenhuisarchitectuur 120 -
specifieke vorm van maatschappelijk - 49 Wiersserbroekweg 1a

Kranenburg
dagbesteding gehandicapten en hondentraining als ondersteuning dagbesteding 330 -
specifieke vorm van maatschappelijk - 50 IJsselweg 16 Vierakker medische praktijk en training 140 -
specifieke vorm van maatschappelijk - 53 Koningsweg 8 Hengelo vergader-, cursus- en trainingsruimte 66 -
specifieke vorm van maatschappelijk - 58 Schiphorsterstraat 12 Toldijk opvang kinderen met verstandelijke handicap 50 -
specifieke vorm van maatschappelijk - 62 Wisselinkweg 5 Zelhem kinderopvang 75 -
-specifieke vorm van recreatie - 4 Pluimersdijk 10 Halle gastenverblijf in het pand Pluimersdijk 10b - -
specifieke vorm van recreatie - 48 Dennendijk 1 Hengelo theetuin, bed & breakfast (maximaal 6 kamers), telen en maken van streekeigen agrarische producten en verkoop ervan aan eigen gasten en winkels en restaurants 250 -
specifieke vorm van recreatie - 49 Scharfdijk 3 Hengelo paardentoerisme -

386
specifieke vorm van recreatie - 50 Hesselinkdijk 1 Hengelo recreatiewoning 75 -
specifieke vorm van recreatie - 61 Boeninksteeg 8 Zelhem recreatieapparteme nt 60 -
specifieke vorm van recreatie - 62 Michelstraat 10 Zelhem kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen 75 -
specifieke vorm van recreatie - 63 Michelstraat 30-32 Zelhem 5 recreatieapparte menten 296 -
specifieke vorm van recreatie - 64 Petersdijk 3 Zelhem pension met 3 blokhutten en 1 garage 255 -
specifieke vorm van recreatie - 65 Aaltenseweg 12 Zelhem kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen, recreatiewoning 170 -
specifieke vorm van recreatie - 66 Meeneweg 29 Zelhem kleinschalig kampeerterrein met maximaal 30 kampeermiddelen - 200
specifieke vorm van recreatie - 67 Wisselinkweg 6 Zelhem 4 recreatieapparte menten 116 -
specifieke vorm van recreatie - 68 Halseweg 61-63 Halle 3 recreatieapparte menten 340 -
specifieke vorm van recreatie - 69 Bronksestraat 2 Drempt kleinschalig kampeerterrein met 30 kampeerplaatsen 176, waarvan 50 gelieerde horeca, 25 verkooppunt streekeigen producten en 25 VVV-servicepunt -
specifieke vorm van recreatie - 70 IJsselweg 5 Laag-Keppel 1) kleinschalig kampeerterrein met 15 kampeerplaatsen (binnen de bestemming Wonen en Agrarisch met waarden - Landschap)

2) caravanstalling

3) recreatiewoning
1) 245

2) 720

3) 45
-
specifieke vorm van recreatie - 71 Dubbeltjesweg 20 Hoog-Keppel landhuis met logies in bijgebouwen en berging 248 -
specifieke vorm van recreatie - 72 Lankhorsterstraat 32-34 Wichmond 1) kleinschalig kampeerterrein met 30 kampeerplaatsen en 3 bed & breakfastkamers

2) caravanstalling
1) 274, waarvan 114 gelieerde horeca

2) 310
-
specifieke vorm van recreatie - 74 Uilenesterstraat 30-30A Keijenborg 1 recreatiewoning binnen het hoofdgebouw 110 -
specifieke vorm van recreatie - 76 Nicolaasweg 1b en c Halle 1 recreatiewoning - -
specifieke vorm van recreatie - 77 Wierssebroekweg 6 Vorden recreatie- appartement 50 -
specifieke vorm van recreatie - 80 Bronkhorsterweg 38 Steenderen 4 recreatieapparte menten 112 -
specifieke vorm van recreatie - 85 Sarinkdijk 25 Hengelo 2 recreatieapparte menten 107 -
specifieke vorm van recreatie - 91 Almenseweg 57 Vorden theetuin 50 -
specifieke vorm van recreatie - 92 Beekstraat 1 Hengelo groepsaccommoda tie bestaande uit 3 kamers met in totaal maximaal 8 bedden in boerderij met bijbehorende voorzieningen voor de groepsaccommodatie en aangrenzende kleinschalig kampeerterrein 375 -

c Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten     

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' toegestaan waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt.

d Kleinschalig kampeerterrein     

Een kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' toegestaan, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van Capellegoedweg 4a te Olburgen de volgende specifieke regels gelden:
    1. een kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan gedurende het kampeerseizen en met maximaal 15 kampeermiddelen;
    2. buitenopslag is niet toegestaan.
e Parkeren     

Als binnen een bestemmingsvlak 'Wonen' de aanduiding 'parkeerterrein' aanwezig is, is parkeren uitsluitend ter plaatse van die aanduiding toegestaan, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van Capellegoedweg 4a te Olburgen dit uitsluitend betrekking heeft op het parkeren ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein.
f Kantoor     

Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is een kantoor toegestaan met een in de tabel opgenomen bijbehorende oppervlakte:

Adres Gebruiksoppervlakte in m2
Banninkstraat 46 Hengelo 122
Ruurloseweg 72 Hengelo 105
Giezenkampweg 2 Vorden 74
Lankampweg 1 Vorden 136

g Groen     

Indien ten behoeve van de inpassing van gebouwen op een bouwvlak de aanduiding 'groen' is opgenomen, dan zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken alleen toegestaan, indien gelijktijdig de groenaanplant ter plaatse van de functieaanduiding 'groen' conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan worden gerealiseerd en instandgehouden.

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

11.2.2 Gebouwen - algemeen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. daar waar een aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak wordt gesitueerd;
  2. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengronds gebouwen, dan wel maximaal 1 m daarbuiten, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' tevens een ondergronds gebouw is toegestaan buiten de contouren van bovengrondse bebouwing met een maximale oppervlakte van 30 m2 buiten deze contour;
  3. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds;
  4. ter plaatse van de nieuwbouwlocatie aan Velswijkweg 11 te Zelhem is overschrijding van het bouwvlak toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, zoals een overstek, overkapping en balkons, mits het bouwdeel ondergeschikt is en een diepte heeft van maximaal 1,5 m.
  5. ter plaatse van de nieuwbouwlocatie aan de ‘Bielemansdijk ong. te Zelhem’ geldt dat de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens aan de westzijde minimaal 62 m bedraagt;
  6. ter plaatse van de locatie Bremweg 3 is een dakoverstek toegestaan met een diepte van 3,5 meter.
11.2.3 Woningen     

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bestemmingsvlak is één woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan; de toegestane woningen zijn ieder in aparte hoofdgebouw gesitueerd;
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  3. de inhoud van het hoofdgebouw tezamen met aan- en uitbouwen, waarbinnen de woning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' voor het hoofdgebouw maximaal het aangeduide volume;
  5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat deze ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangeduide hoogte bedraagt;
  6. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m, met dien verstande dat deze ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' maximaal de aangeduide hoogte bedraagt;
  7. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceel bedraagt minimaal 3 m.
11.2.4 Herbouw van woningen     

Herbouw van bestaande woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. de herbouw plaatsvindt met de bestaande situering;
  2. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze.
11.2.5 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte mag per woning in totaal maximaal 100 m2 bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' de aangeduide oppervlakte als maximum;
  3. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  5. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' aan de nieuwbouwlocatie aan Velswijkweg 11 te Zelhem is uitsluitend één vrijstaand bijgebouw toegestaan ten behoeve van de stalling van paardentrailers voor de woningen;
  7. voor de planontwikkeling aan de Elderinkweg 9 te Hengelo geldt dat bijbehorende bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn toegestaan;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aan Prinsenweg 18 te Hoog-Keppel is maximaal de aangeduide oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de in 11.1.2 onder b toegestane oppervlakte van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 18' niet wordt meegerekend;
    2. de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 18' maximaal de bestaande goothoogte bedraagt;
    3. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 18' maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt.
11.2.6 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen bij woningen, niet zijnde hooibergen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte van overkappingen bedraagt per woning in totaal maximaal 30 m2;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  3. de afstand van een overkapping tot de woning bedraagt maximaal 20 m.
11.2.7 Hooiberg     

Voor hooibergen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte bedraagt per woning maximaal 36 m2;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  4. de afstand van een hooiberg tot de woning bedraagt maximaal 20 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' een hooiberg is toegestaan.
11.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 m, met dien verstande dat pergola's zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  2. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen de overige gronden bedraagt maximaal 2,5 m;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat afrastering van landbouwgronden is toegestaan met een hoogte van maximaal 1,5 m;
  4. de bouwhoogte van zwembaden bedraagt maximaal 0,6 m;
  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  6. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  7. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 11.1.1 onder i bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.

11.3 Nadere eisen     

11.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' van toepassing is en op percelen genoemd in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

11.3.2 Nadere eisen i.v.m. landschaps- en natuurwaarden     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de landschaps- en natuurwaarden, als bedoeld in 3.1, 4.1 en 5.1.

11.4 Afwijken van de bouwregels     

11.4.1 Omgevingsvergunning verplaatsing of herbouw woning buiten de bestaande funderingen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4, teneinde verplaatsing van een woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden ter plaatse van de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen woning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige situering;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de woning tot maximaal 20 m buiten de bestaande fundamenten te situeren, indien dit vanuit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is;
  3. indien sprake is van het verplaatsen van de woning dichter bij de weg zal uit een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat wordt voldaan aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  4. de nieuwe situering van de woning is stedebouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  5. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
11.4.2 Omgevingsvergunning afwijken bestaande bouwwijze     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4, teneinde een andere bouwwijze toe te kunnen staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. vooraf ter zake advies is ingewonnen bij de welstandscommissie.
11.4.3 Omgevingsvergunning vergroten maximum bebouwde oppervlakte bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.5 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte toe te staan. Dit dient in combinatie te gaan met sloop van met vergunning/legaal gebouwde gebouwen. Hierbij geldt dat karakteristieke bebouwing behouden blijft. De regeling is als volgt:

  1. per aantal vierkante meters gesloopte oppervlakte, minus de al toegestane 100 m2, is 20% extra bebouwde oppervlakte toegestaan;
  2. de in totaal toegestane bebouwde oppervlakte mag echter niet meer bedragen dan 375 m2.
11.4.4 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 11.2.8 genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming.
11.4.5 Omgevingsvergunning bouwhoogte overkappingen Schovenweg 1 Zelhem     

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van Schovenweg 1 te Zelhem door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 11.2.6 genoemde bouwhoogte van overkappingen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte van overkappingen bedraagt per woning in totaal maximaal 30 m2;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  4. de afstand van een overkapping tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.
11.4.6 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 11.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking van de genoemde maat/maten is noodzakelijk ten behoeve van duurzaamheid, invaliditeit, woningsplitsing, het verkrijgen van een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning;
  2. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4.7 Omgevingsvergunning nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde maximaal 350 m² van de bestaande bijbehorende bouwwerken, zijnde vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van nevenfuncties:

- zoals bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies, met uitzondering van de categorie 'Verblijfsrecreatie', alsmede detailhandel en horeca, waarbij een theetuin wel is toegestaan,

- en voor milieuhygiënisch vergelijkbare functies met die uit Bijlage 2 Toegelaten functies, mits:

  1. nevenfuncties uitsluitend van toepassing zijn op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  2. er geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie plaatsvindt;
  3. niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt tot een maximum van 350 m2;
  4. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  5. de vereveningsbijdrage bij "overige gebouwen" bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  6. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf;
  9. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in 3.1, 4.1 en 5.1;
  11. voor een theetuin niet meer dan 50 m2 wordt gebruikt.
11.4.8 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gesitueerd;
  2. deze buiten het bestemmingsvlak worden gesitueerd indien plaatsing binnen dit vlak redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de situering van de turbine maximaal 100 m van de woning(en) of de bebouwing, als geen woning aanwezig is, geplaatsvindt;
  3. per bestemmingsvlak maximaal 2 kleine windturbines worden geplaatst;
  4. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  6. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  7. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder e en f genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder;
  8. kleine windturbines en mini-windturbines niet worden gesitueerd op gronden die zijn bestemd als 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' of 'Waarde - Beschermd stadsgezicht';
  9. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  10. bij plaatsing van de turbine(s) buiten het bouwvlak een afstand van minimaal 100 m in acht wordt gehouden tussen de turbine(s) en het dichtstbijzijnde erf van derden;
  11. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN en GO;
  12. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast.

11.5 Specifieke gebruiksregels     

11.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen

  1. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geurgevoelige objecten' is wonen of langdurig menselijk verblijf in gebouwen niet toegestaan.
11.5.2 Voorwaardelijke verplichting Memelinkdijk 4 Hengelo     

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - landschappelijke inpassing 42' geldt dat binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2022-1' de landschappelijke inpassing zoals voor dit adres is beschreven is gerealiseerd en in stand wordt gehouden zoals weergegeven in Bijlage 10 Landschappelijke inpassing Memelinkdijk 4 Hengelo

11.5.3 Voorwaardelijke verplichting Wisselinkweg 5 Zelhem     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 48' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 18 Landschappelijke inpassing Wisselinkweg 5 Zelhem, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2020-2708) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden binnen de bestemmingen Wonen' en 'Agrarisch.

11.5.4 Voorwaardelijke verplichting Almenseweg 57 Vorden     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 49' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 19 Landschappelijke inpassing Almenseweg 57 Vorden, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2021-0146) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

11.5.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Akkerweg 3-3a Zelhem     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt tevens begrepen:

  1. het ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 28' gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken indien niet binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan 'Landelijk gebied; Akkerweg 3-3a Zelhem' de landschappelijke inpassing bij de Akkerweg 3-3a in Zelhem, die als Bijlage 23 Landschappelijke inpassing Akkerweg 3-3a Zelhem bij deze regels is gevoegd, is uitgevoerd, beheerd en in stand wordt gehouden.

11.5.6 Voorwaardelijke verplichting Beckenstraat 1 Vierakker     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 54' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het erfinrichtingsplan (landschappelijke inpassingsplan) zoals voor dit adres is beschreven in Bijlage 24 Landschappelijke inpassing Beckenstraat 1 Vierakker dient binnen drie jaar na afgifte van de omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van de woningen te zijn gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels     

11.6.1 Omgevingsvergunning kleinschalige kampeerterreinen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de functies zijn uitsluitend toegestaan bij woonbestemmingen welke buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) zijn gelegen;
  2. het kleinschalige kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak;
  3. van de bebouwde oppervlakte mag maximaal 100 m² worden gebruikt voor deze voorziening;
  4. voor trekkershutten gelden de volgende bepalingen:
    1. per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut toegestaan;
    2. de bebouwde oppervlakte mag per trekkershut niet meer bedragen dan 35 m2;
    3. de trekkershutten tellen mee in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak;
  5. stacaravans of chalets zijn niet toegestaan;
  6. de voorziening, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  7. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  8. de voorziening is uitsluitend toegestaan tijdens het kampeerseizoen;
  9. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  11. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  12. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  13. het bevoegd gezag kan daartoe een inrichtingsplan eisen;
  14. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden.
11.6.2 Omgevingsvergunning combinatie van recreatieve activiteiten     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten met een maximum van 3 en kleinschalige kampeerterreinen is een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing toegelaten; binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  2. er is sprake geweest van een voormalig agrarisch bouwvlak waarvan de bestemming na de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen Buitengebied Hengelo/Vorden 2005, Buitengebied Zelhem 2011 en Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel is gewijzigd in een burgerwoning;
  3. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  4. kleinschalige nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de oppervlakte van de nieuwbouw wordt gecompenseerd door sloop van niet- karakteristieke bebouwing;
  5. de vereveningsbijdrage bij “karakteristieke/monumentale gebouwen” bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  6. de vereveningsbijdrage bij "overige gebouwen" bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  7. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen;
  8. maximaal 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  9. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  12. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  14. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  15. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  16. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals bedoeld in artikel 3.1, 4.1 en 5.1.

Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid     

11.7.1 Wijziging in bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zoals opgenomen in Bijlage 8 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', teneinde recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. van deze wijzigingsbevoegdheid kan bij burgerwoningen uitsluitend gebruik worden gemaakt indien:
    1. op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan reeds één van de onder b vermelde recreatieve functies aanwezig is;
    2. het gronden betreft van een voormalig agrarisch bouwvlak met bedrijfsgebouwen;
  2. de recreatieve verblijfsdoeleinden mogen uitsluitend bestaan uit recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en een kleinschalig kampeerterrein;
  3. de oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden zijn met een maximale oppervlakte van 750 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke gebouwen toegelaten, inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  4. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  5. kleinschalige toegestane nieuwbouw moet qua hoogte en maatvoering aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de overige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen; de wijzigingen op het perceel dienen op landschappelijk verantwoorde wijze te worden ingepast;
  7. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  8. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
11.7.2 Wijziging in bestemming 'Maatschappelijk' (Dorpsstraat 4 Wichmond)     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' op het perceel Dorpsstraat 4 te Wichmond wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' teneinde maatschappelijke doeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de maatschappelijk doeleinden mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de bestaande gebouwen;
  2. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  5. de regels van 'Maatschappelijk' zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Wonen - 1     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

12.1 Bestemmingsomschrijving     

12.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woondoeleinden;
  2. bestaande nevenfuncties zoals opgenomen in de tabel in 12.1.2 onder f;
  3. aan huis verbonden activiteit;
  4. het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten;
  5. beeldentuin;
  6. kleinschalig kamperen;
  7. kantoor;
  8. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 3 Rijksmonumenten, Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  9. grondgebonden zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie uitsluitend binnen het bestemmingsvlak en ten behoeve van de eigen energievoorziening;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 12.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1

a Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een woning of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de woning;
  3. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.
b Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten     

Het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen+' toegestaan waarbij maximaal 200 m2 van de bestaande gebouwen hiervoor mag worden gebruikt.

c Kleinschalig kamperen,     

Kleinschalig kamperen is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein' toegestaan.

d Een beeldentuin     

Een beeldentuin is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldentuin' waarbij voor de beeldentuin op de 2e Berkendijk 10 in Hengelo geldt dat:

  1. deze alleen open voor publiek mag zijn tussen 1 maart t/m 31 augustus;
  2. de maximale hoogte van de beelden en andere kunstobjecten 4 m bedraagt.
e Kantoor     

Op het adres De Dunsborg 8B te Hengelo is ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' een kantoor toegestaan met een oppervlakte van 90 m2.

f Nevenfuncties     

Voor zover niet passend in het gestelde onder a zijn ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding de onder ''Aard van de nevenfunctie' opgenomen bestaande en vergunde nevenfuncties toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding.

Aanduiding Adres Aard van de nevenfunctie Oppervlakte van de gebouwen voor de bestaande nevenfuncties in m2 Gebruiksoppervla kte in m2
specifieke vorm van bedrijf - 244 Pluimersdijk 37 Zelhem meubelstoffen- en meubelrestauratiebedrijf 50 -
specifieke vorm van bedrijf - 245 Akkermansstraat 2a Zelhem opslag t.b.v. schildersbedrijf 50 -
specifieke vorm van bedrijf - 246 Neuzendijk 7a Zelhem opslag t.b.v. schildersbedrijf 130 -
specifieke vorm van bedrijf - 247 Pluimersdijk 16a Zelhem timmerwerkplaats 150 -
specifieke vorm van bedrijf - 248 Halseweg 38 Zelhem schoorsteenveeg-bedrijf 150 -
specifieke vorm van bedrijf - 249 Halseweg 59a Halle stalling rijdende winkel en magazijnruimte in bestaande schuur 137 -
specifieke vorm van bedrijf - 250 Olburgseweg 27 Olburgen opslag motor- en motoronderdelen, stalling boten en werkplaats 652 -
specifieke vorm van bedrijf - 252 Zutphen-Emmerik seweg 54 en 54A Baak autoherstelinrichting 90 -
specifieke vorm van bedrijf - 253 Lankhorsterstraat 31 Hengelo stratenmakers

bedrijf
70 150 voor buitenopslag
specifieke vorm van bedrijf - 254 Klaverdijk 9 - 9a Halle caravanstalling 500 -
specifieke vorm van bedrijf - 296 Halsedijk 13 Halle 1)opslag van kozijnen met daaraan gerelateerde timmerwerkzaamheden

2) schilderworkshops

3) dierenstalling
1) 387

2) 92

3) 55
-
specifieke vorm van gemengd - 21 Deldensebroekweg 21 Vorden kleinschalige kringloop landbouw, (muziek-) therapie, yoga en natuureducatie 150 -
specifieke vorm van gemengd - 23 Slotsteeg 7,7A en 7B Hengelo sport- annex praktijkruimte 154 -
specifieke vorm van horeca - 15 Keijenborgseweg 27 Zelhem catering - 140
specifieke vorm van horeca - 16 Haintinkweg 8 Zelhem theeschenkerij 200 -
specifieke vorm van kantoor - 2 Halle-Heideweg 31 Halle kantoorruimte 53 -
specifieke vorm van kantoor - 3 Dambroek 5 Baak kantoor

adviesbureau in automatisering
55 -
specifieke vorm van maatschappelijk - 48 Wichmondseweg 39A Hengelo dagbesteding dementerenden max. 5 personen 170 -
specifieke vorm van recreatie - 73 Schooltinkweg 2 - 2a Zelhem kleinschalig kampeerterrein 75 -
specifieke vorm van recreatie - 69 Bronksestraat 2 Drempt kleinschalig kampeerterrein met 30 kampeerplaatsen 176, waarvan 50 gelieerde horeca, 25 verkooppunt streekeigen producten en 25 VVV servicepunt -
specifieke vorm van recreatie - 79 Wilmerinkweg 7 en 7a Vorden 1) een toiletgebouw t.b.v. het aangrenzend kleinschalig kampeerterrein

2) 1 groepsaccommodat ie
1) deze oppervlakte gaat af van de m2 t.b.v. bijbehorende bouwwerken (reguliere regels bestemming 'Wonen - 1')

2) Maximaal 50% van de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag hiervoor worden gebruikt.
specifieke vorm van recreatie - 84 Lankhorsterstraat 6A Hengelo 1 recreatiewoning 75 -
specifieke vorm van tuin - 1 Haitinkweg 8 Zelhem Heem- en siertuin - -

12.2 Bouwregels     

12.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

12.2.2 Gebouwen - algemeen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. daar waar een aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak wordt gesitueerd;
  2. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn, dan wel maximaal 1 m buiten deze gebouwen;
  3. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds;
  4. ter plaatse van de locatie Keijenborgseweg 27 in Zelhem wordt een dove gevel gerealiseerd aan de wegzijde (Keijenborgseweg) die voldoet aan de Wgh.
12.2.3 Woningen     

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bestemmingsvlak zijn maximaal twee woningen toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  2. de toegestane woningen zijn allen in één hoofdgebouw gesitueerd;
  3. de inhoud van het hoofdgebouw tezamen met aan- en uitbouwen, waarbinnen de woning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt grotere inhoud als maximum;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  5. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  6. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m.
12.2.4 Herbouw van woningen     

Herbouw van bestaande woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. de herbouw plaatsvindt met de bestaande situering;
  2. herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze.
12.2.5 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte mag per woning in totaal maximaal 100 m2 bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' een andere maatvoering is opgenomen;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  4. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning bedraagt maximaal 20 m.
12.2.6 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen bij woningen, niet zijnde hooibergen, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte van overkappingen bedraagt per woning in totaal maximaal 30 m2;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  3. de afstand van een overkapping tot de woning bedraagt maximaal 20 m.
12.2.7 Hooiberg     

Voor hooibergen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bebouwde oppervlakte bedraagt per woning maximaal 36 m2;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  4. de afstand van een hooiberg tot de woning bedraagt maximaal 20 m.
12.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 m, met dien verstande dat pergola's zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  2. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen de overige gronden bedraagt maximaal 2 m;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat afrastering van landbouwgronden is toegestaan met een hoogte van maximaal 1,5 m;
  4. de bouwhoogte van zwembaden bedraagt maximaal 0,6 m;
  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m;
  6. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  7. de hoogte van de grondgebonden zonnepanelen zoals bedoeld in 12.1.1 onder h bedraagt maximaal 3 m ten opzichte van het peil.

12.3 Nadere eisen     

12.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – gemeentelijk monument' van toepassing is en op percelen genoemd in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

12.3.2 Nadere eisen i.v.m. landschaps- en natuurwaarden     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de landschaps- en natuurwaarden, als bedoeld in 3.1, 4.1 en 5.1.

12.4 Afwijken van de bouwregels     

12.4.1 Omgevingsvergunning verplaatsing of herbouw woning buiten de bestaande funderingen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.4, teneinde verplaatsing van een woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden ter plaatse van de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen woning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige situering;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de woning tot maximaal 20 m buiten de bestaande fundamenten te situeren, indien dit vanuit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is;
  3. indien sprake is van het verplaatsen van de woning dichter bij de weg zal uit een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat wordt voldaan aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel;
  4. de nieuwe situering van de woning is stedebouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  5. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
  6. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
12.4.2 Omgevingsvergunning vergroten maximum bebouwde oppervlakte bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.5 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte toe te staan. Dit dient in combinatie te gaan met sloop van met vergunning/legaal gebouwde gebouwen. Hierbij geldt dat karakteristieke bebouwing behouden blijft. De regeling is als volgt:

  1. per aantal vierkante meters gesloopte oppervlakte, minus de al toegestane 100 m2, is 20% extra bebouwde oppervlakte toegestaan;
  2. de in totaal toegestane bebouwde oppervlakte mag echter niet meer bedragen dan 375 m2.
12.4.3 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 12.2.8 genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

a. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;

b. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven

bestemming.

12.4.4 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 12.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking van de genoemde maat/maten is noodzakelijk ten behoeve van duurzaamheid, invaliditeit, woningsplitsing, het verkrijgen van een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning;
  2. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4.5 Omgevingsvergunning nevenfuncties     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde maximaal 350 m² van de bestaande bijbehorende bouwwerken, zijnde vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van nevenfuncties:

- zoals bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies, met uitzondering van de categorie 'Verblijfsrecreatie', alsmede detailhandel en horeca, waarbij een theetuin wel is toegestaan,

- en voor milieuhygiënisch vergelijkbare functies met die uit Bijlage 2 Toegelaten functies, mits:

  1. nevenfuncties uitsluitend van toepassing zijn op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  2. er geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie plaatsvindt;
  3. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  4. niet meer dan 50% van de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt tot een maximum van 350 m2;
  5. de vereveningsbijdrage bij karakteristieke/monumentale gebouwen bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en zoals opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – gemeentelijk monument';
  6. de vereveningsbijdrage bij “overige gebouwen” bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  7. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  8. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
  9. er dient sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  10. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals opgenomen in artikel 3.1, 4.1 en 5.1;
  11. voor een theetuin niet meer dan 50 m2 wordt gebruikt;
  12. parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen erf.
12.4.6 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. deze uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gesitueerd;
  2. deze buiten het bestemmingsvlak worden gesitueerd indien plaatsing binnen dit vlak redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de situering van de turbine maximaal 100 m van de woning(en) of de bebouwing, als geen woning aanwezig is, geplaatsvindt;
  3. per bestemmingsvlak maximaal 2 kleine windturbines worden geplaatst;
  4. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  5. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  6. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  7. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder e en f genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder;
  8. kleine windturbines en mini-windturbines niet worden gesitueerd op gronden die zijn bestemd als 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' of 'Waarde - Beschermd stadsgezicht';
  9. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  10. bij plaatsing van de turbine(s) buiten het bouwvlak een afstand van minimaal 100 m in acht wordt gehouden tussen de turbine(s) en het dichtstbijzijnde erf van derden;
  11. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN en GO;
  12. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast.

12.5 Specifieke gebruiksregels     

12.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning.

12.5.2 Voorwaardelijke verplichting Halsedijk 13 Halle     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 52' geldt dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2022-1A' (NL.IMRO.1876.VPL2201A-VG01) het landschappelijk inpassingsplan is gerealiseerd, wordt onderhouden en in stand wordt gehouden overeenkomstig het Bijlage 13 Landschappelijke inpassing Halsedijk 13 Halle bij deze regels opgenomen.

12.5.3 Voorwaardelijke verplichting Doetinchemseweg 74 en 74A Zelhem     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 45' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 15 Landschappelijke inpassing Doetinchemseweg 74 en 74A Zelhem, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2020-0915) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden binnen de bestemmingen Wonen - 1' en 'Agrarisch met waarden - Landschap.

12.5.4 Voorwaardelijke verplichting Bakermarksedijk 19 en 19A Baak     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 46' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 16 Landschappelijke inpassing Bakermarksedijk 19 en 19A in Baak, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2020-1620) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

12.5.5 Voorwaardelijke verplichting Schardijk 7 en 7A Hengelo     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 47' geldt dat de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 17 Landschappelijke inpassing Scharfdijk 7 en 7A Hengelo, binnen één jaar nadat de vergunning (kenmerk 2020-2347) onherroepelijk is geworden dienen te zijn aangelegd en in stand worden gehouden.

12.5.6 Voorwaardelijke verplichting Binnenweg 4 Drempt     

Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijk inpassingsplan 25' ten behoeve van de in 10.1 genoemde doeleinden, is enkel toegestaan indien uiterlijk binnen één jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de landschappelijke inpassing van het plangebied is gerealiseerd, wordt onderhouden en in stand wordt gehouden overeenkomstig het in Bijlage 9 Landschappelijk inpassingsplan Binnenweg 4 Drempt bij deze regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan.

12.5.7 Voorwaardelijke verplichting Schiphorsterweg 8 en 8a Toldijk     

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - landschappelijke inpassing 53' geldt dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied; Veegplan 2022-1A' (NL.IMRO.1876.VPL2201A-VG01) het landschappelijk inpassingsplan is gerealiseerd, wordt onderhouden en in stand wordt gehouden overeenkomstig het Bijlage 22 Landschappelijke inpassing Schiphorsterstraat 8 en 8a Toldijk bij deze regels opgenomen (geldt voor Wonen - 1 en Agrarisch) .

12.6 Afwijken van de gebruiksregels     

12.6.1 Omgevingsvergunning en kleinschalige kampeerterreinen     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve kleinschalig kampeerterrein, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de functies zijn uitsluitend toegestaan bij woonbestemmingen welke buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) zijn gelegen;
  2. het kleinschalige kampeerterrein wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak;
  3. van de bebouwde oppervlakte mag maximaal 100 m² worden gebruikt voor deze voorziening;
  4. voor trekkershutten gelden de volgende bepalingen:
    1. per 10 kampeerplaatsen is 1 trekkershut toegestaan;
    2. de bebouwde oppervlakte mag per trekkershut niet meer bedragen dan 35 m2;
    3. de trekkershutten tellen mee in het totale aantal kampeerplaatsen en in het toegestane bebouwde oppervlak; stacaravans of chalets zijn niet toegestaan;
  5. de voorziening, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  6. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  7. de voorziening is uitsluitend toegestaan tijdens het kampeerseizoen;
  8. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  10. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  11. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan daartoe een inrichtingsplan eisen;
  12. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden.
12.6.2 Omgevingsvergunning combinatie van recreatieve activiteiten     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde (een combinatie van) recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Bijlage 2 Toegelaten functies toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. ten behoeve van recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten met een maximum van 3 en kleinschalig kampeerterrein is een maximale oppervlakte van 500 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke bebouwing toegelaten; binnen deze maat kan maximaal 50 m² bebouwing benut worden voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  2. er is sprake geweest van een voormalig agrarisch bouwvlak waarvan de bestemming na de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen Buitengebied Hengelo/Vorden 2005, Buitengebied Zelhem 2011 en Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel is gewijzigd in een burgerwoning;
  3. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  4. kleinschalige nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de oppervlakte van de nieuwbouw wordt gecompenseerd door sloop van niet- karakteristieke bebouwing;
  5. de vereveningsbijdrage bij “karakteristieke/monumentale gebouwen” bestaat uit de instandhouding van de karakteristieke/monumentale gebouwen zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  6. de vereveningsbijdrage bij "overige gebouwen" bestaat uit een kwaliteitsbijdrage zoals sloop, een groene invulling, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing of verbetering van de infrastructuur;
  7. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen;
  8. maximaal 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag worden ingezet voor deze recreatieve functies;
  9. het aantal kampeerplaatsen bedraagt maximaal 30;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. functieverandering is uitsluitend van toepassing op fysiek bestaande, legale en vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen;
  12. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  13. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersafwikkelingssituatie ter plaatse;
  14. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  15. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  16. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden zoals bedoeld in artikel 3.1, 4.1 en 5.1.

Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.

12.7 Wijzigingsbevoegdheid     

12.7.1 Wijziging Recreatie - Verblijfsrecreatie     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zoals opgenomen in Bijlage 8 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', teneinde recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. van deze wijzigingsbevoegdheid kan bij burgerwoningen uitsluitend gebruik worden gemaakt indien:
    1. op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan reeds één van de onder b vermelde recreatieve functies aanwezig is;
    2. het gronden betreft van een voormalig agrarisch bouwvlak met bedrijfsgebouwen;
  2. de recreatieve verblijfsdoeleinden mogen uitsluitend bestaan uit recreatiewoningen, recreatieappartementen, bed & breakfastvoorzieningen, groepsaccommodaties, trekkershutten tot een maximum van 3 en een kleinschalig kampeerterrein;
  3. de oppervlakte van de recreatieve verblijfsdoeleinden zijn met een maximale oppervlakte van 750 m² van bij voorkeur bestaande karakteristieke gebouwen toegelaten, inclusief maximaal 50 m² bebouwing voor kleinschalige horecavoorzieningen;
  4. recreatiewoningen, -appartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van recreatieve doeleinden;
  5. kleinschalige toegestane nieuwbouw moet qua hoogte en maatvoering aansluiten bij de bestaande karakteristieken; de overige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
  6. de initiatiefnemer dient een door het bevoegd gezag goed te keuren bedrijfs- en inrichtingsplan te overleggen; de wijzigingen op het perceel dienen op landschappelijk verantwoorde wijze te worden ingepast;
  7. er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
  8. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  9. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Wonen - Landhuis     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

13.1 Bestemmingsomschrijving     

13.1.1 Algemeen     

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woondoeleinden;
  2. bestaande nevenfuncties zoals opgenomen in de tabel in 13.1.2 onder b;
  3. aan huis verbonden activiteit;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, gewassen en houtopstanden;
  6. bij het landhuis behorende erven;
  7. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';
  8. wegen, parkeervoorzieningen, fiets- en wandelpaden;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 13.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

13.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving     

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 13.1.1:

a Aan huis verbonden activiteit     

Het gebruik van een woning of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de woning;
  3. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het geheel blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  8. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  9. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  10. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.
b Nevenfuncties     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'Aard van de nevenfunctie' opgenomen nevenfuncties toegestaan.

Aanduiding Landhuis en adres Aard van de nevenfunctie
specifieke vorm van wonen - landhuis 1 Kasteel Vorden, de Horsterkamp 8, 10, 12 en 14 Vorden kantoor, expositieruimte, trouwlocatie, vergaderruimten, muziekuitvoeringen, horeca, 3 x bed & breakfast en 1 recreatiewoning, verzorgingsinstituut
specifieke vorm van wonen - landhuis 2 Hackfort, Baakseweg 4, 6, 8, 8A t/m 8E en 10 Vorden kantoor, sociaal-educatief, horeca ; wonen en verblijfsrecreatie max. 7 appartementen
specifieke vorm van wonen - landhuis 3 De Wiersse, Wiersserallee 5, 7, 9 en 11 Vorden 2 x logiesfunctie
specifieke vorm van wonen - landhuis 4 't Medler, Ruurloseweg 115 en 115A Vorden kantoor, horeca en verblijfsrecreatie
specifieke vorm van wonen - landhuis 5 't Zelle, Ruurloseweg 92 en 92A Hengelo kantoor, zakelijke dienstverlening, culturele- en maatschappelijke (dagbesteding) activiteiten
specifieke vorm van wonen - landhuis 6 't Regelink, Regelinklaan 3, 5, 5A t/m 5D Hengelo kantoor, logies
specifieke vorm van wonen - landhuis 7 Onstein, Onsteinseweg 15 en 17 Vorden kantoor
specifieke vorm van wonen - landhuis 8 Wientjesvoort Noord, Ruurloseweg 81 en 83 Vorden kantoor
specifieke vorm van wonen - landhuis 9 Het Kervel, Kervelseweg 38 Hengelo conferentieoord, kamerverhuur en 126 m2 klaslokalen tbv internationale school

13.2 Bouwregels     

13.2.1 Algemeen     

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

13.2.2 Gebouwen     

Met betrekking tot de toegelaten bouwwerken zoals vermeld in 13.2.1 gelden de volgende voorwaarden:

  1. per bestemmingsvlak is één woning toegestaan tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan; een woning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw;
  2. de woningen kunnen in aparte hoofdgebouwen dan wel tezamen in één hoofdgebouw zijn gesitueerd; het aantal en de verdeling van de woningen over de hoofdgebouwen is in onderstaande tabel vastgelegd; in de tabel staat elke huisnummer voor één woning;
Landhuis Eén hoofdgebouw met daarin één woning Eén hoofdgebouw met daarin twee of meer woningen Twee of drie hoofdgebouwen met daarin elk één woning
Hackfort, Vorden Baakseweg 4 Vorden - -
De Wildenborch,Vorden - - Wildenborchseweg 20 en 22 Vorden
De Wiersse, Vorden - - Wiersseralle 9 en 11 Vorden
Suideras, Vierakker Vierakkersestraatweg 34 Vierakker Vierakkersestraatweg 36 en 38 Vierakker
't Medler, Vorden - - Ruurloseweg 115 en 115a Vorden
't Regelink, Hengelo Regelinklaan 3 Hengelo Regelinklaan 5A, 5B, 5C en 5D Hengelo -
Den Bramel, Vorden - Almenseweg 51, 53 en 55 Vorden Almenseweg 47 en 49 Vorden
Het Enzerinck, Vorden Almenseweg 60 Vorden Almenseweg 58 en 58a Vorden -
Wientjesvoort Noord, Vorden - - Ruurloseweg 83 en 81a 81b Vorden
Het Meenink, Hengelo - - Meeninklaan 5 en 5A Hengelo

  1. de bestaande bouw- en goothoogte, oppervlakte en inhoud van de gebouwen en bijgebouwen gelden als maximum.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2,5 meter bedragen, met uitzondering van vlaggen- en verlichtingsmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt en zwembaden waarvoor geldt dat de hoogte maximaal 0,6 meter mag bedragen;
  2. de oppervlakte van een zwembad bedraagt maximaal 75 m2.

13.3 Nadere eisen     

13.3.1 Nadere eisen i.v.m. monumenten     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waarop de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' van toepassing is en op percelen genoemd in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast.

13.4 Afwijken van de bouwregels     

13.4.1 Omgevingsvergunning hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 13.2.3 genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 13.1.
13.4.2 Omgevingsvergunning maatvoering     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 13.2 genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking van de genoemde maat/mate is noodzakelijk ten behoeve van duurzaamheid, invaliditeit, woningsplitsing, het verkrijgen van een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning;
  2. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning voor de inhoudsmaat van woningen kan worden verleend;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden en belangen als omschreven in 13.1.
13.4.3 Omgevingsvergunning duurzame energie-opwekking     

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde grondgebonden zonne-installaties voor de eigen energievoorziening, kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan, mits:

  1. de zonne-installaties en mini-windturbines uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gesitueerd;
  2. kleine windturbines bij voorkeur binnen het bestemmingsvlak worden gesitueerd;
  3. kleine windturbines buiten het bestemmingsvlak worden gesitueerd indien plaatsing binnen dit vlak redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de situering van de turbine maximaal 100 m van de woning plaatsvindt;
  4. per bestemmingsvlak maximaal 2 kleine windturbines worden geplaatst;
  5. de bouwhoogte van de zonne-installaties maximaal 3 m is;
  6. de aanwezige daken van de woning(en) en bijgebouwen onvoldoende geschikt zijn door vorm, constructie, monumentale waarde, afmeting of oriëntatie om de zonnecollectoren op te bevestigen, danwel dat deze ruimte al benut is;
  7. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  8. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quickscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  9. bij grondgebonden zonne-installaties is sprake van een goede landschappelijke inpassing;
  10. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN en GO;
  11. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast.

13.5 Specifieke gebruiksregels     

13.5.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid     

  1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen met inachtneming van de in 13.1.1 onder e, f en g genoemde doeleinden voor de volgende functies en herinrichtingsmogelijkheden overeenkomstig de onderstaande tabel en voorwaarden;
Landhuis Aan huis verbonden activiteit,

oppervlak boven 50 m2
Recreatiewo ning of

recreatieapp artement
Sociaal-edu catieve voorziening en Resta urant/ Tea

room
Groeps accom modati e Hotel Conferentie- oord
Kasteel Vorden X X X X X X X
Hackfort X X X X X X X
De Wiersse X X X X X
De Wildenborch X X X X X
Den Bramel X X X X X
't Medler X X X X X
Onstein X X X X X
Kiefskamp X X X X X
Suideras X X X X X
Het Enzerinck X X X X X
't Zelle X X X X X X X
Het Regelink X X X X X
Het Kervel X X X X X
Het Meenink X X X X X

  1. de initiatiefnemer overlegt een door burgemeester en wethouders goed te keuren ontwikkelingsvisie over het gehele landgoed; cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden worden hierin ook betrokken; een ecologisch onderzoek maakt hier deel van uit indien het landgoed in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) is gelegen;
  2. het gebruik van de oppervlakte van de bestaande gebouwen voor de vermelde hoofd- en nevenfuncties is in onderstaande tabel met een percentage aangegeven, waarbij geldt dat de nevenfuncties, zoals vermeld in de kolommen 1 tot en met 5, uitsluitend in combinatie met wonen is toegelaten;
1 2 3 4 5 6 7
Aan huis verbonden activiteit, oppervlak boven 50 m2  Recreatiewoni ng of

recreatieappart ement
Sociaal- educatieve voorzienin gen Restaur ant/Tea room Groepsa ccommo datie Hotel Conferentie -oord
max. % bebouwing voor de toegelaten functie 40% 40% 40% 40% 40% 100% 100%

  1. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. de nieuwe functies is afgestemd op de capaciteit van het bestaande wegennet;
  3. eventuele nieuwe parkeerruimte moet op een zorgvuldige manier worden ingepast;
  4. recreatiewoningen, recreatieappartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie voor recreatiedoeleinden.

Artikel 14 Leiding - Gas     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding.

14.2 Bouwregels     

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op de in 14.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken van geringe omvang worden gebouwd ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

14.4.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren op de in dit artikel bedoelde gronden:

  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend graafwerkzaamheden, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het vellen of rooien van houtgewas;
  7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
14.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 14.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  4. welke vallen onder de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
14.4.3 Beoordelingscriteria     

De in 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 15 Leiding - Riool     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een drukrioolleiding.

15.2 Bouwregels     

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen de in 15.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken van geringe omvang worden gebouwd ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4m.

15.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

15.4.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het vellen of rooien van houtgewas;
  7. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur van 2,5 m of hoger.
15.4.2 Uitzondering vergunningsplicht     

Het in 15.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  4. welke vallen onder de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
15.4.3 Beoordelingscriteria     

De in 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 16 Leiding - Water     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding.

16.2 Bouwregels     

Op de in 16.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2. teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

16.4.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het vellen of rooien van houtgewas.
16.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 16.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  4. welke vallen onder de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
16.4.3 Beoordelingscriteria     

De in 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 17 Waarde - Archeologie     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

17.2 Bouwregels     

17.2.1 Algemeen     

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2 dient de aanvrager een rapport van archeologisch onderzoek te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
17.2.2 Advies archeoloog     

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 17.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

17.2.3 Uitzondering bouwregels     

Het bepaalde in 17.2.1 onder a geldt niet indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 50 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.

17.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

17.4.1 Vergunningplicht     

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
17.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 17.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,4 m onder het bestaande maaiveld;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  4. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  5. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  6. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
  7. indien is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een rapport van archeologisch onderzoek, danwel andere beschikbare informatie.
17.4.3 Beoordelingscriteria     

Ten aanzien van de in 17.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen; in het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld; indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
17.4.4 Voorwaarden aan vergunning     
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  2. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 18 Waarde - Archeologische verwachting 1     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

18.2 Bouwregels     

18.2.1 Algemeen     

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 dient de aanvrager een rapport van archeologisch onderzoek te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
18.2.2 Advies archeoloog     

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 18.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

18.2.3 Uitzondering bouwregels     

Het bepaalde in 18.2.1 onder a geldt niet indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 250 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.

18.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

18.4.1 Vergunningplicht     

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
18.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 18.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
  6. indien is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een rapport van archeologisch onderzoek, danwel andere beschikbare informatie.
18.4.3 Beoordelingscriteria     

Ten aanzien van de in 18.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen; in het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld; indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
18.4.4 Voorwaarden aan vergunning     
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  2. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.4.1 wint deze advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Archeologische verwachting 2     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

19.2 Bouwregels     

19.2.1 Algemeen     

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m2 dient de aanvrager een rapport van archeologisch onderzoek te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
19.2.2 Advies archeoloog     

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 19.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

19.2.3 Uitzondering bouwregels     

Het bepaalde in 19.2.1 onder a geldt niet indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 1000 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.

19.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

19.4.1 Vergunningplicht     

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
19.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 19.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
  6. indien is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een rapport van archeologisch onderzoek, danwel andere beschikbare informatie.
19.4.3 Beoordelingscriteria     

Ten aanzien van de in 19.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen; in het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld; indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
19.4.4 Voorwaarden aan vergunning     
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  2. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 19.4.1 wint deze advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologische verwachting 3     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

20.2 Bouwregels     

20.2.1 Algemeen     

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 5.000 m2 dient de aanvrager een rapport van archeologisch onderzoek te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
20.2.2 Advies archeoloog     

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 20.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

20.2.3 Uitzondering bouwregels     

Het bepaalde in 20.2.1 onder a geldt niet indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 5.000 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen.

20.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

20.4.1 Vergunningplicht     

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 5.000 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
20.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 20.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
  6. indien is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een rapport van archeologisch onderzoek, danwel andere beschikbare informatie.
20.4.3 Beoordelingscriteria     

Ten aanzien van de in 20.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen; in het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld; indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
20.4.4 Voorwaarden aan vergunning     
  1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  2. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 20.4.1 wint deze advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Beschermingszone natte natuurparel     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

21.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

21.2.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  4. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.
21.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 21.2.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. zover de daar genoemde werken en werkzaamheden worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met uitzondering van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  3. voor werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen op moment van in werking treden van het plan.
21.2.3 Beoordelingscriteria     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 21.2.1 mag alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, zoals bedoeld in 21.2.1, wint deze advies in bij het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

Artikel 22 Waterstaat - Waterberging     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterbergingsgebied ter verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen.

22.2 Bouwregels     

22.2.1 Algemeen     

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd; deze regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken;
  2. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.

22.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits het belang van de waterberging hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de waterbeheerder.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

22.4.1 Vergunningplicht     

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 22.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
22.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht     

Het in 22.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.
22.4.3 Beoordelingscriteria     

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 22.4.1 moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bergingscapaciteit van de gronden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning zoals bedoeld in artikel 22.4.1, wint deze advies in bij de beheerder van het gebied in de zin van de Waterwet.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering en bij die functie behorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels     

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op en in de gronden als bedoeld in 23.1, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden.

23.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 ten behoeve van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 23.1, mits de belangen van de waterkering niet onevenredig worden aangetast. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Onderhavig plan is een herziening van het totaalplan voor landelijk gebied (zie paragraaf 4.1 van de plantoelichting). Om qua structuur en opbouw van de regels geen verschillen te krijgen tussen het totaalplan en dit plan, is er voor gekozen om de gehele bestemmingsregeling in dit plan op te nemen. Dus ook onderdelen die in dit plan niet van toepassing zijn maar wel voorkomen in het totaalplan.

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels     

25.1 Afwijkende maatvoeringen     

Indien er op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bouwwerken met afwijkende maatvoeringen aanwezig zijn of in uitvoering zijn, mits niet-wederrechtelijk totstandgekomen, danwel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijken van het plan, dan zijn ter plaatse deze afwijkende maatvoeringen toegelaten.

25.2 Zonebepaling bouwen langs A-watergang, wegen en windmolen, industrieterrein, alsmede milieubeschermingsgebieden     

25.2.1 Algemene bepaling     

Onverminderd het in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen geen bouwwerken worden opgericht in de navolgende zones:

a A-watergang     

5 meter aan weerszijden van A-watergangen.

b Wegen     

Ten aanzien van de in Artikel 9 Verkeer onderscheiden en als zodanig aangeduide categorieën van wegen gelden de volgende zones:

  1. 40 meter aan weerszijden van de as van een ontsluitings- of gebiedstoegangsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 1';
  2. 25 meter aan weerzijden van de as van een erftoegangsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 2';
  3. 15 meter aan weerszijden van de as van een onverharde weg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 3'.
c Verkeer - Railverkeer     

Ten aanzien van 'Verkeer - Railverkeer' gelden de volgende zones:

  1. 11 meter gemeten vanaf het hart van het spoor ingeval het spoor op maaiveldhoogte ligt;
  2. 20 meter gemeten vanaf het hart van het spoor bij binnenbogen;
  3. 6 meter gemeten van de teen van het talud indien het spoor op een verhoging ligt;
  4. 20 meter gemeten vanaf het hart van het spoor in en de as van de weg en een afstand van 500 meter aan weerszijden van de overweg bij onbewaakte overwegen in het buitengebied.
d Vrijwaringszone - molenbiotoop     

Voor molens en gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden de volgende regels:

  1. onverminderd het in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen geen bouwwerken, worden gebouwd binnen 100 meter rond de molen, welke hoger zijn dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. voor de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' binnen een afstand van 100 tot 400 meter rond de molen bedraagt de hoogte maximaal 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen, gerekend van de onderste punt van de verticale staande wiek;
  3. de uitgroeihoogte van beplanting mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van bouwwerken die op grond van het bepaalde onder 1 en 2 is toegestaan.
e Geluidzone - industrie     

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het bouwen van nieuwe (dienst)woningen of andere qua functie geluidsgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan.

f Geluidzone - motorcross     

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - motorcross' is het bouwen van nieuwe (dienst)woningen of andere qua functie geluidsgevoelige gebouwen niet toegestaan.

25.2.2 Uitzonderingsbepaling     

De onder 25.2.1 onder b en c weergegeven zones zijn niet van toepassing op bestaande gebouwen die daarvan afwijken, mits bij herbouw of uitbreiding van het betreffende gebouw de bestaande afstand tot de as van de weg gelijk blijft, waarbij voor de onderscheiden wegen een uiterst minimum geldt van:

  1. 30 m aan weerszijden van de as van een ontsluitingsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 1';
  2. 15 m aan weerszijden van de as van een gebiedsontsluitingsweg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 2';
  3. 10 m aan weerszijden van de as van een onverharde weg, aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - 3';
  4. 11 m aan weerszijden van de as van spoorlijn.
25.2.3 Omgevingsvergunning     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2.1:

  1. onder a, ten behoeve van de uitbreiding of nieuwbouw van de binnen deze zone gelegen bouwwerken indien het waterstaatsbelang niet wordt geschaad en na het inwinnen van advies bij de beheerder van de watergang;
  2. onder b en c na het inwinnen van advies bij de bevoegde beheerders;
  3. onder d, indien gebleken is dat het oprichten van bouwwerken uit stedebouwkundig oogpunt wenselijk en aanvaardbaar is en er geen belemmeringen ontstaan voor de instandhouding van de molenbiotoop;
  4. onder e teneinde de vestiging van geluidgevoelige gebouwen en terreinen mogelijk te maken, mits het bevoegd gezag een hogere waarde in de zin van de Wet geluidhinder vaststelt.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels     

26.1 Strijdig gebruik     

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het agrarisch bouwperceel;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. het gebruik van de gronden voor teeltondersteunende voorzieningen voor pot- en containerteelt in grondwaterbeschermingsgebieden en gebieden met dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel';
  5. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruiteelt en/of boomkwekerijen, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in:
    1. grondwaterbeschermingsgebieden;
    2. gebieden met dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel';
    3. een zone van 50 m rondom de woonbestemmingen;
    4. een zone van 50 m rondom bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie';
    5. een zone van 50 m rondom de kernen die op de plankaart zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
  6. de wijziging in het gebruik van de gronden ten behoeve van boomkwekerijen in de gebieden met de aanduiding 'overige zone - waardevol open gebieden waaronder essen';
  7. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, groepsaccommodatie, recreatieappartement, chalet of mobiele kampeervoertuigen ten behoeve van permanente bewoning;
  8. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.

26.2 Evenemententerrein     

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduidingen is, naast de in de betreffende bestemming opgenomen bestemmingsomschrijving, mede het gebruik voor evenementen toegestaan, mits wordt voldaan aan de in onderstaande tabel opgenomen periodes en type evenement. De op de verbeelding aangeduide gronden met een zelfde aanduiding moeten worden beschouwd als één evenemententerrein.

Aanduiding Soort evenement Adres Aantal bezoekers Aantal dagen evenement respectievelijk opbouw- en afbraak
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2 Piratenfestijn Slangenburgweg tegenover nr. 2   1 avond per jaar + 1 week ervoor + 1 week erna
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 3 Parkeer- en kampeerterrein t.b.v. wedstrijden op het motorcrossterrein Wolfersveenweg nabij nr. 14   3 weekeinden per jaar + 1 week ervoor + 1 week erna
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 5 Paasvuur Velswijk Kruisbergseweg nabij nr. 12   Eerste Paasdag + 6 weken ervoor + 4 weken ernaar
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 6 Muziekoptredens en evenementen die hoofdzakelijk overdag plaatsvinden zoals country fairs, trekkertrek,sheepdog trails met ondergeschikte detailhandel Wolfsstraat 5 Tolijk   12 dagen per jaar een evenement + 1 week ervoor + 1 weerk erna
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 7 Openlucht toneelfestijn Spalderkampseweg/

Greffelinkallee 8 Hummelo
  3 ot 4 aaneengesloten dagen per jaar + 1 week ervoor +1 week erna
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 8 1) Festival 'Høken in Toldiek'

2) Lentefeest
Hoogstraat 15 en terrein aan de noordzijde van Hoogstraat 15   1) 3 aaneengesloten dagen per jaar + 2 dagen ervoor + 2 dagen erna

2) 2 aaneengesloten dagen per jaar + 2 dagen ervoor + 2 dagen erna
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 11 1) Wandeltocht

2) Wegrace

3) Veteranenrally

4) Varssels Feest

5) Off Road

inclusief parkeren en kamperen t.b.v. deel- nemers van de evene- menten 1, 2, 3 en 5
Varsselseweg 34 Hengelo en terreinen aan de zuidzijde van Varsselseweg 34 1) 500

2) 10.000

3) 200

4) 500

5) 2000
1) 1 + 3

2) 2 + 26

3) 3 + 10

4) 1 + 7

5) 1 + 13
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 12 1) Koetsenrit

2) Historisch festijn

3) Concours hippique
kasteelweide: terrein ten noorden en noordwesten van de Horsterkamp 8, 10, 12 en 14 Vorden 1) 1000

2) 2000

3) 1600
1) 1 + 2

2) 2 + 4

3) 2 + 4

specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 13 1) Hackfortfestival

2) Vijverconcerten
Baakseweg 8 Vorden 1) 4000

2) 100 per concert
1) 2 + 3

2) 2

26.3 Voorwaardelijke verplichting parkeernormen     

Bij het wisselen of toevoegen van functies van gebouwen en gronden binnen de in de betreffende bestemming toegelaten functies, mag dit gewijzigde gebruik pas plaatsvinden indien ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen is voldaan aan de normering zoals hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels     

27.1 Gebiedsaanduidingen     

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:

  • 'overige zone – waardevolle open gebieden waaronder essen';
  • 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 1' tot en met 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 54';
  • 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting';

aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

27.2 Luchtvaartverkeerszone - laagvlieggebied     

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' geldt een laagvliegroute voor straaljagers en is geen bebouwing hoger dan 40 m boven maaiveld toegestaan.

27.3 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied     

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit.

27.3.1 Algemeen     

Op deze gronden mogen ten behoeve van het bepaalde in 27.3 bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 m.

27.3.2 Bouwregels overige geldende bestemmingen     

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd overeenkomstig het bepaalde in de bijbehorende bouwregels.

27.3.3 Voorwaardelijke verplichting     

Bij het bouwen van bouwwerken, het gebruik van gebouwen en gronden en/ of het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden mag dit pas plaatsvinden indien is voldaan aan de regels zoals die hiervoor zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland.

27.4 Milieuzone - nazorg stortplaats     

27.4.1 Milieuzone - nazorg stortplaats     

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - nazorg stortplaats' zijn de gronden tevens bestemd voor nazorg en monitoringsvoorzieningen ten behoeve van de vuilstortlocatie zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het plan.

27.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Ten behoeve van de nazorg zijn ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - nazorg stortplaats' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, die ten dienste staan aan de nazorg- en monitoring van de stortplaats, met een maximale hoogte van 1 m.

27.5 Veiligheidszone - lpg     

27.5.1 Verbod     

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', de plaatsgebonden risicocontour van het lpg-vulpunt, de lpg-tank of het lpg-afgiftepunt, zijn geen bedrijfswoningen, geen onzelfstandige kantoren en geen enkele vorm van detailhandel of overige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

27.5.2 Omgevingsvergunning toestaan (beperkt) kwetsbare objecten     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.5.1 teneinde bouwwerken toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg', met dien verstande dat het bouwen uitsluitend is toegestaan als voldaan wordt aan de wet- en regelgeving ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Daarbij wordt een verantwoording gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van het lpg-vulpunt.

27.5.3 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde (een gedeelte van) de 'veiligheidszone - lpg' te verwijderen en de bijbehorende regels en begrippen op dit punt aan te passen indien het lpg-vulpunt wordt verwijderd, danwel indien door het nemen van technische maatregelen blijkt dat de tot het vulpunt aan te houden afstand kan worden verkleind.

27.6 Veiligheidszone - propaan     

27.6.1 Bouwregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.

27.6.2 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' te wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
  2. de aanduiding 'veiligheidszone - propaan' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.

27.7 Wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed     

Indien ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed' een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is vereist, dan geldt aanvullend de voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed niet onevenredig mogen worden aangetast.

27.8 Overige zone - magneetveldzone     

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - magneetveldzone' is het bouwen ten behoeve van een gevoelige bestemming en/of het gebruik van de gronden als gevoelige bestemming, niet toegestaan.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels     

28.1 Omgevingsvergunning camperovernachtingsplaats     

28.1.1 Afwijkingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het gebruik van gronden als camperovernachtingsplaats, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. er worden minimaal 2 en maximaal 8 camperplekken ingericht van voldoende afmetingen;
  2. het terrein is eenvoudig ingericht, zonder de extra faciliteiten van een camping;
  3. stroom, water, vuilwaterafvoer en chemisch toiletafvoer zijn minimaal aanwezig;
  4. de maximale verblijfsduur bedraagt 72 uur aaneengesloten;
  5. de voorziening is het gehele jaar open;
  6. de locatie is goed bereikbaar;
  7. het terrein is alleen toegankelijk voor camper(bezitters);
  8. de locatie dient landschappelijk goed te worden ingepast;
  9. het verlenen van de vergunning mag niet leiden tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
  10. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  11. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  12. er vindt geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving plaats;
  13. de verkeersontsluitingssituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  14. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  15. de vergunning wordt niet verleend voor gronden met de bestemming 'Bos' of 'Natuur' of gronden met een bestemmingsregeling van gelijke strekking.
28.1.2 Voorwaarden aan vergunning     

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de vergunning als bedoeld in 28.1.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de situering en het maximaal aantal campers en personen, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

28.2 Omgevingsvergunning bedrijf categorie B     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 3.1.2 onder o, onder 8, 4.1.2 onder n, onder 8, 5.1.2 onder o, onder 8, 6.1.2, onder f, onder 8, 11.1.2 onder a, onder 8, 12.1.2 onder a, onder 8 en 13.1.2 onder a, onder 8 teneinde een bedrijf toe te staan uit categorie B van de bij de regels behorende Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, mits voldaan wordt aan het volgende:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. uit milieuoogpunt bestaat geen bezwaar tegen de vestiging van het bedrijf; omtrent de invloed van de bedrijvigheid op het milieu wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige;
  3. de activiteit mag aantoonbaar niet leiden tot significant negatieve effecten op Natura 2000-gebeiden.

28.3 Omgevingsvergunning woningsplitsing     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Wonen - Landhuis', teneinde het splitsen van een woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. woningsplitsing beperkt zich tot het eenmalig creëren van één extra woning binnen de contouren van een hoofdgebouw, waar reeds een verblijfsobject met een woonfunctie aanwezig is;
  2. beide woningen hebben na splitsing een gezamenlijke maximale inhoud van 750 m³. Indien en voorzover het bestaande hoofdgebouw een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum;
  3. elke woning heeft na splitsing recht op 100 m² aan bijgebouwen en het meerdere wordt gesloopt tenzij meer bij recht op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Indien sprake is van monumentale bijgebouwen vervalt het recht op 100 m2 extra bijgebouwen;
  4. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van een gemeentelijk of rijksmonument en eventuele (monumentale) bijgebouwen dienen gehandhaafd te blijven;
  5. woningsplitsing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- of leefklimaat en van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  7. er wordt voldaan aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de, op het moment van toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid, geldende Woonvisie 2019 - 2025.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels     

29.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bestemmingsvlak     

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de aangeduide bestemmingsvlakken bedoeld in de artikelen 6, 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Sport', 11, 12 , 'Wonen - 2' en 13 van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de vormverandering van het bestemmingsvlak mag uitsluitend plaatsvinden binnen een zone van 25 meter rondom het bestemmingsvlak;
  2. de vormverandering mag niet leiden tot vergroting van het bestemmingsvlak;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan hiertoe de initiatiefnemer verplichten een goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen functies en deze worden niet onevenredig in hun (ontwikkelings)mogelijkheden geschaad;
  5. er mogen geen negatieve effecten voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO) plaatsvinden;
  6. behoud en beheer van de landschappelijke en ecologische waarden;
  7. er mogen vanuit oogpunt van natuurwetgeving geen belemmeringen bestaan;
  8. er mogen vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen belemmeringen bestaan;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden.

29.2 Wijzigingsbevoegdheid sexinrichting     

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied sexinrichting' de bestemming wijzigen ten behoeve van de vestiging van één sexsinrichting, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  2. er wordt gebruik gemaakt van fysiek bestaande, legale vrijgekomen bebouwing van agrarische en niet-agrarische bedrijven;
  3. de afstand van de sexinrichting tot milieugevoelige functies bedraagt minimaal 30 m;
  4. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig geschaad;
  5. de karakteristieke en monumentale gebouwen, zoals opgenomen in Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument', worden in stand gehouden;
  6. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  7. het parkeren ten behoeve van de nieuwe functie vindt uitsluitend plaats op het erf;
  8. het parkeerterrein wordt op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast met gebiedseigen bomen en beplanting;
  9. de inrichting omvat ten hoogste 5 werkruimten en het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt maximaal 175 m2;
  10. de aangebrachte reclame-objecten worden qua kleurstelling, afmetingen en verlichting geïntegreerd in de architectuur van het pand, zoals nader aangegeven in de gemeentelijke welstandsnota, waardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van de overwegend landelijke omgeving.

Artikel 30 Overige regels     

30.1 Voorrangsregels     

30.1.1 Onderlinge relatie (dubbel)bestemmingen     

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

30.1.2 Voorrang dubbelbestemming     

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt:

  1. in de eerste plaats de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' danwel 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
  2. in de tweede plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waterstaat - Waterlopen' danwel 'Waterstaat - Waterstaatkundige funcite';
  3. in de derde plaats de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 31 Overgangsrecht     

31.1 Overgangsrecht bouwwerken     

31.1.1 Algemeen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
31.1.2 Omgevingsvergunning vergroten inhoud bouwwerk     

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van 31.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 31.1.1 met maximaal 10%.

31.1.3 Uitzondering     

Het bepaalde in 31.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik     

31.2.1 Algemeen     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

31.2.2 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 31.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

31.2.3 Onderbroken gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in 31.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

31.2.4 Uitzondering     

Het bepaalde in 31.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 32 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied; Veegplan 2022-1A.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 2 Toegelaten functies     

Bestemmingen

Agrarisch Agrarisch met waarden - Landschap Agrarisch met waarden - Natuur en landschap Gebieds -

gebonden
Functies
1. Verblijfsrecreatie Uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning in afwijking van de gebruiksregels en met een wijziging door burgemeester en wethouders.
* minicampings Ja
* recreatieappartementen Ja
* bed & breakfast Ja
* groepsaccomodatie Ja
* recreatiewoningen Ja
2. Dagrecreatie
* catering 1 N/H N/H N Ja
* café 1 N/H N/H N
* restaurant 1 N/H N/H N/H Ja
* eethuis 1 N/H N/H N/H Ja
* ijssalon 1 N/H N/H N/H Ja
* terras/theetuin 1 N/H N/H N/H Ja
* theeschenkerij 1 N/H N/H N/H Ja
* bezoekerscentrum N/H N/H N/H Ja
* paardenpension/stalling N/H N/H N/H Ja
* sauna N/H N/H N/H Nee
* verhuur van:
- paarden N N Ja
- fietsen N N N Ja
- kano's N N N Ja
- trapauto's N N N Ja
3. Zorg
* sociale nevenfunctie op agrarisch bedrijf (resocialisatie, therapie, gehandicapten) N/H N/H N/H
* individuele (para)medische of therapeutische praktijk N/H N/H N/H Ja
* privékliniek N/H N/H N/H
* kuuroord N/H N/H N/H Ja
* dagverblijf N/H N/H N/H Ja
* groepspraktijk N/H N/H N/H Ja
4. Opslag
* caravans / boten N/H N/H N Ja
* inboedel N/H N/H N Ja
* overige opslag N/H N/H N Ja
5. Overige functies
Landbouw verwante functies
Agrarische hulpbedrijven
* loonbedrijven N/H N/H - Ja
* drainagebedrijven N/H N/H - Ja
* veehandelsbedrijven N/H N/H - Ja
toeleverende bedrijven
* spermabank N/H N/H N Nee
* foeragehandel N/H N/H N Nee
* zaai en pootgoed N/H N/H N Ja
* opslag agrarische producten N/H N/H N Ja
* hoefsmederij N/H N/H N Ja
semi-agrarische bedrijven
* hoveniersbedrijven N/H N/H N/H Ja
* boomverzorgingsbedrijven N/H N/H N/H Ja
* natuur- en landschapsbeheer N/H N/H N/H Ja
* bosbouwbedrijven N/H N/H N/H Ja
* tuincentrum N/H N/H - Nee
* vis- escargot- wormkwekerij N/H N/H N/H Ja
manege N/H N/H N/H Ja
huifkarcentrum N/H N/H N/H Ja
Aan huis verbonden beroepen
dierenarts N/H N/H N/H Ja
atelier N/H N/H N/H Ja
overige aan huis verbonden-beroepen N/H N/H N/H Ja
Medisch (verwante) dienstverlening
dierenkliniek N/H N/H N/H Nee
Overige dienstverlening
cursuscentrum N/H N/H N/H Nee
crêche / peuterspeelzaal N/H N/H N/H Nee
museum / tentoonstellingsruimte N/H N/H N/H Ja
dierenasiel / pension N/H N/H N/H Nee
kappersbedrijf N/H N/H N/H Nee
computerservicebedrijf N/H N/H N/H Nee
adviesbureau N/H N/H N/H Ja
geluids- en/of TV-studio N/H N/H N/H Nee
post- en koeriersdiensten N/H N/H N/H Nee
telecommunicatie N/H N/H - Nee
antiekhandel N/H N/H N/H Nee
kunsthandel N/H N/H N/H Nee
Ambachtelijke landbouwproduktverwerkende bedrijven
- slagerij N N N Ja
- vleesverwerking N N N Ja
- zuivelverwerking N N N Ja
- plantaardige

produktverwerking
N N N Ja
- imkerij N/H N/H N/H Ja
- palingrokerij N/H N/H N/H Ja
- wijnmakerij N/H N/H - Ja
- ijsmakerij N/H N/H N/H Ja
- bierbrouwerij N/H N/H N/H Nee
- riet- en vlechtwerk N/H N/H N/H Nee
Overige ambachtelijke bedrijven
bouwbedrijven N/H N/H N Nee
- schildersbedrijven N/H N/H N Nee
- glas in lood zetterijen N/H N/H N Nee
- installatiebedrijven N/H N/H N Nee
- electrotechnisch

installatiebedrijf
N/H N/H N Nee
- dakdekkersbedrijf N/H N/H N Nee
- rietdekkersbedrijf N/H N/H N Ja
houtbewerkingsbedrijven N/H N/H N Nee
- houtzagerij en -schaverij N/H N/H N Ja
- speeltoestellenfabricage N/H N/H N Nee
lasinrichtingen / bankwerkerijen N/H N/H N Nee
vervaardigen medische instrumenten / precisie-instrumenten en orthopedische artikelen N/H N/H N Nee
meubelmakerij / restauratie N/H N/H N Nee
meubelstofferderijen N/H N/H N Nee
vervaardigen en reparatie sieraden N/H N/H N Nee
vervaardigen en reparatie muziekinstrumenten N/H N/H N Nee
spel- en speelgoedfabricage N/H N/H N Nee
textiel
- spinnen en weven van textiel N/H N/H N/H Nee
- vervaardigen van

textielwaren
N/H N/H N/H Nee
- kledingvervaardiging N/H N/H N/H Nee
reparatiebedrijven gebruiksgoederen N/H N/H N/H Nee
pottenbakkerij N/H N/H N/H Nee
natuursteenbewerking beeldhouwerij N/H N/H N/H Nee
zeefdrukkerij N/H N/H N/H Nee
grafische bedrijven N/H N/H N/H Nee
verkoop eigen agrarische producten N N/H N/H Ja

1 = gemaximeerd op 50m2

N = nevenactiviteit

H = hoofdactiviteit

Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP)     

  Hengelo

verplicht

Hummelo en Keppel

Binnenweg 9 Achter-Drempt
Broekstraat 8/8a Hummelo
Broekstraat 10 Hummelo
Broekstraat 12 Hummelo
Broekstraat 14 Hummelo
Broekstraat 15 Hummelo
Broekstraat 17 Hummelo
Broekstraat 20 Hummelo
Broekstraat 27 Hummelo
Broekstraat 29 Hummelo
Broekstraat 33 Hummelo
Broekstraat 35 Hummelo
Broekstraat 37 Hummelo
Broekstraat 39 Hummelo
Broekstraat 47 Hummelo
Domineespaadje 1 Hummelo
Dubbeltjesweg 9 Hoog-Keppel
Dubbeltjesweg 16 Hoog-Keppel
Dubbeltjesweg 18 Hoog-Keppel
Dubbeltjesweg 20 Hoog-Keppel
Dubbeltjesweg 20 Hoog-Keppel
Dubbeltjesweg 22 Hoog-Keppel
Eldrikseweg 3 Laag-Keppel
Eldrikseweg 7 Laag-Keppel
Eldrikseweg 10 Laag-Keppel
Eldrikseweg 12 Laag-Keppel
Eldrikseweg 18 Laag-Keppel
Eldrikseweg 19 Laag-Keppel
Eldrikseweg 20 Laag-Keppel
Eldrikseweg 22 Laag-Keppel
Eldrikseweg 27 Laag-Keppel
Eldrikseweg 29 Laag-Keppel
Eldrikseweg 31 Laag-Keppel
Eldrikseweg 33 Laag-Keppel
Gientjesweg 5 Achter-Drempt
Groeneweg 9 Hummelo
Groeneweg 11 Hummelo
H. Remmelinkweg 13 Achter-Drempt
Hennendalseweg 6 Hummelo
Hessenweg 10 Hummelo
Hessenweg 13 Hummelo
Hessenweg 15 Hummelo
Hessenweg 17 Hummelo
Hoefkensestraat 18 Achter-Drempt
Horstweg 7 Hummelo
IJsselweg 5 Laag-Keppel
Jonker Emilweg 1 Hoog-Keppel
Kampermanstraat 2 Hummelo
Kampermanstraat 4 Hummelo
Kasteellaan 2 Hummelo
Kasteellaan 4 Hummelo
Kipstraat 2 Hummelo
Kipstraat 4 Hummelo
Korte Broekstraat 6 Hummelo
Korte Broekstraat 7 Hummelo
Korte Broekstraat 8 Hummelo
Lendenstraat 1 Laag-Keppel
Loenhorsterweg 1 Hummelo
Oude Zutphenseweg 9 Hoog Keppel
Oude Zutphenseweg 11 Hoog Keppel
Oude Zutphenseweg 13 Hoog Keppel
Prinsenweg 18 Hoog Keppel
Rijksweg 40 b Drempt
Rijksweg 44 Drempt
Rijksweg 48 Hoog-Keppel
Rijksweg 50 Hoog-Keppel
Rijksweg 52 Hoog-Keppel
Rijksweg 56 Hoog-Keppel
Rijksweg 60 Hoog-Keppel
Rijksweg 111 Hummelo
Rijksweg 113 Hummelo
Roomstraat 4 Achter-Drempt
Roomstraat 5 Achter-Drempt
Roomstraat 19 Achter-Drempt
Roomstraat 29 Achter-Drempt
Roomstraat 31 Achter-Drempt
Rozegaarderweg 1 Hummelo
Rozegaarderweg 5 Hummelo
Rozegaarderweg 7 Hummelo
Sliekstraat 1 Hummelo
Sliekstraat 2 Hummelo
Sliekstraat 3 Hummelo
Sliekstraat 5 Hummelo
Slondeweg 1 Hoog-Keppel
Spalderkampseweg 1 Hummelo
Tellingstraat 1 Achter-Drempt
Tellingstraat 3 Achter-Drempt
Tolstraat 1 Achter-Drempt
Tolstraat 4 Hummelo
Tolstraat 6 Hummelo
Torenallee 1 Hummelo
Torenallee 2 Hummelo
Van Heeckerenweg 9 Hummelo
Van Heeckerenweg 11 Hummelo
Van Heeckerenweg 13 Hummelo
Veenweg 4 Achter-Drempt
Veenweg 6 Achter-Drempt
Veenweg 8 Achter-Drempt
Zelhemseweg 2 Hummelo
Zelhemseweg 4 Hummelo
Zelhemseweg 5 Hummelo
Zelhemseweg 6 Hummelo
Zelhemseweg 7 Hummelo
Zelhemseweg 8 Hummelo
Zelhemseweg 9 Hummelo
Zelhemseweg 10 Hummelo
Zelhemseweg 11 Hummelo
Zelhemseweg 12 Hummelo
Zelhemseweg 14 Hummelo
Zelhemseweg 16 Hummelo
Zelhemseweg 19 Hummelo
Zelhemseweg 26 Hummelo
Zelhemseweg 29a Hummelo
Zelhemseweg 29 Hummelo
Zelhemseweg 37 Hummelo
Zomerweg 11 Achter-Drempt
Zomerweg 50 Achter-Drempt
Zomerweg 51 Achter-Drempt
Zomerweg 62 Achter-Drempt
Zomerweg 65 Achter-Drempt
Zomerweg 67 Achter-Drempt
Zomerweg 73 Achter-Drempt
Zomerweg 75 Achter-Drempt

Steenderen

Bakermarksedijk 7 Baak
Beukenlaan 6 Baak
Dollemansstraat 3 Baak
Zutphen-Emmerikseweg 114 Baak
Zutphen-Emmerikseweg 143 Baak
Zutphen-Emmerikseweg 104 Baak
Zutphen-Emmerikseweg 106 Baak
Rozenstraat 5 en 5a Baak
Toverstraat 2 Baak
Toverstraat 4 Baak
Toverstraat 6a Baak
De Veersweg 1 Baak
De Veersweg 2 Baak
De Veersweg 4 Baak
De Veersweg 5 en 5a Baak
De Veersweg 6 Baak
Vordenseweg 1 Baak
Vordenseweg 3 Baak
Vordenseweg 4 Baak
Walterslagweg 8 Baak
Bakerwaardseweg 5 Bronkhorst
Bakerwaardseweg 11 Bronkhorst
Bakerwaardseweg 15 en 15a Bronkhorst
Maneveld 1 Bronkhorst
Molenstraat 11 Bronkhorst
Spaensweertweg 1 Bronkhorst
Veerweg 1 Bronkhorst
Veerweg 2 Bronkhorst
Veerweg 4 Bronkhorst
Capellegoedweg 7 Olburgen
Dierenseweg 1 Olburgen
Dierenseweg 5 Olburgen
Olburgseweg 25 Olburgen
Olburgseweg 36 Olburgen
Rhabergseweg 12 Olburgen
Rhabergseweg 30 Olburgen
Dr. A. Ariensstraat 41 Steenderen
Dr. A. Ariensstraat 43 Steenderen
Dr. A. Ariensstraat 45 Steenderen
Dr. A. Ariensstraat 48 Steenderen
Dr. A. Ariensstraat 50 Steenderen
Dr. A. Ariensstraat 52 Steenderen
Dr. A. Ariensstraat 58 en 58a Steenderen
Covikseweg 12 Steenderen
Covikseweg 14 Steenderen
Covikseweg 21 Steenderen
Eekstraat 3 Steenderen
Eekstraat 7 Steenderen
Eekstraat 9 Steenderen
Emmerweg 5 Steenderen
Emmerweg 7 Steenderen
Emmerweg 8 Steenderen
Emmerweg 10 Steenderen
Kuilenburgerstraat 12 Steenderen
Landlustweg 27 Steenderen
Molenkolkweg 43 Steenderen
Molenkolkweg 45 Steenderen
J.F. Oltmansstraat 15 Steenderen
J.F. Oltmansstraat 17 Steenderen
Paardestraat 3 Steenderen
Toldijkseweg 20 Steenderen
Toldijkseweg 39 Steenderen
Wehmestraat 5 Steenderen
Beekstraat 6 Toldijk
Beekstraat 7 Toldijk
Beekstraat 12 Toldijk
Zutphen-Emmerikseweg 4 Toldijk
Zutphen-Emmerikseweg 14 Toldijk
Zutphen-Emmerikseweg 69 Toldijk
Zutphen-Emmerikseweg 71 Toldijk
Zutphen-Emmerikseweg 73 Toldijk
Hardsteestraat 4 Toldijk
Hardsteestraat 16 Toldijk
Hardsteestraat 18 Toldijk
Hoogstraat 14a Toldijk
Hoogstraat 17 Toldijk
Hoogstraat 33 Toldijk
Hoogstraat 34 Toldijk
Hoogstraat 35 Toldijk
Hoogstraat 44 Toldijk
Hoogstraat 46 Toldijk
Hoogstraat 21, 21a Toldijk
Lamstraat 1 Toldijk
Lamstraat 2 Toldijk
Lamstraat 12 Toldijk
Lamstraat 13 Toldijk
Lamstraat 14 Toldijk
Lamstraat 16 Toldijk
Lamstraat 17 Toldijk
Lamstraat 23 Toldijk
Lamstraat 25 Toldijk
Muizengatweg 1 Toldijk
Muizengatweg 5 Toldijk
Reigersvoortseweg 4 Toldijk
Reigersvoortseweg 12 Toldijk
Reigersvoortseweg 14 Toldijk
Schiphorsterstraat 2 Toldijk
Voortseweg 1a Toldijk
Voortseweg 5 Toldijk
Voortseweg 9 Toldijk

Vorden

verplicht

Zelhem

Aaltenseweg 15 Halle
Aaltenseweg 17 Halle
Bielemansdijk 17 Halle
Dwarsdijk 4 Halle
Halle-Heideweg 1 Halle
Halle-Heideweg 37 Halle
Halle-Heideweg 22 Halle
Halle-Heideweg 24 Halle
Heisterboomsdijk 9 Halle
Hobelmansdijk 11 Halle
Oude Maatje 4 Halle
Marssestraat 8 Halle
Meuhoek 1 Halle
Meuhoek 4 Halle
Meuhoek 8 Halle
Meuweg 5 Halle
Molenweg 6 Halle
Halle-Nijmanweg 1 Halle
Pluimersdijk 18 Halle
Spiekermanweg 1 Halle
Varsseveldseweg 1 Halle
Veengoot 1 Halle
Vosweg 1 Halle
Zanddijk 2 Halle
Zieuwentweg 2 Halle
Akkermansstraat 1 Velswijk
Akkermansstraat 12 Velswijk
Banninkstraat 2 Velswijk
Banninkstraat 3 Velswijk
Banninkstraat 11 Velswijk
Banninkstraat 7-7a Velswijk
Eckhorsterstraat 14 Velswijk
Eckhorsterstraat 16 Velswijk
Enkweg 5 Velswijk
Hoegenstraat 3 Velswijk
Hummeloseweg 76 Velswijk
Hummeloseweg 57 Velswijk
Hummeloseweg 59 Velswijk
Hummeloseweg 63 Velswijk
Hummeloseweg 67 Velswijk
Hummeloseweg 78 Velswijk
Jaaltinkweg 2 Velswijk
Jaaltinkweg 4 Velswijk
Keijenborgseweg 4 Velswijk
Keijenborgseweg 8 Velswijk
Keijenborgseweg 12 Velswijk
Keijenborgseweg 29 Velswijk
Keijenborgseweg 31 Velswijk
Oude Kruisbergseweg 10 Velswijk
Neuzendijk 5 Velswijk
Neuzendijk 6 Velswijk
Schooltinkweg 11 Velswijk
Velswijkweg 1 Velswijk
Velswijkweg 5 Velswijk
Velswijkweg 3 Velswijk
Velswijkweg 2 Velswijk
Velswijkweg 4-4a Velswijk
Wisselinkweg 6 Velswijk
Wittebrinkweg 3 Velswijk
Berkendijk 1 Zelhem
Boeninksteeg 5 Zelhem
Boeninksteeg 7 Zelhem
Boeyinkweg 3 Zelhem
Brunsveldweg 2 Zelhem
Doetinchemseweg 73 Zelhem
Doetinchemseweg 88 Zelhem
Eeltinkweg 2 Zelhem
Eeltinkweg 8 Zelhem
Enkweg 1 Zelhem
Enkweg 8 Zelhem
Everhardinkweg 1 Zelhem
Halseweg 7 Zelhem
Halseweg 8 Zelhem
Halseweg 35 Zelhem
Halseweg 36 Zelhem
Heidenhoekweg 11 Zelhem
Haitinkweg 4 Zelhem
Haitinkweg 6 Zelhem
Haitinkweg 5 Zelhem
Haitinkweg 13 Zelhem
Hobelmansdijk 1 Zelhem
Kruisbergseweg 25 Zelhem
Lageweg 3 Zelhem
Meeneweg 14 Zelhem
Meeneweg 16 Zelhem
Nieuwsteeg 3 Zelhem
Nijmansedijk 8 Zelhem
Pluimersdijk 10 Zelhem
Pluimersdijk 15 Zelhem
Priesterinkdijk 4 Zelhem
Roessinkweg 4 Zelhem
Roessinkweg 5 Zelhem
Roessinkweg 7 Zelhem
Oude Ruurloseweg 1 Zelhem
Ruurloseweg 23-23a Zelhem
Schovenweg 4 Zelhem
Smidsstraat 30 Zelhem
Stadsedijk 9 Zelhem
Stadsedijk 12 Zelhem
Terborgseweg 15 Zelhem
Varsselsestraat 1 Zelhem
Varsselsestraat 2 Zelhem
Varsselsestraat 3 Zelhem
Vrogteweg 3 Zelhem
Vrogteweg 5 Zelhem
Wiekenweg 3 Zelhem
Wolfersveenweg 1 Zelhem
Wolfersveenweg 3 Zelhem
Wolfersveenweg 6 Zelhem
Wolfersveenweg 2 en 7a Zelhem

Bijlage 8 Standaardregels ten behoeve van bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'     

Artikel 1 Recreatie - Verblijfsrecreatie

1.1 Bestemmingsomschrijving

1.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn, uitsluitend in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie, bestemd voor:

  1. recreatieve doeleinden met bijbehorende voorzieningen, zoals weergegeven in de tabel Terreinen voor verblijfsrecreatie in 1.1.2 onder a, zoals:
    1. mobiele kampeervoertuigen en tenten;
    2. trekkershutten;
    3. stacaravans en chalets;
    4. recreatiewoningen;
    5. groepsaccommodaties;
    6. recreatieappartementencomplex;
  2. gemeenschappelijke voorzieningen waaronder mede begrepen zijn onderschikte en aan de bestemming gelieerde horecadoeleinden, detailhandelsactiviteiten, kantoordoeleinden en zwembaden;
  3. bij het verblijfsrecreatieterrein behorende erven, voor onder meer parkeervoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen alsmede groenvoorzieningen;
  4. het uitoefenen van aan huis verbonden activiteiten;
  5. instandhouding van waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende karakteristieke/monumentale bebouwing, zoals opgenomen in Rijksmonumenten, Gemeentelijke monumenten en Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument; en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 1.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

1.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 1.1.1:

a Terreinen voor verblijfsrecreatie

Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'Aard van de activiteit' opgenomen verblijfsrecreatieve voorzieningen toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding:

Aanduiding Naam en/of Adres Aard van de activiteit Aantal recreatiewoningen (rw), stacaravans/

chalets (st), groepsaccom

modaties (ga), trekkershutten (th), toeristische standplaatsen (tsp)
Gemeenschappelijke voorzieningen in m2

b Parkeren

Voor parkeren gelden de volgende bepalingen:

  1. het parkeren behorende bij de bestemming vindt op het perceel plaats;
  2. ter plaatse van de nadere aanduiding 'parkeerterrein' zijn uitsluitend parkeerplaatsen toegelaten;
  3. het aantal parkeerplaatsen mag niet minder bedragen dan is vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeernormen Bronckhorst'.

c Afschermende groenvoorziening

Rondom de verblijfsrecreatieterreinen dient een strook van minimaal 5 m met afschermende groenvoorzieningen aanwezig te zijn.

d Kampeerterrein en kampeerplaatsen

1. De oppervlakte van een kampeerplaats ten behoeve van mobiele kampeervoertuigen en tenten

bedraagt tenminste 100 m2;

2. de oppervlakte van een natuurkampeerterrein bedraagt maximaal 1 ha; indien de bestaande

oppervlakte groter is dan 1 ha geldt de bestaande oppervlakte als maximum.

e Aan huis verbonden activiteit

Het gebruik van een bedrijfswoning of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden activiteit wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn mits voldaan wordt aan het volgende:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  2. de eigenaar van de aan huis verbonden activiteit is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  3. de recreatieve functie blijft de hoofdfunctie en de uitoefening van de aan huis verbonden activiteit is hieraan ondergeschikt;
  4. het pand blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  5. de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  6. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 26.3 van toepassing;
  7. bij een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 40%;
  8. van de bruto vloeroppervlakte (bvo) worden gebruikt tot een maximum van 50 m²;
  9. bij een aan huis verbonden bedrijf zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in de categorie A van de bij de regels behorende Bijlage X Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  10. bij bed & breakfast is er sprake van maximaal 2 gastenkamers;
  11. detailhandel is enkel toegelaten in de vorm van internetverkoop en een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan huis verbonden activiteit.

f Toeristisch kamperen

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - toeristisch kamperen' is verblijfsrecreatie in mobiele kampeermiddelen toegestaan in de periiode van 15 maart tot en met 31 oktober.

g Strand en ligweide

Ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strand en ligweide':

  1. is alleen het aan het water gerelateerde gebruik als strand, ligweide en dergelijke toegestaan door verblijfs- en daggasten;
  2. zijn verblijfseenheden alleen in de vorm van mobiele kampeermiddelen toegestaan tijdens de in 1.1.2 onder h onder 1 bedoelde evenementen

h Conferentiecentrum

Ter plaatse van de functieaanduidng 'specifieke vorm van kantoor - conferentiecentrum' is , naast het gebruik van de gebouwen en gronden voor de exploitatie van verblijfsrecreatie met daggasten tot 230 persoenen, het gebruik ten behoeve van één- of meerdaagse evenementen toegestaan, onder voorwaarden dat:

  1. het aantal evenementen met boventallige daggasten niet meer mag bedragen dan 12 per jaar;
  2. de onder 1 bedoelde evenementen bedoeld zijn voor de verblijfsgasten van de camping en de toegestane daggasten en passend zijn bij de identiteit van de (doelgroep van de) camping:
  3. het daggasten op het park niet de 2.300 overschrijdt, waarbij er voor de verdeling verblijfsgasten/daggasten, 1.000 daggasten meer toegestaan zijn dan regulier;
  4. het aantal daaruit voortvloeiende verkeersbewegingen door daggasten mag niet meer mag bedragen dan 700 extra verkeersbewegingen per dag t.o.v. het normale gebruik.

i Gekoppelde bestemmingsvalkken

Daar waar bestemmingsvlakken zijn gekoppeld door middel van de aanduiding 'relatie', gelden de regels als ware het één bestemmingsvlak.

1.2 Bouwregels

1.2.1 Algemeen

  1. Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
  2. Indien binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, zijn gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan.
  3. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse gebouwen, dan wel maximaal 1 m daarbuiten;
    2. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

1.2.2 Recreatiebedrijven

Het maximum aantal toegelaten stacaravans, groepsaccommodaties, chalets, trekkershutten, toeristische standplaatsen en recreatiewoningen is vermeld in de tabel Terreinen voor verblijfsrecreatie in 1.1.2 onder a met dien verstande dat het aantal chalets en stacaravans onderling uitwisselbaar is.

1.2.3 Bedrijfswoningen - het hoofdgebouw

Voor bedrijfswoningen gelden, tenzij – en voorzover - anders op de verbeelding aangegeven, de volgende bepalingen:

  1. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'aantal woningen' is opgenomen, waarbij uitsluitend het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m, tenzij ter plaatse een andere goothoogte is aangegeven;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, tenzij ter plaatse een andere bouwhoogte is aangegeven;
  4. de inhoud van het hoofdgebouw (tezamen met aan- en uitbouwen), waarbinnen de bedrijfswoning(en) is/zijn gesitueerd, bedraagt maximaal 750 m³; indien en voorzover het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan een grotere inhoud heeft dan 750 m³, geldt de grotere inhoud als maximum;
  5. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 m.

1.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  3. de bebouwde oppervlakte berdaagt maximaal 150 m2;
  4. de afstand van de vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 20 m.

1.2.5 Herbouw van bedrijfswoningen

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2.1 onder b, is herbouw van bestaande bedrijfswoningen voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  1. de bedrijfswoning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd;
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad.

1.2.6 Gebouwen met gemeenschappelijke voorzieningen

Voor gebouwen met gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan vermeld in de tabel in 1.1.2 onder a.

1.2.7 Recreatiewoning

Voor een recreatiewoning gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m;
  3. de inhoud van de recreatiewoning tezamen met de inhoud van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 300 m³;
  4. de bebouwde oppervlakte van de recreatiewoning tezamen met de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  5. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning bedraagt maximaal 15 m2;
  6. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  7. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning bedraagt maximaal 6 m.

1.2.8 Stacaravan en chalet

Voor een stacaravan en chalet en de daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van de stacaravan of chalet bedraagt maximaal 3,5 m;
  2. de bebouwde oppervlakte van de stacaravan of chalet tezamen met de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt maximaal 55 m2;
  3. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3, respectievelijk 6 meter;
  4. de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een stacaravan of chalet bedraagt maximaal 15 m2.

1.2.9 Trekkershut

Voor een trekkershut gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  3. de bebouwde oppervlakte van de trekkershut bedraagt maximaal 28 m2;
  4. een bijbehorend bouwwerk is niet toegestaan.

1.2.10 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten en verlichtingsmasten bedraagt maximaal 8 m;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m;
  3. in afwijking van het voorgaande geldt dat binnen de 'specifieke vorm van recreatie - 16' uitsluitend erfafscheidingen, afrasteringen en hekken en andere bouweerken met een hoogte van maximaal 3 m zijn toegestaan.

1.3 Afwijken van de bouwregels

1.3.1 Omgevingsvergunning verandering aantallen recreatievoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 1.2.2 en/of het bepaalde in 1.1.2 onder d teneinde een groter aantal stacaravans, chalets en trekkershutten toe te laten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
  2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; de initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
  4. de nieuwe activiteit heeft geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu tot gevolg en de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden;
  5. de verkeersaantrekkende werking neemt slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  6. de afmetingen van een standplaats bedragen minimaal 100 m²;
  7. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.

1.3.2 Omgevingsvergunning hoogte bouwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de hoogte bedraagt maximaal 4 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatiger gebruik van de aan de grond gegeven bestemming.

1.3.3 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de afwijking bedraagt niet meer dan 10% van de genoemde maten;
  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woonsituatie;
  4. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
  5. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

1.3.4 Omgevingsvergunning plaatsing kleine- en mini-windturbines

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde kleine windturbines en mini-windturbines voor de eigen energievoorziening toe te staan mits:

  1. deze bij voorkeur binnen het bestemmingsvlak worden gesitueerd;
  2. deze buiten het bestemmingsvlak worden gesitueerd indien plaatsing binnen dit vlak redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij geldt dat de situering van de rubine maximaal 100 m van de bedrijfswoning(en) of de bebouwing, als geen woning aanwezig is, plaatsvindt;
  3. per bouwvlak maximaal 2 kleine windturbines worden geplaatst;
  4. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden en belangen in de omgeving;
  5. de afstand tussen een kleine windturbines en de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus 1/3 van de wieklengte daarvan;
  6. de afstand tussen een kleine windturbine en de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' bedraagt tenminste net zo veel als de ashoogte van de windturbine plus de wieklengte daarvan;
  7. voor een kleine windturbine, gelegen binnen de onder e en f genoemde afstanden, kan enkel vergunning worden verleend als uit risico-onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico niet toeneemt; voordat het bevoegd gezag beslitst over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder;
  8. de initiatiefnemer dient, voorafgaand aan de plaatsing van een kleine en/of miniwindturbines, een door het bevoegd gezag goed te keuren quckscan flora en fauna te overleggen waaruit moet blijken dat nadelige effecten op vleermuizen en vogels uitgesloten zijn;
  9. bij plaatsing van de turbine(s) buiten het bestemmingsvlak een afstand van minimaal 100 m in acht wordt gehouden tussen de turbin(s) en het dichtsbijzende erf van derden;
  10. indien er sprake is van ligging grenzend aan het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of de Groene Ontwikkelingszone (GO) (bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur') mogen er per saldo geen significante negatieve effecten optreden voor GNN of GO;
  11. de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap niet worden aangetast.

1.4 Specifieke gebruiksregels

1.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gebouwen voor zelfstandige bewoning met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan , storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. verblijfsrecreatieve parken die niet bedrijfsmatig worden geëxploiteerd;
  4. het gebruik van een activiteitenhal anders dan ten dienste van/door campinggasten.

1.5 Wijzigingsbevoegdheid

1.5.1 Wijziging naar Agrarisch met waarden i.v.m. vormverandering bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' op te nemen, teneinde het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. de noodzaak van de vormverandering dient te worden aan getoond;
  2. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  3. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.