|
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de archeologische monumentenzorg. Met het inwerking treden van deze wet op 1 september 2007 zijn er bepalingen ten aanzien van archeologie aan de Monumentenwet 1988 toegevoegd.
Op 24 september 2009 heeft de gemeenteraad de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de cultuurhistorische waardenkaart, inclusief het hieraan gekoppelde archeologisch beleidskader, vastgesteld. Tijdens de raadsvergadering is een amendement aangenomen waarmee de vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek voor zowel de oppervlakte als de verstoringsdiepte in opwaartse zin zijn bijgesteld. Omdat de Provincie Gelderland en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bezwaren hadden met deze ruimere vrijstellingsgrenzen, is de gemeente in overleg gegaan met beide instanties. Dit heeft geleid tot een tussenoplossing met vrijstellingsgrenzen waar partijen zich in konden vinden. Daarbij is afgesproken dat de gemeente met behulp van het op dat moment in ontwikkeling zijnde regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek' zal komen tot inhoudelijk gemotiveerde vrijstellingsgrenzen. Inmiddels is dit afwegingskader gereed. De nota is opgenomen in Bijlage 1 van dit bestemmingsplan.
Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad middels wijziging van de Erfgoedverordening Bronckhorst het gewijzigde archeologiebeleid vastgesteld. Het nieuwe beleid moet worden verankerd in bestemmingsplannen. Omdat bestemmingsplannen van voor de vaststelling van het nieuwe beleid voorzien in vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek dat is gebaseerd op het oude beleid, voorziet voorliggend paraplubestemmingsplan in een regeling waarbij in alle momenteel geldende bestemmingsplannen de vrijstellingsgrenzen worden aangepast aan het actuele beleid.
Het nieuwe archeologiebeleid geldt voor de gehele gemeente en overstijgt daarmee de plangrenzen van reeds geldende bestemmingsplannen. Met het voorliggend paraplubestemmingsplan worden deze beleidsaspecten in een juridisch regeling samengevoegd in één bestemmingsplan voor de gehele gemeente. Het voorliggende parapluplan treedt voor het onderdeel archeologie in de plaats van de vigerende plannen. Plangebieden die wel zijn opgenomen op de Archeologische beleidsadvieskaart maar die nadien archeologisch zijn vrijgegeven, vallen wel binnen het plangebied maar hebben geen dubbelbestemming.
De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door een aantal grotere en kleinere bestemmings- en herzieningsplannen en/of delen van bestemmingsplannen. De in voorliggend parapluplan opgenomen regeling ten aanzien van archeologie, voegt een regeling toe aan vigerende plannen waarin de bescherming van archeologische waarden nog niet is geregeld. Bij vigerende plannen waarin dat wel het geval is vervangt de regeling de in die plannen opgenomen dubbelbestemmingen voor archeologie. Hieronder een overzicht van de moederplannen die met dit parapluplan worden gewijzigd. Tevens worden de tussen het onherroepelijk worden van die plannen en het inwerking treden van dit parapluplan in werking getreden correctieve herzieningen, bestemmings-, wijzigings- en uitwerkingsplannen met dit parapluplan gewijzigd.
| bestemmingsplan | datum vaststelling | datum onherroepelijk |
| Buitengebied Vorden/Hengelo 2005 | 27-4-2006 | 7-5-2008 |
| Buitengebied Zelhem 2011 | 30-6-2011 | 05-12-2012 |
| Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel | 28-6-2012 | n.v.t. * |
| Bronkhorst 2004 | 28-4-2005 | 20-10-2005 |
| Zelhem Dorp | 25-2-2010 | 6-8-2010 |
| Hengelo Dorp | 30-6-2011 | 2-5-2012 |
| Vorden Dorp | 29-3-2012 | 16-1-2013 |
| Kleine kernen 1 | 30-5-2013 | n.v.t. * |
| Kleine kernen 2 | 30-5-2013 | n.v.t. * |
| Steenderen Dorp | 30-5-2013 | n.v.t. * |
* nog niet onherroepelijk ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit parapluplan
De voorliggende toelichting is als volgt opgebouwd:
Het voorliggende bestemmingsplan heeft primair een beheersmatig karakter. Aangezien de beleidskaders met name gericht zijn op het sturen van ontwikkelingsgerichte ruimtelijke plannen zijn de samenvattingen van de hogere overheidsinstanties beperkt tot een inleiding en relevante beleidslijnen gericht op bestaande en te behouden bebouwde gebieden.
Rijksbeleid op het gebied van archeologie is vervat in de Monumentenwet 1988. Deze wet had aanvankelijk alleen betrekking op gebouwde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten en buitenplaatsen. Met het inwerking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg op 1 september 2007 zijn daar bepalingen ten aanzien van archeologie aan toegevoegd.
De Monumentenwet 1988 verplicht de raad om bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en daarvoor regels op te nemen. Het bestemmingsplan is het planmodel waarin de archeologische waarden en verwachtingen moeten worden geborgd.
Ook schrijft de Monumentenwet 1988 voor dat er een omgevingsvergunning nodig is voor bodemverstoringen groter dan 100m2. Gemeenten kunnen hier gemotiveerd van afwijken. Een goed instrument om deze afwijking te motiveren is een archeologische waarden- en verwachtingskaart.
Monumenten, archeologische vindplaatsen en waardevolle landschappen worden steeds meer bedreigd door oprukkende bebouwing en economische activiteiten. De nota Belvoir 3 (2009-2012) wil daar wat aan doen.
De provincie heeft met Belvoir 3 als centrale doelstelling; het realiseren van betekenisvolle plekken en daarmee een duurzame leefomgeving. Met betekenisvolle plekken bedoelen we wenselijke, zich onderscheidende-, sociaal- en economisch succesvolle plaatsen. Daarbij is er niet alleen aandacht voor cultuurhistorie, maar ook een duidelijke missie op dit gebied. De nota is een vervolg op de eerdere nota's Belvoir 1 en 2. In deze nota's is vastgelegd hoe de provincie haar cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. De twee vorige nota's hebben voorkomen dat veel typisch Gelderse cultuurhistorische waarden versnipperden of zelfs verdwenen.
Ook in de derde beleidsperiode gaat de provincie hier onverminderd mee door. Niet afwachtend, maar pro-actief. De Gelderse identiteit blijft hierbij de rode draad. De provincie zet nadrukkelijk in op gebiedsgericht beleid, op basis van de cultuurhistorische kenmerken (DNA's) die voor de tien gebieden in Gelderland zijn bepaald. Daarnaast werkt de nota Belvoir 3 aan:
Op het terrein van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting heeft de Regio Achterhoek geen structurele overgedragen taak. Sinds september 2008 worden deze taken door de gezamenlijke gemeenten zelf opgepakt. Bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor dit werkterrein ligt bij de gemeente Bronckhorst.
De Regio Achterhoek gemeenten hebben gezamenlijk met de Provincie Gelderland de nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek' opgesteld. Deze nota is opgenomen in Bijlage 1 van dit bestemmingsplan.
De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hier vanaf geleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro.
Op 24 september 2009 heeft de gemeenteraad de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de cultuurhistorische waardenkaart en het hieraan gekoppelde archeologisch beleidskader vastgesteld. Tijdens de raadsvergadering is amendement 12-1 aangenomen hetgeen betekende dat de grenzen voor archeologisch onderzoek voor zowel de oppervlakte als de verstoringsdiepte in opwaartse zin fors werden bijgesteld.
| Oppervlakte (m²) | Verstoringsdiepte (m) | |||||
| Type archeologisch verwachtingsgebied | Hoog | Middelhoog | Laag | Hoog | Middelhoog | Laag |
| Oorspronkelijk raadsvoorstel 2009 | > 100 | > 100 | > 2500 | >0,3 (>0,4 bij dik esdek) |
> 0,3 | > 0,3 |
| Amendement raad | >2500 | > 5000 | >100.000 | >0,4 | > 0,5 | > 0,5 |
Omdat de Provincie Gelderland en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bezwaren hadden met deze ruimere vrijstellingsgrenzen, is de gemeente in overleg gegaan met beide instanties. Dit heeft geleid tot een tussenoplossing met vrijstellingsgrenzen waar partijen zich in konden vinden.
| Oppervlakte (m²) | Verstoringsdiepte (m) | |||||
| Binnen de parelgebieden | > 100 | > 100 | > 2.500 | >0,3 (>0,4 bij dik esdek) |
> 0,3 | > 0,3 |
| Buiten de parelgebieden | > 500 | > 2.500 | > 5.000 | > 0,4 | > 0,4 | > 0,4 |
Er is met de RCE afgesproken dat de gemeente met behulp van het op dat moment in ontwikkeling zijnde regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek' zal komen tot inhoudelijk gemotiveerde vrijstellingsgrenzen. Inmiddels is dit afwegingskader gereed.
De nota, welke is opgnomen als Bijlage 1 van dit bestemmingsplan, is opgebouwd rond drie hoofdthema's, de zogenoemde schakels.
Schakel 1
In de Monumentenwet is vastgelegd dat voor elke oppervlakteverstoring vanaf 100 m2 een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Gemeenten mogen beleid vaststellen waarin van de 100 m2-oppervlakte ondergrens wordt afgeweken. Dit beleid moet echter op grond van art. 41a van de Monumentenwet onderbouwd zijn. De nieuwe ondergrenzen uit het afwegingskader zijn gebaseerd op onder meer een analyse van 15 jaar archeologisch onderzoek in de Regio Achterhoek.
| Oppervlakte (m²) | Verstoringsdiepte (m) | |||||
| Type archeologisch verwachtingsgebied | Hoog | Middelhoog | Laag | Hoog | Middelhoog | Laag |
| Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek' | > 250 | > 1.000 | > 5.000 | >0,3 | > 0,3 | > 0,3 |
Met betrekking tot de verstoringsdiepte (bodemingrepen) is er in de Monumentenwet geen grens aangegeven. Het afwegingskader geeft hier echter wel een advies over nl. 0,3 m voor alle verwachtingsgebieden. Omdat op dit moment in de praktijk de gangbare ploegdiepte 0,4 m beneden het maaiveld is, is het verdedigbaar om deze verstoringsdiepte te hanteren waarbij op deze manier rekening wordt gehouden met de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid.
In de gebieden van de beschermde stads- en dorpsgezichten, Bronkhorst, Hummelo en Laag-Keppel en de historische structuren wordt voor alle typen verwachtingsgebieden de ondergrens ten aanzien van de onderzoeksplicht verhoogd van 30 m² naar 50 m². Voor de AMK- terreinen (= een kaart met alle bekende archeologische terreinen in Nederland) wordt de in de Monumentenwet gestelde ondergrens ten aanzien de onderzoeksplicht verruimt van 0 m² naar 50 m².
| Oppervlakte (m²) | Verstoringsdiepte (m) | |||||
| Type archeologisch verwachtingsgebied | Hoog | Middelhoog | Laag | Hoog | Middelhoog | Laag |
| Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek' | > 250 | > 1.000 | > 5.000 | >0,4 | > 0,4 | > 0,4 |
Schakel 2
Een archeologisch vooronderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (booronderzoek). De meeste archeologische vooronderzoeken worden verplicht uitgevoerd in het kader van bestemmingsplanwijzigingen en/of omgevingsvergunningen. In het nu voorliggende afwegingskader is een richtlijn opgenomen waaraan een archeologisch vooronderzoek in de Regio Achterhoek moet voldoen, met het doel meer kwaliteit te leveren en een handvat te geven voor eenduidige rapportage en toetsing.
Schakel 3
Als de kans op aanwezigheid van archeologie op een locatie groot is, kan een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd worden. Een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) is hiervoor noodzakelijk. Na dit proefsleuvenonderzoek is duidelijk of er een archeologische vindplaats op de locatie aanwezig is. De standaard PvE zoals die nu in het afwegingskader wordt aangegeven betekent een standaardisering van deze PvE's voor archeologisch onderzoek in de Regio Achterhoek.
De huidige Erfgoedverordening moet voor het onderdeel instandhoudingsbepaling naar aanleiding van het nu voorliggende voorstel over de acheologische ondergrenzen opnieuw worden geactualiseerd en vastgesteld.
De nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek' is als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een archeologische trefkans of indien het plangebied niet is gekarteerd.
In artikel 5 van het Verdrag van Valletta (Malta) wordt gewezen op de noodzaak van een vroegtijdige interactie tussen plannenmakers en archeologen bij het voorbereiden en ontwikkelen van plannen. Alleen zo kan het gemeentelijk bodemarchief op een juiste wijze bij de belangenafweging worden meegenomen. De archeologische beleidsadvieskaart dient als onderlegger voor deze interactie. Er gaat een signaalfunctie van uit en er wordt in het kort op aangegeven wat de te ondernemen stappen zijn.
De gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart van Bronckhorst geeft inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied.
AWG
De bekende archeologische vindplaatsen worden op de beleidskaart aangeduid als archeologisch waardevol gebied (AWG). Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
Rijksmonumenten (AWG categorie 1)
Hieronder vallen de gebouwde rijksmonumenten. Niet alleen zijn de monumenten zelf van historische waarde, ook valt te verwachten dat rondom deze monumenten waardevolle archeologische resten in de grond zitten die verband houden met het monumenten. Rondom deze monumenten is daarom een zone van 50 m ingesteld waarbinnen een hoge verwachting geldt met bijbehorende restricties.
Terreinen van (zeer hoge of hoge) archeologische waarde (AWG categorie 2)
Het gaat hierbij in principe om gewaardeerde archeologische vindplaatsen waarin de aanwezigheid, de aard, datering en de omvang van de archeologische resten (tot op zekere hoogte) bekend zijn.
Bekende archeologische vindplaatsen (AWG categorie 3)
Het merendeel van de bekende archeologische vindplaatsen in de gemeente Bronckhorst zijn zogenaamde 'terreinen zonder status'. Dit wil zeggen dat het terrein niet is opgenomen op de Archeologische Monumentenkaart Gelderland, omdat het over het algemeen niet-gewaardeerde vindplaatsen zijn. De conservering, de omvang en de aard van de archeologische resten zijn niet of slechts ten dele bekend. Bij gebrek aan een begrenzing van de vindplaats is een attentiezone van 50 m rondom de centrumcoördinaat gehanteerd als zone waarbinnen een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten.
Historische structuren en gemeentelijke monumenten (AWV categorie 4)
Op basis van historisch kaartmateriaal en andere bronnen is het duidelijk dat in deze gebieden in de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd sprake was van bebouwing.
Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden (AWV)
Op basis van archeologische kennis en fysieke kenmerken van het landschap zijn 5 verwachtingsgebieden onderscheiden waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen. Deze gebieden zijn relevant in het buitengebied en in delen van de bebouwde kom buiten de historische kernen. In tegenstelling tot de terreinen van archeologische waarde is in deze gebieden de dichtheid aan, en de ligging, omvang en conservering van terreinen met archeologische resten slechts in grote lijnen bekend.
De verwachtingsgebieden worden op de beleidsadvieskaart aangeduid als archeologisch waardevol verwachtingsgebied (AWV). Er is een onderscheid in de mate van verwachting (hoog, middelmatig en laag) aangebracht. De volgend categorieën AWV worden onderscheiden:
Gebieden met een hoge archeologische verwachting (AWV categorie 5)
Binnen de gemeente Bronckhorst is een onderscheid gemaakt tussen 3 zones met een hoge archeologische verwachting. Onder AWV5 zijn alle landschappelijke eenheden met een plaggendek weergegeven. Voor gebieden met plaggendek geldt een licht verhoogde kans op het voorkomen van archeologische resten. Gebieden waar plaggendekken voorkomen, waren waarschijnlijk ook in de Prehistorie al aantrekkelijke vestigingslocaties. Mogelijk aanwezige archeologische resten zijn door het plaggendek goed afgedekt en hierdoor (mogelijk) goed beschermd.
In gebieden met een hoge archeologische verwachting wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen deze terreinen dienen te worden voorkomen. Bij ingrepen die dieper dan 40 cm -mv en groter dan 100 m2 zijn is een archeologisch onderzoek verplicht.
Gebieden met een hoge archeologische verwachting (AWV categorie 6 en 7)
Gebieden waar stuifzand voorkomt, waren waarschijnlijk ook in de Prehistorie al aantrekkelijke vestigingslocaties. De conserveringsgraad van archeologische resten in deze gebieden is sterk afhankelijk van de aard van het stuifzand (opgestoven, afgestoven of verstoven). Afhankelijk hiervan zijn eventuele archeologische resten mogelijk overdekt door stuifzand en daardoor goed geconserveerd, of uitgestoven en daardoor verstoord. AWV 6 betreft alle overige landschappelijke eenheden waarvoor een hoge verwachting geldt.
gebieden met een middelmatige archeologische verwachting (AWV categorie 8)
In gebieden met een middelmatige archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge archeologische verwachting.
gebieden met een lage verwachting archeologische verwachting (AWV categorie 9)
In gebieden met een lage archeologische verwachting wordt een lagere dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht dan in gebieden met een hoge en middelmatige archeologische verwachting.
Overige vlakken
Behalve AWG's en AWV's zijn de volgende vlakken op de beleidsadvieskaart opgenomen:
Vertaling archeologische waarden- en verwachtingskaart naar juridisch-planologische regeling
In dit bestemmingsplan zijn de zones afhankelijk van de verwachtingswaarde voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Afhankelijk van de waarde moeten bij bepaalde ingrepen archeologisch onderzoek plaatsvinden. In paragraaf 4.3 zal nader ingegaan worden op de vertaling van het archeologiebeleid in dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de RO Standaarden zoals opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het plan voldoet aan het Informatiemodel ruimtelijke ordening 2012 (IMRO2012), de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012).
Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen.
Uitgangspunt voor de regels en de verbeelding is het handboek van de gemeente Bronckhorst, welke gebaseerd is op de SVBP2012. Daarnaast bevat het plan regels die de Wet ruimtelijke ordening voorschrijft. De basis voor de verbeelding is de Grootschalige basiskaart Nederland (GBKN) en de Kadastrale kaart.
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat Inleidende regels waarin de onderdelen Begrippen en Wijze van meten zijn opgenomen. Deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2 bevat Bestemmingsregels waarin de diverse bestemmingen zijn opgenomen. De artikelen met de bestemmingen hebben een min of meer vaste opbouw.
Hoofdstuk 3 bevat Algemene regels, die van algemeen belang zijn voor het plan.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In de Inleidende regels van het plan zijn de volgende regels opgenomen.
Een aantal begrippen is nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de SVBP2012, de rest is afkomstig uit het handboek Bronckhorst en zijn in de gemeente gebruikelijke definities.
Hierin is aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In de Bestemmingsregels van het plan zijn uitsluitend dubbelbestemmingen opgenomen ten aanzien van archeologie.
De archeologische waarden worden beschermd door middel van vier dubbelbestemmingen. Deze zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst en het gemeentelijk beleid ten aanzien van vrijstellingsgrenzen voor verstoringsoppervlaktes en -dieptes (zie paragraaf 2.4). Elke dubbelbestemming is hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Hieronder een overzicht van de indeling en vrijstellingsgrenzen van de dubbelbestemmingen.
| Dubbelbestemming | Categorie beleidskaart | Ondergrenzen beleid |
| 'Waarde - Archeologie' | AWG 2-4 AMK* en historische structuren |
>50 m2 en >0,4 m -mv |
| 'Waarde - Archeologische verwachting 1' | AWV 5-7 hoge verwachting |
>250 m2 en >0,4 m -mv |
| 'Waarde - Archeologische verwachting 2' | AWV 8 middelmatige verwachting |
>1.000 m2 en >0,4 m -mv |
| 'Waarde - Archeologische verwachting 3' | AWV 9 lage verwachring |
>5.000 m2 en >0,4 m -mv |
* de begrenzing van deze dubbelbestemming bij AMK-terreinen (AWG 2) is incl. een bufferzone van 25m
Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In de Algemene regels van het plan zijn de volgende algemene regels opgenomen.
In de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het plan zijn een Slotregel opgenomen welke de titel van het bestemmingsplan bevat.
In dit facetplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan betreft enkel een beschermingsregime voor archeologie. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan is in eigen beheer opgesteld en er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan. De economische uitvoerbaarheid is dus niet in het geding.
In het kader van het op 11 juli 2013 door de raad vastgestelde archeologiebeleid is er reeds overleg geweest met Provincie Gelderland en de Rijksdienst voor Cultuurhistorisch Erfgoed (RCE). Deze kunnen zich vinden in het nieuwe beleid.
Met het plan is geen waterbelang gemoeid aangezien het enkel een beschermingsregime voor archeologie betreft. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die consequenties hebben voor de waterhuishouding. Voor de formaliteit is het plan toch toegezonden aan Waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap heeft te kennen gegeven geen opmerkingen te hebben op het plan.
In het kader van het vast te stellen archeologiebeleid is er reeds de mogelijkheid van inspraak geweest. Er zijn geen inspraakreacties gegeven. Het bestemmingsplan, dat daarvan een uitwerking is, heeft daarom niet ter inzage gelegen voor inspraak. Er is direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
Het bestemmingsplan Parapluplan archeologie met identificatienummer NL.IMRO.1876.BP01015-VG01 van de gemeente Bronckhorst.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
de aan een gebied toegekende hoge, middelmatige of lage verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
de aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 3.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde onder 3.2.1 sub a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 3.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de onder 3.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 4.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde onder 4.2.1 sub a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 4.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de onder 4.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 5.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde onder 5.2.1 sub a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 5.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de onder 5.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 6.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde onder 6.2.1 sub a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 6.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de onder 6.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door: