Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerbewoning en woningsplitsing 2021    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Dit bestemmingsplan geldt voor alle gebieden van de gemeente waar een onherroepelijk bestemmingsplan geldt. Het is een zogenoemd paraplubestemmingsplan, dat de geldende bestemmingsplannen aanvult en, waar sprake is van strijdigheid, wijzigt.

Meer concreet worden met dit paraplubestemmingsplan het bestaande beleid inzake parkeren, kamerbewoning en woningsplitsing ook juridisch planologisch verankerd.

Op 12 juni 2018 is het voorgaande Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing vastgesteld. Voor een aantal onderdelen was actualisatie van de daarin opgenomen regels gewenst. Het voorliggende paraplubestemmingsplan voorziet hierin en vervangt daarmee het voorgaande paraplubestemmingsplan.

Meer concreet voorziet dit paraplubestemmingsplan in de koppeling met het geactualiseerde parkeerbeleid (in het voorgaande paraplubestemmingsplan is deze gekoppeld aan de voorgaande Nota parkeernormen uit 2016). Ook voorziet het in het actualiseren van het ruimtelijk reguleren van kamerbewoning en woningsplitsing.

De gemeenteraad heeft op 26 november 2019 de 'Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2020' vastgesteld, waarin onder andere is geregeld dat kamerbewoning en woningsplitsing niet zonder meer toegestaan zijn. Dit, aangezien het vormen van extra woningen door middel van kamerbewoning en het splitsen van woningen de leefomgeving onevenredig kan aantasten. Meer specifiek dienen onevenredige en onevenwichtige effecten van schaarste aan reguliere woonruimte voorkomen te worden.

Tot slot zijn de begripsbepalingen in overeenstemming gebracht met de meest recente standaardregels en zijn de overzichten van bestemmingsplannen waar het paraplubestemmingsplan aanvullend voor geldt, bijgewerkt.

Dit paraplubestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen de juridisch bindende elementen van het paraplubestemmingsplan.

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen alle (paraplu)bestemmingsplannen en beheersverordeningen van de gemeente tezamen het Omgevingsplan vormen. Voor een goede werking van dat Omgevingsplan is de uniformering van algemene regels nodig. Dit paraplubestemmingsplan is een stap in die richting.

1.2 Het plangebied     

Op de verbeelding is het gehele grondgebied van de gemeente Eindhoven aangeduid.

Het paraplubestemmingsplan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Eindhoven, voor bestemmingsplannen die op de datum van inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan vastgesteld en in werking zijn.

verplicht

Verbeelding grondgebied Eindhoven

1.3 Leeswijzer     

Deze toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 waarin een beschrijving van het voor dit paraplubestemmingsplan relevante beleid is opgenomen. Hoofdstuk 3 bevat de juridische vormgeving. Hoofdstuk 4 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader     

2.1 Rijksbeleid     

Dit paraplubestemmingsplan is getoetst aan het relevante rijksbeleid.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is vastgesteld op 13 maart 2012 en geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het kabinet schetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Tot slot is het plan getoetst aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) uit 2012 en aan de Ladder voor duurzame verstedelijking waarvan de criteria zijn terug te vinden in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het Rijksbeleid staat dit bestemmingsplan niet in de weg.

2.2 Provinciaal beleid     

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie, de Structuurvisie en de Interim omgevingsverordening relevant.

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de wanneer deze in 2022 wordt ingevoerd.

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De Interim omgevingsverordening is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2022. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening.

De Interim omgevingsverordening is (t.o.v. de hiervoor geldende Verordening ruimte Noord-Brabant) beleidsneutraal van karakter. Enkele inhoudelijke wijzigingen zijn echter wel aangebracht. Op hoofdlijnen gaat het om:

  • een meer gebruikersvriendelijke opbouw met regels die per gebruikersgroep (burgers en bedrijven, gemeenten, waterschap) bij elkaar staan en minder losse bijlagen;
  • aanpassingen waardoor de regels straks beter passen in het systeem van de omgevingswet;
  • aanpassingen vanwege de vastgestelde omgevingsvisie, zoals de nieuwe manier van samenwerken en meer inzet op omgevingskwaliteit.

Zo wordt onderscheid gemaakt tussen rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven en instructieregels voor gemeenten. De instructieregels voor gemeenten hebben tot doel dat de gemeenteraad de, in de omgevingsverordening opgenomen, voorwaarden betrekt bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd.

Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit).Voor een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving wordt onder andere rekening gehouden met de basisprincipes zorgvuldig ruimtegebruik. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek buiten het bestaand bebouwd gebied. Daarnaast wil de provincie nog steeds verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.
  • Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
  • De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
  • De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
  • Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.

Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze lag vanaf 9 april 2021 ter inzage voor de duur van zes weken.

In het ontwerp van de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.

Dit paraplubestemmingsplan past binnen de provinciale kaders, en vormt een belangrijk toetsingskader bij zorgvuldig ruimtegebruik.

2.3 Gemeentelijk beleid     

2.3.1 Huisvestingsverordening 2020     

Sinds 1 januari 2015 is de nieuwe Huisvestingswet 2014 van kracht. Deze wet biedt gemeenten de mogelijkheid om in te grijpen in de verdeling van woonruimte en in de wijzigingen van de woonruimtevoorraad. Dit kan door het vaststellen van een Huisvestingsverordening.

Op 26 november 2019 heeft de gemeenteraad de Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2020 vastgesteld. Eén van de zaken die de Huisvestingsverordening regelt, zijn wijzigingen in de woonruimtevoorraad. Hieronder wordt verstaan het onttrekken of samenvoegen van woonruimte, het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (kamerbewoning), het verbouwen van een woning naar meer woonruimten (woningvorming) en het splitsen in appartementsrechten.

2.3.2 Huisvestingsbeleid in het paraplubestemmingsplan     

Met de inwerkingtreding van het voorgaande paraplubestemmingsplan is het huisvestingsbeleid juridisch verankerd in bestemmingsplannen betreffende het hele grondgebied van de gemeente Eindhoven.

De belangrijkste wijzigingen die met dit paraplubestemmingsplan worden geregeld betreffen het aanpassen van het begrip 'kamerverhuur' naar 'kamerbewoning' en een aanvulling van de begripsbepaling waaruit blijkt dat maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen niet onder kamerbewoning vallen.

Kamerbewoning en woningsplitsing

In de Huisvestingswet 2014 is bepaald dat het verboden is om, zonder vergunning, een aangewezen woonruimte om te zetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte, dan wel te verbouwen tot twee of meer woonruimten. In de Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2020 is dit verder uitgewerkt. Aangegeven daarin is dat verhuur aan een huishouden, initiatieven van kamerverhuur en of woningsplitsing, niet uitgesloten zijn, maar omzettingsvergunningplichtig en/of omgevingsvergunningsplichtig worden.

De afgelopen jaren is gebleken dat niet alleen sprake is van kamerverhuur maar dat kamers ook worden verkocht. Om deze reden is de term 'kamerverhuur' aangepast naar 'kamerbewoning'.

Hoewel kamerbewoning en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beide wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de leefbaarheid van het omliggende gebied en is het wenselijk om deze initiatieven op gelijke wijze te reguleren in bestemmingsplannen.

Door de regeling in dit paraplubestemmingsplan worden kamerbewoning en woningsplitsing via één omgevingsvergunning geregeld. Er is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen op basis waarvan burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning kunnen afwijken van het verbod op kamerbewoning en woningsplitsing indien de verkamering of splitsing niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat ter plaatse van en in de omgeving van het betreffende gebouw, hetgeen wordt getoetst aan de hand van de 'Beleidsregels kamerbewoning en woningsplitsing Eindhoven 2021'.

Een woonvorm die met dit bestemmingsplan wel rechtstreeks wordt toegestaan is inwoning. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de klassieke hospita-situatie en tijdelijke noodsituaties.

Inwoning is – onder voorwaarden - toegestaan bij de ter plaatse wonende volledige eigenaar/eigenaren van een woning, dan wel bij de eveneens ter plaatse wonende hoofdhuurder(s) van een woningcorporatie.

Ter plaatse wonende eigenaren en woningcorporaties hebben belang bij en grip op leefbaarheid en impact voor de buurt/omwonenden. Woningcorporaties vervullen verder een nadrukkelijke maatschappelijke rol inzake huisvesting en hebben geen winstoogmerk. Daarbij hanteren zij strenge regels voor inwoning, waarbij de hoofdhuurder verantwoordelijk wordt gesteld. In geval van overlastsituaties kunnen zij de toestemming voor inwoning weer intrekken via de huurconstructie.

Ook is de voorwaarde gesteld dat inwoning alleen mogelijk is wanneer de eigenaar/hoofdhuurder reeds minimaal één jaar ter plaatse woonachtig is.

Deze duurzaamheidseis, voornoemde zelfbewoningsplicht en de eis van volledig eigenaarschap zijn voorwaarden bedoeld om verkapte kamerverhuursituaties te voorkomen.

2.3.3 Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)     

De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet de schaarse ruimte dan ook efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Hierin zijn normen vastgelegd voor parkeren. Deze nota is inmiddels geactualiseerd door de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019).

De Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. We hebben te maken met een grote verdichtingsopgave in Eindhoven en tegelijk moeten we het centrum van Eindhoven goed bereikbaar houden.

Er is straks minder plaats voor autoverkeer en -parkeren in en om het autoluwe centrum. Daarom wordt gestreefd naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en wordt zoveel mogelijk ingezet op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer.

In de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) is dat nader uitgewerkt in de HOV-reductie (minder parkeerplaatsen bij stations en Hoogwaardig Openbaar Vervoer - haltes) en het stimuleren van gebruik van deelauto's.

Daarnaast dient bestaande (privé) parkeercapaciteit beter en efficiënter te worden benut in plaats van de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein.

De derde belangrijke aanpassing is dat ontwikkelaars een bijdrage in het mobiliteitsfonds moeten storten, bij gebruik van bestaande openbare parkeerplaatsen. Met dat geld wil het gemeentebestuur onder andere de opbouw van een stadsbreed deelmobiliteit netwerk op weg helpen.

2.3.4 Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen     

In de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) zijn eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd, waarop uitgebreider zal worden getoetst en gehandhaafd. Bij besluit van 20 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders als uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) de Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen vastgesteld.

Het succes van een fietsenstalling hangt sterk af van de kwaliteit, de bruikbaarheid, sociale veiligheid en het comfort ervan. Er zijn voorbeelden van stallingen waar fietsers onvoldoende gebruik van maken, terwijl er in de omgeving toch grote behoefte aan fietsparkeerplaatsen is. De aanwezigheid van een fietsenstalling op zich is nog geen garantie dat hij goed wordt gebruikt.

De belangrijkste kwaliteitseisen voor toegankelijkheid, inrichting en bruikbaarheid zijn om die reden vastgesteld.

2.3.5 Parkeerbeleid in het Paraplubestemmingsplan     

De gemeente Eindhoven voert al lange tijd parkeerbeleid, mede met het oog op het goed functioneren van alle ruimtelijke functies van en binnen de gemeente.

Voorheen was de toetsing van de parkeernormen geregeld in de Bouwverordening. Een bouwvergunning werd getoetst aan de parkeernormen. Met ingang van 1 juli 2018 moeten parkeernormen worden opgenomen in bestemmingsplannen. In het voorgaande paraplubestemmingsplan is de Nota Parkeernormen 2016 van toepassing verklaard op alle bestemmingsplannen waarin de parkeernormen nog niet waren opgenomen. In alle nieuwe bestemmingsplannen is een parkeernorm voorgeschreven, of is verwezen naar de (toepassing van de) Nota Parkeernormen.

In dit paraplubestemmingsplan is gekozen voor een eenduidige regeling, die strekt tot een grotere rechtsgelijkheid en rechtszekerheid met voldoende flexibiliteit. De nu geldende Nota Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) en de ter uitvoering van die nota vastgestelde Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen worden van toepassing verklaard, met de mogelijkheid hiervan af te wijken indien nieuw parkeerbeleid wordt vastgesteld. Zo blijft de parkeerregeling 'dynamisch' zonder dat het paraplubestemmingsplan hoeft te worden herzien.

Hoofdstuk 3 Juridische vormgeving     

3.1 Analoog en digitaal bestemmingsplan     

Bij het maken van een paraplubestemmingsplan is van belang of het paraplubestemmingsplan ook van toepassing is op geldende bestemmingsplannen die niet zijn gedigitaliseerd. Is het (moeder)plan in ontwerp ter inzage gegaan vóór 1 januari 2010, en verandert er geen bestemming, dan is artikel 8.1.2, onder b van het Besluit ruimtelijke ordening (overgangsbepaling) van toepassing en zijn o.a. de digitaliseringverplichtingen niet van toepassing. Deze plannen hebben namelijk geen identificatienummer.

Om een digitale herziening te maken, moet er een verwijzing mogelijk zijn naar het identificatienummer van het geldende moederplan. De herziening mag dan analoog conform het moederplan worden voorbereid en vastgesteld. De digitale plannen, zijnde plannen die als ontwerp na 1 januari 2010 ter inzage hebben gelegen, moeten voldoen aan de digitaliseringsverplichtingen (SVBP2012).



Verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente Eindhoven zijn niet digitaal beschikbaar. Gelet op het bovenstaande moeten dus twee paraplubestemmingsplannen worden opgesteld en vastgesteld: een analoog paraplubestemmingsplan voor de 'analoge moederplannen' en een digitaal paraplubestemmingsplan voor de 'digitale moederplannen'. Deze plannen zijn inhoudelijk aan elkaar gelijk, maar verschillen in de wijze waarop zij (digitaal) zijn ingericht.

 

3.2 Verbeelding en Regels     

Verbeelding

Op de verbeelding zijn alle gronden die behoren tot de gemeente Eindhoven opgenomen. In de regels is vervolgens het toepassingsbereik opgenomen van dit paraplubestemmingsplan.



Regels



Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen opgenomen die in de regels worden gebruikt. Het begrip 'kamerverhuur' is aangepast naar 'kamerbewoning' en aangevuld met:

"(...), met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen.".

Verder is het begrip onzelfstandige woonruimte toegevoegd: "woonruimte (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke wezenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw."

De bepaling van het begrip 'woning' is aangevuld met: "Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.". In het verlengde hiervan zijn de begrippen 'woonwagen' en 'woonwagenwoning' toegevoegd.

Artikel 2 Reikwijdte

Artikel 2.1 regelt op welke bestemmingsplannen de regels van toepassing zijn.

Artikel 2.2 geeft aan dat de begrippen zoals genoemd in artikel 1 van toepassing zijn op de bestemmingsplannen die onder dit paraplubestemmingsplan vallen.

Artikelleden 2.3 en 2.4 regelen het toepassingsbereik van de opgenomen regels in artikel 3, respectievelijk artikelen 4 en 5.



Artikel 3 Partiële herziening inzake kamerbewoning en woningsplitsing

Binnen dit artikel is geregeld dat woningsplitsing en kamerbewoning niet zijn toegestaan.

Een woning of een kamergewijs bewoonde woning of woonwagen mag niet worden verbouwd tot meer woningen / woonwagens. Hiermee wordt geregeld dat het in strijd is met het bestemmingsplan als in een woning of woonwagen één of meer woonvoorzieningen (zoals wc, keuken en sanitair) en/of (een) scheidingswand(en) worden geplaatst, waardoor meer woningen of woonwagens ontstaan. Ditzelfde geldt als een kamergewijs bewoonde woning of woonwagen wordt verbouwd tot meer zelfstandige woningen/appartementen/woonwagens.

Een onvrije woning of onvrije etage is een woning waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met de beschikking over een eigen keuken, douche en toilet. De vertrekken zijn afsluitbaar. Te denken valt aan woonsituaties waarin voor ieder huishouden per saldo voldoende eigen wezenlijke voorzieningen aanwezig zijn. Een onvrije woning/etage wordt dus ook tot een zelfstandige woonruimte gerekend.

Bestaande legale situaties op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan (en situaties die beschikken over een betreffende vergunning voor planologisch strijdig gebruik), worden met dit paraplubestemmingsplan positief bestemd.

Verder is een regeling opgenomen op grond waarvan inwoning onder bepaalde voorwaarden rechtstreeks wordt toegestaan.

Tot slot is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen op basis waarvan het college omgevingsvergunning kan verlenen indien de verkamering of splitsing niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat ter plaatse van en in de omgeving van het betreffende gebouw.

Artikel 4 Partiële herziening inzake parkeernormen

Met dit artikel werken de geldende Actualisatie Nota Parkeernormen (2019) en de Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen concreet door in de bestemmingsplannen waarop de regeling van toepassing is. Indien dit beleid op enig moment wordt gewijzigd, wordt van de gewijzigde regeling uitgegaan. Hierdoor is de regeling 'dynamisch', in die zin dat een bestemmingsplan niet hoeft te worden herzien als het beleid wijzigt.

In bijzondere gebieden of situaties kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regeling, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.

Verder kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de (fiets)parkeervoorzieningen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Artikel 5 Partiële herziening bij wisseling gebruiksfunctie

Binnen bestemmingen is het mogelijk om van gebruiksfunctie te wisselen zonder dat een omgevingsvergunning benodigd is. Het wijzigen van gebruiksfunctie kan echter wel gevolgen hebben voor de parkeerbehoefte. Namelijk in het geval niet in voldoende mate parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, een en ander volgens de beleidsregeling 'Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)'. In die gevallen is sprake van een verbod tot gebruikswijziging.

In bijzondere gebieden of situaties kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.

Artikel 6 en 7 Overgangsregels en slotregel

In deze regels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 4 Financiële aspecten     

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

In dit paraplubestemmingsplan wordt echter geen bouwplan mogelijk gemaakt als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Kostenverhaal is hier dan ook niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid     

5.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro     

De gemeente heeft de voorbereiding van dit paraplubestemmingsplan conform artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening op 10 maart 2021 bekend gemaakt in het Groot Eindhoven.

5.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro     

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het college van burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De belangen van het waterschap, de provincie en het rijk komen in kwestie niet in het geding. Gelet hierop heeft met deze instanties geen vooroverleg plaatsgevonden.

5.3 Inspraak en samenspraak     

Per 1 oktober 2008 is de Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008 in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming.

Dit paraplubestemmingsplan ziet uitsluitend op een uniforme regeling voor parkeren, kamerbewoning en woningsplitsing zoals dat volgt uit het geldende parkeerbeleid en huisvestingsbeleid van de gemeente Eindhoven.

Er verandert niets aan de planologische mogelijkheden voor de gronden waarop dit paraplubestemmingsplan van toepassing is. Er is sprake van een ondergeschikte aanpassing op onderdelen van de geldende bestemmingsplannen die onder dit paraplubestemmingsplan vallen.

Op grond van artikel 4 lid 3 sub a van voornoemde verordening hoeft in dergelijke gevallen geen invulling te worden gegeven aan deze verordening.

5.4 Zienswijzen     

P.M.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerbewoning en woningsplitsing 2021 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80401-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)     

Nota gepubliceerd op 3 oktober 2019 en in werking getreden op 4 oktober 2019.

1.4 Bestaand     

  1. bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, en bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en dat na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet langer dan een jaar is onderbroken.

1.5 Gebruiksfunctie     

een gebruiksfunctie passend binnen een bestemming waarbij sprake is van een auto- en fietsparkeerbehoefte conform de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019).

1.6 Hoofdgebouw     

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.7 Huishouden     

een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.8 Inwoning     

  1. woonvorm, waarbij de volledig eigenaar/volledig eigenaren van de woning die gedurende de inwoning door hem/hen en eventueel zijn/hun gezin ten minste één jaar in ongewijzigde samenstelling (behoudens naar algemene maatstaven passende wijzigingen) wordt bewoond, in die woning één (of meerdere) kamer(s) in gebruik geeft/geven aan maximaal één persoon en maximaal twee minderjarige kinderen van die persoon;
  2. woonvorm, waarbij de hoofdhuurder van de woning van een woningcorporatie die gedurende de inwoning door hem en eventueel zijn gezin ten minste één jaar in ongewijzigde samenstelling (behoudens naar algemene maatstaven passende wijzigingen) wordt bewoond, in die woning één (of meer) kamer(s) in gebruik geeft aan maximaal één persoon en maximaal twee minderjarige kinderen van die persoon.

1.9 Kamerbewoning     

woonvorm - niet zijnde inwoning in de zin van artikel 1.8 - waarbij sprake is van woonruimte die bestaat uit één of meer verblijfsruimten, die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen. De huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren wordt niet als kamerbewoning aangemerkt.

1.10 Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen     

Bij collegebesluit van 20 april 2021 vastgestelde nadere regels ter uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019).

1.11 Onzelfstandige woonruimte     

woonruimte (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke wezenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw.

1.12 Wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen     

het feitelijk wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen, waarbij geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 Woning     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

1.14 Woongebouw     

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.15 Woonwagen     

een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.16 Woonwagenwoning     

een op traditionele wijze gebouwd voor bewoning bestemd hoofdgebouw dat is geplaatst op een standplaats.

Artikel 2 Reikwijdte     

2.1 Herziening bestemmingsplannen     

Dit bestemmingsplan wijzigt de bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente Eindhoven, inclusief de op basis daarvan vastgestelde wijzigings- en uitwerkingsplannen, op de wijze zoals aangegeven in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 van dit bestemmingsplan.

2.2 Herziening regels begrippen     

De begrippen zoals genoemd in Artikel 1 gelden in aanvulling op de bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente Eindhoven, inclusief de op basis daarvan vastgestelde wijzigings- en uitwerkingsplannen. Als in deze bestemmingsplannen een begrip al benoemd is, wordt dat begrip vervangen door het begrip zoals genoemd in Artikel 1 van dit bestemmingsplan.

2.3 Herziening kamerbewoning en woningsplitsing     

De regels van de bestemmingsplannen, inclusief de op basis daarvan vastgestelde wijzigings- en uitwerkingsplannen, worden gewijzigd in die zin dat alle regels die betrekking hebben op kamerbewoning en woningsplitsing worden vervangen, en voor zover deze nog niet aanwezig zijn, worden aangevuld, door de regels van dit bestemmingsplan (Artikel 3).

2.4 Herziening regels parkeernormen     

  1. de regels van de bestemmingsplannen, inclusief de op basis daarvan vastgestelde wijzigings- en uitwerkingsplannen worden gewijzigd in die zin dat alle regels die betrekking hebben op parkeren worden vervangen, en voor zover deze nog niet aanwezig zijn, worden aangevuld, door de regels van dit bestemmingsplan (Artikel 4 en Artikel 5).
  2. van het bepaalde onder a. kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken als sprake is van (een) nog niet vergunde ontwikkeling(en) waarvoor een afwijkende regeling voor parkeren in een bestemmingsplan is opgenomen,
  3. het bepaalde onder a. is voorts niet van toepassing op de volgende bestemmingsplannen:
    1. Luchthaven Eindhoven e.o., vastgesteld d.d. 10 september 2017 (NL.IMRO.0772.80231-0301);
    2. I Luchthaven Eindhoven e.o. (Parkeergarage P5), vastgesteld d.d. 28 januari 2020 (NL.IMRO.0772.80331-0301).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Partiële herziening inzake kamerbewoning en woningsplitsing     

Onderstaande regels hebben betrekking op bestemmingen die de functie wonen en/of woondoeleinden en/of woningen, woongebouwen dan wel andere benamingen die zien op de functie wonen in de betreffende bestemmingsomschrijving, mogelijk maken.

3.1 Bestemmingsomschrijving     

Binnen de betreffende bestemmingsomschrijving wordt onder de genoemde functies toegevoegd, voor zover nog niet aanwezig:



met dien verstande dat:

  1. een woning en/of kamersgewijs bewoonde woning en/of woonwagen en/of kamersgewijs bewoonde woonwagen niet mag worden gewijzigd naar twee of meer woningen/woonwagens;
  2. kamerbewoning van een woning of woonwagen niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
  1. een als woning, dan wel woongebouw bestemde woning, die legaal in gebruik is voor een andere functie dan wonen, mag niet worden gewijzigd naar twee of meer woningen;
  2. inwoning is toegestaan.

3.2 Afwijken     

  1. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod op kamerbewoning en woningsplitsing indien de verkamering of splitsing niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat ter plaatse van en in de omgeving van het betreffende gebouw.
  2. of sprake is van een onaanvaardbare negatieve inbreuk op het woon- en leefklimaat wordt beoordeeld aan de hand van de 'Beleidsregels kamerbewoning en woningsplitsing Eindhoven 2021', met dien verstande dat, indien deze beleidsregels worden gewijzigd, de gewijzigde beleidsregels gelden.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 4 Partiële herziening parkeernormen     

4.1 Bouwregel parkeren     

  1. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat aan de hand van de beleidsregeling 'Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)' en de beleidsregeling 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' wordt bepaald of hieraan voldaan is;
  2. als de onder a. genoemde beleidsregelingen worden gewijzigd, wordt aan de hand van de nieuwe beleidsregeling(en) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

4.2 Afwijken     

Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.

4.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de (fiets)parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 4.1, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Artikel 5 Partiële herziening parkeren bij wijziging gebruiksfunctie     

5.1 Verbod     

Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, een en ander volgens de beleidsregeling 'Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)' van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven zoals vastgesteld op 24 september 2019 en opgenomen in Bijlage 1 bij de planregels.

5.2 Afwijken     

Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 6 Overgangsrecht     

6.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

6.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 6.1 met maximaal 10%.

6.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Lid 6.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.4 Overgangsrecht gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

6.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

6.6 Verboden gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

6.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Lid 6.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Paraplubestemmingsplan parkeren, kamerbewoning en woningsplitsing 2021.