|
De gemeente Eersel is de afgelopen jaren bezig geweest met de actualisatie van haar bestemmingsplannen. Dat geldt ook voor het bestemmingsplan voor het buitengebied. Het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is vastgesteld op 29 september 2009. Het plan is op 2 april 2012 gewijzigd vastgesteld via een bestuurlijke lus naar aanleiding van een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In deze tweede vaststelling zijn alleen fouten gerepareerd en is geen nieuw beleid opgenomen.
Naar aanleiding van onder andere de verplichte aanpassing aan de provinciale Verordening Ruimte (VR) en het opnemen van regels voor de Brabantse Zorgvuldige veehouderij is het nu nodig te komen tot een algehele herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Daarnaast worden meer dan 40 onherroepelijke omgevingsvergunningen, wijzigingsplannen en particuliere bestemmingsplannen opgenomen in dit plan, zodat één integraal bestemmingsplan voor het buitengebied geldt. Verder zijn er enkele fouten en omissies in het geldende plan die hersteld moeten worden.
De in het kader van de herziening te maken beleidskeuzes dienen mede gebaseerd te zijn op een milieueffectrapport (planMER). Het instrument milieueffectrapportage is bedoeld om milieubelangen op een volwaardige manier mee te wegen in de besluitvorming over het bestemmingsplan. Vanwege de mogelijke effecten op Natura 2000 is een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk. Het planMER en de passende beoordeling dienen zowel inhoudelijk als procesmatig optimaal te zijn afgestemd op het bestemmingsplan.
Het beleid in het geldend bestemmingsplan is op dit moment ruim 6 jaar oud en vooral gebaseerd op de mogelijkheden vanuit het voormalige provinciale Streekplan. De huidige provinciale Verordening Ruimte (verder genoemd VR) stelt zowel beperkingen en extra regels als extra mogelijkheden ten opzichte van het Streekplan.
De extra regels hebben vooral te maken met de ontwikkeling van de veehouderij. De Brabantse Zorgvuldige Veehouderij moet een plek krijgen in het bestemmingsplan. Aan mestverwerking zijn ook extra regels verbonden. Verder is het beleid voor de vestiging en uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid aangescherpt.
Het provinciaal beleid geeft wel meer ruimte voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en de inhoud van woningen. Voorwaarde is dat de initiatiefnemer zorgt voor een ruimtelijke kwaliteitsverbetering via de landschapsinvesteringsregeling. Kort gezegd: uitbreiding van bouw- en gebruiksmogelijkheden moet worden gecompenseerd.
Landelijk gezien is het vergunningvrij bouwen voor bijvoorbeeld mantelzorg en bijgebouwen bij een woning behoorlijk verruimd. De huidige regels zijn daarmee overbodig geworden of moeten worden aangepast.
Het bestemmingsplan wordt al ruim 6 jaar gebruikt bij bouwplantoetsing. Gebleken is dat het plan een aantal fouten bevat. De administratieve correcties hebben betrekken op individuele percelen en op regels die voor meerdere percelen gelden.
Ook blijkt een aantal regels onduidelijk geformuleerd. Verder is geconstateerd dat een aantal regels nooit gebruikt wordt omdat ze vaak net niet toereikend zijn.
De gemeenteraad heeft de Toekomstvisie 2030 vastgesteld. Daarin staat onder andere beschreven dat Eersel zich wil profileren op het gebied van recreatie en toerisme. Duurzaamheid en het streven naar een energie neutrale gemeente staan hoog op de agenda. Er wordt ook gekozen voor redesign van het buitengebied en het zoeken naar passend hergebruik van vrijkomende bebouwing.
Het nieuwe bestemmingsplan kan faciliteren in de uitvoering van de Toekomstvisie.
Het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied is vastgesteld zonder voorbereiding met een Milieueffectrapportage (verder planMER). De afgelopen jaren zijn bij andere gemeenten bestemmingsplannen buitengebied geheel of gedeeltelijk vernietigd door de Raad van State vanwege het ontbreken van zo’n planMER.
Een planMER is wettelijk verplicht bij een bestemmingsplan buitengebied als:
In 'Hoofdstuk 6 PlanMER' wordt hier nader op ingegaan.
Het plangebied betreft het gehele buitengebied van de gemeente Eersel met uitzondering van de kernen en bedrijventerreinen. Hiervoor zijn aparte bestemmingsplannen van kracht of worden afzonderlijke plannen opgesteld.
De gemeente Eersel is centraal gelegen in de Kempen, ten zuidwesten van (de stadsregio) Eindhoven en wordt in het zuiden doorsneden door de A-67. Aangrenzende gemeenten zijn in het westen gemeente Bladel, in het noorden gemeente Oirschot, in het oosten gemeente Veldhoven en gemeente Eindhoven en in het zuiden de gemeente Bergeijk.
Het geldende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat is vastgesteld door de raad op 29 september 2009. Het plan is op 2 april 2012 gewijzigd vastgesteld via een bestuurlijke lus.
Verder zijn in dit plan diverse kleinere bestemmingsplannen (postzegelplannen), wijzigingsplannen en verleende omgevingsvergunningen opgenomen.
Plannaam | Vastgesteld |
Bestemmingsplan Buitengebied | 3 april 2012 |
Omgevingsvergunning Schutsbomen Gilde Sint Lucy Steensel | 6 juni 2012 |
Omgevingsvergunning Boksheidsedijk 15, Eersel | 3 maart 2015 |
Omgevingsvergunning afwijking BP Kreiel 14/14a in Wintelre | 27 augustus 2014 |
Omgevingsvergunning Hapertseweg 11, Duizel | 13 februari 2012 |
Projectbesluit De Hoef nieuwvestiging agrarisch bedrijf | 21 juni 2011 |
Projectbesluit Oirschotsedijk 3, Wintelre | 14 juli 2010 |
Projectbesluit Den Bijert 1, Wintelre | 25 mei 2010 |
Omgevingsvergunning Den Bijert 1 | 9 december 2013 |
Wijzigingsplan Lage Heide 1 | 9 januari 2013 |
Wijzigingsplan Lage Heide 7, Eersel | 13 juni 2012 |
Wijzigingsplan Buitengebied, Grote Aardweg 31 | 23 februari 2015 |
Wijziging natuurontwikkeling inrichtingsplan Wintelre-Oerle | 14 augustus 2012 |
Wijzigingsplan Groenstraat 16a Wintelre | 7 oktober 2013 |
Wijzigingsplan Hoekdries 12/12a, Knegsel | 17 september 2013 |
Wijzigingsplan Natuurcompensatie COT | 17 december 2013 |
Bestemmingsplan Landgoed De Panberg | 30 augustus 2012 |
Herziening Landgoed De Panberg | 26 januari 2017 |
Bestemmingsplan Landgoed Zandhoef | 28 februari 2013 |
Bestemmingsplan Landgoed de Landreij | 20 december 2012 |
Bestemmingsplan Landgoed Heijbroeck | 9 februari 2010 |
Herziening Landgoed Heijbroeck | 30 mei 2013 |
Bestemmingsplan Koppelen 16 | 3 augustus 2011 |
Bestemmingsplan Eerselseweg 33-35 | 30 juni 2011 |
Bestemmingsplan Herziening Postelseweg 179 te Eersel | 30 juni 2011 |
Bestemmingsplan Herziening Veneind 5, Wintelre | 29 november 2012 |
Herziening Veneind 5, Wintelre, 1e herziening | 27 mei 2014 |
Bestemmingsplan Oogenlust | 28 juni 2012 |
Herziening Rouwven 4 te Wintelre | 21 januari 2013 |
Bestemmingsplan wijziging buitengebied, Boksheide 30A Eersel | 26 september 2013 |
Bestemmingsplan Hazenstraat 14a en 16, Eersel | 27 februari 2014 |
Herziening Afrit Veldhoven A67 | 28 april 2015 |
Bestemmingsplan Lage Heide 8, Eersel | 29 september 2015 |
Bestemmingsplan Herziening Boksheide 28 Eersel | 28 april 2015 |
Bestemmingsplan De Donksbergen e.o. | 16 december 2010 |
Bestemmingsplan TerSpegelt en Boslucht | 28 mei 2015 |
Bestemmingsplan Biemeren 4 Wintelre | 30 juni 2011 |
Wijzigingsplan Smitspad 1 | 5 augustus 2013 |
Herziening Koemeersdijk 35 Wintelre | 15 december 2015 |
Bestemmingsplan Eerselseweg 35 - Sneidershoek 2 | 12 juli 2016 |
Omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52 Wintelre | 13 januari 2016 |
Bestemmingsplan Stokkelen 21 en Heibloem 16 | 29 september 2015 |
Herziening Groenstraat 14 Wintelre | 24 januari 2017 |
Herziening Mostheuvel ongenummerd Wintelre | 29 september 2015 |
Wijzigingsplan Mr. de la Courtstraat 28, Vessem | 16 februari 2017 |
Herziening Oeyenbos 8a-b | 26 september 2017 |
Bestemmingsplan Scherpenering 23-31 Wintelre | 24 januari 2017 |
Herziening Donk 2-4 | 26 september 2017 |
Wijzigingsplan Kreiel 12 Wintelre | 11 oktober 2017 |
Bestemmingsplan Dennenoord | 9 februari 2010 |
Buitengebied, herziening Hazenstraat 9 en 23 | 19 december 2017 |
Ook hebben er enkele uitbreidingen van de woonkernen plaatsgevonden, waarvoor afzonderlijke procedures zijn doorlopen. Deze planlocaties maken geen onderdeel meer uit van onderhavig plangebied.
Het ruimtelijk beeld van het buitengebied van de gemeente Eersel bestaat grofweg uit een viertal componenten: bossen, beekdalen, oude akkercomplexen en (half) open agrarisch gebied.
De grotere bosgebieden bevinden zich met name in het zuidwesten van de gemeente (Cartier Heide / Boksheide), maar ook in het noorden (Buikheide) en het oosten (Wolfhoekse Heide). De binnen deze bossen aanwezige natuurwaarden bestaan uit een afwisselende vegetatie van naald- en loofhout en restanten van heide en vennen. Naast natuur- en ecologische waarden bezitten de bosgebieden eveneens een belangrijke functie als infiltratie- en grondwaterwinningsgebied.
De gehele gemeente wordt in het westen doorsneden door het beekdal van de Kleine Beerze. Daarnaast bevinden zich in het oosten van de gemeente beekdalen van de Run (zuidoosten), de Gender en Ekkersrijt.
De dalen van de Run en de Gender lopen in noordoostelijke richting en het dal van de Kleine Beerze in noordelijke richting. In de beekdalen komen kleine en grote vochtige loofbossen (zoals elzenbroekbossen) voor evenals houtwallen en diverse soorten water- en oeverplanten.
Rondom de woonkernen, met name Wintelre, Eersel/Duizel en Vessem zijn nog restanten van oude akkercomplexen met bolle akkers, oude buurtschappen en linten en kleine boscomplexen in het landschap te onderscheiden. Dit leidt tot een afwisseling van lange en korte zichtlijnen, coulisselandschappen met laanbeplantingen, houtwallen, singelbeplantingen, etcetera. De ruimtelijke verscheidenheid van houtopstanden, bosperceeltjes en open natuur- en landbouwgebieden maken het gebied tot een aantrekkelijk leefgebied voor struweelvogels.
Daarnaast bevinden zich in het gebied ook een aantal grootschalige, (half) open agrarische gebieden, onder andere ten noordoosten van Wintelre, ten noorden van Duizel, ten noordwesten van Knegsel en ten zuiden van Eersel. Het betreft droge hoger gelegen zandgronden. Naast de waarde voor landbouw heeft het gebied ook betekenis voor natuur. Het gaat dan met name om de overgangsgebieden van het open landschap naar de bosgebieden, waar veel struweelvogels en weidevogels voorkomen.
Tenslotte wordt het ruimtelijk beeld van het buitengebied onder meer ook bepaald door de situering van een aantal grotere recreatievoorzieningen, waaronder het E3-strand, golfbaan Gendersteyn (in het zuidoosten van de gemeente) en diverse campings (waaronder: Eurocamping (Vessem), camping Rustica (Vessem) en Ter Spegelt (Eersel)).
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
De SVIR speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig
is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande
beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden,
burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich
meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het
behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de
deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.
De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte
en landschap.
Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal.
Het zijn bewoners, ondernemers en reizigers die Nederland sterk maken. Provincies
en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een
concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange
termijn (2028) drie doelen gesteld:
1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de
ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. In de SVIR zijn deze nationale opgaven uit de nationale ruimtelijke structuur aangevuld met regionale opgaven.
Betekenis voor het plangebied
Het plangebied ligt in de regio Brabant en Limburg. Voor deze regio geldt een aantal specifieke opgaven van nationaal belang. Zo wordt ingezet op het versterken van het vestigingsklimaat van voornamelijk de Brainport Zuidoost-Nederland (regio Eindhoven-Helmond) en Greenport Venlo. Naast deze regio zijn ook andere gebieden in deze regio, zoals de haven van Moerdijk, Maintenance Valley in West- en Midden-Brabant, het chemiecluster in Sittard-Geleen en de medische cluster in Maastricht, belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio. Het optimaal benutten en verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze regio's via weg, water, spoor en lucht is hierbij van groot belang.
Daarnaast dienen de waterveiligheid, -kwaliteit en zoetwatervoorziening geborgd te
worden op zowel korte als lange termijn. Verder zal de (herijkte) Ecologisch Hoofdstructuur
(EHS) (thans: het Natuurnetwerk Nederland (NNN)), inclusief Natura 2000-gebieden,
verder tot stand gebracht en beschermd worden. Ten slotte dient ruimte vrij gemaakt
te worden voor een buisleidingennetwerk vanuit Rotterdam naar Antwerpen en het Roergebied,
dienen voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie aangewezen te worden en moet
het hoofdenergie netwerk (380kv) over de grens compleet en robuust gemaakt worden.
Een goed vestigingsklimaat kan bereikt worden door hoogwaardige stedelijke woonmilieus,
stedelijke voorzieningen en variërende toegankelijke groengebieden rond het stedelijk
gebied te realiseren. Op deze manier wordt de regio aantrekkelijker voor (buitenlandse)
bedrijven en kenniswerkers om hier te komen werken en/of zich hier te vestigen. Dit
geldt voornamelijk voor de regio Eindhoven. In Parkstad Limburg speelt voornamelijk
het aanpakken van de krimpopgave een belangrijke rol.
Conclusie
De gemeente Eersel ligt in de regio Eindhoven. Een opgave van nationaal belang binnen het plangebied is het verbeteren van het vestigingsklimaat van Brainport Zuidoost-Nederland door onder meer het optimaal benutten en indien nodig verbeteren van de bereikbaarheid ervan via de weg. Door het plangebied loopt de A67 (Venlo - Eindhoven), een autosnelweg die deel uitmaakt van het (inter)nationaal hoofdwegennet. Daarnaast liggen in het plangebied Natura 2000-gebieden en gebieden die deeluitmaken van het NNN. Een andere opgave van nationaal belang binnen het plangebied is dan ook het tot stand brengen en beschermen van het NNN, inclusief de Natura 2000-gebieden.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, bevat regels ter bescherming van nationale belangen. Het besluit is uitgewerkt in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening. De keuze voor deze belangen is gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en wordt met het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening juridisch verankerd.
In totaal gaat het om veertien nationale belangen, te weten: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Natuurnetwerk Nederland, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
In het kader van deregulering en decentralisatie is ervoor gekozen om de regels zoveel mogelijk te laten doorwerken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd. Dit draagt bij aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter betrekking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden. In het bijzonder gaat het hier om de artikelen ten behoeve van Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en het Natuurnetwerk Nederland.
In het plangebied ligt de A67, een hoofdweg. Ook liggen in het plangebied gebieden die deel uitmaken van het NNN. Aan de noordgrens van het plangebied ligt de Oirschotse Heide, een gemeentegrensoverschrijdend gebied dat is aangewezen als militair terrein. De gebieden zijn in lijn met het Barro bestemd.
De provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 is op 19 maart 2014 in werking getreden. Met deze structuurvisie is de in 2010 vastgestelde visie geactualiseerd. De provincie heeft in de structuurvisie een aantal belangrijke beleidswijzigingen doorgevoerd. Hieronder vallen beleidswijzigingen die betrekking hebben op de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in de provincie Noord-Brabant. In de structuurvisie geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. Het doel is een goede woon-, werk- en leefomgeving voor de inwoners en bedrijven in Noord-Brabant.
De structuurvisie bestaat onder meer uit een structurenkaart, waarop het landelijk gebied is gezoneerd.
Uitsnede structurenkaart Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014
De provincie heeft in de structuurvisie een aantal structuren opgenomen, te weten de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren is een aantal perspectieven onderscheiden, waarvan de onderstaande betrekking hebben op het plangebied:
Hierna zijn de belangrijkste beleidspunten ten aanzien van deze perspectieven weergegeven.
Kerngebied groenblauw
De kern bestaat uit natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur (thans: NNN), inclusief de ecologische verbindingszones. Ook belangrijke waterstructuren, waaronder de Brabantse beken, behoren tot het kerngebied. De hoofdfunctie is behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem.
Voor ontwikkeling van functies in de groenblauwe kern geldt het 'nee, tenzij'-principe, met toepassing van het compensatiebeginsel en met mogelijkheden voor de zogenaamde herbegrenzing en saldobenadering. De ontwikkeling van extensieve recreatie die zich richt op de beleving van natuurgebieden is goed mogelijk. De ontwikkeling moet wel passen binnen de natuurdoelstellingen van het gebied en bijdragen aan de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
Groenblauwe mantel
De mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water, die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water(-beheer) en landschap is in de groenblauwe mantel een belangrijke opgave. Vormen van grondgebonden agrarisch grondgebruik zijn van blijvend belang voor de ontwikkeling van groene en blauwe waarden. Binnen het gebied liggen kansen voor recreatie en toerisme.
Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Het is nodig deze positie te behouden en/of een ontwikkeling in grondgebonden agrarisch gebruik te stimuleren.
Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toenemen.
Waterbergingsgebied
Deze gebieden zijn, bij dreigende wateroverlast, van belang voor hoogwaterbescherming en waterberging. Het grootste deel van deze gebieden ligt binnen de groenblauwe structuur, een deel heeft een overlap met de agrarische structuur. Binnen de gebieden voor waterberging kunnen andere functies zoals grondgebonden landbouw, extensieve recreatie en natuurontwikkeling zich blijvend ontwikkelen, mits ze afgestemd zijn op de beoogde waterfuncties. Er kunnen wel beperkingen gelden ten aanzien van voorkomend grondgebruik. De ontwikkeling van kapitaalintensieve functies is in principe uitgesloten.
Regionale waterbergingsgebieden liggen vooral langs het beek- en waterloopsysteem van Noord-Brabant. De ontwikkeling van functies wordt in deze gebieden afgestemd op de waterbergende functie. Dit betekent dat de geschiktheid van het gebied voor waterberging niet verloren mag gaan.
De regionale waterbergingsgebieden zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterberging'. Daarnaast is voor reserveringsgebieden waterberging de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' opgenomen.
Gemengd landelijk gebied
De provincie beschouwd het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht met elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is.
Binnen het gemengd landelijk gebied is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. Uitzondering hierop zijn de primair agrarische gebieden, zoals door de gemeenten vastgelegd. Binnen die gebieden worden functies geweerd die de agrarische ontwikkeling van de specifieke landbouwvorm belemmeren. Buiten deze primair agrarische gebieden ontwikkelen functies zich in evenwicht met elkaar en de omgeving.
Ten aanzien van de veehouderij volgt de provincie de denklijn 'Ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd'. Vanuit deze denklijn wil de provincie stimuleren dat de veehouderij op een verantwoorde wijze is verbonden met de sociale en fysieke omgeving. Veehouderijen hebben impact op hun fysieke omgeving, zowel ruimtelijk (landschappelijk) als qua milieu (onder andere geur-, fijn stof- en stikstofemissies) en volksgezondheid. De tendens is dat steeds meer, net name melkrundveebedrijven, intensiveren. Een onderscheid in behandeling tussen verschillende categorieën van veehouderijen ligt dan ook niet (langer) voor de hand. Daarom hanteert de provincie voor alle veehouderijen gelijke uitgangspunten. De provincie wil dat iedere ontwikkeling bijdraagt aan een verdere verduurzaming op bedrijfs- en gebiedsniveau. De provincie heeft samen met een aantal partners de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) ontwikkeld. Met dit instrument wordt een duurzame bedrijfsvoering geobjectiveerd, door onder andere het benoemen van maatregelen die bijdragen aan een verbetering van de fysieke leefomgeving, volksgezondheid, dierenwelzijn en - gezondheid.
Vanuit landelijke regelgeving ontstaat de verplichting om te voorzien in voldoende capaciteit om het mestoverschot te verwerken. Hiervoor is in de provincie een uitbreiding van de mestbewerkingscapaciteit noodzakelijk. Het beleid is er daarbij op gericht dat Noord-Brabant voldoende capaciteit ontwikkelt om het eigen mestoverschot te verwerken op daarvoor geschikte locaties.
Het concentratiebeleid voor glastuinbouw in Noord-Brabant wordt voortgezet, met aandacht voor verduurzaming van de sector. Ontwikkelingsmogelijkheden voor glastuinbouw liggen met name in de vestigingsgebieden glastuinbouw. Uitbreiding van kassen op solitaire glastuinbouwbedrijven wordt beperkt tot de bedrijven waarvoor de continuïteit op langere termijn aannemelijk is. Daarnaast streeft de provincie van sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden.
De boomteeltsector in Noord-Brabant neemt een steeds belangrijkere positie in binnen Nederland. De ontwikkelingsmogelijkheden voor boomteelt zijn afhankelijk van het type teelt en de landschapskwaliteiten, zoals beschreven in de gebiedspaspoorten.
Akkerbouw, de teelt van akkerbouwmatige groenten en intensieve vollegrondsgroenteteelt op grote percelen zijn beeldbepalende sectoren voor het landschap en gebaat bij een goede infrastructuur en verkaveling. Op het bouwblok dient voldoende ruimte te worden geboden voor opslag en voorbewerking.
Teeltondersteunende voorzieningen zijn in principe alleen binnen de agrarische bouwvlakken toegestaan. Een uitzondering hierop kan gevormd worden door tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, aangezien deze over het algemeen goed inpasbaar zijn buiten het bouwvlak.
Door het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering komen er bedrijfslocaties vrij. Binnen het gemengd landelijk gebied is de ontwikkeling van woon-, recreatie- en werkfuncties mogelijk. Ontwikkelingen passen qua aard, schaal en functie in de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. Hierbij dient aandacht te zijn voor sanering van overtollige bedrijfsbebouwing. Ook moet er rekening worden gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende functies, zoals volwaardige agrarische bedrijven, recreatiebedrijven en woonfuncties.
Bestaande bezoekersintensieve recreatieve voorzieningen kunnen zich in beginsel verder ontwikkelen. De nieuwvestiging van bezoekersintensieve recreatieve voorzieningen met een duidelijke gebondenheid aan het buitengebied is mogelijk op goed ontsloten locaties. Bij de ontwikkeling van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieparken vraagt de provincie dat een bedrijfsmatige exploitatie is verzekerd. Ontwikkelingen moeten rekening houden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende bestaande functies, zoals volwaardige agrarische bedrijven of woonfuncties. Daarom zijn in de primair agrarische gebieden bezoekersintensieve recreatieve voorzieningen niet gewenst.
Ontwikkelingen zoals wonen, werken, (historische) landgoederen, recreatie en toerisme passen qua aard, schaal en functie bij de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. De ontwikkeling van functies is in beginsel alleen mogelijk op vrijkomende agrarische bedrijfslocaties, waarbij rekening wordt gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende functies.
Kernen in het landelijk gebied
Het verschil in ontwikkeling van grotere en kleinere kernen heeft geleid tot de meer suburbane kernen, de dorpen en de plattelandskernen. In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen).
De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten in hun structuurvisies aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).
De provincie wil buiten het stedelijk concentratiegebied geen verdere groei van verstedelijking langs hoofdwegen. Daar is het doel juist de identiteit van het landschap dat de (hoofd)weg doorsnijdt optimaal beleefbaar te maken. Het gaat daarbij zowel om de inrichting van de (hoofd)weg zelf als het landschap dat aan de (hoofd)weg grenst.
De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen.
In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat alleen bedrijven worden gevestigd die qua aard, schaal en functie in de omgeving passen. Gemeenten hebben ruimte voor vestiging van kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Als doorgroei van bedrijven er toe leidt dat deze qua aard, schaal of functie niet meer passen in de omgeving, wil de provincie dat deze worden opgevangen op een daarvoor geschikt terrein in het stedelijk concentratiegebied. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de regio De Kempen. Vanwege de grote afstand tot het stedelijk concentratiegebied wordt aan de ruimtebehoefte van bedrijven uit deze regio tegemoet gekomen op een nieuw te ontwikkelen regionaal bedrijventerrein.
Verder hanteert de provincie in de kernen in het landelijk gebied als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied.
Zoekgebied verstedelijking
Zolang in deze gebieden nog geen verstedelijking heeft plaatsgevonden, is daar feitelijk het perspectief van gemengd landelijk gebied van toepassing. In deze gebieden wordt extra aandacht gevraagd voor (het beperken van) de ontwikkelingsmogelijkheden van functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling kunnen bemoeilijken.
Wegennet (hoofdwegen en onderliggende wegen)
De provincie streeft naar een verbetering van de internationale bereikbaarheid van BrabantStad met omliggende stedelijke netwerken over de weg. Ook de regionale bereikbaarheid over de weg tussen en in de steden moet verbeteren. Om dit te bereiken zet de provincie in op aanpak van het hoofdwegennet, door onder meer verbetering c.q. verbreding van de rijkswegen A2 en A67. De provincie pakt tevens het onderliggende wegennet aan, zoals de noordoost corridor inclusief N279, de 'ruit' om Eindhoven-Helmond.
De Stuctuurvisie ruimtelijke ordening is in een apart document uitgewerkt in gebiedspaspoorten, waarbij de provincie aangeeft welke landschapskenmerken zij bepalend vindt voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype (de kernkwaliteiten van Brabant). De kernkwaliteiten in de gebiedspaspoorten omvatten de natuurlijke basis, het ontginningslandschap en het moderne landschap. Deze kernkwaliteiten komen terug in elk gebiedspaspoort. De provincie vraagt de landschapskenmerken en de ambities uit de paspoorten uit te werken in onder meer de gemeentelijke plannen, deze te betrekken bij de ruimtelijke planvorming en daaraan uitvoering te geven in de plannen. Er zijn in totaal 12 verschillende landschapstypen vervat in gebiedspaspoorten. Het plangebied maakt deel uit van één van deze landschapstypen: de Kempen. De ambities voor dit gebied zijn hieronder beschreven.
Uitsnede structuurvisie gebiedspaspoort
De ambitie voor het landschapstype De Kempen is een groen mozaiëklandschap goed verbonden met het stedelijk gebied Eindhoven-Helmond. Deze ambitie is nader uitgewerkt in een aantal punten.
Op 18 maart 2014 is de door de Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgestelde Verordening ruimte 2014 (de Verordening) in werking is getreden. De Verordening is op 15 juli 2015 geheel opnieuw vastgesteld en in 2016 en 2017 zijn nog enkele wijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn verwerkt in de geconsolideerde versie van de Verordening van 15 juli 2017. De provincie heeft in de Verordening regels opgenomen waarmee een gemeente rekening dient te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan. De onderwerpen in de Verordening vinden hun oorsprong in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening (zie paragraaf 3.2.1). Met de Verordening worden de provinciale belangen veiliggesteld.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening zijn ruimtelijke kwaliteit, stedelijke ontwikkelingen, natuurgebieden en andere gebieden met waarden, agrarische ontwikkelingen (waaronder zorgvuldige veehouderij) en overige ontwikkelingen in het buitengebied. In het hiernavolgende wordt op hoofdlijnen ingegaan op de voor het plangebied meest relevante onderwerpen.
Bevordering ruimtelijke kwaliteit
De provincie heeft de bevordering van ruimtelijke kwaliteit verankerd in de Verordening. In de Verordening wordt onder ruimtelijke kwaliteit verstaan de "kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde".
Op basis van de zorgplicht dient ieder plan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling vergezeld te gaan van een verantwoording op welke wijze wordt bijgedragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid. Daarbij dient toepassing te worden gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
Op basis van de geëiste kwaliteitsverbetering dient een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, te worden bepaald dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. Hierbij moet tevens een verantwoording worden gegeven van de wijze waarop die kwaliteitsverbetering financieel, juridisch en feitelijk is geborgd en dat die kwaliteitsverbetering past binnen de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied.
In dit bestemmingsplan is bij de verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen dat er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Stedelijke ontwikkelingen
In de Verordening is bepaald dat stedelijke ontwikkelingen alleen mogelijk zijn binnen vastgesteld stedelijk gebied, waarmee zorgvuldig ruimtegebruik wordt bevorderd. Indien het niet mogelijk is om binnen bestaand stedelijk gebied te voor zien in de behoefte aan stedelijke ontwikkeling, zijn er in de Verordening specifieke aanduidingen opgenomen. Binnen de aanduidingen 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' en 'integratie stad-land' is stedelijke ontwikkeling onder voorwaarden afweegbaar.
Mestbewerking
Er dient te worden voorzien in voldoende capaciteit om het mestoverschot te verwerken. Binnen de provincie Brabant is daartoe uitbreiding van de mestbewerkingscapaciteit noodzakelijk. Het beleid is er op gericht dat binnen de provincie voldoende capaciteit ontwikkeld wordt om het eigen mestoverschot te verwerken op daarvoor geschikte locaties. De hoofdregel is dat een bestemmingsplan gelegen in de groenblauwe mantel of het gemengd landelijk gebied voor een veehouderij bepaalt dat mestbewerking alleen is toegestaan ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest. Uitgangspunt is namelijk dat mestbewerking voor niet ter plaatse geproduceerde mest plaatsvindt op daartoe geschikte bedrijventerreinen. In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan onder voorwaarden voorzien in mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot ten hoogste 25.000 ton per jaar. Verder kan een bestemmingsplan gelegen in gemengd landelijk gebied voorzien in de vestiging van mestbewerking of een toename van de gebruiksoppervlakte van bebouwing voor mestbewerking op bestaande bouwpercelen van agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch-verwante bedrijven, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
De regeling voor mestbewerking is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd in de regels bij de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden' en 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf'.
Natuurgebieden en andere gebieden met waarden
In de Structuurvisie ruimtelijke ordening (zie paragraaf 3.2.1) is gekozen voor een vitaal en mooi landelijk gebied in Brabant. Dit is in de Verordening uitgewerkt in twee robuuste structuren: de groenblauwe structuur en het gemengd landelijk gebied.
In de groenblauwe structuur is gekozen voor een koppeling van het water- en natuursysteem van Brabant, waarbij door meer samenhang in natuur en water het landschap en recreatiemogelijkheden worden versterkt. Met deze aanpak wordt het tevens mogelijk gemaakt de gevolgen van klimaatveranderingen voor de natuur en het watersysteem beter op te vangen. De groenblauwe structuur bestaat uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en de groenblauwe mantel.
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening (in de Verordening wordt hiermee het NNB bedoeld) en het landelijk en stedelijk gebied. De mantel beschermt het kerngebied groenblauw en zorgt voor verbinding met het omliggende gebied. Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordening van de biodiversiteit buiten het NNB. Voor het water wordt vooral ingezet op kwantitatief en kwalitatief herstel van kwelstromen. De groenblauwe mantel biedt tevens ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap.
Zoals aangegeven is het NNB onderdeel van de kern van de groenblauwe structuur. Het NNB is dat deel van het NNN dat in Noord-Brabant ligt en bestaat uit de (voormalige) ecologische hoofdstructuur en de verbindingszones. Het NNB is een samenhangend netwerk van natuurgebied en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang. Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten. Het NNB hangt samen met het Natuurnetwerk in de andere delen van Nederland en met het Europese netwerk van natuurgebieden, genaamd Natura 2000. Het provinciale beleid is erop gericht om het netwerk in 2027 gereed te hebben door:
De regeling uit de Verordening voor bescherming van natuurgebieden en andere gebieden met waarden is verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.
Agrarische ontwikkelingen
In de Verordening zijn belangrijke wijzigingen doorgevoerd ten aanzien van veehouderijen. De provincie wil dat er een transitie op gang komt naar een zogenoemde zorgvuldige veehouderij. Dit heeft gevolgen voor het beleid rondom veehouderijen en dus ook voor onderhavig bestemmingsplan.
Een belangrijke basis voor de wijzigingen ten aanzien van veehouderijen is gelegd in het zogenoemde 'Brabantberaad'. In dit beraad hebben ruim zeventig betrokkenen vanuit diverse maatschappelijke partners een gezamenlijke lijn afgesproken ten aanzien van het duurzamer maken en vernieuwen van de veehouderij in Brabant. Om de transitie naar zorgvuldige veehouderij in gang te zetten, hebben Provinciale Staten in maart 2013 besloten dat zij dit proces willen ondersteunen met regels in de verordening. De vastgestelde denklijn 'Ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd' is hiervoor de basis. Er is daarbij besloten dat er alleen nog ontwikkelruimte wordt geboden aan veehouderijen, als daarmee de ontwikkeling naar een zorgvuldige veehouderij in gang wordt gezet. De basis hiervoor is in de Verordening verwerkt door de huidige omvang van alle veehouderijen vast te leggen, zowel qua omvang van het bouwperceel als qua omvang van de oppervlakte van gebouwen. Nieuw daarbij is dat het onderscheid tussen grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij is vervallen en dat de integrale zonering voor de intensieve veehouderij is ingetrokken. Voor gebieden rondom kernen en natuur gelden nog wel beperkingen. Daarvoor is de aanduiding 'Beperkingen veehouderij' opgenomen. Ook het specifieke beleid dat sinds 2009 was ingesteld voor schapen- en geitenhouderijen is ingetrokken. Voor iedere veehouderij geldt nu hetzelfde regime.
Om ontwikkelruimte voor een veehouderij te verdienen moet er sprake zijn van (een ontwikkeling naar) een zorgvuldige veehouderij. Om te bepalen wat een zorgvuldige veehouderij is en hoe een ontwikkeling daaraan bijdraagt, stellen Gedeputeerde Staten (GS) nadere regels op. Die regels staan inmiddels bekend als de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV). Met de BZV wil de provincie ondernemers stimuleren om vergaande maatregelen te treffen die de transitie van de sector naar zorgvuldige veehouderij bewerkstelligen. Het idee daarbij is dat een ondernemer punten kan verdienen door bovenwettelijke maatregelen te treffen rondom de in de Verordening genoemde thema's. Hierbij kan de provincie minimumeisen stellen met het oog op een evenwichtige verdeling van de punten over de diverse thema's. Voor het overige heeft de ondernemer keuzevrijheid in welke maatregelen het beste passen bij zijn bedrijfsvoering of de wensen van de omgeving. Door de eisen periodiek aan te passen aan de meest moderne inzichten en mogelijkheden, wordt de transitie ondersteund. Vanuit ruimtelijk perspectief worden de volgende grenzen ten aanzien van ontwikkelruimte gehanteerd:
De betreffende regelingen voor een zorgvuldige veehouderij worden in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden'. De aanduiding ‘overige zone - beperkingen veehouderij’ is opgenomen in de desbetreffende regels en verbeelding van het bestemmingsplan. In de wijzigingsbevoegdheden voor vormverandering of vergroting van het agrarisch bouwvlak zijn voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan. Verder kan de toename van de oppervlakte van dierenverblijven bij omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan mits aan de voorwaarden wordt voldaan die in de Verordening worden gesteld.
Bovendien is in de Verordening bepaald dat een bestemmingsplan de vestiging van, de uitbreiding van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf van geitenhouderijen uitsluit. Dit tijdelijk moratorium voor de ontwikkeling van geitenhouderijen is vanuit voorzorg ingesteld. Uit aanvullend onderzoek Volksgezondheid Veehouderij en Omwonenden blijkt namelijk dat er in de nabijheid van geitenhouderijen een verhoogd risico aanwezig is. Omdat op dit moment niet duidelijk is waardoor dit wordt veroorzaakt, kunnen geitenbedrijven geen maatregelen treffen die het risico verminderen. Het tijdelijk moratorium voor geitenhouderijen is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden'.
Daarnaast zijn in de Verordening zes zogenoemde 'stalderingsgebieden' aangewezen. Achtergrond hiervan is een regionale concentratie van de veestapel tegen te gaan. Bij ontwikkelingen die leiden tot een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen het stalderingsgebied, moet er erlders dierenverblijf verdwijnen. Het gehele plangebied ligt binnen een stalderingsgebied. De regeling over stalderen is in onderhavig bestemmingsplan vastgelegd in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden'.
Overige ontwikkelingen
De provincie heeft in de Verordening algemene regels opgenomen ten aanzien van een aantal niet-agrarische ontwikkelingen in het buitengebied. In deze regels is een kader vervat voor de aard en omvang van de ontwikkelingen, waarbij de gemeente een eigen ruimtelijke afweging kan maken. Hierbij wordt het algemene uitgangspunt gehanteerd dat zoveel mogelijk gebruik gemaakt dient te worden van bestaande bebouwing.
In juni 2013 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie 2030 'Kempisch wonen in een wereldregio' vastgesteld. Deze visie geeft het gewenste beeld van de gemeente in 2030 weer en biedt het kader waarin de gemeente haar beleid kan richten. De gemeente heeft drie kernambities geformuleerd die voortbouwen op de sterke kwaliteiten van de gemeente:
Er wordt gekozen voor een redesign van het buitengebied. De gemeente wil het buitengebied herbestemmen met een aangewezen deel voor natuur, recreatie en zorg en een aangewezen deel voor innovatieve agrarische bedrijvigheid. Krimp in de agrarische sector maakt een transformatie van het buitengebied onvermijdelijk en een deel van het oorspronkelijk agrarisch gebied zal worden herbestemd. De gemeente wil het buitengebied niet verder laten verstenen en mogelijke overlast van grootschalige agrarische bedrijven voorkomen door strenge eisen te stellen. Het groene buitengebied maakt de gemeente een aantrekkelijk woon- en leefgebied. Er zal dan ook worden verkend waar natuur kan worden gecreëerd. Verder wil de gemeente zich profileren op het gebied van toerisme en recreatie en zoekt de gemeente naar passend hergebruik van vrijkomende bebouwing. Herbestemming heeft de voorkeur boven nieuwbouw. Ook staan duurzaamheid en het streven naar een energie neutrale gemeente hoog op de agenda.
De aanleiding van de Structuurvisie Eersel 2011 (vastgesteld op 3 april 2012) is erin gelegen dat Eersel een gemeente is met een aantrekkelijk buitengebied, maar dat het tevens een groeiende gemeente is waarin veel ontwikkelingen gaande zijn. De stedelijke druk vanuit Eindhoven is duidelijk merkbaar. De stedelijke druk en de wens om de landschappelijke waarden te behouden vraagt om een samenhangende visie op ruimtelijke ontwikkelingen en ruimtelijke kwaliteit.
Het uitgangspunt voor de Structuurvisie Eersel 2011 wordt gevormd door de beleidsdocumenten die zijn voortgevloeid uit de StructuurvisiePlus gemeente Eersel (vastgesteld op 17 december 2002). Laatstgenoeme structuurvisie maakt dus integraal onderdeel uit van de Structuurvisie Eersel 2011. Het doel van de Structuurvisie Eersel 2011 is om de verschillende sectorale visies met elkaar te verbinden en om ze in onderlinge samenhang ten uitvoer te brengen. De achterliggende gedachte is dat stedelijke ontwikkelingen een bijdrage zouden moeten leveren aan de realisatie van landschappelijke kwaliteit.
De volgende beleidsstukken maken onderdeel uit van de Structuurvisie Eersel 2011:
In de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn regels vastgelegd die
de belangen van de provincie bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten beschermen. Met
deze regels moet bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening worden gehouden.
In artikel 3.2 van de Verordening Ruimte wordt verplicht gesteld dat ruimtelijke ontwikkelingen
in het buitengebied bij moeten dragen aan de verbetering van de kwaliteit van het
landschap. Deze zogenaamde landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing
op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan,
maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend.
De verplichting om te kwaliteit te verbeteren komt bovenop de 'basis'-verplichting
om de zorgen voor de (handhaving) van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied,
zoals is opgenomen in artikel 3.1 van de Verordening Ruimte. De Verordening Ruimte
schrijft niet voor hoe en in welke mate ontwikkelingen aan de kwaliteit van het landschap
moeten bijdragen. Nadrukkelijk heeft de provincie zich daarbij op het standpunt gesteld
dat de gemeenten dit zelf mogen bepalen, zij het dat de provincie wel minimale eisen
stelt. Op grond van de Verordening Ruimte kan kwaliteitsverbetering van het landschap
plaatsvinden via investeringen in:
Het besluit om medewerking te verlenen aan ontwikkelingen in het buitengebied is afhankelijk van het eigen ruimtelijk beleid dat door de gemeenten wordt gevoerd. Dat betekent dat initiatieven in de eerste plaats aan dit beleid zullen worden getoetst, voordat wordt toegekomen aan het bepalen van de bijdrage in de kwaliteit van het landschapruimtelijke inpassing en de wijze waarop deze bijdrage kan worden ingezet. Indien ontwikkelingen passen in het beleid en ook ruimtelijk/planologisch inpasbaar lijken, is de Afstemmingsnotitie het handvat om inhoud te geven aan de gevraagde investering in de kwaliteit van het landschap.
Via drie categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen met invloed op de omgeving is bepaald hoe invulling wordt gegeven aan artikel 3.2 van de Verordening Ruimte:
In bijlage 1 bij de Afstemmingsnotitie zijn de ontwikkelingen behorend bij deze categorieën concreet benoemd. Deze lijst is dynamisch en geeft een overzicht van de meest voorkomende ontwikkelingen. De lijst kan worden gewijzigd op basis van nieuwe ontwikkelingen.
In dit bestemmingsplan is bij de verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen dat er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. De gemeente Eersel heeft in de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Eersel 2015' (vastgesteld op 29 september 2015) de volgende maximale waarden vastgesteld voor de geurbelasting van een veehouderij op geurgevoelige objecten:
Daarnaast is in de verordening een afwijkende afstand vastgesteld voor geurgevoelige
objecten binnen de bebouwde kom gelegen: de afstand tussen een veehouderij waar dieren
worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een
geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt ten minste 50
meter voor zover dit betrekking heeft op bedrijven met maximaal 56 stuks dieren waarvoor
vaste afstanden gelden.
Op dit moment geldt een aanhoudingsbesluit in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Er is een nieuwe geurverordening in voorbereiding.
In januari 2014 heeft de gemeente Eersel het parkeerbeleidsplan vastgesteld (zie Bijlage 6 bij de regels). Dit plan vormt een toetsingskader voor vraagstukken omtrent parkeren en bevat de volgende aspecten:
Indien nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zal dus moeten worden getoetst aan de parkeernormen uit het parkeerbeleidsplan.
Algemeen
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Voorliggende paragraaf kan als zodanig beschouwd worden.
Waterbeleid, Nationaal Waterplan
Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied.
Gemeenten en provincies wordt gevraagd het generieke beleid zoals vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (ook wel bekend als de AMvB Ruimte) lokaal en regionaal te vertalen en vast te leggen in structuurvisies, bestemmingsplannen en waterplannen.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient dan ook rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer. Nieuwe ontwikkelingen worden niet rechtstreeks mogelijk gemaakt, wel wordt in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden met de eisen ten aanzien van planologische- en juridische regeling op het gebied van waterhuishoudkundige aspecten, zoals gesteld door het waterschap.
Bestaande situatie
Grondwatersystemen
Binnen de gemeente ligt een aantal lokale systemen die min of meer samenvallen met de deelstroomgebieden van de Kleine Beerze, Run, Gender, Poelenloop en Ekkersrijt. Aangezien deze systemen veelal niet dieper reiken dan het freatische grondwater, hangt de begrenzing van deze stelsels samen met de topografie, de ligging van aanwezige waterlopen en verschillen in de grondwaterstand.
In het plangebied zijn zowel zeer natte als zeer droge gebieden te onderscheiden. De grondwatertrappen variëren van I (zeer nat) in de beekdalen tot VII (zeer droog) op de drogere, hoger gelegen infiltratiegebieden. De belangrijkste kwelgebieden liggen in de lagere delen van het gemeente: de beekdalen van de Kleine Beerze en de Run.
De belangrijkste infiltratiegebieden bevinden zich in het oostelijk deel van de gemeente op de hogere delen van het dekzandlandschap, zoals de oude akkercomplexen en de hooggelegen bossen. In de overige (intermediaire) gebieden kan in de tijd afwisselend kwel en infiltratie plaatsvinden.
De kwaliteit van het grondwater is afhankelijk van de samenstelling van de bodemlagen waar het water doorheen heeft gestroomd, het grondgebruik, de verblijftijd en van menselijke activiteiten in het gebied. De belangrijkste bronnen voor verontreiniging zijn bebouwd gebied, afspoeling van wegen, vuilstorten en de landbouw.
Oppervlakte water
In de gemeente bevinden zich diverse beekstelsels, te weten: de Kleine Beerze, de Run, de Gender en de Ekkersrijt. De waterscheiding loopt via Eersel en de oostrand van de Buikheide naar de Oirschotse Heide.
De Kleine Beerze ontspringt ten zuidwesten van Eersel in de Cartierheide en stroomt noordwaarts in de richting van het Wilhelminakanaal en komt ten noorden van Middelbeers uit in de Grote Beerze. De beek was grotendeels genormaliseerd en voorzien van stuwen en viel ‘s zomers gedeeltelijk droog. De beek wordt evenwel momenteel geheel nieuw ingericht, waarbij de stuwen zullen verdwijnen.
De Run ontspringt in het oostelijk deel van de boswachterij Hapert en stroomt in noordoostelijke richting naar de Dommel. Het beekdal van de Run heeft een langgerekte en hier en daar brede vorm. De morfologie en stroming hebben een weinig natuurlijk karakter.
De Gender ontspringt nabij de woonkern Eersel en stroomt vervolgens langs Steensel in noordoostelijke richting waar hij uitkomt in het Beatrixkanaal. De beek stroomt grotendeels door stedelijk gebied, waardoor de natuurlijke morfologie van zeer geringe waarde is.
De Ekkersrijt ontspringt ten noorden van Knegsel en stroomt vervolgens in noordoostelijke richting, langs de gemeentegrens van Eersel, waarna hij boven Eindhoven uitmondt in de Dommel. De Ekkersrijt is een kleine beek met beperkte afmetingen en een weinig natuurlijke morfologie en stroming, het beekdal is niet herkenbaar meer aanwezig.
Verder zijn enkele grotere open wateren aanwezig. Dit betreft een aantal grotere natuurvennen zoals Grootmeer, Kleinmeer (bij Vessem), Laarvan (bij Eersel) en het Haneven (bij Steensel). Het Groot- en Kleinmeer hebben geen directe verbinding met het beeksysteem, maar worden kunstmatig voorzien van water via restlozingen van het drinkwaterwingebied Vessem. De vennen hebben een gave morfologie en hoge natuurwaarden. Daarnaast bevinden zich enkele kleine venrestanten. Tenslotte bevinden zich enkele niet natuurlijke ofwel aangelegde wateren als gevolg van zandwinningen, waaronder het E3 strand en de open wateren bij recreatiecentrum Ter Spegelt.
In het plangebied liggen diverse A-watergangen. Deze hebben in het bestemmingsplan een passende bestemming met bijbehorende beschermingsregeling gekregen.
Watertoets
Zoals gezegd is de watertoets een verplicht onderdeel van elke planologische procedure. Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
Onderhavig bestemmingsplan is beheersmatig van aard en maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk die een significante impact hebben op de waterhuishouding. Derhalve is er geen reden om aan te nemen dat de huidige waterhuishoudkundige situatie dusdanig verandert dat een verslechtering van het waterkwantiteits- dan wel het waterkwaliteitssysteem waarneembaar is. Het is dan ook niet noodzakelijk om onderhavige paragraaf in het kader van de watertoets voor te leggen aan het verantwoordelijke waterschap. Het plan wordt in het kader van het vooroverleg wel voorgelegd aan het betrokken waterschap De Dommel.
Waterschap De Dommel heeft begin 2017 de Provincie verzocht om een algehele actualisatie van de beekdalbegrenzing in de provinciale Verordening ruimte. Het gaat om de reserveringsgebieden waterberging en regionale waterberging. De voorgestelde begrenzing is gebaseerd op een betere modellering van de gebieden, op het klimaatscenario 2014 en op de nieuwe neerslagreeks. Deze verordening is in voorjaar 2017 ter inzage gelegd en heeft tot veel reacties geleid. Voor de provincie waren de reacties - zowel wat betreft inhoud als aantal - aanleiding de actualisatie uit te stellen. Dit is het beste inzicht in het watersysteem dat het waterschap op dit moment heeft. Daarom is in de regels een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen (voor alle bestemmingen) naar de gebiedsaanduiding ‘overige zone - reservering waterberging’ en de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning. Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Uitsnede kaartlaag NNB bij Natuurbeheerplan provincie Noord-Brabant
In het plangebied liggen drie Natura 2000-gebieden. Het betreft het Grootmeer en Kleinmeer en delen van de beeklopen van de Run en de Kleine Beerze. Deze gebiede maken onderdeel uit van de Natura 2000-gebieden "Kempenland-West" en "Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux". De gebieden zijn op de verbeelding en in de planregels aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - Natura 2000' en ontvangen de daarbij behorende bescherming. Verder liggen in het plangebied verschillende gebieden die niet alleen deel uitmaken van het Natura 2000-netwerk, maar ook van het NNB en daarmee van het NNN. Deze zijn op de verbeelding bij het bestemmingsplan aangeduid als 'overige zone - natuurnetwerk brabant' en krijgen de daarbij behorende bescherming.
Soortenbescherming
De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan. In ruimtelijke plannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat geen ontheffing zal worden verleend.
Voorliggend bestemmingsplan is met name een conserverend bestemmingsplan en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat geen ontheffing zal worden verleend. Nader onderzoek naar beschermde soorten in het plangebied is dan ook niet nodig.
Archeologie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige archeologische waarden en verwachtingen rekening wordt gehouden. In het kader hiervan heeft de gemeente Eersel samen met de andere Kempengemeenten Bergeijk, Bladel, Oirschot en Reusel-De Mierden een erfgoedkaart en een beleidsplan archeologische monumentenzorg laten opstellen. Deze erfgoedkaart heeft betrekking op het gehele grondgebied van genoemde gemeenten en bestaat uit de volgende onderdelen:
Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het gehele gemeentelijke grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld. Op de kaart wordt een onderscheid gemaakt in zeven categorieën, die elk een eigen beschermingsregime kennen:
Het archeologiebeleid van de gemeente Eersel is opgenomen in de Erfgoedverordening gemeente Eersel 2017.
De verschillende gebieden die binnen een bepaalde beschermingscategorie vallen, zijn door middel van dubbelbestemmingen opgenomen in voorliggend bestemmingsplan en de daarbij behorende verbeelding en regels.
De rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) worden beschermd via de Erfgoedwet. Voor deze monumenten is daarom geen aanvullende regeling in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Ter signalering ervan zijn deze monumenten op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming ('Waarde - Archeologie 1').
Aangezien voor gebieden in het plangebied zonder archeologische verwachtingen (categorie 7) geen beperkingen ten aanzien van archeologie gelden, is hiervoor geen dubbelbestemming opgenomen.
Voor de overige categorieën (categorie 2 tot en met 6) zijn dubbelbestemmingen opgenomen met een beschermende regeling. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Bovendien is een stelsel voor een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen opgenomen. Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor de oppervlakte en de diepte van een verstoring. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk als de verstoring beperkt zijn wat betreft oppervlak of diepte. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen met de daaraan verbonden ondergrenzen wat betreft oppervlakte en diepte van een verstoring:
In de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4.2' en 'Waarde - Archeologie 5.2' is in de regeling rekening gehouden met het aanwezige esdek (in de regel een plaggendek van 50 cm dik).
Cultuurhistorie
Naast archeologische waarden, dient in een bestemmingsplan ook rekening te worden gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
Cultuurhistorische landschappelijke waarden
De provincie Noord-Brabant heeft in de Verordening ruimte 2014 cultuurhistorische vlakken aangeduid. Het gaat hierbij om de cultuurhistorische vlakken in de cultuurhistorische landschappen zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie. Deze cultuurhistorische vlakken verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. Plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. Dit betekent dat het bestemmingsplan moet voorzien in een beschermende regeling zoals een vergunningstelsel en waar nodig verbodsbepalingen.
In het plangebied is het akkercomplex Knegsel, gelegen ten zuidwesten van Knegsel, op de Cultuurhistorische Waardenkaart aangewezen als cultuurhistorisch vlak (zie onderstaand figuur). Ter bescherming van dit akkercomplex is op de verbeelding een aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' opgenomen.
Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart
Verder heeft de provincie een tweetal akkercomplexen nabij Eersel, het beekdal van de Kleine Beerze en de buurtschappen Schadewijk en Donk aangeduid als historisch geografisch waardevolle gebieden van redelijk hoge waarden. Ook voor deze gebieden is op de verbeelding een aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' opgenomen.
Hieronder is een beschrijving van deze als 'overige zone - cultuurhistorisch vlak'
aangeduide gebieden opgenomen.
Akkercomplex Knegsel
Het betreft een akkercomplex met een karakteristiek esdek, bolle ligging, openheid,
steilranden, zandpaden, wallen en (restanten van) hakhout. Akkercomplexen dateren
in
eerste aanleg uit de Late Middeleeuwen (1250-1500). Voordien lagen hier kleinschalige
cultuurlandschappen. Het westelijke deel van het akkercomplex biedt het beeld van
een
aaneengesloten open akker. Het oostelijke deel van het akkercomplex biedt nog het
beeld
van een kleinschalig cultuurlandschap, met afwisselend akkers en bospercelen. Midden
in
het kleinschalige deel van het akkercomplex de oude, middeleeuwse kerklocatie van
Knegsel. De middeleeuwse kerk is ingestort in 1790, waarna de restanten werden gesloopt
in 1798. De contouren van het kerkhof en de funderingen van de kerk zijn in 1925 zichtbaar
gemaakt. Op het voormalige kerkterrein werd toen ook een H. Hartbeeld opgericht. Aan
de
zuidzijde van het akkercomplex een gebied met latere ontginningen in de vorm van
kampjes en door aanplant van houtwallen gefixeerd stuifzand. Ten zuiden van het gebied
met kampjes restanten van de Knegselse Wallen, een samenhangend stelsel van wallen
dat
het geheel aan ontgonnen gronden van Knegsel afschermde van de omliggende
heidegronden. Aan de noordoostzijde is een deel van het oorspronkelijke akkercomplex
bebouwd.
Akkercomplex Spijkert, De Heestert Eersel zuid-oost
Kleine akkercomplexen met esdek, bolle ligging, openheid, steilranden en (restanten
van)
hakhout. Akkercomplexen dateren in eerste aanleg uit de Late Middeleeuwen (1250-1500).
Voordien lagen hier kleinschalige cultuurlandschappen. Tussen beide akkercomplexen
een
klein beekdal. Beide akkercomplexen en bijbehorende boerderijen lagen eeuwenlang als
eilanden in de omliggende heide. Het kleine akkercomplex bij boerderij De Heestert
is
omstreeks 1900 grotendeels bebost. Bij de ruilverkaveling, omstreeks 1970-1975, is
de
verkaveling van het akkercomplex bij Spijkert deels gewijzigd. Het gebied kent een
samenhang met de Cartierheide en de hieromheen gelegen jonge heidebebossingen.
Akkercomplex Grootakker
Grootakker is een uitgestrekt akkercomplex tussen Vessem en Hoogcasteren. Het is nog
grotendeels als bouwland in gebruik. Enkele zandwegen, bosjes en houtsingels zijn
bewaard gebleven. Het akkercomplex Grootakker wordt begrensd door het beekdal van
de
Kleine Beerze in het westen en van de Kleine Aa in het zuiden. Langs het ca 100 ha
grote
akkercomplex liggen de buurtschappen Hoogcasteren en Driehuizen en het dorp Vessem.
Het onderscheid tussen het akkercomplex en de beekdalen (vroeger met een smalle
strookvormige percelering en graslandgebruik) is grotendeels verloren gegaan door
ruilverkaveling. In dat kader zijn ook nieuwe wegen aangelegd (Grootakker en De
Busvelden) en zijn nieuwe boerderijen op en aan de rand van de akkers gebouwd. Van
de
oude padenstructuur resteren diverse zandwegen bij Driehuizen en De Korstbroeken
(vroeger Kortbroekstraat geheten). Verschillende bosjes en houtsingels, die al in
1850
aanwezig waren, zijn bewaard gebleven.
De Kempen/Postelse Heide
De gebieden Kempen en Postelse Heide zijn voormalige heide-gebieden die in de eerste
helft van de 20e eeuw voor het grootste deel bebost zijn. Kleine gebieden zijn omgevormd
tot landbouwgrond. Het gebied bestaat voornamelijk uit productiebossen met naaldhout
en loofhout, en in de lager gelegen, nattere gebieden plaatselijk ook landbouwgronden.
Enkele restanten heide zijn bewaard gebleven. De bossen liggen op voormalige
heidevelden en deels op gefixeerd stuifzand. Een deel van de bossen was in 1900 al
aanwezig, zoals bij Boksheide, Zwarte Weijer en De Pan, maar het merendeel is bebost
in
de periode 1930-1945. Het gebied is in meerdere projecten verkaveld en ontgonnen.
De
percelering is per ontginning verschillend, maar overwegend rationeel en soms
blokvormig. Midden door het gebied loopt de zandweg Bredasche Baan, onderdeel van
de
oude landweg tussen Luik en Breda. Het gebied kent een samenhang met de Cartierheide
en met de akkercomplexen bij Witrijt, De Pan, Spijkert en De Heestert.
Beekdal Kleine Beerze, tussen Vessem en Oostelbeers
Beekdal met beemdgronden (oude hooi- en weilanden) en in het zuidelijke deel,
Spekdonken geheten, restanten van een kleinschalige percelering, met lange, smalle
percelen, haaks op de beek. Veel perceelsscheidingen worden nog gemarkeerd door
greppels en (resten van) houtwallen. De percelering kan deels nog dateren uit de Late
Middeleeuwen (1250-1500), toen grote delen van de beekdalen werden ontgonnen. Het
noordelijke deel, Molenbroek geheten, is lang in gemeenschappelijk gebruik gebleven
en
nooit verkaveld geweest. De Kleine Beerze is omstreeks 1970-1975 gekanaliseerd tijdens
de
ruilverkaveling. Bij deze ruilverkaveling is de verkaveling (plaatselijk) gewijzigd
en
uitgedund. Het gebied kent een samenhang met het akkercomplex bij Oostelbeers en met
het buurtschap Donk.
Buurtschap Schadewijk, redelijk hoog
Buurtschap met driehoekig plein en enige verspreid gelegen bebouwing. De structuur
dateert grotendeels uit de Late Middeleeuwen (1250-1500), toen de oudtijds verspreide
bewoning zich verplaatste naar de randen van de akkercomplexen en oude alleengelegen
hoeven of "einzelhöfe" werden opgesplitst en uitgroeiden tot buurtschappen. Het
bebouwingsbeeld met overwegend langgevelboerderijen dateert met name uit de periode
1850-1950. Het driehoekig plein heeft een kleine ronde drenkplaats
Buurtschap Donk, redelijk hoog
Buurtschap met lintbebouwing, op de flank van een beekdal. De structuur, met de
bebouwing overwegend aan één zijde van de weg, dateert grotendeels uit de Late
Middeleeuwen (1250-1500), toen de oudtijds verspreide bewoning zich verplaatste naar
de
randen van de akkercomplexen en oude alleengelegen hoeven of "einzelhöfe" werden
opgesplitst en uitgroeiden tot buurtschappen. Het bebouwingsbeeld met overwegend
langgevelboerderijen dateert met name uit de periode 1900-1950. Het buurtschap kent
een
relatie met het beekdal van de Kleine Beerze.
Verder is aan de zuidwestzijde van de splitsing Tasbroekwegje en Stevertsebaan een
gresbuizenfabriek gelegen, welke op de Cultuurhistorische Waardenkaart is aangewezen
als complex van cultuurhistorisch belang (zie bovenstaande figuur). Het complex heeft
in voorliggend bestemmingsplan de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble'.
Hieronder is een beschrijving van dit complex van cultuurhistorisch belang opgenomen.
Gresbuizenfabriek
De gresbuizenfabriek werd gebouwd rond 1900. Het gebouw heeft een rechthoekige
plattegrond, een dubbele topgevel van hout en een dubbel zadeldak met pannen. Aan
de
achterzijde een deel met plat dak. Hier staat ook een gemetselde ronde
fabrieksschoorsteen. In 1922 werd de gresbuizenfabriek in gebruik genomen door
Stoomwasserij Steensel, thans Wasserij Steensel. In 1972 werd de fabriek aan de voorzijde
uitgebreid met een moderne aanbouw.
Belvedère-gebied
De gemeente maakt zelf geen onderdeel uit van een Belvedère-gebied. De Oirschotse Heide, ten noorden van de gemeente, vormt de zuidelijke grens van het Belvedèregebied 'Dommeldal', dat is aangewezen als gebied met bijzondere cultuurhistorische waarden.
Cultuurhistorische gebouwen en objecten
In het plangebied komen op meerdere plaatsen specifieke cultuurhistorische elementen voor. Deze zijn kenmerkend voor een bepaalde plek in het gebied. Het gaat hierbij met name om bijzondere gebouwen. Deze monumenten en cultuurhistorisch waardevolle of beeldbepalende panden zijn vastgesteld in de rijks- en gemeentelijke monumentenlijst.
In het buitengebied van de gemeente Eersel zijn vijf langgevelboerderijen gelegen die zijn aangemerkt als Rijksmonumenten. Het betreft de panden op de volgende locaties:
Deze monumenten worden reeds worden beschermd op basis van de Erfgoedwet. Het is dan ook niet nodig hiervoor specifieke aanvullende regelgeving in het bestemmingsplan opgenomen.
Verder bevindt zich in het buitengebied een aantal gemeentelijke monumenten, te weten:
Ook liggen er verspreid in het plangebied cultuurhistorisch waardevolle panden, met name langgevelboerderijen, die niet op de rijks- of gemeentelijke monumentenlijst zijn opgenomen, maar die toch een bepaalde waarde uitstralen omdat er sprake is van historische bouwkunst. Het gaat om de volgende panden:
Zowel de gemeentelijke monumenten als de cultuurhistorisch waardevolle panden zijn op de verbeelding aangeduid met 'cultuurhistorische waarden' en dienen behouden te blijven. Voor deze panden is in het bestemmingsplan een sloopverbod opgenomen. Voor gemeentelijke monumenten dient bij eventuele sloop en/of herbouw een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
Cultuurhistorische molens
In de gemeente Eersel bevindt zich één gerestaureerde en nog in gebruik zijnde molen: de 'Jacobus' aan de Wilhelminalaan 18 te Vessem. Het betreft een ronde stenen beltmolen, die dienst doet als korenmolen. De molen is in 1893 opgericht en gesitueerd in de bebouwde kom van Vessem. De molen bevindt zich op een bijna vier meter hoge belt of berg en is gebouwd op deze verhoging zodat hij met zijn wiekenkruis boven de omringende bebouwing zou uitsteken.
De bijbehorende zogenoemde molen(beschermings)biotoop strekt zich uit over het plangebied van het buitengebied. Deze beschermingszone is als dubbelbestemming 'vrijwaringszone - molenbiotoop' op de verbeelding opgenomen. Binnen deze beschermingszone gelden beperkingen wat betreft de hoogte van de bebouwing. Bovendien is een stelsel voor een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen opgenomen voor het aanbrengen van bovengrondse constructies en de aanplant van bomen.
Een molenbiotoop bestaat uit twee cirkelvormige zones rond de traditionele windmolens, met een straal van 100 respectievelijk 400 meter vanaf de molen. Deze zone is van belang voor de windvang en -afvoer van de molen en voor het zicht op de molen. De zone dient met de nodige zorg te worden ingericht. Derhalve zijn beperkingen opgelegd met betrekking tot de oprichting van nieuwe bebouwing, mede afhankelijk van de hoogte van de molen.
Door middel van een biotoopberekening is bepaald tot welke hoogte bebouwing en beplanting geen invloed heeft op de windvang en zonder meer toelaatbaar is. Tot een afstand van 50 meter vanaf de voet van de molen mag zonder meer worden gebouwd tot maximaal 4,60 meter hoogte. Vanaf hier loopt de toegestane hoogte op tot een hoogte van 11,60 meter op een afstand van 400 meter van de molen.
Molenbeschermingszone molen Wilhelminalaan
Er zijn gevallen denkbaar waarin het niet realistisch is om aan deze maximale bouwhoogte vast te houden. Gezien de reeds aanwezige bebouwing en beplanting in de (directe) omgeving van de molen is de windvang van de molen immers reeds grotendeels belemmerd. Als aannemelijk is dat de belangen van de molen niet onevenredig worden geschaad, kan daarom een omgevingsvergunning voor afwijking van de regels van de molenbeschermingszone worden verleend. Hiervan is niet alleen sprake bij (nieuw)bouwprojecten. Het is bijvoorbeeld goed voorstelbaar dat bij het herstel van de laanbeplanting in de historische linten bomen worden aangeplant die aanmerkelijk hoger zijn dan toegestaan volgens de molenbiotoop. In een dergelijk geval kan een omgevingsvergunning voor afwijking van de regels van de molenbeschermingszone worden verleend.
Aardkundige waarden
In een bestemmingsplan dient tevens rekening te worden gehouden met aardkundige waarden. Aarkundig waardevolle gebieden zijn gebieden waar de natuurlijke onstaanswijze van de bodem herkenbaar is doordat aardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen.
Op de Aardkundig waardevolle gebiedenkaart Noord-Brabant zijn binnen het plangebied aan de noordgrens enkele gronden aangeduid als aardkundig waardevol gebied. Deze gronden maken deel uit van twee gemeentegrensoverschrijdende gebieden, te weten de Grote en Kleine Beerze en de Oirschotse Heide. Op de verbeelding van onderhavig bestemmingsplan zijn deze aardkundig waardevolle gebieden, voor zover gelegen binnen het plangebied, aangeduid als 'overige zone - aardkundige waarden'.
Uitsnede 'Aardkundig waardevolle gebiedenkaart Noord-Brabant'
In het plangebied zijn agrarische bedrijven gelegen met geurhindercontouren. Deze geurhindercontouren zijn juridisch anderszins geregeld (vergunningen) en maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn ook niet-agrarische bedrijven gelegen. Het gaat hierbij onder andere om semi -agrarische bedrijven. Dit betreft zowel agrarisch technisch hulpbedrijven als agrarisch verwante bedrijven. Voor deze bestaande bedrijven is een afzonderlijke bestemming opgenomen.
Daarnaast zijn er de bestaande overige niet-agrarische bedrijven, zonder functionele binding met het buitengebied en passen daardoor beter op een bedrijventerrein of in de kern. Voor deze bedrijven worden de bestaande rechten gerespecteerd.
In relatie tot het Activiteitenbesluit zijn met name de niet-dierhoudende agrarische bedrijven relevant (bijvoorbeeld glastuinbouw). Afstandsnormen die voorheen op grond van verschillende besluiten golden (bijvoorbeeld Besluit glastuinbouw) zijn in het Activiteitenbesluit vervallen. Daarom dient zonering tussen bedrijven en gevoelige objecten meer dan voorheen in het bestemmingsplan geborgd te worden. Voorliggend bestemmingsplan betreft echter een overwegend conserverend bestemmingsplan. Hieruit vloeien geen belemmeringen voort voor wat betreft de milieuzonering.
De normstelling voor geluid heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee
gezondheidsschade te voorkomen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient dan
ook rekening te worden gehouden met het aspect 'geluid'.
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen
geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende
functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige
functies. Als geluidgevoelige functies gelden onder meer woningen en woonwagenlocaties,
onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorgebouwen.
Op basis van de Wet luchtvaart en bijbehorende regelgeving gelden bovendien geluidscontouren
rondom luchthavens.
Binnen het plangebied zijn de geluidsaspecten wegverkeerslawaai, industrielawaai en
luchtvaartlawaai relevant. Bovendien liggen in het plangebied twee stiltegebieden.
Wegverkeerslawaai
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone.
Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf
aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Wel dient
hier in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat
gewaarborgd te worden.
De breedte van geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken. Voor de rijksweg
A67 (Venlo - Eindhoven) met vier rijstroken geldt een zonebreedte van 400 meter. De
overige wegen in het buitengebied van Eersel zijn provinciale wegen en ontsluitingswegen
met één of twee rijstroken, waarvoor in het buitengebied een zonebreedte van 250 meter
geldt. Voor woningen binnen een zone bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting
van de gevel vanwege de weg 48 dB.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk
betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek
ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven
indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig
of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig
of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek
geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor
het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
In onderhavig bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische regeling van de splitsing
van de woningen gelegen aan Heike 15/15A meegenomen. Ten behoeve hiervan is een akoestisch
onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing
voor de woningsplitsing opgenomen in Bijlage 3. Omdat in het plangebied verder geen nieuwe gevoelige functies in geluidszones van
wegen worden geprojecteerd, hoeft verder geen akoestische toetsing plaats te vinden.
Industrielawaai
In het kader van de Wet geluidhinder worden industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers
zijn gevestigd ruimtelijk gescheiden van woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Ten oosten van het plangebied, in de gemeente Veldhoven, ligt aan de Locht het gezoneerde
industrieterrein. Een deel van de geluidszone van 50 dB(A) rondom dit industrieterrein
ligt binnen het plangebied. Verder ligt aan de westgrens van het plangebied het motorcrossterrein
"De Ketelberg". Op basis van de Wet geluidhinder ligt rondom dit motorcrossterrein
een geluidszone van 50 dB (A). De geluidszone ligt deels in de gemeente Bladel en
deels in onderhavig plangebied.
Aangezien binnen genoemde geluidszones geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk
worden gemaakt, hoeft geen akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Luchtvaartlawaai
Ten oosten van het plangebied ligt de luchthaven Eindhoven. Het luchtvaartterrein
Eindhoven is een militair luchtvaartterrein dat tevens wordt gebruikt voor burgerluchtverkeer
(Eindhoven Airport).
De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in
Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens,
met uitzondering van Schiphol. De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden
moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende
en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden
(Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire
luchthavens (Bml). De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor
het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is 35 Ke. Deze grenswaarde
geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
Op basis van de Wet luchtvaart is op 26 september 2014 het Luchthavenbesluit Eindhoven
vastgesteld, waarin Ke contouren zijn opgenomen die gelden rondom de luchthaven Eindhoven.
In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in
bijlage 8 is de contour voor het commercieel burgerluchtverkeer opgenomen. De cumulatieve
Ke contouren staan in bijlage 3.
Bijlage 3 Kaart geluidszone bij Luchthavenbesluit Eindhoven
Enkele delen van het plangebied liggen binnen de Ke contouren van luchthaven Eindhoven.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart' is het in beginsel niet toegestaan
nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen.
Aangezien in het plangebied geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de Ke contouren
mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Grondgeluid luchtvaart
Naast geluidscontouren voor luchtvaartlawaai (de Ke-contouren), ligt rond het luchtvaartterrein
Eindhoven ook een 50 dB(A) geluidcontour vanwege grondgebonden geluid. Ingevolge de
Wet geluidhinder moet deze contour worden vastgelegd in het bestemmingsplan. De geluidzone
is op de verbeelding opgenomen als 'geluidzone - luchtvaart grondgeluid'. Ter plaatse
van deze aanduiding is het in beginsel niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten
te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen.
Aangezien in het plangebied geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de geluidzone
mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Stiltegebieden
In de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 zijn stiltegebieden aangewezen, waarbinnen bescherming van het geluidarme karakter van het gebied wordt nagestreefd ten gunste van ecologische en recreatieve waarden.
Binnen het plangebied liggen twee gebieden die in de provinciale verordening zijn aangewezen als stiltegebied, te weten de Landschotse Heide in het noordwesten van het plangebied en de Witrijt in het zuidwesten van het plangebied.
Uitsnede stiltegebiedenkaart
Op grond van onderhavig bestemmingsplan zijn ter plaatse van de aanduiding als stiltegebied geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Het gaat daarbij in ieder geval om lawaaisporten, nieuwvestiging van intensieve recreatie, nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid en lawaaivliegbewegingen. Omdat het bestemmingsplan dus niet voorziet in dergelijke nieuwe functies, is voor dit plan geen akoestisch onderzoek nodig.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde over luchtkwaliteitseisen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) is een algemene maatregel van bestuur die vastlegt wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel fijn stof als stikstofdioxide.
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
Voorliggend bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Er worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een sterke verkeersaantrekkende werking hebben en aldus van significante invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen nader onderzoek wat betreft luchtkwaliteit noodzakelijk. Eventuele wijzigingsplannen mogen echter niet op voorhand onuitvoerbaar zijn in verband met luchtkwaliteitseisen. Indien bovendien (door middel van een wijzigingsplan) grote uitbreidingen van agrarische bedrijven mogelijk worden gemaakt, moet het aspect luchtkwaliteit worden beoordeeld.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient in beginsel onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem.
Het nieuwe bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan; het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Verder worden bestaande (bouw)rechten op grond van vigerende bestemmingsplannen in beginsel overgenomen in het nieuwe plan. Omdat het bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Opgemerkt kan worden dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning, zoals bij de bouw van een nieuwe woning door middel van een afwijkingsbevoegdheid, wel wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.
Op nationaal niveau zijn er verschillende wetten en regels ten aanzien van externe
veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor transport geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor
buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen
(Bevb). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico
en Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit
met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde
(PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede
een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen
kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt
een verantwoordingsplicht.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid te worden gekeken naar:
In het plangebied zijn de volgende aspecten relevant voor de externe veiligheid:
Uitsnede risicokaart
Buisleidingen
In het plangebied liggen de volgende buisleidingen:
Deze buisleidingen hebben de volgende kenmerken:
Type leiding | Ontwerpdruk | Diameter | Te vervoeren stoffen |
Diepteligging/ gewogen dekking |
|||
Z-506-04-KR-010 |
40 bar | 8 inch |
aardgas | 169 cm | |||
Z-506-01-KR-021 | 40 bar | 6 inch |
aardgas | 161 cm | |||
DPO 8” | 80 bar | 8 inch |
Vloeibare koolwaterstoffen (K1) | min. 60 cm | |||
DPO 4” | 80 bar | 4 inch |
Vloeibare koolwaterstoffen (K1) | min. 60 cm | |||
8”PRB-leiding | 68 bar | 8 inch | Vloeibare koolwaterstoffen (K1, K2, K3) | min. 60 cm |
Relevante gegevens buisleidingen
De aardgasleidingen zijn bestemd als 'Leiding - Gas'. De 8”PRB-leiding is bestemd als 'Leiding - Brandbare vloeistoffen' en de DPO-leidingen zijn bestemd als 'Leiding - Brandstof'. Op en in de als zodanig aangewezen gronden is voor activiteiten als het plaatsen van bebouwing, verstoring van de grond en het aanbrengen van (diepwortelende) beplanting een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden vereist. Binnen de als 'veiligheidszone – leiding' aangewezen gronden, overeenkomend met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr, is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten. Het 10-6/jr plaatsgebonden risico van de 8”PRB-leiding bedraagt 10 meter aan weerszijden van de leiding. Het invloedsgebied groepsrisico (1% letaliteit) van de 8”PRB-leiding bedraagt 30 meter aan weerszijden van de leiding.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename
van personendichtheden binnen het invloedgebied van de verschillende buisleidingen.
Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is
niet noodzakelijk.
Inrichtingen
LPG-tankstations
In het plangebied liggen de volgende LPG-tankstations:
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg', overeenkomend met de plaatsgebonden
risicocontour van 10-6/jr, is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
Propaantanks
In het plangebied bevinden zich de volgende propaantanks:
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - overige inrichtingen', overeenkomend
met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr, is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename
van personendichtheden binnen het invloedgebied van de verschillende inrichtingen.
Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is
niet noodzakelijk.
Opslag overige gevaarlijke stoffen
In de Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn specifieke afstanden opgenomen
voor inrichtingen waar verpakte gevaarlijke afvalstoffen of verpakte gevaarlijke stoffen,
niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen, worden opgeslagen (PGS 15 inrichtingen).
Binnen het plangebied bevindt zich één inrichting waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, te weten Neutkens Zaden en Aardappelen, Lantie 1 te Vessem. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - overige inrichtingen', overeenkomend met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr, is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename van personendichtheden binnen het invloedgebied van de verschillende inrichtingen. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Wegen
In het plangebied is de autosnelweg A67 aangewezen als route voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr ten gevolge van deze autosnelweg ligt niet buiten de wegrand (bron: Risicoatlas
wegtransport gevaarlijke stoffen, d.d. 24 maart 2003).
De A67 is in de Regeling Basisnet aangewezen als een weg met een risicocontour en
als Plasaandachtsgebied. Het Plasaandachtsgebied bedraagt 30 meter. Bij bouwplannen
binnen dit gebied moet beargumenteerd worden waarom op deze locatie wordt gebouwd.
Onderhavig bestemmingsplan maakt binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de
autosnelweg geen bouwplannen mogelijk. Daarnaast voorziet het bestemmingsplan niet
in de oprichting van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de maximale risicocontour
van 10-6/jr. Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Veiligheidszones munitieopslagplaats
Het beleid voor de externe veiligheid rond militaire munitieopslagplaatsen was vastgelegd
in de nota Van Houwelingen van 12 april 1988. Deze nota is vervangen door het Besluit
algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke
ordening (Rarro), waarin alle militaire munitiecomplexen en de daarbij behorende veiligheidszones
zijn vastgelegd. Na het vaststellen van het Barro is de nota Van Houwelingen vervallen.
In het Barro wordt gewerkt met A-, B- en C-zones. Voor de verschillende zones gelden
de volgende ruimtelijke beperkingen:
De B- en C-zones die rond de munitieopslagplaatsen van het militair luchtvaartterrein
Eindhoven en de kazerne Oirschot liggen, zijn, voor zover gelegen binnen het plangebied,
op de verbeelding aangeduid als 'Veiligheidszone – munitie'. In het plangebied liggen
geen A-zones.
Bijlage 12.33 Rarro: kaart munitieopslagplaats Vliegbasis Eindhoven
Veiligheidszones Eindhoven Airport
Rondom Eindhoven Airport gelden risicozones waar rekening mee gehouden moet worden.
Op de verbeelding zijn daarom de 10-5/jr en 10-6/jr risicocontouren aangeduid als 'veiligheidszone - luchthaven'. In de planregels
is aangegeven onder welke voorwaarden risicogevoelige objecten binnen deze contouren
mogen worden opgericht.
Nutsvoorzieningen
Verspreid in het plangebied komen nutsvoorzieningen voor. Voor zover dit gebouwtjes
of deelstations betreft, zijn deze op de verbeelding bestemd als 'Bedrijf – Nutsvoorziening'.
Obstakelbeheergebieden Eindhoven Airport
Ten noordoosten van het plangebied ligt de militaire luchthaven Eindhoven. De obstakelbeheergebieden
rond de luchthaven is opgebouwd uit drie componenten: het Inner Horizontal en Conical
Surface (IHCS), vliegfunnels en het instrument landingssysteem (ILS). Voor deze obstakelbeheergebieden
is de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebieden' opgenomen.
Bijlage 4 Luchthavenbesluit Eindhoven: kaart obstakelbeheergebied vliegfunnel en IHCS
Bijlage 5 Luchthavenbesluit Eindhoven: kaart obstakelbeheergebied instrument
landingssysteem
Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS)
In deel 3 van het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen is voor militaire luchtvaartterreinen een uitbreiding van het obstakelbeheergebied aangekondigd in overeenstemming met de norm die door de International Civil Aviation Organisation (ICAO) wordt gesteld. Dit betekent dat rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak (IHCS) ligt van 45 m hoog ten opzichte van de start- en landingsbaan; dit is NAP +65 m omdat de baan op een hoogte van NAP +20 m ligt. De straal van het IHCS bedraagt 4 km rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 m over een afstand van 2 km. De hoogte van dit obstakelvrije vlak is gerelateerd aan de ligging van de drempels van de start- en landingsbaan ten opzichte van NAP.
Vliegfunnels
Daarnaast zijn er obstakelvrije vlakken vastgesteld bestaande uit start- en landingsvlakken met zijkanten (zogenaamde 'funnels') in de verlengden van de start- en landingsbanen. Binnen deze obstakelvrije vlakken gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van hoge obstakels (van 20 tot 170 m boven NAP).
Instrument Landing System (ILS)
De luchthaven beschikt over ILS-apparatuur teneinde een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Hiervoor bestaat een ICAO-norm die richtlijnen biedt omtrent het beperken van gebieden waarin obstakels kunnen worden opgericht. Deze gebieden bestaan uit meerdere vlakken, zowel horizontaal als oplopend. Om te voorkomen dat de werking van het ILS wordt verstoord, is het noodzakelijk om binnen het betreffende gebied, voordat een object wordt opgericht, een toetsing te laten plaatsvinden.
Vogelbeheersgebied Eindhoven Airport
Naast obstakelbeheersgebieden, ligt in het plangebied ook een vogelbeheersgebied. In het bestemmingsplan is hiervoor de aanduiding 'milieuzone - vogelbeheersgebied' opgenomen. Ter voorkoming van een vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de militaire luchthaven Eindhoven gelden op gronden ter plaatse van deze aanduiding beperkingen wat betreft toegestaan grondgebruik en toegestane bestemmingen.
Radarverstorinsgebieden
In het plangebied liggen radarverstoringsgebieden van de radarstations Woensdrecht, Volkel en Herwijnen. Binnen deze gebieden gelden maximale bouwhoogtes voor de tippen van de wieken van windturbines. Deze zijn op onderstaande kaart weergegeven.
Kaart radarstations en radarverstoringsgebieden
De maximale bouwhoogten als vastgelegd in de planregels vallen ruim onder deze hoogtebeperkingen. Het opnemen van deze hoogten op de verbeelding heeft dus geen planologische relevantie. Daarom wordt in deze plantoelichting volstaan met het opnemen van bovenstaande kaart.
Hoogspanningsleidingen
In verband met mogelijke gezondheidsrisico's ten gevolge van hoogspanningsleidingen
heeft de staatssecretaris van VROM bij brief van 2005 het volgende geadviseerd:
'Op basis van het voorgaande adviseer ik om u bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen
en van de tracés van bovengrondse hoogspanningsleidingen, dan wel bij wijzigingen
in bestaande plannen of van bestaande hoogspanningslijnen, zo veel als redelijkerwijs
mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig
verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde
magneetveld hoger is dan 0.4 microtesla (de magneetveldzone).'
De betreffende zone is mede afhankelijk van het spanningsniveau van de hoogspanningsleiding.
Onderhavig bestemmingsplan maakt realisering van functies waarbij kinderen langdurig
verblijven in een dergelijke zone niet mogelijk.
Zakelijk rechtstrook
Op basis van het privaatrecht is er aan weerszijden van een hoogspanningslijn in het
algemeen sprake van een zogenaamd zakelijk rechtstrook, waarbinnen een recht van opstal
geldt. Dit is meestal gevestigd door de beheerder van de hoogspanningslijn, het distributiebedrijf.
Als dit het geval is, wijken de belangen van de eigenaar van het terrein voor het
belang van de beheerder van de hoogspanningslijn. Naast het recht van opstal voor
de elektriciteitsmast op het desbetreffende perceel wordt dan meestal ook bedongen
dat er een strook grond aan weerszijden van de hoogspanningslijn moet worden vrijgehouden:
de zakelijk rechtstrook. Het recht van opstal bestaat onafhankelijk van de verplichtingen
die voortvloeien uit de bouwverordening.
De hoogspanningsleiding die door het plangebied loopt heeft een spanningsniveau van
150 KV. Hiervoor is een zakelijke rechtstrook van 2x25 meter aangehouden op de verbeelding.
De hoogspanningsleiding is aangeduid als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Binnen deze bestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet
toegestaan. In overleg met de leidingbeheerder kan een omgevingsvergunning voor afwijking
van het bestemmingsplan of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden worden verleend.
Het eerste uitgangspunt is bestemmen wat al bestemd is. Alle bestemmingen, inclusief de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden worden zoveel mogelijk rechtstreeks overgenomen. Voor een aantal thema’s gelden beperkingen in verband met provinciale regels (zie paragraaf 3.2).
De VR stelt dat een bestemmingsplan moet aangegeven hoe een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Hiervoor wordt de gemeentelijke landschapsinvesteringsregeling aangehouden. Deze is 2012 in Kempenverband opgesteld en door het college vastgesteld.
Het uitgangspunt is dat minimaal 20% van de bestemmingswinst gecompenseerd moet worden in een kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit kan via:
Indien het mogelijk is een kwaliteitsverbetering 'in natura' te realiseren, kan een passende financiële bijdrage in een gemeentelijk landschapsfonds worden gestort. De gemeentelijke landschapsinvesteringsregeling beschrijft wanneer de kwaliteitsverbetering verplicht is, wat de verplichte bijdrage is en hoe deze kan worden ingezet.
Voor alle bouw- en gebruiksmogelijkheden in wijzigingsbevoegdheden en afwijkingen moet een verwijzing worden gemaakt naar de landschapsinvesteringsregeling.
De landschapsinvesteringsregeling zelf is als apart beleidsdocument aan de raad voorgelegd en vastgesteld op 24 augustus 2012.
Bij afwijkingen/wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
Verder geldt voor de nadere invulling van deze algemeen geformuleerde bepaling de genoemde uitwerking in de notitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen.
Voor een aantal locaties heeft reeds een ruimtelijke ontwikkeling plaatsgevonden waar een ‘groene’ tegenprestatie tegenover is gesteld. Afgeronde initiatieven zijn verwerkt in onderhavig bestemmingsplan. De tegenprestatie is daarbij bestemd als ‘Natuur’. In de regels is een koppeling gelegd met de vormgeving van de tegenprestatie. Deze omvat veelal een uitwerking van erfbeplanting of natuur en een voorwaardelijke verplichting, waardoor een omgevingsvergunning voor het bouwen niet verkregen kan worden voordat de natuur is aangelegd. De voorwaardelijke verplichting is gekoppeld opgenomen onder “strijdig gebruik”. Het gebruik in overeenstemming met de bestemming is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing is aangelegd en in stand gehouden.
De huidige vorm van het geldende bouwvlak wordt overgenomen.
Voor eventuele uitbreiding is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor uitbreiding tot 1,5 hectare.
De VR staat uitbreiding tot 1,5 hectare toe met nog een extra uitbreiding ten behoeve van ruwvoervoorziening tot 2,0 hectare bouwvlak. Dit is zo ook opgenomen in dit bestemmingsplan.
Voor uitbreiding (via een wijzigingsbevoegdheid) is de landschapsinvesteringsregeling van toepassing.
De bestaande oppervlakte aan stallen wordt vastgelegd. Er geldt een bouwverbod voor uitbreiding. Uitbreiding is alleen via voorwaarden uit de VR toegestaan via een afwijking van het bestemmingsplan. De voorwaarden zijn inpassing in het landschap, het voeren van de dialoog en de toets aan de Brabantse Zorgvuldige Veehouderij.
Deze regels zijn verplicht vanuit de VR.
De minimale inpassing op basis van de VR is 10% van het bouwvlak. De landschappelijke inpassing mag buiten het bouwvlak.
De bepaling van de vorm, grootte en soort erfbeplanting is een afweging per locatie. Als leidraad kan het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan en een drietal minimum vereisten worden aangehouden. Deze vereisten zijn:
De VR bevat gebieden met de aanduiding 'beperkingen veehouderij'. Dit zijn de zones rondom natuur- en woongebieden gebaseerd op het voormalige reconstructieplan. In deze gebieden geldt een bouwverbod voor stallen. Uitzondering hierop is de bouw ten behoeve van een grondgebonden bedrijf.
Mestverwerking wordt, conform de VR, alleen toegestaan ten behoeve van het bedrijf zelf. Voor nieuwe initiatieven van grootschalige mestverwerking worden maatwerkoplossingen gekozen in de vorm van een bestemmingsplanherziening op perceelsniveau.
In het geldende bestemmingsplan zijn via een eenvoudige vergunning (afwijking bestemmingsplan) diverse nevenactiviteiten mogelijk. De mogelijkheden worden goed gebruikt door agrarische bedrijven. Nevenactiviteiten dragen bij aan een leefbaar platteland.
In dit bestemmingsplan wordt aangesloten op de bestaande mogelijkheden, waarbij de oppervlakte voor enkele functies vergroot wordt. De onderstaande zaken worden onder voorwaarden toegestaan:
Voor het totaal aan nevenactiviteiten wordt een maximum oppervlakte vastgelegd. Dit wordt vergroot van 750 m2 naar 1.000 m2. De nevenactiviteiten moeten in principe gerealiseerd worden binnen de bestaande bebouwde oppervlakte. Vóór dat nieuwbouw plaatsvindt, moeten oude gebouwen gesloopt worden.
De nevenactiviteit ondersteunde horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 100 m2 inpandige ruimte en een terras van 200 m2. Voor de ondersteunende horeca geldt de zonering op basis van de gebiedsindeling uit de Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties (onderdeel van de Structuurvisie). Dit betekent dat geen mogelijkheden worden geboden voor het gebied dat is aangewezen als 'Primair agrarisch gebied'.
Uitsnede kaart Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties
De 'plattelandswoning' wordt niet toegestaan of mogelijk gemaakt via afwijking.
Splitsing van bedrijf en bedrijfswoning levert vaak praktische problemen als het gaat om bouwmogelijkheden of ruimte op het gezamenlijke bouwvlak. Uit ervaring blijkt dat op termijn toch weer de vraag naar een bedrijfswoning ontstaat. De bedrijfswoningen zijn gelegen binnen de milieucontouren van het bedrijf. Bewoning door derden is ongewenst, omdat dit de bedrijfsactiviteiten van de bestaande bedrijven beperkt.
Bovendien zijn er stoppende bedrijven die in zijn geheel omgezet kunnen worden naar een woonbestemming.
In het geldende bestemmingsplan zijn geen nieuwe schuilstalletjes mogelijk. Alle bestaande, legale gebouwtjes zijn positief bestemd. De bestaande hoogtes en oppervlaktes zijn vastgelegd. Voor het bouwen van nieuwe schuilhutjes of paardenstalletjes zijn beperkte mogelijkheden opgenomen in de VR. Ze zijn alleen toegestaan in kernrandzones. Dit is het overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar. In de gemeente Eersel zijn dit de uitlopers van de kernen die in de Structuurvisie zijn aangeduid als bebouwingsclusters.
In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe schuilhutten of paardenstalletjes toegestaan. De ervaring is dat paardenstalletjes en schuilgelegenheden vaak leiden tot verrommeling door opslag in en om het gebouwtje. Handhaving kost veel tijd en is vaak ook lastig.
Op de meeste open percelen in de kernrandzones is het ruimtelijk gezien ook niet wenselijk om nieuwe bebouwing toe te staan. Bovendien zijn op percelen met een woonbestemming of op agrarische bouwvlakken voldoende mogelijkheden om (vergunningvrij) een stalletje te bouwen.
Op een groot aantal plaatsen worden percelen met een agrarische bestemming achter, naast of rondom percelen met een woonbestemming als tuin ingericht en gebruikt. Tegen dit verkeerd gebruik van agrarische gronden wordt zelden tot nooit handhavend opgetreden.
Bij het opnemen van bestemmingen voor illegaal gebruik (waar nog niet handhavend is opgetreden) zijn er in principe de volgende mogelijkheden:
De landschappelijke en stedenbouwkundige structuur ter plekke bepaalt of het vergroten van tuinen verder het buitengebied in aanvaardbaar is. Om één lijn te trekken en rechtsongelijkheid te voorkomen worden alle woonbestemmingen rechtstreeks overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Hiermee wordt vanuit de gemeente ook benadrukt dat agrarisch gebied niet zomaar omgezet kan worden in tuin met de bijbehorende erfafscheidingen. Dit uitgangspunt is bij de herziening in 2009 ook aangehouden.
De huidige regeling wordt overgenomen: maximaal 650 m3 of de bestaande inhoud.
Woonboerderijen mogen geheel tot woning worden verbouwd. Dit zijn: (voormalige) agrarische bedrijfswoningen met in de bouwmassa opgenomen de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.
Toegestaan wordt de bestaande oppervlak of een maximum van 150 m2. Deze oppervlakte is afkomstig uit de regelgeving voor vergunningvrij bouwen en vergelijkbaar met de regels in de komplannen.
De VR staat extra bouw- en gebruiksmogelijkheden niet rechtstreeks toe. Uitgangspunt is het vastleggen van de bestaande, legale bouw- en gebruiksmogelijkheden. Extra mogelijkheden zijn toegestaan via de landschapsinvesteringsregeling. Dit zorgt daarmee voor kwaliteitsverbetering in de vorm van nieuwe landschapselementen of landschappelijke inpassing.
Bij woningen worden beroepen en bedrijven aan huis toegestaan. Het moet kleinschalig zijn en mag geen verkeer aantrekken. Verder zijn bed&breakfast (2x2 bedden of groter via afwijking in bestaand gebouw) en minicampings toegestaan.
Het provinciaal beleid voor boerderijsplitsing in het buitengebied is in 2012 aangescherpt. Het is alleen nog mogelijk om boerderijen met cultuurhistorische waarden te splitsen in twee woningen.
De gemeente is het bevoegde gezag om panden aan te wijzen en ze vervolgens vast te leggen in een erfgoedverordening en bestemmingsplan.
Een groot aantal boerderijpanden zijn al aangewezen als monument of als cultuurhistorisch waardevol pand (zie paragraaf 4.3). De panden zijn geselecteerd op bouwjaar van voor 1980. Vervolgens is met de heemkundekringen overlegd welke panden aangewezen kunnen worden, omdat ze authentieke waarden hebben. Dit zijn voornamelijk oude (langgevel)boerderijen.
Splitsing is mogelijk onder de voorwaarden van milieutechnische haalbaarheid, passend in het woningbouwprogramma en de sanering van de bijgebouwen tot een maximaal oppervlak van 150 m2 per woning.
Via een afwijking van het bestemmingsplan is 15% (alle niet-agrarische bedrijven, horeca en recreatie) of 25% (agrarisch aanverwant of technisch hulpbedrijf) vergroting van de bebouwde oppervlakte toegestaan. Dit is gelijk aan de huidige regeling. De vergroting van het bedrijfsoppervlak en de wijziging naar andere soort bedrijvigheid gaat altijd met een maatwerkoplossing via een bestemmingsplanherziening. Via een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan zelf wordt de omzetting naar een woonbestemming met een eventuele boerderijsplitsing mogelijk gemaakt.
De huidige wijzigingsbevoegdheden voor de herontwikkeling op Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB’s) worden zelden gebruikt omdat ze vaak net niet toereikend zijn. De mogelijkheden voor herontwikkeling van gestopte agrarische bedrijven staan beschreven in de Structuurvisie. Derhalve wordt gekozen voor maatwerkoplossingen via bestemmingsplanherzieningen per project. Enige mogelijkheid in dit bestemmingsplan zelf is de omzetting naar een woonbestemming.
Bij duurzame energie in relatie tot het bestemmingsplan wordt vooral gedacht aan mogelijkheden voor windmolens en zonnepanelen.
De provincie onderzoekt op dit moment de mogelijkheid naar locaties voor grote windmolens in de provincie Noord-Brabant. Kleine (particuliere) windmolens zijn toegestaan tot 15 meter hoogte. Ook kleine windmolens hebben vaak een impact op het gebied. Het voorstel is om geen regeling op te nemen.
De afgelopen 2 jaar zijn in de gemeente Eersel 2 initiatieven voor zonnepanelen op percelen buiten een woonbestemming aangevraagd. Deze zijn vergund via de lijst met 'kleine afwijkingen'. Voordeel van kleine afwijkingen is dat bij de afwijking de concrete voorwaarden kunnen worden bepaald. Derhalve is geen regeling opgenomen in dit bestemmingsplan.
Het huidige beleid en de daarbij behorende regels zijn overgenomen. Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën, van archeologisch monument tot gebied zonder verwachtingswaarde. De categorieën kennen ieder hun eigen beschermingsregime (zie ook paragraaf 4.3).
Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om nieuwe ontwikkelingen (van particulieren) op te nemen. In het kader hiervan wordt de planologisch-juridische regeling van de splitsing van de woningen gelegen aan Heike 15/15A te Vessem meegenomen. De ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende bijlagen voor deze woningsplitsing is opgenomen in Bijlage 3.
De bestaande rechten en uitbreidingsmogelijkheden worden zoveel mogelijk overgenomen uit het geldende plan. De milieueffecten zijn doorgerekend in een planmer-procedure. De uitkomsten hiervan zijn beschreven in Hoofdstuk 6 van deze toelichting.
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport dient te worden opgesteld. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan:
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017' biedt ontwikkelingsmogelijkheden aan de agrarische bedrijven. Daarbij gaat het onder andere om uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen. Door de ontwikkelingsmogelijkheden en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt aan veehouderijen is het mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen drempelwaarden uit het Besluit mer zullen worden overschreden, waarmee het bestemmingsplan het kader vormt voor mogelijke toekomstige besluiten over mer(-beoordelings)plichtige activiteiten. Om deze reden is voor het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017' van de gemeente Eersel sprake van een planmer-plicht.
Ook is een planmer-plicht aan de orde vanwege mogelijk significant negatieve effecten
op Natura 2000. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
Binnen de gemeente Eersel maken drie gebieden deel uit van de Natura 2000-gebieden:
"Kempenland-West" en "Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux". Dit betreft het Grootmeer
en Kleinmeer gelegen in Kempenland-West en de beekloop van de Run en de Kleine Beerze
is gelegen in Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Daarnaast zijn in de omgeving
van het plangebied ook enkele Natura 2000-gebieden aanwezig. Met name als het gaat
om stikstofdepositie kan op vele kilometers afstand sprake zijn van waarneembare effecten
als gevolg van de bouwmogelijkheden in de bestemmingsplannen. Wanneer voor een plan
een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, leidt
dit automatisch tot een planmer-plicht.
Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van (in dit geval) een bestemmingsplan. In het planMER dient te worden beoordeeld of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt, kan leiden tot ongewenste effecten. Waar relevant beschrijft het planMER maatregelen waarmee negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).
Als eerste stap in de mer-procedure is een Notitie reikwijdte en detailniveau opgesteld
(Bijlage 1 bij deze toelichting). Met deze notitie is de mogelijkheid geboden om te reageren
op de opzet van het MER en de onderliggende onderzoeken. De Notitie reikwijdte en
detailniveau geeft een overzicht van de onderzoekssituaties en de uit te voeren onderzoeken.
De Notitie reikwijdte en detailniveau is gelijktijdig met het voorontwerpbestemmingsplan
in procedure gebracht. Er zijn geen reacties ingediend die betrekking hebben op de
reikwijdte en het detailniveau van het planMER.
Het planMER (Bijlage 2 bij deze toelichting) wordt gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan in procedure
gebracht. Op dat moment vindt ook de wettelijk verplichte toetsing door de Commissie
voor de m.e.r. plaats.
Uitgangspunt voor de effectbeoordeling in het planMER vormt de maximale benutting van de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied 2017 biedt. Uit de resultaten zoals vastgelegd in het planMER blijkt dat effecten van de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan Buitengebied over het algemeen beperkt zijn. Dit is het gevolg van:
De effectbeoordeling in het planMER is gebaseerd op de maximale invulling van de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Uitgaan van de reëel te verwachten ontwikkelingen zal de effectbeoordeling op onderdelen gunstiger uitvallen. Daarnaast kan plaatselijk sprake zijn van positieve effecten door de kwaliteitsverbetering die bij bepaalde initiatieven is vereist. Deze positieve effecten zullen met name betrekking hebben op de landschappelijke kwaliteit en soms ook op de natuurwaarden.
Belangrijkste aandachtspunt dat volgt uit de effectbeschrijvingen in het planMER zijn de gevolgen van de mogelijke toename van stikstofdepositie. Uit de passende beoordeling blijkt dat zonder nadere randvoorwaarden significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Daarbij gaat het met name om veehouderij initiatieven (door een toename van NH3-emissies) en in mindere mate ook om eventuele initiatieven die betrekking hebben op glastuinbouw (wanneer sprake is van verwarmde kassende is sprake van NOx-emissies). In de passende beoordeling is bekeken op welke wijze kan worden gekomen tot een uitvoerbaar alternatief in het kader van de Wet natuurbescherming. Naar aanleiding hiervan zijn in de planregels nadere voorwaarden verbonden aan de wijziging of uitbreiding van veehouderijen en glastuinbouwbedrijven. Een toename van emissie is alleen toegestaan wanneer de daarmee samenhangende gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000, uitvoerbaar zijn binnen de kaders van het programma aanpak stikstof (PAS). In dat geval is met de maatregelen die worden getroffen in het kader van het PAS geborgd dat geen significante negatieve effecten optreden. Uit de passende beoordeling blijkt dat het PAS ruimte biedt om binnen de gemeente Eersel te komen tot uitvoerbare initiatieven.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2017' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels.
Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2017’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.
Voor een nadere toelichting op de verschillende bestemmingen die in onderhavig bestemmingsplan voorkomen wordt verwezen naar paragraaf 7.4. Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.
In dit artikel is een bepaling opgenomen waarmee alle op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen voor een activiteit waarvoor in dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist, gelijk worden gesteld met zo'n omgevingsvergunning.
Verder is in dit artikel een voorrangsregeling opgenomen, die bepaalt dat primair het bepaalde met betrekking tot een dubbelbestemming geldt. Ook is aangegeven welke dubbelbestemming de prioriteit krijgt indien meerdere dubbelbestemmingen over elkaar heen liggen.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.
Het merendeel van de gronden behorend tot het plangebied hebben een agrarisch gebruik.
De gronden die in gebruik zijn t.b.v. de agrarisch productie en geen specifieke ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden bezitten zijn bestemd als ‘Agrarisch’. In deze gebieden krijgt de landbouw in beginsel de ruimte om zich in de door haar gewenste richting te ontwikkelen.
De gebieden die agrarisch in gebruik zijn, maar waarvoor tevens instandhoudingsdoelstellingen van de aanwezige landschappelijke waarden gelden zijn bestemd als ‘Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden'. Hierbinnen wordt de verdere ontwikkeling van deze waarden nagestreefd.
Buiten de aanwezige natuurgebieden zijn in het agrarische gebied op sommige gronden ook specifieke natuurwaarden aanwezig. Betreffende gronden zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden'.
De agrarische bedrijfsbebouwing is alleen toegestaan binnen een bouwvlak. Daarbuiten zijn in zeer beperkte mate bouwwerken toegelaten.
Deze bestemming is toegekend vanwege de bestaande bedrijvigheid op deze gronden. Het betreft hier bedrijvigheid, anders dan agrarische bedrijvigheid ofwel niet-agrarische bedrijvigheid waaronder semi-agrarische bedrijvigheid. De verschillende bedrijfsvormen zijn in één detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de bedrijfsdoeleinden per adres zijn gespecificeerd.
In het buitengebied is een gunstig vestigingsklimaat voor agrarisch verwante bedrijven, zoals loonbedrijven, hovenier, dierenpensions enzovoorts. Deze bedrijven zijn veelal ook gebonden aan een locatie in het buitengebied. De verschillende bedrijfsvormen zijn in deze detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de bedrijfsdoeleinden per adres zijn gespecificeerd.
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied voorkomende nutsbedrijven en nutsvoorzieningen opgenomen.
Verspreid in het plangebied is een aantal bos- en natuurgebieden gelegen, welke tevens een waarde hebben in het natuurnetwerk brabant. Deze gebieden zijn ten behoeve van de instandhouding en ontwikkeling hiervan bestemd als 'Bos' respectievelijk 'Natuur'. De gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen deze gebieden zijn vanuit deze doelstellingen zeer beperkt. Meer dan in bosgebieden ligt binnen de bestemming 'Natuur' het primaire doel bij natuurbeheer.
Deze bestemming is toegekend aan gronden met (opgaande) beplanting die niet primair een bos- of natuurfunctie hebben. Het gaat hierbij niet om erfbeplanting maar om landschapselementen belangrijk voor de ruimtelijk visuele beleving.
Deze gronden zijn bestemd voor het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen, overeenkomstig de verschillende landschappelijke inpassingsplannen die in Bijlage 3 bij de regels zijn opgenomen. In deze bestemming is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat deze landschappelijke inpassing gerealiseerd moet worden en in stand moet worden gehouden.
De gronden met deze bestemming betreffen de gronden voor Parc Vital en zijn bedoeld voor een hotel met wellnesscentrum en enige maatschappelijke functies.
Deze bestemming maakt het gebruik van de woning voor zowel wonen als recreatiewoning mogelijk, waarbij slechts één functie tegelijkertijd aanwezig mag zijn. Voor de woning/recreatiewoning en bijgebouwen zijn maatvoeringseisen opgenomen in de regels.
Binnen het plangebied is een aantal zelfstandige horecabedrijven gevestigd. De verschillende horecabedrijven zijn in deze detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de horecadoeleinden per adres zijn gespecificeerd.
Deze bestemming is toegekend aan gebouwen en gronden die een maatschappelijke functie hebben. Binnen het plangebied zijn enkele maatschappelijke functies aanwezig, zoals de gildeterreinen en scouting. De verschillende maatschappelijke voorzieningen zijn in deze detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de maatschappelijke doeleinden per adres zijn gespecificeerd.
Deze bestemming is toegekend aan gronden die een recreatieve functie hebben (verblijfsrecreatie en dagrecreatie). Binnen het plangebied zijn verschillende recreatieve functies aanwezig. Ook de hier aanwezige voorzieningen vallen binnen deze bestemming. De verschillende recreatieve functies zijn in deze detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de recreatieve doeleinden per adres zijn gespecificeerd.
Naast de bestemming Recreatie bestaan verder de specifieke bestemmingen Recreatie – Recreatiewoning en Recreatie – Stacaravan.
Deze bestemming heeft betrekking op diverse in het buitengebied gelegen sportvoorzieningen. Het gaat hier bijvoorbeeld om een paardensportterrein, manege, hondensportterrein en motorcrossterrein. De verschillende sportvoorzieningen zijn in deze detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de sportdoeleinden per adres zijn gespecificeerd.
De in het plangebied gelegen wegenstructuur dient ten behoeve van een goede ontsluiting van percelen en het gebied in stand gehouden te worden. Daartoe is aan deze wegen de bestemming Verkeer toegekend. Op grond van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid is een onderscheid gemaakt in het type weg, waarbij per type een aanduiding is opgenomen. Voor stroomwegen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg', voor gebiedsontsluitingswegen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg', voor erftoegangswegen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' en voor onverharde of semi-verharde wegen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' . Dit onderscheid is van belang voor de bouwregels in de overige bestemmingen, waarmee een minimale afstand van bebouwing tot een bepaald type weg wordt voorgeschreven.
Deze bestemming is toegekend aan het binnen het plangebied aanwezige open water. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, vijvers, ecologische waarden). Grote leggerwaterlopen (o.a. grote beken) en grote plassen binnen het plangebied zijn bijvoorbeeld opgenomen in de bestemming ‘Water’.
Binnen het gehele plangebied zijn burgerwoningen aanwezig welke geen relatie hebben met (agrarische) bedrijvigheid. Burgerwoningen kunnen een beperkende werking hebben op omliggende bedrijvigheid, het beleid is er derhalve op gericht om vermeerdering van het aantal burgerwoningen in het buitengebied niet zonder meer toe te staan. Derhalve is aan de bestaande burgerwoningen in het plangebied de bestemming Wonen toegekend, waarbij is bepaald dat per bestemmingsvlak maximaal één woning opgericht mag worden, tenzij anders aangegeven op de verbeelding. Bij deze burgerwoningen zijn (beperkte) nevenactiviteiten in de vorm van aan huis gebonden beroepen, kleinschalig kamperen of bed & breakfast toegestaan. Ook vinden op verschillende locaties specifieke nevenactiviteiten plaats. In de regels is een tabel opgenomen waarin deze nevenactiviteiten per adres zijn gespecificeerd.
In het plangebied zijn verschillende landgoederen aanwezig/in ontwikkeling. Het gaat om Landgoed De Panberg, Landgoed Zandhoef, Landgoed Landreij en Landgoed Heijbroeck.
De verschillende landgoederen zijn in deze detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin per landgoed specifieke regelingen zijn opgenomen.
De hoofdnutsverbindingen binnen het plangebied zijn allen voorzien van een (specifieke) dubbelbestemming. Met deze dubbelbestemming zijn nadere beperkingen aan de gronden in de directe nabijheid van de hoofdnutsverbinding toegekend, waarmee de belangen van de betreffende leiding worden gediend. Gedacht moet worden aan beperkingen ten aanzien van grondbewerkingen en -werkzaamheden in de directe nabijheid van ondergrondse leidingen en bouwbeperkingen onder en/of vlak naast een bovengronds hoogspanningstracé. Indien dergelijke activiteiten ontplooid willen worden, is voorafgaand een omgevingsvergunning noodzakelijk, waarbij het bevoegd gezag voorafgaand de betreffende leidingbeheerder dient te consulteren.
Vanuit het archeologiebeleid van de gemeente is aan een gedeelte van het gemeentelijk grondgebied een verwachtingswaarde toegekend voor het aantreffen van archeologische sporen/artefecten. Uitgangspunt is dat deze mogelijk aanwezige waarden beschermd worden. Door bijvoorbeeld het uitvoeren van grondwerkzaamheden bestaat de kans dat dergelijke waarden verloren gaan. Afhankelijk van de toegekende waarde is daarom bij een bepaalde omvang van werkzaamheden voorafgaand een omgevingsvergunning benodigd. Met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie is bepaald op welke locaties hiervan sprake is en bij welke omvang van werkzaamheden dit aan de orde is.
Deze dubbelbestemming beschermt de ruimtelijk-functionele eenheid van de landgoederen mede in relatie tot de in de, in Bijlage 4 bij de regels opgenomen, inrichtingsplannen vastgelegde ruimtelijke entiteit.
Deze dubbelbestemming beschermt de in het plangebied aanwezige Natura 2000-gebieden.
Vanuit het provinciaal beleid is een gedeelte van het plangebied aangewezen als waterbergingsgebied, waarbinnen in voorkomende gevallen de opvang van overtollig water plaats dient te vinden. Het behoud van het waterbergend vermogen van deze gronden dient daartoe gewaarborgd te worden. Met de bestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied zijn beperkende regels opgenomen ter bescherming van deze belangen.
Het onderhavige bestemmingsplan is een actualisatie van verouderde bestemmingsplannen. Het plan geeft in de meeste gevallen de huidige situatie weer. Dit heeft geen financiële consequenties.
Mogelijk zullen zich binnen het plangebied binnen de planperiode nieuwe ontwikkelingen voordoen. Het betreft in de regel gebieden die een herontwikkeling doormaken. Het tijdstip waarop is thans nog onbekend. Hiervoor geldt dat in de regel separate (planologische) procedures worden gevolgd. Hierbij zal de economische uitvoerbaarheid afzonderlijk worden aangetoond.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017' betreft een conserverend bestemmingsplan waarbij als uitgangspunt gehanteerd is dat bestaande rechten overgenomen worden. Als gevolg hiervan is de verwachting dan ook dat er in beginsel geen planschade ontstaat als gevolg van de planologische wijziging.
De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12 eerste lid Wro een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn.
De regeling van afdeling 6.4 Wro heeft mede betrekking op de bouwmogelijkheden, die in vorige bestemmingsplannen nog niet benut waren. Wanneer voor bestaande, nog onbenutte bouwmogelijkheden nog sprake is van de noodzaak van locatie-eisen of kostenverhaal, kan dat in het nieuwe bestemmingsplan ook worden meegenomen.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017' is geen sprake van nieuwe of onbenutte bouwmogelijkheden waarvoor de noodzaak van het stellen van locatie-eisen of een kostenverhaal nog aanwezig is. Aan het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017' hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden toegevoegd.
Voor de in het bestemmingsplan meegenomen initiatieven zijn afzonderlijke overeenkomsten gesloten, waarin ook het kostenverhaal is geregeld. Ook hiervoor is derhalve het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse ambtelijke instanties. Tevens is op basis van de inspraakverordening van de gemeente Eersel inspraakgelegenheid geboden. De uitkomsten van het vooroverleg en de inspraakprocedure zijn nader beschreven in paragraaf 9.2.
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
Reeds bij de totstandkoming van een bestemmingsplan dient terdege aandacht te worden besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.
Voor het overgangsrecht is op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor zowel het bouwrecht als het gebruiksrecht bepalend het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen geldt het overgangsrecht niet voor bouwwerken die gebouwd zijn zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende plan. In de overgangsbepalingen is verder vastgelegd dat het verboden is het met het bestemmingsplan strijdige gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Verder is bepaald dat indien het strijdige gebruik voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
In het kader van het ontwerp is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de college van burgemeester en wethouders) kenbaar te maken. Na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze te zijn ingediend of dient het plan ten opzichte van het ontwerp te zijn gewijzigd. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied 2017' is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan diverse instanties. Onderstaande instanties hebben een inhoudelijke reactie met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan ingediend:
Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de vooroverlegreacties wordt verwezen naar de Nota vooroverleg en inspraak (Bijlage 4).
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 30 maart t/m 10 mei 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen gedurende welke termijn iedereen een schriftelijke inspraakreactie kon indienen. Hiervan is door ongeveer 80 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de inspraakreacties wordt verwezen naar de Nota vooroverleg en inspraak (Bijlage 4).
Het ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied 2017’ heeft van 2 november t/m 13 december 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. Hiervan is door 89 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de zienswijzen wordt verwezen naar de Nota van zienswijzen, adviezen en ambtshalve aanpassingen (Bijlage 5).
Op 6 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Eersel het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, met de wijzigingen zoals aangegeven in de Nota van zienswijzen, adviezen en ambtshalve aanpassingen en met inachtneming van het aangenomen amendement 'Behoud cultuurhistorische boerderijen'.
het bestemmingsplan Buitengebied 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0770.BPB20170049-VAS1 van de gemeente Eersel.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals bodemopbouw/-samenstelling, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op:
nader te onderscheiden in:
een aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - of Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden.
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd.
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties.
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/ exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
een gebouw met een kantoor-, cel-, industrie-, sport- of logiesfunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit.
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huisverbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
de tak van tuinbouw die zich bezig houdt met het telen van houtige gewassen en planten hoger dan 1,5 m voor tuinen en groenvoorzieningen.
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap en recreatie.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
instrument waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de transitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven, zoals toegepast door de provincie Noord-Brabant.
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
ensemble van bestaande bebouwing en bijbehorende omgeving met aldaar aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen;
het rulle of vaste deel van dierlijke mest dat ontstaat bij scheiding van deze mest of van digestaat in een dik en een dun deel, bijvoorbeeld door mechanische scheiding, gescheiden opvang van mest en urine, bezinking of een strofilter.
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning.
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden.
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied.
een groot evenement of klein evenement, zijnde:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg met gelijkvloerse kruisingen welke is bedoeld om landelijk of stedelijk gebied te ontsluiten. De wegvakken hebben hierbij een doorstroomfunctie, terwijl de gelijkvloerse kruispunten uitwisseling van verkeer mogelijk maken met lagere orde wegen.
de van de 'Structuurvisie Eersel 2011' onderdeel uitmakende 'Gebiedsvisie bebouwingsconcentraties' d.d. 3 april 2012 of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en gezondheidszorggebouwen.
terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of woonwagenstandplaatsen.
bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen.
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het natuurnetwerk brabant en het natuurnetwerk brabant ecologische verbindingszone of die deze verbinden.
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.
grondgebonden veehouderij als bedoeld in de Verordening ruimte, zijnde een veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Of hiervan sprake is wordt getoetst op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een ander bedrijf.
gebouwen en/of bouwwerken, met een hoogte tot maximaal 4 m, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek.
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.
een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarische bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf.
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf.
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.
overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.
een bedrijf waarin gewassen worden geteeld, waarbij de productie gedeeltelijk plaatsvindt in kassen bij het bedrijf.
een gebouw met een onderwijs- of gezondheidsfunctie als bedoeld in artikel 1.1. van het Bouwbesluit 2003.
bouwwerken of andere werken, met een hoogte van maximaal 1,5 m, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.
rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.).
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
groenelementen met lanschappelijke waarden die bepalend zijn voor het om liggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit met name inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag.
een sportactiviteit al dan niet individueel of in groepsverband, professioneel of hobbymatig waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
een bedrijf dat -voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden, met uitzondering van mestbewerking.
een sportbedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning.
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
Nevenactiviteiten: Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
het ontplooien van activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
de vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw bouwvlak daar waar nog geen bouwmogelijkheden aanwezig zijn, als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf.
het geheel, danwel in overwegende mate overstappen van een van de volgende agrarische bedrijfsvormen in een andere, ook in de opsomming genoemde bedrijfsvorm:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan.
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
een van oorsprong agrarische bedrijfswoning die gebruikt mag worden door derden die geen functionele relatie hebben met het agrarisch bedrijf dat ter plaatse wordt uitgeoefend.
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
een caravan of soortgelijk onderkomen dat steun vindt op de grond en dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
stalderingsgebied als bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant, zijnde een gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen.
opslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven (zoals antieke auto's, boten, caravans en dergelijke) en die niet bedoeld is voor de handel of een elders gevestigd bedrijf.
producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd.
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een weg waarop gemotoriseerd verkeer zo veel mogelijk ononderbroken kan doorstromen.
teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen.
voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor recreatievedoeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers, ruiters, kanoërsof autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten mag zijn.
een kwekerij en een verkoopplaats waar dode en levende artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel uitmaakt ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie; .' een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmedehet verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
een ruimte in de vorm van een kampeermiddel, recreatiewoning, hotelkamer e.d. die geschikt is voor verblijfsrecreatie.
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve;
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd;
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etcetera.
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een (vollegronds)teeltbedrijf of een overig agrarisch bedrijf tot een omvang van ten hoogste 1,5 ha bouwperceel, worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een (vollegronds)teeltbedrijf of een overig agrarisch bedrijf- het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:
Bij een bestaande veehouderij mogen dieren - al dan niet in hokken - binnen gebouwen alleen op de begane grond gehouden worden, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte' opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan:
Adres | Aanduiding | Nevenactiviteit | ||||
Duiselseweg 2 | 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' | kinderopvang | ||||
Koemeersdijk 4 | 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf en statische opslag' | hoveniersbedrijf en statische opslag | ||||
Oirschotsedijk 18 | 'opslag' | statische opslag | ||||
Molenvelden 3 | 'zorgboerderij' | zorgboerderij | ||||
Rootseweg 13 | 'hovenier' | hovenier | ||||
Stokkelen 5 | 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch technisch hulpbedrijf' | agrarisch technisch hulpbedrijf, met dien verstande dat maximaal 200 m2 aan buitenopslag mag plaatsvinden | ||||
Stokkelen 33 | 'opslag' | caravanstalling | ||||
Stokkelen 43 | 'specifieke vorm van recreatie - minicamping en groepsaccommodatie' | minicamping en groepsaccommodatie |
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed & breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:
Inpandige statische opslag is toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 500 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
Mestbewerking wordt als bij het agrarisch bedrijf behorende nevenactiviteit aangemerkt, met dien verstande dat mestbewerking alleen is toegestaan ten behoeve van door het gevestigde agrarische bedrijf ter plaatse geproduceerde mest.
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'.
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 5,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 11 m | |
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard | 12°, tenzij de bestaande dakhelling minder bedraagt, dan geldt de bestaande dakhelling als minimum | 60° | |
Kassen ter plaatse van aanduiding 'glastuinbouw' | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 4,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning) | 25 m | n.v.t. | |
Teeltondersteunende voorzieningen | Minimaal | Maximaal | |
bouwhoogte | n.v.t. | 2,5 m | |
oppervlakte teeltondersteunende kassen | n.v.t. | 5.000 m2 | |
goothoogte teeltondersteunende kassen | n.v.t. | 5,5 m | |
bouwhoogte teeltondersteunende kassen | n.v.t. | 7 m | |
afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning) | 25 m | n.v.t. | |
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot | n.v.t. | 3,5 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
dakhelling | 0° | 60° | |
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
gezamenlijke oppervlakte per woning | n.v.t. | 150 m2 | |
goothoogte | n.v.t. | 3,2 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 6 m | |
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | n.v.t. | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | |
dakhelling | 0° | 45° | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte mestbassins | 8,5 m | ||
bouwhoogte silo's of waterbassins | 15 m | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | 1,5 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m achter de voorgevel | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m | ||
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren |
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder d en 3.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan bij het agrarisch bedrijf of de bestemming Wonen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde een toename van de oppervlakte van dierenverblijven voor de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik binnen de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische voorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is uitsluitend toegestaan indien:
Wijziging van bestaande glastuinbouwbedrijven is uitsluitend toegestaan indien:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2, teneinde – bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b jo. 3.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder g teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder h teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.2 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.2 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder i en 3.5.2 onder k teneinde te voorzien in mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot ten hoogste 25.000 ton per jaar, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.3 en een toename van stikstof depositie als gevolg van wijziging van aanwezige dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen toestaan indien hiervoor:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.4 en een toename van stikstof depositie als gevolg van wijziging van bestaande glastuinbouwbedrijven toestaan indien hiervoor:
Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.7.4. opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 3.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement. |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van oppervlakte verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; 2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 | het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; |
het vellen of rooien van houtgewas ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement. |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 3.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 3.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 3.8.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te voorzien van een aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – ruwvoervoorziening’ ten behoeve van de realisatie van ruwvoervoorzieningen aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 24 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor wonen kan worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen gronden wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 16 Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden' is het beleid primair zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een (vollegronds)teeltebedrijf of een overig agrarisch bedrijf tot een omvang van ten hoogste 1,5 ha bouwperceel worden uitgeoefend, met dien verstande dat vestiging van een overig agrarisch bedrijf niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' en dat boomteelt uitsluitend is toegestaan voor zover bestaand. Voorts is -al dan niet in combinatie met een (vollegronds)teeltebedrijf of een overig agrarisch bedrijf- het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de aanduiding:
Bij een bestaande veehouderij mogen dieren - al dan niet in hokken - binnen gebouwen alleen op de begane grond worden gehouden, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte' opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:
Adres | Aanduiding | Nevenactiviteit | ||||
Zandhoefseweg 10 | 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' | minicamping |
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
Ten aanzien van opslag gelden de volgende bepalingen:
Mestbewerking wordt als bij het agrarisch bedrijf behorende nevenactiviteit aangemerkt, met dien verstande dat mestbewerking alleen is toegestaan ten behoeve van door het gevestigde agrarische bedrijf ter plaatse geproduceerde mest.
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'.
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:
De bebouwde oppervlakte van rijhallen ten dienste van paardenhouderijen mag maximaal 1000 m2 bedragen. Indien de bestaande bebouwde oppervlakte meer bedraagt, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak | Min. | Max. | |
goothoogte | n.v.t. | 5,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 11 m | |
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard | 12° | 60° | |
Kassen ter plaatse van aanduiding 'glastuinbouw' | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 4,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning) | 25 m | n.v.t. | |
Teeltondersteunende voorzieningen | Minimaal | Maximaal | |
bouwhoogte | n.v.t. | 2,5 m | |
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot | n.v.t. | 3,5 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
dakhelling | 0° | 60° | |
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
gezamenlijke oppervlakte per woning | n.v.t. | 150 m2 | |
goothoogte | n.v.t. | 3,20 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 6 m | |
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | n.v.t. | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | |
dakhelling | 0° | 45° | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte mestbassins | 8,5 m | ||
bouwhoogte silo's of waterbassins | 15 m | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | 1,5 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m achter de voorgevel | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m | ||
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren |
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 4.1.2 en 4.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan bij het agrarisch bedrijf of de bestemming Wonen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 teneinde een toename van de oppervlakte van dierenverblijven voor de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik binnen de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke, lage tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.5 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.4 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.3 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte voor een rijhal toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien:
Wijziging van bestaande glastuinbouwbedrijven is uitsluitend toegestaan indien:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 en 4.2.2, teneinde pensionstalling toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 en 4.2.2, teneinde – bedrijfsmatige- nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 en 4.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen e.d. in een grotere omvang, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 en 4.2.2 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.3 en een toename van stikstof depositie als gevolg van wijziging van aanwezige dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen toestaan indien hiervoor:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.4 en een toename van stikstof depositie als gevolg van wijziging van bestaande glastuinbouwbedrijven toestaan indien hiervoor:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder c teneinde de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een boomteeltbedrijf toe te staan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden als omschreven in 4.1.
Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 4.7.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 4.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning | ||
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen |
1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van
de agrarische belangen; 3. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden. 4. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' mag er geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement. |
||
het vellen of rooien van houtgewas | 1. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': - het verwijderen moet noodzakelijk zijn; - het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement. |
||
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van oppervlakte verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; 2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
||
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 | 1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de
agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; 2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden. |
||
Het aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kwetsbare soorten' en niet ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurparel'. | 1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; 2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden van het foerageergebied van de struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - struweelvogels'; 3. rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden als bepaald in 4.1. 4. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 10.000 m2 |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 4.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 4.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 4.8.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te voorzien van een aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – ruwvoervoorziening’ ten behoeve van de realisatie van ruwvoervoorzieningen aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in Artikel 24 Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen gronden wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 16 Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een (vollegronds)teeltbedrijf of een overig agrarisch bedrijf tot een omvang van ten hoogste 1,5 ha bouwperceel worden uitgeoefend, met dien verstande dat vestiging van een overig agrarisch bedrijf niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' en dat boomteelt uitsluitend is toegestaan voor zover bestaand. Voorts is -al dan niet in combinatie met een (vollegronds)teeltbedrijf of een overig agrarisch bedrijf- het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de aanduiding:
Bij een bestaande veehouderij mogen dieren - al dan niet in hokken - binnen gebouwen alleen op de begane grond worden gehouden, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsvoering toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte' opgenomen vloeroppervlakte is toegestaan. Voor zover geen oppervlakte is opgenomen geldt de bestaande vloeroppervlakte als maximum:
Adres | Aanduiding | Nevenactiviteit | ||||
Buikheide 10a | 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' | minicamping | ||||
Heikestraat 5 | 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' | minicamping | ||||
Kreiel 11 en 18a | 'specifieke vorm van recreatie - minicamping en groepsaccommodatie' | minicamping, groepsaccommodatie | ||||
Schadewijk 9 | 'recreatiewoning' | 1 recreatiewoning | ||||
Schadewijk 21 | 'specifieke vorm van recreatie - zorgboerderij en minicamping' | zorgboerderij en minicamping | ||||
Schadewijk 23 | 'museum' | varkensmuseum, inclusief: - ontvangstruimte en speelruimte; - maximaal 246 m2 paardenstalling |
||||
Bijsterveld 2 | 'zorgboerderij' | zorgboerderij | ||||
Hees 6 | 'hovenier' | hoveniersbedrijf | ||||
Buikheide 12a | 'opslag' | opslag ten dienste van het agrarisch bedrijf | ||||
Merenweg 1 | 'specifieke vorm van recreatie - kijkboerderij' | kijkboerderij met ondersteunende horeca |
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
Inpandige statische opslag is toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 500 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
Mestbewerking wordt als bij het agrarisch bedrijf behorende nevenactiviteit aangemerkt, met dien verstande dat mestbewerking alleen is toegestaan ten behoeve van door het gevestigde agrarische bedrijf ter plaatse geproduceerde mest.
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'.
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Ter plaatse van de aanduiding 'vijver' is een recreatievijver toegestaan. Watersport met gemotoriseerde vaartuigen is niet toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - opslag boomkwekerij’ is opslag ten behoeve van de bedrijfsvoering van een boomkwekerij toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 5,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 11 m | |
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard | 12° | 60° | |
Kassen ter plaatse van aanduiding 'glastuinbouw' | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 4,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
afstand kassen tot woningen (anders dan eigen bedrijfswoning) | 25 m | n.v.t. | |
bebouwde oppervlakte | n.v.t. | omvang aanduiding 'bouwvlak' | |
Teeltondersteunende voorzieningen | Minimaal | Maximaal | |
bouwhoogte | n.v.t. | 2,5 m | |
oppervlakte teeltondersteunende kassen | n.v.t. | 5000 m2 | |
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot | n.v.t. | 3,5 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
dakhelling | 0° | 60° | |
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
gezamenlijke oppervlakte per woning | n.v.t. | 150 m2 | |
goothoogte | n.v.t. | 3,20 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 6 m | |
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | n.v.t. | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | |
dakhelling | 0° | 45° | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte mestbassins | 8,5 m | ||
bouwhoogte silo's of waterbassins | 15 m | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | 1,5 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m achter de voorgevel | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m | ||
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren |
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder b en 5.2.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan bij het agrarisch bedrijf of de bestemming Wonen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 teneinde een toename van de oppervlakte van dierenverblijven voor de uitoefening van een veehouderij toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke en lage tijdelijke alsmede overige teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 teneinde teeltondersteunende kassen toe te staan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik binnen de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.2.4 onder b. teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.3 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien:
Wijziging van bestaande glastuinbouwbedrijven is uitsluitend toegestaan indien:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder b en 5.2.2 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder b en 5.2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder b en 5.2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder b en 5.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder b en 5.2.2 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.2 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.2 onder i. teneinde assimilatiebelichting bij teeltondersteunende kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.2 onder k ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder h en 5.5.2 onder m teneinde te voorzien in mestvergisting voor samenwerkende melkrundveehouderijen tot ten hoogste 25.000 ton per jaar, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.3 en een toename van stikstof depositie als gevolg van wijziging van aanwezige dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen toestaan indien hiervoor:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.4 en een toename van stikstof depositie als gevolg van wijziging van bestaande glastuinbouwbedrijven toestaan indien hiervoor:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1.2 onder b teneinde de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een boomteeltbedrijf toe te staan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden als omschreven in 5.1.
Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 5.7.4. opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 5.7.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 5.7.1. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1.1, nader gedetailleerd in 5.1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.7.4. de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen | 1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van
de agrarische belangen; 2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke en waarden; 3. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' mag er geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement. |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; 2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 en niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum verhard oppervlak' | 1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de
agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; 2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden. |
het vellen of rooien van houtgewas | 1. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': - het verwijderen moet noodzakelijk zijn; - het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement. |
het aanbrengen van lage en hoge (voorzover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen |
1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; 2. rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden als omschreven in 5.1; 3. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 10.000 m2. |
het verwijderen van (delen van) landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | - het verwijderen van het landschapselement is noodzakelijk; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het landschapselement als geheel. |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 5.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 5.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 5.8.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te voorzien van een aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – ruwvoervoorziening’ ten behoeve van de realisatie van ruwvoervoorzieningen aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Artikel 24 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen gronden wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bos en/of Artikel 16 Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden, nabij de bestemming Recreatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', kadastraal bekend gemeente Eersel, sectie L, nummer 230, wijzigen naar de bestemming Recreatie, teneinde een grotere bebouwde oppervlakte voor het recreatiebedrijf toe te staan ten behoeve van groepsaccommodatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:
Adres | Ter plaatse van de aanduiding: | zijn uitsluitend de volgende niet-agrarische bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten toegestaan: | ||||
Biemeren 7 | 'garage' | een garagebedrijf | ||||
Biemeren 7, Schadewijkstraat 70 | 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' | een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | ||||
Bijsterveld 12A, Oirschotsedijk 12, Puttendijk 4, Stokkelen 30 en Heibloem 16 | 'opslag' | opslag, met dien verstande dat indien ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte' een vloeroppervlakte is opgenomen deze als maximum geldt | ||||
Broekstraat/Stokkelen 2/19 | 'specifieke vorm van bedrijf - productverpakkingsbedrijf' | een productverpakkingsbedrijf | ||||
Broekstraat 1 en Kreiel 2 |
'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf' | een constructiebedrijf | ||||
Eerselseweg 37 | 'groothandel' | een groothandelsbedrijf | ||||
Ganzestaartsedijk 15 | 'bouwbedrijf' | een bouwbedrijf | ||||
Groenstraat 5A, Oirschotsedijk 6/8 | 'specifieke vorm van bedrijf - keukenbedrijf' | een keukenbedrijf | ||||
Grote Aardweg 3 | 'specifieke vorm van bedrijf - opslag bouwmaterialen' | de opslag van bouwmaterialen | ||||
Hees 4 | 'tuincentrum' | een tuincentrum en bedrijf gericht op het inrichten van binnen- en buitenruimten met
voornamelijk plantaardige materialen, met inbegrip van de volgende functies: - atelier-, galerie- en expositieruimtes, alsmede een kookstudio; - ondersteunende horeca; - magazijnen, ontwerpateliers, kantoorruimten, werkplaatsen en plantenkassen; één en ander met inbegrip van functies en werkzaamheden die qua inhoud vergelijkbaar zijn met de hierboven beschreven functies, met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte in gebruik voor detailhandel niet meer mag bedragen dan 5.500 m². |
||||
Heike 16/16A | 'transportbedrijf' | een transportbedrijf | ||||
Hoef 9, 11, 13 | 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf 1' | een houtbewerkingsbedrijf met showroom en detailhandel in eigen geproduceerde artikelen alsmede een aan het houtverwerkingsbedrijf ondergeschikte bouwmarkt waarvan het verkoopvloeroppervlak maximaal 465 m2 bedraagt | ||||
Knegselsedijk 21 | 'specifieke vorm van bedrijf - zout' | zoutopslag | ||||
Koemeer 2 | 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij' | een autosloperij | ||||
Scherpenering 23 | 'specifieke vorm van bedrijf - composteringsbedrijf' | een composteringsbedrijf | ||||
Scherpenering ong | 'specifieke vorm van bedrijf - mest- zand- en containeropslag' | mestopslag, zand- en containeropslag | ||||
Stevert 13 & 15 | 'specifieke vorm van bedrijf - wasserij' | een wasserij | ||||
Stevert 34 | 'specifieke vorm van bedrijf - maalderij' | een maalderij, fabriek voor honden- en diervoeding | ||||
Stokkelen 31 | 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzet- en transportbedrijf' | een grondverzet- en transportbedrijf | ||||
Stokkelen 60 | specifieke vorm van bedrijf - 24 | transportbedrijf en detailhandel in meubels | ||||
Vessemseweg 1B | 'specifieke vorm van bedrijf - varkenswegerij' | een varkenswegerij | ||||
Voort 9/9a | 'specifieke vorm van bedrijf - houtverwerkingsbedrijf 2' | een houtverwerkingsbedrijf en handel | ||||
Zandstraat (Wintelre) 3 | 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' | een installatiebedrijf | ||||
Oirschotsedijk 42 | specifieke vorm van bedrijf - 29 | garagebedrijf met bijbehorende opslag, uitstalling en parkeervoorzieningen | ||||
Ganzestaartsedijk 17/21 | 'specifieke vorm van bedrijf - verhuur grondverzetmachines' | een bedrijf dat is gericht op de verhuur (al dan niet met machinist) van grote en kleine grondverzetmachines, evenals stalling, transport en onderhoud daarvan | ||||
Ganzestaartsedijk 23 | 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzetmachines' | een bedrijf dat is gericht op de reparatie, verhuur en verkoop van grondmechanisatie- en grondverzetmachines en aanverwante producten | ||||
Grote Aardweg 8 | 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk bedrijf' | een verzorgend, ambachtelijk bedrijf | ||||
Donk 15 | 'specifieke vorm van bedrijf - trainingscentrum' | een trainingscentrum | ||||
Veldhovenseweg 4-6 | 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw' | bedrijfsverzamelgebouw voor maximaal 2 bedrijven in maximaal categorie 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. | ||||
Scherpenering 23-31 | 'specifieke vorm van bedrijf - biomassaproducten' | een biomassaproductenbedrijf | ||||
Scherpenering 23-31 | 'opslag' | opslag ten behoeve van het biomassaproductenbedrijf |
Een LPG-vulpunt is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg'.
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'.
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', met dien verstande dat:
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 5,5 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' een afwijkende goothoogte is opgenomen | |
bouwhoogte | n.v.t. | 8 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is opgenomen | |
dakhelling, met dien verstande dat: - de minimale dakhelling niet geldt voor bestaande lagere dakhellingen, ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard; - de maximale dakhelling niet geldt voor bestaande hogere dakhellingen |
15° | 60° | |
Bedrijfswoning |
Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 3,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
dakhelling | 12° | 45° | |
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Maximaal | ||
gezamenlijke oppervlakte per woning | 150 m2, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak bijgebouwen' een afwijkende oppervlakte is opgenomen | ||
goothoogte | 3,2 m | ||
bouwhoogte | 6 m | ||
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | voor voorgevelrooilijn: 1,5 m; overige: 2 m |
||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m | ||
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mest- zand- en containeropslag' bouwhoogte buitenopslag | 5,5 m | ||
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mest- zand- en containeropslag' bouwhoogte keerwanden | 2,5 m | ||
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maalderij' bouwhoogte silo | 25 m | ||
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maalderij' bebouwde oppervlakte silo | 100 m2 | ||
bouwhoogte groenschermen, met dien verstande dat groenschermen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'tuincentrum' | 12 m |
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in 6.2.4 gestelde maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.6 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.5 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische voorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en 6.5.1 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en 6.5.1, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en 6.5.1, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en 6.5.1, teneinde als nevenactiviteit bij een bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en 6.5.1, teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 6.7.4. opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 6.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 6.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 6.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen | 1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; 2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
het verwijderen van houtopstanden | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | 1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 6.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 6.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 6.8.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in:
Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:
Adres | Ter plaatse van de aanduiding: | zijn uitsluitend de volgende agrarisch verwante en technische hulpbedrijven en/of bedrijfsactiviteiten toegestaan: | ||||||
Boksheide 6, Boksheide 12, Dalemsedijk 30, Mostheuvel 11, Eerselseweg 33-35/Sneidershoek 2 |
'hovenier' | een hoveniersbedrijf | ||||||
Mostheuvel 11, Eerselseweg 33-35/Sneidershoek 2 |
'bomenteelt' | een boomkwekerij | ||||||
Eerselseweg 33-35/Sneidershoek 2 | 'tuincentrum' | een tuincentrum | ||||||
Eerselseweg 22, Ellenbroek 2/4, Postelseweg 193, Wolfshoek 2/4 | 'dierenpension' | een dierenpension | ||||||
Lage Heide 8 | 'specifieke van bedrijf - honden en kattencentrum' | honden- en kattencentrum: pension, dagopvang, uitlaatservice en trimsalon | ||||||
Lage Heide 8 | 'specifieke vorm van bedrijf - hondenuitloopweide' | mede voor hondenuitloopweides met zwemvijvers, omheiningen en overige daarbij behorende voorzieningen | ||||||
Hapertseweg 11 | 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartspraktijk' | een dierenkliniek | ||||||
Groenstraat 12 | 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf' | een landbouwmechanisatiebedrijf (en opslag) | ||||||
Grote Aardweg 9, 9a, 9b en 9c | 'specifieke vorm van bedrijf - veehandelsbedrijf' | een veehandelsbedrijf, varkenswegerij en slachtplaats, alsmede uitbenen en versnijden | ||||||
Hoogcasteren 31 | 'specifieke vorm van bedrijf - werktuigencoöperatie' | werktuigencoöperatie | ||||||
Lantie 1A | 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in zaai- en pootgoed' | een groothandel in zaai- en pootgoed | ||||||
Maaskant 4 | specifieke vorm van bedrijf - 45 | Veehandel/ loonwerkbedrijf | ||||||
Den Bijert 3, Den Bijert 1 |
'agrarisch loonbedrijf' | een loonwerkbedrijf | ||||||
Grote Aardweg 8a1 t/m 8b1 | 'specifieke vorm van bedrijf - ondersteuning boomkwekerij' | een bedrijf voor het sorteren, oppotten en exportklaar maken van producten, alsmede het opslaan van gewasbeschermingsmiddelen, werktuigen en vrachtwagens, ten dienste van een boomkwekerij | ||||||
Boksheidsedijk 15/15a | 'specifieke vorm van agrarisch - kijk en educatieboerderij' | een kijk- en educatieboerderij | ||||||
Den Bijert 1 | 'specifieke vorm van agrarisch - mestbewerkingsinstallatie' | een mestbewerkingsinstallatie met een capaciteit van maximaal 100.000 m3 per jaar | ||||||
Mostheuvel 11 | 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf met boomkwekerij' | hoveniersbedrijf met boomkwekerij |
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Ten dienste van het agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend. De activiteit vindt uitsluitend plaats in de aanwezige gebouwen. Nieuwbouw ten behoeve van de functie is niet toegestaan.
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'.
De gronden zijn mede bestemd voor erfverharding en (verharde) parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in dit plan voor de percelen
maximaal 12 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd conform de inrichtingsplannen en vervolgens aldus in stand wordt gehouden. Onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3 Landschappelijke inpassingsplannen.
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', met dien verstande dat:
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 6,5 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' een afwijkende goothoogte is opgenomen | |
bouwhoogte | n.v.t. | 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is opgenomen | |
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard | 15° | 60° | |
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 3,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Maximaal | ||
gezamenlijke oppervlakte per woning | 150 m2 | ||
goothoogte | 3,2 m | ||
bouwhoogte | 6 m | ||
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | voor voorgevelrooilijn: 1,5 m; overige: 2 m |
||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m | ||
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werktuigencoöperatie' bouwhoogte silo's | 10 m | ||
omheiningen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' | 2 m |
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 en 7.2.3 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan bij het bedrijf, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in 7.2.4 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van agrarisch verwante en agrarisch technische hulpbedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.6 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.5 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.5 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 en 7.5.1, teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 en 7.5.1, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 en 7.5.1, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 en 7.5.1, teneinde als nevenactiviteit bij een bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 en 7.5.1, teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.1 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 7.7.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 7.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 7.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 7.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen | 1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; 2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
het verwijderen van houtopstanden | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | 1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in:
Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:
Adres | Ter plaatse van de aanduiding: | zijn uitsluitend de volgende bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten toegestaan: | ||||
Merenweg 4 | 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf' | een waterwinbedrijf | ||||
Heike ong, Postelseweg ong, Schadewijkstraat ong | 'bergbezinkbassin' | een bergbezinkbassin |
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', met dien verstande dat indien geen bebouwd oppervlak is aangeduid, de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum geldt.
De bouwwerken, behorende bij de functies als opgenomen in de tabel in 8.1.2 onder a, dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen |
Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 6,5, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' een afwijkende goothoogte is opgenomen | |
bouwhoogte | n.v.t. | 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is opgenomen | |
dakhelling | 12° | 45° | |
Bedrijfswoning |
Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 3,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken); indien de inhoud op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum | ||
dakhelling | 12° | 45° | |
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Maximaal | ||
gezamenlijke oppervlakte per woning | 150 m2 | ||
goothoogte | 3,2 m | ||
bouwhoogte | 6 m | ||
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | voor voorgevelrooilijn: 1,5 m; overige: 2 m |
||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m |
De bouwwerken, behorende bij de kleine nutsvoorzieningen, die niet zijn genoemd in de tabel in 8.1.2 onder a, dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.4 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in 8.1.2 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.5.1 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'bos' en/of ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 8.7.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 8.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 8.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 8.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 8.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'bos' en ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. ter plaatse van de aanduiding 'bos': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord; er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'bos' | 1. het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast; 2. de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden. |
het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en ter plaatse van de aanduiding 'bos' | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement. |
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden en overeenkomstig de in 9.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:
Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden. Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
Veldschuren en andere gebouwen zijn niet toegestaan. In afwijking hiervan zijn bestaande gebouwen toegestaan, alsmede gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Deze gebouwen mogen blijven bestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
Onder gebruik in overeenstemming met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het is verboden op of in de voor 'Bos' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 9.4.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 9.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 9.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 9.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - rododendronkwekerij' | - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel
verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. |
het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - rododendronkwekerij' | - het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast; - de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden. |
De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor het gebied ter plaatse de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ het maximaal toelaatbaar aantal bedrijfswoningen te wijzigen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, en overeenkomstig de in 11.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 11.1.1:
In een woning en bijbehorende bouwwerken mag een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor woningen. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken binnen deze bestemming:
De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals doorgangen.
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erfafscheidingen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ in de vorm van geluidwerende voorzieningen.
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid' zijn bouwwerken toegestaan uitsluitend in de vorm van een schuilgelegenheid, met dien verstande dat:
Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het is verboden op of in de voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 12.4.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 12.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 12.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 12.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang | de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik,
behorende bij de naastgelegen bestemming; de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang | het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij
de naastgelegen bestemming; het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde uitbreiding van de aanduiding 'bouwvlak' in een aangrenzende Agrarische bestemming mogelijk te maken, zoals opgenomen in 3.9.1, 5.9.1, of 4.9.1, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals doorgangen.
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erfafscheiding.
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuilgelegenheid' zijn bouwwerken toegestaan uitsluitend in de vorm van een schuilgelegenheid, met dien verstande dat:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het is verboden op of in de voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 13.4.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 13.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 13.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 13.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen | - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
het verwijderen van houtopstanden | - het verwijderen moet noodzakelijk zijn; - het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | - er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 14.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 14.1.1:
Adres | Aanduiding | Functie | ||||
Donk 13, Oirschotsedijk 52 | specifieke vorm van horeca - categorie C | Café, restaurant, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein is toegestaan ten dienste van het horecabedrijf | ||||
Driehuizen 3 | specifieke vorm van horeca - categorie B | Restaurant | ||||
Postelseweg 88 | specifieke vorm van horeca - categorie B | Restaurant en congres- en vergaderaccommodatie |
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan, en maximaal één per aanduiding.
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', met dien verstande dat deze bebouwde oppervlakte inclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning is.
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Hoofdgebouwen | Maximaal | ||
totale oppervlakte gebouwen | zie 14.2.4 | ||
goothoogte | maximaal 5,5 m | ||
bouwhoogte | maximaal 10 m | ||
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 3,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Maximaal | ||
gezamenlijke oppervlakte per woning | 150 m2 | ||
goothoogte | 3,2 m | ||
bouwhoogte | 6 m | ||
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | 1,5 m voor voorgevel; elders 2 m | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 5,5 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.
De nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het oog op de volgende belangen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.5 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 14.6.4. opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 14.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 14.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 14.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 14.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen | 1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; 2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
het verwijderen van houtopstanden | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | 1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 14.7.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 14.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 14.7.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 15.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 15.1.1:
Adres | Ter plaatse van de aanduiding: | zijn uitsluitend de volgende maatschappelijke functies toegestaan: | ||||
Domineespad, Zandstraat 5 | 'scouting' | scouting | ||||
Hemelrijksestraat ong, Katerstraat ong, Vessemseweg ong | 'specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein' | gildeterrein, met daarbij schutsbomen, kogelvangers, jeu de boules en daaraan ondergeschikte oefenterreinen, verblijfsruimten, opslag, horeca en terras | ||||
Kuilenhurk 32, Keyenhurkseweg 3 | 'militaire zaken' | militaire doeleinden | ||||
Knegselseweg ong, Jan Smuldersstraat ong |
'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' | een kapel | ||||
Merenweg 2a | 'specifieke vorm van maatschappelijk - natuureducatie centrum' | natuureducatiecentrum | ||||
Rosheuvel ong | 'specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein en scouting' | scouting, gildeterrein en daaraan ondergeschikte horeca | ||||
Berkvenseweg 2 | 'zorginstelling' | een zorginstelling en beschermd wonen |
Ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein' gelden de volgende inrichtingseisen:
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'.
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Hoofdgebouwen | Maximaal | ||
goothoogte | maximaal 5,5 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' een afwijkende goothoogte is opgenomen | ||
bouwhoogte | maximaal 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is opgenomen | ||
afstand tot de as van de weg | minimaal 15 m | ||
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 3,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
gezamenlijke oppervlakte | 150 m2 | ||
goothoogte | 3,2 m | ||
bouwhoogte | 6 m | ||
afstand weg | zie bij hoofdgebouwen | ||
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | 1,5 m voor voorgevel; elders 2 m | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 5,5 m | ||
In afwijking van bovenstaande tabel gelden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein en scouting' onderstaande maatvoeringseisen: | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | 2 m | ||
bouwhoogte schietbomen | 16 m | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein' | 10 m | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 'specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein en scouting' | 5,5 m |
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in 15.2.4 gestelde maximale oppervlakte bebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.5 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'bos' en/of ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 15.5.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 15.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 15.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 15.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'bos' en ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. ter plaatse van de aanduiding 'bos': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'bos' | 1. het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast; 2. de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden. |
het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 15.6.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 15.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 15.6.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor het gebied ter plaatse de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 2’ de bestemming ‘Maatschappelijk’ te wijzigen in de bestemming ‘Cultuur en ontspanning’ dan wel om de maatvoeringen binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ te wijzigen ten behoeve van de herontwikkeling van de gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden en overeenkomstig de in 16.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 16.1.1:
Binnen de bestemming 'Natuur' is het beleid gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden.
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 16.4.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 16.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 16.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 16.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het verwijderen van houtopstanden | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; |
het diepploegen en diepwoelen van de bodem | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; |
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem niet ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van het reliëf; |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen | de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur
dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden. |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden |
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 17.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 17.1.1:
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:
Adres | Aanduiding | Recreatieve voorziening | ||||||
Hoogcasteren 25/25a/25b | 'dagrecreatie' | dagrecreatieve voorzieningen | ||||||
Buivensedreef ong | 'specifieke vorm van recreatie - evenementen en recreatieplas' | evenementen en recreatieplas | ||||||
Kreiel 3, Postelseweg 173, Stevert 18 |
'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' | groepsaccommodatie | ||||||
Lantie 7/7a | 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 1' | vakantiecentrum | ||||||
Molenveld 12 | 'specifieke vorm van recreatie - logeerbedrijf en midgetgolfbaan' | logeerbedrijf/ midgetgolfbaan | ||||||
Postelseweg 88 | 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2a' | - verblijfs- en dagrecreatie, uitsluitend door middel van een bedrijfsmatige exploitatie; - recreatiewoningen; - standplaats voor kampeermiddelen; - sanitaire voorzieningen; - speelvoorzieningen; - parkeervoorzieningen, met dien verstande dat het aantal parkeerplaatsen overeenkomt met het aantal verblijfplaatsen; - groenvoorzieningen; - agrarisch medegebruik; - uitsluitend extensief recreatief gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - extensief'; - sportvoorzieningen; - het gebruik van maximaal één motorboot, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - motorboot'. - nutsvoorzieningen. |
||||||
Postelseweg 88 | 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2b' | - verblijfs- en dagrecreatie, uitsluitend door middel van een bedrijfsmatige exploitatie; - receptie; - horeca uit de categorieën A t/m E, met dien verstande dat horecabedrijven uit categorieën D of E uitsluitend zijn toegestaan in ondergeschikte vorm en uitsluitend ondersteunend aan de dag- of verblijfsrecreatie en horecabedrijven uit categorie A of B uitsluitend zijn toegestaan in de vorm van een restaurant, een strandpaviljoen en een logiesaccommodatie met niet meer dan 30 verblijfplaatsen; - zwembad; - bedrijfswoningen; - detailhandel, uitsluitend ondergeschikt en ondersteunend aan de ter plaatse toegestane dag- en verblijfsrecreatie; - sanitaire voorzieningen; - speelvoorzieningen; - parkeervoorzieningen; - groenvoorzieningen; - fietsverhuur; - sportvoorzieningen; - nutsvoorzieningen; met dien verstande dat: de collectieve voorzieningen zoals een receptie, kantoor, kampwinkel, kinderspeelhal, sportvoorzieningen, recreatieruimte, wasserette, sanitaire voorzieningen, werktuigenberging, dierenweide en opslagruimte, uitsluitend zijn toegestaan ter ondersteuning van de ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2a', 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2b' en 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2c' en aangrenzende bestemming 'Horeca' toegestane verblijfs- en dagrecreatie. |
||||||
Postelseweg 88 | 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2c' | - verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bungalowterrein, uitsluitend
door middel van een bedrijfsmatige exploitatie; - groenvoorzieningen; - parkeervoorzieningen; - nutsvoorzieningen. |
||||||
Postelseweg 88 | 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2d' | - parkeervoorzieningen en ontsluitingsstructuren, met dien verstande dat maximaal
350 parkeerplaatsen zijn toegestaan, waarvan maximaal 100 verhard; - groenvoorzieningen; - nutsvoorzieningen; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - onverhard' geen verhard oppervlak is toegestaan. |
||||||
Postelseweg ong | 'specifieke vorm van recreatie - bungalowterrein' | een bungalowterrein | ||||||
Veneind 5 | 'verblijfsrecreatie' | verblijfsrecreatie | ||||||
Veneind 5 | 'sportveld' | sport-, speel- en recreatieveld ondersteunend aan de verblijfsrecreatie | ||||||
Vondereind 8 | specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 3' | vakantiecentrum | ||||||
Buivensedreef ong | 'speelvoorziening' | kinderspeelpaleis | ||||||
Eerselseweg 39 | 'specifieke vorm van recreatie - minicamping en groepsaccommodatie' | minicamping en groepsaccommodatie | ||||||
Domineespad 27 | 'kampeerboerderij' | minicamping, opslag, kampeerboerderij, met bijbehorend kantoor en sanitair | ||||||
Oirschotsedijk 9 | 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 4' | - het als eenheid exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatieterrein gericht
op het verschaffen van recreatief verblijf in recreatiewoningen aan personen die elders
hun hoofdverblijf hebben; - recreatiewoningen, met bijbehorende bouwwerken voor recreatiewoningen; - verblijfsrecreatieve voorzieningen, met daaraan ondergeschikt: horeca, detailhandel en dienstverlening; - voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen; - een bedrijfswoning, met bijbehorende bouwwerken voor de bedrijfswoning; - de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, paden, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen e.d. |
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen.
Binnen de bestemming is ondersteunende horeca toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse binnen het plangebied toegestane recreatieve voorzieningen en sportvoorzieningen.
De bestemming is mede gericht op behoud van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'.
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' (Veneind 5) evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in de regels anders is bepaald.
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', met dien verstande dat deze bebouwde oppervlakte exclusief stacaravans en de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning is. Indien geen bebouwde oppervlakte is aangeduid, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
Voor de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 6 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 10 m | |
afstand tot de as van de weg | min. 15 m | ||
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 3,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
afstand tot de as van de weg | min. 15 m | ||
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
Bijbehorende bouwwerken bij woning | Minimaal | Maximaal | |
gezamenlijke oppervlakte per woning | n.v.t. | 150 m2 | |
goothoogte | n.v.t. | 3,2 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 6 m | |
afstand tot de as van de weg | min. 15 m | ||
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,5 m, overig maximaal 2,5 m | ||
bouwhoogte ballenvanghekken | maximaal 7,5 m | ||
bouwhoogte lichtmasten | maximaal 9 m | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | maximaal 6 m |
Voorzover in de tabel in 17.1.2 onder a of onder 17.2.6, 17.2.7, 17.2.8, 17.2.9, 17.2.10 maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
Voor de vakantiecentra, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 1' en 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 3' aangeduide gronden gelden voor de recreatiewoningen aanvullend de volgende bebouwingsregels:
Voor de camping Ter Spegelt gelden de volgende bepalingen:
Algemeen | ||||
aantal verblijfplaatsen | max. 1.000 | |||
verhardingen, verharde oppervlakten en bebouwing | max. 15% van het aanduidingsvlak | |||
bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' | max. 1.000 m2 | |||
bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - extensief' | max. 50 m2 | |||
Sanitaire voorzieningen | ||||
bebouwde oppervlakte per sanitaire voorziening | max. 275 m2 | |||
gezamenlijke bebouwde oppervlakte | max. 2.500 m2 | |||
goothoogte | max. 4 m | |||
bouwhoogte | max. 6,5 m | |||
Recreatiewoning | ||||
aantal recreatiewoningen | max. 182 | |||
bebouwde oppervlakte per recreatiewoning | max. 100 m2 | |||
goothoogte | max. 3 m | |||
bouwhoogte | max. 6,5 m | |||
inhoud | max. 250 m3 | |||
Stacaravans | ||||
bebouwde oppervlakte per stacaravan | 75 m2 | |||
goothoogte | max. 3 m | |||
bouwhoogte | max. 5 m | |||
Tipi's | ||||
bebouwde oppervlakte per tipi | max. 35 m2 | |||
goothoogte | max. 1 m | |||
bouwhoogte | max. 6,5 m | |||
Veestal | ||||
bebouwde oppervlakte | max. 80 m2 | |||
bouwhoogte | max. 5 m | |||
Nutsvoorzieningen | ||||
bebouwde oppervlakte per gebouw | 15 m2 | |||
bouwhoogte | 3 m | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | ||||
bouwhoogte speeltoestellen | max. 10 m | |||
bouwhoogte van terreinverlichting, ballenvangers en vlaggenmasten | max. 8 m | |||
bouwhoogte van terreinafscheidingen | max. 2 m | |||
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 4,5 m |
Algemeen | ||||
totale bebouwde oppervlakte | max. 10.300 m2 | |||
bebouwde oppervlakte per bouwwerk | max. 5.000 m2 | |||
bebouwde oppervlakte logiesaccommodatie (30 verblijfplaatsen) | max. 1.000 m2 | |||
bebouwde oppervlakte horeca uit categorie D of E | max. 3.000 m², met dien verstande dat de oppervlakte per gebouw max. 1.000 m² bedraagt | |||
goothoogte | max. 6 m | |||
bouwhoogte | max. 10 m | |||
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen | ||||
goothoogte | 3,5 m | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | ||||
bouwhoogte glijbanen | max. 14 m over een oppervlakte van 25 m2 | |||
bouwhoogte van terreinverlichting, ballenvangers en vlaggenmasten | max. 8 m | |||
bouwhoogte van terreinafscheidingen | max. 2 m | |||
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 4,5 m |
Algemeen | ||||
Omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten dienen te allen tijde getoetst te worden aan het in Bijlage 7 opgenomen beeldkwaliteitplan. | ||||
Bungalows | ||||
aantal bungalows | max. 53 | |||
bebouwde oppervlakte per bungalow | - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' max. 50 m², geldend
voor 36 bungalows; - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' max. 79 m², geldend voor 14 bungalows - niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' max. 100 m², geldend voor 3 bungalows. |
|||
goothoogte | max. 3 m | |||
goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' | max. 1,80 m | |||
bouwhoogte | max. 6,60 m | |||
dakhelling | max. 50º | |||
aantal bijbehorende bouwwerken per bungalow | max. 1 | |||
bebouwde oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk bij een bungalow | max. 10 m2 | |||
goothoogte van het bijbehorend bouwwerk | max. 2 m | |||
bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk | max. 3 m | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | ||||
bouwhoogte van terreinverlichting, ballenvangers en vlaggenmasten | max. 8 m | |||
bouwhoogte van terreinafscheidingen | max. 2 m | |||
bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn | max. 1,5 m | |||
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 6 m |
Algemeen | ||
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | ||
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting | max. 8 m | |
bouwhoogte vlaggenmasten | max. 6 m | |
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de realisatie van een natuurpoort | max. 4 m |
Voor de Eurocamping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie - vakantiecentrum 3' gelden de volgende bepalingen:
Voor het kinderspeelpaleis op het E3-strand, ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' gelden de volgende bepalingen:
Voor het E3-strand, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenementen en recreatieplas' gelden de volgende bepalingen:
Voor de camping aan Veneind 5, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', gelden aanvullend de volgende bepalingen:
Voor chaletpark Dennenoord gelden de volgende bepalingen:
Recreatiewoningen | ||||
aantal recreatiewoningen | max. 110 | |||
oppervlakte bouwperceel per recreatiewoning | min. 325 m2 | |||
oppervlakte recreatiewoning | max. 130 m2 | |||
goothoogte | max. 3 m | |||
dakhelling | max. 45º | |||
afstand tussen recreatiewoning en zijdelingse perceelsgrens | min. 2,5 m | |||
Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen | ||||
aantal bijbehorende bouwwerken per recreatiewoning | max. 1 | |||
oppervlakte bijbehorend bouwwerk | max. 20 m2 | |||
bouwhoogte bijbehorend bouwwerk | max. 3 m | |||
Verblijfsrecreatieve voorzieningen, met daaraan ondergeschikt: horeca, detailhandel en dienstverlening, en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen | ||||
goothoogte | max. 4 m | |||
bouwhoogte | max. 6 m | |||
gezamenlijke oppervlakte van de volgende gebouwen met bijbehorende bouwwerken: - verblijfsrecreatieve voorzieningen; - voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen; en - een bedrijfswoning. |
max. 1250 m2 | |||
Bedrijfswoningen | ||||
goothoogte | max. 4 m | |||
dakhelling | max. 45º | |||
Bijbehorend bouwwerken bij bedrijfswoningen | ||||
dakhelling | max. 45º | |||
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder carports | ||||
bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen | max. 2 m | |||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 3 m | |||
aantal carports per recreatiewoning | max. 1 | |||
gezamenlijke oppervlakte bouwwerken, geen gebouw zijnde, per recreatiewoning | max. 20 m2 |
Burgemeesters en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in 17.2.4 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van recreatiebedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.5 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.7 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie - vakantiecentrum 2c' voor het toestaan van een grotere oppervlakte van een bungalow, mits:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie - vakantiecentrum 3' is uitsluitend maximaal 1 extra recreatiewoning toegestaan, nadat gelijktijdig met of in ieder geval voorafgaand aan de bouw van deze recreatiewoning, de gebouwen zoals aangegeven overeenkomstig Bijlage 5 Te slopen gebouwen Vondereind zijn gesloopt.
Het gebruik conform de bestemming ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2a', 'specifieke vorm van recreatie - vakantiecentrum 2b' en 'specifieke vorm recreatie - vakantiecentrum 2c' is alleen toegestaan indien voldoende compenserende waterberging wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.5.1 onder h ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1.2 onder f teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'bos' en/of ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 17.7.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 17.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 17.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 17.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 17.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'bos' en ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. ter plaatse van de aanduiding 'bos': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'bos' | 1. het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast; 2. de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden. |
het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 17.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 17.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 17.8.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
Burgemeesters en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie - vakantiecentrum 4' wijzigen ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, indien de noodzaak daartoe wordt aangetoond. Op de voorbereiding van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 18.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 18.1.1:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één recreatiewoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal recreatiewoningen is.
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
Voor recreatiewoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal |
bouwhoogte erfafscheidingen | vóór voorgevel woning: 1,5 m; overige: 2 m |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m |
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
De voor 'Recreatie - Stacaravan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 19.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 19.1.1:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één stacaravan toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal stacaravans is.
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
Voor stacaravans gelden de volgende maatvoeringseisen:
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal |
bouwhoogte erfafscheidingen | vóór voorgevel woning: 1,5 m; overige: 2 m |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m |
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 20.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 20.1.1:
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:
Adres | Aanduiding | Functies | ||||||
Breemakkerweg 1a, Knegselseweg 20-24, Merenweg 2, Oirschotsedijk 52, Jan Smuldersstraat 54, Veneind 5 |
'sportveld' | veldsportterrein | ||||||
Breemakkerweg 2 | 'speelvoorziening' | trapveldje | ||||||
Bussereind ong, Eerselseweg ong |
'specifieke vorm van sport - hondensportterrein' | hondensportterrein | ||||||
Dalemsedijk ong | 'motorcrossterrein' | motorcrossterrein | ||||||
Locht 140 (Veldhoven)/Bussereind 4b, Locht 140 (Veldhoven)/Bussereind 4b |
'golfbaan' | golfterrein | ||||||
Meer 15, Postelseweg 70 |
'specifieke vorm van sport - sportterrein en carnavalsvereniging' | veldsportterrein en activiteiten carnavalsverenigingen | ||||||
Molenveld 5 | 'specifieke vorm van sport - paardensport' | paardensport, bestaande uit: - manege; - 6 kamers bed&breakfast; - groepsaccommodatie van maximaal 300 m2;; - kantine en buitenterras van in totaal maximaal 300 m2 |
||||||
Oirschotsedijk 48c | 'specifieke vorm van sport - manege en verblijfsrecreatie' | manege en overnachtingen | ||||||
Oirschotsedijk 50a, Hees 4a |
'manege' | manege | ||||||
Tasbroekwegje ong | 'specifieke vorm van sport - schietbomen' | schietbomen | ||||||
Veneind 5 | 'golfbaan' | golfbaan en pitch & puttbaan |
Binnen de bestemming is horeca toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane sportvoorzieningen.
In een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', met dien verstande dat deze bebouwde oppervlakte exclusief de bebouwde oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning is. Indien geen bebouwde oppervlakte is aangeduid, geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
Voor de gebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bebouwingsregels:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Bedrijfsgebouwen | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 5,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 10 m | |
afstand tot de as van de weg | 15 m | ||
Bedrijfswoning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte | n.v.t. | 3,5 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m | |
afstand tot de as van de weg | 15 m | ||
inhoud | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
||
Bijbehorende bouwwerken bij woning | Minimaal | Maximaal | |
gezamenlijke oppervlakte per woning | n.v.t. | 150 m2 | |
goothoogte | n.v.t. | 3,2 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 6 m | |
afstand tot de as van de weg | 15 m | ||
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot bedrijfswoning | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
bouwhoogte erfafscheidingen | 2,5 m | ||
bouwhoogte ballenvanghekken | 7,5 m | ||
bouwhoogte lichtmasten | 16 m | ||
bouwhoogte schietbomen | 16 m | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | voorzover in de tabel in 20.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel maximaal 6 m | ||
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportterrein en carnavalsvereniging' bebouwd oppervlakte tribune | 1000 m2 |
Voorzover in de tabel in 20.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in 20.2.4 gestelde maximale oppervlakte bebouwing van sportvoorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.5 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.4.1 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak', danwel, indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 20.6.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 20.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 20.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 20.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 20.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'bos' en ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. ter plaatse van de aanduiding 'bos': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem ter plaatse van de aanduiding 'bos' | 1. het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast; 2. de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden. |
het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 20.7.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 20.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 20.7.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
In afwijking van artikel 21.2.1 wordt binnen de bestemming 'Tuin' achter de achtergevellijn van de woning, één schuilvoorziening toegestaan waarvoor de volgende maximale maatvoeringseisen gelden:
In afwijking van artikel 21.3 kunnen Burgemeester en Wethouders een Omgevingsvergunning verlenen voor het uitvoeren van de volgende werken:
Het in artikel 21 lid 3.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, openbare nutsvoorzieningen, bermen, wegbeplantingen en sloten.
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' en/of ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 22.3.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 22.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 22.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 22.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 22.3.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' en ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. 2. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': - de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn; - de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
het omploegen van de paden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' | het omploegen moet noodzakelijk zijn voor het beheren dan wel verbeteren van het bos
of het agrarisch gebruik; de wegen en overige verhardingen betekenen geen onevenredige aantasting van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord; |
het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d. en overeenkomstig de in 23.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 23.1.1:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - water met ecologische waarden' is de hydrologische functie toegestaan, in combinatie met de volgende aanvullende doeleinden:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 24.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 24.1.1:
In een woning en bijbehorende bouwwerken mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woonfunctie toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit uitsluitend in bestaande gebouwen is toegestaan en maximaal de bestaande gebruiksoppervlakte is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte' de aangegeven vloeroppervlakte als maximum geldt:
Adres(sen) | Aanduiding | Nevenactiviteit | ||||
't Dekske 1 | 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' | minicamping | ||||
Eerselseweg 17a | 'specifieke vorm van bedrijf - tegelzetbedrijf' | tegelzetbedrijf | ||||
Hoek 6 | 'specifieke vorm van bedrijf - oesterkwekerij' | oesterkwekerij | ||||
Hoogeloonseweg 6, Wolfshoek 1, Hazenstraat 11/11a, Heibloem 5, Kekkeneind 8a, Oeyenbos 4, Kreiel 12, Schadewijk 4' |
'opslag' | opslag | ||||
Meerven 10 | 'specifieke vorm van bedrijf - veldwerkcentrum en minicamping' | veldwerkcentrum en minicamping | ||||
Boksheide 27, Ganzestaartsedijk 13 |
'hovenier' | hoveniersbedrijf | ||||
Kreiel 12 | 'dierenpension' | dierenpension | ||||
Meerven 3 | 'atelier' | atelier/lesruimte en beeldentuin/theetuin met daarbij behorend het aanbieden van lunch en buffet | ||||
Boksheide 28 | 'specifieke vorm van bedrijf - westerntraining' | bedrijf in het kader van westerntraining. Ten behoeve van het geven van paardrijlessen en westerntraining is het toegestaan een ontvangstruimte, overnachtingsmogelijkheid, paardrijboxen en overige voorzieningen op het erf te realiseren met een maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken van 180 m². |
Voor het aantal woningen geldt het volgende:
Gebruik van gronden en bouwwerken voor een minicamping, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veldwerkcentrum en minicamping', is uitsluitend toegestaan via afwijking als bedoeld in 24.4.7.
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang dan genoemd onder a, is uitsluitend toegestaan via afwijking als bedoeld in 24.6.2.
Met betrekking tot de op te richten bebouwing gelden de volgende regels:
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in de regels anders is bepaald.
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Gebouwen algemeen | Minimaal | ||
afstand tot bouwperceelgrens | 3 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg | 100 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg | 20 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' aangeduide weg | 15 m | ||
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg | 10 m | ||
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan | |||
Woning | Minimaal | Maximaal | |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot | n.v.t. | 3,5 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum | |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum | |
inhoud | zie 24.2.3 | ||
dakhelling | 0º | 60º | |
Bijbehorende bouwwerken bij woning | Minimaal | Maximaal | |
gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel | n.v.t. | 150 m2 inclusief overkappingen, tenzij: - de bestaande oppervlakte meer bedraagt, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum. Na afwijking als opgenomen in 24.4.4 kunnen monumentale bijbehorende bouwwerken worden herbouwd. - ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak bijgebouwen' een afwijkende oppervlakte is opgenomen. - ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mogen geen bijbehorende bouwwerken worden opgericht. |
|
goothoogte | n.v.t. | 3,2 m | |
bouwhoogte | n.v.t. | 6 m | |
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot woning | n.v.t. | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum | |
dakhelling | 0° | 45° | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Maximaal | ||
ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' zijn voorzieningen zoals hekwerken en netten toegestaan ten behoeve van een tennisbaan | |||
bouwhoogte erfafscheidingen | 2 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel maximaal 2 m bedraagt en 2,25 m achter de voorgevel | ||
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 4 m, tenzij de bestaande hoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum | ||
situering overkappingen | op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, tenzij: - de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als minimum. |
||
de oppervlakte van paardenbakken | 800 m2 tezamen met het deel dat eventueel binnen de agrarische bestemming is gesitueerd |
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.4 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de maximale inhoud voor een burgerwoning tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 24.2.5 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 24.2.4 teneinde herbouw van monumentale bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.4 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens te verkleinen voor woningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 24.1.2 onder d. teneinde kleinschalig kamperen en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan in de woonbestemming, al dan niet in combinatie met afwijkingen zoals bedoeld in 3.4.1, 5.4.1 of 4.4.1., binnen de reguliere bebouwingsmogelijkheden, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.1.2 onder a teneinde bedrijven aan huis toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 24.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet zijn genoemd in de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 24.1.2 teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 24.7.4 opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
Het onder 24.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 24.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 24.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 24.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het verwijderen van houtopstanden | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn; 2. het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van het landschapselement; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | 1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van het landschapselement; |
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een (woon)boerderij, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 24.8.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 24.8.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 24.8.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
De voor ‘Wonen - Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 25.1.1:
Op de voor ‘Wonen – Landgoed’ aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtname van de volgende regels:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding: | specifieke vorm van wonen - landgoed 1 | specifieke vorm van wonen - landgoed 2 | specifieke vorm van wonen - landgoed 3 | specifieke vorm van wonen - landgoed 4 | |||
totale maximum aantal woningen | 3 | 3 | |||||
maximum aantal woningen per bouwvlak | 1 | ||||||
maximum inhoud hoofdgebouw | 1.500 m³ | 4.000 m³ | en ter plaatse van de aanduiding: - 'specifieke bouwaanduiding - type I' 650 m3, of de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 650 m3 exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken; - 'specifieke bouwaanduiding - type II' 1.500 m3 exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken |
en ter plaatse van de aanduiding: - 'specifieke bouwaanduiding - wonen 1' 5.600 m3 inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken; - 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' 2.000 m3 inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken |
|||
maximum gezamenlijke oppervlakte per gebouw | 400 m2 | en ter plaatse van de aanduiding: - 'specifieke bouwaanduiding – wonen 1' 1.100 m²; - 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' 500 m² |
|||||
maximum goothoogte | 4 m | 5 m, of de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt dan 5 m | |||||
maximum bouwhoogte | 10 m | 11 m | 9 m, of de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt dan 9 m | 12,5 m | |||
dakhelling | minimaal 0o en maximaal 60o | minimaal 35o en maximaal 55o | ter plaatse van de aanduiding: - 'specifieke bouwaanduiding - type I' minimaal 0° en maximaal 60°; - 'specifieke bouwaanduiding - type II' minaal 42° en maximaal 60° |
minimaal 45o en maximaal 60o | |||
minimale breedte gebouw | 15 m | ||||||
maximale diepte hoofdgebouw | 30 m | ||||||
maximum inhoud nevengebouw | 2.500 m3 | ||||||
minimale afstand tot perceelsgrens | 5 m | 3 m | 10 m |
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen, buiten het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding: | specifieke vorm van wonen - landgoed 1 | specifieke vorm van wonen - landgoed 2 | specifieke vorm van wonen - landgoed 3 | specifieke vorm van wonen - landgoed 4 | |||
gezamenlijke maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning | 150 m2 | 200 m2 | 200 m2, of de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan 200 m2 | en ter plaatse van de aanduiding: - 'specifieke bouwaanduiding – wonen 1' 450 m²; - 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' 200 m² |
|||
maximum aantal bijbehorende bouwwerken | n.v.t. | 3 | 2 | 2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' geen bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht | |||
situering | minimaal 2 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning | ||||||
maximum goothoogte | 3,2 m | 3,2 m | 3,2 m, of de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt dan 3,2 m | 4 m | |||
maximum bouwhoogte | 7 m | 6 m | 7 m, of de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt dan 7 m | 12 m | |||
afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning | maximaal 25 m | minimaal 5 m en maximaal 25 m | minimaal 5 m en maximaal 25 m, of de bestaande afstand indien deze meer bedraagt dan 25 m | maximaal 40 m | |||
dakhelling | minimaal 0o en maximaal 45o | minimaal 0o en maximaal 45o | minimaal 45o en maximaal 60o |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding: | specifieke vorm van wonen - landgoed 1 | specifieke vorm van wonen - landgoed 2 | specifieke vorm van wonen - landgoed 3 | specifieke vorm van wonen - landgoed 4 | |||
maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen | 2 m, met dien verstande dat: - de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m; - aan de waterkant bij de woningen geen erf- of terreinafscheidingen mogen worden geplaatst. |
2 m, met dien verstande dat: - de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m; |
2 m | 2 m | |||
maximum oppervlakte paardenbakken | 800 m2 | n.v.t. | 800 m2 | ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' 850 m2 | |||
maximum bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m | 3 m | 4 m | 4 m | |||
maximum bouwhoogte lichtmasten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 6 m |
Onder strijdig gebruik wordt onder in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
Ten behoeve van de landgoederen wordt de volgende voorwaardelijke verplichting gesteld:
In een woning mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De voor 'Leiding - Brandbare vloeistof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Binnen de voor 'Leiding - Brandbare vloeistof' aangewezen gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Brandbare vloeistof' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 26.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Binnen de voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 27.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 27.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in 28.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen vermeld in 28.4.4.
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 28.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Binnen de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 29.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 29.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Binnen de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 2,5 m ten behoeve van deze dubbelbestemming toegestaan.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2 teneinde het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits:
Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 30.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 30.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en het doelmatig functioneren van de leidingen niet onevenredig wordt aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 30.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Binnen de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 31.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 31.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 31.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische monumenten in de bodem. Bescherming vindt plaats in het kader van de Erfgoedwet.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 33.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 33.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 33.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 33.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 33 Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 34.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 34.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 34.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 34.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 34 Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 35.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 35.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 35.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 35.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 35 Waarde - Archeologie 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor Waarde - Archeologie 4.2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen de voor Waarde - Archeologie 4.2 aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 36.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 36.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 36.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 36.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 36 Waarde - Archeologie 4.2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 37.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 37.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 37.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 37.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie 5.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5.2' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 38.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 38.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 38.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 38.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 38 Waarde - Archeologie 5.2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 39.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 39.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 39.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 39.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 39 Waarde - Archeologie 6 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en versterking van het complex van cultuurhistorisch belang.
Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd indien:
Het is verboden, op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in 40.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in 40.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van de gronden.
De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, bescherming en beheer van de samenhang binnen het landgoed als ruimtelijk-functionele eenheid (natuur, bos, landbouw, park, tuin, recreatie en wonen), mede in relatie tot de landschappelijke entiteit zoals opgenomen in het inrichtingsplan en/of beeldkwaliteitsparagraaf in Bijlage 4 Inrichtingsplannen Landgoederen.
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat deze de ruimtelijkfunctionele eenheid aan zouden kunnen tasten. De nadere eisen zijn erop gericht dat de ruimtelijk-functionele eenheid zoveel mogelijk wordt behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 41.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van ruimtelijk onderzoek is aangetoond, dat de ruimtelijk-functionele eenheid door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarde worden verbonden:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 41.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 41.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige ruimtelijk-functionele eenheid niet onevenredig (kan) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een ter zake deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ruimtelijk-functionele eenheid van het landgoed, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, een omgevingsvergunning voor afwijken van de regels wordt verleend, dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, een omgevingsvergunning voor afwijken van de regels wordt verleend, dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden afgegeven dienen bij de criteria voor verlening tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
Voor zover ingevolge de gronden waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, medewerking aan een wijziging ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt gegeven dienen bij de criteria voor verlening of medewerking tevens de volgende eisen in acht te worden genomen:
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water.
Binnen de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 43.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien het waterbergend vermogen van de gronden niet onevenredig wordt aangetast.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 43.3.1 kunnen zij schriftelijk advies inwinnen bij het waterschap.
Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 43.4.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 43.4.1 mag alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 43.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
Het (uitbreiden van) gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – voorwaardelijke bepaling', waarop de Landschappelijke inpassingsplannen zien die zijn opgenomen als Bijlage 3, met de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf', 'Recreatie' en/of 'Wonen', is eerst toegestaan nadat, gelijktijdig met of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden, de landschappelijke inpassing is aangelegd binnen de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' overeenkomstig Bijlage 3 Landschappelijke inpassingsplannen en vervolgens aldus in stand wordt gehouden.
In afwijking van het overige in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.
In afwijking van het overige in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - motorcrossterrein', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het motorcrossterrein.
In afwijking van het overige in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen, in te richten of te gebruiken ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 65-55 Ke', te weten het gebied tussen de 65 en 55 Ke-lijn, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 55-45 Ke', te weten het gebied tussen de 55 en de 45 Ke-lijn, ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 45-40 Ke', te weten het gebied tussen de 45 en 40 Ke-lijn of ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 40-35 Ke', te weten het gebied tussen de 40 en 35 Ke-lijn, allen behorende bij het vliegveld.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 47.3.1 teneinde het oprichten van geluidsgevoelige objecten en/of het aanleggen, inrichten of gebruiken van geluidsgevoelige terreinen ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 65-55 Ke', ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 55-45 Ke', ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 45-40 Ke' of ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart 40-35 Ke', mits hierbij wordt voldaan aan de wet- en regelgeving omtrent geluidsbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen per aangeduid Ke-gebied.
In afwijking van het overige in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen, in te richten of te gebruiken ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - luchtvaart grondgeluid', te weten de geluidzone behorende bij het grondgeluid van het vliegveld.
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebieden', is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogten (uitgedrukt in meters boven NAP) zoals aangegeven op de Kaarten Obstakelbeheergebieden (Bijlage 9) in verband met de Vliegfunnel, IHCS en ILS, uitsluitend toegestaan indien voorafgaand aan de vergunningverlening uit een schriftelijk advies van het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, blijkt dat de bouwhoogte geen gevaar vormt voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd als milieuhinderzone van een rioolwatergemaal.
Op de voor 'milieuzone - geurzone' aangewezen gronden zijn in verband met de geuremissie geen geurgevoelige bestemmingen toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt als aanvullend doeleind de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitvrije zone' is het niet toegestaan gebruik te maken van gewasbeschermingsmiddelen.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:
Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - vogelbeheersgebied' zijn oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden, vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties uitsluitend toegestaan indien dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Defensie.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' strekken de gronden zich uitsluitend tot instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening waarbij een medebestemming voor natuur of bos is toegelaten.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud en bescherming van aardkundige waarden. Dit houdt in dat de aan het gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen, dienen te worden beschermd.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk brabant' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
In afwijking van het bepaalde in artikel 24.1.2 onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' tevens publieksgerichte, dorpsgerelateerde aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan, zoals een huisarts en dierenarts of daarmee gelijk te stellen activiteiten, mits wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 24.1.2 onder a sub 1 tot en met 10.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de hydrologie en de landschappelijke openheid.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden mede bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop.
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' op of in deze zone begrepen gronden, met uitzondering van de gronden binnen een bouwvlak geen bebouwing worden opgericht.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij':
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van de historische verkavelingsstructuur uit oogpunt van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant' zijn de gronden bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant' mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden, met uitzondering van bouwvlakken en de gronden binnen de bestemming 'Wonen', geen bebouwing worden opgericht.
Het is verboden op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de instandhouding van waarden teneinde de toekomstig te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kwetsbare soorten' is het beleid gericht op behoud van de biotoop van amfibieën (door bescherming van poelen, verspreide bomen, struwelen), kleine zoogdieren (door bescherming van ruigten, struwelen, houtsingels, ruige slootkanten), planten (goede waterkwaliteit, geen verstoorde bodem), dagvlinders (door bescherming van kleinschalig landschap, kruiden- en bloemrijke perceelsranden en bermen, ruigten en soortenrijke overgangssituaties van grasland naar struweel of bos), (struweel)vogels (door bescherming van bosjes, houtwallen, hagen, kruidenrijke bermen en perceelsranden).
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurontwikkeling' is het van belang dat ruimtelijke ingrepen achterwege blijven, die natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst kunnen frustreren.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurparel' is het beleid gericht op behoud van de biotoop van amfibieën (door bescherming van poelen, verspreide bomen, struwelen), kleine zoogdieren (door bescherming van ruigten, struwelen, houtsingels, ruige slootkanten), planten (goede waterkwaliteit, geen verstoorde bodem), dagvlinders (door bescherming van kleinschalig landschap, kruiden- en bloemrijke perceelsranden en bermen, ruigten en soortenrijke overgangssituaties van grasland naar struweel of bos), (struweel)vogels (door bescherming van bosjes, houtwallen, hagen, kruidenrijke bermen en perceelsranden).
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden, met uitzondering van de gronden binnen een bouwvlak geen bebouwing worden opgericht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding ‘overige zone - reservering waterberging’ te wijzigen in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied‘ ten behoeve van het waterbergingsgebied, indien dit gebied door het daartoe bevoegd gezag wordt aangewezen als waterbergingsgebied.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - struweelvogels' is het beleid gericht op behoud en bescherming van het leefgebied van struweelvogels (struwelen, houtopstanden).
In afwijking van het bepaalde in artikel 24 zijn ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woningen Donk 2-4' de regels van bestemming 'Wonen' uit bestemmingsplan "Buitengebied herziening Donk 2-4", zoals opgenomen in Bijlage 10 onverkort van kracht.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' te wijzigen in die zin dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te wijzigen in die zin dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie B', te weten de B-gevarenzone munitieopslagplaatsen, is geen bebouwing toegestaan, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, fabrieken, cafés en dergelijke. Daarnaast zijn sportvelden, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken, jachthavens en dergelijke niet toegestaan. Wegen met beperkt verkeer zijn toelaatbaar, evenals beperkte dagrecreatie.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie C', te weten de C-gevarenzone munitieopslagplaatsen, is het verboden gebouwen op te richten met vlies- of gordijngevelconstructies alsmede gebouwen met grote glasoppervlakten, waarin zich in de regel een groot aantal mensen bevindt.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - munitie B' en/of de aanduiding 'veiligheidszone - munitie C' te wijzigen in die zin dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - overige inrichtingen' is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - overige inrichtingen' te wijzigen in die zin dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vliegveld 10-5', te weten het gebied tussen de 10-6 en de 10-5 risicocontour van het plaatsgebonden risico, gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vliegveld groter dan 10-5', te weten het gebied groter dan de 10-5 risicocontour van het plaatsgebonden risico, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - vliegveld 10-5' en/of 'veiligheidszone - vliegveld 10-6' te wijzigen in die zin dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen:
Binnen deze aanduiding zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de molen. Bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan in één van de volgende gevallen:
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 47.33.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan, mits de hierdoor hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' kunnen gronden met de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen' teneinde het bouwen van één woning inclusief bijgebouwen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan gestelde voorwaarden.
Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, mits:
Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden', 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarden', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf', 'Groen - Landschappelijke inpassing', 'Groen - Landschapselement', 'Horeca', 'Maatschappelijk' en 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting, verkleining en/of vormverandering van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterbergingsgebied’ en/of het opnemen van de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterbergingsgebied' ten behoeve van het waterbergingsgebied, indien de gronden door het daartoe bevoegd gezag worden aangewezen als waterbergingsgebied.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting, verkleining en/of vormverandering van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - reservering waterberging' en/of het opnemen van de gebiedsaanduiding ‘overige zone - reservering waterberging’ ten behoeve van het reserveringsgebied waterberging, indien de gronden door het daartoe bevoegd gezag worden aangewezen als reserveringsgebied waterberging.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' een (woon)boerderij geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het in 50.1.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 50.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van de in 50.1.1 genoemde vergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Boerderijen Stichting en de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de (woon)boerderij en de omgeving.
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
Parkeergelegenheid | a) In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve
van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen
het bestemmingsvlak. b) In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak. c) Aan het voorgaande (in voldoende mate ruimte aanbrengen) wordt voldaan indien wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in het Parkeerbeleidsplan (Bijlage 6). d) Indien deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels. e) De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b dienen in stand te worden gehouden. |
||
Ruimte voor laden en lossen van goederen | a) Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient
te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen. b) De ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder a dient in stand te worden gehouden. |
||
Afwijkingsmogelijkheid | Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde
in dit artikel indien: a) het voldoen hieraan door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of b) voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. |
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming behoeft te worden benut.
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet
op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden
of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven
dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend
aan de dubbelbestemming:
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt het volgende:
Het gebruik als burgerwoning mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als burgerwoning. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen:
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht bedrijfswoning' geldt het volgende: Dit gebruik als bedrijfswoning mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als bedrijfswoning ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als bedrijfswoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als bedrijfswoning. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Eersel als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - persoonsgebonden overgangsrecht bedrijfswoning' geldt het volgende: Dit gebruik als bedrijfswoning mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als bedrijfswoning ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als bedrijfswoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als bedrijfswoning. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Eersel als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt het volgende:
deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als recreatiewoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als recreatiewoning ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als recreatiewoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als recreatiewoning.
Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de ingediende zienswijze als hoofdgebruiker en diens partner bekend zijn.