Beleidstekst Welstandsnota     

Hoofdstuk 1 Gebiedsgerichte welstandscriteria     

Historische kern     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

De oorspronkelijke dorpskernen in de gemeente Tytsjerksteradiel hebben elk hun eigen identiteit, hun eigen stedenbouwkundig patroon en hun eigen kenmerkende gebouwen. Los hiervan heeft het ruimtelijk beeld in deze kernen een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Zo hebben de dorpskernen vanouds een gemengde functie die tot uitdrukking komt in het bebouwingsbeeld. Ook de invloed van de tijd is herkenbaar aanwezig: het proces van groei, ontwikkeling, veroudering, herstel en vervanging is afleesbaar aan de bebouwing. Daardoor bepaalt een grote variatie aan veelal individuele panden het beeld. Deze individualiteit komt ook tot uitdrukking in de afwisseling van ten opzichte van de straat in de breedte (langskap) en in de diepte gebouwde panden (dwarskap). Het proces van groei en ontwikkeling heeft voor de meeste historische dorpskernen van Tytsjerksteradiel geleid tot een tamelijk compact bebouwingspatroon met deels gesloten bebouwingswanden.

Binnen de historische kernen in de gemeente zijn een beperkt aantal fraaie oude gebouwen door de jaren heen in de oorspronkelijke vorm bewaard gebleven en op de monumentenlijst geplaatst. Zij genieten als zodanig de bescherming van de Monumentenwet. Daarnaast kunnen meerdere panden als karakteristiek voor streek en dorp en/of voor een bepaalde stijlperiode aangemerkt worden. Deze panden zijn geïnventariseerd door de Stichting Karakteristiek Tytsjerksteradiel en de karakteristieke panden hebben in de verschillende bestemmingsplannen een aanduiding gekregen. Verder heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van panden die kenmerkend zijn voor stijlperioden uit de periode 1850 - 1940. Een aantal van deze panden uit dit zogenaamde Monumenten Inventarisatie Plan (MIP) wordt voorgedragen om op de lijst van rijksmonumenten te komen.

Plaatsing

De oorspronkelijk dorpskernen hebben over het algemeen een duidelijk en historisch gegroeid weefsel van straten met duidelijke rooilijnen, waardoor de plaats van de naar de openbare ruimte gerichte gevels van de gebouwen vastligt. De bebouwingswanden zijn bij de meer verdichte dorpen gesloten en bij een aantal dorpen (half)gesloten tot halfopen.

Hoofdvorm

De afzonderlijke gebouwen kennen overwegend een hoofdvorm van één bouwlaag met kap, een enkelvormige massaopbouw en een relatieve omvang van klein tot middelgroot. Soms is sprake van twee bouwlagen. Bijzondere gebouwen zoals een kerk, een kroeg, een pastorie, winkel of bedrijf, komen in de oude kernen regelmatig voor. Deze hebben deels een bijzondere vorm, maar voegen zich anderzijds over het algemeen goed in het patroon van de overige aanwezige bebouwing.

Aanzichten en opmaak

Kenmerkend voor de historische kernen is het ambachtelijk karakter van de bebouwing met vaak rijke details van gootlijsten en schoorstenen. Het dorpse beeld wordt verder sterk bepaald door de op de straat gerichte gevels van metselwerk, met veelal een verticale indeling met vensters en deuren, en een variatie van topgevels en kappen. Aan de vormgeving en detaillering van gootlijsten is evenals bij dakkapellen en ingangspartijen vaak veel aandacht besteed. De kozijnen, ramen en deuren zijn van hout. De daken zijn gedekt met gebakken pannen. Kleuren zijn bescheiden maar gevarieerd.

2 Bijzonderheden per kern     

Aldtsjerk

De historische kern van Aldtsjerk is karakteristiek en betrekkelijk gaaf. Behalve de bebouwingskarakteristiek met de kenmerkende lijstgevels, zijn bepalend voor het karakter het smalle profiel van de weg, en het ontbreken van voortuinen. Het bebouwingspatroon vanaf de kerk tot aan de bocht in de Van Sminiaweg wordt gekenmerkt door een sterk verdichte structuur. De panden vormen samen een karakteristieke gesloten wand. Het pleintje voor de voormalige school (nu galerie en dorpshuis) vormt hierin een kenmerkende onderbreking. De bebouwing tot aan de brug, waaronder voormalige boerderijen en bedrijfspanden, volgt wel een structurele bebouwingslijn, maar is ruimer opgezet, met meer open ruimte tussen de panden.

Burgum

Burgum was oorspronkelijk een agrarische nederzetting met een lintvormig karakter. Op een kruispunt van land- en waterwegen, in nabijheid van kerk en klooster, vond al vroeg een verdere kernvorming plaats. Op het kruispunt van de Schoolstraat en de Lageweg, is in de 18de en 19de eeuw de kern verder verdicht. Het hart van het dorp heeft de oudste bebouwing en structuur, hetgeen bijdraagt aan de aantrekkelijkheid en de sfeer van het centrumgebied. De dichtbebouwde gedeelten van de Schoolstraat en de Lageweg vormen samen het oudste gegroeide bebouwingspatroon. Dit gedeelte, wat is aangeduid als “historische dorpskern” onderscheidt zich van de overige lintbebouwing door het specifieke straatprofiel (ontbreken van voortuinen), de compactere bouwwijze en de beheerste schaal van de bebouwing.

Burgumer Nieuwstad

Oostelijk van het dorp Burgum, kan, qua verdichte kern en qua ontstaansgeschiedenis, de Burgumer Nieuwstad eveneens als een historische kern worden aangemerkt

Earnewâld

Earnewâld is een dorp dat zich door het specifiek toeristisch-recreatieve karakter duidelijk onderscheidt van de andere dorpen binnen de gemeente. Het dorp ligt in een laag verveninglandschap dat met name ten westen en zuiden van het dorp gekenmerkt wordt door het voorkomen van uitgestrekte oppervlaktes aan moeras, riet en open water.

Het gebied rond de NH Kerk is aangeduid als “historische kern” en onderscheidt zich van de lintbebouwing door een compactere bouwwijze en kleinere woningen. De oude kern heeft zich gevoegd naar de betrekkelijk kleine oppervlakte welke vroeger temidden van het water beschikbaar was, met een nogal willekeurige structuur

Eastermar

De oorspronkelijke dorpskern ligt rond de Snakkerbuorren en ’t Wâltsje. Als veenontginningsdorp is er sprake van een eigen identiteit met een eigen stedebouwkundig patroon. Het proces van groei en ontwikkeling heeft voor de historische dorpskern van Eastermar geleid tot een tamelijk compact bebouwingspatroon met gesloten bebouwingswanden.

Garyp

In Garyp is een historische dorpskern niet duidelijk afgebakend. Eerder is er sprake van een dorpshart op de plaats waar een aantal oorspronkelijke wegen samenkomen, met daarbij ook de dorpskerk. Kenmerkend voor de historische kern van Garyp is de variatie in bebouwing, en het halfgesloten karakter van de bebouwingswanden.

Hurdegaryp

Een klein gedeelte van het dorp, nabij de Hervormde dorpskerk is aangeduid als “historische kern”. Het gebied onderscheidt zich binnen het doorgaande bebouwingslint langs de oude rijksweg door de kleinere schaal van de bebouwing en de meer compacte bouwwijze.

Jistrum

Jistrum is van oorsprong een esdorp, met een lintvormig bebouwingspatroon. Het oudste deel van het dorp is aangemerkt als historische kern. Het zeer oude en (en zeer fraaie) Romaanse kerkje (uit ongeveer 1230) in dit lint verwijst naar de lange geschiedenis van dit geografisch gezien meest noordelijk gelegen esdorp. De bebouwingswanden hebben een halfopen karakter. De bebouwing is gevarieerd en heeft een sterk dorps en landelijk karakter.

Oentsjerk

Tussen de Rinia van Nautaweg en de oude dorpskerk, in een van de oudste delen van het bebouwingslint van Oentsjerk, bevindt zich de dorpskern met relatief kleinschalige vrijstaande panden in een compacte setting.

Ryptsjerk

De historische dorpskern van Ryptsjerk bevindt zich nabij de kern en (ter weerszijden) langs een gedeelte van de vaart. De dorpskern kent, in vergelijking met enkele ander kernen, wat weinig ruimtelijke samenhang.

Sumar

Het gebied Greate Buorren / Master de Vrieswei is aangeduid als historische dorpskern. Het gebiedje onderscheidt zich binnen het doorgaande lint door de iets kleinere bebouwing en compactere bouwwijze.

Opvallend in Sumar is het veelvuldig gebruik van beukenhagen, dit draagt sterk bij aan de ruimtelijke samenhang in het dorp.

Tytsjerk

Het oude dorp met de historische dorpskern ligt ruimtelijk gezien “los” van de recentere nieuwbouwwijken, die ten noorden van de spoorlijn zijn ontwikkeld. Net even buiten de kern bevinden zich de dorpskerk met bijbehorende voormalige pastorie.

Wyns

Het terpdorp heeft een duidelijk, op de terp gelegen, historische kern, en onderscheidt zich van de lintbebouwing door een compactere bouwwijze en kleinere woningen.

In de kernen Gytsjerk, Mûnein, Suwâld en Noardburgum, ontbreekt een historische dorpskern

3 Welstandscriteria algemeen     

Historische kern

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de historische dorpskernen dienen de kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

een grote variatie aan veelal individueel gebouwde panden.

Plaatsing

*

de naar de openbare ruimte gerichte gevels zijn geplaatst in de oorspronkelijke rooilijnen.

Hoofdvorm

*

*

*

*

één bouwlaag met kap, soms twee bouwlagen met kap, maar dan veelal gekoppeld aan een bijzondere plek (hoeksituatie, dorpsplein);

een enkelvoudige massaopbouw (klein tot middelgroot);

bijzondere gebouwen (zoals een kerk, een café, een winkel etc.) hebben veelal een bijzondere vorm, ook komen boerderij- of aanverwante vormen voor;

een afwisseling in bredere en diepe panden en daarmee samenhangend een wisselend patroon van nokrichtingen.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

*

*

toepassing van steenachtig materiaal en voor kozijnen en ramen hout;

een verticale gerichtheid van gevel en gevelopeningen;

bij lijstgevels een herkenbaar onderscheid tussen onderbouw (gevel) en dakschild; bij topgevels een herkenbaar onderscheid tussen het onderste deel en de “top”;

de gevels zijn van steenachtig materiaal en kozijnen en ramen van hout;

details en ornamenten zijn veelal bepalend voor het ruimtelijk beeld met veel aandacht aan de vormgeving van:

- daklijsten en gootlijsten;

- dakkapellen;

- toegangspartijen;

het kleurgebruik kenmerkt zich door aardetinten; kleuren zijn bescheiden en gevarieerd. Veel voorkomend zijn standgroen voor de ramen en deuren en gebroken wit voor de kozijnen.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de historische dorpskernen dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

--

--

4 Aanvullende welstandscriteria per kern     

Historische kern, aanvullend per kern

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de historische kern dienen voor elke genoemde kern bovendien de bij een kern behorende kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Historische kern

Kenmerken

Aldtsjerk

*

*

*

bebouwingskarakteristiek met kenmerkende lijstgevels;

bebouwingspatroon vanaf de kerk tot aan de bocht in de Van Sminiaweg sterk verdicht (gesloten wand);

bebouwingspatroon tot aan de brug met meer open ruimte tussen de panden.

Burgum

*

*

*

dichtbebouwde gedeelten van Schoolstraat en Lageweg met specifieke straatprofiel, zonder voortuinen (ontbreken van voortuinen);

gesloten bebouwingswanden;

compacte bouwwijze en beheerste schaal van de bebouwing.

Burgumer Nieuwstad

*

bebouwingskarakteristiek, landelijk en sterk verdicht.

Earnewâld

*

compacte oude kern.

Eastermar

*

oorspronkelijke dorpskern met gesloten bebouwingswanden;

Garyp

*

*

dorpshart met variatie in bebouwing;

halfgesloten bebouwingswanden.

Hurdegaryp

*

historische kern als kleinschalig deel van de lintbebouwing, met gesloten wanden.

Jistrum

*

*

*

esdorp, met een lintvormig bebouwingspatroon;

halfopen bebouwingswanden;

gevarieerde bebouwing met dorps en landelijk karakter.

Wyns

*

de historische terpkern kent een specifiek bebouwingspatroon.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de oude dorpskern dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

--

--



Lintbebouwing     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

De bebouwingslinten hebben in veel gevallen een historisch gegroeid lineair karakter en worden in ruimtelijke zin gevormd door een doorgaande weg die aan één of twee zijden wordt begeleid door losse, gevarieerde bebouwing. Binnen de gemeente is onderscheid te maken tussen twee typen lintbebouwing:

  • individuele bebouwing en groepjes van kleinere panden langs uitvalswegen die aansluiten op de oorspronkelijke dorpskernen (lintbebouwing A);

  • individuele bebouwing en groepjes van kleinere panden als ruimtelijke zelfstandig patroon in het buitengebied (lintbebouwing B).

Deze laatste vorm (B) komt hoofdzakelijk voor op de zandgronden.

De bebouwing in de linten die aansluiten op kernen bestaat merendeels uit woonhuizen, incidenteel afgewisseld met andere maatschappelijke of agrarische functies zoals een kantoor- of winkelpand of (voormalige) boerderijen. De linten in het buitengebied kennen een sterk agrarisch karakter te weten boerderijen en voormalige boerderijen, alsmede arbeiderswoningen en andere (veelal) woningen in het buitengebied.

Plaatsing

De bebouwingswanden van het type lintbebouwing A hebben meestal een halfopen tot open karakter. Naar buiten toe neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing toe, waardoor op sommige plekken ook het achterliggende landschap zichtbaar wordt. Het patroon van rooilijnen is soms wisselend. De lintbebouwing in de vorm van bebouwingsclusters in het buitengebied (B), heeft meestal een open structuur. Boerderijen op ruime erven worden vaak afgewisseld door enkele woningen die wat dichter bij elkaar staan. De positie op het perceel is veelal evenwijdig aan de perceelsgrens.

Hoofdvorm

De bebouwing is wisselend van maat, schaal, materiaalgebruik en detaillering. Seriebouw komt eigenlijk niet voor. De meeste gebouwen zijn individueel gebouwd, vrijstaande panden, grotendeels in één, soms twee bouwlagen met een kap. Boerderijen hebben veelal hun eigen traditionele vorm. De bijzondere gebouwen, zoals school, winkel of bedrijf, hebben meestal een vorm die voortkomt uit dan wel past bij de functie. De dakvormen variëren, meestal zadeldaken en schilddaken, en soms daken met een samengestelde kap. Platte daken komen nagenoeg niet voor. De richting van de nok is per pand bepaald: merendeels haaks op, soms evenwijdig aan de weg.

Aanzichten en opmaak

Kenmerk van de lintbebouwing is de grote variatie in soorten en leeftijd van de bebouwing. Verschillende bouwstijlen komen naast elkaar voor. Gevels van traditioneel gebouwde gebouwen hebben veelal een vorm en indeling met een verticale gerichtheid van gevel en gevelopeningen. Daarnaast komt ook bebouwing uit de eerste helft en vooral uit de tweede helft van de twintigste eeuw veelvuldig voor, met een vrijere vormgeving en compositie van gevels.

Door het wat opener karakter van de bebouwingswanden zijn, afhankelijk van de onderlinge afstand van gebouwen, vaak meerdere zijden (gevels) vanaf de weg zichtbaar

De detaillering en de ornamentiek komen in een aantal gevallen ook tot uiting in de patronen in het metselwerk. De gevelindelingen en het karakter van de detaillering zijn doorgaans eenvoudig en direct. Het opgaande gevelwerk is meestal uitgevoerd met gebakken metselsteen, voornamelijk in aardetinten en plaatselijk roodachtig. In het algemeen is het kleurgebruik traditioneel en terughoudend. Kozijnen, deuren en ramen zijn van hout. De daken zijn meestal voorzien van (gebakken) dakpannen. Bij boerderijen ook toepassing van rieten daken.

2 Bijzonderheden per kern     

Aldtsjerk, Burgum, Garyp, Gytsjerk, It Heechsân, Jistrum, Mûnein, Oentsjerk, Ryptsjerk, Sumar, Suwâld, en Tytsjerk.

Lintbebouwing aansluitend op de kernen in de hoger gelegen zandgebieden van de Trynwâlden en van het centrale zandgebied, en in clusters tussen deze kernen. Van oorsprong veel relatief kleinschalige bebouwing. Veel voorkomend is van oudsher het type wâldhúske. Door vervanging in de tweede helft twintigste eeuw ook veel recent gebouwde woningen in neutrale stijl. Bebouwingsconcentraties met woningen uit bepaalde stijlperiodes komen voor.

De Lytse Geast

Kleine bebouwingsconcentratie in het nattere veenweidegebied. Van oorspong een arm gebied, nu nog af te lezen aan het feit dat de oudere bebouwing klein tot zeer klein van omvang is. Aan rand van de nederzetting liggen de grotere boerderijen.

Earnewâld

Lintbebouwing in een multifunctionele water/landzone. Gevarieerde bebouwing zowel op land als op water georiënteerd.

Feanwâldsterwâl

Lang lint ontstaan langs vaart/waterloop. Karakteristiek is het dwarsprofiel, waarbij de boerderijen voornamelijk aan de waterkant zijn ontstaan en via een brug ontsloten worden, en de “burgerbebouwing” die van oorsprong langs de weg ligt. Een van oorsprong arm gebied, wat zich ook nu nog laat aflezen uit de kleinschalige bebouwing.

Hurdegaryp en Noardburgum

Kenmerkend voor de lintbebouwing langs de Rijksstraatweg is de zeer grote afwisseling in de bebouwing.

In Hurdegaryp komen zowel boerderijen, monumentale woonhuizen, statige vooroorlogse villa’s als kleine (arbeiders)woningen voor. In Noardburgum is de bebouwing over het algemeen iets meer bescheiden. Diverse bouwstijlen en bouwperioden komen voor. Veel van de bebouwing heeft een voornaam voorkomen.

Wyns en Bartlehiem

Kleine kernen in terpen landschap. Lintbebouwing duidelijk op water (Dokkumer Ee) georiënteerd. In Bartlehiem is sprake van complex oude fabrieksarbeiderswoningen, deze zijn op de weg georiënteerd.

3 Welstandscriteria algemeen     

Lintbebouwing

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de lintbebouwing dienen de kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

*

*

*

het bebouwingspatroon heeft een historisch gegroeid lineair karakter;

een grote variatie aan individueel gebouwde panden;

een half open tot open bebouwingsbeeld in de linten A;

een open beeld in de linten B.

Plaatsing

*

*

de naar de openbare ruimte gerichte gevels zijn geplaatst in de lineaire structuur;

de positie op het perceel is evenwijdig aan de perceelsgrens.

Hoofdvorm

*

*

*

de bebouwing vertoont een grote mate van afwisseling in maat en schaal;

veel voorkomend: een hoofdvorm in 1 bouwlaag met kap, incidenteel twee bouwlagen met kap;

de dakvorm is meestal een zadeldak of een schilddak, de gerichtheid is wisselend.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

*

*

*

*

*

*

afhankelijk van de onderlinge afstand van panden zijn vaak meerdere gevels vanaf de weg zichtbaar en dus bepalend voor het ruimtelijk beeld;

er zijn veel traditioneel gebouwde panden met een verticale gerichtheid van gevel en gevelopeningen;

een vrije vormgeving en compositie van gevels komt eveneens geregeld voor;

bij lijstgevels is er een herkenbaar onderscheid tussen onderbouw (gevel) en dakschild;

bij topgevels is er een herkenbaar onderscheid tussen het onderste deel en de “top”;

de indeling van de open en gesloten vlakken in de gevels is traditioneel;

veelal is steenachtig materiaal toegepast, en voor kozijnen en ramen hout;

het kleurgebruik kenmerkt zich door aardetinten;

de detaillering is traditioneel.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de lintbebouwing dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

--

--



4 Aanvullende welstandscriteria per kern     

Historische kern, aanvullend per kern

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de historische kern dienen voor elke genoemde kern bovendien de bij een kern behorende kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Historische kern

Kenmerken

Aldtsjerk

*

*

*

bebouwingskarakteristiek met kenmerkende lijstgevels;

bebouwingspatroon vanaf de kerk tot aan de bocht in de Van Sminiaweg sterk verdicht (gesloten wand);

bebouwingspatroon tot aan de brug met meer open ruimte tussen de panden.

Burgum

*

*

*

dichtbebouwde gedeelten van Schoolstraat en Lageweg met specifieke straatprofiel, zonder voortuinen (ontbreken van voortuinen);

gesloten bebouwingswanden;

compacte bouwwijze en beheerste schaal van de bebouwing.

Burgumer Nieuwstad

*

bebouwingskarakteristiek, landelijk en sterk verdicht.

Earnewâld

*

compacte oude kern.

Eastermar

*

oorspronkelijke dorpskern met gesloten bebouwingswanden;

Garyp

*

*

dorpshart met variatie in bebouwing;

halfgesloten bebouwingswanden.

Hurdegaryp

*

historische kern als kleinschalig deel van de lintbebouwing, met gesloten wanden.

Jistrum

*

*

*

esdorp, met een lintvormig bebouwingspatroon;

halfopen bebouwingswanden;

gevarieerde bebouwing met dorps en landelijk karakter.

Wyns

*

de historische terpkern kent een specifiek bebouwingspatroon.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de oude dorpskern dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

--

--



Woongebieden gerealiseerd voor 1950     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

De woongebieden van voor 1950 kenmerken zich over het algemeen door een eenvoudig bebouwingsbeeld, bestaande uit een regelmatig patroon van voornamelijk vrijstaande woningen van één bouwlaag met kap.

De uitbreidingsgebieden zijn planmatig van opzet en komen slechts in enkele kernen (voornamelijk de grotere) binnen de gemeente voor, te weten in Burgum, Hurdegaryp, Garyp en Noardburgum. In Oentsjerk en Sumar treffen we deze uitbreidingen in zeer bescheiden omvang aan. Opvallend is het complexje voormalige woningwetwoningen in Sumarreheide. In het begin van de twintigste eeuw, na in werking treden van de woningwet zijn meer van dit soort complexen door de gemeente in het buitengebied gerealiseerd. Niet alleen in Tytsjerksteradiel, maar ook in andere plattelandsgemeenten. Sumarreheide geeft hiervan dus nog een goed voorbeeld.

Plaatsing

De bebouwingwanden hebben meestal een gesloten tot halfgesloten karakter. Kenmerkend is, naast het regelmatige patroon, de rechte rooilijn, waarbij een gevarieerd bebouwingsbeeld aanwezig is door de wisselende architectuur. Een uitzondering wordt gevormd door Noardburgum en Sumarreheide.

Hoofdvorm

De meeste gebouwen zijn individueel van karakter, overwegend bestaande uit vrijstaande panden, grotendeels in één, soms twee bouwlagen met een kap. De kap heeft vaak de vorm van een zadeldak, maar ook andere dakvormen zoals het schilddak, de mansardekap en varianten daarop alsmede samengestelde dakvormen komen voor. Platte daken komen in de vooroorlogse dorpsuitbreidingen niet of nauwelijks voor. De richting van de nok is overwegend haaks op, soms evenwijdig aan de weg

Aanzichten en opmaak

Binnen de vooroorlogse dorpsuitbreidingen is veel architectuur te vinden die wij nu kenmerken als de dertiger jaren stijl. Kenmerken zijn onder meer de toepassing van grote dakoverstekken, forse maatvoering van kozijnen en toepassing van glas in lood. Verder komen ook nog veel traditioneel gebouwde panden voor met een verticale gerichtheid van gevel en gevelopeningen. Door het wat opener karakter van de bebouwingswanden zijn, afhankelijk van de onderlinge afstand van gebouwen, vaak meerdere zijden (gevels) vanaf de weg zichtbaar. De gevelindelingen en het karakter van de detaillering zijn doorgaans eenvoudig en direct. Het opgaande gevelwerk is meestal uitgevoerd met gebakken metselsteen, voornamelijk in aardetinten en plaatselijk roodachtig. In het algemeen is het kleurgebruik traditioneel en terughoudend. Kozijnen, deuren en ramen zijn van hout. De daken zijn meestal voorzien van (gebakken) dakpannen

2 Bijzonderheden per kern     

Burgum

De eerste planmatige dorpsuitbreiding vond in de eerste helft van de 20e eeuw plaats evenwijdig aan het oude lintpatroon. De Noordersingel, de G.W. Navislaan en Raadhuisweg met het karakteristieke "raadhuis", behoren tot deze eerste uitleg. Het “raadhuis” is overigens aangeduid als “bijzonder object”. Vooral de groene G.W. Navislaan met zijn "villa's" vormt een karakteristiek element van de zuidelijke entree van Burgum, waarin de opkomst van Burgum als woondorp op de zandgronden weerspiegeld wordt. De Westersingel voldoet eveneens aan de specifieke kenmerken van de vooroorlogse dorpsuitbreidingen, maar wijkt af van de eerder genoemde straten door de kleinere maatvoering.

Garyp

In Garyp zijn de zuidelijk op het dorpshart aansluitende rechte straten met de bebouwing daarlangs aangemerkt als vooroorlogse dorpsuitbreiding. Het bebouwingsbeeld is hier zeer gevarieerd.

Hurdegaryp

Ten aanzien van de bebouwing rond de Burgemeester Drijberweg is er overwegend sprake van een eenvoudig bebouwingsbeeld, bestaande uit voornamelijk vrijstaande panden, met hier en daar een blokje van twee aaneen. De bebouwing langs de Stationsweg is kleinschaliger van karakter, kent tamelijk kleine percelen en een gave overgang naar het landelijk gebied. Dit laatste gebiedje ademt de sfeer van een piepklein tuindorpje.

Noardburgum

In Noardburgum wordt een relatief groot gedeelte van het dorp gerekend tot de woongebieden, gerealiseerd voor 1950. Kenmerkend zijn ook hier weer het regelmatige patroon en de rechte rooilijn. Het noordelijk en oostelijk gedeelte van het dorp kent een overwegend individuele verkaveling. Dit dorpsdeel heeft nog de oorspronkelijke kenmerken van een heide-ontginningsdorp. Hoewel een deel van het gebied de afgelopen jaren is benut voor dorpsuitbreiding (eigenlijk "inbreiding"), is er nog steeds sprake van een karakteristiek gebied. Dit komt door de wijze waarop de nieuwbouw is ingebed in de destijds reeds bestaande structuur en doordat de nieuwbouw beperkt is tot een gedeelte van het gebied. Met name het Tsjerkepaed, de Kuipersweg, het Brouwerspaed en de Veldmansweg hebben een eigen uniek karakter, waarbij het groen een sterke verwantschap met het omringende landschap geeft. Er is plaatselijk sprake van de aanwezigheid van elzensingels, met name langs de open veldjes in het oostelijke deel van het dorp. Dit coulissenlandschap treft men ook noordelijk en westelijk van Noardburgum aan.

Oentsjerk

Langs de Douwelaan vond, haaks op het oorspronkelijke lint, de eerste planmatige woonuitbreidingen voor.

Sumar

De bebouwing aan de Mounewei wordt gerekend tot de vooroorlogse uitbreidingsgebieden.

Sumarreheide

Mooi voorbeeld van vroeg 20ste eeuwse sociale woningbouw op het platteland, met vrijstaande kleine wâldhúskes.

3 Welstandscriteria algemeen     

Woongebieden gerealiseerd vóór 1950

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de woongebieden gerealiseerd vóór 1950 dienen de kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

*

*

*

de woongebieden van voor 1950 komen slechts in enkele kernen voor;

veelal in de vorm van een nieuwe rechte straat met daarlangs de vooroorlogse bebouwing;

in Hurdegaryp ook in de vorm van een buurtje (klein tuindorpje), en in Sumarreheide als cluster woningwetwoningen;

in Burgum langs doorgaande weg en “achterweg” (Westersingel).

Plaatsing

*

*

de naar de openbare ruimte gerichte gevels zijn veelal geplaatst in rechte rooilijnen;

de bebouwingwanden hebben meestal een halfgesloten tot halfopen karakter, behalve in Sumarreheide en Noardburgum waar een open structuur is.

Hoofdvorm

*

*

*

de meeste gebouwen zijn vrijstaand in één, soms twee bouwlagen met een kap;

verschillende kapvormen komen voor;

de richting van de nok is overwegend haaks op, soms evenwijdig aan de weg.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

*

*

de jaren 30 stijl kenmerkt zich onder meer door toepassing van grote dakoverstekken, forse maatvoering van kozijnen en toepassing van glas in lood;

traditioneel gebouwde panden hebben een verticale gerichtheid van gevel en gevelopeningen.

het opgaande gevelwerk is meestal uitgevoerd met gebakken metselsteen, voornamelijk in aardetinten en plaatselijk roodachtig;

het kleurgebruik is veelal terughoudend;

kozijnen, deuren en ramen zijn van hout;

de daken zijn meestal voorzien van (gebakken) dakpannen.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de woongebieden gerealiseerd vóór 1950, dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.



Woongebieden gerealiseerd na 1950     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

Na de tweede wereldoorlog zijn in de gemeente in vrijwel alle kernen diverse uitbreidingswijken aansluitend aan de oude kernen gebouwd. Er zijn verschillende bouwperioden te onderscheiden, te weten wederopbouwperiode (jaren 50 en begin 60), de jaren 60 en 70 met veel projectmatige bouw, en in toenemende mate variatie in vormgeving, de jaren 80 met veel rijenwoningen en de jaren 90 met veel individuele bouw en kleurrijke vormgeving. Elke wijk vertoont als regel in de stedenbouwkundige structuur en in de bebouwing de kenmerken van de desbetreffende bouwperiode.

In de woongebieden is de hoofdfunctie wonen. Daarnaast treffen we vooral in de grotere kernen, verschillende bij de woongebieden behorende functies aan als winkels, multifunctionele centra en scholen.

Plaatsing

De woningen zijn voornamelijk in een eenvoudig, rechthoekig stratenpatroon gebouwd en staan vrijwel altijd in duidelijke rooilijnen langs de straat.

Er is in de woonwijken uit de jaren 50, 60 en begin 70 sprake van een strak patroon van rooilijnen. In de daar op volgende jaren is er een grotere variatie. In sommige wijken komt het voor dat de woningen zijn gesitueerd aan woonerven en meanderende, vaak doodlopende straten en hofjes. In deze gevallen is er vaker sprake van verspringende rooilijnen. De grote variatie in de stedenbouwkundige structuur neemt weer af in de woonwijken, gebouwd vanaf eind jaren 80 van de vorige eeuw.

In de meeste gevallen zijn de woningen van de woonstraat gescheiden door middel van voortuinen. De woningen zijn doorgaans gericht naar de straat, soms op de andere openbare verblijfsruimtes, zoals parkeerpleintjes.

Hoofdvorm

De woonwijken en woonbuurten worden, afhankelijk van de periode waarin ze gebouwd zijn, gekenmerkt door een verscheidenheid aan woningtypen; rijenwoningen, (half)vrijstaande woningen en bungalows. Overwegend is het beeld van grondgebonden laagbouw: woningen in één dan wel twee bouwlagen met kap, en met een eigen voor- en achtertuin.

De seriematige rijtjesbouw overheerst in dorpsuitbreidingen uit de jaren 50 en 60, en de beginjaren 70. Ook in de jaren 80, tijdens de relatief langdurige economische recessie zijn in de uitbreidingsgebieden vrijwel uitsluitend rijenwoningen en zogenaamd HAT-woningen gebouwd. Voor het overige, dus in de jaren 70 en de jaren 90 gaat het voornamelijk om halfvrijstaande en vrijstaande woningen in een meer gevarieerde hoofdvorm.

De hoofdvorm van gebouwen in de naoorlogse uitbreidingswijken is merendeels symmetrisch, enkelvoudig en kantig. De rijtjesbouw bestaat doorgaans uit twee bouwlagen met een doorlopende langskap, met een tamelijk flauwe dakhelling (< 40º).

Platte daken op woningen komen vrijwel niet voor, met uitzondering van bijvoorbeeld jaren 60 villawijken als “Woelwijk” in Tytsjerk. Wat betreft de vrijstaande en halfvrijstaande woningen is het patroon van noklijnen wisselend: zowel haaks als parallel aan de straat.

Kenmerkend voor de naoorlogse dorpsuitbreidingen is verder dat aan- en uitbouwen bij woningen over het algemeen ondergeschikt zijn aan de hoofdbouwmassa op een perceel en dat deze een eenvoudige hoofdvorm hebben

Het beeld in de uitbreidingsgebieden wordt voornamelijk bepaald door woningen. Andere gebouwen in de woongebieden zoals winkels en scholen hebben een van hun bijzondere functie afgeleide vorm.

Aanzichten en opmaak

De woonbebouwing heeft een gevelindeling, een kleur- en materiaalgebruik en een detaillering die veelal overeenkomen met de periode waarin ze gebouwd is. De geleding van de gevels is kan zowel horizontaal als verticaal gericht zijn. Een veelheid aan gevelwandcomposities komt voor. De woningen zijn in de meeste gevallen gericht op de straat.

Bij rijenwoningen wordt het straatbeeld bepaald door de voorgevels. Herhalingen in gevelritmiek en (eventuele) dakkapellen zijn hier kenmerkend. Bij halfvrijstaande en vooral bij vrijstaande woningen blijven, afhankelijk van de onderlinge afstand, in de regel meerdere gevels (of delen van gevels) vanaf de weg zichtbaar. Vooral bij vrijstaande woningen is er per individuele woning variatie in gerichtheid van gevel en gevelopeningen. De indeling van de open en gesloten vlakken is per woningtype evenwichtig. Gesloten gevelwanden gericht naar de openbare ruimte komen niet voor.

Het materiaalgebruik is vrijwel uitsluitend steenachtig, met een terughoudend kleurgebruik (beige, aardetinten). De oudste rijenwoningen (veelal sociale woningbouw) zijn trouwens overwegend van rode baksteen. De hellende daken zijn uitgevoerd met pannen, meestal beton, maar ook gebakken pannen komen voor, en zijn voorzien van een daklijst of boeiboord. De nieuwere woningen kennen een gevarieerder materiaalgebruik en vooral ook een gevarieerder kleurgebruik. Gevelelementen of details worden soms uitgevoerd in primaire kleuren. De meest recent gebouwde woningen worden gekenmerkt door meer moderne materialen en kleuren.

2 Nadere plaatsbepaling en eventuele bijzonderheden per kern     

Aldtsjerk

In Aldtsjerk is de naoorlogse uitbreiding gesitueerd ten zuiden van de Van Sminiaweg. Pas met deze naoorlogse uitbreiding in de jaren zestig met sociale woningbouw (Miedemaweg: rijenwoningen, twee bouwlagen met kap) werd het lintpatroon doorbroken. Ook werd toen een bejaardencentrum naast Sminia State gebouwd, dat door zijn massa en uiterlijke verschijningsvorm geen ruimtelijke relatie met de rest van de bebouwing van Aldtsjerk heeft.

In de jaren zeventig vond uitbreiding van het dorp plaats aan het Eysingapad, achter Sminia State. Kenmerkend voor deze periode is de geschakelde woningbouw. In de latere jaren is woningbouw gerealiseerd oostelijk van het Jonkerspead. Bijzonder is dat de zichtlijn in het verlengde van de oprijlaan naar landgoed De Klinze doorloopt in deze dorpsuitbreiding.

Burgum

De bebouwing met rijenwoningen aan de Markt vormde de eerste voorzichtige stap tot naoorlogse nieuwbouw. Een deel van deze woningen is samen met de sporthal de afgelopen jaren vervangen door hogere bebouwing met winkels op de begane grond en appartementen op de verdiepingen. De Markt zelf is door de inrichting en groene aankleding een beeldbepalend open element in het centrumgebied.

In de latere naoorlogse jaren zijn zowel ten westen als ten oosten van de doorgaande weg door Burgum relatief grote uitbreidingsgebieden gerealiseerd. De meest recente woonwijk, Tusken Wâld en Wetter is in aanbouw aansluitend aan de westzijde van het dorp.

Bijzonder in Burgum is de aanwezigheid van een aantal appartementengebouwen, op diverse plekken binnen de naoorlogse dorpsuitbreidingen. Deze gebouwen hebben een hoofdvorm met meerdere bouwlagen, meestal met een platte afdekking. De gebouwen zijn veelal opgetrokken in steenachtig materiaal en hebben een kleurstelling die harmonieert met de omgeving (veelal een lichte steen).

Aan de westzijde van Burgum is de verdere dorpsuitbreiding in ontwikkeling. Voor deze dorpsuitbreiding zijn welstandscriteria vastgesteld in het beeldkwaliteitplan. Dit plan is integraal in deze welstandsnota opgenomen.

Earnewâld

De dorpsuitbreidingen van de laatste decennia begonnen rond de Wiidswei en daarna aan het (parallel aangelegde) Eilânsgrien en recentelijk aan de eveneens parallel gelegen It Mindertsfean. Ze hebben min of meer een langgerekte vorm gekregen en zijn ruimer van opzet en schaal dan de oorspronkelijke bebouwing.

Eastermar

De naoorlogse planmatige uitbreidingen van het woongebied zijn voornamelijk gesitueerd ten noorden van de historische kern. In beperkte mate is voorts na aanleg van de Zwarteweg enige planmatige nieuwbouw aan de zuidzijde ontstaan.

Garyp

In Garyp zijn de naoorlogse uitbreidingen gesitueerd grenzend aan of haaks op het oorspronkelijke lint, waardoor de ruimtelijke structuur van het dorp veranderde in een meer compacte vorm.

Verder ontwikkeling van het woongebied van Garyp vindt plaats in het uitbreidingsplan fase 2 (Sânhichte/Skeanpaad). Gestreefd wordt naar een evenwichtig bebouwingsbeeld in grondgebonden laagbouw. Kleur wordt gezien als bindmiddel waarmee samenhang kan worden bewerkstelligd.

Voor het binnengebied is gekozen voor rood metselwerk, langs de rand kan gekozen worden voor rood of geel metselwerk. De daken zijn donker, zwart of antraciet. De beeldkwaliteitskaart en de gedetailleerde welstandscriteria uit het beeldkwaliteitplan zijn integraal in deze welstandsnota opgenomen.

Gytsjerk

In Gytsjerk zijn de eerste naoorlogse uitbreidingen gesitueerd ten noorden en zuiden van de Nieuwe Straatweg. De latere dorpsuitbreiding is grotendeels gesitueerd ten zuiden van de Canterlandseweg. Meer recent is het eerste deel van het plan Oer de Feart gerealiseerd, noordelijk van de Canterlandseweg, en westelijk van het zwembad.

Hurdegaryp

Met name in de jaren vijftig, zestig en zeventig is het dorp snel gegroeid. De dorpsuitbreidingen werden gerealiseerd ter weerszijde van de Burgemeester Drijberweg en vormen thans een relatief omvangrijk aaneengesloten woongebied. Recent wordt gebouwd in het plan It Súd aan de oostzijde van het dorp. Voor de verdere bouwfasen zullen specifieke criteria aanvullend op deze welstandsnota worden geformuleerd.

Bijzonder in Hurdegaryp is het recent gerealiseerde nieuwe winkelcentrum in combinatie met woningbouw. De bebouwing kenmerkt zich door een zakelijke architectuur, een hoofdvorm in twee en drie bouwlagen, met een platte afdekking en in grotere bouwblokken.

Jistrum

De bescheiden dorpsuitbreidingen bevinden zich ten zuiden en meer recent ook ten noorden van de oorspronkelijke kern. Het meest recente plan De Geasten fase 2 is in ontwikkeling. De criteria in het beeldkwaliteitplan zijn gericht op het realiseren van zorgvuldig vormgegeven en gesitueerde dorpse bebouwing. De beeldkwaliteitskaart en de gedetailleerde welstandscriteria uit het beeldkwaliteitplan zijn integraal in deze welstandsnota opgenomen.

Mûnein

Er zijn dorpsuitbreidingen van bescheiden omvang ten noorden en zuiden van het lint. Fase 2 van de zuidelijke dorpsuitbreiding is thans in ontwikkeling. In Mûnein wordt het streven naar het bouwen van bij het dorp passende woningen door de bevolking breed gedragen. Een plan van aanpak “herkenbaar Mûnein” opgesteld in samenwerking met het bestuur van dorpsbelangen won in 1997 een provinciale prijsvraag (voorbeeldig plan!).

De welstandscriteria voor fase 2 impliceren onder meer duidelijke keuzes ten aanzien van hoofdvorm en stijl (één bouwlaag met kap, kantige architectuur), en ten aanzien van materiaal en kleur: roodachtige steen en gesmoorde gebakken dakpannen. De beeldkwaliteitskaart en de gedetailleerde welstandscriteria uit het beeldkwaliteitplan zijn integraal in deze welstandsnota opgenomen.

Noardburgum

In Noardburgum hebben de naoorlogse uitbreidingen plaatsgevonden ten noorden van de Rijksstraatweg. Kenmerkend is de rechtlijnige opzet. Kenmerkend is ook dat in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw de dorpsuitbreiding feitelijk een inbreiding is geweest binnen de bestaande dorpskom.

Oentsjerk

De naoorlogse dorpsuitbreidingen zijn gesitueerd aan de oostzijde van de doorgaande weg en, ruimtelijk gezien, aan de noord- en zuidzijde van het Heemstrabos. Aan de Dr. Kijlstraweg bevindt zich een kleinere cluster planmatig ontwikkelde oudere woningwetwoningen. Deze rijtjeswoningen zijn kleinschaliger van aard. De laatste decennia heeft Oentsjerk zich aansluitend verder ontwikkeld in zuidelijke richting.

Ryptsjerk

De dorpsuitbreiding zoals deze geleidelijk in de loop der jaren tot stand is gekomen, bevindt zich in de oksel van de lintbebouwing.

Sumar

Uitbreidingsgebieden grenzend aan en haaks op het oorspronkelijke lint, waardoor het dorp een meer compacte verschijningsvorm heeft gekregen. De meest recente dorpsuitbreidingen zijn nadrukkelijk geïntegreerd met het coulissenlandschap.

Suwâld

Dit dorp heeft een uitbreidingslocatie van bescheiden omvang ten westen van de lintbebouwing

Tytsjerk

Tytsjerk heeft zich in eerste instantie ontwikkeld tussen de Rijksstraatweg en de spoorlijn. Aan de westzijde van het lint is “Woelwijk” een typische jaren 60 wijk. Zeer ruim opgezet, grote kavels. Voor die tijd zeer moderne bungalows met veel glas en platte daken. Horizontale belijning.

Het groene, bijna bosachtige en besloten karakter van de openbare ruimte vormt een mooi “contrast” met “licht, lucht en ruimte” van architectuur en stedenbouwkundig plan.

Aan de oostzijde van het lint vond in de loop der jaren de reguliere woningbouw plaats. De meest recente uitbreiding (jaren negentig en later) bevindt zich net ten oosten van de oorspronkelijke kern ten zuiden van de spoorlijn.

3 Welstandscriteria algemeen     

Woongebieden, gerealiseerd na 1950

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in woongebieden, gerealiseerd na 1950, dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de ruimtelijke eenheid waarin ze zich bevinden.

Plaatsing

*

*

*

de woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en/of groenvoorzieningen;

gericht op de straat, dan wel op andere openbare verblijfsruimtes, zoals pleinen;

Bijzondere gebouwen als scholen en winkels, en andere van het woongebied deel uitmakende bijzondere gebouwen hebben een specifieke, functioneel bepaalde, plaatsing.

Hoofdvorm

*

*

*

*

*

*

*

de maatvoering is één of twee lagen met kap;

  • zowel rijen, als vrijstaande en halfvrijstaande woningen komen voor:

  • bij rijen de noklijn evenwijdig aan de straat;

  • bij kleinere blokjes is de noklijn wisselend;

  • hoofdzakelijk een kantige hoofdvorm;

aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdbouwmassa en kennen een eenvoudige hoofdvorm;

bijzondere gebouwen als scholen en winkels, en andere van het woongebied deel uitmakende bijzondere gebouwen hebben een specifieke, functioneel bepaalde, hoofdvorm.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

*

*

*

*

rijenwoningen richten zich met de voorgevel naar de straat en kennen herhalingen in gevelritmiek en (eventuele) dakkapellen;

een variatie in gerichtheid van gevel en gevelopeningen;

geen gesloten wanden naar de openbare ruimte;

gevels van steenachtig materiaal en kozijnen en ramen van hout;

hellende daken zijn voorzien van dakpannen;

kleurgebruik voor gevel in hoofdzaak in beige en aardetinten;

bijzondere gebouwen als scholen en winkels, en andere van het woongebied deel uitmakende bijzondere gebouwen hebben een specifieke, functioneel bepaalde, architectonische uitmonstering.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in woongebieden, gerealiseerd na 1950, dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

  • Op te heffen kenmerken

--

  • --

4 Aanvullende welstandscriteria per kern     

Woonbuurten gebouwd na 1950

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de woongebieden, gerealiseerd na 1950, dienen voor de genoemde kernen, naast de algemene kenmerken de bij een kern behorende kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Kern

Kenmerken

Aldtsjerk

*

geen specifieke criteria.

Burgum

*

*

*

criteria voor Burgum west (Tusken Wâld en Wetter), zie het beeldkwaliteitplan in bijlage ..;

appartementengebouwen hebben een hoofdvorm met meerdere bouwlagen, meestal met een platte afdekking;

de appartementengebouwen zijn veelal opgetrokken in steenachtig materiaal en hebben een kleurstelling die harmonieert met de omgeving (veelal een lichte steen).

Earnewâld

*

geen specifieke criteria.

Eastermar

*

geen specifieke criteria.

Garyp

*

de beeldkwaliteitskaart en de gedetailleerde welstandscriteria uit het beeldkwaliteitplan -uitbreiding fase 2- zijn integraal in deze welstandsnota opgenomen, zie bijlage..

Gytsjerk

*

geen specifieke criteria.

Hurdegaryp

*

het nieuwe complex in zakelijke architectuur met winkels en woningen heeft een hoofdvorm in twee en drie bouwlagen, met een platte afdekking en is opgebouwd uit relatief grotere bouwblokken.

Jistrum

*

de beeldkwaliteitskaart en de gedetailleerde welstandscriteria uit het Beeldkwaliteitplan De Geasten fase 2, zijn integraal in deze welstandsnota opgenomen, zie bijlage..

Mûnein

*

de beeldkwaliteitskaart en de gedetailleerde welstandscriteria uit het beeldkwaliteitplan -uitbreiding fase 2- zijn integraal in deze welstandsnota opgenomen, zie bijlage..

Noardburgum

*

geen specifieke criteria.

Oentsjerk

*

geen specifieke criteria.

Ryptsjerk

*

geen specifieke criteria.

Sumar

*

geen specifieke criteria.

Suwâld

*

geen specifieke criteria

Tytsjerk

*

*

Woelwijk, aan de westzijde van het dorp heeft bebouwingskenmerken die typerend zijn voor de jaren 60;

voor die tijd zeer moderne bungalows met veel glas en platte daken. Horizontale belijning in Hoofdvorm en gevelindeling.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de woongebieden, gerealiseerd vóór 1950dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Kern

Niet in stand te houden kenmerken

Aldtsjerk

*

het bejaardencentrum naast Sminia State heeft wat betreft zijn massa en uiterlijke verschijningsvorm geen ruimtelijke relatie met de rest van de bebouwing van Aldtsjerk.



Sport- en recreatieterreinen     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

In vrijwel alle kernen binnen Tytsjerksteradiel komen één of meer sport- en/of recreatieterreinen voor, waaronder tennisbanen, voetbalvelden en vaak ook ijsbanen. Jachthavens met bijbehorende bebouwing treffen we aan in Earnewâld, Burgum en nabij Noardburgum (Zwartkruis). Ook Eastermar en Jistrum hebben een dorpshaven. Het gaat bij de sport- en recreatieterreinen om een gebied met sportvelden en bijbehorende club- en kleedaccommodatie. De sportterreinen worden veelal omgeven door groen. Op de sportterreinen staat meestal onopvallende functionele bebouwing welke is ingepast in de (groene) omgeving. Ook komen grootschaliger complexen voor, zoals de sporthallen in Burgum en Oentsjerk.

Plaatsing

De sport- en recreatieterreinen zijn veelal “naar binnen gekeerd” en omrand met hoog opgaand groen dat het zicht op ruimte en bebouwing veelal ontneemt. Jachthavens zijn vanwege de situering aan het water meer zichtbaar.

Hoofdvorm

Gebouwen zijn meestal vrijstaand, eenvoudig van hoofdvorm en overwegend voorzien van één bouwlaag met een plat dak. In enkele gevallen is sprake van hogere bebouwing, zoals in Burgum, Hurdegaryp en Oentsjerk.

Aanzichten en opmaak

De bebouwing heeft ondanks de soms grote bouwmassa een eenvoudige uitstraling. De gevels bestaan uit baksteen en/of hout (soms uit plaatmateriaal) en kennen een eenvoudige detaillering. Het kleurgebruik is terughoudend.

2 Welstandscriteria algemeen     

Sport- en recreatieterreinen

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van gebouwen op de sport- en recreatieterreinen dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

sport- en recreatieterreinen met incidentele bebouwing;

Plaatsing

*

bebouwing gegroepeerd in enkele clusters;

Hoofdvorm

*

gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm (veelal 1 bouwlaag met plak dak);

Aanzichten en opmaak

*

*

*

detaillering, en materiaal- en kleurgebruik eenvoudig en zorgvuldig;

kleuren gedekt;

materiaal van de gevels baksteen en glas, ook hout en plaatmateriaal komt voor.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van gebouwen op de sport- en recreatieterreinen dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden

Aspecten

op te heffen kenmerken



Recreatiewoningen     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

Binnen de gemeente Tytsjerksteradiel bevindt zich It Wiid, een groot complex recreatiewoningen, direct ten zuiden van Earnewâld.

Daarnaast komen rondom Earnewâld verspreid in het buitengebied ook individuele recreatiewoningen voor. Verder is er een beperkt aantal huisjes op Klein Zwitserland aan het Bergumermeer.

Plaatsing

Het terrein met recreatiewoningen It Wiid heeft een “naar binnen gekeerd” karakter door de omranding met groen. De recreatiewoningen zijn gesitueerd binnen een geordend stedebouwkundig patroon. Op Klein Zwitserland gaat het om een beperkt aantal chalets.

De verspreide individuele recreatiewoningen in het buitengebied rond Earnewâld zijn veelal gesitueerd op een eigen erf aan het water.

Hoofdvorm

De verspreid gebouwde recreatiewoningen zijn over het algemeen vrijstaand, eenvoudig van hoofdvorm en overwegend bestaande uit één bouwlaag met kap. Het complex It Wiid wordt gekenmerkt door toepassing van een speciale bouwstijl. De vrijstaande en als blokjes van twee aaneen gebouwde recreatiewoningen hebben de vorm van een wâldhúske, met toepassing van dakschild en wolfseind, een in de wouden van oudsher veelvoorkomende kleine boerderij.

De overige gebouwde voorzieningen op It Wiid hebben een meer functionele hoofdvorm. Klein Zwitserland kent zoals gezegd enkele chalets.

Aanzicht en opmaak

De individueel recreatiewoningen kennen over het algemeen een eenvoudige detaillering. Het kleurgebruik is terughoudend en voegt zich naar het landschap. De recreatiewoningen op It Wiid hebben veelal een lichte gevelsteen en rode of gesmoorde pannendaken. Gebouwen ten behoeve van specifieke functies(zoals de ontvangst- en receptiegebouwen op de huisjesterreinen) kennen een bij de functie passende verschijningsvorm en zijn meestal representatief van karakter.



2 Welstandscriteria algemeen     

Recreatiewoningen

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van recreatiewoningen en daarbij behorende gebouwen dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

*

individuele recreatiewoningen rond Earnewâld, verspreid in het buitengebied;

complex It Wiid, en klein complex Klein Zwitserland.

Plaatsing

*

*

de complexen zijn omrand door groen en de recreatiewoningen zijn geplaatst in een geordend stedebouwkundig patroon;

verspreide recreatiewoningen zijn veelal gesitueerd op een eigen erf aan het water.

Hoofdvorm

*

*

*

recreatiewoningen zijn over het algemeen vrijstaand, eenvoudig van hoofdvorm en bestaande uit één bouwlaag met kap;

op It Wiid hebben recreatiewoningen de vorm van een wâldhúske, met toepassing van dakschild en wolfseind;

gebouwde voorzieningen ten behoeve van de recreatiewoningen hebben een functionele hoofdvorm.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

algemeen eenvoudige detaillering, natuurlijke materialen en toepassing van gedekte kleuren;

It Wiid: een lichte gevelsteen en rode of gesmoorde pannendaken;

overige gebouwen kennen een vormgeving en materiaal- en kleurtoepassing passend bij de functie.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van recreatiewoningen en bijbehorende gebouwen dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

--

--



Bedrijventerreinen     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

In Tytsjerksteradiel komen diverse typen bedrijventerrein van verschillende omvang voor. We treffen bedrijventerreinen aan in de kernen Garyp, Hurdegaryp, Earnewâld, Burgum, Noardburgum, Sumar, Tytsjerk, Aldtsjerk en Gytsjerk. De meeste bestaande bedrijventerreinen manifesteren zich als kleinschalig ontwikkelde terreinen, met uitzondering van de bedrijventerreinen die langs het Prinses Margrietkanaal tot ontwikkeling zijn gekomen (Sumar en Burgum). Qua functie kan een onderscheid worden gemaakt in gebruikelijke bedrijventerreinen, soms in combinatie met een woonfunctie, en in bijzondere bedrijventerreinen, met als kenmerk dat de bedrijvigheid een relatie met het water heeft (Earnewâld). Ondanks de verscheidenheid in functie en bouwjaar, is op elk bedrijventerrein het bebouwingsbeeld sterk verbonden met de functionaliteit van het terrein.

Plaatsing

De meeste terreinen hebben als gevolg van de redelijk brede straatprofielen met soms aan weerszijden groenzones en/of parkeerstroken een ruim en overzichtelijk karakter. Dit ruimtelijke effect wordt nog eens versterkt door de losse bebouwingsstructuur en de individuele bedrijfspanden die meestal enkele meters vanaf de weg en/of het water zijn gesitueerd. De onderlinge plaatsing van de bedrijfsgebouwen is in het algemeen wisselend; plaatselijk staan gebouwen in een strakke rooilijn, maar in sommige gevallen is er ook sprake van een wisselende rooilijn. De gebouwen zijn met de voorgevel haaks op de openbare weg c.q. het water geplaatst.

Hoofdvorm

De afzonderlijke bedrijfsgebouwen beslaan gezamenlijk een breed spectrum van afmetingen. In het algemeenheid hebben de bedrijfspanden een eenvoudige hoofdvorm en zijn wat betreft het ontwerp sterk op de functie gericht. De bedrijfspanden bestaan uit één laag met kap (zadeldak) of twee lagen (plat of met kap, met wisselende dakhelling). Ook afwijkende dakvormen komen voor (licht bolvormige daken). Bedrijfswoningen hebben een bescheiden vorm en omvang. Ze bestaan veelal uit 1 laag met een duidelijke kap. Kantoorgebouwen en delen van overige bedrijfsgebouwen met een kantoorfunctie komen voornamelijk voor in één of in twee bouwlagen.

Op de kleinere bedrijfsterreinen hebben de gebouwen relatief gesproken een kleinschalige omvang. De grotere bedrijfsterreinen worden gekenmerkt door een grotere maatvoering van de gebouwen. De vormgeving van de gebouwen is functioneel bepaald in verband met de bedrijfsmatige functie.

Aanzichten en opmaak

De gevelindeling is per bedrijfspand verschillend, maar wordt meestal gekenmerkt door een horizontale indeling. De bedrijfspanden hebben (met name aan de zij- en achterkant) vaak een dicht karakter.

Representatieve ruimten (kantoren, showrooms) hebben een open karakter en zijn evenals de entrees op de straat gericht. Bij bedrijven die op het water zijn georiënteerd, is de representatieve ruimte ook wel op het water gericht.

Het hoofdmateriaal van de bedrijfspanden en loodsen is voor zowel de onderbouw als de kap eenvoudig (plaatmateriaal, geprofileerde plaat). De representatieve ruimten worden vaker onderscheiden door steenachtig materiaal (metselwerk), hout en glas, en in mindere mater ook plaatmateriaal. De bedrijfswoningen zijn opgebouwd uit metselwerk, soms gecombineerd met houten gevelelementen.

Het kleurgebruik is meestal in groen-, blauw- en grijstinten, waarbij sommige gevelelementen of details in primaire kleuren zijn uitgevoerd. De bedrijfswoningen zijn meestal in aardetinten uitgevoerd. De bedrijfswoningen kennen een traditionele detaillering en een terughoudend materiaal- en kleurgebruik.

Representatieve zones

In sommige gevallen zijn op bedrijventerreinen vanwege de ligging aan de openbare weg en/of aan het water zones aangewezen, waarin de bebouwing over een bepaalde mate van representativiteit moet beschikken. Deze zones zijn op kaart aangegeven, zoals de zone langs de Oppedijk van Veenweg in Burgum en bijvoorbeeld ook de zone langs de doorgaande weg in Garyp.

2 Welstandscriteria algemeen     

Bedrijventerreinen

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen op de bedrijventerreinen dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

*

overwegend kleinschalig bedrijventerreinen bij een aantal dorpen; bedrijfsfunctie incidenteel gecombineerd met woonfunctie;

grootschalige bedrijventerreinen langs het Prinses Margrietkanaal.

Plaatsing

*

*

*

kleinere terreinen: gebouwen geplaatst in een zone gericht op de doorgaande weg, of gericht op het water

grote terreinen kennen een eigen stedebouwkundig patroon.

grotere gebouwen hebben veelal ook een wat grotere afstand tot de weg.

Hoofdvorm

*

*

woonruimtes en kantoorruimtes presenteren zich veelal in 1 of 2 bouwlagen al of niet met kap met een representatieve gevel aan de doorgaande weg;

verder is er een grote variëteit aan hoofdvormen van gebouwen in relatie tot de functie ervan.

Aanzichten en opmaak

*

*

eenvoudige en functionele vormgeving;

kleur- en materiaalgebruik in harmonie met het karakter van de omgeving.

Representatieve zones

*

gebouwen worden gekenmerkt door een zekere mate van representativiteit, tot uitdrukking komend in vormgeving en materiaal- en kleurgebruik.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen op het bedrijfsterrein dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

Hoofdvorm

*

Romneyloodsen op terrein Oppedijk van Veenweg



Bebouwing in het buitengebied     

1 Beschrijving algemeen     

Ruimte

Het buitengebied van de gemeente Tytsjerksteradiel wordt gekenmerkt door een grote landschappelijke diversiteit. Zowel zand-, klei- en veengronden komen voor. Elk gebied beschikt over eigen landschappelijke kenmerken, waarbij de verschillen met name tot uiting komen in de ontstaanswijze, de verkaveling, de mate van openheid, en het gebruik. Het bebouwingsbeeld in het buitengebied is, ondanks de verschillen in landschapstype, vrij identiek. Naast boerderijen komen ook vrijstaande (arbeiders)woningen voor.

Voor wat betreft het ruimtelijk beeld is onderscheid te maken in:

  • de open gebieden (de veenweidegebieden en het noordelijk terpenlandschap);

  • de besloten gebieden (het coulissen en/of landgoederenlandschap van de Trynwâlden en het centrale zandgebied);

  • het gebied rondom het Bergumermeer en De Leijen;

  • het gebied rondom Earnewâld.

2 Open landschappen     

Kenmerkend voor de open gebieden is de aanwezigheid van verspreid liggende boerderijen (puntsgewijs individuele bebouwing). Karakteristiek voor het terpengebied tussen de Dokkumer Ee en de Murk is verder het voorkomen van terpen, verhoogde huisplaatsen die deels bebouwd zijn. Beeldbepalende elementen in dit landschap zijn hier enkele molens. Kenmerkend voor de bebouwing in het terpenlandschap zijn de veelal grotere, statige boerderijen: de traditionele friese stelp of kop-(hals-)romp boerderijen. In de veenweidegebieden is de bebouwing in het buitengebied bescheidener van omvang. Met name de strook langs het Prinses Margrietkanaal is zeer open. Bebouwing en opgaande beplanting komen daar nauwelijks voor.

3 Besloten landschappen     

De meer besloten gebieden worden juist gekenmerkt door een meer geclusterd bebouwingspatroon, waarbij de bebouwing in het buitengebied voornamelijk in een ruimtelijk patroon van kleinere linten voorkomt.

In de meer besloten landschappen op zand zijn perceelsscheidingen in de vorm van boomsingels en houtwallen, landgoederen, kleine en grotere bospercelen kenmerkend. De bebouwing komt over het algemeen in een ruimtelijk patroon van linten voor. Daarnaast is sprake van individuele bebouwing in het buitengebied (boerderijen) die, in vergelijking tot de landschappen op klei, veelal kleinschalig is. Kenmerkend voor het centrale zandgebied bij Burgum en Noardburgum is voorts de vrij rechtlijnige structuur van wegen en waterlopen. Ook hier is de bebouwing in het buitengebied van oorsprong bescheiden (klein) van aard.

4 Bergumermeer, De Leijen en het gebied rondom Earnewâld     

Afwijkende gebieden binnen de gemeente zijn het merengebied van het Bergumermeer en De Leijen en het gebied rondom Earnewâld.

Rondom het Bergumermeer en De Leijen komt vrijwel geen individuele bebouwing in het buitengebied voor, met uitzondering van het recreatieterrein Klein Zwitserland. Het gebied rond Earnewâld bestaat voornamelijk uit (natte) natuurterreinen (riet- en moerasachtige gebieden), waarin een beperkt aantal recreatiewoningen voorkomt.

Plaatsing

In het open gebied is er overwegend puntsgewijze individuele bebouwing. Dat wil zeggen dat gebouwen zich manifesteren als afzonderlijke ruimtelijke elementen in het landschap.

In het besloten gebied is de bebouwing min of meer clustergewijs geordend. Dit betekent dat de onderlinge positie van de individuele gebouwen wisselend is en de afstand tussen de panden in vergelijking tot het overige buitengebied relatief klein is. Voor het overige geldt dat de bebouwing individueel aan de doorgaande, plaatselijk doodlopende, wegen is gesitueerd. De gebouwen zijn met de voorgevel op de weg georiënteerd, waarbij ook de afstand tot de weg varieert. Gebouwen volgen daarbij meestal de richting van de verkaveling en niet (als deze anders is) de richting van de weg.

De agrarische bijgebouwen van boerderijen staan meestal los van het hoofdgebouw en vormen samen met het hoofdgebouw, erfbeplanting en erfafscheiding een samenhangend geheel.

Hoofdvorm

In het algemeen bestaat de hoofdvorm van de oorspronkelijke agrarische bedrijfsbebouwing uit een woon- en een bedrijfsgedeelte, waarbij er sprake is van 1 bouwlaag met een kap. Bij het kop-hals-romp type is het woongedeelte apart voor de schuur geplaatst. In het geval van een stelp zijn woon- en bedrijfsgedeelte onder één kap samengevoegd. De hoofdvorm van de boerderijen heeft een kantig karakter.

De woonhuizen zijn meestal vrijstaand en hebben een eenvoudige, kantige hoofdvorm bestaande uit 1 bouwlaag met een zadel- of schilddak. De afzonderlijke woningen kennen een kleine tot middelgrote omvang. In enkele gevallen komen afwijkende, moderne kapvormen voor. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en kennen een eenvoudige vorm.

De omvang van gebouwen in de zandgebieden is bescheiden van aard. In de meer open gebieden komen zowel kleinere als grotere gebouwen voor. Het terpengebied kenmerkt zich door de relatief forsere gebouwen.

Moderne agrarische bedrijfsbebouwing onttrekt zich qua schaal en vorm aan het traditionele beeld. Wel is er sprake van één bouwlaag met kap, maar de gebouwen zijn groter en de dakhelling is flauwer. Daarmee zijn de verhoudingen in de opbouw van deze gebouwen in de regel duidelijk afwijkend van het traditionele beeld.

Aanzichten

Boerderijen en voormalige boerderijen zijn meestal georiënteerd op een weg. Het woongedeelte is dan naar die weg gekeerd. Ook overige bebouwing is meestal met de voorzijde gekeerd naar de weg. Het hoofdaccent van de gevelindeling is overwegend verticaal. De vorm van de open en gesloten vlakken, de maatvoeringen en de verhoudingen zijn doorgaans traditioneel.

Opmaak

In het algemeen zijn de oorspronkelijke boerderijen en de woonhuizen opgetrokken in metselwerk. De daken van deze gebouwen zijn bedekt met gebakken dakpannen en/of riet. Dit laatste vaak op het schuurgedeelte van boerderijen.

De detaillering van de oorspronkelijke boerderijen is in het algemeen traditioneel. De meer recentere boerderijen hebben een sobere detaillering die kenmerkend is voor de bouwperiode in de jaren 50 en 60. In deze gevallen zijn de dakpannen doorgaans de kleur rood/oranje uitgevoerd.

De uilenborden vormen op boerderijen een kenmerkend detail. De woonbebouwing is eenvoudig gedetailleerd. Het kleurgebruik is terughoudend en overwegend traditioneel.

Grotere moderne bedrijfsgebouwen zijn veelal opgebouwd uit plaatmateriaal en kennen een functionele gevelindeling en eenvoudige detaillering.

Voor wat betreft een beschrijving van karakteristieke boerderijen, karakteristieke groepen woningen en overige bijzondere panden in het buitengebied van de gemeente Tytsjerksteradiel wordt verwezen naar bijlage 5 van het bestemmingsplan Buitengebied 1).



5 Welstandscriteria algemeen     

Bebouwing in het buitengebied

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele bebouwing in het buitengebied dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

*

*

het buitengebied van de gemeente Tytsjerksteradiel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van

open gebieden (de veenweidegebieden en het noordelijk terpenlandschap), en besloten gebieden (het coulissen en/of landgoederenlandschap van de Trynwâlden en het centrale zandgebied). Verder is er nog het gebied rondom het Bergumermeer en De Leijen, en het gebied rondom Earnewâld;

open gebieden hebben puntsgewijs individuele bebouwing;

de besloten gebieden wordt juist gekenmerkt door een meer geclusterd lintvormig bebouwingspatroon.

Plaatsing

*

*

*

*

in het open gebied manifesteren gebouwen zich als afzonderlijke ruimtelijke elementen in het landschap;

in het besloten gebied is de afstand tussen de panden relatief klein. Deze afstand varieert.

Gebouwen zijn als regel met de voorzijde naar de weg geplaatst;

bij boerderijen vormen hoofd- , bedrijfs- en bijgebouwen samen met opgaande beplanting in de regel een samenhangend ruimtelijk geheel;

gebouwen volgen meestal de richting van de verkaveling en niet (als deze anders is) de richting van de weg.

Hoofdvorm

*

*

*

*

*

*

*

het traditionele agrarische bedrijfsgebouw bestaat uit een woon- en een bedrijfsgedeelte;

de hoofdvorm is 1 bouwlaag plus kap.

Verschillende gebouwtypen komen voor (zoals kop-hals-romp, kop-romp, en stelp);

woonhuizen zijn meestal vrijstaand, overwegend kleine tot middelgrote enkelvoudige bouwmassa;

bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en kennen een eenvoudige vorm;

in het open gebied komen vooral kantige vormen voor, in het besloten zandgebied ook vloeiende;

de omvang van gebouwen in de besloten zandgebieden is bescheiden. In de meer open gebieden komen zowel kleinere als grotere gebouwen voor;

moderne agrarische bedrijfsbebouwing is veelal relatief groot en qua opbouw afwijkend van de traditionele vormen.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

het hoofdaccent van de gevelindeling is bij de oorspronkelijke agrarische en woonbebouwing overwegend verticaal. De vormgeving en detaillering is traditioneel, de kleuren zijn gedekt;

het materiaalgebruik bij deze bebouwing is metselwerk (waarbij zowel rood- als geelachtige tinten voorkomen). Daken zijn gedekt met gebakken dakpannen (rode of donkere tinten) en/of riet. Dit laatste vaak op het schuurgedeelte van boerderijen;

boerderijen gebouwd in de eerste helft van de twintigste eeuw hebben een sobere detaillering en doorgaans rood/oranje dakpannen.

Grotere moderne bedrijfsgebouwen zijn veelal opgebouwd uit plaatmateriaal en kennen een functionele gevelindeling en eenvoudige detaillering. Het kleurgebruik is gevarieerd.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele bebouwing in het buitengebied dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken



Bijzondere objecten     

1 Beschrijving algemeen     

In de gemeente Tytsjerksteradiel komen een aantal als “bijzondere objecten” aan te duiden elementen voor. Het gaat hierbij in hoofdzaak om een gebouw of groep gebouwen in een groene, veelal parkachtige omgeving.

Onderscheid is te maken in:

  • A: (voormalige) landgoederen, stinsen en states zoals De Klinze, Stania State en landgoed Vijversburg met bijbehorend complex “Op Toutenburg”, allen gelegen in het coulissen- en landgoederenlandschap van de Trynwâlden. Zowel bebouwing als omliggend park is veelal nog in oorspronkelijke vorm aanwezig. De hier genoemde “buitens” zijn aangewezen als monument en genieten als zodanig de bescherming van de Monumentenwet;

  • B: naast oudere ook recentere bebouwingsobjecten veelal in parkachtige setting te weten Heemstrastate te Oentsjerk, Berchhiem/Blijenhof in Burgum, Nieuw Toutenburg, Bennemastate, gemeentehuis Burgum (ouder plus nieuwer), Het dorpsdeel met Glinstra State (oud), zwembad en scholen in Burgum, het Geale Slot in Hurdegaryp, en notaristuin met woning in Gytsjerk);

  • C: afwijkende, functionele bebouwingsobjecten als de elektriciteitscentrale ten noorden van het Bergumermeer, het transformatorstation in het gebied rond de Lytse Geast en het station in Hurdegaryp.

Ruimte

De gebouwen, behorende bij de voormalige landgoederen, stinsen en states (A) worden gekenmerkt door een plaatsing van de hoofd- en bijgebouwen in een parkachtige omgeving. Onder meer het uitgekiende “samenspel” tussen (het meestal imposante) hoofdgebouw en de groene omgeving maakt deze gebieden zo bijzonder. Statige (eiken) lanen maken veelal deel uit van het parkachtige gebied. Ook de recentere bebouwingsobjecten, soms gesitueerd op een voormalig landgoed, worden gekenmerkt door een ruime opzet, een groene “setting” en veelal een bijzondere architectuur (B). De overige bijzondere bebouwing (C) heeft een functioneel karakter.

Plaatsing

Voor zowel de bebouwing van A als van B geldt dat de gebouwen over het algemeen georiënteerd zijn op de weg. De afstand tussen openbare weg en gebouw is over het algemeen groot. De gebouwen zijn veelal centraal in het omringende parkachtige gebied gesitueerd, duidelijk georiënteerd op- en zichtbaar vanaf de openbare weg.

Hoofdvorm

Het betreft over het algemeen monumentale gebouwen, die qua vorm, architectuur en afmeting zich van de omgeving onderscheiden.

Verschillende hoofdvormen komen voor al naar gelang de aard van een gebouw. De Klinze en Stania State hebben een royale maatvoering, traditioneel onderbouw met kap.

In de recentere bebouwing komt ook hoogbouw voor (bijvoorbeeld Heemstrastate). Vaak komen een of meerdere bijgebouwen voor (koetshuizen, oranjerie etc.). Deze zijn qua omvang en uiterlijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Aanzichten en opmaak

De gebouwen, behorende bij de voormalige landgoederen, states en stinsen (A) worden gekenmerkt door een bijzondere uitstraling en allure. Aanzicht en opmaak kenmerken zich veelal door veel aandacht voor detail. De gevelopbouw is veelal verticaal gericht. Materiaal en kleurgebruik zijn traditioneel, passend bij de periode van ontstaan en de monumentale uitstraling. Zorg en aandacht voor materiaal, kleur en detail is ook kenmerkend voor de meer recent gebouwde objecten in categorie B. De functionele gebouwen (C) hebben een “zakelijke” /rationele verschijningsvorm afgestemd op het gebruik.

2 Welstandscriteria algemeen     

Bijzondere objecten

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van bijzondere objecten dienen de volgende kenmerken als maatgevend uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte en Plaatsing

*

*

plaatsing van de hoofd- en bijgebouwen in een parkachtige (A) of groene (B) omgeving;

de overige bijzondere bebouwing (C) heeft een met de functie samenhangende plaatsing en karakter.

Hoofdvorm

*

*

monumentale gebouwen (A), en overige gebouwen (B) die qua vorm, architectuur en afmeting zich van de omgeving onderscheiden;

de overige elementen (C) hebben een functioneel bepaalde hoofdvorm.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

states en stinsen (A) hebben een bijzondere uitstraling en allure;

overige bebouwing in het groen kenmerkt zich door een meer dan gemiddelde aandacht voor vormgeving. Verschillende materialen kleuren en vormgevingsprincipes komen voor;

de functionele gebouwen (C) hebben een ”zakelijke” /rationele verschijningsvorm afgestemd op het gebruik.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van bijzondere objecten dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken



Hurdegaryp -it sud     

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0001

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0002

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0003

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0004

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0005

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0006

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0007

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0008

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0009

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0010

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0011

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0012

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0013

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0014

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0015

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0016

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0017

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0018

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0019

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0020

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0021NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0022

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0023

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0024

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0025

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0026

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0027NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0028

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0029

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0030

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0031

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0032

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0033

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0034

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0035

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0036NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0037

Hoofdstuk 2 Aanpassingen welstandsnota     

2.1 Westelijke gedeelte Burgum     

Met het herzien van het bestemmingsplan voor Burgum-West zal ook moeten worden gekeken of het welstandsbeleid nog adequaat is. De (ontwerp)bestemmingsplankaart is met de welstandsnota(kaart) vergeleken. Het is noodzakelijk om de welstandsnota op een aantal onderdelen aan te passen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in:

- kleine aanpassingen op de kaart: noodzakelijk voor een juiste afstemming van het bestemmingsplan en de welstandsnota;

- nieuwe ontwikkelingen: indien het bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt dan moeten hiervoor passende welstandscriteria worden ontwikkeld of moeten bestaande welstandscriteria van toepassing worden verklaard.

Het bestemmingsplan maakt in het gebied een tiental ontwikkelingen mogelijk waarin de welstandsnota nog niet heeft voorzien.

Ontwikkelingsgebied 1: Locatie voormalig Eeburght (Prins Bernhardstraat)     

Voor deze locatie is in het verleden een stedebouwkundige visie ontwikkeld. Tot vaststelling van een bestemmingsplan is het niet gekomen. Bij de bouw van het politiebureau is op dit nieuwe beleid vooruitgelopen. In de welstandsnota heeft dit gebied destijds al de aanduiding “bijzondere objecten B” gekregen. Dit betekent dat aan de gebouwen die in deze “groene setting” worden gebouwd een meer dan gemiddelde architectonische kwaliteit moeten hebben.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “bijzondere objecten B” te handhaven en geen aanvullende welstandscriteria op te nemen omdat met dit welstandsregiem en de voorschriften uit het bestemmingsplan voldoende gestuurd kan worden.

Ontwikkelingsgebied 2: Locatie tussen de complexen Berchhiem en Blijenhof     

Het bestemmingsplan bevat een mogelijkheid om de ruimte tussen Berchiem en Blijenhof te bebouwen. Het gaat dan om realisering van 72 wooneenheden (36 psycho-geriatische plaatsen en 36 appartementen). Omdat de bouwvergunning voor dit complex al is afgegeven is van een nog te ontwikkelen (en middels de welstandsnota te sturen) situatie geen sprake meer.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “bijzondere objecten B” te handhaven.

Ontwikkelingsgebied 3: Locatie “Berchhiem overtuin”     

De invulling van deze locatie wordt mogelijk gemaakt middels een wijzigingsprocedure. Er wordt uitgegaan van een realisering van 69 wooneenheden. In het bestemmingsplan is als ruimtelijke visie op dit gebied het volgende opgenomen:

“De bebouwing langs de westzijde van de verlengde Tourrebout tegenover de bebouwing van Berchhiem moet gezien worden als onderdeel van de dragende zone van noord naar zuid door de hele wijk Tusken Wâld en Wetter. De hiervan deel uit makende groenzone sluit aan op de groenzone langs het Prinses Magrietkanaal.

De stedebouwkundige invulling wordt gekenmerkt door een omvangrijke vijverpartij, die het nieuw in te richten gebied aan de westzijde in ruimtelijke zin gaat afronden. Dit water sluit aan op de waterpartijen rond de nieuwbouw van Berchhiem en Blijenhof en vormt tevens compensatie voor een eerder vervallen waterpartij.

In de open en groene tevens waterrijke setting is een drietal appartementengebouwen gesitueerd. Deze markeren vooralsnog de open rand aan de zuidwestzijde van Burgum met het weidse uitzicht op het landschap rond het Prinses Magrietkanaal en het Djippe Gat. De waterpartij vormt een ensemble met de drie appartementengebouwen, die dan ook letterlijk “in het water moeten staan”. Er wordt een dorpsrand gecreëerd die enerzijds (zuidwestelijk deel) bestaat uit een aantal hoge elementen, anderzijds (meer noordelijk, op een zelfstandig gelegen deel) uit een eveneens open bebouwingspatroon, maar dan als laagbouw te realiseren.

Het gewenste programma is op verschillende wijze in te vullen. Vanuit ruimtelijke optiek bestaat de eerste voorkeur voor de bouw van een drietal gelijke appartementengebouwen in acht bouwlagen. Het ruimtelijk beeld wordt gevormd door een ranke verschijningsvorm van bouwwerken.

Per appartementengebouw wordt uitgegaan van een opdeling in een aantal duidelijke en heldere verticale volumes en wordt met het welstandsbeleid ingezet op een vooruitstrevende architectuur.

Een alternatieve mogelijkheid, eveneens in de vorm van appartementengebouwen, bestaat uit de realisering van complexen in minder bouwlagen (tot minimaal 5). Ter wille van het programma moeten dan meerdere appartementen per bouwlaag worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan is tevens een ruimtelijke opzet gegeven”

Bovenstaande architectuur kan, middels een aanvullende tabel, worden geregeld. Omdat de ontwikkelingsgebieden 3 en 4 (zie hierna) aan de rand van het dorp liggen en om voor een architectonische binding tussen beide gebieden te zorgen wordt voorgesteld om, wanneer voor steenachtig gevelmateriaal wordt gekozen, een rode kleur voor te schrijven.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “bijzondere objecten B” te handhaven en in een aanvullende tabel voor het ontwikkelingsgebied Berchhiem overtuin op te nemen:

- ruimte en plaatsing: in een groene en waterrijke omgeving;

- hoofdvorm: drietal qua vorm en architectuur op elkaar afgestemde hoofdvolumes die een ranke verschijningsvorm hebben;

- aanzichten en opmaak: vooruitstrevende architectuur, eenduidige materiaalkeuze, wordt steenachtig gevelmateriaal toegepast dan moet dit een rode kleur hebben;

Ontwikkelingsgebied 4: Locatie “zuidzijde Hillamaweg”     

Tweetal kleinere flatjes voor circa twaalf eenheden elk in drie of vier bouwlagen. Tegenover deze complexmatige bouw (flatjes bedoeld voor sociale huur) komt ten westen van de nieuw aangelegde weg open bebouwing in een patroon van vrijstaande woningen.

De twee kleinere flatjes worden in een “groene setting” geplaatst en moeten in ruimtelijke zin aansluiten bij Berchhiem, Blijenhof en de nieuw te bebouwen locatie “Berchhiem overtuin”. Architectonische afstemming kan mede bereikt worden door dit gebied in de welstandsnota de aanduiding “bijzondere objecten B” te geven. Voor de nieuw te bouwen vrijstaande woningen kan de aanduiding “woongebied na 1950” van toepassing worden verklaard. Omdat ook hier de rode kleur het centrale en bindende thema wordt, zal voor dit ontwikkelingsgebied wel een aanvullende tabel worden opgenomen.

Voorgesteld wordt:

voor gebied 4.1 (locatie van de twee woongebouwen) in plaats van de aanduiding “ individuele bebouwing in het buitengebied” de aanduiding “bijzondere objecten B” van toepassing te verklaren en in een aanvullende tabel op te nemen:

- aanzichten en opmaak: wordt steenachtig gevelmateriaal toegepast dan moet dit een rode kleur hebben;

voor gebied 4.2 (locatie van vrijstaande woningen) in plaats van de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied” de aanduiding “woongebied na 1950” van toepassing verklaren en in een aanvullende tabel als criterium voor de kleur van het toe te passen materiaal op te nemen:

- aanzichten en opmaak gevels: hoofdzakelijk steenachtig materiaal in een rode kleur (enige variatie op de rode kleur is mogelijk)

Ontwikkelingsgebied 5: Locatie De Stins     

Beoogd wordt om na sloop van bestaande schoolgebouw 18 appartementen in de vorm van een woongebouw (dure koop) te ontwikkelen. Het bouwplan dat hiervoor is ontwikkeld is al eens door Hûs en Hiem behandeld. De stedebouwkundige uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Wel is het zaak om in de welstandsnota de door de architect gekozen materialen (roodbruin genuanceerd) vast te leggen.

Bij de controle van de welstandsnota is ontdekt dat een groot deel van het gebied “Willem Alexanderstraat, Magriet- en Beatrixstraat” per abuis de aanduiding “bijzondere objecten B” hebben. Dit dient hersteld te worden en voorgesteld wordt om het gebied, inclusief de locatie De Stins, de aanduiding “woongebied na 1950” te geven.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “bijzondere objecten B” te laten vervallen en voor het op de kaart aangegeven gebied de aanduiding “woongebied na 1950” van toepassing te verklaren en in een aanvullende tabel als criterium voor de kleur van het toe te passen materiaal op te nemen:

- aanzichten en opmaak gevels: hoofdzakelijk steenachtig materiaal in een roodbruin genuanceerde kleur (aardetint)

Ontwikkelingsgebied 6: Locatie De Wringe     

Hier kunnen 12 grondgebonden woningen (middelduur tot duur) in de koopsector worden gebouwd, ontsloten via de Frisiasingel en ingepast binnen de bestaande bomenstructuur. Het gaat om twee-onder-een kap woningen. Omdat de bouw reeds is gerealiseerd is er van een nog te ontwikkelen (en middels de welstandsnota te sturen) situatie geen sprake meer.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “woongebied na 1950” te handhaven.

Ontwikkelingsgebied 7: afronding Tusken Wâld en Wetter     

De deels gerealiseerde hoofdopzet rond de Tuorrebout wordt verder richting de Hillamaweg uitgebouwd. Er is met name ruimte voor halfvrijstaande en vrijstaande woningen.

Het beeldkwaliteitsplan dat bij de realisering van de vorige fase van Tusken Wâld en Wetter is opgesteld is niet op dit gebied van toepassing. Wel is in deze nota alvast de volgende visie op de 2e fase van Tusken Wâld en Wetter neergelegd.

Gebiedstype 1

De bebouwing direct langs de westzijde van de Tuorrebout vormt ook in fase 2 de stedebouwkundige hoofdas van het gebied en is daarmee beeldbepalend. Omdat deze bebouwing “het gezicht” van de nieuwe wijk bepaald, moet er sprake zijn van een samenhangend geheel.

Gebiedstype 2

De bebouwing ten westen van deze ruggegraat mag een eigen sfeer en een eigen ruimtelijk beeld krijgen. Daarbij mag zoveel mogelijk bij de marktbehoefte worden aangesloten.

Gebiedstype 3

Tegenover de ruggegraatbebouwing en tussen de parkzone op de grens van de bestaande dorpsrand wordt een zekere transparantie in de bebouwing nagestreefd. Dit kan worden bereikt door een patroon van vrijstaande woningen in één bouwlaag met een kap, waarbij de nokrichting consequent haaks op de noord-zuid as is geplaatst. De bebouwing aan de centrale as zou, als tegenhanger van de ruggegraatbebouwing eventueel ook als halfvrijstaand en/of in twee bouwlagen kunnen worden uitgevoerd. Voor de bebouwing aan de achterliggende dwarsstraten blijft één bouwlaag met kap het uitgangspunt. Dit is om niet alleen qua intensiteit, maar ook qua bouwmassa een zekere overgang van de nieuwbouw naar de open ruimte in de centrale parkzone te bewerkstelligen. Rijenbouw van meer dan twee woningen aaneen is in dit deelgebied uitgesloten.

Voorgesteld wordt om op de welstandskaart de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden” te wijzigen in “woongebied na 1950” en in de aanvullende tabel op te nemen:

Gebiedstype 1:

Aanzichten en opmaak:

Stijl is kantig, neutraal tot modern. Wordt steenachtig gevelmateriaal toegepast dan moet dit een rode kleur hebben. Enige kleurdifferentiatie is mogelijk;

Gebiedstype 2:

Geen aanvullende welstandscriteria nodig

Gebiedstype 3:

Plaatsing:

Nokrichting haaks op de weg

Ontwikkelingsgebied 8: AZC     

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestemming “maatschappelijke doeleinden” in de bestemming “bedrijventerrein” te wijzigen.

Voorgesteld wordt om:

- zolang de wijzigingsbevoegdheid niet is toegepast, de criteria voor “bijzondere recentere objecten” te handhaven;

- (nu al te besluiten) wanneer de wijzigingsbevoegheid wordt toegepast, de criteria voor “bedrijventerreinen” van toepassing te verklaren;

Ontwikkelingsgebied 9: Bedrijventerrein, noord-west (tussen Elingsloane en Zomerweg)     

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om aansluitend aan het bestaande bedrijventerrein in noord-westelijke richting uit te breiden. In de welstandsnota had dit gebied al voor een deel de aanduiding “bedrijventerrein”.

Voorgesteld wordt om dit gehele ontwikkelingsgebied de aanduiding “bedrijventerrein” te geven.

Ontwikkelingsgebied 10: Bedrijventerrein, langs Oude Commissieweg

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om aansluitend aan het bestaande bedrijventerrein op de hoek van de Oude Commissieweg en de Zomerweg bedrijfsterrein te ontwikkelen.

In de ruimtelijke onderbouwing zijn voor deze representatieve locatie als (algemene) stedebouwkundige uitgangspunten opgenomen dat bouwplannen moeten worden ingepast in het landschapsbeeld en dat daarbij de inrichting van de openbare ruimte en het erf van belang is. Aan de oostzijde van het gebied komt langs de Oude Commissieweg (ten behoeve van de landschappelijke inpassing en de waterberging) een vijverpartij. Ten noorden van het gebied komt als overgangsgebied met de Zomerweg een wal met beplanting. De realisatie van zowel de vijverpartij als de wal worden privaatrechtelijk geregeld.

Voorgesteld wordt de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden” te vervangen door de aanduiding “bedrijventerrein”.

Ontwikkelingsgebied 10: Bedrijventerrein, langs Oude Commissieweg     

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om aansluitend aan het bestaande bedrijventerrein op de hoek van de Oude Commissieweg en de Zomerweg bedrijfsterrein te ontwikkelen.

In de ruimtelijke onderbouwing zijn voor deze representatieve locatie als (algemene) stedebouwkundige uitgangspunten opgenomen dat bouwplannen moeten worden ingepast in het landschapsbeeld en dat daarbij de inrichting van de openbare ruimte en het erf van belang is. Aan de oostzijde van het gebied komt langs de Oude Commissieweg (ten behoeve van de landschappelijke inpassing en de waterberging) een vijverpartij. Ten noorden van het gebied komt als overgangsgebied met de Zomerweg een wal met beplanting. De realisatie van zowel de vijverpartij als de wal worden privaatrechtelijk geregeld.

Voorgesteld wordt de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden” te vervangen door de aanduiding “bedrijventerrein”.

Bijlage 1: kleine grenscorrecties     

Grenscorrecties en andere kleine aanpassingen welstandsnota gebied Burgum-West

1. grenscorrectie sportvelden: Bestemmingsplangrenzen hanteren en perceel ten zuiden niet de aanduiding “bedrijventerrein” maar “sport- en recreatieterreinen” geven;

2. Perceel Zomerweg 52: Bestemmingsplangrenzen hanteren en voorste gedeelte van het perceel tot “lintbebouwing” laten horen en op het achterste gedeelte het welstandsregiem “bedrijventerreinen” van toepassing verklaren want dit gebied sluit in het ontwerpbestemmingsplan aan bij de bedrijfsbestemming;

3. Elingsloane 17: bestemmingsplangrenzen hanteren en het perceelsgedeelte in de welstandsnota de aanduiding “bedrijventerrein” geven;

4. Gebied nabij de ijsbaan: bestemmingsplangrenzen hanteren en gehele gebied de aanduiding “sport- en recreatieterrein” geven en alleen de op de plankaart aangegeven vlakken de welstandsaanduiding “bijzondere recente bebouwingsobjecten” geven (zie ook commentaar bij ontwikkelingsgebied 1 t/m 5).



2.2 Noardburgum , Uitbreiding fase 2     

Karakteristiek van het plangebied     

Karakteristiek van het plan

Het coulissenlandschap ten westen van Noardburgum bestaat uit een voornamelijk noord-zuid georiënteerde strokenverkaveling. In westelijke richting is het landschap wat meer open van karakter. Het uitbreidingsgebied sluit noordelijk aan op het gerealiseerde sportcomplex, oostelijk op de bebouwing van het bestaande dorp, zuidelijk op de eerste fase van het woongebied en westelijk op het coulissenlandschap. Een eenvoudige lus aan de in de eerste fase verlengde J.A.Fokkemastraat ontsluit het woongebied. Profilering en materiaal komen overeen met die uit de eerste fase. Langs de ontsluitingslus liggen de gevarieerde kavelstroken t.b.v. een 15-tal vrijstaande woningen (één laag met kap) en 8 half vrijstaande woningen. De ruime groenstructuur is voor zover mogelijk geënt op de bestaande landschappelijke verkaveling. Er zal vanuit de eerste fase een doorgaande eenvoudige voet-fiets-verbinding door het landschap worden aangelegd die aansluit op de ruilverkavelingsweg vanaf de Heidstreek onder Veenwouden. Ook zal er een voetpad langs de rand van het sportcomplex naar de Reiddekkersstrjitte worden gelegd.

Richtlijnen voor de inrichting van de openbare ruimte

De inrichting sluit aan op het aanwezige "30-km" woongebied. De ontsluitingslus wordt sober, overeenkomstig het bestaande profiel in betonsteen(rood) uitgevoerd. Alleen langs de verlengde J.AFokkemastraat zal het trottoir worden voortgezet. Er worden geen parkeervoorzieningen getroffen. Auto's worden geacht langs de straat, op opritten en in garages op eigen erf te worden gestald.

De ruime groenstructuur is voor zover mogelijk geënt op de bestaande landschappelijke verkaveling. De bestaande boomwal tussen de beide oorspronkelijke percelen wordt aansluitend op randzone van de eerste fase gehandhaafd. De bestaande sloot moet hier opnieuw geprofileerd worden. In de groene randzone langs het sportcomplex zijn op de hoeken een tweetal boompartijen gedacht, waartussen de sloot langs het sportveld wordt verbreed t.b.v. de door het waterschap vereiste waterberging. De lichte boomwal langs de westrand wordt gehandhaafd dan wel versterkt met enige eiken. De begeleidende groenstrookjes worden verder met gras ingericht. De beëindiging van de J.A. Fokkemastraat vormt vooralsnog een open overgang met het landschap.

Voor de beplanting wordt als referentie de in het coulissenlandschap veel voorkomende beplanting gekozen. Daarbij is het motto openheid. Dus in principe geen hoge afschermenden beplanting en zeker geen coniferenhagen of schuttingen, maar de toepassing van ondermeer (lage) beuken hagen en ligusters, ter accentuering van ruimtes en ter belijning van de erven. Langs een aantal op de beeldkaart aangegeven erfscheidingen van woningen wordt een gesloten haag geplaatst. Deze haag blijft eigendom van de gemeente en wordt door de gemeente onderhouden.

Er is een gescheiden rioolstelsel aangelegd, waarbij het hemelwater van wegen, daken en tuinen direct dan wel via infiltratie naar de sloten wordt afgevoerd en het huishoudelijke afvalwater (wc, wasmachine, douche etc.) naar het gemeentelijk diepriool.

Richtlijnen voor de bebouwing

Uitgangspunt is een rustig, evenwichtig en dorps bebouwingsbeeld dat aansluit op de bestaande bebouwing en de dorpsrand naar het coulissenlandschap markeert. Om een al te onrustig bebouwingsbeeld voor de wijk als geheel te voorkomen is het gewenst zowel het beeld als de kleur van de bebouwing meer te concretiseren. De samenhang wordt tot stand gebracht door de positionering van de woningen in de rooilijn, de ventvante korrelmaat, de gerichtheid op de straat en het gebruik van venvante kleuren in het metselwerk en de pannen (zie beeldkaart). Er zal worden gewerkt met kleurmonsters welke bij de gemeente ter inzage liggen.

De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande woningen in de vrije sector. De wat grotere kavels (28 t/m 30) zijn bedoeld voor vrijstaande woningen in anderhalve woonlaag met kap; de kavels 19 t/m 27 voor vrijstaande woningen in één laag met kap. De kavels 35 t/m 37 zijn qua maat en afmeting afgestemd op wat kleinere (goedkopere) vrijstaande woningen.

De kavels 31 en 32 zijn gereserveerd als twee onder één kapwoningen voor starters in één of anderhalve woonlaag. De kavels 33 en 34 zijn bestemd voor twee onder één kapwoningen in twee lagen met kap en leveren als zodanig een wat zwaarder bebouwingsbeeld op tegenover de bestaande twee onder één kapwoningen aan de zuidzijde van de J.A.Fokkemastraat. Uitgangspunt is dat de twee onder één kapwoningen projectmatig worden gerealiseerd in één à twee projecten.

Er moet worden voorkomen dat bijgebouwen (bijvoorbeeld houten hokken of schuttingen) het straatbeeld gaan bepalen. Daarom is ook het gebied waar bijgebouwen mogen worden gebouwd afgebakend en op beeldkaart aangegeven.

Vorengenoemde richtlijnen staan nader geconcretiseerd in tabellen die betrekking hebben op de gebiedsdelen en de daarbij genoemde bouwkavels waarop woningen en bijgebouwen gesticht kunnen worden. In de tabellen worden begrippen gebruikt die afkomstig zijn uit een rapport met algemene welstandsrichtlijnen van de Friese welstandscommissie Hûs en Hiem. In de bijlage treft u een nadere definiëring aan van deze begrippen.

Gebiedsgerichte welstandscriteria ontwikkelingsgebied Noardburgum, uitbreiding fase 2     

Overig Gebied 1 vrijstaande woningen, kavels 19 tot en met 27     

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de wijk en van gebied 1 in het bijzonder zoals omschreven in bovenstaande "Richtlijnen voor de bebouwing" en zoals uit de beeldkaart blijkt.

Plaatsing

De woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en lof groenvoorzieningen.

De woning wordt gesitueerd in de rooilijn en in principe centraal in het op de beeldkaart aangegeven bouwblok.

Voorzover het hoofdgebouw door haar afmetingen buiten het bouwblok valt moet aan beide zijden de afstand tot de zij-erfgrens ten minste 2 meter bedragen.

Hoofdvorm

De maatvoering is één bouwlaag met kap.

De hoofdvorm is kantig (zie bijlage).

De korrelmaat is middel tot groot (zie bijlage).

De richting van de nok van het hoofdgebouw moet haaks op de weg staan (zie beeldkaart)

Voor eventuele dwarskappen geldt dat deze duidelijk lager moeten zijn dan het hoofdgebouw, breedte < 0,45 korrelmaat hoofdgebouw, afstand aanbouw — voorgevellijn hoofdgebouw is tenminste gelijk aan de breedte van de aanbouw.

Aanzichten en opmaak

De woningen zijn gericht op de straat. Bij hoekwoningen moet tevens een gerichtheid op de zijstraat duidelijk worden.

Metselwerk moet hoofdzakelijk uit rode steen worden opgetrokken, binnen het kleurenspectrum als aangegeven middels bij de gemeente aanwezige monsters. Dakpannen moeten donker van kleur zijn.

Overig Gebied 2 vrijstaande woningen, kavels 28 tot en met 30     

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de wijk en van gebied 2 in het bijzonder zoals omschreven in bovenstaande "Richtlijnen voor de bebouwing" en zoals uit de beeldkaart blijkt.

Plaatsing

De woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en lof groenvoorzieningen.

De woning wordt gesitueerd in de rooilijn en in principe centraal in het op de beeldkaart aangegeven bouwblok.

Voor zover het hoofdgebouw door haar afmetingen buiten het bouwblok valt moet aan beide zijden de afstand tot de zij-erfgrens ten minste 2 meter bedragen.

Hoofdvorm

De maatvoering is 1 à 1,5 bouwlaag met kap.

De korrelmaat is matig tot groot zie bijlage).

Aanzichten en

De woningen zijn gericht op de straat.

opmaak

De dakpannen moeten donker van kleur zijn.

Voor het overige is de materiaalvoering in principe vrij

Overig Gebied 3 halfvrijstaande woningen kavels 31 en 32     

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de wijk en van gebied 3 in het bijzonder zoals omschreven in bovenstaande 'Richtlijnen voor de bebouwing" en zoals uit de beeldkaart blijkt.

Plaatsing

De woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en lof groenvoorzieningen.

De woning wordt gesitueerd in de rooilijn en in principe centraal in het op de beeldkaart aangegeven bouwblok.

Hoofdvorm

De maatvoering 1 à 1,5 bouwlaag met kap.

De hoofdvorm is kantig (zie bijlage).

De richting van de nok van het hoofdgebouw moet parallel aan de weg zijn (zie beeldkaart).

Aanzichten en opmaak

De woningen zijn gericht op de straat. Bij hoekwoningen moet tevens een gerichtheid op de zijstraat duidelijk worden.

Metselwerk moet hoofdzakelijk uit rode steen worden opgetrokken, binnen het kleurenspectrum als aangegeven middels bij de gemeente aanwezige monsters. Dakpannen moeten donker van kleur zijn.

Overig Gebied 4 halfvrijstaande woningen kavels 33 en 34     

Ruimte

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de wijk en van gebied 4 in het bijzonder zoals omschreven in bovenstaande "Richtlijnen voor de bebouwing" en zoals uit de beeldkaart blijkt.

Plaatsing

De woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en lof groenvoorzieningen.

De woning wordt gesitueerd in de rooilijn en in principe centraal in het op de beeldkaart aangegeven bouwblok.

Hoofdvorm

De maatvoering is twee bouwlagen met kap.

De hoofdvorm is kantig (zie bijlage).

De richting van de nok van het hoofdgebouw moet parallel aan de weg zijn (zie beeldkaart).

Aanzichten en opmaak

De woningen zijn gericht op de straat. Bij hoekwoningen moet tevens een gerichtheid op de zijstraat duidelijk worden.

Metselwerk moet hoofdzakelijk uit rode steen worden opgetrokken, binnen het kleurenspectrum als aangegeven middels bij de gemeente aanwezige monsters. Dakpannen moeten donker van kleur zijn.

Overig Gebied 5 vrijstaande woningen, kavels 35 tot en met 37     

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de wijk en van gebied 5 in het bijzonder zoals omschreven in bovenstaande "Richtlijnen voor de bebouwing" en zoals uit de beeldkaart blijkt.

Plaatsing

De woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en lof groenvoorzieningen.

De woning wordt gesitueerd in de rooilijn en in principe centraal in het op de beeldkaart aangegeven bouwblok.

Voorzover het hoofdgebouw door haar afmetingen buiten het bouwblok valt moet aan beide zijden de afstand tot de zij-erfgrens ten minste 2 meter bedragen.

Hoofdvorm

De maatvoering is één bouwlaag met kap.

De hoofdvorm is kantig (zie bijlage).

De korrelmaat is 7,8 — 8,2 m.

De richting van de nok van het hoofdgebouw moet haaks op de weg staan (zie beeldkaart)

Voor eventuele dwarskappen geldt dat deze duidelijk lager moeten zijn dan het hoofdgebouw, breedte < 0,45 korrelmaat hoofdgebouw, afstand aanbouw — voorgevellijn hoofdgebouw is tenminste gelijk aan de breedte van de aanbouw.

Aanzichten en opmaak

De woningen zijn gericht op de straat. Bij hoekwoningen moet tevens een gerichtheid op de zijstraat duidelijk worden.

Metselwerk moet hoofdzakelijk uit rode steen worden opgetrokken, binnen het kleurenspectrum als aangegeven middels bij de gemeente aanwezige monsters. Dakpannen moeten donker van kleur zijn.



Aan- en uitbouwen     

Volgens de omschrijving in het Besluit moet de aan- of uitbouw:

  • op de grond staan;

  • maximaal één bouwlaag bevatten;

  • aan een bestaande woning of woongebouw worden opgericht;

  • strekken tot vergroting van het woongenot;

Er is een lichte bouwvergunning nodig indien de aan- of uitbouw:

  • gebouwd wordt aan een monument of in een beschermd stads- of dorpsgezicht of;

  • niet voldoet aan de in het Besluit voor aan- en uitbouwen gegeven kenmerken (zie bijlage I) terwijl de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf het aansluitende terrein, minder is dan 5m.

Bij de beoordeling of de aan- of uitbouw voldoet aan de redelijke eisen van welstand wordt gebruik gemaakt van de in onderstaande tabellen gegeven sneltoetscriteria. Tabel I geldt voor aan- en uitbouwen aan de achtergevel en de niet aan de weg of het openbaar groen grenzende zijgevel. Tabel II bevat aanvullende (a) of vervangende (v) sneltoetscriteria wanneer de aan- of uitbouw aan een naar de openbare ruimte gerichte zijgevel wordt opgericht. Voor aan- of uitbouwen aan de voorgevel zijn geen sneltoetscriteria opgesteld. Dergelijke bouwplannen worden specifiek (aan de hand van de gebiedsgerichte en algemene welstandsaspecten uit de welstandsnota) beoordeeld.

Tabel I :

AAN- EN UITBOUWEN aan de achtergevel en de niet aan de weg of openbaar groen grenzende zijgevel

Aspecten

Sneltoetscriteria

Plaatsing

*

*

*

Binnen het op de kaart aangegeven bijgebouwengebied;

Afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn minimaal 3,00 meter;

Eén aan- of uitbouw per gevel

Vorm

*

*

Plat afgedekt;

Rechthoekige plattegrond;

Maatvoering

*

*

*

*

*

Hoogte, gemeten vanaf het aansluitende terrein minder dan 3 meter;

Diepte maximaal 3,00 meter gemeten vanaf de oorspronkelijke gevel van de woning waaraan de aan- of uitbouw wordt opgericht;

Bij een aan- of uitbouw aan de achtergevel: gebouwd binnen de breedte van de achtergevel van de woning;

Bij een aan- of uitbouw aan de zijgevel: breedte maximaal gelijk aan de breedte van de zijgevel van de woning;

Oppervlakte maximaal 30 m²;

Materiaal en kleur

*

Overeenkomstig de woning, rekening houdend met de in de welstandsnota per gebiedstype gegeven criteria voor “aanzichten en opmaak”.

Bijzonderheden

Bij het vergroten van een bestaande uit- en aanbouw gelden bovenstaande criteria slechts indien het totale bouwwerk hieraan voldoet en de gevel- en daklijn van de samengestelde bouwdelen niet afwijken en het materiaalgebruik op elkaar is afgestemd;

Voor een hoekaanbouw (een aan- of uitbouw die zowel aan een zij- als een achtergevel is verbonden) gelden bovenstaande criteria niet.

Tabel II:

AAN- EN UITBOUWEN aan de weg of openbaar groen grenzende zijgevel

Aspecten

Sneltoetscriteria

Plaatsing

A

afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 2,00 meter;

Vorm

A

De achtergevel van de aan- of uitbouw mag niet gelijklopen met de achtergevel van de woning maar dient te verspringen;

Maatvoering

V

Breedte maximaal 75% van de breedte van de zijgevel van de woning waaraan de aan- of uitbouw wordt opgericht;

Materiaal en kleur

A

De naar de weg of het openbare groen gekeerde gevel mag niet geheel gesloten zijn maar moet (een) gevelopening(en) bevatten.

Bijzonderheden

Bij het vergroten van een bestaande uit- en aanbouw gelden bovenstaande criteria slechts indien het totale bouwwerk hieraan voldoet en de gevel- en daklijn van de samengestelde bouwdelen niet afwijken en het materiaalgebruik op elkaar is afgestemd;

Voor een hoekaanbouw (een aan- of uitbouw die zowel aan een zij- als een achtergevel is verbonden) gelden bovenstaande criteria niet.

Voor het toestaan van een aan- of uitbouw aan een naar de weg of openbaar groen gekeerde zijgevel is in de meeste gevallen een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig. Hiervoor dient in het kader van de bestemmingsplantoets een afweging te worden gemaakt. Het voldoen aan bovenstaande criteria biedt nog geen garantie op een bouwvergunning.

2.3 Suwâld, uitbreiding fase 2     

Karakteristiek van het plangebied     

Suwâld is gevestigd op een zandrug te midden van een open, lager en natter gebied en wordt getypeerd als een wegdorp met een van oorsprong lintvormig bebouwingspatroon. Het uitbreidingsgebied ligt aan de noord-westkant van Suwâld op de grens van het plaatselijke coulissenlandschap met het weidelandschap. Het plan als geheel sluit aan op de landschappelijke uitgangspunten zoals aangegeven in het vigerende bestemmingplan Suwâld –uitbreiding (2000). Uitgangspunt is een rustig, evenwichtig en dorps bebouwingsbeeld dat aansluit op de bestaande bebouwing.

De op de huidige lus aantakkende wegen t.b.v. de kavels voor vrijstaande woningen hebben dezelfde status als fase 1 en worden uitgevoerd in dezelfde maatvoering en materialen (gebakken rode steen). De wegenstructuur is zo opgezet, dat deze bij een eventuele verdere uitbreiding gemakkelijk in westelijke richting kan worden voortgezet. Uitgangspunt is parkeren op eigen erf.

Het verbindingspad met de ds. Pelsstraat zal op de zuidelijk aantakking worden aangesloten.

In de zuidelijke berm van de noordelijke aantakking zullen een aantal bomen worden geplant.

Richtlijnen voor de bebouwing

Om een al te onrustig bebouwingsbeeld voor de wijk als geheel te voorkomen is het gewenst zowel het beeld als de kleur van de bebouwing meer te concretiseren. De samenhang wordt tot stand gebracht door de positionering van de woningen in de rooilijn, de verwante korrelmaat, de gerichtheid op de straat en het gebruik van verwante kleuren in het metselwerk en de pannen (zie beeldkaart).

Aan de aantakkingen is ruimte voor een drietal vrijstaande koopwoningen ( kavels 3,13 en 14) in één laag met kap. Aan de bestaande hoofdlus is plaats voor zes half vrijstaande woningen of anderszins zes woningen (kavels 19 t/m 24); eventueel een aantal rijenwoningen, bijv. in combinatie met vrijstaande of half vrijstaande woningen. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan deze bouwstrook projectmatig zal worden ingevuld.

Er moet worden voorkomen dat bijgebouwen (bijvoorbeeld houten hokken of schuttingen) het straatbeeld gaan bepalen. Daarom is ook het gebied waar bijgebouwen mogen worden gebouwd afgebakend en op de beeldkaart aangegeven.

Vorengenoemde richtlijnen staan nader geconcretiseerd in tabellen die betrekking hebben op de daarbij genoemde bouwkavels waarop woningen en bijgebouwen gesticht kunnen worden. In de tabellen worden begrippen gebruikt die afkomstig zijn uit een rapport met algemene welstandsrichtlijnen van de Friese welstandscommissie Hûs en Hiem. In de bijlage treft u een nadere definiëring aan van deze begrippen.

Gebiedsgerichte welstandscriteria ontwikkelingsgebied Suwâld, uitbreiding fase 2.     

Overig Gebied 1 Vrijstaande woningen, kavels 3, 13 en 14     

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de wijk en van gebied 1 in het bijzonder zoals omschreven in bovenstaande “Richtlijnen voor de bebouwing” en zoals uit de beeldkaart blijkt.

Plaatsing

*

*

*

De woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en /of groenvoorzieningen.

De woning wordt gesitueerd in de rooilijn en in principe centraal in het op de beeldkaart aangegeven bouwblok.

Voorzover het hoofdgebouw door haar afmetingen buiten het bouwblok valt moet aan beide zijden de afstand tot de zij-erfgrens ten minste 2 meter bedragen.

Hoofdvorm

*

*

*

*

*

De maatvoering is één bouwlaag met kap.

De hoofdvorm is kantig (zie bijlage).

De korrelmaat van de woning op kavel 3 is middel tot groot; die van de kavels 13 en 14 is middel (zie bijlage).

De richting van de nok van het hoofdgebouw moet haaks op de weg staan (zie beeldkaart).

Voor eventuele dwarskappen geldt dat deze duidelijk lager moeten zijn dan het hoofdgebouw, breedte < 0,45 korrelmaat hoofdgebouw, afstand aanbouw – voorgevellijn hoofdgebouw is tenminste gelijk aan de breedte van de aanbouw.

Aanzichten en opmaak

*

*

De woningen zijn gericht op de straat.

De woningen moeten hoofdzakelijk uit metselwerk worden opgetrokken, waarvan de steen rood moet zijn binnen het kleurenspectrum als aangegeven middels bij de gemeente aanwezige monsters. Dakpannen moeten donker van kleur zijn.

Overig Gebied 2 Half vrijstaande woningen, rijenwoningen of anderszins, kavels 19, t/m 24     

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de wijk en van gebied 2 in het bijzonder zoals omschreven in bovenstaande “Richtlijnen voor de bebouwing” en zoals uit de beeldkaart blijkt. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat de bouwstrook een projectmatige invulling krijgt.

Plaatsing

*

*

*

De woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en /of groenvoorzieningen.

De woningen worden in principe gesitueerd in de rooilijn en centraal in het op de beeldkaart aangegeven bouwblok.

Voor zover er sprake zal zijn van vrijstaande woningen zijn de voorschriften m.b.t. de plaatsing van gebied 1 van toepassing.

Hoofdvorm

*

*

*

*

De maatvoering 1 à 1,5 bouwlaag met kap.

De hoofdvorm is kantig (zie bijlage).

Voor zover er sprake zal zijn van vrijstaande woningen zijn de voorschriften m.b.t. de hoofdvorm van gebied 1 van toepassing.

De richting van de nok van het hoofdgebouw moet parallel aan de weg zijn en mag bij rijenwoningen een wisselend beeld opleveren (zie beeldkaart).

Aanzichten en opmaak

*

*

De woningen zijn gericht op de straat. Bij hoekwoningen moet tevens een gerichtheid op de zijstraat duidelijk worden.

De woningen moeten hoofdzakelijk uit metselwerk worden opgetrokken, waarvan de steen rood moet zijn binnen het kleurenspectrum als aangegeven middels bij de gemeente aanwezige monsters. Dakpannen moeten donker van kleur zijn.

Aan- en uitbouwen     

Bijgebouwen en overkappingen

Volgens de omschrijving in het Besluit moet het bijgebouw of de overkapping:

  • op de grond staan;

  • maximaal één bouwlaag bevatten;

  • bij een bestaande woning of woongebouw worden opgericht;

  • strekken tot vergroting van het woongenot;

Er is een lichte bouwvergunning nodig indien het bijgebouw of de overkapping:

  • gebouwd wordt bij een monument of in een beschermd stads- of dorpsgezicht of;

  • niet voldoet aan de in het Besluit voor bijgebouwen en overkappingen gegeven kenmerken (zie bijlage II) terwijl de hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf het aansluitende terrein, minder is dan 5m en de bruto-oppervlakte minder is dan 50 m².

Bij de beoordeling of het bijgebouw of de overkapping voldoet aan de redelijke eisen van welstand wordt gebruik gemaakt van de in onderstaande tabellen gegeven sneltoetscriteria. Tabel I geldt voor bijgebouwen en overkappingen op het achtererf en het niet aan de weg of het openbaar groen grenzende zijerf. Tabel II wordt toegepast wanneer het bijgebouw of de overkapping op een naar de openbare ruimte gericht zijerf wordt opgericht. Voor bijgebouwen of overkappingen voor de voorgevel zijn, omdat dit in de meeste bestemmingsplannen niet is toegestaan, geen sneltoetscriteria opgesteld. Daar waar dit wel tot de mogelijkheden behoort, worden bouwplannen specifiek (aan de hand van de gebiedsgerichte en algemene welstandsaspecten uit de welstandsnota) beoordeeld.

Tabel I:

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN op het achtererf en een niet aan de weg of openbaar groen grenzend zijerf

Aspecten

Sneltoetscriteria

Plaatsing

*

*

*

*

Binnen het op de kaart aangegeven bijgebouwengebied;

Afstand van een bijgebouw tot de voorgevelrooillijn minimaal 3,00 meter;

Afstand van een overkapping tot de voorgevelrooilijn minimaal 1,00 meter;

Afstand tussen bebouwing op het erf van aanvrager minimaal 2,00 meter tenzij het een aangebouwd bouwwerk betreft;

Vorm

*

*

*

Bijgebouw: plat afgedekt of een puntdak;

Overkapping: plat afgedekt;

Een overkapping bevat, behoudens de gevel van een woning of een bijgebouw waartegen de overkapping wordt opgericht, geen wanden;

Maatvoering

*

*

*

Bij plat afgedekt bouwwerk: hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf het aansluitende terrein minder dan 3,00 meter;

Bij toepassing van een puntdak: goothoogte maximaal 2,70 meter en hoogte minder dan 5,00 meter, gemeten vanaf het aansluitende terrein.

Oppervlakte maximaal 30 m² terwijl door dat bouwen het achter- of zijerf voor niet meer dan 50% is bebouwd;

Materiaal en kleur

*

*

Gemaakt van hout in gedekte kleuren, steen (of een qua uiterlijk gelijkwaardig materiaal) overeenkomstig het hoofdgebouw, of een combinatie van deze materialen;

Metselwerk overeenkomstig het hoofdgebouw, rekening houdend met de in de welstandsnota per gebiedstype gegeven criteria voor “aanzichten en opmaak”;

Bijzonderheden

Bij het vergroten van een bestaand bijgebouw of bestaande overkapping gelden bovenstaande criteria slechts indien het totale bouwwerk hieraan voldoet en de gevel- en daklijn van de bouwdelen niet afwijken en het materiaalgebruik op elkaar is afgestemd;

Tabel II:

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN op een aan de weg of openbaar groen grenzend zijerf

Aspecten

Sneltoetscriteria

Plaatsing

A

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,00 meter;

Vorm

-

-

Maatvoering

V

Oppervlakte maximaal 20 m² terwijl door dat bouwen het zijerf voor niet meer dan 50% is bebouwd

Materiaal en kleur

-

-

Bijzonderheden

Bij het vergroten van een bestaand bijgebouw of bestaande overkapping gelden bovenstaande criteria slechts indien het totale bouwwerk hieraan voldoet en de gevel- en daklijn van de bouwdelen niet afwijken en het materiaalgebruik op elkaar is afgestemd;

Voor het toestaan van een bijgebouw of een overkapping vóór een naar de weg of openbaar groen gekeerde zijgevel is in de meeste gevallen een vrijstelling van het bestemmingsplan nodig. Hiervoor dient in het kader van de bestemmingsplantoets een afweging te worden gemaakt. Het voldoen aan bovenstaande criteria biedt nog geen garantie op een bouwvergunning.

2.4 Gytsjerk (exclusief centrumgebied)     

Inleiding

Met het herzien van het bestemmingsplan voor Gytsjerk zal ook moeten worden gekeken of het welstandsbeleid nog adequaat is. De (ontwerp)bestemmingsplankaart is met de welstandsnota(kaart) vergeleken. Het is noodzakelijk om de welstandsnota op een aantal onderdelen aan te passen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in:

- kleine aanpassingen op de kaart: noodzakelijk voor een juiste afstemming van het bestemmingsplan en de welstandsnota;

- nieuwe ontwikkelingen: indien het bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt dan moeten hiervoor passende welstandscriteria worden ontwikkeld of moeten bestaande welstandscriteria van toepassing worden verklaard.

Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt in het gebied een drietal ontwikkelingen mogelijk waarin de welstandsnota nog niet heeft voorzien.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0038

Luchtfoto van Gytsjerk

Ontwikkelingsgebied 1: Noordwestelijke uitbreiding Oer de Feart II

Voor de dorpsuitbreiding Oer de Feart II is op 20 oktober 2005 een bestemmingsplan vastgesteld. Hoewel het een recent plan betreft, zal dit (om versnippering van bestemmingsplannen te voorkomen) in het nieuwe bestemmingsplan voor Gytsjerk geïntegreerd worden. De dorpsuitbreiding Oer de Feart II (circa 54 woningen) is het logische vervolg op de nieuwbouwwijk Oer de Feart I.

Locatie Oer de Feart II

In de welstandsnota heeft het gebied Oer de Feart II nog de aanduiding “Individuele bebouwing in het buitengebied”. Het grootste deel van de bouwkavels zal projectmatig worden bebouwd. Dit zorgt voor een eenheid in het gebied en deze woningen zijn inmiddels ook welstandshalve akkoord bevonden.

Het vorige bestemmingsplan bevatte een alinea over de beeldkwaliteit maar dergelijke criteria horen niet meer in een bestemmingsplan maar in een welstandsnota.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “Individuele bebouwing in het buitengebied” te wijzigen in “Woongebied, gerealiseerd na 1950” en in de tabel “aanvullende welstandscriteria per kern” het gebied Gytsjerk, Oer de Feart II op te nemen. Zie tabel 1.

Ontwikkelingsgebied 1: Noordwestelijke uitbreiding Oer de Feart II     

Voor de dorpsuitbreiding Oer de Feart II is op 20 oktober 2005 een bestemmingsplan vastgesteld. Hoewel het een recent plan betreft, zal dit (om versnippering van bestemmingsplannen te voorkomen) in het nieuwe bestemmingsplan voor Gytsjerk geïntegreerd worden. De dorpsuitbreiding Oer de Feart II (circa 54 woningen) is het logische vervolg op de nieuwbouwwijk Oer de Feart I.

In de welstandsnota heeft het gebied Oer de Feart II nog de aanduiding “Individuele bebouwing in het buitengebied”. Het grootste deel van de bouwkavels zal projectmatig worden bebouwd. Dit zorgt voor een eenheid in het gebied en deze woningen zijn inmiddels ook welstandshalve akkoord bevonden.

Het vorige bestemmingsplan bevatte een alinea over de beeldkwaliteit maar dergelijke criteria horen niet meer in een bestemmingsplan maar in een welstandsnota.

Tabel 1

Woonbuurten gebouwd na 1950

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de woongebieden, gerealiseerd na 1950, dienen voor de genoemde kernen, naast de algemene kenmerken de bij een kern behorende kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Kern

Kenmerken

Gytsjerk, Oer de Feart II

*

*

*

ruimte:de bebouwingsrand aan de noordzijde grenst aan het open landschap en verdient extra ruimtelijke kwaliteit;

plaatsing: de bebouwing langs de noordzijde moet een open karakter hebben;

hoofdvorm: aan de randen van het plangebied is de samenhang in de bebouwing en de hoofdvorm van belang;

Ontwikkelingsgebied 2: Kleinschalige uitbreiding/intensivering De kleine industriehoek     

[Het bestemmingsplan bevat een mogelijkheid om het bedrijventerrein “De Kleine Industriehoek” te intensiveren en uit te breiden. Een aantal jaren geleden zijn met de ondernemers op het bestaande bedrijventerrein afspraken gemaakt over het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit op het gedeelte bedrijventerrein gelegen tussen de Trynwâldsterdyk en de Rinia van Nautaweg. Aanleiding hiertoe vormde de aanleg van de parallelweg langs de Trynwâldsterdyk, ten behoeve van de ontsluiting van het terrein van transportbedrijf Gosliga. Op de strook grond langs de parallelweg zijn daardoor kansen ontstaan voor een intensiever grondgebruik en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Is er nu vanaf de Trynwâldsterdyk zicht op de achterkant van het bedrijventerrein, doel is om het bedrijventerrein langs de parallelweg te “kantelen”. Door langs de entree van het dorp een zone in te richten waar kantoorpanden (= het “gezicht” van de bedrijven) een plaats moeten krijgen, wordt een afgerond geheel van het bedrijventerrein gerealiseerd en ontstaat een sterker stedebouwkundig beeld.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0040

Locatie bedrijventerrein “De kleine industriehoek

Een bijzondere locatie is het hoekperceel op de kruising Rinia van Nautaweg en de parallelweg. Deze locatie vormt de entree tot het bedrijventerrein, of breder gezien tot de Trynwâlden en is dicht gelegen bij de karakteristieke bebouwing van de voormalige monumentale zuivelfabriek. Voor dit hoekperceel is een bouwhoogte van in ieder geval vier en mogelijk vijf lagen wenselijk, om aan deze zogenaamde zichtlocatie een herkenbare, nadrukkelijke invulling te kunnen geven. De totale gebruiksoppervlakte van het gebouw met kantoor- of dienstverleningsfunctie is niet groter dan 600 m². Nu de hoeklocatie onderdeel gaat uitmaken van het bebouwde bedrijventerrein zullen in een op deze ontwikkeling gerichte welstandstabel (zware) welstandseisen worden opgenomen.

Voorgesteld wordt:

1. specifieke welstandscriteria op te nemen voor “bedrijventerrein, ontwikkelingsgebied Gytsjerk, zone langs de Trynwâldsterdyk” (zie tabel 2.1 op de volgende bladzijde).

2. specifieke welstandscriteria op te nemen voor “bedrijventerrein, ontwikkelingsgebied Gytsjerk, hoekkavel” zie tabel 2.2

Tabel 2.1

Bedrijventerreinen, ontwikkelingsgebied Gytsjerk, zone aan Trynwâldsterdyk

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen op dit deel van het bedrijventerrein dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

De bedrijfsgebouwen moeten bijdragen aan het gezicht van de entree van Gytsjerk, van het bedrijventerrein en in het bijzonder aan de ontwikkeling van de bouwstrook als “dorpse/locale” zichtlocatie met een open bebouwingsbeeld langs de Trynwâldsterdyk (referentiekader: bedrijfsbebouwing langs de parallelweg aan de Elingsloane in Burgum)

Plaatsing

*

*

*

*

*

*

*

*

De gebouwen moeten worden geplaatst in de op de plankaart aangegeven voorbouwgrens;

Ten behoeve van het open karakter van de zone mag per bouwperceel niet meer dan 70% van de voorbouwgrens worden bebouwd;

De bouwvolumes worden in principe centraal op het perceel geplaatst;

Het parkeren dient geheel op eigen terrein plaats te vinden en het aantal parkeerplaatsen staat in verhouding tot de te realiseren werkplekken;

Er is in principe slechts één toegang tot het terrein.

Het plaatsen van hekwerken ed. voor de voorbouwgrens is niet toegestaan;

Bijgebouwen zijn slechts achter de voorbouwgrens toegestaan en maken geen of slechts ondergeschikt onderdeel uit van het straatbeeld.

De hoogteligging en de relatie met de terreininrichting is onderdeel van de toetsing.

Hoofdvorm

*

*

*

De korrelmaat van de bouwvolumes moet het dorpse/locale karakter van de bedrijfszone ondersteunen;

Overheersende gevelbeeld: twee bouwlagen met eventueel een lage/eenvoudige kap;

De vormgeving van de gebouwen is modern en hedendaags;

Aanzichten en opmaak

*

*

*

De gebouwen moeten zich representatief richten op de parallelweg van de Trynwâldsterdyk. In verband met de open bebouwingsstructuur zullen ook de zijgevels een rol spelen in de representativiteit van de gebouwen. In de praktijk betekent dit dat het kantoorgedeelte zich naar de openbare ruimte zal richten.

De naar de parallelweg toe gekeerde gevel moet steenachtig zijn en rood of bruinachtig (aardetint) zijn;

Kleur en materiaalgebruik moeten in overeenstemming zijn met het belang van de zone en een zekere representativiteit uitstralen.



NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0041

Referentiebeeld “open bebouwing”, Elingsloane te Burgum

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0042

Luchtfoto van het gebied aan de Elingsloane te Burgum



Tabel 2.2

Bedrijventerreinen, ontwikkelingsgebied Gytsjerk hoekkavel

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen op dit deel van het bedrijventerrein dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

*

*

Het kantoorgebouw draagt in hoge mate bij aan het gezicht van de entree van Gytsjerk, van het bedrijventerrein en in het bijzonder aan de ontwikkeling van de bouwstrook als zichtlocatie langs de Trynwâldsterdyk;

Bij het ontwerpen van het gebouw dient er rekening mee te worden gehouden dat het parkeren geheel op eigen terrein dient plaats te vinden in de hiervoor aangegeven parkeerzone en dat het aantal parkeerplekken in redelijke verhouding staat tot de mogelijk te realiseren werkplekken;

Bij het ontwerpen van het gebouw dient er rekening mee te worden gehouden dat er maximaal twee toegangen mogen komen en dat deze beide gesitueerd moeten zijn aan de parallelweg van de Trynwâldsterdyk.

Plaatsing

*

*

*

*

Het gebouw wordt geplaatst binnen het bouwblok als aangegeven op de plankaart. Ook de plaatsing binnen het bouwblok zal onderwerp zijn van de welstandstoets;

Bij de bepaling van de plaats van het gebouw dient er rekening mee te worden gehouden dat de bestaande sloot aan de zuidzijde moet worden gehandhaafd;

De hoogteligging en de relatie met de terreininrichting is onderdeel van de toetsing;

Het plaatsen van hekwerken ed. voor de voorbouwgrenzen is niet toegestaan

Hoofdvorm

*

*

*

*

*

Het gebouw moet 4 en mag 5 verdiepingen hoog zijn, inclusief een wellicht noodzakelijke parkeerverdieping;

Het gebouw heeft een slanke verschijningsvorm;

Het gebouw is compact, de footprint van het gebouw is niet groter dan 15 bij 15 meter;

Het bouwwerk vereist een moderne en eigenzinnige vormgeving om de intrinsieke kwaliteit van de locatie uit te buiten;

Op het terrein zijn geen bijgebouwen toegestaan;

Aanzichten en opmaak

*

*

Het gebouw dient zich te richten op de hoek van de Trynwâldsterdyk en de Rinia van Nautaweg en moet zich alzijdig homogeen manifesteren (geen achterzijde);

kleur- en materiaalgebruik moeten in overeenstemming zijn met het belang van de locatie en een zekere representativiteit uitstralen.

Ontwikkelingsgebied 3: Locatie Bijlsma, Nieuwe Straatweg 44a     

De oorspronkelijke vestigingsplaats van het bedrijf Bijlsma aan de Nieuwe Straatweg 44a krijgt een nieuwe bestemming. Er bestaan plannen om op deze locatie een zestal riante woningen bedoeld voor wonen en werken te realiseren. Om dit mogelijk te maken mogen de drie woningen aan de Reade Hoas maximaal 200 m² meten zodat de kantoor- of praktijkruimten op de begane grond kunnen worden gerealiseerd. De andere drie woningen krijgen ten gevolge van de geluidscontour van een nabij gelegen bedrijf een iets kleiner bouwvlak. Een eerder plan om op dit noordelijk gedeelte van de locatie een gebouw voor begeleid wonen op te richten gaat niet door.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0043

Vml. locatie Bijlsma aan Nieuwe Straatweg 44a

De locatie ligt aan de oostelijke dorpsrand van Gytsjerk op de rand van de hogere zandgronden van de Trynwâlden en het lager gelegen veenweidegebied. De hogere zandgronden kenmerken zich door lintbebouwing langs een vrij dicht wegennet met boomsingels op perceelscheidingen. Het veenweidegebied aan de oostzijde kent vooral openheid. Ten zuiden van de locatie loopt de weg Reade Hoas. Bij de stedebouwkundige opzet wordt daarom gezocht naar een vorm die past bij de aanwezige landschappelijke overgangskenmerken. Dat betekent dat er sprake dient te zijn van een ruime opzet (extensieve invulling) in een zo groen mogelijke setting.

Het karakter van de drie woningen nabij de Reade Hoas bestaat uit een strakke, langgerekte hoofdvorm. Het hoofdvolume is enkelvoudig. De bijgebouwen dienen in de hoofdbebouwing geïntegreerd te worden. Dit is ook in het bestemmingsplan geregeld door de omliggende grond rond het bouwvlak als tuin te bestemmen. De andere drie woningen hebben vanwege een geluidscontour een kleiner bouwvlak en bij deze woningen mag wel een bijgebouw worden opgericht. De woningen zijn alle zes “familie” van elkaar.

Het perceel heeft in de welstandsnota de aanduiding “Lintbebouwing”. Omdat de nieuwe bebouwing onderdeel wordt van het lint wordt voorgesteld om deze aanduiding te handhaven en (om beter te kunnen sturen) extra criteria in een aanvullende tabel op te nemen.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “Lintbebouwing” te handhaven en in de tabel “aanvullende welstandscriteria per kern” het gebied Gytsjerk, locatie Nieuwe Straatweg 44a op te nemen. Zie tabel 3.



Tabel 3

Lintbebouwing, aanvullend per kern of groep van kernen

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de lintbebouwing dienen voor de genoemde kern of groep van kernen bovendien de bij een (deel van een) kern of groep van kernen behorende kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Kern

Kenmerken

Gytsjerk, locatie Nieuwe Straatweg 44a

*

*

*

*

*

*

*

ruimte: Vanuit de aanwezige landschappelijke overgangskenmerken dient een open en transparant bebouwingspatroon in een zo groen mogelijke setting te worden gecreëerd.

plaatsing:

de locatie wordt door een eenvoudige toegangsweg ontsloten en opgedeeld;

op het perceel worden zes ruime woningen gesitueerd.

Bij de drie woningen nabij de Reade Hoas moeten bergingen/ garages ed. in het hoofdgebouw zijn opgenomen.

hoofdvorm:

de zes woningen bestaan uit één bouwlaag met een enkelvoudig en ongedeeld schilddak, zadeldak of een lessenaarsdak;

de woningen hebben een eenvoudig maar hedendaags/modern uiterlijk;

de woningen mogen onderling verschillen maar de stijl is familiair en van dezelfde architectuur;

Aanzichten en opmaak

De woningen wordt hoofdzakelijk in een rode steen en/of onbehandeld hout gebouwd en voor de dakbedekking worden gebakken dakpannen in een donkere kleur of eventueel riet gebruikt; Ingeval van een lessenaarsdak is ook een donkere dakplaat of een groendak mogelijk.

Bijlage 2: kleine grenscorrecties     

Grenscorrecties en andere kleine aanpassingen welstandsnota gebied Gytsjerk 2006

1. grenscorrectie Canterlandseweg 60: bestemmingsplangrenzen hanteren en perceel niet de aanduiding “lintbebouwing” maar “individuele bebouwing in buitengebied” toekennen;

2. grenscorrectie Canterlandseweg 52: bestemmingsplangrenzen hanteren en perceel niet de aanduiding “individuele bebouwing in buitengebied” maar “lintbebouwing” toekennen;

3. Gebied tussen de Trynwâldsterdyk en Nieuwe Straatweg: bestemmingsplangrenzen hanteren en het tussengebied i.p.v. de aanduiding “lintbebouwing” de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied” toekennen.

4. Nieuwe Straatweg 54 en 50a: bestemmingsplangrenzen hanteren en het perceelsgedeelte in de welstandsnota de aanduiding “lintbebouwing” toekennen;

5. Rinia van Nautaweg 16 en 18: bestemmingsplangrenzen hanteren en de percelen de aanduiding “lintbebouwing” i.p.v. “bedrijventerrein” geven;

6. Gytsjerksterhoeke 47 en 47a en 49: bestemmingsplangrenzen hanteren en gearceerde perceelsgedeelten niet de aanduiding “individuele bebouwing in buitengebied” maar “lintbebouwing” toekennen;

2.5 Jistrum     

Aanpassing Welstandsnota voor de dorpskern van Jistrum     

Met het herzien van het bestemmingsplan voor Jistrum zal ook moeten worden gekeken of het welstandsbeleid nog adequaat is. De (ontwerp)bestemmingsplankaart is met de welstandsnota(kaart) vergeleken. Het is noodzakelijk om de welstandsnota op een aantal onderdelen aan te passen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in:

- kleine aanpassingen op de kaart: noodzakelijk voor een juiste afstemming van het bestemmingsplan en de welstandsnota;

- nieuwe ontwikkelingen: indien het bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt dan moeten hiervoor passende welstandscriteria worden ontwikkeld of moeten bestaande welstandscriteria van toepassing worden verklaard.

Ontwikkelingsgebied 1: Op de hoek de Geasten en Schoolstraat: wijziging     

Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid om, zodra de veehandel aan de Schoolstraat is beëindigd hier woningbouw mogelijk te maken. Het bestemmingsplan bevat hiervoor geen verdere stedebouwkundige randvoorwaarden. Gesteld wordt slechts dat het aantal woningen maximaal 4 bedraagt en dat de (uniforme) bestemmingsplanvoorschriften W(a) 1-3 of W(b) 1-3 en/of tuin van toepassing kunnen worden verklaard.

Voorgesteld wordt om op de welstandskaart de aanduiding “woongebied na 1950” te handhaven. De bij deze aanduiding behorende welstandscriteria bieden ruime mogelijkheden om een invulling aan dit gebied te geven. Blijkt op het moment van toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dat er behoefte is aan meer sturende welstandscriteria, dan kan de welstandsnota op dat moment altijd nog worden herzien.

Ontwikkelingsgebied 2: De Geasten 2, 2e fase: uitwerking     

Het bestemmingsplan bevat een uitwerkingsbevoegdheid om als 2e fase aan het uitbreidingsplan De Geasten 2 nog vier woningen toe te voegen. In de huidige welstandsnota is voor de eerdere fases van De Geasten verwezen naar de hiervoor opgestelde beeldkwaliteitsplannen. De beeldkwaliteitsplannen zijn echter niet op dit uitwerkingsgebied van toepassing. Het uitwerkingsgebied heeft in de nota de aanduiding “woongebied na 1950”.

Voorgesteld wordt om op de welstandskaart de aanduiding “woongebied na 1950” te handhaven. Wel wordt voorgesteld om in de tabel “aanvullende welstandscriteria per kern” voor het gebied Jistrum, de Geasten 2, 2e fase als criterium voor het toe te passen materiaal en de kleur op te nemen:

- dakbedekking: dakpannen in kleur antraciet, zwart;

- gevels: hoofdzakelijk steenachtig materiaal (bakstenen) in aardetinten.

De reden voor dit aanvullende criterium voor dit gebied is, dat deze woningen aan de rand van het dorp (als overgang met het agrarisch gebied) worden gebouwd en dat woningen met een gedekte kleurstelling zich beter in dit landschap voegen.

Ontwikkelingsgebied 3: Nabij Tillewei, It Heechlân: concrete woonbestemming     

Het bestemmingsplan maakt hier de nieuwbouw van een 12- tal woningen mogelijk. In de huidige welstandsnota heeft dit gebied de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied”.

Voorgesteld wordt om op de welstandskaart de aanduiding “woongebied na 1950” op te nemen. De bij deze aanduiding behorende welstandscriteria bieden ruime mogelijkheden om een invulling aan dit gebied te geven.

Het stedebouwkundig concept is op dit moment nog onvoldoende uitgewerkt. Wel wordt voorgesteld om in de tabel “aanvullende welstandscriteria per kern” voor het gebied It Heechlân, nabij Tillewei als criterium voor de nokrichting op te nemen:

- nokrichtring voor de kavels 1 t/m 4: haaks op de weg;

- nokrichting voor de kavels 5, 6, 7, 8: evenwijdig aan de weg;

- voor kavel 9: omdat deze kavel ook aan de Tillewei grenst dient de bebouwing op deze kavel ook te zijn gericht op de Tillewei (zowel wat betreft plaatsing als aanzichten en opmaak);

Mocht op termijn toch behoefte zijn aan een meer sturend welstandskader, dan kan de welstandsnota op dit onderdeel later nog worden aangevuld. De gemeente heeft dit als eigenaar van de grond in eigen hand.

Ontwikkelingsgebied 4: It Heechlan: concrete bestemming Wooncentrum     

Het bestemmingsplan maakt hier de bouw van een bijzondere woonvorm (14 wooneenheden) mogelijk. In de huidige welstandsnota heeft dit gebied de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied”.

Voorgesteld wordt om op de welstandskaart de aanduiding “woongebied na 1950” op te nemen. De bij deze aanduiding behorende welstandscriteria bieden ruime mogelijkheden om een invulling aan dit gebied te geven.

Het stedebouwkundig concept voor het bijzondere woongebouw is op dit moment nog onvoldoende uitgewerkt. Mocht op termijn toch behoefte zijn aan een meer sturend welstandskader (de bijzondere locatie en het op te richten bouwvolume lenen zich hiervoor) dan kan de welstandsnota op dit onderdeel later nog worden aangevuld. De gemeente heeft dit als eigenaar van de grond in eigen hand.

Ontwikkelingsgebied 5: Locatie Jisteboerewei     

Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor een vijftal bedrijfspercelen met bijbehorende bedrijfswoningen. Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal bestemmingsplanvoorschriften gekoppeld die er voor moeten zorgen dat op enige afstand van de Jisteboerewei wordt gebouwd, dat de woningen aan de straatkant komen, dat de bouwpercelen niet al te groot worden (max. 2.500 m²) maar dat er wel bedrijfsgebouwen van enige omvang verrijzen (minimaal 300 m²) , dat een deel van het gebied (2.500 m²) wordt bestemd voor water en/of groenvoorziening teneinde de waterberging te regelen en te zorgen voor een goede landschappelijke inpassing en dat de

daken een dakhelling van maximaal 30 graden mogen hebben. Met het dorp is gesproken over de landschappelijke inpassing van de bedrijfslocatie. Er zijn in samenspraak met Architectenbureau Gunnar Daan en Doeke van Wieren “extra” criteria ontwikkeld (bijlage III) die niet in het bestemmingsplan maar in de welstandsnota thuishoren. Vanwege de landschappelijke kwetsbaarheid van het gebied gelden zwaardere welstandseisen.

Omdat de gemeente geen bedrijfsgrond op voorraad mag hebben, behoudt het gebied voorlopig een agrarische bestemming maar kan, wanneer er een koper voor een bedrijfslocatie is de bestemming worden gewijzigd. Dit vereist, dat voor het gebied twee welstandsregimes van toepassing worden verklaard.

Voorgesteld wordt om:

- zolang de wijzigingsbevoegdheid niet is toegepast, de criteria voor “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden” te blijven toepassen;

- zodra de wijzigingsbevoegdheid is toegepast, de criteria voor “bedrijventerrein, ontwikkelingsgebied Jistrum” (zij bijgaande tabel) van toepassing te verklaren.

Bedrijventerreinen, ontwikkelingsgebied Jistrum

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen op de bedrijventerreinen dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

Kleinschalig ruim opgezet bedrijventerrein dat in karakteristieke omringende landschap wordt geïntegreerd middels de toepassing van veel groen; bedrijfsfunctie gecombineerd met woonfunctie; Thema: kop-romp-type waarbij de daken een belangrijk architectonisch bindmiddel zijn.

Plaatsing

*

*

*

*

*

*

Gebouwen geplaatst in een zone gericht op de Jisteboerewei. In verband met een geluidzone van een nabij gelegen industrieterrein kan een uitzondering worden gemaakt voor de meest oostelijk gelegen kavel;

(Visuele) dichtheid van de bebouwing neemt in westelijke richting (naarmate dichter bij het dorp wordt gekomen) toe. Dit effect kan bereikt worden middels variatie in afstand tot de weg, bebouwingsvolume en de positionering van de bebouwing t.o.v. de perceelsgrens;

Per bouwperceel mag maximaal 1 woon-werk-combinatie bestaande uit één woning met 1 bedrijfsgebouw worden opgericht;

De woning wordt aan de zijde van de Jisteboerewei gesitueerd en wordt in het bedrijfsgebouw geïntegreerd danwel hiermee (al dan niet met tussenlid) verbonden. In verband met een geluidzone van een nabij gelegen industrieterrein kan een uitzondering worden gemaakt voor de meest oostelijk gelegen kavel;

De bijgebouwen bij de woning dienen in de bedrijfswoning geïntegreerd te worden (d.w.z. onder het zelfde dak);

Wanneer de bedrijfswoning niet wordt geïntegreerd, moet de afstand van het bedrijfsgedeelte tot de voorgevel van de woning minimaal 5 meter bedragen. In verband met een geluidzone van een nabij gelegen industrieterrein kan een uitzondering worden gemaakt voor de meest oostelijk gelegen kavel;

Hoofdvorm

*

*

*

Alle gebouwen zijn voorzien van een zadeldak (noklijn haaks op de weg !) zonder dwarskappen of dakopbouwen en het zadeldak heeft een helling van maximaal 30 graden.

De footprint van de daken (verticale projectie) is een gesloten rechthoekige vorm. Wanneer een woning middels een tussenlid met een bedrijfsgebouw is verbonden is een schakeling van drie rechthoeken toegestaan;

Daken hebben een overstek van minimaal 0,5 meter;

Aanzichten en opmaak

*

*

*

*

*

*

Gevels zijn gericht op de weg;

Grotere gevelvlakken zijn geleed in materiaal, vorm of kleur;

Gevelmaterialen zijn van natuurlijke oorsprong (hout, baksteen, metaal) en transparant of onbehandeld. De baksteen is van het Wasserstrich-assortiment van steenhandel Kooy of een baksteen van gelijkwaardige kwaliteit, structuur en kleurwerking wordt voorgeschreven;

Grafische elementen in gevels (kozijnen ed.) zijn wit;

Daken hebben een grijze kleur. Blank metaal (aluminium, zink e.d.) is toegestaan;

Dakranden (goten, windveren, boeidelen) zijn wit teneinde een samenhangend en markant grafisch beeld te scheppen van de hoofdvormen en van het onderscheid tussen daken en gevels;

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen op het bedrijfsterrein dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

nvt

*

nvt

Bijlage 1: kleine grenscorrecties     

Grenscorrecties en andere kleine aanpassingen welstandsnota Jistrum:

1. grenscorrectie ijsbaan: grenzen bestemmingsplan hanteren en “sport- en recreatieterreinen” iets uitbreiden;

2. woonperceel Marwei 5/7: grenzen bestemmingsplan hanteren en “historische kern” iets verkleinen;

3. agrarisch bedrijf Marwei 14: grenzen bestemmingsplan hanteren: Agrarisch bedrijf behoudt op de welstandkaart niet de aanduiding “lintbebouwing” maar krijgt de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden”;

4. woning achterweg: grenzen bestemmingsplan hanteren. Woning behoudt op de welstandkaart niet de aanduiding “lintbebouwing” maar krijgt de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden”;

5. Perceel tussen Kooiweg 2 en Schoolstraat 56: grenzen bestemmingsplan hanteren, aanduiding “lintbebouwing” wijzigen in “individuele bebouwing in buitengebied, besloten gebieden”

6. Gebied tussen Ieswei 1 en Schoolstraat 59 aanduiding “lintbebouwing” wijzigen in “individuele bebouwing in buitengebied, besloten gebieden”

7. Schoolstraat 46: grenzen bestemmingsplan hanteren en “historische kern” nog iets uitbreiden;

8. De Geasten: dit perceel wordt geen woongebied maar blijft agrarisch, dus aanduiding “individuele bebouwing in buitengebied, besloten gebieden toepassen”;

9. Schoolstraat 44: grenzen bestemmingsplan hanteren en “historische dorpskern” iets uitbreiden;

10. Schoolstraat 38: bestemmingsgrenzen hanteren en “historische dorpskern” iets uitbreiden;

11. De meren 13: grenzen bestemmingsplan hanteren, aanduiding “lintbebouwing” wijzigen in “individuele bebouwing in buitengebied, besloten gebieden”

12. Tillewei 13: aansluiten bij begrenzing bestemmingsplan (bedrijfsperceel wordt vergroot) en “lintbebouwing” uitbreiden;

13. Tillewei 19: Aansluiten bij begrenzing bestemmingsplan: geen “lintbebouwing” maar “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden”.

14. Tillewei 16: begrenzing in bestemmingsplan gecorrigeerd: Welstandsnota hoeft niet meer aangepast;

15. Joost Wiersmawei 16: Aansluiten bij begrenzing bestemmingsplan en aanduiding “lintbebouwing” iets uitbreiden;

16. Gebied tussen Joost Wiersmawei 16 en 14: geen “lintbebouwing” maar “individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden”.

2.6 Oentsjerk     

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0044

Aanpassing welstandsnota voor Oentsjerk, locaties: Van Haersmasingel (vervallen); Hofwegen; Kaetsjemuoi;     

Aanpassing welstandsnota voor Oentsjerk, locaties:

- Van Haersmasingel (vervallen);

- Hofwegen;

- Kaetsjemuoi-wei;

Sinds 24 juni 2004 beschikt de gemeente over een welstandsnota. De welstandsnota wordt gebruikt om aanvragen om een bouwvergunning aan de redelijke eisen van welstand te toetsen.

Voor de bovengenoemde locaties in Oentsjerk is een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. In verband met een aantal voorgenomen planologische wijzigingen is het nodig om de welstandsnota voor dit gebied te herzien. Het nieuwe bestemmingsplan beoogde de volgende drie ontwikkelingen mogelijk te maken:

Wooninbreiding van Haersmasingel (vervallen)     

In het bestemmingsplan was geregeld dat hier (nabij het sportterrein) een tweetal woontorens konden worden gebouwd. Aan dit deel van het bestemmingsplan is vanwege strijd met het woonplan (woningcontingent) goedkeuring onthouden. Het heeft op dit moment geen zin om welstandscriteria vast te stellen voor een planonderdeel dat toch niet kan worden uitgevoerd. De welstandsnota hoeft op dit onderdeel daarom niet te worden aangepast.

Vervangende woningbouw locatie Hofwegen     

Omdat de bestaande bejaardenwoningen verouderd waren, is voor dit gebied een plan voor vervangende woningbouw opgesteld. Uitgangspunt is geweest een plat afgedekt appartementengebouw van twee tot drie bouwlagen voor circa 26 seniorenwoningen (zijn er uiteindelijk 24 geworden).

De ingediende bouwplannen zijn inmiddels (vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan) vergund. Hiervoor hoefde de welstandsnota niet te worden aangepast. Het gebied had in de welstandsnota al de aanduiding “woongebied, gerealiseerd na 1950” en dit welstandsregiem bood voldoende mogelijkheden.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0045

Luchtfoto locatie Hofwegen

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0046

Voormalige bebouwing op de locatie Hofwegen

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0047



Locatie Kaetsjemuoi-wei     

Het grotendeels agrarische gebied tussen de Kaetsjemuoi-wei en de Mieden krijgt in het nieuwe bestemmingsplan een woonbestemming. In dit gebied kunnen circa 60 woningen worden gebouwd. Het kan daarbij gaan om rijenbouw, twee-onder-een-kap en vrijstaand. Dit wordt in het bestemmingsplan bepaald.

Voor de ruimtelijke structuur van het gebied is de ligging van de opstrekkende verkaveling en het half open coulissenlandschap dat zich uitstrekt vanaf de Rengersweg oostwaarts naar Mûnein van belang. De uitgestrekte percelen worden omzoomd door elzensingels. In het stedebouwkundig ontwerp is hier rekening mee gehouden en het basisstramien van het gebied is terug te vinden in het verkavelingspatroon, de primaire groenstructuur en de waterstructuur van het geplande woongebied. Op de volgende foto’s wordt een indruk van het gebied gegeven.

.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0048

Luchtfoto van gebied Kaetsjemuoi-wei

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0049

Zicht op het gebied vanaf de Kaetsjemuoi-wei

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0050

Zicht op de locatie vanaf De Mieden

Het gebied heeft in de welstandsnota de aanduiding “lintbebouwing”. Voor het gebied direct grenzend aan de Kaetsjemuoi-wei kan deze aanduiding blijven bestaan omdat de in dit gebied aanwezige woningen en de geplande nieuwe woningen ook inderdaad onderdeel zullen gaan uitmaken van het lint. Voor het achterliggende gebied is de aanduiding “bebouwing, gerealiseerd na 1950” een logischer keuze. Voorgesteld wordt om op dit gebied dit welstandsregiem van toepassing te verklaren en verder geen bijzondere criteria op te nemen.



Bijlage 1; Relevante voorschriften vigerende welstandsnota     

Welstandscriteria Lintbebouwing (algemeen)

Lintbebouwing

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de lintbebouwing dienen de kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

*

*

*

het bebouwingspatroon heeft een historisch gegroeid lineair karakter;

een grote variatie aan individueel gebouwde panden;

een half open tot open bebouwingsbeeld in de linten A;

een open beeld in de linten B.

Plaatsing

*

*

de naar de openbare ruimte gerichte gevels zijn geplaatst in de lineaire structuur;

de positie op het perceel is evenwijdig aan de perceelsgrens.

Hoofdvorm

*

*

*

de bebouwing vertoont een grote mate van afwisseling in maat en schaal;

veel voorkomend: een hoofdvorm in 1 bouwlaag met kap, incidenteel twee bouwlagen met kap;

de dakvorm is meestal een zadeldak of een schilddak, de gerichtheid is wisselend.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

*

*

*

*

*

*

afhankelijk van de onderlinge afstand van panden zijn vaak meerdere gevels vanaf de weg zichtbaar en dus bepalend voor het ruimtelijk beeld;

er zijn veel traditioneel gebouwde panden met een verticale gerichtheid van gevel en gevelopeningen;

een vrije vormgeving en compositie van gevels komt eveneens geregeld voor;

bij lijstgevels is er een herkenbaar onderscheid tussen onderbouw (gevel) en dakschild;

bij topgevels is er een herkenbaar onderscheid tussen het onderste deel en de “top”;

de indeling van de open en gesloten vlakken in de gevels is traditioneel;

veelal is steenachtig materiaal toegepast, en voor kozijnen en ramen hout;

het kleurgebruik kenmerkt zich door aardetinten;

de detaillering is traditioneel.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de lintbebouwing dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken

Welstandscriteria woongebieden, gerealiseerd na 1950

Woongebieden, gerealiseerd na 1950

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in woongebieden, gerealiseerd na 1950, dienen de volgende kenmerken als uitgangspunt te worden gehanteerd.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan het algemene beeld van de ruimtelijke eenheid waarin ze zich bevinden.

Plaatsing

*

*

*

de woningen zijn steeds van de straat gescheiden door voortuinen en/of groenvoorzieningen;

gericht op de straat, dan wel op andere openbare verblijfsruimtes, zoals pleinen;

Bijzondere gebouwen als scholen en winkels, en andere van het woongebied deel uitmakende bijzondere gebouwen hebben een specifieke, functioneel bepaalde, plaatsing.

Hoofdvorm

*

*

*

*

*

*

*

de maatvoering is één of twee lagen met kap;

zowel rijen, als vrijstaande en halfvrijstaande woningen komen voor:

bij rijen de noklijn evenwijdig aan de straat;

bij kleinere blokjes is de noklijn wisselend;

hoofdzakelijk een kantige hoofdvorm;

aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdbouwmassa en kennen een eenvoudige hoofdvorm;

bijzondere gebouwen als scholen en winkels, en andere van het woongebied deel uitmakende bijzondere gebouwen hebben een specifieke, functioneel bepaalde, hoofdvorm.

Aanzichten en opmaak

*

*

*

*

*

*

*

rijenwoningen richten zich met de voorgevel naar de straat en kennen herhalingen in gevelritmiek en (eventuele) dakkapellen;

een variatie in gerichtheid van gevel en gevelopeningen;

geen gesloten wanden naar de openbare ruimte;

gevels van steenachtig materiaal en kozijnen en ramen van hout;

hellende daken zijn voorzien van dakpannen;

kleurgebruik voor gevel in hoofdzaak in beige en aardetinten;

bijzondere gebouwen als scholen en winkels, en andere van het woongebied deel uitmakende bijzondere gebouwen hebben een specifieke, functioneel bepaalde, architectonische uitmonstering.

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in woongebieden, gerealiseerd na 1950, dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

  • § Op te heffen kenmerken

--

  • § --



2.7 Sumar     

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0051

Aanpassing welstandsnota voor Sumar     

Sinds 24 juni 2004 beschikt de gemeente over een welstandsnota. De welstandsnota wordt gebruikt om aanvragen om een bouwvergunning aan de redelijke eisen van welstand te toetsen.

Voor het dorp Sumar wordt een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. In verband met een aantal voorgenomen planologische wijzigingen is het nodig om de welstandsnota voor dit gebied te herzien. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in:

- kleine aanpassingen op de kaart: noodzakelijk voor een juiste afstemming van het bestemmingsplan en de welstandsnota;

- nieuwe ontwikkelingen: indien het bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt dan moeten hiervoor passende welstandscriteria worden ontwikkeld of moeten bestaande welstandscriteria van toepassing worden verklaard.

Subsubparagraaf Ontwikkelingsgebied 1: Westelijke uitbreiding Pastorijlânnen-west     

De Pastorijlânnen-west vormt min of meer een inbreidingslocatie en –door de eerdere aankoop van het agrarisch bedrijf Krikke- werd ook een milieuhygiënisch ongewenste situatie opgelost. Bovendien draagt de realisering van de locatie bij aan een goede afronding van de zuidkant van het dorp.

Vanwege de noodzakelijke fasering is het verlengde van De Finne als grens genomen voor de fasering. Het gebied ten noorden heeft een concrete woonbestemming gekregen en het gebied ten zuiden heeft de bestemming uit te werken woondoeleinden.

Stedebouwkundige opzet Fase 1 (tot 2010)

Bij het ontwerp van de stedebouwkundige structuur is aangesloten bij de oorspronkelijke bebouwingsstructuur, de opzet van de recente uitbreidingen en de specifieke landschappelijke eigenschappen van het gebied. Rekening is gehouden met de opstrekkende coulissen in een vrij smal patroon. Daarom is gekozen voor een regelmatige verkaveling van drie stroken in noord-zuidrichting. De kavels vormen rechte woonstraten. De twee westelijke kavelstroken zijn geschikt voor vrijstaande woningen (totaal 14 stuks, vrije kavels). Deze kavels zullen individueel worden uitgegeven en in verband met een per kavel aan te leggen regenwaterreservoir ligt de verkaveling ook vast. De kavelstrook ten oosten van de wateras is bedoeld voor 12 halfvrijstaande woningen en deze bebouwingswand wordt mogelijk als 1 project ontwikkeld.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0052

Luchtfoto van het gebied Westelijke uitbreiding Pastorijlânnen-west, Fase 1 (ten noorden van Finne)

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0053

Zicht vanaf De Finne op gebied Pastorijlânnen-West Fase 1

Stedebouwkundige opzet Fase 2 (na 2010)

Het ontwerp van de stedebouwkundige structuur van fase 2 heeft nog een voorlopige opzet en sluit aan bij de stedebouwkundige structuur van fase 1. De bedoeling is om de drie stroken structuur met bijbehorende wateras door te trekken. Als afsluiting van het plan aan de zuidkant zou een appartementengebouw mogelijk zijn. Zoals al gemeld zijn deze plannen nog niet “hard”.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0054

Luchtfoto van het gebied Westelijke uitbreiding Pastorijlânnen-west, Fase 2 (ten zuiden van Finne)

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0055

Zicht vanaf De Finne op gebied Pastorijlânnen-West Fase 1

In de welstandsnota heeft het gehele gebied Pastorijlânnen-West nog de aanduiding “Individuele bebouwing in het buitengebied, besloten gebieden”.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “Individuele bebouwing in het buitengebied” voor zowel fase 1 en fase 2 te wijzigen in “Woongebied, gerealiseerd na 1950”. Omdat er sprake is van een inbreidingslocatie en omdat wordt aangesloten bij de welstandsaanduiding van het omliggende gebied is het alleen noodzakelijk om als aanvullend criterium op te nemen dat:

- op de twee westelijke kavelstroken in fase 1 van het gebied Pastortijlânnen-West alleen vrijstaande woningen zullen worden opgericht;

Mochten te zijner tijd bij de uitwerking van fase 2 concretere welstandseisen (voor bijvoorbeeld een appartementengebouw) nodig zijn, dan kan de welstandsnota op dat moment alsnog worden aangepast.

Subsubparagraaf Ontwikkelingsgebied 2: Appartementengebouw ten noorden Pastorijlânnen-West     

Op de locatie direct achter de voormalige boerderij Krikke zal een woongebouw gerealiseerd worden. Het betreft een bijzonder complex voor seniorenhuisvesting (14 seniorenwoningen) dat door de corporatieholding Friesland zal worden ontwikkeld. In het bestemmingsplan is de maximale bouwmassa bepaald. Het bouwvlak kent enige flexibiliteit. Het gebouw zal in een groene parkachtige en waterrijke setting worden geplaatst.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0056

Luchtfoto van de locatie voor het appartementengebouw

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0057

Zicht op de locatie vanaf de Achterwei

Het betreffende perceel heeft in de huidige welstandsnota de aanduiding lintbebouwing. Omdat het gebouw niet tot het daadwerkelijke lint zal gaan behoren is de aanduiding “Woongebied, gerealiseerd na 1950” het meest logisch. Deze welstandsaanduiding biedt voldoende sturingsmogelijkheden. Voor de duidelijkheid kan als aanvullend criterium worden gesteld dat het gebouw in een parkachtige waterrijke setting wordt geplaatst. De materialisatie van het gebouw is nog niet uitgewerkt. Wordt baksteen (metselwerk) toegepast, dan zal dit in een rode kleur moeten hebben.

Voorgesteld wordt:

De aanduiding “Lintbebouwing” voor dit perceel te vervangen door de aanduiding “Woongebied, gerealiseerd na 1950” en daarbij te bepalen:

- dat het gebouw geplaatst dient te worden in een parkachtige waterrijke setting;

- dat indien baksteen (metselwerk) wordt toegepast dit een rode kleur moet hebben.

Subsubparagraaf Bijlage 2: kleine grenscorrecties     

Grenscorrecties en andere kleine aanpassingen welstandsnota gebied Sumar 2007

1. grenscorrectie Mounepaed 2: bestemmingsplangrenzen hanteren en perceel niet de aanduiding “individuele bebouwing in buitengebied” maar “woongebied gerealiseerd voor 1950” toekennen;

2. grenscorrectie Knilles Wytseswei 7/9: bestemmingsplangrenzen hanteren en achterzijde van percelen niet de aanduiding “individuele bebouwing in buitengebied” maar “lintbebouwing” geven;

3. grenscorrectie Knilles Wytseswei 11 (ruimte voor de school): feitelijk maakt dit gebied (ook vanwege zijn inrichting) geen onderdeel meer uit van het lint en daarom wordt voorgesteld dit gebied net zo aan te duiden als het resterende schoolterrein en directe omgeving d.w.z. de aanduiding “lintbebouwing” te vervangen door de aanduiding “woongebied gerealiseerd na 1950”

4. grenscorrectie Knilles Wytseswei 21 (achterzijde perceel): bestemmingsplangrenzen hanteren en de achterzijde van het perceel de aanduiding “lintbebouwing” in plaats van “individuele bebouwing in buitengebied” geven;

5. perceel tussen Knilles Wytseswei 23 en 25: welstandsnota afstemmen op bestemming (onbebouwd agrarisch perceel) en het perceel niet de aanduiding “lintbebouwing” maar “individuele bebouwing in buitengebied” geven;

6. grenscorrectie Knilles Wytseswei 25 (achterzijde en oostzijde perceel): bestemmingsplangrenzen hanteren en het perceel aan de achterzijde de aanduiding “lintbebouwing” i.p.v. de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied” geven terwijl aan de oostzijde het perceel juist (conform de bestemmingsplangrens) de aanduiding “individuele bebouwing in het buitengebied” in plaats van “lintbebouwing” krijgt;

7. grenscorrectie Knilles Wytseswei 27 (achterzijde perceel): bestemmingsplangrenzen hanteren en perceel de aanduiding “lintbebouwing” i.p.v. “individuele bebouwing in het buitengebied” geven;

8. perceel ten noorden Greate Buorren 31 welstandsnota afstemmen op de bestemming (onbebouwd agrarisch perceel) en het perceel niet de aanduiding “lintbebouwing” maar “individuele bebouwing in het buitengebied” geven;

9. Perceel ten westen van Greate Buorren 30 welstandsnota afstemmen op de bestemming (onbebouwd agrarisch perceel) en het perceel niet de aanduiding “lintbebouwing” maar “individuele bebouwing in het buitengebied” geven;

10. grenscorrectie perceel Greate Buorren 26: niet de aanduiding “lintbebouwing” maar “individuele bebouwing in het buitengebied” geven;

11. grenscorrectie achterzijde percelen Jister 2-12: bestemmingsplangrenzen hanteren en achterzijde percelen niet de aanduiding “indivividuele bebouwing in het buitengebied” geven maar “woongebied gerealiseerd na 1950”;

Subsubparagraaf Bijlage 3: Relevante voorschriften vigerende welstandsnota     

- historische kern;

- lintbebouwing;

- woongebied, gerealiseerd voor 1950;

- woongebied, gerealiseerd na 1950;

- sport- en recreatieterrein;

- individuele bebouwing in het buitengebied.



2.8 Tytsjerk     

Aanpassing welstandsnota t.b.v. bestemmingsplan Tytsjerk, locatie: twee westelijke kavels vml locatie Autoschat     

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0058

Burgum, 15 juli 2010

Sinds 24 juni 2004 beschikt de gemeente over een welstandsnota. De welstandsnota wordt gebruikt om aanvragen om een bouwvergunning aan de redelijke eisen van welstand te toetsen.Er wordt voor het zuidelijk deel van Tytsjerk een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De welstandsnota is adequaat. Slechts voor de in dit bestemmingsplan geboden mogelijkheid om op de voormalige locatie van Autoschat aan de Buorren in totaal 14 woningen te bouwen moet de nota worden herzien.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0059

In de welstandsnota wordt het gebied grotendeels aangeduid als "historische kern". De welstandscriteria die bij deze gebiedsaanduiding horen worden passend gevonden. Voor de twee westelijke kavels (de kavels op het "schiereiland") bevat de welstandsnota op dit moment geen passende welstandscriteria. Voorgesteld wordt om dit gebied als "Ontwikkelingsgebied 1, Tytsjerk" te benoemen (zie kaartfragment op volgende bladzijde) waarvoor de Welstandscriteria uit de tabek gaan gelden.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0060

Kaartfragment welstandsnota

Ontwikkelingsgebied 1: twee westelijke kavels locatie Autoschat

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen dienen de kenmerken zoveel mogelijk te worden gerespecteerd en in stand te worden gehouden.

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

*

Gebouwen dragen met hun uiterlijk bij aan een eenduidig en dominant beeld.

Plaatsing

*

*

Vrijstaand;

Nokrichting divers;

Ten opzichte van toegangsweg symmetrisch gebouwd;

Herkenbaar als gezamenlijke eenheid

Hoofdvorm

Hoofdzakelijk enkelvoudig, beperkt samengesteld toegestaan; Rijzig;

Middelgroot;

Hoofdzakelijk kantig; Vernieuwend.

Aanzichten en opmaak

*

Georiënteerd op de publieke ruimte;

Opvallend en in geringe mate dominant t.o.v. aanliggende nieuwbouw;

Gevels hoofdzakelijk steenachtig eventueel aangevuld met hout en dak gedekt met dakpannen;

Rood-roodbruine gevelsteen, grijs-zwart dak;

Bij verbouwing, vervanging, of nieuwbouw van individuele gebouwen in de historische dorpskernen dienen de volgende kenmerken zoveel mogelijk te worden opgeheven en in ieder geval te worden vermeden.

Aspecten

Op te heffen kenmerken



2.9 Aldtsjerk, Wyns en Bartlehiem     

Supplement welstandsnota Aldtsjerk, Wyns- en Bartlehiem     

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0061

Oktober 2011, versie 1.0

Met het herzien van het bestemmingsplan voor Aldtsjerk, Wyns en Bartlehiem zal ook moeten worden gekeken of het welstandsbeleid nog adequaat is. De planverbeelding is met de welstandsnota(kaart) vergeleken. Het is noodzakelijk om de welstandsnota op een aantal onderdelen aan te passen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in:

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0062 kleine aanpassingen op de kaart: noodzakelijk voor een juiste afstemming van de planverbeelding en de welstandsnota; NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0063 nieuwe ontwikkelingen: indien het bestemmingsplan een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt dan moeten hiervoor passende welstandscriteria worden ontwikkeld of moeten bestaande welstandscriteria van toepassing worden verklaard.

Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt in het gebied een aantal ontwikkelingen mogelijk waarin de welstandsnota nog niet heeft voorzien.

Ontwikkelingsgebied Aldtsjerk (Rhaladyk)

Tussen de bestaande woningen Rhaladyk 13 en 15 wordt de mogelijkheid geboden om een woning te bouwen. Tussen de (bedrijfs)wonjng Rhaladyk 5 en de Van Sminiaweg 113 kan een bedrijfsgebouw met een bedrijfswoning worden gebouwd. Deze bebouwing dient te worden opgenomen in de lintbebouwing. Volstaan kan worden met de standaardwelstandscriteria die bij deze aanduiding horen.

Ontwikkelingsgebied Wyns

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0064NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0065Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om in Wyns 4 woningen te bouwen. Vanwege de ligging nabij de terp in de historische kern is een zorgvuldige inpassing vereist. In nauw overleg met dorpsbelang is daarbij de volgende stedebouwkundige opzet gemaakt:

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0066

Figuur 1 stedenbouwkundige opzetNL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0067



Om het stedebouwkundig beeld te kunnen realiseren is het noodzakelijk om in de welstandsnota enkele aanvullende criteria op te nemen. In plaats van de huidige aanduiding "individuele bebouwing in het buitengebied" wordt de nieuwbouwlocatie opgenomen in de "historische kern". Ter sturing van de ontwikkeling is het noodzakelijk om in de tabel voor dit gebied de volgende criteria op te nemen:

Historische kern, ontwikkelingsgebied Wyns (4 woningen)

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

variatie aan veelal individueel gebouwde panden.

Plaatsing

Woningen met de voorgevel in de voorbouwgrens; De bebouwing moet —vanuit de openbare ruimte beleefd — half open zijn. Dit wordt bereikt door de woning in het bouwvlak te plaatsen (korrelmaat middel) en eventuele aan-, uit- en bijgebouwen op enige afstand uit de voorbouwgrens te situeren.

Hoofdvorm

Een bouwlaag met een zadeldak. De woningen zijn duidelijk op de doorgaande weg georiënteerd hetgeen mede tot uitdrukking komt in de voorgevel

(gezichtsbepalende zijde) en de nokrichting van de woningen is haaks op de wea.

Aanzichten en opmaak

Verticale gerichtheid van gevel en gevelopeningen; Gevels zijn van steenachtig materiaal en kozijnen en ramen van hout of kunststof met vergelijkbare uitstraling; Gebakken dakpan;

Kleurgebruik: aardetinten voor gevel en zwart/antraciet voor het dak, bescheiden kleurgebruik voor overige bouwdelen.

Ontwikkelingsgebied Bartlehiem

Op Bartlehiem 23 bevindt zich een bedrijfsloods- De planologische mogelijkheid om een bedrijfswoning te bouwen wordt in het nieuwe bestemmingsplan verschoven naar het gebied aan de Dokkumer Ee.

Het agrarisch bedrijf op Bartlehiem 59 zal worden verplaatst. De huidige boerderij zal tot woning worden bestemd. In de plaats van de af te breken bijgebouwen kan een extra woning worden gerealiseerd. Voor beide woningen worden de volgende criteria van toepassing:

Lintbebouwing, ontwikkelingsgebied Bartlehiem (2 woningen)

Aspecten

Kenmerken

Ruimte

De woningen zijn op het water (Dokkumer Ee) georiënteerd

Plaatsing

Woningen worden met de voorgevel in de voorbouwgrens geplaatst.

De korrelmaat van de woning is groot.

Hoofdvorm

Een tot twee bouwlagen met een zadeldak. De oriëntatie van de woningen komt mede tot uitdrukking in de voorgevel (gezichtsbepalende zijde richting de Dokkumer Ee) en aan- uit- en bijgebouwen op enige afstand uit deze voorgevel.

Aanzichten en opmaak

Gevels zijn van steenachtig materiaal en kozijnen en ramen van hout of kunststof met vergelijkbare uitstraling; Gebakken dakpan;

Kleurgebruik: aardetinten voor gevel en zwart/antraciet voor het dak, bescheiden kleurgebruik voor overige bouwdelen.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0068

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0069



Bijlage 1 tabel met kleine correcties

Locatie

Correctie

Aldtsjerk

- naast Rhaladyk 15

Nieuwbouwlocatie opnemen in lintbebouwing

- naast Rhaladyk 5

Nieuwbouwlocatie opnemen in lintbebouwing

- achter Van Sminiaweg 82-86

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan historische kern

- gronden ten westen De Klinze

Grenscorrectie i.v.m. uitbreiding gronden landgoed De Klinze toevoegen aan "bijzondere objecten"

- Rengersweg 79-81

Grenscorrectie, pand valt in buitengebied: geen lintbebouwing maar indiv. bebouwing buitengebied

- Rengersweg 102

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan lintbebouwing

- Van Sminiaweg 18

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan lintbebouwing

- Van Sminiaweg 22-26

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan lintbebouwing

- Klaas Douwesweg 1

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan lintbebouwing

Wyns

Wyns 41c

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan lintbebouwina

- Wyns 40a

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan lintbebouwina

Wyns 8

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan historische kern

- ten noorden van Wyns 8

Grenscorrectie i.v.m. plankaart reconstructie terp: toevoegen aan historische kern

- ten noorden van Wyns 8: nieuwbouwlocatie

Ontwikkelingsgebied: toevoegen aan historische kern met eigen welstandstabel

Wyns 28b-28e

Grenscorrectie i.v.m. plankaart: toevoegen aan lintbebouwing

Bartlehiem

- Bartlehiem 23

Nieuwbouwtocatie bedrijfswoning opnemen in lintbebouwina met eiaen welstandstabel

ten zuidwesten Bartlehiem 59

Nieuwbouwlocatie woning opnemen in lintbebouwina met eiaen welstandstabel

Om dit beeld te bereiken zijn op de planverbeelding de bouwvlakken aangegeven waarin het woonhuis moet worden gebouwd. De voorgevel van de woning moet daarbij voor het grootste deel in de voorbouwgrens worden gebouwd. Tot 1 meter achter de voorbouwgrens hebben de percelen de bestemming "Tuin" gekregen. In de tuin mag (met uitzondering van een erker) geen gebouw worden gebouwd. Voor de woningen is verder nog een voorschrift over de goothoogte en dakhelling opgenomen.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0070NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0071Figuur 2 Planverbeelding

Figuur 3. foto van het gebied

Toelichting Welstandsbeleid     

Algemeen deel 2015

Het welstandsbeleid van de gemeente Tytsjerksteradiel bestaat uit een ALGEMEEN DEEL (incl. bijlagen) en de GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA.In dit ALGEMEEN DEEL worden de algemene aspecten van het welstandsbeleid behandeld.



Deel Aanleiding     

Sinds 1 juli 2004 is de gemeenteraad verplicht om welstandscriteria (beleidsregels) in een welstandsnota vast te leggen. Deze verplichting is opgenomen in de Woningwet. Doel hiervan is om de welstandstoets inzichtelijk te maken en het maatschappelijk draagvlak te vergroten.

Om aan die verplichting te voldoen heeft de gemeenteraad in juni 2004 een welstandsnota vastgesteld. In de bouwverordening zijn daarnaast regels opgenomen over de praktische uitvoering van de welstandstoetsing door een door de gemeenteraad aangewezen welstandsadviescommissie.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0072De welstandsnota bestond met ingang van 1 juli 2004 uit een aantal onderdelen: een algemeen deel, gebiedsgerichte toetsingscriteria (met kaarten waarop voor het hele gemeentelijk grondgebied is aangegeven welk gebiedstype van toepassing is) en sneltoetscriteria.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0073NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0074Sinds juni 2004 is de welstandsnota regelmatig aangepast. Deze aanpassingen vonden vaak plaats naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen. Het betrof dan aanpassingen van de kaarten bij de welstandsnota en soms een wijziging van of aanvulling op de van toepassing zijnde gebiedsgerichte toetsingscriteria. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (oktober 2010) hebben de sneltoetscriteria hun werking verloren en deze maken nu dan ook geen onderdeel meer uit van de welstandsnota.

In september 2012 heeft de gemeenteraad besloten dat voor een aantal bouwwerken geen welstandstoetsing meer nodig is. Daarom is het algemene deel van de welstandsnota in zijn geheel herschreven. De tekst is geactualiseerd en voorts is in dit deel beschreven in welke gevallen geen (voorafgaande) welstandstoetsing is vereist (aanwijzing welstandsvrije bouwwerken). Medio 2013 heeft de gemeenteraad besloten de welstandsnota aan te vullen met het procedé Nije Pleats en daarnaast is besloten dat bebouwing op bedrijfspercelen in het buitengebied, in uitzondering op de algemene regel dd september 2012, niet welstandsvrij is vanwege het open karakter van het buitengebied.

Eind 2013 heeft de gemeenteraad besloten om per 1 januari 2015 uit de GR Hts en Hiem te treden. In 2014 heeft de gemeente in toenemende mate gebruik gemaakt van de zogenaamde kan-bepaling, die gemeenten de mogelijkheid geeft om bouwplannen zelf, dus zonder tussenkomst van een welstandsadviescommissie, te toetsen aan redelijke eisen van welstand. Per 1 januari 2015 kan de gemeente geen beroep meer doen op de welstandsadviescommissie. Om onduidelijkheid te voorkomen, betekent dit dat de bouwverordening op dit punt moet worden aangepast en het is daarnaast aanleiding om de tekst van dit algemene deel opnieuw te actualiseren en daarin ook de wijzigingen van 2013 te verwerken. Deze wijziging van het algemene deel betreft dus slechts een actuele weergave van reeds eerder gemaakte beleidskeuzes en bevat derhalve geen nieuwe beleidsuitgangspunten. Conform wettelijke bepalingen dient elke wijziging van de welstandsnota voor inspraak ter inzage te worden gelegd, dus dat is ook in dit geval gebeurd. Gedurende de periode van inspraak zijn geen reacties ontvangen.



Hoofdstuk Wettelijke context     

Het vergunningenstelsel

In oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het tot dan toe in de Woningwet opgenomen bouwvergunningenstelsel heeft in die nieuwe wet in gewijzigde vorm een plaats gekregen. De Wabo kent een andere indeling voor vergunningen dan de Woningwet. Soms is er een omgevingsvergunning nodig om te mogen bouwen, maar er bestaat ook een heel aantal bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is.

Verqunninqvriie bouwwerkenNL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0075

In de artikelen 2 en 3 van bijlage II bij het Besluit op het omgevingsrecht staat aangegeven in welke gevallen geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is. In hoofdlijnen komt die regeling er op neer dat er in het zogenaamde achtererfgebied (erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw) heel veel mag zonder dat daarvoor toestemming (vergunning) nodig is van de gemeente.

Dergelijke vergunningvrije bouwwerken mogen alleen achteraf op welstand worden beoordeeld. Slechts wanneer er sprake is van een exces (zie hiervoor de excessenregeling), kan worden opgetreden.

Vergunningplichtige bouwwerken

Op grond van de Wabo moet voor alle bouwwerken die niet vergunningvrij zijn een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Deze aanvragen omgevingsvergunning moeten aan redelijke eisen van welstand worden getoetst.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0076NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0077De welstandstoets voor deze vergunningplichtige bouwwerken wordt uitgevoerd aan de hand van de GEBIEDSGERICHTE en de ALGEMENE welstandscriteria uit de welstandsnota.

Wettelijk kader voor de welstandstoets

De wettelijke basis voor de welstandstoets staat in artikel 2.10 lid 1d Wabo en artikel 12 van de Woningwet. In artikel 12a Woningwet staat dat de raad een welstandsnota vaststelt die NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0078 burqemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling:

  1. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;

  2. of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (excessenregeling)

Een welstandstoets vindt niet plaats indien: NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0079 het een vergunningvrij bouwwerk betreft; NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0080 het bouwwerk in een door de raad aangewezen welstandsvrij gebied wordt opgericht; NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0081 het bouwwerk behoort tot de door de raad aangewezen specifieke categorie bouwwerken waarvoor geen redelijke eisen van welstand gelden; NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0082 het een tijdelijk bouwwerk is (een bouwwerk, niet zijnde een seizoensgebonden bouwwerk, waarvoor in de omgevingsvergunning is bepaald dat dit slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden); NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0083bij voorbaat vast staat dat de bouwvergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd dan wegens strijd met de redelijke eisen van welstand (art. 6.2 lid 1 Bor)

Voldoet een bouwwerk niet aan de redelijke eisen van welstand dan mogen burgemeester en wethouders op basis van artikel 2.10 lid 1d van de Wabo op andere gronden (bv. om economische of maatschappelijke redenen) toch een omgevingsvergunning voor het bouwplan afgeven.

In artikel 13a van de Woningwet staat dat burgemeester en wethouders kunnen aanschrijven om binnen een bepaalde termijn voorzieningen te treffen indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige strijd is met de redelijke eisen van welstand. Voor deze bevoegdheid is in dit algemene deel een excessenregeling opgenomen.

Uitvoering welstandstoetsing

Tot begin 2013 was de uitvoering van de welstandstoetsing voorbehouden aan een door de gemeenteraad aangewezen welstandsadviescommissie of een stadsbouwmeester. Per 1 maart 2013 heeft de minister het Besluit omgevingsrecht aangepast. Artikel 6.2, dat betrekking heeft op de welstandstoetsing/-advisering, luidt nu als volgt:

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0084NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0085Met betrekking tot een aanvraag ten aanzien van activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet vragen burgemeester en wethouders, ingeval zij het inwinnen van advies noodzakelijk achten om te kunnen beoordelen of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de wet, advies aan de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester.

Mee naar aanleiding van deze wijziging van het wettelijk stelsel heeft het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad voorgesteld om per 1 januari 2015 uit te treden uit de GR Hûs en Hiem en besloten dat de welstandstoetsing voortaan ambtelijk kan plaatsvinden. De gemeenteraad heeft hiermee ingestemd. Er is voldoende deskundigheid in het gemeentehuis aanwezig. Bovendien wordt in het geval van significante ruimtelijke ontwikkelingen in toenemende mate ingezet op sturing en begeleiding vooraf. Door al vanaf het ontwerpproces mee te kijken, kan de ruimtelijke kwaliteit voldoende worden gewaarborgd. Hiermee wordt geanticipeerd op de voorgenomen wijziging van de Omgevingswet.

Concreet betekent dit dat een bouwplan door de behandelend ambtenaar wordt getoetst aan alle toetsingscriteria, waaronder de welstandscriteria. Voor de welstandstoetsing wordt gebruik gemaakt van een toetsingsprotocol. De toetsing is openbaar en er wordt gebruik gemaakt van al het beschikbare beeldmateriaal van de omgeving. De uitkomst van de welstandstoetsing wordt schriftelijk vastgelegd. Dit formulier wordt in het dossier bewaard. Als de toetsing van een bouwplan daartoe aanleiding geeft, kan de behandelend ambtenaar een beroep doen op collega-bouwplantoetsers of hij kan de gemeentelijke stedenbouwkundige om zijn oordeel vragen.

Deel Beleidsuitgangspunten     

In 2002 heeft de raad van de gemeente in een opiniërende raadsvergadering gesproken over kaders, uiterste bandbreedtes en procedures t.a.v. het welstandsbeleid. De gemeenteraad onderschreef het belang van de welstandstoets maar vond wel dat:

het welstandstoezicht transparant, controleerbaar en klantgericht moet worden uitgevoerd; het onderscheid in gebieden beperkt dient te blijven; de welstandstoets zoveel mogelijk lokaal moet worden uitgevoerd; het de burger niet meer beperkingen, waaronder mede worden begrepen de administratieve en financiële lasten, mag opleggen dan gegeven het doel van het welstandstoezicht strikt noodzakelijk is; de mogelijkheid van een eigen commissie of een commissie met een 'gedeeltelijke' eigen inbreng moet worden onderzocht.

In december 2003 heeft de raad gekozen voor een begrijpelijke nota met een hoog communicatiegehalte, een openbare welstandstoets met een hoog presentatiegehalte (actueel digitaal beeldmateriaal), geen welstandsvrije gebieden en welstandsbeleid op gebiedsniveau en niet op objectniveau. Voor wat betreft de bescherming van karakteristieke panden In het onderdeel welstandsbeleid en karakteristieke panden wordt aan deze vraag aandacht besteed.

Een aantal jaren geleden heeft de gemeenteraad er voor gekozen een aantal objecten van welstandstoetsing door de welstandsadviescommissie uit te sluiten en te besluiten dat het college deze objecten zelf aan redelijke eisen van welstand mocht toetsen. Het ging daarbij om:

  • vlaggenmasten, straatmeubilair, informatieborden, walbeschoeiingen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • civieltechnische bouwwerken tot een bouwsom van €75.000, - met uitzondering van met de Centrale As samenhangende civieltechnische bouwwerken;

  • interne niet aan de buitenkant van een gebouw zichtbare verbouwingen; - het vervangen van dakpannen op een bestaande woning.

In 201 1 heeft de gemeenteraad aangegeven dat gezocht moet worden naar bezuinigingen op de welstandstoetsing. De raad heeft gekozen voor het alternatief waarbij de welstandstoets vervalt voor bouwwerken achter de voorgevellijn (voorzover gelegen in het achtererfgebied als bedoeld in de Wabo), waarvan de bouwkosten lager zijn dan €100.000,-. Ten opzichte van 2003 betekende dit dus een beleidswijziging in die zin dat het welstandstoezicht fors werd beperkt. Deze ontwikkeling paste echter goed bij de ontwikkelingen op vergunningenniveau; ook daar was, en is nog steeds, sprake van een toenemende vrijheid voor burgers om te bouwen, met name in het achtererfgebied. Een deel van de bouwplannen die zich achter de voorgevelrooilijn afspelen waren al vergunningvrij en werden dus toch al niet meer aan redelijke eisen van welstand getoetst. Deze beleidswijziging is in werking getreden op 1 januari 2013. Tegelijkertijd zijn de bovengenoemde objecten (vlaggenmasten, informatieborden, dakpannen etc.) toen ook volledig welstandsvrij verklaard. Uit een evaluatie in het najaar van 2013 is gebleken dat deze beleidswijziging niet tot problemen heeft geleid. Daarbij zij opgemerkt dat er medio 2013, bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied, voor gekozen is om bedrijfsbebouwing in het buitengebied toch aan een welstandstoetsing te onderwerpen, omdat deze bebouwing door het open karakter van het buitengebied vaak goed zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Ook is vastgelegd dat in een aantal nader omschreven gevallen het procedé Nije Pleats toepassing zal vinden.

Hoofdstuk Welstandsbeleid in relatie tot andere beleidsdocumenten     

De welstandsnota staat niet op zich. De gemeente dient zich op meerdere beleidsterreinen in te spannen om een goede kwaliteit van de (bebouwde) omgeving te realiseren en te garanderen. Dit begint al met een goed bestemmingsplan, juiste stedenbouwkundige en infrastructurele keuzes, een goede invulling van het openbaar gebied, een voldoende groenstructuur, een goed grondbeleid e.d. Men dient zich daarbij terdege te realiseren dat met de welstandsnota "slechts" iets van het uiterlijk van de bebouwing in het gebied gevonden kan worden.

Hieronder wordt de relatie van de welstandsnota tot het bestemmingsplan, het beeldkwaliteitsplan en de Monumentenwet nader toegelicht.

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is het wettelijk instrument waarmee aan gronden bepaalde bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden toegekend. De gespannen verhouding tussen het bestemmingsplan en "de redelijke eisen welstand" heeft tot de jurisprudentie geleid dat de welstandstoets niet mag leiden tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Deze rechtspraak is nog steeds van toepassing. Nu het welstandsbeleid is geformaliseerd zal de rechter ook toetsen of het welstandsbeleid dat aan het welstandsadvies ten grondslag ligt op juiste wijze tot stand is gekomen en of het beleid zich verhoudt tot het bestemmingsplan.

In artikel 12 lid 3 van de Woningwet is opgenomen dat voor zover de toepassing van de criteria uit de welstandsnota leidt tot strijd met het bestemmingsplan of met de in de bouwverordening opgenomen voorschriften van stedenbouwkundige aard, de criteria buiten toepassing blijven.

Beeldkwaliteitsplan

De globale opzet van bestemmingsplannen leidde in het verleden dikwijls tot het opstellen van een aanvullend document (een beeldkwaliteitsplan) waarin de stedenbouwkundige invulling nader werd gedetailleerd (op bouwplanniveau) en een toetsingskader voor

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0086

welstandsaspecten werd gegeven. Het beeldkwaliteitsplan is echter altijd een buitenwettelijk instrument gebleven. Op grond van artikel 12 van de Woningwet mag de welstandsbeoordeling alleen nog maar op basis van een welstandsnota plaatsvinden. Bestaande beeldkwaliteitsplannen zijn in de nota geïntegreerd. Nieuwe beeldkwaliteitsplannen worden niet meer opgesteld.

Monumentenwet

De bescherming van monumenten is geregeld in de Monumentenwet en de Wabo. Voor officiële rijksmonumenten wordt geen specifiek welstandsbeleid opgesteld. Deze panden zijn in het kader van de Monumentenwet en de Wabo voldoende beschermd omdat voor de verandering van een monument bijna altijd een omgevingsvergunning nodig is.Onze gemeente kent op dit moment geen gemeentelijke monumenten en ook geen door de minister aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten ex. artikel 35 e.v. van de Monumentenwet 1988.



Hoofdstuk Welstandsbeleid en ruimtelijke ontwikkelingen     

Het welstandsbeleid heeft een duidelijke plaats bij de afhandeling van aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Zoals al gemeld, staat het beleid niet op zich zelf maar is een onderdeel van vastgesteld en samenhangend ruimtelijk beleid binnen de gemeente. De structuur ziet er als volgt uit:

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0087

De werking:

Is even eenvoudig als dit schema. In een bepaald gebied is :

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0088 òf sprake van vigerend planologisch beleid en vigerend welstandsbeleid; NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0089 òf sprake van een ontwikkeling waarvoor een planologische procedure van enig belang vereist is (zoals een wijzigings- of uitwerkingsplan, nieuw bestemmingsplan of een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure)

Als er viqerend beleid is

In het eerste geval zal bij een aanvraag het vigerend beleid bepalend zijn en wordt er dus getoetst aan de hand van het vastgestelde bestemmingsplan en de welstandsnota.

Als er een ontwikkelinq qewenst is

Is in een gebied een ontwikkeling gewenst, dan betekent dit dat er een planologische procedure gevoerd moet worden. Gelijktijdig met deze procedure zal ook worden nagegaan in hoeverre een aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is. Overeenkomstig artikel 12a lid 2 van de Woningwet dient de vaststelling of wijziging van een onderdeel van de welstandsnota altijd door de gemeenteraad te geschieden. Dat kan op twee manieren. Op het ontwikkelingsgebied kunnen ofwel een of meer van de in de gebiedsgerichte welstandsnota gehanteerde gebiedstypen van toepassing worden verklaard of er wordt geconstateerd dat de ontwikkeling zo specifiek is dat hiervoor een eigen gebiedtype en/of aanvullende toetsingscriteria moeten worden geïntroduceerd.

Procedé Nije Pleats

De methode "Nije Pleats" is eigenlijk een proces om tot een zorgvuldige landschappelijke inpassing van een nieuwe boerderij te komen. Het proces kan echter ook worden gebruikt voor aanzienlijke uitbreidingen van agrarische bedrijven, maar ook voor de uitbreiding van andere bedrijvigheid in het buitengebied.

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 heeft de raad besloten dat de uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot boven de 1 ,5 hectare en het toekennen van nieuwe agrarische bouwpercelen plaatsvindt volgens het procedé Nije Pleats.

De Nije Pleats is een integrale werkwijze om tot een brede, ruimtelijke, landschappelijke, stedenbouwkundige afweging te komen. Dit proces zal worden geborgd in de planregels van het bestemmingsplan en in dit algemene deel van de welstandsnota- Het werk- en adviesboek Nije Pleats is als bijlage bij de welstandsnota opgenomen. De gemeente is in dit proces de trekker en behoudt de regie. De vakkennis op het gebied van ruimtelijke ordening en procedures, landinrichting, milieu, stedenbouw en welstand, alsmede verkeer heeft de gemeente zelf in huis.

Hoofdstuk De opbouw van de gebiedsgerichte welstandsnota     

De gebiedsgerichte welstandsnota heeft tot doel een kader te scheppen voor de welstandstoetsingen van aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. De gemeente is ingedeeld in de volgende gebiedstypen:

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0090woonwijken van

bedrijventerreinen

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0091

buitengebied

aanduidingen

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0092

zzzzzzzzz

individuele individuele bebouwing bebouwing (de leijen rijk smonument

(apen gebieden) bergumermeer

eventueel voorzien van

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0093individuele individuele behauwing bebouwing

(gesloten gebieden) rondom Earnewald

Op de bij de welstandsnota behorende kaarten is voor het hele grondgebied van de gemeente aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.

Bij ieder gebied horen de volgende drie elementen:

a. een algemene beschrijving van het gebiedstype die voor de hele gemeente gelijk is;

b. een specifieke beschrijving van een bepaald gebied op een bepaalde plaats;

c. een tabel met kenmerken ten behoeve van de welstandstoets. Dit kunnen te respecteren kenmerken zijn maar ook negatieve kenmerken die moeten worden voorkomen.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0094

De algemene beschrijving en de specifieke beschrijving hebben uitsluitend een informatieve functie (toelichting). De tabel is de leidraad bij de welstandsbeoordeling en geeft kenmerken die gerespecteerd moeten worden (of juist vermeden moeten worden).

Deel Welstandsbeleid en karakteristieke panden     

Deze welstandsnota is — met opzet — gebiedsgericht opgezet. Specifieke objecten worden dus niet aangegeven behoudens twee bijzondere gevallen:

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0095 indien het gaat om bijzondere objecten (bv. bebouwing in een bijzondere, veelal parkachtige omgeving zoals Stania State, De Klinze, etc ); NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0096 indien het gaat om rijksmonumenten (aparte wettelijk voorgeschreven procedures).

De karakteristieke panden zijn met opzet niet op de bij de welstandsnota behorende kaart aangegeven. Toch geldt er voor deze panden een bijzonder regime ten aanzien van de welstandstoetsing. Op de eerste plaats liggen deze panden vrijwel allemaal in historische kernen. De mate van bescherming is hier (voor alle panden) het hoogste van alle gebiedstypen. Verder zijn de karakteristieke panden aangegeven op de bestemmingsplankaarten. In de ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA is bepaald dat voor de alle als karakteristiek aanqemerkte bebouwinq de welstandstoets met extra zorq voor het NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0097bestaande karakteristieke beeld moet worden uitqevoerd.NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0098NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0099

Beperkte bescherming

Bovenstaande houdt niet in dat karakteristieke panden niet kunnen/mogen veranderen of dat ze niet zelfs kunnen worden afgebroken. De hier genoemde middelen (bestemmingsplan en welstandsnota) zijn namelijk niet toereikend om deze objectgerichte bescherming te bieden. Buiten het hierin vastgestelde beleid is de burger immers altijd vrij een niet als monument aangewezen pand te slopen. De enige weigeringgrond voor sloop is op dit moment de weigering van een in de meeste bestemmingsplannen voor sloop vereiste aanlegvergunning (op grond van de Wabo thans een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden genoemd). Zo'n omgevingsvergunning kan echter verleend worden wanneer de economische levensduur van een karakteristiek pand is verstreken. Voor karakteristieke panden is deze levensduur echter vrijwel altijd al voorbij. Ze zijn veelal te klein, te laag, niet geïsoleerd en naar de huidige technische maatstaven niet meer geschikt om in te wonen terwijl de kosten die gemaakt moeten worden om de woning weer "bij de tijd" te krijgen hoog zijn.

Verder kunnen burgers ook zonder vergunningplicht wijzigingen van geringere betekenis doorvoeren (schilderen, andere kozijnen) of aan- en uitbouwen realiseren. Hiertegen is met de huidige middelen niets te doen. Alleen vergunningplichtige aanvragen vallen onder de regels van het bestemmingsplan en de welstandsnota, en alleen in die gevallen kan dus beperkt bescherming worden geboden.

Hoofdstuk Algemeen welstandscriterium, uitzondering welstandstoetsing en hardheidsclausule     

Algemeen welstandscriterium

De in de gebiedsgerichte welstandsnota opgenomen criteria zijn voor het merendeel gericht op de specifieke kenmerken van een bepaald gebied of — heel soms, zoals bijvoorbeeld de bijzondere objecten — op een bepaald object. Toch is het niet zo dat door te voldoen aan deze criteria zonder meer wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand. Zo kan een ontwerp in bijvoorbeeld een historische kern voldoen aan alle criteria voor een dergelijke kern (metselwerk, gedekte tinten, houten kozijnen, juiste rooilijn en massa) en toch welstandshalve onacceptabel zijn. Dit zal zich voordoen wanneer een ontwerp geen goede samenstelling kent van de diverse onderdelen. Vorm, gevelindeling, grootte, detaillering, en materiaalgebruik moeten zodanig op elkaar zijn afgestemd dat wordt gekomen tot een ontwerp dat tenminste als redelijk kan worden bestempeld.

Als algemeen criterium geldt:

Een ontwerp moet een voldoende samenhang kennen voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen. In geval van als karakteristiek of als bijzonder object aangemerkte bebouwing moet deze samenhang met nog grotere zorgvuldigheid tot uitdrukking komen.

Dit algemene criterium geldt in alle gevallen waar een welstandstoets plaats moet vinden naast de in de welstandsnota genoemde gebiedsspecifieke criteria.

Uitzondering welstandstoetsing

In de volgende gevallen vindt geen (voorafgaande) welstandstoetsing plaats:

1 . voor vlaggenmasten, straatmeubilair, informatieborden, walbeschoeiingen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken geen gebouw zijnde;

  1. voor civieltechnische bouwwerken tot een bouwsom van €75.000, - met uitzondering van met de Centrale As samenhangende civieltechnische bouwwerken;

  2. voor interne niet aan de buitenkant van een gebouw zichtbare verbouwingen;

  3. voor het vervangen van dakpannen op een bestaande woning.

  4. voor alle bouwplannen die zijn gelegen in het achtererfgebied, waarvan de door de gemeente conform het bepaalde in de legesverordening vastgestelde standaardbouwkosten minder bedragen dan €100.000,-, met uitzondering van bedrijfspercelen in het buitengebied.

Toelichtinq op onderdeel 5:

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0100

Voor het begrip achtererfgebied wordt aangesloten bij de definitie in het Besluit omgevingsrecht. Onder bouwplannen in het achtererfgebied wordt in deze welstandsnota echter tevens verstaan bouwplannen die (mede) betrekking hebben op verbouwingen aan gevels en/of dakvlakken van het hoofdgebouw/de oorspronkelijke woning voorzover deze zijn gelegen in het achtererfgebied. Voor bouwwerkzaamheden aan voorgevels en/of voordakvlakken gelden echter wel welstandscriteria. Gelet op aard en omvang van bebouwing op bedrijfspercelen in en het open karakter van het buitengebied, is deze onder punt 5 genoemde uitzondering in het buitengebied niet van toepassing.

Hardheidsclausule

De bebouwde omgeving varieert en de gebiedscriteria zijn niet altijd toereikend. Het kan voorkomen dat een bouwwerk in strijd is met de gebiedsgerichte criteria maar wel een waardevolle en/of kwalitatieve toevoeging vormt voor de bebouwde omgeving. Daarnaast kan het voorkomen dat, ook al wordt voldaan aan de gebiedsgerichte criteria, het bouwwerk niet aanvaardbaar is. In dit soort situaties geldt, als een aan de beleidsregel inherente afwijkingsbevoegdheid (ex. artikel 4:84 Awb) dat:

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij er sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel mag bestaan aan de toepassing van de genoemde criteria.

Bij het gebruik van dit "vangnet" dient uiteraard deugdelijk gemotiveerd te worden waarom van de beleidsregel wordt afgeweken en er een uitzondering wordt gemaakt.

Deel Excessenregeling     

Op grond van artikel 19 van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat "in ernstige mate in strijd is met de redelijke eisen van welstand" aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Hiervoor dient in de welstandsnota een excessenbepaling te worden opgenomen.

Van een exces is sprake wanneer veel mensen het bouwwerk lelijk vinden (de buitensporigheid in het uiterlijk van een bouwwerk moet opvallen) en zich aan het bouwwerk storen.

Een exces ontstaat veelal wanneer bouwwerken niet meer gebruikt worden en in ernstig verval raken, het materiaalgebruik armoedig is (bijvoorbeeld het toepassen van oude deuren als erfafscheiding) of felle dan wel contrasterende kleuren worden gebruikt.

NL.IMRO.0737.welstanddigi-vg01_0101Het zal duidelijk zijn dat in een gebied waarvoor een hoger niveau van welstand geldt, bijvoorbeeld een historische kern, eerder sprake kan zijn van een exces.

Hoofdstuk Precedentwerking     

Bestaande bouwwerken kunnen als precedent dienen voor nieuwe bouwplannen. Aanvragers van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen zijn inventief bij het vinden van nog slechtere bouwplannen. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan pas slagen wanneer het een identieke situatie betreft. Met de introductie van gebiedsgericht welstandsbeleid, betekent dit dat nog slechts vergelijkbare bouwwerken in een zelfde welstandsgebied als voorbeeld kunnen worden aangedragen.

Bovenstaande sluit niet uit, dat een aanvrager in zijn omgeving bouwwerken kan ontdekken die niet aan het "nieuwe" welstandsbeleid voldoen. Niet de bestaande situatie maar het nieuwe welstandsbeleid is echter richtinggevend. Het door aanvragers verwijzen naar eerder toegestane bouwwerken gaat dan niet meer op indien deze bouwwerken op basis van oud welstandsbeleid zijn vergund. Eerder toegestane (vergunde) bouwwerken die niet aan dit nieuwe beleid voldoen kunnen niet meer worden verwijderd maar zullen wel langzamerhand verdwijnen omdat het nieuwe beleid dit niet meer toestaat.

Wordt op basis van de hardheidsclausule een uitzondering op het nieuwe beleid gemaakt dan kan dit uiteraard leiden tot een nieuw precedent of (structureel) tot de aanpassing van het welstandsbeleid.