Noorden Woerdense Verlaat, partiële herziening Simon van Capelweg 52-54    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding en doel     

Op 30 mei 2013 is het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' door de gemeenteraad van Nieuwkoop vastgesteld. Tegen dit vastgestelde plan is beroep ingesteld door 2 appellanten. Op 2 juli 2014 (uitspraak 201307666/1/R4) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Raad van State) uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen.

Deze uitspraak heeft op onderdelen geleid tot vernietiging van het bestemmingsplan voor het perceel Simon van Capelweg 52A te Noorden, voor zover betreft de plandelen met de bestemming 'Wonen' en de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden = 2'.

In de uitspraak heeft de Raad van State de gemeenteraad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen over de bestemming van bovengenoemd perceel, met inachtneming van wat de Raad van State daarin heeft overwogen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Het doel van het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker partiële herziening Simon van Capelweg 52-54' is om uitvoering te geven aan de uitspraak van de Raad van State en het bestemmingsplan Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' te repareren.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied     

Het plangebied van deze partiële herziening betreft het perceel Simon van Capelweg 52A te Noorden, voor zover betreft de door de Raad van State vernietigde plandelen met de bestemming 'Wonen' en de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden = 2' uit het bestemmingsplan 'Noorden Woerdense Verlaat en Vrouwenakker'. Vertaald vanuit de uitspraak betreft het plangebied feitelijk het bouwvlak van de woningen Simon van Capelweg 52 en 54. Voor deze woningen is immers binnen het bouwvlak in dat bestemmingsplan het maximaal aantal wooneenheden vastgelegd op 2 woningen. De ligging en de begrenzing van het plangebied is weergegeven op de navolgende afbeeldingen. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.

verplicht

Afbeelding 1: ligging van het plangebied

verplicht

Afbeelding 2: begrenzing van het plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan     

Vanwege de vernietiging van het besluit ter plaatse van het plangebied geldt tot het moment waarop het nieuwe bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker, partiële herziening Simon van Capelweg 52-54' in werking treedt, het volgende bestemmingsplan:

Bestemmingsplan Vaststelling Goedkeuring
Noorden en Woerdense Verlaat

(2002)
11 juli 2002 25 februari 2003 (gedeeltelijk)

12 oktober 2004 (alsnog volledig)

1.4 Leeswijzer     

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en functionele structuur en het plan van beide plangebieden. Tevens beschrijft dit hoofdstuk de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State voor het plan. In hoofdstuk 3 komen de milieutechnische randvoorwaarden naar voren. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de planregels. De economische uitvoerbaarheid wordt beschreven in hoofdstuk 5. Als laatste komen in hoofdstuk 6 de te volgen procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving     

Dit hoofdstuk gaat in op de uitspraak van de Raad van State d.d. 2 juli 2014, de vernietigde onderdelen en de hieruit voortvloeiende invulling voor het gebied van deze partiële herziening.

2.1 Bestemmingsplan Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker     

Het 'moederplan' is op 30 mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld, sinds 23 augustus 2013 in werking en sinds 2 juli 2014 (deels) onherroepelijk. Het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' is een actualisatie van de bestaande planologische regelingen vanuit meerdere (kleinere) bestemmingsplannen en is overwegend conserverend van aard. Het deelgebied 'Noorden' bevindt zich ten noorden van de Nieuwkoopse Plassen en omvat de dorpskern en lintbebouwing van Noorden. Het gebied bestaat voornamelijk uit woonbebouwing.

De locaties Simon van Capelweg 52 en 54 hebben in het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' een woonbestemming met in het bouwvlak de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden=2'. De gronden die de bestemming 'Tuin' hebben, behoren bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen.

2.2 Beroep     

Er is door twee belanghebbenden beroep aangetekend tegen het vastgestelde bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker'. Een beroepsschrift is ongegrond verklaard. Dit beroepschrift wordt daarom niet verder benoemd.

Voor het voorliggende bestemmingsplan is alleen het beroepsschrift van belang welke zich richt tegen de bestemming “Wonen” met de aanduiding “maximaal aantal wooneenheden = 2” op het perceel Simon van Capelweg 52A te Noorden.

Samengevat blijkt uit de uitspraak van de Raad van State dat er een nieuw besluit door de gemeenteraad genomen moet worden.

2.3 Uitspraak Raad van State     

Het beroep, voor zover dit betrekking heeft op het perceel Simon van Capelweg 52A, is deels gegrond verklaard. In deze paragraaf wordt de in de uitspraak van de Raad van State genoemde vernietiging uitgelegd.

De Raad van State geeft in zijn uitspraak aan dat het beroep van appellant gericht is tegen het plandeel met de bestemming 'Wonen'. Aan de Woonbestemming van de percelen Simon van Capelweg 52, 52A en 54 is de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden = 2' toegekend. Er zijn ter plaatse twee woningen toegestaan. Simon van Capelweg 52 en 54 zijn bestaande woningen. Volgens appellant had naast deze woningen ook een (boven) woning op het perceel Simon van Capelweg 52A mogelijk gemaakt moeten worden. Volgens appellant had de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden =3' moeten zijn. Volgens appellant wordt de bovenwoning al ongeveer 40 jaar permanent bewoond en voor deze bovenwoning wordt WOZ-belasting geheven.

De Raad van State geeft in zijn uitspraak aan dat in de door de gemeenteraad vastgestelde zienswijzennota de bovenwoning Simon van Capelweg 52A abusievelijk is vermeld als recreatiewoning. De genoemde recreatiewoning in de nota van zienswijzen heeft echter betrekking op een ander perceel aan de Simon van Capelweg. Dit is ter zitting door de gemeenteraad erkend. De gemeenteraad heeft zich aldus de Raad van State op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en voorts heeft de gemeenteraad bij het opstellen van het plan niet de relevante feiten vastgesteld en de nodige kennis vergaard over de af te wegen belangen.

De Raad van State oordeelt daarom dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en vernietigt het besluit van de gemeenteraad op dit punt, voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemming 'Wonen' en de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden = 2' met betrekking tot het perceel Simon van Capelweg 52A.

De uitspraak van de Raad van State houdt in dat er een nieuw besluit door de gemeenteraad moet worden genomen.

2.4 Overwegingen nieuw besluit     

In het kader van de vereiste zorgvuldigheid heeft de gemeente de situatie opnieuw beoordeeld met behulp van nadere informatie over de (boven)woning op locatie Simon van Capelweg 52/52A te Noorden.

Chronologie bestemmingsplannen

In het voormalige bestemmingsplan 'Noorden-Noordenseweg 1989' heeft de locatie Simon van Capelweg 52 de bestemming 'Agrarische doeleinden' met de nadere aanduiding 'kassenbedrijf'. Er was één bedrijfswoning op onderhavige locatie toegestaan.

In 2002 is het bestemmingsplan 'Noorden-Noordenseweg 1989' opgegaan in het bestemmingsplan 'Noorden en Woerdense Verlaat (2002)'. Het glastuinbouwbedrijf was op dat moment al jaren beëindigd. De bestaande bedrijfswoning aan de Simon van Capelweg 52 is omgezet naar één woonbestemming. Beide bestemmingsplannen kennen een artikel over overgangsrecht voor wat betreft illegaal gebruik en/of bouwen, mits dit plaats vond voor de inwerkingtreding van het desbetreffende bestemmingsplan. In 2013 is het bestemmingsplan 'Noorden en Woerdense Verlaat (2002)' geactualiseerd en opgegaan in het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker'.

Inventarisatie

Op 19 augustus 2014 heeft het team Toezicht van de gemeente Nieuwkoop, met instemming van appelanten, een controle gedaan op de locatie Simon van Capelweg 52 te Noorden. Uit de inventarisatie blijkt dat op het perceel aan de voorkant een woning staat met daar haaks achter een berging. Deze berging bestaat uit twee lagen en zit aan de woning vast. Achter deze berging staat een kas. De begane grond van deze berging is ingericht als garage, berging en bijkeuken behorend bij de woning aan de straatzijde.

Aan de rechterzijde van deze berging zit een deur. Er is een halletje met een trap naar boven en er is een deur naar een badkamer met toilet. Boven is er een woonkamer met open keuken en twee slaapkamers. Beide woondelen van de locatie Simon van Capelweg 52 delen dezelfde stroom,- water- en elektrameter.

Appellant geeft in het beroepsschrift aan dat er WOZ geheven wordt sinds de woningsplitsing in 2008. In het bestemmingsplan 'Noorden Woerdense Verlaat' (2002) is in artikel 32.3 woningsplitsing een bevoegdheid van het college. Hier zijn voorwaarden aan verbonden. Er is voor de locatie Simon van Capelweg 52/52A door de gemeente geen procedure doorlopen voor woningsplitsing. Er is geen vergunning verleend.

De gemeentelijke basisregistratie van de gemeente Nieuwkoop kent geen huisnummer voor de Simon van Capelweg 52A. In de gemeentelijke basisregistratie (peildatum 29 augustus 2014) staan op het adres Simon van Capelweg 52 te Noorden drie personen in de familie sfeer (vader, moeder en zoon) ingeschreven.

Kadastraal (peildatum 29 augustus 2014) is locatie aan de Simon van Capelweg 52 in eigendom van appellanten. Omdat de woningsplitsing (de feitelijke handeling hiertoe) na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Noorden en Woerdense Verlaat' heeft plaatsgevonden, is er voorts geen sprake van een overgangsrechtelijke situatie.

Conclusie

Er is op basis van bovenstaande informatie geen reden om een ander besluit te nemen dan in het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' is gedaan. Om de vernietigde plandelen te herstellen voor de locatie Simon van Capelweg 52-54 zullen de gronden op gelijke wijze bestemd worden zoals in het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker'. Er zijn in deze partiële herziening geen wijzigingen aangebracht. De oorspronkelijk bestemde situatie wordt opnieuw vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten en randvoorwaarden     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang ook verschillende milieuhygiënische en planologische aspecten te behandelen. Voorliggend plan betreft echter een conserverend plan waarbij geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en de feitelijke situatie wordt bestemd. Gebiedsonderzoeken zijn derhalve niet nodig.

Verder is in het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' het planologisch beleidskader (zie hoofdstuk 5 van dat plan) en de relevante milieuaspecten (zie hoofdstuk 6 van dat plan) vermeld die gelden voor eventuele ontwikkelingen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor nader inzicht in deze uitgangspunten en voorwaarden wordt verwezen naar dat bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Juridische regeling     

4.1 Algemeen     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. Deze toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Dit betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' voor de locatie Simon van Capelweg 52-54. Onderstaande beschrijving voorziet slechts in de op deze herziening van toepassing zijnde regels, waarbij de in dit plan opgenomen regeling één op één is overgenomen uit dat bestemmingsplan, overeenkomstig de regeling zoals deze was opgenomen voor het perceel Simon van Capelweg 52 en het perceel Simon van Capelweg 54.

Net als ieder ander bestemmingsplan, bestaat dit bestemmingsplan uit een toelichting, regels en een verbeelding. Het doel van dit bestemmingsplan is om uitvoering te geven aan de uitspraak van de Raad van State en het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' te repareren. Het bestemmingsplan is overeenkomstig dit doel opgezet. Het betreft geen actualisatie van het geldende bestemmingsplan, maar een reparatie.

Concreet betekent dit dat in de toelichting alleen aandacht wordt besteed aan de te repareren onderdelen. Vanwege het feit dat met dit plan uitsluitend de oorspronkelijk bestemde situatie opnieuw wordt vastgelegd, is de beleidsbeschrijving en de toetsing aan milieu- en omgevingsaspecten reeds gegeven in het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker'.

Analoog hieraan zijn op de verbeelding alleen de door de Raad van State vernietigde, maar ongewijzigde, percelen/aanduidingen opgenomen. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen de regels uit het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' integraal over te nemen. In de regels zijn geen wijzigingen aangebracht ten opzichte van het oorspronkelijke plan.

De opbouw van het bestemmingsplan is conform de SVBP 2012, de huidige RO-Standaard voor het opstellen van bestemmingsplannen. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat en hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

4.2 Beschrijving per bestemming     

In de volgende paragraaf is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'.

Artikel 18 Wonen

De woningen in de kernen en langs de linten hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Naast wonen is het toegestaan om, onder voorwaarden, beroepsmatige activiteiten uit te oefenen. Ook mantelzorg is toegestaan binnen de bestemming wonen. Binnen de regels van de bestemming zijn diverse bouwregels opgenomen ten aanzien van het bouwen van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken. Ook voor overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen.

Bij de omgevingsvergunning om af te wijken van de bouw- en goothoogte voor dakopbouwen is opgenomen dat de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn. Dit houdt in dat de dakopbouw qua vormgeving en afmetingen (dus niet: kleur en materialisering) aan moet sluiten bij de dakopbouwen zoals ie (legaal) gerealiseerd zijn op het betreffende blok woningen of op woningen van een identiek type in de directe omgeving (kern).

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3

Op de gronden behorende tot het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toegekend omdat de gronden op basis van de archeologische verwachtingskaart mogelijk archeologische waarden bevatten. Bouwen is op deze gronden ten behoeve van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming uitsluitend toegestaan, nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Uitzondering hierop is het vervangen, vernieuwen of veranderen van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot. Vanwege de aanwezige archeologische waarden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan de aangegeven oppervlakte (verschilt per gebied) en dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid     

Het betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Noorden, Woerdense Verlaat en Vrouwenakker' voor de locatie Simon van Capelweg 52-54. Het betreft geen actualisatie van het geldende bestemmingsplan, maar een reparatie. De oorspronkelijk bestemde situatie wordt opnieuw vastgelegd. Voor de gronden zijn dan ook geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is de economische uitvoerbaarheid van dit plan geborgd.

Hoofdstuk 6 Procedure     

In de uitspraak heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is de gemeenteraad opgedragen een nieuw besluit te nemen voor de vernietigde plandelen. Dit plan hoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden voorbereid. Dit betekent dat het plan niet als ontwerpbestemmingsplan ter visie hoeft te worden gelegd. Het bestemmingsplan wordt daarom direct ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na bekendmaking van de besluitvorming van de gemeenteraad hebben belanghebbenden zes weken de tijd om beroep aan te tekenen bij de Raad van State. Het raadsbesluit zal op de gebruikelijke wettelijke wijze worden gepubliceerd.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan     

Het bestemmingsplan 'Noorden Woerdense Verlaat, partiële herziening Simon van Capelweg 52-54' met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpNOWVVnowovervcor-va01 van de gemeente Nieuwkoop.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Verbeelding     

De van het plan deel uitmakende kaart alsmede de legenda.

1.4 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aaneengebouwde woning     

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen.

1.7 Achtererfgebied     

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 Afhankelijke woonruimte     

Een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woningen en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bedrijf     

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 Bedrijf aan huis     

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.

1.12 Bedrijfsvloeroppervlak     

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 Bedrijfswoning     

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.14 Beroep aan huis     

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.15 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevi-inrichting     

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 Botenhuis     

Al dan niet drijvende overkapping ten behoeve van het stallen van een (plezier)vaartuig.

1.20 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.22 Bouwperceel     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 Bouwperceelsgrens     

De grens van een bouwperceel.

1.24 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 Bouwwerk     

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd is om ter plaatse te functioneren.

1.26 Coffeeshop     

Gelegenheid waar softdrugs worden verkocht.

1.27 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 Detailhandel perifeer     

Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in auto's, boten, caravans en daarmee gelijk te stellen goederen, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

1.29 Dienstverlening     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.30 Erf     

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.31 Erker     

Bijbehorend bouwwerk van ondergeschikte betekenis aan de begane grond van een gebouw, waarvan de wanden, met uitzondering van de borstwering, door vensters worden gevormd.

1.32 Evenement     

Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbouwen van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

1.33 Garage     

Een bouwwerk dat primair dient ter stalling van (motor)voertuigen, alsook niet-bedrijfsmatige opslag van andere goederen.

1.34 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)     

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.36 Geluidzoneringsplichtige inrichting     

Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.37 Geschakelde woning     

Woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden en waarbij minimaal 1 zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens staat.

1.38 Gesloten oppervlakteverharding     

Aaneengesloten bodembedekking ten behoeve van bijvoorbeeld (weg)verkeer, parkeren, de aanleg van tuinen, erven en dergelijke, door gebruikmaking van materialen als beton, steen, asfalt en/of metaal.

1.39 Gestapelde woning     

Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.40 Guesthouse     

Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming, aan maximaal 8 personen, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een guesthouse wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.41 Hoofdgebouw     

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42 Horeca     

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, met uitzondering van een cateringbedrijf.

Horeca, categorie 1 ('lichte horeca')

Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Zoals:

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur;
  • bistro;
  • restaurant;
  • hotel.

Horeca, categorie 2 ('middelzware horeca')

Horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijk hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- / dansevenementen).

Horeca, categorie 3 ('zware horeca')

Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- / dansevenementen).

1.43 Huishouden     

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.

1.44 Kamerbewoning     

Het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens.

1.45 Kantoor     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate in persoon te woord wordt gestaan en geholpen.

1.46 Kunstwerken     

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.47 Land- en tuinbouw op open grond     

De teelt van gewassen, waaronder begrepen bosbouw, fruitteelt en tuinbouw, alsmede het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.

1.48 Maatschappelijk     

Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals:

  • begraafplaatsen; en/of
  • bibliotheken; en/of
  • gezondheidszorg; en/of
  • jeugdopvang; en/of
  • naschoolse opvang; en/of
  • onderwijs; en/of
  • openbare dienstverlening; en/of
  • praktijkruimten; en/of
  • religie; en/of
  • uitvaartcentra; en/of
  • verenigingsleven; en/of
  • welzijnsinstellingen; en/of
  • zorginstellingen; en/of
  • Kulturhus.

1.49 Mantelzorg     

Het bieden van niet afdwingbare zorg, die door niet professionele mensen in het kader van een sociale (familie)relatie wordt gegeven.

1.50 Niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering     

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in bedrijfsgebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf.

1.51 Ondergeschikte functies     

Functies waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing als zodanig mag worden gebruikt.

1.52 Ondergronds bouwwerk     

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,50 meter beneden peil.

1.53 Overkapping     

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.

1.54 Peil     

  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw.
  • Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.55 Pleziervaartuig     

Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.56 Productiegebonden detailhandel     

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.57 Prostitutie     

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 Recreatief medegebruik     

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.59 Recreatieve voorziening     

Voorziening ten behoeve van recreatie, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming.

1.60 Recreatiewoning     

Een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep mensen, die daar geen hoofdverblijf hebben; van hoofdverblijf is hier sprake, indien het gebruik als woning door een persoon, gezin of andere groep personen:

  1. noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Nieuwkoop overeenkomstig de (geldende) wettelijke voorschriften (Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), en/of;
  2. inhoudt dat in de woning, in een kalenderjaar, meer dan 182 maal, al dan niet achtereenvolgend door een zelfde persoon, gezin of andere groep mensen, nachtverblijf wordt gehouden.

1.61 Seksinrichting     

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.62 Smartshop/ Growshop     

Een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.

1.63 Steiger     

Een bouwwerk, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor één of meer hierna genoemde doelen om:

  1. een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen;
  2. als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
  3. als terrasuitbreiding.

1.64 Tuincentrum     

Een bedrijf dat binnen een ruimte of op een terrein, al dan niet overdekt, planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en/of diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen. Onder volledig assortiment wordt begrepen:

  1. basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
  2. randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin en benodigde artikelen, alsmede dieren, dierenbenodigdheden en -voeding, decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dierenservice (trim mogelijkheid, medische- en preventieve zorg, advies), tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, ‘buitenkoken’ en accessoires, streekproducten als appels, peren, honing, e.d.
  3. gelegenheidsassortiment en ambulante verkoop: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen en Kerstmis;
  4. artikelen die niet direct tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel behoren tot een maximum van 500 m²;
  5. een horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit.

1.65 Twee- aaneen gebouwde woning     

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.66 Uitleverpunt     

Een kleine ruimte, waar bedrijfsmatig goederen worden geleverd aan personen, die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling van verkoop.

1.67 Verblijfsrecreatie     

Het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.68 Voorgevel     

Naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels. Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt.

1.69 Voorgevelrooilijn     

De (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging van de voorgevelrooilijn.

1.70 Voorzieningen van algemeen nut     

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het weg- en waterverkeer.

1.71 Vrijstaande woning     

Een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.

1.72 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.73 Waterlijn     

Het grensvlak tussen water en lucht.

1.74 Webwinkel     

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel via internet en post verloopt en/of via een uitleverpunt. Opslag is beperkt toegestaan.

1.75 Wet/wettelijke regelingen     

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.76 Woonboot     

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet.

1.77 Woning     

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij ondergrondse bouwwerken niet mee tellen bij inhoudsbepaling.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens     

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 De oppervlakte van een woonschip     

De neerwaartse projectie van het dakvlak, vermeerderd met steigers en plankieren boven het waterpeil.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk     

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Het bebouwingspercentage     

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.10 Vloeroppervlakte     

De (gebruiks)vloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. land- en tuinbouw op open grond;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' op de verbeelding, een glastuinbouwbedrijf;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' op de verbeelding, een tuincentrum;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rietsnijden' op de verbeelding, een rietsnijdersbedrijf;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;

met de daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. nieuwe bedrijfsbebouwing staat ten dienste van het agrarisch bedrijf en dient noodzakelijk te zijn voor doelmatige, duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  3. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven op de verbeelding;
  4. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 respectievelijk 8 meter, met dien verstande dat:
    1. kassen alleen binnen de aanduiding 'glastuinbouw' zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 7 meter;
    2. indien op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes;
  5. indien een bedrijfsgebouw niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen;
  6. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter.
3.2.2 Bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud;
  5. indien een woning niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
3.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. de maximale bouwhoogte van sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt 7 meter;
  7. de maximale bouwhoogte van ruwvoedersilo's bedraagt 25 meter;
  8. de maximale bouwhoogte van hooibergen en voerdersilo's bedraagt 15 meter;
  9. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  10. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

3.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

3.4.1 Bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

3.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan bedrijfswoningen), met uitzondering van mantelzorg;
  4. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  5. seksinrichting;
  6. prostitutie.

Artikel 4 Bedrijf     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 zoals genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten opgenomen als bijlage bij deze regels;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' op de verbeelding het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 t/m 3.1 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage bij deze regels;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuiterij' op de verbeelding een autospuiterij;
  4. kantoor, tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m² per bedrijf;
  5. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  6. webwinkels, waarbij opslag en een uitleverpunt is toegestaan; de oppervlakte van een uitleverpunt bedraagt 30 m² bvo;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt.
  8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalwaterpersgemaal' op de verbeelding, een afvalwaterpersgemaal;

met de daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 6 meter en 8 meter tenzij op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes;
  4. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter.
4.2.2 Bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. indien een woning niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, moet de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedragen;
  5. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
4.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

4.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

4.4.1 Bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

4.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan bedrijfswoningen) met uitzondering van mantelzorg;
  4. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  5. seksinrichting;
  6. prostitutie.
  7. kantoren, behoudens het bepaalde in 4.1 sub d;
  8. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1 sub e en f;
  9. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  10. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  11. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  12. Bevi-inrichtingen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van:

  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, sub a en b indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, sub a en b, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, sub a en b, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid     

4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van bedrijfswoningen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning', als bedoeld in 4.1 sub g, te verwijderen, indien het gebruik van de bedrijfswoning als zodanig tenminste 2 jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat genoemd gebruik op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 5 Bedrijventerrein     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 t/m 3.2 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage bij deze regels;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonwarenfabriek' op de verbeelding een betonwarenfabriek met bijbehorende silo's;
  3. zoneringsplichtige inrichtingen volgens de Wet geluidhinder zijn toegelaten;
  4. kantoor, tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m² per bedrijf;
  5. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  6. webwinkels, waarbij opslag en een afleverpunt is toegestaan; de oppervlakte van een afleverpunt bedraagt 30 m² bvo;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt.

met de daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak, te berekenen over het bouwperceel, door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet meer dan is weergegeven op de verbeelding;
  4. de maximum bouwhoogte van silo's bedraagt 15 meter;
  5. indien bedrijfsgebouwen niet aaneengebouwd worden, bedraagt de onderlinge afstand minimaal 1 meter;
  6. de afstand van gebouwen tot watergangen bestemd als 'Water' bedraagt tenminste 2 meter en tot 'Water - Plassengebied' ten minste 3 meter.
5.2.2 Specifieke bouwaanduiding - zone 1     

Voor de gronden gelegen binnen de 'specifieke bouwaanduiding - zone 1' op de verbeelding geldt:

  1. de zone is primair bedoeld voor de parkeerbehoefte van de betonwarenfabriek,
  2. binnen de zone zijn tevens representatieve functies als een buitenexpositie, kantoor en kantine, vergader- en ontvangstruimte toegestaan;
  3. de bebouwing dient primair georiënteerd te worden op de Lange Meentweg;
  4. de bebouwing mag vrij geplaatst worden; plaatsing in de rooilijn is niet vereist;
  5. de bebouwing dient plat gedekt te worden;
  6. ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties mogen maximaal 10 % van het oppervlak van het gebouw bedragen;
  7. buitenopslag is niet toegestaan.
5.2.3 Specifieke bouwaanduiding - zone 2     

Voor de gronden gelegen binnen de 'specifieke bouwaanduiding - zone 2' op de verbeelding geldt:

  1. de bebouwing dient primair georiënteerd te worden op de Amstelkade, de bebouwing op de hoek met de Lange Meentweg dient tevens georiënteerd te worden op de Lange Meentweg;
  2. de voorgevels van het hoofdvolume dienen in een rooilijn op 9 m afstand van de voorste erfgrens gesitueerd te worden;
  3. in de zone tussen 3 m en 9 m van de voorste erfgrens zijn representatieve voorbouwen toegestaan met een maximale breedte van 2/3 van de gevel van het hoofdvolume;
  4. de voorgevels dienen een maximaal 15 m brede geleding te bevatten opdat de oorspronkelijke verkavelingsrichting geaccentueerd wordt;
  5. de parkeerbehoefte dient op eigen terrein opgelost te worden;
  6. de 3 m brede bebouwingsvrije zone voor de voorgevel kan benut worden voor representatie;
  7. buitenopslag is alleen achter de voorgevel toegestaan;
  8. op de zijdelingse perceelsgrenzen dient een groene geleding, beplantingssingel, haag, bomenrij, o.i.d., aangebracht te worden;
  9. de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  10. de bouwvolumes dienen plat gedekt te zijn;
  11. ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties mogen maximaal 10 % van het oppervlak van het gebouw bedragen;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afschermend element' zijn uitsluitend afschermende voorzieningen in de vorm van beplanting met een hoogte van minimaal 6 tot maximaal 8 m of een coulisse bestaande uit schermen van beton of hout met een minimale hoogte van 3 m en een maximale hoogte van 6 m met eventueel enkele hogere accenten toegestaan. .
5.2.4 Specifieke bouwaanduiding - zone 3     

Voor de gronden gelegen binnen de 'specifieke bouwaanduiding - zone 3' op de verbeelding geldt:

  1. de bebouwing dient primair georiënteerd te worden op de Kromme Mijdrecht;
  2. de bebouwing dient uit duidelijke hoofdvormen te bestaan, silo's en installaties dienen tot grotere eenheden gebundeld te worden;
  3. de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen.
5.2.5 Bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud;
  5. inpandige bedrijfswoningen hebben een maximale inhoud van 750 m3. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
5.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
5.2.7 Overkappingen     
  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
5.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  4. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  5. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  6. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

5.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Afwijken van de bouwregels     

5.4.1 Bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.6 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

5.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  4. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  5. seksinrichting;
  6. prostitutie.
  7. kantoren, behoudens het bepaalde in 5.1 sub d;
  8. wonen, behoudens het bepaalde in 5.1 sub g;
  9. detailhandel;
  10. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  11. Bevi-inrichtingen;
  12. stallen en parkeren van vervoersmiddelen op de openbare weg of in openbaar gebied.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels     

5.6.1 Afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 sub a     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1, sub a ten behoeve van:

  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Centrum     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. dienstverlening;
  3. maatschappelijk;
  4. horeca tot en met categorie 2, uitsluitend op de begane grond;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verbeelding één woning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt.

met de daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is weergegeven op de verbeelding.
6.2.2 Woningen     

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  5. de maximum inhoud van een woning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
6.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

6.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Afwijken van de bouwregels     

6.4.1 Bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

6.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  4. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  5. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  6. seksinrichting;
  7. prostitutie;
  8. detailhandel, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels     

6.6.1 Verkoop en opslag van vuurwerk     

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 sub e in die zin dat gebouwen mogen worden gebruikt voor de verkoop en opslag van vuurwerk, mits wordt voldaan aan de regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit);

6.6.2 Beoordelingscriteria     

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;
  2. het veiligheidsniveau van de waterkering;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Gemengd     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoor;
  2. dienstverlening;
  3. maatschappelijk;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verbeelding één woning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de verbeelding, tevens detailhandel;
  6. webwinkels zonder uitleverpunt;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstof zonder lpg' op de verbeelding, een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemend - telefooncentrale' op de verbeelding, een telefooncentrale;

met de daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is weergegeven op de verbeelding;
7.2.2 Woningen     

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. de maximum inhoud van een woning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
7.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

7.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Afwijken van de bouwregels     

7.4.1 Bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

7.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  4. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  5. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  6. seksinrichting;
  7. prostitutie;
  8. detailhandel, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid     

7.6.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - 2     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan in die zin te wijzigen dat ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 2' twee grondgebonden woningen mogelijk zijn met inachtneming van de volgende regels:

  1. Het aantal grondgebonden woningen bedraagt maximaal 2;
  2. de oppervlakte van een nieuw te bouwen of her te ontwikkelen hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
  4. als parkeernorm dient te worden uitgegaan van de op het moment van het opstellen van het wijzigingsplan geldende parkeerbeleid van de gemeente Nieuwkoop;
  5. voor de ontwikkeling een ruimtelijke onderbouwing wordt opgesteld waaruit blijkt dat:
    1. voldaan wordt aan landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid;
    2. nieuwbouw van de woningen uitsluitend plaats mag vinden indien akoestisch onderzoek heeft aangetoond dat de maximaal toegestane geluidsbelasting van de weg op de gevel van de te realiseren woning niet wordt overschreden dan wel indien er een hogere grenswaarde is verkregen;
    3. voordat de ontwikkeling plaatsvindt een onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna en waterhuishouding (bij toename verharding met 500 m2 of meer) dient te zijn uitgevoerd. Eventuele maatregelen om de gevolgen tot een minimum te beperken dienen in de planvorming te worden opgenomen;
    4. voordat de ontwikkeling plaatsvindt een bodemsanering dient plaats te vinden op basis van reeds eerder uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken;
  6. voordat de herontwikkeling plaatsvindt, dient duidelijkheid te bestaan over de economische uitvoerbaarheid van het plan door het sluiten van een (anterieure) overeenkomst waarin alle plankosten door de initiatiefnemer worden gedragen.

Artikel 8 Groen     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen;
  2. wandel- en fietspaden;
  3. speelplaatsen;
  4. waterlopen en waterpartijen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte per gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  2. het oppervlak per gebouw bedraagt maximaal 15 m².
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte, met uitzondering van verlichtingsarmaturen, bedraagt maximaal 3 meter;
  2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt maximaal 8 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  4. seksinrichting;
  5. prostitutie.

Artikel 9 Horeca     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca tot en met horecacategorie 2, conform Bijlage 3 Lijst van horeca categorieën, uitsluitend op de begane grond;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één woning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel' op de verbeelding een hotel met 9 kamers;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - vissportcentrum' op de verbeelding, een vissportcentrum;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - botenverhuur' op de verbeelding, een botenverhuur;

met de daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

9.2 Bouwregels     

9.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is weergegeven op de verbeelding;
9.2.2 Bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. de maximum inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
9.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

9.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

9.4 Afwijken van de bouwregels     

9.4.1 Bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

9.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  4. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  5. seksinrichting;
  6. prostitutie.

Artikel 10 Maatschappelijk     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. ondergeschikte horeca tot ten hoogste horecacategorie 1, conform Bijlage 3 Lijst van horeca categorieën;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' op de verbeelding een horecafunctie tot en met horecacategorie 2, conform Bijlage 3 Lijst van horeca categorieën, uitsluitend op de begane grond;
  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' op de verbeelding, een rijksmonument;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' op de verbeelding, een begraafplaats;
  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de verbeelding detailhandel;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal' op de verbeelding, een sporthal;
  8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één bedrijfswoning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;

met de daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is weergegeven op de verbeelding;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan met een maximaal verkoopvloeroppervlak van 200 m2.
10.2.2 Bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. de maximum inhoud van een woning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouwd wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
10.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

10.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

10.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

10.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  4. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  5. seksinrichtingen;
  6. prostitutie.

Artikel 11 Recreatie     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. speelterreinen;
  2. dierenweiden;
  3. lig- en zonneweiden;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één woning, met daarbij behorend:
    1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
    2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' op de verbeelding één recreatiewoning;
  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' op de verbeelding, een volkstuin;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vissportbedrijf' op de verbeelding, een vissportbedrijf met bijbehorende aanlegplaatsen voor maximaal 40 boten en twee bedrijfswoningen;
  8. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan' op de verbeelding, een recreatiebedrijf met maximaal 18 stacaravans;
  9. uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'bijgebouw' op de verbeelding één bijbehorend bouwwerk.

met daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden, de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt 6 meter respectievelijk 10 meter tenzij op de verbeelding met de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven, dan gelden deze maten als maximale hoogtes.
11.2.2 Bedrijfswoningen     

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. woningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximum goothoogte bedraagt 6 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter;
  4. de maximum inhoud van een woning bedraagt 750 m³. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
11.2.3 Recreatiewoning     

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden aanvullend op artikel 11.2.1 de volgende regels:

  1. binnen het bouwvlak mag één recreatiewoning en één bijbehorend bouwwerk worden opgericht;
  2. de maximale oppervlakte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 60 m2, met dien verstande dat indien het aanduidingsvlak minder is dan 60 m², de recreatiewoning mag uitbreiden tot een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  3. in afwijking van 11.2.1 onder c bedraagt de goot- en bouwhoogte van de recreatiewoning bedraagt maximaal 3 meter respectievelijk 5,5 meter;
  4. in afwijking van 11.2.5 bedraagt de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning maximaal 10 m².
11.2.4 Gebouwen ten behoeve van volkstuinen     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ op de verbeelding is maximaal één berging toegestaan met een oppervlakte van maximaal 4 m²;
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’ op de verbeelding is maximaal één kas toegestaan met een oppervlakte van maximaal 10 m²;
  3. De bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 meter.
11.2.5 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen;
  8. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw' mag een vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een maximale goot en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5,5 meter en gelden de volgende regels:
    1. het bijgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. het bijgebouw mag niet worden gebruikt voor bewoning of verblijfsrecreatie;
    3. het stallen van caravans, tenten en overige kampeermiddelen is niet toegestaan;
    4. het aanleggen van verhardingen op de gronden behorend bij het bijgebouw is niet toegestaan.
11.2.6 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
11.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

11.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

11.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.5 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

11.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  4. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  5. seksinrichtingen;
  6. prostitutie;
  7. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  8. permanente bewoning van recreatiewoningen.

Artikel 12 Sport     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van sportactiviteiten, al dan niet in combinatie met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1, conform Bijlage 3 Lijst van horeca categorieën;

met daarbij behorende:

  1. water- en groenvoorzieningen;
  2. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  3. wegen en paden;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. voorzieningen van algemeen nut;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

12.2 Bouwregels     

12.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij het maximum bebouwingspercentage van het desbetreffende bouwvlak door een bouwaanduiding is weergegeven op de verbeelding;
  3. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen.
12.2.3 Overkappingen     
  1. overkappingen zijn binnen het gehele bouwperceel toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van ballenvangers bedraagt 8 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter;
  6. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 16 meter;
  7. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  8. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  9. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

12.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

12.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.

12.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  4. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  5. seksinrichtingen;
  6. prostitutie.

Artikel 13 Tuin     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. ontsluitingswegen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterlopen en waterpartijen;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels     

13.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' op de verbeelding waar bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een maximum goothoogte van 3 meter en een maximum bouwhoogte van 5,5 meter en behoudens het bepaalde in 13.2.2 en 13.2.4.

13.2.2 Erkers     

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  1. de diepte van een erker bedraagt maximaal 1,5 meter;
  2. de breedte van een erker mag maximaal tweederde van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
  3. op één hoek van het hoofdgebouw is een hoekerker toegestaan, mits de diepte aan de zijgevel maximaal 1,5 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  4. de goothoogte van een erker bedraagt maximaal de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met de helft van de hoogte van de tweede bouwlaag.
13.2.3 Botenhuizen     

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  1. er is maximaal één botenhuis toegestaan per bouwperceel;
  2. de maximale oppervlakte van een botenhuis bedraagt 50 m², mits het bouwperceel voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  3. de maximale hoogte van een botenhuis bedraagt 2 meter boven de waterlijn;
  4. botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bouwperceel en niet in en boven sloten tussen bouwpercelen om zo het vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per perceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

13.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

13.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  4. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  5. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  6. seksinrichting;
  7. prostitutie.

Artikel 14 Verkeer     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelterreinen;
  4. kunstwerken;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. waterpartijen en watergangen;
  7. voorzieningen van algemeen nut;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. bruggen ten behoeve van de ontsluiting van woonkavels en openbaar gebied;
  10. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

14.2 Bouwregels     

14.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en brugwachtershuisjes     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en brugwachtershuisjes gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte per gebouw bedraagt 3 meter;
  2. de maximale oppervlakte per gebouw bedraagt 15 m².
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  4. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

14.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

14.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  4. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  5. seksinrichting;
  6. prostitutie.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een functie voor verkeer en verblijf;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' op de verbeelding een evenemententerrein;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding een parkeerterrein;
  4. groenvoorzieningen;
  5. langzaam verkeersroutes;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. waterpartijen en watergangen;
  8. voorzieningen van algemeen nut;
  9. speelterreinen;
  10. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. bruggen ten behoeve van de ontsluiting van woonkavels en openbaar gebied;
  12. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

15.2 Bouwregels     

15.2.1 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte per gebouw bedraagt 3 meter;
  2. de maximale oppervlakte per gebouw bedraagt 15 m².
15.2.2 Garages     

Voor het bouwen van garages gelden de volgende regels:

  1. garages zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'garage' op de verbeelding;
  2. de maximale bouwhoogte van garages bedraagt 3 meter.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  2. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  4. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

15.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

15.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  4. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  5. seksinrichting;
  6. prostitutie.

Artikel 16 Water     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de verbeelding een brug;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' op de verbeelding een steiger waar binnen de aanduiding een steiger afwijkend van het gestelde in 16.2.3 sub c t/m e gerealiseerd mag worden;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' op de verbeelding een ligplaats van één woonboot;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sluis' op de verbeelding een sluis;
  6. de aanleg en instandhouding van kunstwerken;

met daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. wegen en paden;
  3. voorzieningen van algemeen nut;
  4. steigers en aanleggelegenheden voor pleziervaartuigen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

16.2 Bouwregels     

16.2.1 Gebouwen     

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

16.2.2 Botenhuizen     

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  1. er is maximaal één botenhuis toegestaan per aangrenzend bouwperceel;
  2. de maximale oppervlakte van een botenhuis bedraagt 50 m², mits het bouwperceel voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  3. de maximale hoogte van een botenhuis bedraagt 2 meter boven de waterlijn;
  4. botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bouwperceel en niet in en boven de sloten tussen aangrenzende bouwpercelen in, om zo het  vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  2. per aangrenzend bouwperceel, waarop een bouwvlak is gelegen is ten behoeve van dat bouwperceel slechts één steiger of aanleggelegenheid toegestaan;
  3. de maximale oppervlakte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 30 m²;
  4. de maximale lengte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 15 meter;
  5. de maximale bouwhoogte van een steiger of aanleggelegenheid bedraagt 0,5 meter, gemeten vanaf de waterlijn;
  6. de maximale breedte van een brug bedraagt 4 meter;
  7. een steiger of aanleggelegenheid dient aan de achterzijde van het perceel te worden gebouwd;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' op de verbeelding is maximaal één woonschip toegestaan met een maximale met een maximale bouwhoogte van 4,5 meter boven de waterlijn. De maximale breedte bedraagt 5 meter en de maximale lengte bedraagt 20 meter inclusief steigers en plankieren boven de waterlijn;
  9. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

16.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

16.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1 sub b teneinde bruggen en duikers toe te staan op gronden, die direct grenzen aan de bestemming Water Plassengebied, met dien verstande dat:

  1. niet meer dan één duiker of brug per perceel mag worden toegestaan;
  2. de breedte van een brug of de kruinbreedte van een dam ten hoogste 3,5 meter bedragen;
  3. deze direct moet aansluiten op gronden met de bestemming Water, die deel uitmaken van een kadastraal perceel waarop een woning of bedrijfsgebouw is gebouwd.
16.4.1 Bruggen, dammen en andere bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1 onder b, met dien verstande:

  1. de bouw van bruggen buiten de aanduiding 'brug' indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van een aanliggend perceel en de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient adives te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en wegbeheerder;
  2. de bouw van dammen (al dan niet met duikers), vlonders en/of kaden indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonneen bij de waterbeheerder.
16.4.2 Steigers of aanleggelegenheid     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.3 onder e, ten behoeve van een maximale bouwhoogte voor steigers of aanleggelegenheid van 1 meter gemeten vanaf de waterlijn indien dit vanuit beheerstechnische redenen noodzakelijk is.

16.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. seksinrichting;
  4. prostitutie.

16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

16.6.1 Verbod     

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning in de vorm van een aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, veranderen of dempen van watergangen;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen.
16.6.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in 16.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
16.6.3 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 16.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in 16.1 genoemde voorzieningen ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 17 Water - Plassengebied     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water - Plassengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water ten behoeve van verkeer te water;
  2. de waterhuishouding;
  3. landschappelijke en aanwezige en potentiële natuurwaarden van het water, eilandjes en eilanden in samenhang met het petgatenlandschap vormend als onderdeel van het plassengebied;

met daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. wegen en paden;
  3. voorzieningen van algemeen nut;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

17.2 Bouwregels     

17.2.1 Gebouwen     

Op, in of boven deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

17.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 teneinde duikers en bruggen toe te staan, met dien verstande dat:

  1. niet meer dan één duiker of brug per perceel mag worden toegestaan;
  2. de breedte van een brug of de kruinbreedte van een dam ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  3. daardoor de landschappelijke en aanwezige en potentiële natuurwaarden als bedoeld in 17.1 onder c niet onevenredig worden aangetast, een en ander met dien verstande dat het in ieder geval niet toelaatbaar is, dat:
    1. het doorzicht vanaf de voorliggende weg op de plas niet onevenredig wordt aangetast;
    2. langs de oever riet, biezen of andere landschappelijke belangrijke vegetatie worden verwijderd dan wel onevenredig worden aangetast.

17.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. prostitutie.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

17.5.1 Verbod     

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water - Plassengebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het aanleggen van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  4. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet reed met houtgewassen waren beplant;
  5. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetatie;
  6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezig water;
  7. het aanleggen of aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen.
17.5.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  4. het aanleggen van paden voor zover dit voor een doelmatig beheer noodzakelijk is en voor zover dit voor de waarden van de gronden van geringe betekenis moet worden geacht;
  5. werken en werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud van watergangen en kaden, alsmede het baggeren;
  6. het aanbrengen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dit voor de waarden van de gronden van geringe betekenis moet worden geacht.
17.5.3 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterhuishouding en/of landschappelijke en natuurwaarden van de watergangen en eilandjes die in samenhang voor de karakteristiek van het petgatenlandschap zorgen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waterhuishouding en/of landschappelijke en natuurwaarden van de watergangen en eilandjes niet onevenredig wordt of kan worden verkleind.

Artikel 18 Wonen     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;
  2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' op de verbeelding, een rijksmonument;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'garage' op de verbeelding, garages ten behoeve van woningen;
  4. uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'detailhandel' op de verbeelding, detailhandel op de begane grond;
  5. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
  6. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;

met de daarbij behorende:

  1. erven;
  2. tuinen;
  3. in- en uitwegen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. waterlopen en waterpartijen;
  7. plankieren en steigers;
  8. voorzieningen van algemeen nut;
  9. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
  11. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

18.2 Bouwregels     

18.2.1 Hoofdgebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. als hoofdgebouw zijn uitsluitend woningen en/of wooncomplexen toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' op de verbeelding mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  4. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  5. bij herbouw dienen hoofdgebouwen, die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aaneen zijn gebouwd opnieuw aaneengebouwd te worden;
  6. bij herbouw dient ten minste 80% van het te herbouwen hoofdgebouw gelegen te zijn binnen de grenzen van het te slopen hoofdgebouw;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  8. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 meter en 10 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is weergegeven op de verbeelding;
  9. de maximale inhoud van het hoofdgebouw op het bouwperceel is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum inhoud' op de verbeelding. Ondergrondse bouwwerken worden niet meegerekend bij het bepalen van de inhoud.
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn binnen het bouwvlak en het achtererfgebied toegestaan, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen geen bijbehorende bouwwerken in één van beide stroken van 3 meter gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens zijn toegestaan;
  2. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw:
    Oppervlakte bouwpercelen Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken met inbegrip van overkappingen als bedoeld in 18.2.4
    tot en met 500 m² 50 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
    meer dan 500 m² 80 m², mits het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd
  3. de maximum goothoogte bedraagt 3 meter;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt 5,5 meter;
  5. de maximum diepte van erkers bedraagt 1,5 meter;
  6. indien bijbehorende bouwwerken niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter te bedragen;
  7. aan de zijde(n) waar een bijbehorend bouwwerk niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, dient de afstand tussen de gebouwen minimaal 1 meter te bedragen;
  8. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bijbehorende bouwwerken die reeds aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het plan, of bijbehorende bouwwerken die krachtens een op dat moment reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mogen worden gebouwd, eveneens toegestaan.
18.2.3 Botenhuizen     

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  1. er is maximaal één botenhuis toegestaan per bouwperceel;
  2. de maximale oppervlakte van een botenhuis bedraagt 50 m², mits het bouwperceel voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  3. de maximale hoogte van een botenhuis bedraagt 2 meter boven de waterlijn;
  4. botenhuizen zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van het bouwperceel en niet in en boven sloten tussen bouwpercelen om zo het vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen.
18.2.4 Overkappingen     

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  1. overkappingen zijn buiten het bouwvlak achter de voorgevellijn toegestaan;
  2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m² bedragen, mits het bouwperceel gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.
18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het bouwperceel;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  3. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn,
  4. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 8 meter. Per perceel is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  5. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter;
  6. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% berekend over het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak;
  7. de maximale bouwhoogte van beschoeiing, daaronder begrepen golfbrekers, bedraagt 1 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

18.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

18.4 Afwijken van de bouwregels     

18.4.1 Bijbehorende bouwwerken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
  3. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
  4. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
18.4.2 Erf- en terreinafscheidingen     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 18.2.5 onder c ten behoeve van de bouw van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 meter hoog vóór de voorgevelrooilijn, met inbegrip van hekken en poorten op bruggen die dienen als erf- en/of terreinafscheiding.

18.4.3 Dakopbouwen     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 18.2.1 onder h teneinde realisering van een dakopbouw toe te staan, met dien verstande dat:

  1. De toegelaten goot- en bouwhoogten mogen met ten hoogste 2 meter worden vergroot.
  2. De stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moeten zijn.

18.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
  4. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
  5. bewoning als onzelfstandige woonruimte;
  6. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  7. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
  8. seksinrichting;
  9. prostitutie.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels     

18.6.1 Bedrijf aan huis     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt;
    2. een omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat niet onder de werking van het Besluit omgevingsrecht valt, mist het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de verbeelding en uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  6. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
18.6.2 Kamerbewoning     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5 ten behoeve van kamerbewoning, met dien verstande dat:

  1. maximaal 75 m² van een woning gebruikt mag worden voor kamerbewoning;
  2. kamerbewoning niet is toegestaan in combinatie met het gebruik van een woning voor en/of de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis als bedoeld in lid 18.1 en sublid 18.6.1;
  3. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden.

Artikel 19 Leiding - Riool     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolpersleiding.

19.2 Bouwregels     

19.2.1 Voorrangsregeling     

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Riool.

19.2.2 Algemeen     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

19.2.3 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

19.4.1 Verbod     

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  5. diepploegen;
  6. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  7. het aanleggen van watergangen of het veranderen, waaronder onder meer begrepen vergraven, verruimen of dempen van watergangen.
19.4.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
19.4.3 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 20 Leiding - Water     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een ondergrondse hoofdwatertransportleiding met een belemmeringenstrook van 2,5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

20.2 Bouwregels     

20.2.1 Voorrangsregeling     

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Water.

20.2.2 Algemeen     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

20.2.3 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

20.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

20.4.1 Verbod     

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  5. diepploegen;
  6. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  7. het aanleggen van watergangen of het veranderen, waaronder onder meer begrepen vergraven, verruimen of dempen van watergangen.
20.4.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
20.4.3 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor behoud en de bescherming van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels     

21.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen     

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.2.2 Voorwaarden     

Indien uit het in 21.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

21.3.1 Verbod     

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²:

  1. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  6. het heien van palen en slaan van damwanden.
21.3.2 Uitzonderingen     

Het onder 21.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
21.3.3 Beoordelingscriteria     

De onder 21.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

21.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning     

Indien uit het in 21.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

21.4 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor behoud en de bescherming van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels     

22.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen     

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

22.2.2 Voorwaarden     

Indien uit het in 22.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

22.3.1 Verbod     

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 2.500 m²:

  1. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  6. het heien van palen en slaan van damwanden.
22.3.2 Uitzonderingen     

Het onder 22.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
22.3.3 Beoordelingscriteria     

De onder 22.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

22.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning     

Indien uit het in 22.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

22.4 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor behoud en de bescherming van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels     

23.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen     

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

23.2.2 Voorwaarden     

Indien uit het in 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

23.3.1 Verbod     

Onverminderd het in de monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 10.000 m²:

  1. grondwerkzaamheden waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondwater en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  6. het heien van palen en slaan van damwanden.
23.3.2 Uitzonderingen     

Het onder 23.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. voor onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
23.3.3 Beoordelingscriteria     

De onder 23.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover geen afbreuk gedaan wordt aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Het rapport dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

23.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning     

Indien uit het in 23.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
  2. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

23.4 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering     

24.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.

24.2 Bouwregels     

24.2.1 Voorrangsregeling     

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterkering als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Waterstaat - Waterkering.

24.2.2 Algemeen     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

24.2.3 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

24.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

24.4.1 Verbod     

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  5. diepploegen;
  6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
24.4.2 Uitzonderingen     

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
24.4.3 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels     

26.1 Goothoogte     

Boven de 'maximale goothoogte' zijn platte daken niet toegestaan.

26.2 Algemene bepaling over het ondergronds bouwen     

26.2.1 Ondergrondse werken     

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

26.2.2 Ondergrondse bouwwerken     

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar volgens de desbetreffende regels hoofdgebouwen dan wel bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  2. de ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan onder een gebouw waarbij uistekende funderingselementen tot 0,75 meter niet meetellen voor het bepalen van het bebouwd oppervlak;
  3. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 4 m² ten behoeve van lichttoetreding;
  4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter vanaf peil tot onderkant keldervloer, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m¹ onder peil gebouwd mag worden. De grondwaterhuishouding mag niet worden verstoord;
  5. in aanvulling op het bepaalde sub a en c is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 1 m¹ van de perceelsgrens;
    2. de maximale hoogte van de zwembadrand bedraagt 0,5 m¹ boven peil;
  6. in aanvulling op het bepaalde sub b zijn randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding overal binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Groen' toegestaan;
  7. onderkeldering van recreatiewoningen is niet toegestaan.
26.2.3 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
26.2.4 Afwijken ondergronds bouwen     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.2 sub b en voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet zijn gelegen onder een gebouw onder de voorwaarden, dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  2. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moeten zijn.

26.3 Dakkapellen     

26.3.1 Dakkapellen op woningen (ook bedrijfswoningen)     
  1. De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 50% van de oppervlakte van dat dakschild van de betreffende woning;
  2. en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
  3. en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakschild (of gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen tenzij de dakkapel samen met de buren wordt opgericht. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvIak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 cm. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  4. en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
  5. en dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel is gelegen.
26.3.2 Dakkapellen op utiliteitsgebouwen     
  1. De gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan in totaal 20% van de oppervlakte van dat dakschild van het betreffende utiliteitsgebouw;
  2. en elke afzonderlijke dakkapel mag niet breder zijn dan 5 meter (gemeten op de buitenzijde van de zijkant);
  3. en het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van het utiliteitsgebouw;
  4. en de buitenzijde van de zijkant van dakkapellen (zijwang) moet minstens op 50 cm afstand van de rand van het dakvlak van het betreffende utiliteitsgebouw zijn gelegen. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 cm bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 cm;
  5. en de bovenkant van de verticale voorzijde van dakkapellen mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld.

26.4 Ondergeschikte bouwdelen     

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels     

27.1 Geluidzone - industrie     

27.1.1 Doel aanduiding     

De voor 'Geluidzone - industrie' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen in hoofdstuk 2 van deze regels, primair bestemd voor de geluidzone rond het gezoneerde industrieterrein Woerdense Verlaat.

27.1.2 Bouwregels     

Het is niet toegestaan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder) toe te voegen binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie'.

27.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop     

De voor 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen in hoofdstuk 2 van deze regels, mede bestemd voor het zicht op de molen en de vrije windtoetreding.

27.2.1 Bouwregels     
  1. Voor de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' en buiten de provinciale bebouwingscontour gelden de volgende regels:
    1. Op deze gronden mag bebouwing worden opgericht conform de regeling binnen de bestemmingsregels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels waarbij geldt dat gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet hoger mogen zijn dan 6,40 m.
  2. Voor de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' en binnen de provinciale bebouwingscontour gelden de volgende regels:
    1. Op deze gronden mag bebouwing worden opgericht conform de regeling binnen de bestemmingsregels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze regels waarbij geldt dat gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet hoger mogen zijn dan een van maximaal 6,40 tot maximaal 8,70 m oplopende maximale hoogte.
    2. De daadwerkelijk ter plaatse geldende maximale hoogte wordt berekend op basis van de regel dat de hoogte van de gebouwen niet hoger mag zijn dan:
      • Tot de grens stedelijk gebied mag geen bebouwing of beplanting, hoger dan 1/100 deel van de afstand tussen het bouwwerk en de molen worden opgericht, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek. De op deze grens toegestane bebouwings- en beplantingshoogte is uitgangspunt voor de toename van de bebouwings- en beplantingshoogte met 1/30 deel van de toename van de afstand tussen bouwwerk en molen;
      • De onderste punt van de verticaal staande wiek is gelegen op een hoogte van 3,10 m.
27.2.2 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan, na advies te hebben ingewonnen bij de beheerder van de betreffende molen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2.1 mits daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels     

28.1 Algemeen     

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
    2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels     

29.1 Algemeen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage bij deze regels, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

29.2 Wijzigingsbevoegdheid     

29.2.1 Wro-zone - wijzgingsgebied - 1     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan in die zin te wijzigen dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' één vrijstaande woning mogelijk is met inachtneming van de volgende regels:

  1. de aanduiding 'woonschepenligplaats' zoals opgenomen in artikel 16.1 wordt verwijderd waarbij de woonboot wordt verwijderd;
  2. Het aantal woningen bedraagt maximaal 1;
  3. de oppervlakte van een nieuw te bouwen of her te ontwikkelen hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  4. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
  5. als parkeernorm dient te worden uitgegaan van de op het moment van het opstellen van het wijzigingsplan geldende parkeerbeleid van de gemeente Nieuwkoop;
  6. voor de ontwikkeling een ruimtelijke onderbouwing wordt opgesteld waaruit blijkt dat:
    1. voldaan wordt aan landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid;
    2. nieuwbouw van de woning uitsluitend plaats mag vinden indien akoestisch onderzoek heeft aangetoond dat de maximaal toegestane geluidsbelasting van de weg op de gevel van de te realiseren woning niet wordt overschreden dan wel indien er een hogere grenswaarde is verkregen;
    3. voordat de ontwikkeling plaatsvindt een onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna en waterhuishouding (bij toename verharding met 500 m2 of meer) dient te zijn uitgevoerd. Eventuele maatregelen om de gevolgen tot een minimum te beperken dienen in de planvorming te worden opgenomen;
    4. voordat de ontwikkeling plaatsvindt een bodemonderzoek dient te hebben plaatsgevonden;
  7. voordat de herontwikkeling plaatsvindt, dient duidelijkheid te bestaan over de economische uitvoerbaarheid van het plan door het sluiten van een (anterieure) overeenkomst waarin alle plankosten door de initiatiefnemer worden gedragen.

29.3 De 'ruimte voor ruimte-regeling'     

29.3.1 Wijzigingsbevoegdheid     

In het kader van de ruimte voor ruimte-regeling kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen en de gronden met de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch, glastuinbouw' en 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen':

  1. met in achtneming van de volgende sloop-/ nieuwbouwregeling:
    1. tenminste 5.000 m2 kassen worden gesloopt in ruil voor de mogelijkheid om 1 nieuwe woning te bouwen;
    2. bij de sloop van een meervoud van 5.000 m2 kassen, nooit meer dan 3 nieuwe woningen per locatie kunnen worden gebouwd;
    3. tenminste 1.000 m2 andere bedrijfsgebouwen worden gesloopt in ruil voor de mogelijkheid om 1 nieuwe woning te bouwen;
    4. bij de sloop van een meervoud van 1.000 m2 andere bedrijfsgebouwen, nooit meer dan 3 nieuwe woningen per locatie kunnen worden gebouwd;
    5. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007;
    6. alle bedrijfsbebouwing inclusief kassen die zicht op het perceel van de te bouwen woning(en) bevindt, gesloopt dient te worden;
    7. de inhoud van een nieuwe woning mag niet meer dan 750 m3 bedragen, exclusief bijbehorende bouwwerken;
    8. een woning mag uitsluitend vrijstaand of twee-aaneen worden gebouwd;
    9. er moet worden voldaan aan de regels van Artikel 18 van dit bestemmingsplan;
  2. mits:
    1. de wijziging is voorzien van een goede ruimtelijke motivering.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 30 Overgangsrecht     

30.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.3 Hardheidsclausule     

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 31 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Noorden Woerdense Verlaat, partiële herziening Simon van Capelweg 52-54'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
11 december 2014
De voorzitter, De griffier,
F. Buijserd E.R. Holthe