|
Bij de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zijpe' is een agrarische bestemming toegekend aan het perceel Grote Sloot 355 in Schagerbrug. Deze bestemming is echter niet in overeenstemming met het huidige gebruik als perceel met kleinschalige bedrijvigheid en een bedrijfswoning.
Met dit bestemmingsplan wordt deze omissie in het plan 'Buitengebied Zijpe' hersteld, door een bedrijfsbestemming toe te kennen met mogelijkheden voor lichte bedrijvigheid. Daarnaast wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het bij volledige bedrijfsbeëindiging mogelijk maakt de bedrijfsbestemming om te zetten in een woonbestemming.
Het plangebied betreft de Grote Sloot 355 te Schagerbrug, en bestaat uit de kadastrale percelen, voormalige gemeente Zijpe, sectie C, nummers 1904 (gedeeltelijk), 1987 (gedeeltelijk), 1038 (gedeeltelijk) en 1572. Op de onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1: ligging plangebied
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zijpe'. Dit plan is op 22 april 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Het perceel Grote Sloot 355 heeft hier een foutieve bestemmig gekregen, namelijk de bestemming 'Agrarisch'. Deze bestemming is bedoeld voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven. Daarnaast liggen op het perceel de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie 3'.
Het perceel is gelegen aan de Groote Sloot. De Groote Sloot is een watergang die de Zijpepolder doorsnijdt van Oudesluis naar Zijpersluis. Daarbij volgt de Groote Sloot in grote lijnen de contour van de Westfriese Omringdijk. Aan beide zijden van de Groote Sloot ligt een weg, de Grote Sloot genaamd, deze wegen vormen de belangrijkste ontsluiting voor de dorpen aan de Groote Sloot.
Op dit moment is op het perceel een woning met daarachter een groot bijgebouw aanwezig, die in gebruik zijn voor kleinschalige bedrijvigheid met bijbehorende opslag.
Afbeelding 2.1. Huidige situatie Grote Sloot 355
Plangeschiedenis Grote Sloot 355
Het beleid ten aanzien van (zware) bedrijvigheid in woonlinten is erop gericht om uitbreiding van die bedrijvigheid terug te dringen of te verplaatsen. Dit is ook gebeurd met het aannemersbedrijf dat was gevestigd aan de Groote Sloot 355. De bedrijfsvoering is verplaatst naar het nabijgelegen bedrijventerrein 'de Trambaan'. Om de verplaatsing financieel mogelijk te maken zijn ter compensatie aan de Schagerweg 4 woningen gerealiseerd.
In het naastgelegen bestemmingsplan "Dorpen langs de Groote Sloot" wordt binnen de woonlinten ingezet op versteviging van de woonfunctie. De bestaande bedrijvigheid in het dorp wordt gehandhaafd. De aanwezige bedrijven komen verspreid over het plangebied voor. De uitbreidingsmogelijkheden zijn, gelet op de situering in een overwegende woonomgeving, beperkt.
De vroegere functie (aannemersbedrijf) op de Grote Sloot en de mede daardoor opgerichte bebouwing op het perceel, maakt een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Door het toekennen van een bedrijfsbestemming, die alleen lichte vormen van bedrijvigheid mogelijk maakt die passend zijn in de omgeving, wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Daarnaast bevat het plan een een wijzigingsbevoegdheid voor omzetting naar een woonbestemming in geval van een volledige bedrijfsbeëindiging.
De oorspronkelijke opzet van de polder staat in grote lijnen nog overeind. Noord-zuid georiënteerde vaarten en wegen vormen nog steeds de hoofdstructuur van de polder evenals de rationele verkaveling. Verder is de grote weidsheid kenmerkend voor het landschap. Binnen de noord-zuid georiënteerde structuur van wegen en vaarten is de Groote Sloot de meest ontwikkelde as en vormt dan ook de belangrijkste lijn binnen de polder. Aan de Groote Sloot is in de loop der jaren de meeste verdichting ontstaan, bestaande uit de kernen op de kruisingen met de dwarswegen, maar ook stolpboerderijen en herenhuizen.
De drie dorpen die op een kruising van de Groote Sloot en een dwarsweg liggen, Schagerbrug, Sint Maartensbrug en Burgerbrug, zijn wat betreft de stedenbouwkundige opbouw vrijwel identiek. Alle drie zijn vaartdorpen en liggen op een kruising van de Groote Sloot met een dwarsweg. Deze kruisvormige structuur werd eerst benut voor de vestiging van functies. Geleidelijk aan ontstond de behoefte om ook de kwadranten van het kruis te gebruiken voor woningbouw, bedrijvigheid en voorzieningen. Hierdoor is de structuur van de polder goed leesbaar in de dorpen.
Binnen de dorpen is het belang van de agrarische functie in dit gebied goed zichtbaar. De lintbebouwing was van oorsprong voornamelijk agrarische bebouwing. Op verscheidene plekken in de verschillende dorpen zijn de voormalige agrarische gebouwen nog aanwezig. Schagerbrug ligt ten zuiden van het Kanaal Stolpen - Schagen. Het dorp is ontstaan als een lintdorp langs de Groote Sloot, op het kruispunt met de Schagerweg. In de historische kern van het dorp waren diverse buitenplaatsen gelegen, waarvan de restanten nu nog herkenbaar zijn.
De lintbebouwing aan de Groote Sloot heeft in Schagerbrug rond de kruising Groote Sloot - Schagerweg een hoge dichtheid en komt bebouwing in twee lagen met kap voor. Doordat het dorp is ontstaan rond het knooppunt van de Groote Sloot en de Schagerweg is het plangebied in te delen in vier kwadranten. In het noordelijk kwadrant staat alleen de lintbebouwing van de Groote Sloot en heeft geen verdere ontwikkeling plaatsgevonden. In het westelijk kwadrant is het bedrijventerrein "De Trambaan" aangelegd, waarvan de ontsluiting via de Schagerweg verloopt.
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie heeft het kabinet zijn ambities voor 2040 geformuleerd, waaronder ambities voor Leefbaarheid en veiligheid. Hierbinnen valt o.a. de ambitie dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.
De ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet, sluit aan op deze ambities uit de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het opnemen van een bedrijfsbestemming met lichte vormen van bedrijvigheid, en het met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk maken van een woonbestemming bij volledige beëindiging van de bedrijfsactiviteiten op het perceel is een dermate kleinschalige ontwikkeling dat toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk is. Het perceel is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied.
De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie vastgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie:
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 staat dit bestemmingsplan niet in de weg.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vloeit voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. In de PRV zijn voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door de rijksoverheid bij de provincies is neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
De regeling die is opgesteld in de PRV heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
Voor dit bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het BBG (Bestaand Bebouwd Gebied) van belang. Het plangebied ligt, volgens het bepaalde in artikel 9 van de PRV, niet binnen BBG vanwege de agrarische bestemming die hier abusievelijk was toegekend (zie hoofdstuk 1). Op de provinciale planviewer is het perceel wel aangeduid als BBG. Met dit bestemmingsplan wordt deze omissie hersteld en in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Bovendien is het perceel op grond van artikel 1.1.1. sub h van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan te merken als bestaand stedelijk gebied (BSG).
Het nieuwe afwijkingsbeleid is opgenomen in de Reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen. De Reisgids voor ruimtelijke ontwikkelingen is zowel een handreiking voor initiatiefnemers voor het maken van ruimtelijke plannen, als een beleidsstuk op basis waarvan die plannen getoetst kunnen worden. De Reisgids is aan de inwoners, bedrijven en instellingen gericht. De Reisgids bevat geen concrete regels, waardoor het anders is dan het traditionele beleid wat de gemeente voorheen hanteerde. De ervaring heeft geleerd dat bij goede plannen concrete regels nog wel eens belemmerend kunnen werken. Met een beleidsstuk dat meer op abstracte criteria en het besluitvormingsproces is gericht, voorkomen we dat plannen die goed onderbouwd kunnen worden toch botsen met het beleid.
Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt bepaald door de normen die zijn opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016'. In dit bestemmingsplan is in de planregels een zogenaamde 'dynamische' verwijzing opgenomen naar dit beleid. Dat wil zeggen dat als zich op het perceel bepaalde ontwikkelingen voordoen, er voor wat betreft het parkeren getoetst wordt aan het gemeentelijke parkeerbeleid dat op dat moment geldig is.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: de Grote Sloot.
De bestaande bedrijfswoning is zowel in het huidige planologische regime (bestemmingsplan
'Buitengebied Zijpe') als in het toekomstige bestemmingsplan toegestaan. Zowel de
feitelijke situatie als de planologische situatie van de bedrijfswoning veranderen
niet door de wijziging van het bestemmingsplan. Doordat er bij de bedrijfswoning geen
sprake van een ontwikkeling is, is een toetsing aan de Wgh niet nodig. Akoestisch
onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Daarnaast wordt via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden een woonbestemming
toe te kennen wanneer sprake is van een volledige beëindiging van de bedrijfsactiviteiten
ter plaatse. Wanneer gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid zal een
wijzigingsplan worden opgesteld. In het kader van dit wijzigingsplan zal de akoestische
haalbaarheid van de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning moeten
worden aangetoond.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen. Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Het plangebied ligt in een lintbebouwing met gemengde bebouwing, maar voornamelijk woningen. Derhalve kan correctie worden uitgevoerd ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied'.
Direct naast het perceel Grote Sloot 355 is een horeca inrichting gevestigd, waar alleen horeca gevestigd mag worden met als hoofddoel het verstrekken van etenswaren. Dit wordt opgevat als lichte horeca, waar geen afstand tot omliggende milieugevoelige objecten in acht hoeft te worden genomen.
De nieuwe bestemming op het perceel Grote Sloot 355 maakt alleen lichte bedrijfsactiviteiten mogelijk, die staan genoemd in de bijlagen bij de regels. Door een beperking op te leggen in toegestane milieucategorieën (maximaal categorie 2), wordt voorkomen dat overlast ontstaat voor de omliggende bebouwing en functies.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt kleinschalige bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing, waarbij nauwelijks extra verkeersbewegingen gemoeid zullen zijn. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient het Besluit transportroutes externe veiligheid (Bevt) te worden gehanteerd.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Onderzoeksresultaten
Bevi
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. De in het bestemmingsplan opgenomen bedrijfsbestemming laat ook geen bedrijvigheid toe die onder de werkingssfeer van het Bevi vallen. Het Bevi vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied betreft een zogenaamde BSB-locatie (Besluit verplicht Bodemonderzoek
bedrijfsterreinen). Onderzoeken in het kader van de BSB hebben lichte tot sterke verontreinigingen aangetoond. Het terrein tussen bedrijfsbebouwing en achterliggende loods is in 2015 gesaneerd. Er is een restverontreiniging achtergebleven onder de bebouwing. Het gesaneerde gedeelte is afgeschermd met folie. De provincie heeft bij brief van 24 mei 2016 ingestemd met de bodemsanering. Er is geen nazorgverplichting opgelegd voor het gesaneerde deelgebied.
In verband met nieuwbouwplannen achter de percelen Grote Sloot 353 en 355 heeft eveneens
bodemonderzoek plaats gevonden. Hieruit blijkt dat de bodem sterk verontreinigd is
met lood en zink. De provincie stemt in 2011 in met een bodemsanering. Tijdens het
saneren wordt in een gedempte sloot een sterke PAK-verontreiniging, en in de puinverharding
en de bovengrond asbest aangetroffen.
De lood/zink-verontreiniging wordt grotendeels verwijderd. Er blijft een restverontreiniging
achter. De verontreiniging met PAK wordt niet ontgraven maar afgedekt met geotextiel.
Het asbest is verwijderd en afgevoerd, voor zover ontgraving nodig was vanwege de
nieuwbouw. Bij brief van de provincie van 13 juli 2011 is ingestemd met de uitgevoerde
sanering. Wel is er nazorgverplichting (in stand houden leeflaag met geotextiel),
registratie van restverontreiniging én melding bij grondverzet. De restverontreinigingen
en de PAK-verontreiniging zijn nog aanwezig op het perceel Grote Sloot 355.
Met de wijziging van het bestemmingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' omgezet in
de bestemming 'Bedrijf'. Bovendien bevat het plan een wijzigingsbevoegdheid voor omzetting
naar een woonbestemming in geval van een volledige bedrijfsbeëindiging.
De huidige bodemkwaliteit levert geen belemmering op voor de toekenning van de
bestemming 'Bedrijf'. Aan de wijzigingsbevoegdheid die omzetting naar een woonbestemming mogelijk maakt is de voorwaarde verbonden dat uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor een woonbestemming.
Op grond van artikel 3.1.6. Bro moet een bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten waarin beschreven staat hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
In dit bestemmingsplan wordt het perceel van een bestemming voorzien die in overeenstemming is met de feitelijke situatie, namelijk een bedrijfswoning met de daarbij behorende bebouwing. In die zin verandert er niets voor wat betreft de waterhuishouding op het perceel en is een watertoets op dit moment niet noodzakelijk.
Wel is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die het mogelijk maakt de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming. Voorwaarde bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is dat voor het plan een watertoets wordt uitgevoerd waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de eisen die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier stelt.
Daarnaast is in het plan een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen die regelt dat, behoudens bestaande bebouwing, niet gebouwd kan worden. Met een ontheffing kan hiervan worden afgeweken. Een advies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is dan verplicht.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het planvoornemen voor wat betreft het aspect water uitvoerbaar is.
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
Gebiedsbescherming
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur.
Onderzoeksresultaten
Dit bestemmingsplan voorziet in een reeds aanwezige situatie. Het plangebied is niet gelegen binnen het NNN of in of nabij een Natura 2000 gebied. Er zijn geen natuurwaarden in het geding.
In het plangebied zijn geen bijzondere, cultuurhistorische waarden aanwezig. Monumenten zijn eveneens niet aanwezig.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 4.1 tot en met 4.8. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
In hoofdstuk 2 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. In de planregels vindt de juridische vertaling plaats van de fysieke en gebruiksmogelijkheden. Dit hoofdstuk beschrijft deze juridische regeling. In paragraaf 5.1 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.2 beschrijft de gebruikte bestemmingen. In paragraaf 5.3 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Bestemmingsplan Grote Sloot 355 is een bestemmingsplan dat de bestaande gebruiksmogelijkheden opneemt, en in een bouwvlak voorziet dat is gesitueerd om de bestaande en deels gesloopte bebouwing. Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten bij de systematiek die is voorgeschreven door de SVBP2012.
Op grond van artikel 3.1.3 Bro en artikel 3.1.6 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:
Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportering van de inspraak zijn vermeld.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna toegelicht.
Binnen de bestemming 'Bedrijf' is geregeld hoe de gronden op het perceel Grote Sloot 355 gebruikt mogen worden. De bestemming biedt mogelijkheden voor lichte bedrijvigheid uit de categorieën 1 en 2 van van de VNG handleiding Bedrijven en Milieuzonering. Daarnaast is de aanwezige bedrijfswoning inbestemd. De bouwmaten zijn afgestemd op de reeds bestaande bebouwing op het perceel. Ook biedt het plan nog enige ruimte voor uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte, aansluitend aan de bestaande bebouwing. Hier heeft ooit ook een bedrijfsruimte gestaan, die inmiddels is gesloopt.
Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming 'Wonen'. Hieraan is wel een aantal voorwaarden verbonden. Zo moet er onder andere sprake zijn van volledige bedrijfsbeëindiging op het perceel, en moet onderzoek aangetoond hebben dat de bodem geschikt is voor omzetting naar een woonbestemming.
Binnen de bestemming 'Wonen - Kern' is geregeld hoe de gronden op het perceel Grote Sloot 355 gebruikt mogen worden indien gebruik wordt gemaakt van de binnen de bestemming 'Bedrijf' opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Deze bestemming sluit aan op de bestemming van de eerder genoemde vier woningen aan de Schagerweg en andere omliggende woningen.
Naast wonen mag het perceel ook gebruikt worden voor kleinschalige bedrijfs- en beroepsactiviteiten. Hieronder wordt verstaan: het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Binnen de bestemming 'Tuin' is geregeld hoe de gronden op het perceel Grote Sloot 355 gebruikt mogen worden indien gebruik wordt gemaakt van de binnen de bestemming 'Bedrijf' opgenomen wijzigingsbevoegdheid. De grond aan de voorzijde van de bestaande bebouwing en grenzend aan de Grote Sloot kan dan bestemd worden als 'Tuin', aansluitend op het naastgelegen perceel. In de bestemming 'Tuin' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Een erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter hoog zijn. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
Om de archeologische waarden in een gebied te beschermen is er een dubbelbestemming toegekend aan de gronden. Aan deze bestemming zijn regels verbonden als het gaat om grondbewerking. Daarbij wordt gekeken naar de oppervlakte van het te bouwen bouwwerk en de diepte van de grondbewerking. Voor de bestemming Waarde - Archeologie 3 is geen nader onderzoek nodig als sprake is van vervanging van bestaande bouwwerken, bouwerken worden opgericht met een oppervlakte minder dan 100 m2 en grondroering minder dan 35 cm diep of aangetoond kan worden dat de grond in het verleden dusdanig is geroerd dat geen archeologische waarden meer worden verwacht.
Voor onder andere het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het 'normale' onderhoud, met inbegrip van het vervangen van drainagewerken, is een uitzondering van toepassing. De van toepassing zijnde uitzonderingen worden vermeld in de bestemming. Het is voor het uitvoeren van die werkzaamheden niet noodzakelijk een omgevingsvergunning aan te vragen.
In het Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn opgenomen in de regels. In de algemene afwijkingsregels zijn regels opgenomen om de flexibiliteit van de hoofdbestemming te kunnen waarborgen.
Daarnaast is in een algemene gebruiksregel vastgelegd dat voldaan moet worden aan de gemeentelijke parkeernormen. Welke normen van toepassing zijn, is afhankelijk van de functies die op het perceel worden uitgeoefend.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de werkafspraken omtrent de SVBP toegepast. Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten bij de systematiek die is voorgeschreven door de SVBP2012.
De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Eventuele ontwikkelingen kunnen mogelijk gemaakt worden door middel van het toepassen
van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen'. De enige kosten die
uit dit plan kunnen voortvloeien zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet
uit te sluiten. Indien het kosten zijn die rechtstreeks voorvloeien uit het plan,
komen de planschadekosten voor rekening van de gemeente. In het geval dat planschadekosten
voortvloeien uit een plan van een initiatiefnemer, zal een overeenkomst worden gesloten
zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap
de planschadekosten moet betalen die gemaakt worden in het belang van de initiatiefnemer.
Dit hoofdstuk heeft als doel om de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan te tonen. Het plan is in het kader van het vooroverleg besproken met het Hogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het Hoogheemraadschap kan instemmen met het bestemmingsplan: een watertoets is verplicht bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en er is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Voor het overige wordt een bestaande situatie gerepareerd, waardoor de waterhuidhouding op het perceel niet wijzigt.
Het plan is passend binnen de Provinciaal Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRV) van de provincie en ligt binnen bestaand bebouwd gebied. Dit is op ambtelijk niveau met de provincie afgestemd.
Het bestemmingsplan is in procedure gebracht conform de voorbereidingsprocedure volgens artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening. Het plan heeft zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Grote Sloot 355 Schagerbrug met identificatienummer NL.IMRO.0441.BPGroteSloot355-VA01 van de gemeente Schagen;
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een bijgebouw bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en/of te toetsen;
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie voor één of enkele nachten op basis van logies en ontbijt in het hoofd- of bijgebouw;
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning en/of vrijstelling/ontheffing (vóór 1 oktober 2010) / omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010);
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, of een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
een door de burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en welke ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak van een beperkte duur en zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening. Onder de duur van de activiteit wordt eveneens de periode verstaan die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a en tevens bedrijven toelaten die niet zijn genoemd in bijlage 1 of die volgens bijlage 1 van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen - Kern' en 'Tuin', onder voorwaarde dat:
De genoemde wijziging kan uitsluitend worden toegepast, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte goederen en materialen.
De voor 'Wonen - Kern' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan zijgevels bij woningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- of uitbouwen aan achtergevels bij woningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
Ten aanzien van oppervlaktenormen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
Het in 6.2.1 bedoelde verbod is niet van toepassing indien kan worden aangetoond dat de gronden in het verleden dusdanig zijn geroerd dat geen archeologische waarden meer kunnen worden verwacht.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1, mits:
Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
De onder 6.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist:
De onder 6.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie - 3’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel indien op andere wijze kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 onder a ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels van artikel 3 en 4 nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
De onder 7.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de normen die zijn opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
Het bepaalde in 9.1 is niet van toepassing indien:
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de normen die zijn opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.
Het bepaalde in 10.1 is niet van toepassing indien:
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in het plan bepaalde voor:
De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.
Stoffeerderijbedrijven, waaronder:
(maat)kledingmakerij, kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstoffeerderij
Waarbij detailhandel in stoffen en stofferingen in ieder geval is uitgesloten.
Kantoorfunctie voor bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:
schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail- of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf
Reparatiebedrijfjes, waaronder:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten, computerservice- en informatietechnologiebedrijf enz.
In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.
Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:
reclameontwerp, grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis)architect, (steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig advies enz.
(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:
notaris, advocaat, accountant, assurantie/verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor,vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken enz.
Overige dienstverlening, waaronder:
kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, enz.
Onderwijs, waaronder:
autorijschool, onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium
dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving met bovenstaande functies gelijk te stellen activiteit.