Slachthuisbuurt Zuidstrook Blok II    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 INLEIDING     

1.1 Aanleiding     

De gemeente Haarlem wil woningen mogelijk maken in het Henriëtte Bosmanplantsoen langs de Schipholweg. Hiervoor is een nieuwe visie opgesteld die afwijkt van de visie Slachthuisbuurt Haarlem uit 2008. In het bestemmingsplan 'Slachthuisbuurt Zuidstrook', door de gemeenteraad vastgesteld op 29 november 2012 is voor deze locatie (blok II) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 17). Deze wijzigingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid om medewerking te verlenen aan het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling.

verplicht

Afbeelding 1.1: Ligging van het wijzigingsplangebied

1.2 Begrenzing plangebied     

Het plangebied maakt deel uit van bestemmingsplangebied Slachthuisbuurt Zuidstrook. Het plangebied wordt de westzijde begrensd door de Willem Arondéusstraat, aan de noordzijde door de het voetpad langs de bestaande groenstrook, aan de oostzijde door de Prins Bernhardlaan en aan de zuidzijde door de Schipholweg.

verplicht

Afbeelding 1.2 Planbegrenzing

1.3 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plan. In hoofdstuk 3 is het benodigde onderzoek naar milieu- en omgevingsaspecten opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het bouwvoornemen aan de wijzigingsregels getoetst en wordt de juridische vormgeving van het wijzigingsplan beschreven. Ten slotte gaat hoofdstuk 5 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING     

2.1 Ruimtelijke aspecten     

Ruimtelijke structuur

Het gebied waarvoor een vernieuwde visie is opgesteld, ligt tussen de Prins Bernardlaan aan de oostkant, het voetpad in het verlengde van de Hannie Schaftstraat aan de noordkant, de Willem Arondeusstraat aan de westkant en de Schipholweg aan de zuidkant.

Blok II betreft het zuidelijk deel van het Henriëtte Bosmanplantsoen. Dit deel van het gebied is onbebouwd en ingericht als park voorzien van bomen.

Aan de westkant van het park zijn de eerste twee bouwblokken langs de Schipholweg al opgeleverd. De aanbouw van de nieuwe wijk aan de Schipholweg is dus reeds begonnen.

Aan de noordzijde tot aan de Willem Pijperstraat is de oude bebouwing inmiddels gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe bebouwing. Een deel van het gebied is park.

De woningen in de buurt ten noorden van de Willem Pijperstraat zijn twee tot drie lagen hoog met een kap. De Bastiaanstraat en de Dunklerstraat komen op de Willem Pijperstraat uit. Vanuit deze straten is er zicht op de groene plantsoentjes tussen de huidige bebouwing. Deze zichtlijnen dragen bij aan de groene beleving van de buurt.

Het geheel heeft een ontspannen, rustige sfeer, op enige afstand van de drukke Schipholweg.

verplicht

Afbeelding 2.1 : luchtfoto plangebied

Waterstructuur

Er is één waterloop in het gebied, die het water aan de Richard Holkade verbindt met het water in de Reinaldapark. Dit water en zoveel mogelijk monumentale grote bomen, dienen gehandhaafd te worden.

Verkeersstructuur

Het plangebied wordt ontsloten via de Willem Arondeusstraat. Nabij liggen zowel de Schipholweg (N205) en de Haarlemmerweg (N200). Beide N-wegen leiden tot de rijksweg A9. De Schipholweg vormt tevens de verbinding met het centrum van Haarlem.

2.2 Functionele aspecten     

Programma

Het te realiseren woonblok bestaat uit circa 50 appartementen in het middeldure en dure segment. Inpandig wordt voorzien in parkeren voor bewoners. Het bezoekersparkeren vindt plaats in de openbare ruimte.

Openbare ruimte

Het groengebied tussen blok I en II wordt heringericht. Dit gebied heeft in de huidige situatie een parkachtige sfeer met grote bomen in het gras en een waterloop in het midden. Ook na een herinrichting zal het gebied deze parkachtige sfeer houden.

Het nieuwe park is een schakel tussen de twee groengebieden Burgemeester Reinaldapark en de Gouwwetering. Langs de Willem Pijperstraat wordt het profiel van de laan in het Reinaldapark aan de westkant van de Prins Bernhardlaan voortgezet. Hiermee wordt een duidelijke verbinding gelegd tussen de Slachthuisbuurt en het Reinaldapark en zullen mensen eerder uitgedaagd worden om vanuit de buurt het park in te wandelen.

Bomen

In het gebied staan verschillende volgroeide bomen. Daar waar de nieuwe gebouwen komen, zullen bomen moeten wijken. Doordat er verschillende (monumentale) bomen behouden blijven, zal er direct na de oplevering al een groen beeld zijn en geven de monumentale bomen karakter aan het gebied.

2.3 Uitwerking van de visie     

In 2008 is een visie “Slachthuisbuurt Haarlem” voor een strook tussen de Schipholweg en de Hannie Schaftstraat in Haarlem door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie worden de bestaande woningen aan de Schipholweg vervangen door een serie van bouwblokken, die een waardige stadswand zullen vormen voor de Schipholweg.

verplicht

Afbeelding 2.2: blokken stedenbouwkundige visie 2008

In navolging op de visie is het bestemmingsplan opgesteld. Deze is medio 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In het bestemmingsplan is, naast de in de visie voorgestelde kantorenfunctie op de hoek Prins Bernardlaan/Schipholweg, de mogelijkheid opgenomen om op deze plek eventueel woningbouw en/of groen te realiseren, middels een wijzigingsbevoegdheid.

De mogelijkheid om een andere functie dan kantoren op de hoek Prins Bernardlaan/Schipholweg te realiseren en de wens van Pré Wonen om op het naastliggend terrein een andere woningtype te realiseren, geven aanleiding om het oostelijke gedeelte, de zogenaamde locatie I en II, van de visie te herzien. Dit wijzigingsplan betreft de ontwikkeling van locatie II en ziet enkel toe op de wijziging van het bestemmingsplan van de gronden van locatieI II.

verplicht

Afbeelding 2.3: partiële herziening stedenbouwkundige visie blok II

Het gebouw van blok II is belangrijk voor de stad Haarlem, omdat het de entree van de stad markeert. Het gebouw moet dus van een bijzonder hoge ontwerpkwaliteit zijn. Enerzijds is het gebouw het begin van de reeks van gebouwen aan de Schipholweg, anderzijds is het onderdeel van de gebouwen in het park. Het gebouw sluit qua uitstraling en materiaalgebruik aan op de gebouwen in de omgeving, dus:

  • Aan de kant van de Schipholweg en de nieuwe zijstraat tussen blok II en blok III sluit het gebouw aan bij de stedelijke sfeer van de Slachthuisbuurt-Zuid.
  • Aan de parkzijde heeft het gebouw een andere karakter: open en licht, om de relatie met de groene omgeving te versterken.

Bouwhoogte

  • Het gebouw is in principe 5 bouwlagen hoog. In een uitzonderlijk geval, indien het de kwaliteit van de architectuur ten goede komt, mag een deel van het gebouw een extra bouwlaag krijgen, bijvoorbeeld aan de kant van de Schipholweg.

Geleding van de gevels

Aan alle zijden:

  • Het gebouw heeft een alzijdig karakter. Achterkanten dienen vermeden te worden. Volledig gesloten gevels en dode plinten met bergingen zijn niet toegestaan.
  • De gevels zijn representatief en zorgvuldig gedetailleerd.
  • Omdat het gebouw deel is van een reeks van stevige gebouwen moet de kop aan de Schipholweg voldoende breedte hebben.

Aan de zijde van de Schipholweg en de Willem Arondéusstraat:

  • Het gebouw moet nadrukkelijk een uitstraling naar de Schipholweg krijgen.
  • De gevelindeling is hoofdzakelijk verticaal.

Aan de zijde van het park in overeenstemming met de bebouwing van blok I:

  • Om het contact met de groene omgeving te versterken wordt met grotere gevelopeningen en grotere glasvlakken gewerkt.
  • De gevelbouw heeft een gevelopbouw met horizontale nadruk.

Rooilijn

  • Langs de Schipholweg staat de gevel van het gebouw op de verplichte rooilijn.
  • Langs de Willem Arondiusweg staat de plint van het gebouw op de rooilijn. Langs deze weg mogen de bovenliggende verdiepingen terugspringen ten opzichte van de plint, zodat er terrassen aan de weg ontstaan.

Overgang openbaar/privé

  • Omdat het grootste deel het parkeren onder het gebouw oplost moet worden, is het waarschijnlijk dat het gebouw op een parkeerplint staat. Aan de kant van het park ligt de gevel van het gebouw en de gevel van de

plint bij voorkeur gelijk. Indien de plint breder is dan het gebouw, ligt bij voorkeur aan de Willem Arondiusstraat de gevel van het gebouw terug ten opzichte van de plint, zodat er terrassen ontstaan.

  • Het dek mag gebruikt worden als buitenruimte voor de begane grond / beletage, mits het onderdeel is van de architectuur.
  • Serres, balkons en loggias zijn vanaf de eerste verdieping toegestaan, mits deze deel uitmaken van de architectuur.
  • Serres en balkons mogen max. 1,5m buiten de gevel uitkragen.

De plint / het dek

  • De plint van het gebouw steekt maximaal 1,5 meter boven het maaiveld uit.
  • De plint wordt met zorg ontworpen en maakt deel uit van het architectonische ontwerp van het gebouw.
  • Aan de zijde van het park wordt de overgang tussen de plint en het park bepaald door het ontwerp van het park. Afhankelijk van het parkontwerp kan de overgang naar het landschap bijvoorbeeld een brede trappartij, een
  • groene talud, een haag of een muurtje zijn.
  • Buitenruimtes op een dek, waaronder geparkeerd wordt, zijn onderdeel van de architectuur.
  • Hoge erafscheidingen zijn niet toegestaan op een dek of op een plint.

Ontsluiting gebouw

  • De hoofdingang van het gebouw ligt aan de Willem Arondéusstraat of aan de Schipholweg.
  • De breedte van de blokken is dusdanig dat er een ontsluiting centraal in het blok gemaakt kan worden met woningen aan weerszijden daarvan. Een andere mogelijkheid is om de woningen via een portiek te ontsluiten. (Galerijen hebben een horizontale geleding tot gevolg en dit is niet gewenst.)
  • Indien er woningen op begane grond komen dienen deze vanaf de straat ontsloten te worden.

Dakafwerking

  • Het dak maakt deel uit van het architectonisch ontwerp en pijpen en kanalen op het dak worden met aandacht ontworpen.
  • Het dak dient biedt daarnaast legio mogelijkheden voor duurzame toepassingen van energieopwekking tot warmtewinning en wateropvang, dergelijk meervoudig gebruik van de vijfde gevel wordt aangemoedigd maar dient nadrukkelijk in het ontwerp meegenomen te worden.
  • Er moet rekening gehouden worden met zicht op het dakvlak vanuit hogere bebouwing en het dakvlak dient meegenomen te worden in het architectonisch ontwerp.

Bergingen

  • Bergingen zijn niet toegestaan op het dek.

Parkeren

  • Het parkeren voor de bewoners/gebruikers wordt in een (half)verdiepte of parkeervoorziening onder het gebouw opgelost. De parkeervoorziening mag maximaal 32 m breed zijn.
  • De halfverdiepte parkeerkelder is geïntegreerd in het ontwerp van het park; de overgang tussen het park en de parkeerkelder is zorgvuldig vormgegeven.
  • De inrit voor de parkeervoorziening ligt aan de Willem Arondéusstraat.
  • Het parkeren voor de bezoekers vindt plaats in de openbare ruimte.

Hoofdstuk 3 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk zijn de voor dit wijzigingsplan benodigde onderzoeken opgenomen. Het betreft onderzoek naar de aspecten geluid, natuurwaarden, groen en water.

3.2 Geluid     

In het kader van de Wet geluidhinder dient aangetoond te worden dat bij de realisatie van geluidsgevoelige objecten (woningen) aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Hiervoor is het van belang dat in eerste instantie wordt getoetst of het plangebied binnen een zone van omliggende wegen, spoor of industriegebied ligt. In voorliggend geval speelt spoorweglawaai en industrielawaai geen rol. Er wordt enkel ingegaan op wegverkeerslawaai.

Het plangebied bevindt zich binnen de geluidszone van de Schipholweg, Prins Bernhardlaan en de Amerikaweg. Door de gemeente is in spetember 2016 een akoestisch zoek verricht (bijlage . In dit akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer berekend en getoetst aan de Wet geluidshinder.

De geluidbelasting op de gevels van de te realiseren woningen aan de

Schipholweg bedraagt maximaal Lden=58 dB inclusief de aftrek artikel 110g Wet geluidhinder. Deze geluidbelasting wordt veroorzaakt door het wegverkeer op de Schipholweg ten westen van de Amerikaweg. Deze weg is bepalend voor de geluidbelasting op de gevels. De Amerikaweg levert een geluidbelasting van maximaal Lden=48 dB, de Prins Bernhardlaan tot maximaal 51 dB. De maximale ontheffingswaarde wordt nergens overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting te verlagen stuiten in dit stadium op stedenbouwkundige bezwaren. Een geluidreducerend wegdek op de Schipholweg is reeds aangebracht. Op termijn kan op de Prins Bernhardlaan van een wegdek van SMA 0/5 worden aangelegd. Dit kan de geluidbelasting met enkele dB’s verlagen. Uit financieel oogpunt wordt dit alleen toegepast zodra de weg toe is aan groot onderhoud. Ten aanzien van het Hogere waardebeleid kan worden geconcludeerd dat op dit moment (stadium bestemmingsplan) er nog geen plan voorhanden is. Voor het plan dient een Hogere waardeprocedure te worden gevolgd.

3.3 Natuurwaarden     

Quickscan Flora- en Fauna

Er is door Regelink Ecologie & Landschap een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de gebiedsbescherming van en het vóórkomen van beschermde planten en dieren in het plangebied (bijlage 2). Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een zogenaamde quickscan, waarbij door middel van een verkennend veldbezoek en een bronnenonderzoek is onderzocht of er beschermde natuurwaarden aanwezig zijn op of nabij het plangebied.

Bevindingen

  • In de bomen zijn geen jaarrond beschermde nesten aanwezig.
  • In de bomen zijn geen nesten van eekhoorn aanwezig.
  • De bomen zijn ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen.
  • Er zijn voldoende alternatieven in de omgeving voor overige functies voor vleermuizen.
  • Er zijn geen potenties voor (functies van) overige beschermde soorten.
  • De bomen kunnen zonder overtreding van de flora- en faunawet gekapt worden buiten het broedseizoen van vogels.

Conclusie

Het ruimtelijk plan kan wat natuurwetgeving en -beleid betreft doorgang vinden.

3.4 Groenparagraaf     

3.4.1 Inleiding     

De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het plangebied. beschrijft niet alleen duidelijk welke effecten dit wijzigingsplan heeft op het aanwezige groen, maar gaat ook in op de kansen voor en de bescherming van groen. De aspecten water en natuurwaarden werkt deze paragraaf niet verder uit. Paragraaf 3.5 gaat dieper in op het aspect water en paragraaf 3.3op het aspect natuurwaarden.

3.4.2 Beschrijving plangebied     

Het plangebied heeft in de huidige situatie een parkachtige sfeer met grote bomen in het gras en een waterloop in het midden.

3.4.3 Groen in het plangebied     

Ook na een herinrichting zal het gebied een parkachtige sfeer houden. Het nieuwe park is een schakel tussen de twee groengebieden Burgemeester Reinaldapark en de Gouwwetering. Langs de Willem Pijperstraat wordt het profiel van de laan in het Reinaldapark aan de westkant van de Prins Bernhardlaan voortgezet. Hiermee wordt een duidelijke verbinding gelegd tussen de Slachthuisbuurt en het Reinaldapark en zullen mensen eerder uitgedaagd worden om vanuit de buurt het park in te wandelen.

Om de groene karakter van het gebied te versterken, is het belangrijk dat de straatprofielen van de aangrenzende straten zorgvuldig ingericht worden met parkeren onder bomen en groene stroken in het straatprofiel.

Voor de definitieve zorgvuldige inrichting van de openbare ruimte is een inrichtingsplan opgesteld die het groen binnen het plangebied waarborgt.

3.4.4 Bomen     

Algemeen

Bomen zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en hebben meerdere betekenissen. Zowel in de belevingssfeer als ruimtelijk, milieutechnisch, ecologisch cultuurhistorisch als educatief zijn bomen van belang. Daarom is een boom het waard om zorgvuldig mee om te gaan.

In het gebied staan verschillende volgroeide bomen. Daar waar het nieuwe gebouw komt, zullen circa 7 bomen moeten wijken.

In het park en langs de Richard Holkade zullen de gehandhaafde bomen in het ontwerp van het park opgenomen worden en met nieuwe bomen aangevuld worden. Doordat er verschillende (monumentale) bomen behouden blijven, zal er direct na de oplevering al een groen beeld zijn en geven de monumentale bomen karakter aan het gebied.

Monumentale bomen

Vanaf 2015 bieden Haarlemse bestemmingsplannen bescherming aan de groeiplaatsen van monumentale en waardevolle bomen. Het bestemmingsplan 'Slachthuisbuurt Zuidstrook', is vastgesteld op 29 november 2012 en bevat nog geen regeling om monumentale bomen te beschermen. Omdat het wijzigingsplan opgesteld moet worden binnen de gegeven kaders van het 'moederplan' betekent dat in het wijzigingsplan geen regeling kan worden opgenomen ter bescherming van de aanwezige monumentale bomen.

3.4.5 Conclusie     

De openbare ruimte van het plangebied in de huidige situatie zal met de komst van het nieuwe woongebouw wijzigen. In de nieuwe situatie wordt opnieuw een parkachtige sfeer gecreëerd door de herplant van bomen, oprichten van waterpartijen en een groene inrichting van de straten en parkeerzones. Hiervoor is een specifiek inrichtingsplan opgesteld.

3.5 Waterparagraaf     

3.5.1 Inleiding     

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders worden in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.

De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in deze waterparagraaf. Deze paragraaf benoemt de waterbeheerder en diens beleid, beschrijft het huidige watersysteem en gaat in op de effecten daarop van ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het beleid over water van de diverse overheidslagen staat in hoofdstuk .

3.5.2 De waterbeheerder in het plangebied     

Het hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheerfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

3.5.3 Beleid waterbeheerder     

Waterbeheerplan 5

Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het watersysteem in haar beheersgebied dat zich uitstrekt van Gouda tot Spaarndam. Het hele plangebied is daar onderdeel van.

Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren vast in een waterbeheerplan.

De belangrijkste taken van Rijnland zijn:

  • veiligheid tegen overstromingen;
  • voldoende, schoon en gezond oppervlaktewater en
  • het zuiveren van afvalwater.

Het WBP5 formuleert de ambities van Rijnland voor bovengenoemde taken in de periode 2016 -2021 en werkt deze uit in doelstellingen en maatregelen. Het WBP5 integreert daarbij de actuele  hoofdlijnen voor de aanpak voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals voorgeschreven door de Europese Unie.

Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te reguleren, gebruikt Rijnland de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waar werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem aan moeten voldoen.

Keur van Rijnland

Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te kunnen reguleren, maakt Rijnland gebruik van de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waaraan werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem moeten voldoen. In de Keur 2015 gaat Rijnland niet langer uit van een 'nee tenzij' aanpak maar van een 'ja, mits' en geeft daarmee verantwoordelijkheid en flexibiliteit aan de initiatiefnemers waar dat kan en stelt regels waar dat moet. Deze aanpak zorgt voor minder regeldruk en daarmee voor minder vergunningen en meldingen.

Compensatie

Een belangrijke beleidsregel is dat een toename van verharding (wegen, gebouwen, enzovoort) gecompenseerd moet worden. Bij een aanwijsbare toename van het verhard oppervlak zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename van verharding te voorkomen. Wanneer er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m² onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename van verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht.

Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.

Wanneer compensatie in het gebied niet gewenst of doelmatig is, kan ervoor gekozen worden de Berging Rekening Courant toe te passen. Middels een afkoopbedrag in het Waterfonds, kan op een andere plek in Haarlem dan extra waterberging worden gerealiseerd.

Omdat dit een op hoofdlijnen behoudend plan betreft, is er voor vaststelling van dit bestemmingsplan geen compensatie nodig. Wel geldt altijd de verplichting om de benodigde compensatie te regelen als bij een ontwikkeling de toevoeging van het verharde oppervlak toeneemt met meer dan 500m².

3.5.4 Beschrijving watersysteem     

Grondwater

Het gemeentelijke grondwaterbeleid richt zich op het opheffen of voorkomen van grondwateroverlast op openbaar terrein. Dat gebeurt vooral door de aanleg en het beheer van drainagesystemen. De ontwateringsdiepte, de afstand tussen het maaiveld en het grondwaterpeil zijn over het algemeen voldoende en levert geen aanleiding tot verdergaande maatregelen. Wel zullen er gelijktijdig met toekomstige rioolvervangingen verbeteringen worden doorgevoerd in het drainagesysteem.

Riolering

Op 17 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Haarlem het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) goedgekeurd. In dit plan zijn de ambities voor de riolering van de gemeente Haarlem verwoord. De ambities zijn o.a. om riolen van slechte kwaliteit te vervangen en de riolering tevens te verbeteren.

In het plangebied wordt de riolering vervangen op het moment dat ook andere infrastructurele en bouwwerkzaamheden zullen plaatsvinden. De nieuwe bebouwing en verharding zal worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel.

3.5.5 Ontwikkelingen plangebied     

In de nieuwe situatie wordt een nieuw woongebouwen gerealiseerd worden en wordt een deel van het openbaar gebied verhard ten behoeve van verkeersdoeleinden. Met de nieuwbouw worden geen uitlogende materialen gebruikt die een nadelig effect kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater. Er wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd en er wordt een nieuwe waterpartij gegraven ter compensatie van de verharding voor blok I en II samen.

3.5.6 Gemaakte inhoudelijke en procesafspraken     

Het waterschap heeft als eis dat eventuele extra verharding in een geherstructureerd plangebied gecompenseerd moet worden door het maken van meer open wateroppervlak. Dit om een goede afwatering van de stedelijke gebieden te garanderen.

Het te maken wateroppervlak moet 15% bedragen van de toename in verharding. In de bestaande situatie voor blok I en II is er circa 26.800 m2 groen en in het ontwerp 20.640 m2 groen aanwezig. De verharding neemt dus in de toekomstige situatie toe met 6.160 m2. Er dient dus minimaal 985,5 m2 water te worden toegevoegd voor blok I en II samen.

Het water wordt gecompenseerd door de bestaande watergang te verbreden. De bestaande watergang is 515 m2 groot. In het nieuwe plan is vooralsnog rekening gehouden met een waterpartij van in totaal 1.607 m2 groot. Dit betekent dat er 1.607 - 515= 1.092 m2 aan water gecompenseerd wordt.

Hoofdstuk 4 JURIDISCHE ASPECTEN     

4.1 Huidige regeling     

De gronden van blok II zijn in het bestemmingsplan Slachthuisbuurt Zuidstrook bestemd voor 'Kantoor (artikel 7) met een wijzigingsbevoegdheid (artikel 17) naar de bestemming Wonen, Tuin 1,2 en 3 en Groen.

ARTIKEL 17 Wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming kantoor, locatie Prins-Bernardlaan/Schipholweg en op de verbeelding voorzien van een zone/aanduiding, te wijzigen in Wonen, Tuin 1,2 en 3 en Groen. In dat geval is artikel 13.2 onder e. van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de zijde aan de Schipholweg.

ARTIKEL 13 Wonen

artikel 13.2 onder e:

Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mogen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

De bouwhoogte van ondergrondse parkeervoorzieningen (sv-opg) mag voor Blok I, III en IV maximaal 1 meter boven het peil bedragen.

4.2 Toetsing aan de wijzigingsregels     

4.3 Juridische vormgeving     

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding voorzien van het nummer NL.IMRO.0392.WP2120004, waarop de gronden zijn bestemd voor 'Wonen' en Groen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

Groen (artikel 3)

Binnen deze bestemming is behalve groen ook ruimte voor wegen, voet- en fietspaden , waterlopen en waterpartijen, kunstwerken en voorzieningen van algemeen nut mogelijk. Ook speelvoorzieningen kunnen binnen deze bestemming gerealiseerd worden.

Wonen (artikel 5)

Het gebouw binnen het plangebied is bedoeld voor wonen. Daarnaast is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep binnen deze bestemming mogelijk, alsmede parkeervoorzieningen(bovengronds) en ondergrondse en halfverdiepte parkeervoorzieningen.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemming artikel 4)

De aanwezige archeologische waarden worden opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie'. De voor 'Waarde- Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de archeologische monumentenkaart en de indicatieve kaart archeologische waarden van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland. Hierbij wordt aangesloten bij de indeling van de beleidskaart van de gemeente door de te verwachten archeologische waarden te beschermen middels de verschillende categorieën. In het wijzigingsplan komt de categorie 4 voor:

Categorie 4 (Waarde - Archeologie 4)

Deze categorie betreft de strandvlakte gelegen tussen de oudste en de op een na oudste strandwal. Archeologische vondsten hier hebben aangetoond dat in deze zones archeologische waarden te verwachten zijn in een relatief lage dichtheid. Om die reden is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw-, aanleg- en/of sloopvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte groten dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing.

Hoofdstuk 5 UITVOERBAARHEID     

5.1 Financiële uitvoerbaarheid     

In artikel 3.1.6, lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden binnen het wijzigingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden.

Er wordt geen exploitatieplan vastgesteld. Bij een wijzigingsplan als bedoeld in art 3.6 van de Wro hoeft een exploitatieplan op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro niet te worden vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is. De gemeente is eigenaar van de grond. Daarmee is het kostenverhaal van de grondexploitatie verzekerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Het ontwerpwijzigingsplan Slachthuisbuurt Zuidstrook Blok II heeft van 2 december 2016 tot en met 12 januari 2017 ter inzage gelegen. Er is één zienswijzen ingediend op het ontwerpwijzigingsplan. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het plan. De zienswijze en de verwerking hiervan is als bijlage bij het vaststellingbesluit opegnomen.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aan-huis-verbonden-beroep:     

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 Aanbouw en uitbouw:     

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanlegvergunning:     

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Achtergevelrooilijn:     

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

1.7 Archeologisch onderzoek:     

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.8 Archeologisch rapport:     

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.9 Archeologisch waardevol gebied:     

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.10 Archeologische waarde:     

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.11 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 Bed & breakfast:     

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning of woonschip met behoud van de woonfunctie.

1.14 Bedrijf:     

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.15 Begane grond:     

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.16 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.18 Bestemmingsvlak:     

het bestemmingsplan 'Slachthuisbuurt Zuidstrook' van de gemeente Haarlem.

1.19 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 Bijgebouw:     

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.21 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.24 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.27 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 Bruto vloeroppervlak (bvo):     

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.29 Cultuurhistorische waarde:     

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.30 Dakhelling:     

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.31 Dakkapel:     

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.32 Dakopbouw:     

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.33 Dakterras:     

een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.

1.34 Gastouderopvang     

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.35 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 Hoofdgebouw:     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 Kap     

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.38 Kunstwerk:     

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.39 Oeverlijn     

de scheidingslijn tussen water en land.

1.40 Peil:     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.41 Plan:     

het wijzigingsplan Slachthuisbuurt Zuidstrook Blok II met identificatienummer NL.IMRO.0392.WP3120004-va01 van de gemeente Haarlem.

1.42 Plat dak:     

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.43 Sloopvergunning:     

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.44 Verbeelding:     

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.45 Voorgevelrooilijn:     

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.46 Wijzigingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0392.WP2120004 met de bijbehorende regels.

1.47 Woning:     

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.48 Woonwagenstandplaats:     

een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

Artikel 2 Wijze van meten     

 

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:     

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

breedte dakvlak bij dakdoorbreking

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Groen     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, bermen en beplantingen;
  2. wegen, voet- en fietspaden;
  3. ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
  4. waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Groen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden.

  1. ter plaatse van de 'aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage' mag worden gebouwd tot 1,5 m boven het peil;

3.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

Artikel 4 Verkeer     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. straten en wegen
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport;.

4.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

Artikel 5 Wonen     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  2. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  3. de bouwhoogte van ondergrondse parkeervoorziening mag maximaal 1,5 meter boven het peil bedragen;
  4. de de bouwhoogte van erfafscheidingen gemeten vanaf bovenkant van de parkeervoorziening mag 1,5 m bedragen;
  5. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat:
    1. de maximum bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 22 m;

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 5.3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.

5.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. prostitutie en seksinrichtingen;
  3. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

Artikel 6 Waarde - Archeologie     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. ter plaatse van de 'Waarde - Archeologie 4' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen.

  1. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

  1. Het bepaalde in lid 6.2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

6.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

6.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.

  1. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  1. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in lid 6.2 die voor die gronden van toepassing zijn;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 6.4 bedoeld, is verleend;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

  1. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
  • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • het doen van opgravingen;
  • begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 6.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels     

  1. Burgmeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, bouwhoogten, hoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10 %;
    2. het overschrijden van de in het plan aangegeven bouwvlakken en dwingende gevelrooilijnen, voor zover dit ten gevolge van onnauwkeurigheden op de kaart (meetverschillen) dan wel voor geringe afwijkingen die in het belang zijn van een betere situering van bouwwerken en noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van het plan, tot een maximum van 1,0 meter;
    3. het overschrijden van de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, erkers en luifels tot het maximum van 1,5 m;
    4. het overschrijden van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen, waarvan de hoogte niet meer dan 3,0 meter mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 % van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    5. aangegeven hoogtes voor het bouwen van antenne-installaties.
  2. Burgmeester en wethouders kunnen met bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in id 1, sub b t/m e, voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen daarbij of geen onevenredige aantasting zal plaats vinden van het straat- en bebouwingsbeeld en bestaande monumentale waarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 9 Overgangsrecht     

9.1 Bouwen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken     

Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.6 Verboden hervatten gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik     

Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel     

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Slachthuisbuurt Zuidstrook Blok II.