|
Op de hoek van 't Voorwerf en de Broekergouw te Amsterdam stond een woonboerderij met bijbehorende stal uit 1922. Deze boerderij is in november 2013 verwoest door een uitslaande brand. De restanten van de voormalige boerderij zijn daarna gesloopt.
De initiatiefnemer is voornemens om de boerderij in zijn geheel terug te bouwen, waarbij deze qua architectonische vormgeving en afmetingen wordt hersteld zoals de boerderij er vroeger (voor de brand) uitzag. In de herbouwde boerderij worden vervolgens drie grondgebonden woningen gerealiseerd.
Het plangebied is bestemd voor 'Agrarisch met waarden - Veenweidegebied' (bestemmingsplan 'Landelijk Noord, 26 juni 2013). De realisatie van drie woningen in het plangebied is niet mogelijk binnen deze bestemming.
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om het planvoornemen mogelijk te maken. Een vereiste voor deze ontwikkeling is dat de boerderij volledig wordt teruggebouwd zoals deze er vroeger uit zag (voor de brand). Het bouwplan voor de herbouwde boerderij wordt om deze reden juridisch verankerd in dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.
De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.
Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plankader. Er wordt onder andere ingegaan op de beschrijving van het plangebied en de beschrijving van de bestaande situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden diverse omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt uitgelegd op welke wijze dit is vertaald in juridische zin. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en tot slot behandelt hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid (het overleg ex artikel 3.1.1 Bro). Tot slot zijn de relevante rapporten als bijlage bij de toelichting en/of regels gevoegd.
Het plangebied ligt op de hoek van 't Voorwerf en de Broekergouw in het buitengebied van Amsterdam ten noorden van de stad (kadastraal bekend als percelen 230 en 183 sectie E, kadastrale gemeente Nieuwendam). Het plangebied ligt nabij het dorp Zunderdorp, welk ten zuiden van het plangebied ligt.
Het plangebied van het bestemmingsplan '7e Herziening Landelijk Noord' wordt globaal als volgt begrensd:
noorden: de in 2017 gerealiseerde woonwijk Broekergouw Zunderdorp;
oosten: bestaande woning aan 't Voorwerf 13;
zuiden: 't Voorwerf;
westen: de Broekergouw.
Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de digitale verbeelding
(voorheen de bestemmingsplankaart).
Afbeelding ligging en begrenzing plangebied
Afbeelding ligging plangebied ten opzichte van Amsterdam (rode speld)
Het is niet mogelijk om het planvoornemen binnen het vigerende bestemmingsplan te realiseren. Het is daarom noodzakelijk een bestemmingsplan in procedure te brengen dat voorziet in een planologische en juridische regeling voor de nieuwe situatie in het gebied. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het vigerende bestemmingsplan is 'Landelijk Noord', vastgesteld op 26 juni 2013. Het plangebied is hierin bestemd voor 'Agrarisch met waarden - Veenweidegebied'. De met deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor: het uitoefenen van een agrarisch (deeltijd)bedrijf en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en (aanlandingsplekken van) bruggen. Bewoning is toegestaan in een bedrijfswoning.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangewezen bouwvlak worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen mag ten hoogste respectievelijk 4 meter en 10 meter bedragen. Per bedrijfswoning mag het oppervlak van bijgebouwen ten hoogste 30 m² bedragen.
Het plangebied is ook bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de dubbelbestemming en de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. In geval er sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen een archeologisch rapport te overleggen.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
Bestemming 'Agrarisch met waarden - Veenweidegebied'
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 3 grondgebonden woningen in de nog her te bouwen boerderij. De functie wonen is binnen de vigerende bestemming niet toegestaan. De bebouwing wordt opgericht binnen het aangewezen bouwvlak maar is wel hoger dan de maximaal toegelaten hoogte. Het plan is daarmee in strijd met de bouwregels van de vigerende bestemming.
Waarde - Archeologie - 1
In het plangebied vinden bodemverstorende werkzaamheden plaats door de herbouw van de woonboerderij. Een archeologisch onderzoek is daarom noodzakelijk. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.7.
Bestaande situatie
Tot 2013 stond in het plangebied een woonboerderij met bijbehorende stal. De boerderij bestond uit een voorhuis en een kaakberg met daarbij behorende bijgebouwen. Daarnaast stond op het terrein een grotere schuur. Een kaakberg is een hoge betimmerde hooiberg, ook wel hooihuis genoemd, en is kenmerkend voor Amsterdam en omgeving. De buitenzijde van deze kaakberg was zwart terwijl het voorhuis voorzien was van een witte gevelkleur. Beide gebouwen hadden rode dakpannen.
Het voorhuis van de boerderij dateerde uit 1850. De schuur, kaakberg en bijgebouwen dateerden uit 1922.
De functie van de boerderij is agrarisch geweest van 1922 tot circa 1964. De eigenaar die in dit jaar de boerderij kocht, is een paardenverhuur en ijsverkoop gestart in de vrijstaande schuur. Daarnaast begon deze eigenaar de manege die zich naast het plangebied bevond en waar in 2017 woningen zijn gerealiseerd.
Na aankoop van de boerderij door de huidige eigenaar in 1994 is het bedrijfsmatige gebruik definitief komen te vervallen en is de boerderij vervolgens als woonboerderij in gebruik genomen. In onderstaande afbeeldingen zijn de foto's van de boerderij, zoals deze er begin 2013 eruitzag, weergegeven.
Afbeelding aanzicht woonboerderij in 2013
In november 2013 werd de boerderij getroffen door een grote uitslaande brand. Hierbij werden de boerderij, kaakberg en de stal volledig verwoest. Alleen de vrijstaande schuur kon behouden blijven. Na de brand werd besloten alle bebouwing binnen het plangebied te slopen.
Afbeelding aanzicht plangebied in 2014
Toekomstige situatie
De initiatiefnemer, en tevens eigenaar van de voormalige woonboerderij, wil de woonboerderij herbouwen. Hierbij worden de architectonische vormgeving en afmetingen aangehouden zoals de boerderij er voor de brand uitzag en wordt het historische aanzicht van de locatie hersteld.
Afbeeldingen aanzichten boerderij in de nieuwe situatie
De boerderij is qua oppervlakte te groot voor de eigenaar om in zijn geheel te gebruiken als 1 woonboerderij. Daarom is ervoor gekozen de herbouwde woonboerderij te verdelen in 3 wooneenheden.
De grondgebonden koopwoningen krijgen ieder een eigen kavel met een oppervlakte van tenminste 420 m2. Het grootste kavel heeft een oppervlakte van 670 m2. De woningen zijn via een voetpad te bereiken vanaf de nieuwe parkeerplaats. De woningen op kavels 1 en 3 krijgen een voordeur aan de noordzijde van de boerderij en de woning op kavel 3 krijgt een voordeur aan de oostzijde van de boerderij.
Afbeelding situatietekening
Verkeer en parkeren
De woningen worden ontsloten vanaf de Broekergouw (via een nieuwe ontsluiting aan de oostzijde van het plangebied). Vanaf de ontsluiting op de Broekergouw zijn de parkeerplaatsen te bereiken die ten behoeve van de 3 woningen gerealiseerd worden. In totaal worden 8 parkeerplaatsen aangelegd. Ook wordt een gebouw met 2 garages gerealiseerd. Hierin kan eventueel een auto worden gestald. Dit gebouw staat op de plek waar vroeger het bijgebouw stond. Dit komt het herstel van het historisch aanzicht van het plangebied ten goede en hierdoor staan de andere auto's in het plangebied uit het zicht gezien vanaf de weg. De onderbouwing verkeer en parkeren wordt nader toegelicht in paragraaf 4.9 Verkeer en parkeren.
Gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen wordt het rijksbeleid niet nader toegelicht. Het planvoornemen heeft geen raakvlakken met het beleid op rijksniveau. Uitzondering hierop betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking. De Ladder en het provinciaal beleid worden beknopt toegelicht.
Ladder
De Ladder is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4).
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van maximaal 3 woningen. Het planvoornemen voorziet in de algehele woningbehoefte in Amsterdam en specifiek in de behoefte van 1 particulier om een drietal woningen is de nog her te bouwen woonboerderij te realiseren.
Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en nadere onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig.
Provincie
Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid
Op 19 november 2018 heeft Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH 2050 vastgesteld.
In de visie wordt voor het stedelijk gebied uitgegaan van zoveel mogelijk binnenstedelijk realiseren en concentreren van wonen en werken (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houdt de provincie oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden. De provincie houdt ook een vinger aan de pols voor wat betreft de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de vraag. Zo zorgt de provincie ervoor dat regionale afspraken over stedelijke ontwikkelingen bij de vraag blijven aansluiten. Hierbij betrekt de provincie de bestaande voorraad woningen.
Het voormalig agrarische perceel, wat al langere tijd niet meer als zodanig in gebruik was, wordt getransformeerd naar een woonlocatie in een bestaand woongebied in Amsterdam. De directe omgeving van het plangebied (aan de noord- en westkant) bestaat uit een kleinschalige concentratie van bestaande woningen. Het plangebied was binnen dit woningcluster de enige locatie waar nog een agrarische bestemming gold. Door de realisatie van het planvoornemen sluit de locatie nu wel aan bij dit bebouwingscluster.
Het planvoornemen is passend binnen de Omgevingsvisie door de transformatie van het voormalig agrarisch perceel (sinds 1964 niet meer als zodanig in gebruik) naar wonen (transformatie) waarbij wordt aangesloten op de bestaande concentratie woningen aan de noord- en westkant van het plangebied.
Omgevingsverordening NH2020
Op 22 oktober 2020 is de Omgevingsverordening gepubliceerd. Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch met waarden - Veenweidegebied'. Het perceel was niet langer meer als zodanig in gebruik en betreft dus een voormalig agrarisch bouwperceel. Ook is van een veenweidegebied al lange tijd geen sprake meer. Het bebouwingscluster was een residu van het oorspronkelijk doch lang verdwenen veenweidelandschap.
Het plangebied ligt in het aangewezen landelijk gebied en de artikelen 6.9 MRA landelijk gebied en Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap zijn voor dit perceel van toepassing.
Artikel 6.9 MRA landelijk gebied
In afwijking van het bovenstaande regels kan een bestemmingsplan voorzien in een functiewijziging van een karakteristieke boerderij naar een woonfunctie waarbij de karakteristieke boerderij mag worden gesplitst in meerdere burgerwoningen, indien geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de bebouwing.
Het planvoornemen betreft de herbouw van de voormalige karakteristieke boerderij waarbij de boerderij in maximaal 3 woningen wordt gesplitst. Zoals toegelicht in hoofdstuk 2 wordt de boerderij qua architectuur, verschijningsvorm en omvang geheel teruggebouwd zoals de boerderij er in 1922 uit heeft gezien. Het planvoornemen is daarom niet in strijd met de regels voor voormalige agrarische bouwpercelen.
Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap
Het plangebied en de omgeving is als bijzonder provinciaal landschap aangemerkt. In deze gebieden is de realisatie van nieuwe bebouwing niet mogelijk. Er is in het plangebied echter geen sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. De boerderij wordt uitsluitend herbouwd in de originele staat en op exact dezelfde locatie als de oorspronkelijke boerderij. Effecten worden daarom niet verwacht. In paragraaf 4.2 wordt het uitgevoerde ecologisch onderzoek toegelicht, hierin heeft ook een toets van provinciaal (ecologisch) beleid plaatsgevonden.
Met de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' (17 februari 2011) legt Amsterdam zichzelf, inclusief de stadsdelen, regels op waar ruimtelijke plannen aan moeten voldoen. Amsterdam heeft zichzelf onder meer voor de opgave gesteld te verdichten en tegelijk het omliggende landschap open te houden. Dat leidt tot belangrijke uitgangspunten: het groen in en rond de stad vraagt om stevige bescherming, terwijl andere delen van de stad optimaal worden benut. Verdichting leidt ook tot (geleidelijke) transformatie en toenemende menging. Dat vergt veel van de bestaande infrastructuur en openbare ruimte. Respect voor de rijkdom aan cultuurhistorische schatten van Amsterdam is hierbij een belangrijke voorwaarde.
De centrale ambitie van de structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt aan tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte en in recreatief gebruik van water en groen en efficiënter omgaan met energie en vervoer, zodat buiten de stad minder landschap hoeft te worden aangetast. De ambitie is om 70.000 woningen en bijbehorende voorzieningen toe te voegen tot 2040, een intensiever gebruik van de haven en huidige bedrijventerreinen te realiseren en ruimte te maken voor waterberging.
Het beleid uit deze visie ten aanzien van kleinschalige woningbouw wordt toegelicht.
Het traditionele Amsterdamse ontwikkelmodel met grootschalige woningbouwprojecten heeft zijn grenzen bereikt. De gemeente gaat in de toekomst steeds meer uit van meer stapsgewijze en kleinschaligere ontwikkelingen, waarbij ook meer partijen betrokken zijn. Het planvoornemen betreft de realisatie van woningen door een particulier. In de structuurvisie is beschreven dat (collectief) particulier opdrachtgeverschap goed past binnen het nieuwe ontwikkelmodel voor Amsterdam, maar ook in het streven de eindgebruiker een grotere invloed te geven op zijn of haar woning. Voor de realisatie van de structuurvisie krijgt (collectief) particulier opdrachtgeverschap ruim baan. De procesgang wordt zo ingericht dat particulieren gefaciliteerd en ondersteund worden in het realiseren van hun eigen woning. Het planvoornemen sluit hierbij aan.
Het plan heeft met geen verdere raakvlakken met het beleid zoals opgenomen in de structuurvisie.
Koers 2025 operationaliseert de structuurvisie en de ambitie voor de bouw van 50.000 woningen in een ontwikkelstrategie voor de stad tot 2025. Om de planvoorraad op peil te houden is vanaf 2016 gestart moeten worden met nieuwe woningbouwprojecten. Om flexibel te kunnen inspelen op een veranderende marktvraag moet de stad over een divers aanbod van ontwikkellocaties beschikken. Dat betekent dat de locaties moeten variëren in omvang, type en spreiding over de stad. De komende jaren is de Amsterdamse ontwikkelstrategie dus primair gericht op het realiseren van voldoende woningen in alle segmenten in kwalitatief hoogwaardige, gemengde stedelijke milieus.
Het planvoornemen sluit aan op de Koers 2025 door de realisatie van kwalitatief hoogwaardige woningen in een kleinschalig woonmilieu in het buitengebied van Amsterdam.
De gemeente Amsterdam heeft de Hoofdgroenstructuur opgesteld. Deze structuur omvat de minimaal benodigde hoeveelheid groen die Amsterdam wil borgen, bestaande uit gebieden die waardevol zijn voor stad en metropool. In de Hoofdgroenstructuur zijn de gebieden opgenomen waar de functies groen en groene recreatie voorop staan. Ingrepen in de Hoofdgroenstructuur worden door de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC) op inpasbaarheid beoordeeld.
Het plangebied ligt buiten de hoofdgroenstructuur.
Afbeelding Hoofdgroenstructuur
Ecologische Visie, vastgesteld op 4 juli 2012
Het beleidsuitgangspunt van deze ecovisie is: "de ecologische hoofdstructuur wordt gerespecteerd, knelpunten worden aangepakt en voor wijzigingen is, vergelijkbaar met de hoofdgroenstructuur, een besluit van de gemeenteraad nodig." Als ruimtelijke plannen in aanmerking komen voor centraal stedelijke toetsing, dan zullen die plannen met deze ecovisie beoordeeld worden. Daarbij is het uitgangspunt dat plannen niet mogen leiden tot verzwakking van de ecologische structuur die in deze visie staat omschreven, bijvoorbeeld doordat extra barrières ontstaan. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot extra barrières in de ecologische hoofdgroenstructuur.
Woonagenda 2025
Op 19 juli 2017 is de nieuwe Amsterdamse woonagenda vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De woonagenda heeft drie speerpunten die gaan over het bieden van voldoende, betaalbare en goede woningen in 2025. Variatie en differentiatie in de woningvoorraad, afgestemd op de locatie is een belangrijk uitgangspunt in deze woonagenda. Om de woningvoorraad beter te laten aansluiten bij de woningbehoefte, is belangrijk dat deze woningen ook bewoond worden door huishoudens die hierop zijn aangewezen.
Nieuwbouw moet bijdragen aan een gemengde stad. Gezien de ontwikkelingen in de bestaande woningvoorraad en in de bevolkingssamenstelling wordt er in 2025 een tekort voorzien aan gereguleerde sociale huurwoningen en aan middeldure woningen. Om dit te voorkomen zet de gemeente in op een differentiatie in de nieuwbouw en wordt het stedelijk uitgangspunt: 40% gereguleerde huurwoningen (inclusief studenten- en jongerenwoningen), 40% middelduur (huur en koop) en 20% duur (huur en koop). Dit betreft plannen waarvoor nog niet een investeringsbesluit is vastgesteld en geen contracten zijn gesloten of anderszins juridische en financiële verplichtingen zijn aangegaan.
Het planvoornemen draagt bij aan variatie en differentiatie in de woningvoorraad door de realisatie van 3 duurdere halfvrijstaande woningen in het buitengebied van Zunderdorp. Hierdoor wordt voorzien in de specifieke vraag van een particulier om op zijn terrein 3 woningen te realiseren.
Wonen in de metropool, woonvisie Amsterdam tot 2020
De stedelijke woonvisie is in 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. De woonvisie bevat een aantal thema's die enerzijds de bestaande stad Amsterdam schetsen en anderzijds de ambities verwoorden. De ambitie is gericht op zowel een attractieve stad met nadruk op de economische kracht als een ongedeelde stad, gericht op het voorkomen van sociale segregatie en ruimtelijke tweedeling. In de woonvisie zijn zeven thema's met speerpunten voor de toekomst beschreven:
Daarnaast is beschreven wat er nodig is voor het faciliteren van de wooncarrière:
Het planvoornemen sluit aan bij de twee laatstgenoemde punten aangaande wat er nodig is voor het faciliteren van een wooncarrière. In het plangebied worden drie duurdere half vrijstaande woningen met tuin gerealiseerd.
Ten aanzien van het speerpunt duurzame stad levert het planvoornemen ook een bijdrage. Er wordt bij de nieuwbouw van de woningen een lage EPC-waarde van 0,2 behaald. Dit wordt behaald door de realisatie van warmtepompen en zonnepanelen. Voor het bouwmateriaal wordt uitsluitend met FSC-hout gewerkt.
Op 7 juni 2017 is de Nota Parkeernormen Auto vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. In de nota zijn voor nieuwe ontwikkelingen parkeernormen opgenomen. Daarbij is Amsterdam opgedeeld in A, B en C gebieden, waarbij een A-locatie goed per openbaar vervoer bereikbaar is en een C gebied vooral goed met de auto bereikbaar is. Het plangebied is aangewezen als C locatie. Hiervoor geldt dat het parkeren op eigen terrein opgelost moet worden, maar ook het parkeren op straat kan een optie zijn. Voor deze locaties zijn geen minimum parkeernormen en maximum parkeernormen bepaald. Voor deze locaties wordt door middel van maatwerk de parkeervraag inzichtelijk gemaakt. De beoordeling parkeren wordt nader toegelicht in paragraaf 4.9.
Afbeelding kaart gebiedsindeling parkeernormen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling plaatsvindt, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt als een rustige woonwijk. Het betreft een kleinschalig woonmilieu in het landelijk gebied rondom het Zunderdorp. Door BK ingenieurs is de beoordeling bedrijven- en milieuzonering uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 2 bijgesloten.
Beoordeling
Het plangebied ligt in de nabijheid van agrarisch- en niet agrarische bedrijvigheid.
Niet agrarische bedrijvigheid.
In de nabijheid van het plangebied komt niet-agrarische bedrijvigheid voor, aangegeven als zagerij, thans Bed & Breakfast. Dit pand is op circa 50 meter afstand gelegen.
Bed & Breakfast ''In de oude Zagerij'', 't Voorwerf 7, 1027 AG Amsterdam kent de industriefunctie. Het planologie regime is Bedrijf, specifieke vorm van bedrijf 1 (tevens een aannemersbedrijf, voor zover voorkomend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten).
Voor een Bed & Breakfast wordt een grootst aan te houden afstand geadviseerd van 10 meter vanwege geur, geluid en gevaar. De functie ligt op voldoende afstand van de geprojecteerde woonbebouwing.
Afbeelding bestemming 'Bedrijf' (voormalig aannemersbedrijf, nu bed & breakfast) en afstand nieuwe situatie
Nader onderzoek leert dat het pand in de huidige situatie een bed & breakfast functie heeft en niet langer in gebruik is als aannemersbedrijf. Voor een bed en breakfast wordt een grootst aan te houden afstand geadviseerd van 10 meter vanwege geur, geluid en gevaar. De functie ligt op voldoende afstand van de nieuwe woonbebouwing.
Agrarische bedrijven Wet geurhinder en veehouderij
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient, bij de aanwezigheid van veehouderijen in het plangebied, rekening te worden gehouden met geurhinder. Een veehouderij mag daarbij niet in zijn huidige milieuruimte worden aangetast. Daarnaast dienen uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen op dusdanige wijze te worden beperkt dat er geen hinder ontstaat voor (geplande) geurgevoelige objecten.
Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf bevindt zich aan de Broekergouw 2 en ligt op een afstand van circa 70 meter. De minimale afstand voor dit bedrijf bedraagt 50 meter aangezien er op de locatie geen landbouwhuisdieren meer voor de productie worden gehouden. Omdat voldaan wordt aan de minimaal te houden afstand conform het Besluit milieubeheer vormt het aspect geur geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Dit aspect levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan.
Habitus heeft voor het plan de quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 3 bijgevoegd.
Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling is naar verwachting mogelijk in strijd met het onderdeel soortbescherming uit de Wet natuurbescherming. Er kunnen namelijk verblijfplaatsen van vleermuizen, marterachtigen en 'vogels zonder jaarrond beschermd nest' in het plangebied aanwezig zijn. Ook kunnen 'vogels zonder jaarrond beschermd nest', marters en rugstreeppad zich vestigen in het plangebied, als er geen voorzorgsmaatregelen worden genomen. Daarnaast zijn er mogelijk nesten van huismussen aanwezig direct naast het plangebied en maakt het plangebied mogelijk deel uit van de functionele leefomgeving.
De voorgenomen ontwikkeling is mogelijk ook in strijd met het onderdeel gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming, namelijk door stikstofdepositie op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied.
Verder zijn de plannen niet in strijd met provinciale gebiedsbescherming.
Afbeelding kaart met het plangebied, biotopen waar diersoorten in verwacht worden en relevante waarnemingen
A= Amfibieën, H = Huismus, M = Marters, R = Rugstreeppad, VL = Vleermuizen, V = Vogels zonder jaarrond beschermd nest, Z = Zorgplichtsoorten
Vervolg
Naar aanleiding van de uitkomsten van de quickscan zijn de volgende vervolgstappen nodig:
Maatregelen
Vleermuizen
Enkele bomen zijn reeds gekapt in het plangebied, waaronder ook de geschikte holteboom. De initiatiefnemer heeft hiervoor een kapvergunning verkregen. Dit betekent dat de boom met geschikte holtes niet langer aanwezig zijn. Omdat de bomen zijn gekapt na gemeentelijke toestemming, in de vorm van een kapvergunning, wordt gesteld dat de initiatiefnemer niet kon weten dat het plan mogelijk in strijd was met de Wet natuurbescherming. Het benodigde nader onderzoek is niet langer zinvol vanwege het ontbreken van de geschikte holteboom en is derhalve niet uitgevoerd.
Marters
Indien het niet mogelijk is om aan deze maatregelen te voldoen, dan dient additioneel nader onderzoek verricht te worden naar verblijfplaatsen in de takkenhopen. De takkenhopen zijn binnen 10 dagen na oplevering van het rapport verwijderd, zie hiervoor ook onderstaande afbeelding. Daarmee is voldaan aan deze maatregel en is nader onderzoek niet nodig.
Afbeelding foto plangebied 9 juni 2020
Rugstreeppad (vestiging voorkomen)
Aan maatregel 1 is voldaan door het verwijderen van de takkenhopen, stammenhopen en stenen uit het plangebied, zie hiervoor ook bovenstaande foto. Met maatregelen 2 en 3 wordt rekening gehouden bij het bouwrijp maken van het terrein en het realiseren van de nieuwbouw.
Vogels zonder jaarrond beschermd nest
Voorkom vernietiging van vogelnesten óf een verstoring die van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van een in Europa inheemse vogelsoort. Nesten van deze soorten mogen niet beschadigd, weggehaald of vernietigd worden. Ook verstoringen die leiden tot het verlaten van het nest zijn verboden. De meeste vogels broeden globaal tussen half maart en half augustus.
De werkzaamheden in het plangebied vinden in principe buiten de broedperiode plaats. Mochten er wel werkzaamheden plaatsvinden, dan vindt voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie plaats.
Oeverzwaluw
Voorkom vestiging van oeverzwaluw door in de periode april t/m juni steilwanden te voorkomen (in de vorm van zanddepots en afgravingen). Of zorg voor geleidelijke overgangen met een minimale verhouding van 1:3 óf dek de zandhopen af met een stevig zeil.
Met deze maatregel wordt rekening gehouden bij het bouwrijp maken van het terrein en het realiseren van de nieuwbouw.
Witte kwikstaart en zwarte roodstaart
Vogelsoorten zoals de witte kwikstaart en zwarte roodstaart kunnen aanwezig zijn op bouwterreinen en broeden in hopen afval of bouwmateriaal. Als de soort tot broeden komt op het terrein is het nest beschermd en zal hier rekening mee gehouden moeten worden.
Met deze maatregel wordt rekening gehouden bij het bouwrijp maken van het terrein en het realiseren van de nieuwbouw.
Zorgplichtmaatregelen
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Uit de zorgplicht volgt dat nadelige gevolgen voor flora of fauna voorkomen worden óf dat noodzakelijke maatregelen getroffen worden. De zorgplichtmaatregelen worden in acht genomen.
Conclusie
Op basis van het onderzoek en de maatregelen in relatie tot het plan wordt geconcludeerd dat alleen nader onderzoek naar huismussen nodig is. Alsmede is een berekening stikstofdepositie nodig. Het nader onderzoek huismussen wordt toegelicht in subparagraaf 4.2.1 en het benodigde onderzoek stikstofdepositie wordt toegelicht in paragraaf 4.3.
Habitus heeft het benodigde nader onderzoek naar huismussen uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 4 toegevoegd. Uit dit onderzoek volgt dat er geen huismussen zijn aangetroffen die het plangebied gebruikten als functioneel leefgebied. Ook is er veel alternatief aanwezig wat drinkplaatsen en zanderige plekken betreft. Dit maakt dat het plangebied niet essentieel is als functioneel leefgebied voor de huismus.
Conclusie
Op basis van dit onderzoek is de conclusie dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met het onderdeel soortbescherming uit de Wet natuurbescherming.
Econsultancy heeft een onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd. In Bijlage 6 is de actualisatie van de AERIUS berekening opgenomen, zowel de aanleg- als de gebruiksfase.
Het beoogde plan mag in beginsel geen negatieve effecten veroorzaken op de omliggende Natura 2000-gebieden. Met het voorgeschreven programma AERIUS Calculator wordt de depositie van stikstofverbindingen in de vorm van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) op het oppervlak van de omliggende Natura 2000-gebieden inzichtelijk gemaakt. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.
Uit de actualisatie van de AERIUS-berekening voor de aanlegfase en de beoogde situatie tijdens de permanente gebruiksfase blijkt dat het planvoornemen niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op beschermde Natura 2000-gebieden. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Beleidskader
Keur HHNK
In 2016 heeft het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) de Keur vastgesteld. In de Keur staan de regels die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Samen met de Waterwet, nationale en Europese wetgeving en beleidsregels van HHNK vormt dit de basis voor de watervergunning.
Waterplan (WBP6)
In het waterplan (WBP6) wordt de koers van het HHNK gepresenteerd en de opgave waaraan gewerkt gaat worden. Met het waterbeheer van HHNK wordt ervoor gezorgd dat er voldoende, gezond en schoon water is om van te leven, er te werken en te recreëren, voor mens, dier en natuur. Het maatschappelijk belang van water neemt steeds verder toe door klimaatverandering, drukte in de fysieke leefomgeving en toenemend watergebruik. Daardoor is er ook steeds meer aandacht en belang bij het waterbeheer. HHNK verwacht daarom de komende jaren het gesprek met de omgeving te intensiveren. Zodat HHNK gezamenlijk kan uitvinden hoe het waterbeheer toekomstbestendig te houden. Daarnaast kan HHNK met het waterbeheer bijdragen aan maatschappelijke opgaven zoals biodiversiteitsherstel en de energietransitie.
Onderzoek
BK ingenieurs heeft voor het plan de waterparagraaf opgesteld, deze is als Bijlage 7 bijgesloten. Deze paragraaf wordt onderstaand toegelicht.
Waterparagraaf
De huidige (waterstaatkundige) situatie
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied bevindt zich niet binnen de kernzone en/of beschermingszone van een waterkering.
Waterkwantiteit
Het plangebied ligt in landelijk gebied. In de huidige situatie is het plangebied voor circa de helft van het perceel met oppervlaktewater omzoomd. Deze watergangen betreffende secundaire watergangen die in onderhoud zijn bij de wegeigenaar.
De bestaande grondwaterstand is zeer hoog (circa 50 cm onder maaiveldniveau).
Afbeelding uitsnede legger, watergangen
Waterkwaliteit en ecologie
In de nabije omgeving van het plangebied liggen geen ecologische zones. De dichtstbijzijnde ecologische verbindingszone ligt op circa 2 km afstand.
Afvalwater en riolering
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt op de bestaande (enkelvoudige) riolering aangesloten. Het afstromende regenwater kan rechtstreeks naar de omringende waterloop worden geloosd.
Toekomstige situatie
Veiligheid en waterkeringen
De huidige ligging van de waterkering(-en) blijft gehandhaafd en er vinden geen werkzaamheden in of nabij waterkeringen plaats.
Ten gevolge van het planvoornemen vinden in het plangebied geen werken of werkzaamheden nabij het bestaande oppervlaktewater plaats.
Waterkwantiteit
Uit het onderzoek blijkt dat:
Toename verhard oppervlak
Als het nieuwe oppervlak dat bebouwd wordt niet groter is dan in de huidige situatie aanwezig was hoeft er geen watercompensatie in de vorm van oppervlaktewater plaats te vinden. Uit de uitgevoerde waterberekening blijkt dat er sprake is van een afname van het verharde oppervlak met 726 m2. Ten opzichte van de bestaande situatie wordt meer groen aangelegd waardoor het verhard oppervlak afneemt. Zie hiervoor de bijgevoegde berekening verhard oppervlak in Bijlage 7.
Bestaand m2 | Nieuw m2 | |
Bebouwing bestaand (agrarisch schuren en woning, fundering nog aanwezig) | 620 | 475 |
Verharding, erf, paden en parkeren | 910 | 329 |
Subtotaal verharding | 1530 | 804 |
Groen (tuin en groenzones) | 350 | 1075 |
Oppervlakte plangebied | 1880 | 1880 |
Tabel waterberekening
Klimaatadaptatie
Amsterdam en het hoogheemraadschap hechten waarden aan het rainproof inrichten van de stad. De resultaten uit de watersysteemanalyse van het hoogheemraadschap geven geen gebieden aan binnen het plangebied die kwetsbaar zijn voor inundatie.
Vanuit het MRA zijn er richtlijnen opgesteld waardoor bij ontwikkelingen 70 mm aan water vast te houden voordat het afgevoerd kan worden door de hemelwaterafvoer of de watergang. Zoals hiervoor al uiteengezet is, vindt er een afname aan verharding plaats. Hierdoor is er sprake van een waterneutrale ontwikkeling en van een kwantitatieve verbetering van het watersysteem in de omgeving. Bij de verdere uitwerking van het ontwerp zal onderzocht worden of het opvangen en hergebruik van water in een regenton/silo een mogelijkheid is om nog meer bij te dragen aan klimaatadaptieve maatregelen in het plangebied.
Effecten van de beoogde ontwikkeling op het watersysteem
Conclusie
Dit aspect levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan.
Bureau Landview heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 8 bijgesloten.
Onderzoek
De hypothese voor het onderzoek was dat er verhoogde gehalten van zware metalen en of PAK in de waarschijnlijk puin houdende grond aanwezig zijn. Doel van het onderzoek was om aan te tonen dat de verwachte verhoogde gehalten verontreinigende stoffen in de grond op de locatie niet tot meer gebruiksbeperkingen leiden dan beperkingen in het hergebruik. Van hergebruik is sprake wanneer grond, die bij eventueel graafwerk is vrijgekomen, buiten de locatie wordt toegepast.
Uit het onderzoek blijkt:
De hypothese dat in de grond verhoogde gehalten verontreinigende stoffen aanwezig zijn, wordt in het onderzoek bevestigd. In de grond worden wel interventiewaarden overschreden.
De hypothese dat in het grondwater geen verhoogde concentraties aanwezig zijn, behalve
mogelijk van nature verhoogde concentraties, wordt in het onderzoek niet geheel bevestigd.
Aangezien plaatselijk interventiewaarden worden overschreden, bestaan er mogelijk
risico's voor de volksgezondheid.
In principe is nader onderzoek noodzakelijk. Met de nu verkregen resultaten is echter een voldoende duidelijk beeld van de verontreinigingssituatie verkregen. Op basis van de nu bekende gegevens is op de locatie waarschijnlijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging aangezien er een duidelijk vermoeden is, dat in een bodemvolume van meer dan 25 m3 in de grond voor som PAK en een of meer zware metalen de interventiewaarden worden overschreden. Dit betekent dat graafwerkzaamheden ter plaatse van de locatie als saneringswerkzaamheden moeten worden gezien. Deze werkzaamheden moeten daarom worden gemeld aan het bevoegd gezag door middel van een melding in het kader van Besluit uniforme Saneringen (BUS-melding) of door het indienen van een saneringsplan Wbb.
Conclusie
Dit aspect levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan. Wel dienen de graafwerkzaamheden in het kader van de bouwwerkzaamheden op de locatie als saneringswerkzaamheden te worden gezien. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen wordt de BUS-melding gedaan.
Econsultancy heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 9 bijgesloten.
De woningen liggen niet in de geluidszone van een weg. Wel zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening de nabijgelegen 30 km/uur wegen (Broekergouw, ’t Voorwerf, Uilengouw en Middenlaan Zunderdorp) in het onderzoek betrokken.
Onderzoek
Uit het onderzoek volgt dat alleen ten gevolge van het niet-gezoneerde deel van de Broekergouw een overschrijding optreedt van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB, specifiek op de gevel van de begane grond die zich het dichtst bij de weg bevindt. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt met maximaal 2 dB overschreden op kavel 2. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Afbeelding berekening geluidsniveaus
Afbeelding situatietekening met kavelindeling
Wegens de overschrijding van grenswaarde is voor de Broekergouw een afweging van geluidsreducerende maatregelen opgesteld.
Afweging van maatregelen
In hoofdstuk 5 van het akoestisch rapport is de beoordeling van de bron-, overdrachts- en gevelmaatregelen beschreven. Hieruit volgt dat het beperken van de rijsnelheid of het beperken van de verkeersintensiteiten van de Broekergouw onder andere vanuit verkeerskundig oogpunt geen reële maatregelen zijn. Verplaatsing van de bebouwing is niet mogelijk.
Vanwege het niet-gezoneerde deel van de Broekergouw treedt een overschrijding op van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op kavel 2. Op basis van de maatregelenafweging worden bron- en overdrachtsmaatregelen als niet doelmatig geacht. De maatregelen stuiten op overwegende financiële of stedenbouwkundige bezwaren. Een aanvraag hogere waarden is niet mogelijk vanwege het ontbreken van een zone.
De laatst resterende mogelijkheid is het treffen van maatregelen aan de gevel. Voor de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woningen is in het kader van goede ruimtelijke ordening een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels wenselijk, maar niet verplicht volgens het Bouwbesluit.
Conclusie
Het plan kan vanuit het aspect geluid gerealiseerd worden. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt bepaald of een onderzoek naar de geluidwering van de gevel wordt uitgevoerd.
Ten behoeve van het bestemmingsplan is door de gemeente een archeologische Quickscan uitgevoerd. Op basis hiervan is de archeologische waardestelling bepaald. Deze Quickscan is als Bijlage 10 bijgevoegd.
Uit de Quickscan volgt dat voor de planlocatie een hoge archeologische verwachting geldt, vanwege de ligging binnen een terpenlint met bewoningssporen daterend vanaf de late middeleeuwen (zie Quickscan 19-141 in bijlage). Aangezien de voorgenomen bodemingreep groter is dan 100 m2 (namelijk ca. 610 m2) en dieper gaat dan 0,5 m (namelijk tot ca. 0,90 m onder maaiveld) geldt als beleid dat een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven in de planontwikkeling wordt opgenomen.
Conclusie
Dit aspect levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan. Het benodigde onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.
In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 3 woningen mogelijk. Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig is.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2018) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Zunderdorpgouw en Buikslotermeerdijk, Nieuwe Leeuwarderweg / Slochterweg, nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 31 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 19,1 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 6,9 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,4 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.
Conclusie
Dit aspect levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan.
In subparagraaf 3.2.5 is toegelicht dat het aspect parkeren voor het plan inzichtelijk moet worden gemaakt met een maatwerkingberekening.
Voor de beoordeling verkeer en parkeren is gebruik gemaakt van CROW-publicatie ''Toekomstig bestendig parkeren (december 2018)''. In deze publicatie zijn vuistregels en kengetallen aangereikt om verkeerseffecten bij ontwikkelingen te bepalen. Er zijn kencijfers omtrent verkeersgeneratie en parkeerkencijfers, met een minimale en maximale aan te houden bandbreedte. Bij gebruikmaking van deze publicatie is er van uitgegaan dat het plangebied in 'sterk stedelijk gebied' ligt en in een zone ligt die kan worden aangemerkt als 'rest bebouwde kom'.
Beoordeling
De ritproductie per weekdagetmaal en parkeerkencijfers, met een minimale en maximale aan te houden bandbreedte, behorende bij de in het plangebied te realiseren woningen zijn in onderstaande tabel inzichtelijk gemaakt.
Verkeersgeneratie kencijfers | Parkeerkencijfers (pp) | |||||
min | max | gemiddeld | min | max | gemiddeld | |
2-onder-1-kap / halfvrijstaand | 7,4 | 8,2 | 7,8 | 1,6 | 2,4 | 2,0 |
Tabel kencijfers verkeersgeneratie en parkeernormen
Het planvoornemen betreft de realisatie van 3 halfvrijstaande woningen. De parkeervraag en de verkeersgeneratie is op basis van bovenstaande tabel doorgerekend.
Aantallen woningen | Verkeersgeneratie | Parkeervraag (pp) | |||||
min | max | gemiddeld | min | max | gemiddeld | ||
2-onder-1-kap / halfvrijstaand | 3 | 22,2 | 24,6 | 23,4 | 4,8 | 7,2 | 6,0 |
Tabel verkeersgeneratie en parkeervraag
De realisatie van 3 woningen leidt tot een toename van de verkeersaantrekkende werking (van motorvoertuigbewegingen) van en naar het plangebied. Uitgaande van een worst-case scenario wordt voor de verkeersgeneratie een toename van afgerond 23 motorvoertuigen per weekdagetmaal op de bestaande ontsluitingsweg Broekergouw verwacht. Dit is niet van een dusdanige orde van grootte dat hierdoor problemen voor de verkeersafwikkeling worden verwacht. Hierbij ook meegewogen dat in een eerdere situatie, ten tijde van de aanwezigheid van de (woon) boerderij in het plangebied, ook al sprake was van een bepaalde verkeersaantrekkende werking.
Aangaande de parkeerbehoefte moeten minimaal 5 parkeerplaatsen en maximaal 7 parkeerplaatsen worden aangelegd. De parkeeroplossing wordt op eigen erf opgelost. Aan de oostzijde van het plangebied wordt een parkeerplaats aangelegd met daarin de ruimte voor 8 auto's.
Dit is voldoende om te voorzien in de maximale parkeervraag.
Conclusie
Het planvoornemen leidt niet tot een onevenredige verkeerstoename van en naar het plangebied. Het parkeren kan in het plangebied worden opgelost. Hierbij worden voldoende parkeerplaatsen aangelegd om te voldoen aan de maximale norm. Deze aspecten leveren geen belemmering op voor het bestemmingsplan.
Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Die grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:
Beoordeling
Aan de hand van de risicokaart is beoordeeld welke risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Er is 1 risicobron aanwezig te weten;
Over de N247 mogen geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze weg is daarom buiten beschouwing gelaten.
Het PR plafond van de A10 bedraagt 0 meter. Het GR plafond bedraagt 82 meter. Het plangebied ligt op 1,36 km van de weg en daarmee op voldoende afstand van deze weg.
Afbeelding uitsnede risicokaart, plangebied rood gemarkeerd
Conclusie
Dit aspect levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:
Het planvoornemen betreft geen activiteit genoemd in de D-lijst in de bijlage van het Besluit m.e.r.. Er is geen sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel een vormvrije m.e.r. beoordeling opgesteld.
Vormvrije m.e.r. beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten', te weten:
Kenmerken van het project
In het bestemmingsplan wordt de realisatie van maximaal 3 woningen planologisch mogelijk gemaakt. Het totale plangebied heeft een oppervlak van 1880 m2. Het totale verhard oppervlak in de toekomstige situatie bedraagt 804 m2, een afname van 726 m2. De omvang van het project in relatie tot de drempelwaarden in lijst D is relatief klein.
Plaats van het project
Het plangebied ligt op de hoek van 't Voorwerf en Broekergouw in het buitengebied van Amsterdam ten noorden van de stad.
Het plangebied wordt globaal als volgt begrensd:
noorden: de in 2017 gerealiseerde woonwijk Broekergouw Zunderdorp;
oosten: bestaande woning aan 't Voorwerf 13;
zuiden: 't Voorwerf;
westen: de Broekergouw.
Kenmerken van het potentiële effect
De voor het milieu relevante wijzigingen die in het bestemmingsplan zijn doorgevoerd, hebben betrekking op:
In de hiervoor beschreven paragrafen in dit hoofdstuk is nagaan of er milieueffecten optreden ten gevolge van het plan. Uit de beoordelingen volgt dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten op de nieuwe woningen of de omgeving van het plangebied.
De graafwerkzaamheden in het plangebied moeten als saneringswerkzaamheden worden uitgevoerd. Ook is een inventariserend archeologisch onderzoek nodig. Dit wordt uitgevoerd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen. Dit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels (zogenaamde planregels). De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat kaart en regels ten alle tijden in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.
Verbeelding
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.
Regels
De regels zijn het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken. De regels van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de regels van het vigerende bestemmingsplan.
Toelichting
De toelichting heeft géén bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Door flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter géén rechtstreeks bindende werking ten aanzien van burgers.
Van de verschillende bestemmingen wordt in de volgende paragraaf toegelicht wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn.
In de bestemmingsomschrijving van de planregels wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de bestemmingsomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen. In dit hoofdstuk wordt elk artikel van de planregels kort toegelicht.
Dit artikel bevat de definities van begrippen die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. De begripsbepalingen staan, behalve voor de begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan' op alfabetische volgorde.
In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten.
De woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Gronden met die bestemming zijn bestemd voor het wonen, met inbegrip van beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en short stay. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan tot maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning.
De ontsluiting op de Broekergrouw is toegestaan binnen de planregels.
Gebouwen, woningen, mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd. Door middel van aanduidingen op de verbeelding is de maximale bouw- en goothoogte gereguleerd. De mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken en erfafscheidingen zijn primair voorzien buiten het bouwvlak. In afwijking en aanvulling van de regeling voor bijbehorende bouwwerken is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' uitsluitend een bijbehorend bouwwerk toegestaan voor het parkeren.
Om te borgen dat ter plaatse van het plangebied de boerderij qua omvang, positionering en verschijningsvorm wordt teruggebouwd is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de voorwaardelijke verplichting is bepaald dat de omgevingsvergunning uitsluitend verleend mag worden wanneer het ingediende bouwplan voldoet aan het in de bijlage opgenomen bouwplan.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 1
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' is opgenomen ter bescherming van archeologische waarde. In deze dubbelbestemming wordt een aantal bouwmogelijkheden afhankelijk gesteld van een omgevingsvergunning. Dit omdat in het kader van rechtstreeks bouwrecht geen onderzoek verplicht mag worden gesteld en geen afwegingen mogen worden gemaakt. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien door onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond welke betrokken is geweest bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.
In deze regel wordt geregeld dat bepaalde overschrijdingen van de bouwregels zijn toegestaan.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In deze regel worden de algemene regels omtrent gebruik vastgelegd. Naast het algemene gebruiksverbod om de gronden en opstallen in strijd met de bestemming te gebruiken, is een aantal activiteiten uitgezonderd.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de regels voor grondwaterneutrale kelders opgenomen. In dit artikel is de verbodsbepaling opgenomen om onder bestaande en nieuwe gebouwen kelders (in de ruime zin van dit bestemmingsplan) te bouwen of te vergroten. Het verbod geldt in het hele plangebied.
In de zone met gebiedsaanduiding 'overige zone 1' geldt een absoluut verbod. Afwijking van het verbod is binnen deze gebiedsaanduiding uitsluitend mogelijk op basis van een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden algemene afwijkingsregels opgesomd. Er kan voor gebouwen van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken en dergelijke worden afgeweken van de regels. Ook kan van de regels worden afgeweken voor geringe afwijkingen en tevens mag de in de regels toegestane maximale bouwhoogte worden overschreden in bepaalde gevallen. Hetzelfde geldt voor de op de verbeelding (oftewel de plankaart) aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen.
In dit artikel is de voorwaardelijke verplichting voor het parkeren opgenomen om te borgen dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd.
In dit artikel wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in dit bestemmingsplan worden gegeven.
Dit wordt ook wel de citeerbepaling genoemd. Hierin wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan genoemd is.
In artikel 6.12 lid 1 Wro is geregeld, dat bij elk voorgenomen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, een exploitatieplan verplicht is. Het bestemmingsplan zal een dergelijk bouwplan inhouden. Echter gelden wel uitzonderingen op de noodzaak een exploitatieplan op te stellen, zoals geregeld in artikel 6.12 lid 2 Wro. De belangrijkste uitzondering is, dat een exploitatieplan niet noodzakelijk is als het kostenverhaal van de grondexploitatie 'reeds anderszins is verzekerd'.
In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan, omdat een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer is gesloten. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie, zoals bedoeld in de Wro, is daarom anderszins verzekerd.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan verzonden aan:
Van de drie vooroverlegpartners zijn reacties ontvangen.
1. Provincie Noord-Holland
Het plangebied is aangeduid als MRA landelijk gebied waar in beginsel geen kleinschalige woningbouwontwikkeling is toegestaan. Met toepassing van artikel 6.9, lid 4 OVNH2020 kan hiervan worden afgeweken als sprake is van de functiewijziging van een karakteristieke boerderij. In het verleden stond hier een monumentale boerderij die door brand is verwoest. Het plan ziet op de herbouw van de voormalige boerderij, die wordt gesplitst on drie grondgebonden woningen.
Het plan is voorgelegd aan het adviesteam ruimtelijke kwaliteit (ARK). De beoordeling van het ARK luidt:
Met het terugbouwen van de hooihuisboerderij is opnieuw sprake van een karakteristieke boerderij. Ondanks het feit dat de oorspronkelijke bebouwing niet wordt hergebruikt (want verbrand) maar in nieuwbouw terugkeert. Karakteristiek zit hier in het type van de voor Waterland kenmerkende hooihuisboerderij. Het volume keert door inbouw van drie woningen in enigszins vergrote hoofdvorm terug, maar blijft evengoed bijdragen aan de identiteit van Waterland. Omdat de hoofdvorm reeds is vergroot verdient het uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit aanbeveling geen verdere volumina toe te voegen
De provincie heeft vragen gesteld over de terreininrichting en aanzicht van de planlocatie in de toekomstige situatie. Concreet gaat het om de volgende punten:
Reactie gemeente
Bovengenoemde onderdelen zijn aangeleverd en nogmaals getoetst door het ARK (zie o.a. Bijlage 11 en paragraaf 2.4. De reactie luidt:
ARK adviseert positief over het plan na overlegging van de aanvullende informatie, eerdere opmerkingen zijn verwerkt. Wel ziet ARK graag dat er bij de beplanting wordt gekozen voor soorten die passen bij het historische cultuurlandschap. Verder wil het ARK graag uitgezocht hebben of het oude slotenpatroon (aan de noordkant van het perceel) hersteld kan worden.
Geconcludeerd wordt dan ook het plan in overeenstemming is met de instructieregels voor de geldende werkingsgebieden. Wel de opmerking dat bij de beplanting te kiezen voor soorten die bij het historische cultuurlandschap passen. Indien mogelijk is het voorstel het oude slotenpatroon te herstellen. De aanvullingen / opmerkingen ten aanzien van beplanting en het slotenpatroon worden meegenomen in de verdere uitwerking van het plan.
2. Brandweer Amsterdam - Amstelland
De reactie van de brandweer is dat geen relevantie is met Externe Veiligheid. Derhalve zijn er geen opmerkingen.
Wel wordt aandacht gevraagd voor een goede bereikbaarheid en adequate waterwinning ten behoeve van de brandweer. Voor informatie over een toereikende bereikbaarheid en voldoende bluswatervoorziening wordt verwezen naar de Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van Brandweer Nederland 2019 en het Bouwbesluit 2012. Dit wordt bij de nadere uitwerking van het plan meegenomen en wordt met de brandweer afgestemd.
3. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Onderstaand is puntsgewijs de reactie van het hoogheemraadschap weergegeven.
Bestaand watersysteem
Het bestemmingsplan gebied bevindt zich grotendeels in het peilgebied 5620-2 met een streef waterpeil van NAP-2,00 meter. Dit peilgebied wordt vanuit het zuiden gevoed uit het waterlandsboezempeil (NAP-1,56 meter) en watert af via de stuw in de hoofdwaterloop ten westen van plangebied in de blokbemaling Zunderdorp (5620-1) met een streef waterpeil van NAP-2,29 meter.
Zie ook onderstaande kaar van het bestaand watersysteem.
De secundaire waterloop direct grenzend aan het bestemmingsplangebied heeft een waterpeil van NAP-2,00 meter en loopt dood langs de weg aan de oostzijde van het bestemmingsplangebied. Doordat deze waterloop doodloopt kan deze niet doorgespoeld worden en zijn er wel eens waterkwaliteitsproblemen.
Reactie gemeente
Bovengenoemde informatie is verwerkt in de waterparagraaf.
Verbetering watersysteem
Het hoogheemraadschap ziet meerwaarde om binnen deze ontwikkeling de doodlopende waterloop langs de weg Broekergouw weer doorstroombaar te maken door deze te verbinden naar de wegsloot ten noorden van het plangebied. Dit kan via een waterloop (of duiker) die middels een stuw overstort in het lagere peilgebied.
Reactie gemeente
Er zijn geen concrete plannen om de watergang aan te passen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen wordt dit voorstel waar mogelijk betrokken.
Toelichting - waterparagraaf
In paragraaf 4.4 Water en Bijlage 7 wordt ingegaan op de wateraspecten van de ontwikkeling.
Het beleidskader van Water ontbreekt nog in het bestemmingsplan. Hierin dient in ieder geval de Keur 2016 worden opgenomen en het Waterplan (WBP6).
Zoals in de waterparagraaf staat aangegeven vindt er geen verhardingstoename plaats bij deze ontwikkeling.
In de waterparagraaf wordt onder het kopje Waterkwantiteit gesteld dat het onderhoud van de watergang bij de Wegeigenaar ligt. Het onderhoud van baggerwerkzaamheden ligt inderdaad bij de wegeigenaar maar de jaarlijkse maaiwerkzaamheden liggen bij de aangrenzend eigenaar. Dus de perceeleigenaar heeft hier eenzijdig ook een rol in. Dit betekent dus ook dat de waterloop middels een obstakelvrije zone bereikbaar moet blijven om onderhoud te kunnen plegen. Het oostelijke bijgebouw staat hierbij te dicht op de waterloop om goed (machinaal) onderhoud te kunnen plegen.
In de waterparagraaf wordt onder het kopje Afvalwater en Riolering gesproken over enkelvoudig rioolsysteem. Duidelijker is om aan te geven dat alleen het huishoudelijk afvalwater (DWA) op de bestaande riolering wordt aangesloten.
Het afstromende regenwater kan rechtstreeks naar de omringende waterloop worden geloosd. Indien de hierboven voorgestelde nieuwe waterverbinding ruimtelijk niet in pasbaar blijkt te zijn adviseert het hoogheemraadschap om een lozingspunt van het hemelwater op de kop van de doodlopende waterloop te plaatsen om zo bij te dragen in een betere doorstroming.
Reactie gemeente
Bovengenoemde informatie is verwerkt in de waterparagraaf.
Klimaatadaptatie
Binnen de waterparagraaf zou ook standaard een kopje klimaatadaptatie moeten worden opgenomen. Aandachtspunten hierbij zijn dat de vloerpeilen van de woningen en nieuwe bijgebouwen voldoende drooglegging krijgen om wateroverlast in de woningen te voorkomen. De resultaten uit de watersysteemanalyse van het hoogheemraadschap geven geen gebieden aan binnen het plangebied die kwetsbaar zijn voor inundatie (zie ook bijgevoegd Inundatiekaartje bij T1000).
Verder zijn er vanuit de MRA nieuwe richtlijnen opgesteld om bij ontwikkelingen 70 mm water vast te houden en te kunnen bergen op eigen terrein. Voor deze ontwikkeling, met een afname aan verharding kan gesteld worden dat minimaal waterneutraal is en er kwantitatief een verbetering van het watersysteem optreedt.
Gezien de geringe drooglegging in deze omgeving lijkt infiltratie niet echt kansrijk. Het opvangen en hergebruik van water in een regenton/silo zijn wellicht nog mogelijkheden die positief bij kunnen dragen in klimaatadaptieve maatregelen.
In hoofdstuk 7 staat onder 7.1 het verkeerde Hoogheemraadschap genoemd waar het vooroverleg mee wordt gevoerd. Voor dit deel van Amsterdam is dat Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Reactie gemeente
Bovengenoemde informatie is verwerkt in de waterparagraaf.
Aanpassingen vanuit de vooroverlegreacties
De vooroverlegreacties leiden tot het aanpassen van het bestemmingsplan
De verdere reacties leiden niet tot aanpassen van het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan 7e Herziening Landelijk Noord met de daarbij behorende stukken lag met ingang van donderdag 9 februari 2023 gedurende een termijn van zes weken ter inzage tot en met donderdag 23 maart 2023. Gedurende bovengenoemde termijn van terinzagelegging kan een ieder zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren brengen. In deze periode zijn geen zienswijze ingediend.
Ambtshalve wijziging
Naar aanleiding van nadere gesprekken met omwonenden in het kader van participatie is besloten de ontsluiting van het plangebied aan te passen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Het plangebied wordt direct ontsloten op de Broekergrouw (met een eigen ontsluiting). De eerder in het ontwerp bestemmingsplan genoemde ontsluiting via de prive ontsluitingsweg van de naastlegen woonwijk is komen te vervallen.
De buurt is geïnformeerd over het ontwerp bestemmingsplan. Uit de participatie zijn geen bezwaren gekomen maar zijn er twee vragen gesteld:
Het bestemmingsplan '7e Herziening Landelijk Noord' van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Noord.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.N1904PBSTD-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
rapport, zoals bedoeld in artikel 39, lid 2 Monumentenwet 1988, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur in voldoende mate is vastgesteld.
een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.
het verstrekken van logies met ontbijt, met dien verstande dat dit bij woningen, geen bedrijfswoningen zijnde, uitsluitend in het hoofdgebouw is toegestaan.
beleidsregel Grondwaterneutrale Kelders Amsterdam vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, waarin de criteria zijn opgenomen waar aanvragen omgevingsvergunning voor kelders aan worden getoetst.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
de totale oppervlakte van een bijzondere bouwlaag die bestaat uit de som van het product van de afstand tussen de ondergrondse gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag.
persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting.
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst.
de bovenste bodemlaag die in de laatste ca. 10.000 jaar is ontstaan en die tevens de ophoog laag bevat die door de mens is aangebracht voor bijvoorbeeld woningbouw.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat detailhandel in volumineuze goederen hiertoe niet wordt gerekend.
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, onder te verdelen in:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
het resultaat van een geohydrologisch onderzoek neergelegd in een rapport met daarin de eigenschappen en kenmerken van het grondwatersysteem op een bepaalde locatie. In het geohydrologisch rapport worden in ieder geval in beeld gebracht:
een bouwkundige constructie die een ruimte van een gebouw scheidt van de ondergrond en/of buitenlucht.
ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, taluds, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
het bouwen van een kelder waarbij de stand en stroming van het grondwater niet of nauwelijks veranderen, waar mogelijk zal verbeteren, en geen negatieve grondwatereffecten optreden. Tot negatieve effecten worden in ieder geval gerekend risico's op opbarsten van de deklaag en welvorming.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).
nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccommodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).
restaurant (restaurant, koffie- en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te
hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg, bed & breakfast en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).
een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, op daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
ondergronds (deel van een) gebouw, ongeacht de benaming hiervoor in het moederplan, zoals bijv. bijzondere bouwlaag, souterrain, parkeerkelder, e.d., uitgezonderd funderingsconstructies, voor zover de onderkant van de vloer van de betreffende bouwlaag dieper is gelegen dan 0,5 meter onder het peil.
een kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf voor ten hoogste 15 kampeermiddelen en ten hoogste 3 trekkershutten, uitsluitend in gebruik gedurende de periode van 1 april tot 1 november.
de aanleg van riet- en schraallanden, moerasjes, poelen en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers.
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.
een nevenfunctie bestaande uit een educatieve, culturele, sociale of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, alsmede voorzieningen ten behoeve van kinderdagverblijven en kinderopvang en van conferentieruimtes.
een van de hoofdfunctie afwijkende functie die ondergeschikt is aan en uitgeoefend wordt naast de hoofdfunctie, veelal ter ondersteuning van het agrarische bedrijf en gericht op de beleefbaarheid van het landschap.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
een voorwerp of vaartuig dat in, op of boven het water is aangebracht of afgemeerd, niet zijnde een woonboot, bedrijfsvaartuig, een passagiersvaartuig of pleziervaartuig.
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals deze luidde op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd, onoverdekt stuk grond, kennelijk ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport, dan wel het vrij laten loslopen van paarden, meestal als uitloop van een stal
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:
gebruik van gronden gericht op (extensieve) dagrecreatie waarbij het gebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de gronden.
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend te worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar.
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betalingen handelingen en/of voorstellingen kunnen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard; hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhalen en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijken inrichtingen.
de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van ten minste één week en maximaal zes maanden.
een voor publiek toegankelijke ruimte waarvan de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.
digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.
de gevel aan de naar de weg gekeerde zijde van de woning, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.
de lijn in het verlengde van de voorgevel of in het verlengde van de op de verbeelding aangegeven voorgevel.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:
met dien verstande dat:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het volgende:
De omgevingsvergunning voor de bouw wordt uitsluitend verleend mits het ingediende bouwplan voldoet aan de in Bijlage 1 opgenomen bouwplan.
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de dubbelbestemming en de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het Dagelijks Bestuur is bevoegd ter bescherming van de in lid 4.1 genoemde archeologische waarden nadere eisen te stellen aan de situering van de bouwwerken, indien uit het archeologisch rapport is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 4.1 aanwezig zijn.
Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden, mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1 genoemde bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
Het Dagelijks Bestuur is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk kan worden geschrapt, indien:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten:
inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden | inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden | ||
minimum afstand tot objecten categorie I en II | 100 m | 50 m | |
minimum afstand tot objecten categorie III, IV en V | 50 m | 25 m |
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en/of bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Tot gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone 1' zijn de betreffende gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen en aanduidingen, mede bestemd voor de bescherming van het belang van grondwaterneutraal bouwen als genoemd in 1.45.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van: