Food Center Amsterdam - 1e wijziging    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

De gemeenteraad van Amsterdam heeft op 1 juni 2016 het bestemmingsplan Food Center Amsterdam (2e Herstelbesluit) vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het terrein van het Food Center Amsterdam (FCA) aan de Jan van Galenstraat mogelijk. De herontwikkeling van het gehele terrein zal door het Consortium Marktkwartier worden uitgevoerd. Deze partij heeft in 2013 de Europese aanbesteding gewonnen.

verplicht

Afbeelding: luchtfoto Food Center Amsterdam

In het bestemmingsplan is op hoofdlijnen uitgegaan van een gerevitaliseerd bedrijventerrein aan de zijde van de Haarlemmerweg en een nieuw woongebied aan de zijde van de Jan van Galenstraat. Omdat de planvorming ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan echter nog niet voldoende uitgekristalliseerd was, zijn voor zowel het bedrijvendeel als het nieuwe woongebied uit te werken bestemmingen opgenomen. Dat houdt in dat eerst één of meerdere uitwerkingsplannen in procedure dienen te worden gebracht alvorens er kan worden gebouwd.

verplicht

Afbeelding: bestemmingsplan 'Food Center Amsterdam', het toekomstige bedrijventerrein is met paars weergeven terwijl het toekomstige woongebied met geel is aangegeven

Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan was nog niet zeker of een zone langs het Westelijk Marktkanaal binnen de planperiode van 10 jaar zou worden getransformeerd. Voor deze zone is daarom via een conserverende bestemming uitgegaan van de bestaande situatie. Om een eventuele transformatie van deze zone binnen de planperiode echter niet uit te sluiten is daarbij wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van (delen van) deze gronden alsnog te kunnen omzetten naar een uit te werken bestemming (zie rode arcering in de voorgaande afbeelding). Hierdoor is transformatie naar een gerevitaliseerd bedrijventerrein en/of een nieuw woongebied voor deze zone niet uitgesloten binnen het bestemmingsplan.

Voor zowel het bedrijventerrein als het woongebied worden door het Consortium Marktkwartier plannen voorbereid. Omdat de bedrijven goed moeten kunnen blijven functioneren speelt het transitieproces met de daarbij behorende fasering een essentiële rol in de planvorming. Eén van de eerste stappen die in het kader van het transitieproces wordt voorzien in het realiseren van nieuwbouw aan de noordzijde van het nieuwe FCA-terrein. In het transitieproces met de daarbij behorende fasering is het uitgangspunt om grote bedrijven, zoals De Kweker naar het noorden te verplaatsen zodat het verkeer van en naar dergelijke bedrijven voornamelijk via de noordelijke ingang zal gaan verlopen (en niet meer via de zuidelijke ingang aan de Jan van Galenstraat). Op die manier komt er bovendien ruimte vrij in het zuidelijk deel van het huidige FCA-terrein. Om voor buik- en servicebedrijven voldoende ruimte aan de noordzijde van het nieuwe FCA-terrein te creëren is het wenselijk om ook de noordwesthoek van het huidige FCA-terrein, welke deels is gelegen in de zone waar in het geldende bestemmingsplan nog uit is gegaan van de bestaande situatie, bij het nieuwe FCA-terrein te betrekken. Daarvoor dient een wijzigingsplan te worden vastgesteld waarin de conserverende bestemming wordt omgezet naar een uit te werken bestemming. Met de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt het oppervlak van de bestemming 'Bedrijventerrein – Uit te werken' planologisch gezien vergroot zodat er meer ruimte is voor buik- en servicebedrijven.

1.2 Doel     

Het voorliggende wijzigingsplan heeft tot doel om in een deel van de westelijke zone de conserverende bestemming ('Bedrijventerrein') te wijzigen naar een op ontwikkeling gerichte bestemming ('Bedrijventerrein - Uit te werken'). Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan voor de toekomstige nieuwbouw een uitwerkingsplan worden vastgesteld. Het uitwerkingsplan zal vervolgens het toetsingskader worden voor de aanvraag omgevingsvergunning bouwen.

In de navolgende afbeelding is de plangrens van het wijzigingsplan indicatief weergegeven.

verplicht

Afbeelding: begrenzing plangebied wijzigingsplan (bron: google.nl/maps)

Hoofdstuk 2 Plankader     

2.1 Algemeen     

Doordat er in de toekomst efficiënter met de ruimte zal worden omgegaan en omdat de mainportbedrijven zullen verdwijnen wordt het toekomstige terrein van het FCA gecomprimeerd. Het plan gaat zodoende uit van twee zones: een woongedeelte aan de zijde van de Jan van Galenstraat en een bedrijvendeel aan de zijde van de Haarlemmerweg.

Het plangebied van het wijzigingsplan bevindt zich aan de noordwestzijde van het huidige FCA terrein. Dit gebied gaat onderdeel uitmaken van het toekomstige terrein van het FCA zodat het gebied daarmee dus tot het bedrijvendeel behoort.

In het navolgende zal als eerst in worden gegaan op het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied en vervolgens op de invulling van het bedrijvendeel.

2.2 Geldend bestemmingsplan     

Voor het gehele FCA-terrein geldt momenteel het bestemmingsplan 'Food Center Amsterdam (2e Herstelbesluit)'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 1 juni 2016 en inmiddels onherroepelijk.

Het plangebied van dit wijzigingsplan is in het geldende bestemmingsplan volledig bestemd als 'Bedrijventerrein' (BT) en deels dubbelbestemd als 'Waarde - Archeologie'. De bestaande bebouwing is vastgelegd door middel van bouwvlakken en de maximale bouwhoogte van 8 meter komt overeen met de bestaande hoogte.

verplicht

Afbeelding: uitsnede planverbeelding bestemmingsplan 'Food Center Amsterdam', het plangebied van het voorliggende wijzigingsplan is indicatief aangegeven met een rode lijn

Via een gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' (zie rode arcering in voorgaande afbeelding) is het college van B&W bevoegd om de bestemming te wijzigen naar de bestemmingen 'Bedrijventerrein - Uit te werken' en/of 'Woongebied - Uit te werken' (artikel 19.1). Voorwaarden daarbij zijn wel dat:

  1. de wijziging niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, en;
  2. de wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de toegestane bedrijfsvoering binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken';
  3. de bouwvlakken mogen worden gewijzigd waarbij geen bouwvlak is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone';
  4. de aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' mogen worden gewijzigd waarbij de bouwhoogte-aanduiding maximaal 18 meter mag bedragen en de gronden tevens mogen worden aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccenten 35 meter'.

Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op een technische omzetting van de bestemming 'Bedrijventerrein' naar de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken'. Binnen deze laatste bestemming zijn buik- en servicebedrijven toegestaan. Er geldt echter een bouwverbod zolang er geen uitwerkingsplan voor de betreffende gronden in procedure is gebracht.

In het bestemmingsplan is in artikel 16.4 vastgelegd dat buik- en servicebedrijven binnen de gehele bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken' (dus ook na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid) een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 90.000 m² mogen hebben (waarvan maximaal 11.000 m² bvo voor servicebedrijven). Het maximum bvo van 90.000 m² kan door toepassing van een afwijkingsbevoegdheid worden verruimd tot 110.000 m² indien op basis van deugdelijk parkeeronderzoek blijkt dat het parkeren vanwege bezoekers, werknemers en vrachtwagens op een aanvaardbare wijze kan plaatsvinden en er aan enkele aanvullende randvoorwaarden wordt voldaan.

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is mogelijk aangezien de wijziging van de bestemming niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat of tot nadelige gevolgen voor de toegestane bedrijfsvoering (aangezien de gronden momenteel ook al worden gebruikt als bedrijventerrein). Het wijzigingsplan kan volledig worden voorzien van een bouwvlak aangezien ter plaatse van het plangebied geen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' van toepassing is. Ook kunnen de aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' worden gewijzigd naar maximaal 18 meter.

2.3 Invulling bedrijvendeel     

Het bedrijvendeel zal het nieuwe aaneengesloten deel van FCA vormen, welke afgesloten zal zijn van openbaar gebied. Het bedrijvendeel zal primair worden ontsloten aan de noordkant (zijde Haarlemmerweg) en secundair aan de zuidkant (zijde Jan van Galenstraat). Het zware vrachtverkeer zal via de Haarlemmerweg rijden, behalve in geval van een calamiteit.

In de toekomstige situatie zal de manier van ondernemen op het FCA veranderen ten opzichte van de huidige situatie doordat er een nieuwe, efficiëntere verkaveling wordt toegepast en de verwerkingsprocessen van de goederen efficiënter worden ingericht. Het FCA krijgt daarom een nieuwe maaiveldinrichting en er zullen nieuwe bedrijfsgebouwen worden gerealiseerd.

2.3.1 Programma     

Voor het gehele bedrijvendeel is in het geldende bestemmingsplan uitgegaan van maximaal 90.000 m² bvo buik- en servicebedrijven. Het bvo kan worden uitgebreid tot maximaal 110.000 m² indien op basis van een gedegen parkeeronderzoek kan worden vastgesteld dat sprake is van voldoende parkeergelegenheid op maaiveld voor bezoekers en vrachtwagens en er eveneens sprake is van voldoende parkeergelegenheid op parkeerdaken voor werknemers;

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor het onderhavige plangebied heeft geen gevolgen voor het totale programma in het bedrijvendeel. Ook na toepassing is binnen het gehele (uit te werken) bedrijvendeel in beginsel maximaal 90.000 m² bvo buik- en servicebedrijven toegestaan.

2.3.2 Parkeren     

Ten behoeve van de (nieuwe) functies zal er in het bedrijvendeel voldoende parkeergelegenheid moeten worden gerealiseerd, aangezien dit van belang is voor het functioneren van het bedrijvendeel. Vanwege de geslotenheid van het bedrijvendeel zullen uitsluitend werknemers, bezoekers en vrachtwagens in het bedrijvendeel parkeren. In de in voorbereiding zijnde planvorming is zoveel mogelijk uitgegaan van een scheiding van parkeren door werknemers, bezoekers en vrachtverkeer. Uitgangspunt is dat bezoekers voor de deur van de bedrijven (op maaiveldniveau) parkeren terwijl werknemers op centrale parkeerdaken zullen parkeren. Vrachtwagens parkeren op speciaal daarvoor bedoelde plekken.

2.3.3 Fasering en transitie     

De herontwikkeling van het toekomste FCA zal als eerst zijn gericht op een snelle bouw van de nieuwe bedrijfsbebouwing in het bouwveld aan de noordzijde van het toekomstige FCA alsmede op het realiseren van de definitieve noordelijke hoofdentree in de vorm van een Poortgebouw met aan weerszijden entrees. De ruimte hiervoor ontstaat door het vrijkomen van de gronden van het KET (kermisexploitantenterrein) en het abattoir. Het KET is van de gemeente en al beschikbaar terwijl de leegstaande bebouwing van het voormalige abattoir begin 2018 is gesloopt. Door op deze vrijgekomen gronden nieuwbouw te realiseren ontstaat er, samen met enkele bestaande leegstaande bedrijfsgebouwen en de Centrale Markthal, voldoende schuifruimte om de huidige bedrijven op het FCA tijdelijk dan wel definitief te kunnen gaan verplaatsen. Het nieuwe FCA-terrein zal daarbij vanuit het noorden richting het zuiden worden ontwikkeld. Door grote bedrijven naar het noorden te verplaatsen zal het verkeer van en naar dergelijke bedrijven steeds meer via de noordelijke ingang gaan verlopen (en niet meer via de zuidelijke ingang aan de Jan van Galenstraat). Op die manier komt er bovendien ruimte vrij in het zuidelijk deel van het huidige FCA-terrein (daar waar het nieuwe woongebied is voorzien).

Om voor buik- en servicebedrijven voldoende ruimte aan de noordzijde van het nieuwe FCA-terrein te creëren is het wenselijk om ook de noordwesthoek van het huidige FCA-terrein, welke deels is gelegen in de zone waar in het geldende bestemmingsplan nog uit is gegaan van de bestaande situatie, bij het nieuwe FCA-terrein te betrekken. In de noordwesthoek van het nieuwe FCA-terrein, inclusief een deel van het plangebied van het wijzigingsplan, is nieuwbouw voorzien, eventueel voor buikbedrijf De Kweker. De Kweker is nu nog gevestigd in een groot bedrijfsgebouw ten zuiden van de Centrale Markthal. Door de ligging gaat veel van het verkeer van en naar De Kweker nu nog via de zuidelijke entree van FCA. Het bedrijfsgebouw is bovendien gelegen in het gebied dat zal worden getransformeerd naar woongebied. Verplaatsing van De Kweker naar het noorden van het FCA-terrein is daarom zeer wenselijk en daarin zou kunnen worden voorzien met nieuwbouw in de noordwesthoek, ter plaatse van het voormalige KET-terrein en enkele bestaande bedrijfsgebouwen. Het voormalige KET-terrein is al ontruimd en de betreffende bedrijfsgebouwen zullen in de loop van 2019 worden gesloopt (zie volgende paragraaf). Ook als de nieuwbouw van De Kweker echter uiteindelijk niet in de noordwesthoek zal worden gerealiseerd, is uitbreiding van het areaal aan bedrijfsterrein voor nieuwbouw van buik- en servicebedrijven in de noordwesthoek nodig vanwege de beoogde transformatie en fasering (van noord naar zuid).

In de te slopen bedrijfsgebouwen in de noordwesthoek zijn momenteel vier ondernemingen gevestigd: Mevlana, Chateau Briand, Dutch Vegetable Group en de groentesnijderij van De Kweker. De bedrijfsgebouwen waarin Mevlana, Chateau Briand en de groentesnijderij van De Kweker zich momenteel bevinden zijn buiten het plangebied van het voorliggende wijzigingsplan gelegen, het bedrijfsgebouw waarin Dutch Vegetable Group is gevestigd maakt wel onderdeel uit van het plangebied van het wijzigingsplan.

De ondernemingen Mevlana, Chateau Briand en Dutch Vegetable Group zullen in de definitieve situatie worden verplaatst naar nieuwbouw aan de oostzijde van het FCA. Er zijn met deze ondernemingen individuele afspraken in voorbereiding over het tijdspad en de precieze plek in de nieuwbouw. Deze afspraken worden naar verwachting eind 2018/begin 2019 bekrachtigd. Het pand van de groentesnijderij van De Kweker is nagenoeg verworven door Consortium Marktkwartier. De Kweker zal haar groentesnijactiviteiten in het pand naar verwachting op korte termijn beëindigen.

Omdat het nieuwe gebouw waar Mevlana, Chateau Briand en Dutch Vegetable Group definitief in zullen worden gehuisvest pas zal worden opgeleverd na sloop van de bestaande bedrijfsgebouwen zal er voor de drie ondernemingen sprake zijn van een tijdelijke situatie. Op het huidige bedrijventerrein zijn in verband met de transitie tijdelijke locaties voor Mevlana, Chateau Briand en Dutch Vegetable Group gereserveerd. Momenteel zijn gesprekken gaande met de ondernemingen om de verplaatsing naar de tijdelijke locaties voor te bereiden. De vleesverwerkende bedrijven Mevlana en Chateau Briand worden gehuisvest in de leegstaande panden van AMECO (Amsterdam Meat Company) en Dutch Vegetable Group zal naar alle waarschijnlijkheid verplaatst worden naar een bedrijfspand (Pand de Lange) van de Kweker aan de oostzijde. De verplaatsing naar de tijdelijke locaties is in de navolgende afbeelding gevisualiseerd.

verplicht

Afbeelding: de huidige locatie van de te verplaatsen bedrijven Mevlana (2), Chateau Briand (1) en Dutch Vegetable Group (3) en hun tijdelijke locaties in afwachting van nieuwbouw, alsmede de huidige locaties van de bedrijven Maxivers (5) en Bonneviande (4)

verplicht

Afbeelding: de huidige bedrijfsbebouwing van Dutch Vegetable Group (3)

In het plangebied van het wijzigingsplan bevinden zich ook bedrijfsgebouwen waarin nu nog de bedrijven Maxivers en Bonneviande zijn gevestigd. Het is op dit moment nog niet zeker of deze bestaande bedrijfsgebouwen al worden gesloopt vanwege de nieuwbouw van De Kweker (of van een ander buik- en servicebedrijf) of dat sloop pas in een later stadium plaatsvindt. Vooralsnog is het uitgangspunt dat sloop in een later stadium plaatsvindt. Mocht sloop toch eerder gaan plaatsvinden (dus in het kader van de nieuwbouw van De Kweker of een ander buik- en servicebedrijf) dan zullen daarover nadere afspraken met de beide bedrijven worden gemaakt. Maxivers zal dan naar verwachting tijdelijk naar het huidige bedrijfsgebouw van Van Egmond worden verplaatst terwijl Bonneviande naar een locatie buiten FCA zal gaan.

Het bestaande bedrijfspand aanpalend aan de nieuwbouw van de Kweker (of een ander buik- en servicebedrijf) is het centrale Fustgebouw. Dit pand wordt nog slechts ten dele gebruikt en is in het bezit van Marktkwartier C.V. De tijdelijke verplaatsing van fust is door de aard van de activiteiten vrij eenvoudig uitvoerbaar. Meerdere geschikte tijdelijke locaties op het terrein zijn reeds in beeld (waaronder de Centrale Markthal).

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en deze is op 13 maart 2012 in werking getreden. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van o.a. Rijksvaarwegen, Defensie, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het decentraliseren van beslissingsbevoegdheid. Om die reden bevat deze structuurvisie een beperkter aantal nationale belangen dan voorheen en bevat de Amvb Ruimte minder regels dan eerder was voorgenomen. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving aan andere overheden opgedragen worden door hen goed worden behartigd. Waar de Amvb Ruimte bepalingen bevat aangaande gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal de bestemmingsplannen dan ook niet (tijdens de vaststellingsprocedure) toetsen op een correcte doorwerking van nationale ruimtelijke belangen. Wel zal het Rijk door middel van systeem- of themagerichte onderzoeken achteraf nagaan of bestemmingsplannen aan nationale wet- en regelgeving voldoen.

Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 aangevuld. De in het Barro geregelde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

3.1.2 Nationaal waterplan 2016-2021     

Met het Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid leidt niet tot een significante afname van groenvoorzieningen of een afname van de hoeveelheid open water aangezien het een volledig verhard terrein in stedelijk gebied betreft. De herontwikkeling treft daarmee geen landelijke belangen.

3.2 Provinciaal beleid     

3.2.1 Provinciale Structuurvisie (PS) / Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)     

De Structuurvisie Noord-Holland en de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Zowel de structuurvisie als de verordening zijn sindsdien enkele malen gewijzigd: de structuurvisie voor het laatst op 28 september 2015, de verordening voor het laatst op 12 december 2016 .

Voor het plangebied zijn met name de regels ten aanzien van een nieuwe stedelijke ontwikkeling relevant. Een bestemmingsplan (of wijziging) kan volgens artikel 5a van de PRV uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt een ontwikkeling verstaan als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid onder i van het Besluit ruimtelijke ordening: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarover regionale afspraken nodig zijn aangezien het plangebied van het wijzigingsplan nu ook al als bedrijventerrein is bestemd. Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is binnen het gehele plangebied van het bestemmingsplan nog steeds hetzelfde programma (in beginsel maximaal 90.000 m² bvo buik- en servicebedrijven) toegestaan, alleen het gebied waar dit programma kan worden gerealiseerd is iets verruimd. Daar staat tegenover dat het programma dat nu bij recht mogelijk is binnen de conserverende bestemming komt te vervallen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

3.3 Gemeentelijk beleid     

3.3.1 Structuurvisie Amsterdam 2040, 'Economisch sterk en duurzaam'     

Op 17 februari 2011 is de Structuurvisie Amsterdam 2040, 'Economisch sterk en duurzaam' vastgesteld door de gemeenteraad.

Rol FCA binnen Amsterdam

Het groothandelscentrum Food Center Amsterdam (FCA) is in de structuurvisie genoemd als distributiecentrum die een schakel vormt tussen aanleverende distributiecentra en de einddistributie in de stad. Winkels, horecabedrijven, cateraars en markten worden vanuit deze 'buik' dagelijks van levensmiddelen voorzien. Hiermee neemt het FCA volgens de structuurvisie een unieke positie in tussen de producenten en de nabije consumenten. De locatie van het FCA binnen de stad betekent dat de einddistributie vaak over korte afstanden plaatsvindt. Dit biedt kansen voor schoon en efficiënt vervoer. Toelevering geschiedt vanuit zowel luchthaven, verschillende voedseldistributiecentra en rechtstreeks van leveranciers uit het land en achterland.

Door toenemende professionalisering van de food-sector, toepassing van nieuwe logistieke concepten en accent op duurzame toelevering kan het FCA uitgroeien tot een kernschakel in de stedelijke en regionale voedselketens.

Intensivering en transformatie bedrijventerrein

De gemeente Amsterdam heeft van alle Amsterdamse bedrijventerreinen onderzocht wat de mogelijkheden zijn tot intensivering en/of transformatie (Visie bedrijven en bedrijventerreinen, 2009). FCA is aangemerkt als een binnenstedelijk stadsverzorgend bedrijventerrein waar transformatie tot werk-woongebied onderzocht en eventueel uitgevoerd kan worden. Een aantal binnenstedelijke bedrijventerreinen kan in 2040 met een kleiner oppervlak toe dan nu, omdat de grond intensiever benut kan worden. De terreinen liggen in of nabij het centrum van de stad en zijn in potentie aantrekkelijke locaties om te wonen. Deze terreinen kunnen worden getransformeerd waarbij de stadsverzorgende bedrijven worden geconcentreerd in een kleiner gebied met een hoge dichtheid. Het vrijkomende deel van het terrein kan worden benut voor woningbouw met kleinschalige voorzieningen, waaronder bedrijven.

In de Structuurvisie is het noordelijk deel van het plangebied op de 'Visiekaart 2040' aangewezen als 'werken' en 'stadsverzorgend bedrijventerrein'. Hier zijn alleen bedrijven toegestaan, een functiemenging met wonen is niet wenselijk. Het zuidelijk deel is aangewezen als 'werken - wonen'. Hier zijn dus woningen in combinatie met werkfuncties toegestaan.

verplicht

Afbeelding: uitsnede kaart structuurvisie Amsterdam 2040

Hoofdgroenstructuur

Binnen het plangebied is geen Hoofdgroenstructuur aanwezig. De ten noorden van FCA gelegen begraafplaats 'Vredenhof' behoort wel tot de Hoofdgroenstructuur.

Locatiebeleid

In de structuurvisie zijn vestigingscriteria voor diverse functies opgenomen. Er is daarbij uitgegaan van het principe: de juiste functie op de juiste plaats. Bereikbaarheid en het terugdringen van de automobiliteit spelen daarin een belangrijke rol. Afhankelijk van de locatie resulteert dit in maximum parkeernormen voor de diverse functies. FCA is in de toekomstige situatie aan te merken als een C-locatie aangezien de bereikbaarheid per openbaar vervoer beperkt is maar de bereikbaarheid per auto relatief gunstig is (binnen 10 minuten vanaf een afslag van de A10). Voor C-locaties gelden geen parkeernormen.

Infrastructuur

In de structuurvisie zijn ook ruimtelijke reserveringen ten aanzien van infrastructuur opgenomen. Een fietsverbinding tussen het Eendrachtpark-Gerbrandypark langs de noordzijde van de Erasmusgracht en na 2020 verder doortrekken over het Food Center richting Nassauplein is aangemerkt als een ruimtelijke reservering ten zuiden van het plangebied van het wijzigingsplan.

Conclusie

Door de voorgenomen herontwikkeling kan het noordelijk deel van het bestemmingsplangebied, inclusief het plangebied van het wijzigingsplan, uitgroeien tot een kernschakel in de stedelijke en regionale voedselketens.

3.3.2 Nota Parkeernormen Auto     

De gemeenteraad heeft op 8 juni 2017 de Nota Parkeernormen Auto vastgesteld. Het terrein van FCA is in de nota aangemerkt als een B-locatie. Hiervoor zijn in de nota minimale en maximale parkeernormen voor woningen opgenomen. Voor overige functies moet maatwerk worden toegepast.

In het geldende bestemmingsplan is het maatwerk voor voorzieningen al toegepast doordat specifieke parkeernormen zijn opgenomen voor bezoekers, werknemers en vrachtwagens in het bedrijvendeel. Deze parkeernormen zullen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ook van toepassing zijn in het plangebied van het voorliggende wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten     

4.1 Verkeer     

Op basis van het (maximale) programma dat in het bestemmingsplan mogelijk is gemaakt is indertijd in het kader van het bestemmingsplan een verkeersonderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat de herontwikkeling van het gehele FCA-terrein geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersafwikkeling van omliggende wegen. Omdat de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten opzichte van het bestemmingsplan niet leidt tot een toename van het programma en er een bouwverbod geldt zolang er geen uitwerkingsplan voor de betreffende gronden in procedure is gebracht, heeft het voorliggende wijzigingsplan geen gevolgen voor de verkeersafwikkeling. Onderzoek naar de verkeersafwikkeling is daarom niet nodig in het kader van het wijzigingsplan. Wel zal er in het kader van het uitwerkingsplan voor de nieuwbouw een actualisatie van het verkeersonderzoek plaatsvinden.

4.2 Parkeren     

Bij de herontwikkeling van het bestemmingsplangebied dient rekening te worden gehouden met het realiseren van voldoende parkeergelegenheid. Dit is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en om overlast in de omgeving van het plangebied te voorkomen. In de regels van het bestemmingsplan zijn daarom minimum parkeernormen opgenomen, ook voor het bedrijvendeel (zie paragraaf 4.2 van de toelichting van het bestemmingsplan voor de nadere uitleg over de totstandkoming van de parkeernormen). De parkeernormen in de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid automatisch ook van toepassing op de gronden binnen het wijzigingsplan zodat gewaarborgd is dat er voldoende parkeergelegenheid komt in het bedrijvendeel. Hoe het parkeren vervolgens precies wordt opgelost volgt in het kader van het uitwerkingsplan voor de nieuwbouw. Overigens wordt het gebied waarbinnen de totale benodigde parkeergelegenheid voor het bedrijvendeel kan worden gerealiseerd verruimd door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid doordat het oppervlak van de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken' toeneemt.

4.3 Geluid     

De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid leidt niet tot nieuwe geluidsgevoelige functies waarvoor geen onderzoek naar wegverkeerslawaai of industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder nodig is. Ook heeft de toepassing geen gevolgen voor bestaande en toekomstige woningen in de omgeving aangezien het plangebied van het wijzigingsplan momenteel ook al wordt gebruikt als bedrijventerrein.

4.4 Bodem     

In het kader van het bestemmingsplan is in juli 2010 door BK bodem onderzocht of de bodem in beginsel geschikt is voor de beoogde functies. In het bodemonderzoek is op basis van vooronderzoek onderscheid gemaakt in 9 verschillende deellocaties. Uit het bodemonderzoek blijkt dat er in het bestemmingsplangebied op enkele plekken bodemverontreinigingen zijn aangetoond. De meeste verontreinigingen vormen echter geen belemmering voor de voorgenomen functie die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan. Ter plaatse van het plangebied van het wijzigingsplan zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Voor het wijzigingsplan is daarom geen nader of aanvullend bodemonderzoek nodig.

4.5 Luchtkwaliteit     

Zoals in paragraaf 4.1 is aangegeven heeft de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen gevolgen voor het verkeer doordat het maximale programma niet toeneemt en er een bouwverbod geldt zolang er geen uitwerkingsplan voor de betreffende gronden in procedure is gebracht. Er zijn daardoor ook geen gevolgen voor luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom niet nodig in het kader van het wijzigingsplan.

4.6 Externe veiligheid     

4.6.1 Inrichtingen     

Het plangebied van het wijzigingsplan bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen (waaronder LPG-tankstations). De dichtstbijzijnde inrichting is het tankstation aan de Van Slingerlandtstraat 45 (LPG) maar deze bevindt zich op minimaal 350 meter afstand. Onderzoek naar externe veiligheid vanwege inrichtingen is daarom niet nodig in het kader van het wijzigingsplan.

4.6.2 Transport     

In de nabijheid van het plangebied van het wijzigingsplan zijn geen wegen, spoorwegen of waterwegen aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Onderzoek naar externe veiligheid vanwege transport is daarom niet nodig in het kader van het wijzigingsplan.

4.7 Luchthavenindelingbesluit     

Het plangebied van het wijzigingsplan bevindt zich binnen het beperkingengebied van het Luchthavenindelingbesluit, welke (ruimtelijke) regels bevat ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor het plangebied geldt een beperking in hoogte, namelijk 144 tot 146 meter NAP vanwege vliegverkeer en 59 meter NAP vanwege radar. Omdat het wijzigingsplan geen betrekking heeft op dergelijke hoogtes, zijn er geen belemmeringen voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

4.8 Water     

Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de “Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw” ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat is geactualiseerd in juni 2008. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan. De watertoets is een instrument om dergelijke ruimtelijke plannen te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit en waterkwantiteit (ruimte voor water) en veiligheid (bescherming tegen overstroming).

Het plangebied van het wijzigingsplan valt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet voert de zorg voor het oppervlaktewatersysteem uit in opdracht van AGV. In opdracht van Amsterdam voert Waternet overige watertaken uit, met name de grondwaterzorgtaak, de zorg voor afvoer en behandeling van afvalwater, de drinkwatervoorziening en het nautisch toezicht in de Amsterdamse stadsboezem.

4.8.1 Keur AGV 2011     

De taak van het waterschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Volgens de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:

  • voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste;
  • beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Om deze doelen te kunnen realiseren beschikken de waterschappen over een eigen verordening, die van oudsher de Keur heet. De Keur kent "verboden" en "geboden" voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. De Keur is een belangrijk instrument voor een waterschap/hoogheemraadschap om activiteiten in en rond het watersysteem in goede banen te leiden en te zorgen dat ze geen gevaar op kunnen leveren voor het watersysteem. Dit maakt het mogelijk om het watersysteem en de keringen voor méér te gebruiken dan alleen voor bescherming tegen wateroverlast en het creëren van een ecologisch gezond watersysteem. Sinds 1 december 2011 is de Integrale Keur AGV 2011 vigerend.

4.8.2 Waterpeil     

Het plangebied ligt in de Stadsboezem Amsterdam. Het waterpeil ter plaatse van het plangebied bedraagt -0,40 meter NAP.

4.8.3 Waterkering     

In en nabij het plangebied van het wijzigingsplan bevindt zich geen waterkering.

4.8.4 Waterberging     

Bij een toename van het oppervlakte verharding van 1.000 m² of meer dient de toename aan verharding, gelet op de Keur 2011, te worden gecompenseerd in de vorm van 10-20% oppervlaktewater of alternatieve vormen van waterberging. Demping van oppervlaktewater moet voor 100% worden gecompenseerd. Als binnen het plangebied geen mogelijkheid is voor het creëren van compensatie dient elders in hetzelfde peilvak gecompenseerd te worden.

Het plangebied is momenteel volledig verhard met gebouwen, asfalt en klinkers. Het wijzigingsplan leidt zodoende niet tot een toename van verharding. Compensatie van water is daarmee niet aan de orde.

4.8.5 Waterkwaliteit     

Op basis van de Keur is het niet toegestaan om initiatieven te ontplooien die leiden tot een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit. Het gebruik van uitlogende materialen zoals lood, zink en koper beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en is daarom niet toegestaan.

In de planvorming is uitgangspunt om waar mogelijk niet-uitlogende materialen toe te passen.

Schoon hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken wordt zoveel mogelijk hergebruikt, geïnfiltreerd in de bodem of vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater via een vegetatiedak. Het aanleggen van nieuwe gemengde rioolstelsels is in principe niet toegestaan. Op dit moment heeft het plangebied een eigen rioolstelsel voor het afvalwater en hemelwater. Dit verouderde rioolstelsel zal in verband met de herontwikkeling van FCA worden vervangen.

4.8.6 Grondwater     

Grondwateroverlast dient te worden voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet in geval van ondergronds bouwen met geohydrologisch onderzoek zijn aangetoond dat wordt voldaan aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechterd. In overleg met Waternet kan worden bepaald of en zo ja, wat voor geohydrologisch onderzoek nodig is voor concrete ondergrondse ontwikkelingen.

De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is vastgesteld in het “Plan gemeentelijke watertaken” en luidt: "Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan". Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter.

Kelders, parkeergarages en andere ondergrondse bouwwerken moeten waterdicht worden uitgevoerd. Ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Met een geohydrologisch onderzoek moet worden aangetoond dat de ondergrondse constructie geen nadelige gevolgen heeft op de grondwaterstanden in de omgeving. De resultaten van het onderzoek worden beschikbaar gesteld aan Waternet.

Het aanbrengen van drainage is niet toegestaan vanwege de kans op verstoppingen en het permanent lozen op het oppervlaktewater. Waternet adviseert om het bouwplan op te hogen of grondverbeteringsmaatregelen toe te passen.

De herontwikkeling van het plangebied leidt mogelijk tot de realisatie van ondergrondse bebouwing. Nieuwe bebouwing is echter pas toegestaan als het bestemmingsplan is uitgewerkt. Eén van de uitwerkingsregels is dat door middel van geohydrologisch onderzoek moet worden vastgesteld of de effecten op de waterhuishouding aanvaardbaar zijn of door middel van maatregelen kunnen worden verzacht. In het kader van het wijzigingsplan is zodoende geen geohydrologisch onderzoek nodig.

4.9 Flora en fauna     

De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid heeft geen gevolgen voor flora en fauna. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken' geldt een bouwverbod zolang er geen uitwerkingsplan voor de betreffende gronden in procedure is gebracht. In het kader van het wijzigingsplan is zodoende geen onderzoek naar flora en fauna nodig. Een dergelijk onderzoek zal wel worden gedaan ten behoeve van het uitwerkingsplan voor de toekomstige nieuwbouw.

4.10 Cultuurhistorie en archeologie     

4.10.1 Cultuurhistorie     

In het plangebied van het wijzigingsplan bevindt zich geen cultuurhistorisch waardevol element. De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid heeft dan ook geen gevolgen voor cultuurhistorie.

4.10.2 Archeologie     

In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van een groot deel van het plangebied van het wijzigingsplan een archeologische dubbelbestemming toegepast op basis van archeologisch bureauonderzoek door Bureau Monumenten en Archeologie. Deze dubbelbestemming blijft van toepassing zodat archeologische bescherming gewaarborgd is.

4.11 Milieuzonering     

Als gevolg van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal de bestemming van de gronden wijzigen van de bestemming 'Bedrijventerrein' naar 'Bedrijventerrein - Uit te werken'. Deze omzetting heeft geen gevolgen voor de milieuzonering met betrekking tot het bedrijvendeel dan wel omliggende woningen. In het kader van het op te stellen uitwerkingsplan voor de nieuwbouw zal worden vastgelegd welke milieucategorie is toegestaan ter plaatse van de gronden.

4.12 M.e.r.-beoordeling     

De herontwikkeling van FCA is aan te merken als een stedelijk vernieuwingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage maar de herontwikkeling is lager dan de drempelwaarden als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. In het kader van het, inmiddels onherroepelijke, (moeder)bestemmingsplan is daarom voor de gehele herontwikkeling van het FCA een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd waaruit bleek dat een m.e.r.(-beoordeling) niet nodig was. De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid om een deel van de bestemming 'Bedrijventerrein' om te zetten naar de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken' leidt ten opzichte van het bestemmingsplan niet tot een toename van het programma. Omdat er bovendien sprake is van een bouwverbod zolang er geen uitwerkingsplan voor de betreffende gronden in procedure is gebracht, heeft de vaststelling van het voorliggende wijzigingsplan op voorhand geen nadelige milieugevolgen. Een m.e.r.(-beoordeling) is daarom niet nodig in het kader van het wijzigingsplan. Voor de vaststelling van het wijzigingsplan is daarvoor geen apart besluit nodig.

4.13 Behoefte     

Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast. Teneinde een zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren dient bij het mogelijk maken van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' gemotiveerd te worden dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Uitgangspunt daarbij is benutting van beschikbare gronden in bestaand stedelijk gebied. Omdat het wijzigingsplan geen extra programma tot gevolg heeft en er een bouwverbod geldt zolang er geen uitwerkingsplan in procedure is, is een motivering van de behoefte niet nodig.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheidsaspecten     

5.1 Economische uitvoerbaarheid     

5.1.1 Eigendom     

De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de gemeente en deels in erfpacht uitgegeven.

verplicht

Afbeelding: eigendomssituatie ter plaatse van het plangebied van het wijzigingsplan

5.1.2 Financiële uitvoerbaarheid     

De gemeente en het Consortium Marktkwartier hebben een privaatrechtelijke overeenkomst (REOK) opgesteld welke in werking is getreden bij de definitieve gunning aan het consortium. Het Consortium Marktkwartier beschikt in beginsel over voldoende financiële middelen om de gehele herstructurering uit te voeren en de verplichtingen uit de REOK na te komen.

In de REOK is een planschadeovereenkomst opgenomen waarbij het Consortium Marktkwartier zich jegens de gemeente verplicht tot vergoeding van eventuele planschade die wordt toegewezen als gevolg van planologische maatregelen ten behoeve van de realisatie van het FCA. Daarnaast zullen de gronden door de gemeente met toepassing van de REOK in erfpacht worden uitgegeven. De gemeente heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan, gelet op het vorenstaande, geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro vastgesteld aangezien het verhaal van de door de gemeente te maken kosten als bedoeld in afdeling 6.4. Wro anderszins zijn verzekerd (zie de afgesloten REOK). Een exploitatieplan is om die reden dan ook niet nodig bij het voorliggende wijzigingsplan.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

5.2.1 Vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening     

Over het voorontwerp wijzigingsplan heeft conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schriftelijk overleg plaatsvinden met de volgende instanties:

  1. Waternet;
  2. Brandweer Amsterdam Amstelland;
  3. Gasunie.

De instanties als genoemd onder 1 en 3 hebben schriftelijk gereageerd,. Van de instantie onder 2 is geen reactie ontvangen zodat verondersteld mag worden dat deze instantie geen opmerkingen heeft. De ontvangen inzendingen zijn hierna samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Waternet

Waternet geeft aan dat zich op de desbetreffende locatie een drinkwatertransportleiding bevindt. Over deze leiding vindt overleg plaats met de ontwikkelaar maar daarover is niets terug te vinden in het plan.

Reactie gemeente:

Op het huidige FCA-terrrein bevindt zich een drinkwatertransportleiding. Vanwege de beoogde herontwikkeling van het gehele FCA-terrein heeft de ontwikkelaar overleg met Waternet over deze leiding. In de planverbeelding en de regels van het voorliggende wijzigingsplan kan echter geen rekening met de drinkwatertransportleiding worden gehouden omdat de wijzigingsbevoegdheid van het geldende bestemmingsplan daar niet in voorziet. Het voorliggende wijzigingsplan maakt bovendien geen nieuwe gebouwen in het plangebied van het wijzigingsplan mogelijk zodat er geen sprake is van nadelige gevolgen voor de drinkwatertransportleiding. Pas in het kader van de uitwerkingsplannen zal worden vastgelegd waar gebouwen zijn toegestaan en waar niet. In het kader van de uitwerkingsplannen zal daarom specifiek worden ingegaan op de drinkwaterleiding.

Gasunie

Gasunie heeft het wijzigingsplan getoetst aan het externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor aardgastransportleidingen. Daaruit blijkt dat het plangebied buiten de 100% letaliteitsgrens van de dichtstbijzijnde leiding valt. De betreffende leiding heeft derhalve geen invloed op de verdere planontwikkeling.

Reactie gemeente:

Onder dankzegging voor de verrichte toetsing leidt de reactie niet tot aanpassing van het wijzigingsplan.

5.2.2 Advies Bestuurscommissie West     

Het voorontwerp wijzigingsplan is ter advisering voorgelegd aan het algemeen bestuur van de bestuurscommissie West.

Het dagelijks bestuur (d.b.) heeft namens het algemeen bestuur van de bestuurscommissie West bij adviesbrief van 13 februari 2018 aan de wethouder R.O. gereageerd. Het d.b. heeft er kennis van genomen dat het wijzigingsplan geen gevolgen heeft voor het programma, zoals dat is opgenomen in het (moeder)bestemmingsplan Food Center Amsterdam en heeft om die redenen geen inhoudelijk commentaar. Wel benadrukt het d.b.dat zij er waarde aan hecht dat de herstructurering in goed overleg met betrokkenen plaatsvindt. Omdat het een afgesloten bedrijventerrein betreft is het vooral van belang dat de huidige en toekomstige bedrijven zich kunnen vinden in de nieuwe invulling van het terrein. Het d.b. heeft begrepen dat de ontwikkelaar hierover afspraken met de bedrijven heeft gemaakt.

In reactie op dit advies wordt het volgende naar voren gebracht. Het wijzigingsplan maakt de uitwerking van het bedrijventerrein ter plaatse van het plangebied mogelijk zodat verzekerd is dat dit deel van het FCA-terrein ook tot het bedrijvendeel zal (blijven) behoren. Het wijzigingsplan legt echter nog niets vast over de inrichting van het plangebied. Pas in het kader van de uitwerkingsplannen zal worden vastgelegd waar gebouwen zijn toegestaan en waar niet. Over deze nadere uitwerking vindt momenteel al overleg met de betreffende bedrijven plaats en er worden inderdaad onderling afspraken gemaakt.

Verder verzoekt het d.b. om erop toe te zien dat bij de herontwikkeling zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de Agenda Duurzaamheid en de Uitvoeringsagenda Logistiek 2017, met bijzondere aandacht voor de schone lucht, efficiëntere bevoorrading, verkeersveilgheid en duurzame energie.

In reactie daarop wordt benadrukt dat de gemeente en de ontwikkelaar bij de herontwikkeling van het FCA-terrein een hoge ambitie hebben op het gebied van duurzaamheid. In de toelichting van dit wijzigingsplan is nog niet ingegaan op duurzaamheid omdat het wijzigingsplan geen betrekking heeft op het bouwen van gebouwen en/of het inrichten van het plangebied. Het bouwen van gebouwen en de verdere inrichting van het gebied wordt mogelijk gemaakt in de uitwerkingsplannen. In de toelichting van elk uitwerkingsplan zal daarom een paragraaf worden opgenomen waarin specifiek aandacht zal worden besteed aan de duurzaamheidsaspecten.

5.2.3 Zienswijzen op ontwerpwijzigingsplan     

Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) heeft het ontwerpwijzigingsplan met de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage gelegen. Hiertoe heeft op 28 maart 2018 een publicatie plaatsgevonden in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Amsterdam.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 29 maart 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen op het stadsloket van stadsdeelkantoor West en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op 16 april 2018 een inloop- en informatieavond gehouden waarbij het wijzigingsplan is toegelicht en vragen zijn beantwoord.

Gedurende de periode van terinzagelegging konden belanghebbenden een zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Hiervan is gebruik gemaakt door Bidfood B.V. De zienswijze is binnengekomen op 9 mei 2018 en is in beschouwing genomen. De samenvatting van de zienswijze en de beantwoording door de gemeente zijn weergegeven in een Nota van Beantwoording Zienswijzen.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving     

6.1 Algemeen     

De wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om een wijzigingsplan op te stellen om (een deel van) de bestemming 'Bedrijventerrein' om te zetten naar de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken'. Toepassing is in dit geval mogelijk omdat de wijziging niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, en de wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de toegestane bedrijfsvoering binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken'. De gronden zijn en blijven namelijk bestemd als bedrijventerrein. Door de omzetting naar een uit te werken bestemming is een toekomstige omzetting naar nieuwbouw mogelijk. In het plangebied van het wijzigingsplan is in verband met flexibiliteit een volledig bouwvlak toegepast zodat straks bij het uitwerkingsplan de precieze gebouwcontour kan worden vastgelegd. De in de wijzigingsbevoegdheid bedoelde aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' is niet van toepassing in het plangebied van het wijzigingsplan zodat er geen belemmering is om het volledige plangebied van een bouwvlak te voorzien. In het bouwvlak is ook de aanduiding van de maximale bouwhoogte opgenomen zoals deze voor de aangrenzende gronden geldt.

Het wijzigingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. Het wijzigingsplan maakt na vaststelling onderdeel uit van het geldende bestemmingsplan.

6.2 Verbeelding]     

Op grond van de Wro moeten alle plannen volgens de standaarden 2012 in elektronische vorm worden voorbereid, vastgesteld en vervolgens beschikbaar gesteld. Daarnaast moet er een versie van het plan in analoge vorm worden vastgesteld. Op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart) wordt door middel van letters, kleuren, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de bouwregels aangegeven.

Mocht tussen de inhoud van het analoge plan en van de elektronische weergave of van het plan in de digitale vorm en de papieren weergave een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan prevaleert de elektronische weergave of plan in digitale vorm. Als er tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, prevaleert het digitale plan. Als ondergrond voor de plankaart is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de plankaart te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het wijzigingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de plankaart weergegeven.

6.3 Regels     

In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan (dan wel wijzigingsplannen) dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden. Met dit wijzigingsplan krijgen de gronden van het plangebied de bestemming Bedrijventerrein - Uit te werken (artikel 6). Omdat de overige regels van het (moeder)bestemmingsplan onverminderd van toepassing zijn op dit wijzigingsplan, had volstaan kunnen worden met het opnemen van enkel de planregel van de bestemming Bedrijventerrein - Uit te werken. Ten behoeve van de kenbaarheid en de leesbaarheid van het wijzigingsplan is er echter voor gekozen om ook de overige regels op te nemen.

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn dus de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan (inclusief het wijzigingsplan) zijn opgenomen. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan (inclusief het wijzigingsplan) gelden.

Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling zijn opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – zo nodig – hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid dient hierbij een vaste volgorde te worden aangehouden. Voor zover voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing, geldt dit voor alle soorten bestemmingen. Ingevolge de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, moeten de regels van een bestemming als volgt opgebouwd en benoemd worden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het aanleggen;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Bijlage toelichting     

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

het bestemmingsplan Food Center Amsterdam (2e Herstelbesluit) met identificatienummer NL.IMRO.0363.E1204BPSTD-VG03 van de gemeente Amsterdam, vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam op 1 juni 2016.

1.2 Wijzigingsplan     

het wijzigingsplan 'Food Center Amsterdam - 1e wijziging' met NL.IMRO.0363.E1801BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.3 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.4 Aanbouw     

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Een gebouw dat onderscheiden wordt van, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aanduidingsvlak     

een aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.8 Automatenhal     

een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.

1.9 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage     

een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat het gedeelte van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

1.11 Bedrijf     

een onderneming, daaronder mede begrepen broedplaatsen, waar goederen worden vervaardigd, bewerkt, geïnstalleerd, verhandeld en/of getransporteerd, waarbij ondergeschikte detailhandel is toegestaan, dit met inachtneming van artikel 11.3.

1.12 Bedrijfsvaartuig     

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenvaartschip, hoofdzakelijk gebruikt of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep, dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.

1.13 Belwinkel     

een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.14 Bestaande bebouwing     

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel bebouwing zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning.

1.15 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 Bijzondere bouwlaag     

kelder, souterrain, kap, dakopbouw.

1.19 Binnenvaartschip     

een niet-zeewaardig vaartuig dat goederen en/of personen over de binnenwateren vervoert.

1.20 Bouwblok     

een aaneengesloten, dan wel als geheel te beschouwen, reeks van gebouwen.

1.21 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk.

1.22 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen.

1.24 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 Buikbedrijf     

een onderneming waar dranken en/of voedsel worden geproduceerd, bewerkt, verhandeld en/of getransporteerd, dit met inachtneming van artikel 11.3 en met dien verstande dat de onderneming hoofdzakelijk Amsterdam als verzorgingsgebied heeft.

1.27 Consumentverzorgende dienstverlening     

persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, nagelstudio's, schoonheidsinstituten, fitness, sauna, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.28 Dakopbouw     

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak of een toevoeging aan een plat dak.

1.29 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van ondergeschikte horeca en met uitzondering van supermarkt.

1.30 Dienstvaartuig     

vaartuig dat hoofdzakelijk in gebruik is bij een overheidsdienst, zoals havendiensten, rijkswaterstaat, douane en de politie.

1.31 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 Geldwisselkantoor     

een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.

1.33 Geluidgevoelige bestemmingen     

geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.34 Groenvoorzieningen     

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.35 Hoogbouweffectrapportage     

een rapport waarin de effecten van gebouwen hoger dan 30 meter op het stedelijk landschap in beeld zijn gebracht voor wat betreft in ieder geval de zichtbaarheid vanuit het omringende landschap, de windhinder, de schaduwwerking en privacy en uitzicht.

1.36 Horeca van categorie 1     

fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.37 Horeca van categorie 2     

nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccommodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.38 Horeca van categorie 3     

café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.39 Horeca van categorie 4     

restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.40 Horeca van categorie 5     

hotel (waaronder begrepen motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven), inclusief het bieden van vergaderaccomodatie.

1.41 Inventariserend veldonderzoek (IVO)     

een inventariserend veldonderzoek conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), zoals deze geldt ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

1.42 Kantoor     

gebouw of deel van een gebouw waarin kantoorwerkzaamheden zoals administratie, bestuur, vergaderingen of andere bureauwerkzaamheden plaatsvinden.

1.43 Kap     

een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit tenminste twee hellende vlakken bestaat, die elkaar al dan niet snijden.

1.44 Kelder     

een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.

1.45 Kinderopvangvoorziening     

kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.46 Ligplaats voor een woonboot     

een met een woonboot in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.

1.47 Maatschappelijke voorzieningen     

overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, sport-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen (kinderdagverblijven en/of voorzieningen voor buitenschoolse opvang), met inbegrip van bijbehorende ondergeschikte horeca.

1.48 Maatvoeringsvlak     

een geometrisch bepaald vlak waarbinnen maatvoeringsaanduidingen gelden

1.49 Mainportbedrijf     

een onderneming waar dranken en/of voedsel worden geproduceerd, bewerkt, verhandeld en/of getransporteerd, dit met inachtneming van artikel 11.3 en met dien verstande dat de onderneming haar verzorgingsgebied hoofdzakelijk buiten Amsterdam heeft.

1.50 Nutsvoorzieningen     

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.51 Omgevingsvergunning     

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.52 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden     

omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.53 Ondergeschikte detailhandel     

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie, tot een maximum van 20% van het vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot maximaal 100 m².

1.54 Ondergeschikte horeca     

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca III en IV die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, met dien verstande dat in geval van ondergeschikte horeca in detailhandel, maximaal 20% van de verkoop vloeroppervlakte van de winkel tot maximaal 20 m² voor ondergeschikte horeca gebruikt mag worden.

1.55 Overig bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.56 Pand     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.57 Passagiersvaartuig     

een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

  1. het vervoer van personen of;
  2. om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.

1.58 Peil     

  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, tenzij anders is bepaald;
  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw, tenzij anders is bepaald.

1.59 Pleziervaartuig     

een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.60 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis     

consumentverzorgende of zakelijke dienstverlening, webwinkel of bedrijf uitsluitend zijnde categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, waarbij:

  1. in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft;
  2. deze een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie.

1.61 Prostitutie     

het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.62 Prostitutiebedrijf     

een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.63 Publieksgerichte zakelijke dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek in overwegende mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals banken, makelaarskantoren, reisbureaus, stomerij, wasserette en uitzendbureaus.

1.64 Seksinrichting     

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen of voorstellingen plaatsvinden van erotische of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en –winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.65 Servicebedrijf     

bedrijf dat hoofdzakelijk in dienst staat van buikbedrijven, zoals een brandstof/energievulstation, een fustverwerkingsbedrijf en een bankfiliaal, dit met inachtneming van artikel 11.3.

1.66 Shortstay     

het tijdelijk wonen in een zelfstandige woning voor een periode van tenminste 5 nachten en maximaal 6 maanden.

1.67 Souterrain     

een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen.

1.68 Stationerend vaartuig:     

een voorwerp of vaartuig dat in, op of boven het water is aangebracht of afgemeerd en dat niet behoort tot enig ander vaartuig;

1.69 Stille zijde     

een gevel of geveldeel, niet zijnde een plat dak of een vliesgevel, die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht of een afgeschermde buitenruimte, met een maximale geluidsbelasting per geluidsbron vanwege:

  1. wegverkeerslawaai van 48 dB;
  2. industrielawaai van 50 dB(A);
  3. spoorweglawaai van 55 dB.

1.70 Supermarkt     

detailhandel, zijnde een zelfbedieningszaak in goederen met een grote verscheidenheid aan hoofdzakelijk levensmiddelen, met een bruto vloeroppervlak groter dan 300 m².

1.71 Verkeersareaal     

gronden die als verkeersruimte worden gebruikt, bestaande uit rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.72 Woning     

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor bijzondere woonvormen zoals woongroepen en vergelijkbare onzelfstandige woonvormen, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten en waaronder mede begrepen short stay en zorgwoningen.

1.73 Woonboot     

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf.

1.74 Waterbouwkundige kunstwerken     

kunstwerken, verband houdend met de gebruiksmogelijkheden van het water, zoals steigers, remmingswerken, afmeervoorzieningen, kades en bruggen.

1.75 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterhuishouding, zoals dammen, dijken, sluizen en beschoeiingen.

1.76 Webwinkel     

het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.77 Zeeschip     

schip dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor de vaart op zee.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Dakhelling     

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 Goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Bruto vloeroppervlakte     

De bruto vloeroppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Begrenzing bestemmingen     

De begrenzing van de onderscheiden bestemmingen wordt vastgesteld door middel van meting met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter.

2.6 Bebouwd grondoppervlak     

Het bebouwd grondoppervlak van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Bebouwingspercentage     

Het bebouwingspercentage wordt bepaald door projectie van de bebouwing in het bestemmingsvlak, tenzij anders is bepaald, de kelders en souterrains niet mee te rekenen.

2.8 Inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijventerrein     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. buikbedrijf;
  2. servicebedrijf;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen;
  4. bergingen en andere nevenruimten;
  5. tuinen en erven;
  6. groenvoorzieningen;
  7. daktuinen;
  8. verkeersareaal;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. afvalinzamelingssystemen;
  11. water;
  12. waterbouwkundige kunstwerken, met uitzondering van bruggen;
  13. waterhuishoudkundige voorzieningen, met uitzondering van dammen, dijken en sluizen;
  14. ligplaatsen ten behoeve van binnenvaartschepen en dienstvaartuigen;
  15. ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Algemeen     

Op en onder de in artikel 3.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

3.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. maximum bebouwingspercentage: 100% van het bouwvlak;
  2. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' staat aangegeven.
3.2.3 Overige bouwwerken     

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

3.3.1 Buikbedrijven en servicebedrijven     
  1. Ten aanzien van de op grond van artikel 3.1 toegestane buikbedrijven en servicebedrijven geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak als bedoeld in artikel 11.4 onder a.
3.3.2 Onbebouwde gronden     
  1. De onbebouwde gronden mogen slechts worden ingericht en gebruikt ten behoeve van de op grond van artikel 3.1 toegestane functies.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, afwijken van het in artikel 3.2.2 bepaalde, ten behoeve van het verruimen van de maximum bouwhoogte tot ten hoogste 10 meter, met dien verstande dat uitbreiding niet mag leiden tot een beperking van de naastgelegen gronden.

Artikel 4 Gemengd     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijf, met uitzondering van mainportbedrijf;
  2. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. publieksgerichte zakelijke dienstverlening;
  4. detailhandel;
  5. horeca van categorie 3, horeca van categorie 4 en horeca van categorie 5;
  6. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidgevoelige bestemmingen;
  7. bergingen en andere nevenruimten;
  8. verkeersareaal;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Algemeen     

Op en onder de in artikel 4.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

4.2.2 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. maximum bebouwingspercentage: 100% van het bouwvlak;
  2. maximum goot- en bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  3. In afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - klokkentoren' een klokkentoren met een maximale bouwhoogte van 50 meter toegestaan.

4.3 Specifieke gebruiksregels     

4.3.1 Alle functies     
  1. Ten aanzien van de op grond van artikel 4.1 toegestane functies geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 16.000 m².
4.3.2 Bedrijven     
  1. Ten aanzien van de op grond van artikel 4.1 toegestane bedrijven geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 8.000 m² waarvan maximaal 2.000 m² bruto vloeroppervlak mag worden gebruikt ten behoeve van buikbedrijven en servicebedrijven.
4.3.3 Detailhandel     
  1. Ten aanzien van de op grond van artikel 4.1 toegestane detailhandel geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak als bedoeld in artikel 11.4.
4.3.4 Horeca     
  1. Ten aanzien van de op grond van artikel 4.1 toegestane horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 2.400 m², exclusief bijbehorende terrassen, met dien verstande dat horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 pas zijn toegestaan vanaf het moment dat de termijn als bedoeld in artikel 5 is verstrekken;
  2. Ten aanzien van de op grond van artikel 4.1 toegestane horeca van categorie 5 geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 3.000 m².

Artikel 5 Horeca - Voorlopig     

5.1.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Horeca - Voorlopig'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4;
  2. bergingen en andere nevenruimten;
  3. verkeersareaal;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen.
5.1.2 Bouwregels     
a Algemeen     

Op en onder de in artikel 5.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

b Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. maximum bebouwingspercentage: 100% van het bouwvlak;
  2. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' staat aangegeven.
c Overige bouwwerken     

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.
5.1.3 Specifieke gebruiksregels     
a Horeca van categorie 3 en 4     

Ten aanzien van de op grond van artikel 5.1 toegestane horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 2.400 m², exclusief bijbehorende terrassen.

Artikel 6 Bedrijventerrein - Uit te werken     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijventerrein - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. buikbedrijf;
  2. servicebedrijf;
  3. horeca van categorie 4;
  4. gebouwde parkeervoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten;
  6. tuinen en erven;
  7. groenvoorzieningen;
  8. daktuinen;
  9. verkeersareaal;
  10. afvalinzamelingssystemen;
  11. water;
  12. waterbouwkundige kunstwerken;
  13. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  14. ligplaatsen ten behoeve van binnenvaartschepen en dienstvaartuigen;
  15. ligplaatsen ten behoeve van pleziervaartuigen.

6.2 Uitwerkingsregels     

Burgemeester en wethouders werken het plan in één of meer uitgewerkte plannen uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met in achtneming van de volgende regels:

  1. het uitwerkingsplan mag uitsluitend kelders dieper dan 1 meter onder peil mogelijk maken indien uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de betreffende kelders geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden;
  2. het uitwerkingsplan maakt uitsluitend een aaneengesloten en afsluitbaar bedrijventerrein mogelijk;
  3. in het uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met de richtafstanden (grootste afstand) als bedoeld in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein van deze regels, met dien verstande dat de richtafstand één categorie lager mag zijn vanwege de ligging in gemengd stedelijk gebied;
  4. binnen de uit te werken bestemming dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeergelegenheid door toepassing van de volgende parkeernormen:
    1. bezoekers: minimaal 0,52 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
    2. werknemers: minimaal 0,66 parkeerplaatsen voor werknemers per 100 m² bvo;
    3. vrachtwagens: minimaal 0,12 parkeerplaatsen per 100 m² bvo.
  5. in aanvulling op het bepaalde onder d dient het parkeren door bezoekers op maaiveld plaats te vinden;
  6. in aanvulling op het bepaalde onder d dient het parkeren door werknemers op één of meerdere parkeerdaken plaats te vinden;
  7. in afwijking van het bepaalde onder f is het toegestaan om tijdelijk parkeerplaatsen voor werknemers te realiseren op het maaiveld, onder voorwaarde dat:
    1. er wordt voldaan aan de minimum parkeernormen genoemd onder d;
    2. de tijdelijke oplossing niet langer duurt dan dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de uit te werken bestemming;
  8. een tijdelijke oplossing als bedoeld onder g moet binnen het plangebied van het bestemmingsplan worden gerealiseerd, en mag alleen buiten het plangebied van het uitwerkingsplan worden gerealiseerd indien er binnen het plangebied van het uitwerkingsplan aantoonbaar onvoldoende ruimte is om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform de minimum parkeernormen genoemd onder d;
  9. burgemeester en wethouders zullen indien nodig aan omgevingsvergunningen die worden verleend op basis van dit bestemmingsplan en of het op basis van een uitwerkingsplan voorwaarden verbinden ter verzekering van het bepaalde onder g;
  10. voor de in artikel 6.1 toegestane functies gelden de volgende regels:
    1. voor buikbedrijven en servicebedrijven geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak als bedoeld in artikel 11.4;
    2. voor horeca van categorie 4 geldt een maximum van één vestiging met een maximum bruto vloeroppervlak van 100 m², exclusief bijbehorende terrassen;
    3. de onbebouwde gronden mogen slechts worden ingericht en gebruikt ten behoeve van de op grond van artikel 6.1 toegestane functies, zulks met uitzondering van terrassen behorend bij horeca, tenzij er geen onevenredige overlast voor omwonenden en ondernemers wordt voorzien.

6.3 Bouwregels     

6.3.1 Algemeen     

Burgemeester en wethouders stellen, met inachtneming van het bepaalde in de regels van dit artikel, één of meer uitgewerkte plannen vast voor de in artikel 6.1 genoemde gronden.

6.3.2 Gebouwen     

Binnen deze bestemming mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwd grondoppervlak: 68.000 m²;
  2. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' staat aangegeven.
6.3.3 Overige bouwwerken     

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.
6.3.4 Voorlopig bouwverbod     
  1. Op de in artikel 6.1 genoemde gronden mogen gebouwen slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan.

6.4 Afwijken van de bouwregels     

6.4.1 Bebouwing ten behoeve van bestaand gebruik     

Burgemeester en wethouders kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, afwijken van het in artikel 6.3.4 bepaalde ten behoeve van instandhouding, geheel of gedeeltelijke vernieuwing en uitbreiding van bestaande bebouwing ten behoeve van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met dien verstande dat uitbreiding niet mag leiden tot:

  1. een vergroting van de goot- of bouwhoogte, het oppervlak en/of de inhoud met meer dan 15%;
  2. een belemmering van de beoogde nieuwbouw;
  3. een beperking van de naastgelegen gronden.
6.4.2 Bebouwing ten behoeve van toekomstig gebruik     

Burgemeester en wethouders kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, afwijken van het in artikel 6.3.4 bepaalde, indien een ontwerpuitwerkingsplan overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening ter inzage is gelegd en het bouwplan in overeenstemming is met dit ontwerpuitwerkingsplan.

Artikel 7 Woongebied - Uit te werken     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen inclusief ruimten ten behoeve van praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis;
  2. detailhandel;
  3. consumentverzorgende dienstverlening in de eerste bouwlaag, de kelder en het souterrain;
  4. publieksgerichte zakelijke dienstverlening in de eerste bouwlaag, de kelder en het souterrain;
  5. maatschappelijke voorzieningen;
  6. horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4;
  7. gebouwde parkeervoorzieningen;
  8. bergingen en andere nevenruimten;
  9. tuinen en erven;
  10. groenvoorzieningen;
  11. daktuinen;
  12. verkeersareaal;
  13. speelvoorzieningen;
  14. nutsvoorzieningen;
  15. afvalinzamelingssystemen;
  16. water;
  17. waterbouwkundige kunstwerken;
  18. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  19. ligplaatsen ten behoeve van passagiersvaartuigen en pleziervaartuigen;
  20. waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Uitwerkingsregels     

Burgemeester en wethouders werken het plan in één of meer uitgewerkte plannen uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met in achtneming van de volgende regels:

  1. het uitwerkingsplan mag uitsluitend kelders dieper dan 1 meter onder peil mogelijk maken indien uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de betreffende kelders geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden;
  2. het uitwerkingsplan mag uitsluitend gebouwen hoger dan 30 meter mogelijk maken indien uit een hoogbouweffectrapportage blijkt dat de betreffende bouwhoogte ruimtelijk inpasbaar is;
  3. het uitwerkingsplan mag niet leiden tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de windsituatie bij houtzaagmolen 'De Otter' aan de Gillis van Ledenberchstraat 78A;
  4. in het uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met een zichtlijn vanaf de Jan van Galenstraat op de zuidgevel van het rijksmonument Centrale Markthal (monumentnummer: 526739);
  5. in het uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met de richtafstanden (grootste afstand) als bedoeld in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein van deze regels, met dien verstande dat de richtafstand één categorie lager mag zijn vanwege de ligging in gemengd stedelijk gebied;
  6. in het uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeergelegenheid door toepassing van de minimum parkeernormen en aanwezigheidspercentages die zijn opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen en aanwezigheidspercentages woongebied;
  7. indien binnen een zone van 50 meter vanaf de bestemming 'Water - 2' woningen worden gerealiseerd dient in het uitwerkingsplan voor de betreffende zone rekening te worden gehouden met openbare kades langs het Oostelijk Marktkanaal, waarbij de openbare kades een breedte van minimaal 10 meter vanaf de bestemming 'Water - 2' dienen te hebben;
  8. het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen is uitsluitend toegestaan indien de gevels die zijn gelegen binnen de geluidzones voor wegen en industrie, een geluidbelasting ten gevolge van elk van deze zones ondervinden die lager of gelijk is aan de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) dan wel de vastgestelde hogere waarde;
  9. er wordt naar gestreefd om zoveel mogelijk woningen te voorzien van een stille zijde;
  10. het uitwerkingsplan voorziet in een voor auto- en vrachtverkeer geschikte verkeersontsluiting met een minimale breedte van 6 meter tussen het plandeel met de bestemming Bedrijventerrein - Uit te werken en de Jan van Galenstraat dan wel het uitwerkingsplan belemmert een dergelijke ontsluiting niet;
  11. het uitwerkingsplan voorziet in een oost-westverbinding voor fietsers en voetgangers dan wel belemmert een dergelijke verbinding niet;
  12. voor de in artikel 7.1 toegestane functies gelden de volgende regels:
    1. voor woningen geldt een maximum aantal als bedoeld in artikel 11.4 onder b;
    2. voor detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, publieksgerichte zakelijke dienstverlening, horeca van categorie 3, horeca van categorie 4 en maatschappelijke voorzieningen geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak als bedoeld in artikel 11.4 onder c en d, waarbij in aanvulling daarop:
    3. voor maatschappelijke voorzieningen geldt dat medische voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en kinderopvangvoorzieningen in een zone van 45 meter vanaf de grens met de bestemming 'Verkeer' niet zijn toegestaan in de eerste lijnsbebouwing langs de Jan van Galenstraat;
    4. voor maatschappelijke voorzieningen, geen onderdeel zijnde van de brede school als bedoeld in 11.4 onder d, geldt een maximum aantal van één kinderopvangvoorziening per bouwblok met een maximum vloeroppervlak van 250 m², waarbij een kinderopvangvoorziening niet is toegestaan als zich in hetzelfde bouwblok reeds een school bevindt waarvan de speelplaats grenst aan de binnentuin van woningen;
    5. voor ligplaatsen voor passagiersvaartuigen en pleziervaartuigen geldt een maximum van 2 ligplaatsen;
    6. de onbebouwde gronden mogen slechts worden ingericht en gebruikt als tuin en ten behoeve van de op grond van artikel 7.1 toegestane functies, alsmede ten behoeve van terrassen behorend bij horeca, tenzij er onevenredige overlast voor omwonenden en ondernemers wordt voorzien .

7.3 Bouwregels     

7.3.1 Algemeen     

Burgemeester en wethouders stellen, met inachtneming van het bepaalde in de regels van dit artikel, één of meer uitgewerkte plannen vast voor de in artikel 7.1 genoemde gronden.

7.3.2 Gebouwen     

Binnen deze bestemming mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximum bebouwingspercentage: 75%;
  2. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  3. in aanvulling op het bepaalde onder b is voor 10% van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte-accenten 35 meter' een maximale bouwhoogte van 35 meter toegestaan;
  4. er mag uitsluitend worden gebouwd indien de bouwhoogte van de eerste bouwlaag minimaal 3,50 meter bedraagt, met uitzondering van bestaande bebouwing;
  5. maximum bruto vloeroppervlak per gebouw ten behoeve van nutsvoorzieningen: 15 m2;
  6. maximum bouwhoogte gebouwen als bedoeld onder e: 3 meter.
7.3.3 Dakterrassen     

Het dak van de gebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. dakterrassen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
  2. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen privé buitenruimten of gemeenschappelijke binnentuinen minimaal 1,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  3. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2,0 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet geldt voor aanbouwen;
  4. de totale hoogte vanaf het dakvlak tot de bovenkant van de terrasvloer maximaal 0,5 meter bedraagt;
  5. hekwerken zijn toegestaan van maximaal 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer.
7.3.4 Daktoegangsgebouwen     

Op gebouwen zijn daktoegangen toegestaan, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. deze alleen zijn toegestaan indien een dakterras is toegestaan;
  2. de toegangsopbouw een oppervlak heeft van maximaal 6 m² (inclusief overstekken e.d.);
  3. de hoogte van de toegangsopbouw niet meer is dan 2,8 meter gemeten vanaf de bestaande dakhoogte;
  4. de afstand van de toegangsopbouw tot de dakrand minimaal de hoogte van de toegangsopbouw bedraagt;
  5. dakluiken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 0,50 meter, gemeten vanaf het dak.
7.3.5 Overige bouwwerken     

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.
7.3.6 Voorlopig bouwverbod     
  1. Op de in artikel 7.1 genoemde gronden mogen gebouwen slechts worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan.

7.4 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, afwijken van het in artikel 7.3.6 bepaalde, indien een ontwerpuitwerkingsplan overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening ter inzage is gelegd en het bouwplan in overeenstemming is met dit ontwerpuitwerkingsplan.

Artikel 8 Waarde - Archeologie     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
  2. De bestemming 'Waarde - Archeologie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Algemeen     

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden:

  1. van 10.000 m² of meer en;
  2. dieper dan 3 meter onder peil.
8.2.2 Uitzondering onderzoeksplicht     

Het bepaalde in artikel 8.2.1 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

8.2.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in grondroerende werkzaamheden. Burgemeester en wethouders stellen, indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) daartoe aanleiding geeft, nadere eisen aan bouwplannen die kunnen strekken tot:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

8.3.1 Verbodsregel     

Op en onder de in 8.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 10.000 m² in combinatie met werken op een diepte van 3 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  2. het aanbrengen van drainage op een diepte van 3 meter of meer;
  3. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen op een diepte van 3 meter of meer.
8.3.2 Uitzondering verbodsregel     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
  2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen uitgevoerd door een ter zake deskundige;
  4. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
8.3.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning voor het aanleggen     

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

8.3.4 Onderzoeksplicht     

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden en waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

8.3.5 Uitzondering onderzoeksplicht     

Het bepaalde in artikel 8.3.4 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

8.3.6 Voorschriften omgevingsvergunning voor het aanleggen     

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:

  1. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
  2. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  3. ten behoeve van schoorstenen en ventilatiekanalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, voor zover deze gelegen zijn achter de voorgevel en mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter; 
  4. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter;
  5. tot maximaal 2 meter ten behoeve van balkons, bordessen en luifels, voor zover deze gelegen zijn aan de van de straat afgekeerde gevel (achtergevel).

Artikel 11 Algemene gebruiksregels     

11.1 Algemeen gebruiksverbod     

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

11.2 Verbodsregels     

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  1. een inrichting en bedrijf die wordt begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  2. een inrichting en bedrijf die wordt begrepen in de bijlage, onderdelen C en D van het Besluit milieueffectrapportage;
  3. een automatenhal;
  4. een seksinrichting;
  5. prostitutie;
  6. een prostitutiebedrijf;
  7. een belwinkel;
  8. een geldwisselkantoor;
  9. massagesalons;
  10. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

tenzij deze op grond van de regels zijn toegestaan.

11.3 Toegelaten bedrijven     

Voor zover bedrijven zijn toegestaan, mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categorieën bedrijven:

  1. In de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Gemengd' en 'Bedrijventerrein - Uit te werken' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die vallen onder categorie 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein.
  2. In de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die vallen onder categorie A en B van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten - gemengd gebied.
  3. In afwijking van het bepaalde onder a zijn in de bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken' tevens bedrijven toegestaan die vallen onder categorie 3.2, 4.1 of 4.2 van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein voor zover het betreft:
    1. (pluimvee)slachterijen (sbi-code 151-1) met een maximum oppervlak van 1.500 m²;
    2. visverwerkingsbedrijven, verwerken anderzins p.o. > 1000 m² (sbi-code 152-4);
    3. visverwerkingsbedrijven, verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m² (sbi-code 152-5);
    4. groente- en fruitconservenfabriek, drogen (sbi-code 1532, 1533-4);
    5. brood- en banketbakkerijen, v.c. >= 7.500 kg meel/week (sbi-code 1581-2);
    6. stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties (sbi-code 6321-2);
    7. vuiloverslagstations (sbi-code 9002.1-c);
    8. afvalverwerkingsverbrandingsinstallatie, thermisch vermogen > 75 MW (sbi-code 9002.2-A6).
  4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde onder a en b een omgevingsvergunning te verlenen, met dien verstande dat het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf is toegestaan dat niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein of Staat van bedrijfsactiviteiten - gemengd gebied voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt.
  5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde onder a en b een omgevingsvergunning te verlenen, met dien verstande dat het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf is toegestaan dat in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein of Staat van bedrijfsactiviteiten - gemengd gebied voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het betreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de onder a en b toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt.
  6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde onder a en b een omgevingsvergunning te verlenen, met dien verstande dat het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf is toegestaan dat niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein of Staat van bedrijfsactiviteiten - gemengd gebied voorkomt of dat in de Staat van bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein of Staat van bedrijfsactiviteiten - gemengd gebied voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten mits voor omliggende functies geen sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder.

11.4 Maximum bruto vloeroppervlak     

Ter plaatse van de als 'Bedrijventerrein', 'Gemengd', 'Bedrijventerrein - Uit te werken' en 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Ten aanzien van de op grond van artikel 3.1, artikel 4.1 en artikel 6.1 toegestane buikbedrijven en servicebedrijven geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 90.000 m², met dien verstande dat:
    1. het gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van servicebedrijven niet meer dan 11.000 m² bedraagt;
    2. maximaal 1 brandstof/energievulstation met een maximum bruto vloeroppervlak van 350 m² is toegestaan;
  2. In afwijking van het bepaalde onder a kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor buikbedrijven en servicebedrijven met een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 110.000 m² indien op basis van deugdelijk parkeeronderzoek blijkt dat het parkeren vanwege bezoekers, werknemers en vrachtwagens op een aanvaardbare wijze kan plaatsvinden, met dien verstande dat:
    1. parkeren door bezoekers op maaiveld dient plaats te vinden;
    2. parkeren door werknemers op één of meerdere parkeerdaken dient plaats te vinden;
  3. Ten aanzien van de op grond van artikel 7.1 toegestane woningen geldt een gezamenlijk maximum van 1.700 woningen;
  4. Ten aanzien van de op grond van artikel 7.1 toegestane detailhandel, publieksgerichte zakelijke dienstverlening, horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 en maatschappelijke voorzieningen geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 3.000 m², met dien verstande dat:
    1. voor detailhandel het maximum bruto vloeroppervlak als bedoeld in sub f van toepassing is;
    2. voor horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 het maximum bruto vloeroppervlak als bedoeld in sub h van toepassing is;
  5. In aanvulling op het bepaalde onder d is naast het genoemde gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 3.000 m² tevens een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 3.500 m² aan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een brede school (school, kinderopvang, naschoolse opvang, voorschool en gymzaal) toegestaan binnen de in artikel 7.1 genoemde gronden;
  6. Ten aanzien van de op grond van artikel 4.1 en artikel 7.1 toegestane detailhandel geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 750 m² en een maximum bruto vloeroppervlak van 250 m2 per vestiging;
  7. In afwijking van het bepaalde onder d en f kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen voor detailhandel met een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 2.000 m², met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de detailhandel die door middel van deze afwijking mogelijk wordt gemaakt is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Gemengd;
    2. er dient door middel van een distributieplanologisch onderzoek/onderbouwing te worden aangetoond dat het toestaan van detailhandel niet leidt tot een onaanvaardbare verslechtering van het functioneren van detailhandel in de omgeving;
    3. er dient voldoende parkeergelegenheid beschikbaar te zijn zodat een onevenredige parkeeroverlast wordt voorkomen.
  8. Ten aanzien van de op grond van artikel 7.1 toegestane horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 450 m².

11.5 Doelmatigheidsbepaling     

Burgemeester en wethouders verlenen, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in afwijking van het bepaalde in artikel 11.2 wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels     

12.1 Geluidszones     

12.1.1 Westpoort     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie - Westpoort' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein “Westpoort” op geluidsgevoelige bestemmingen.
  2. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie - Westpoort' de volgende regel:
    1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelige bestemming, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein “Westpoort” op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

12.2 Luchtvaartverkeerzone     

  1. Voor het plangebied gelden ingevolge hetgeen is bepaald in artikel 2.2.2 lid 1 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol” (Stb. 2002, nr. 591) beperkingen in de toegestane bouwhoogte.
  2. De toegestane bouwhoogte binnen gronden als bedoeld in sub a dient te worden getoetst aan hetgeen is bepaald in artikel 2.2.2 lid 1 van het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

12.3 Milieuzone     

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder 12.3 onder c een nader bodemonderzoek te overleggen, waarin de bodemkwaliteit van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden op een diepte van 2,40 meter - NAP of meer.
  2. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden die betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden op een diepte van 2,40 meter - NAP of meer kan pas worden verleend indien uit het nader bodemonderzoek blijkt dat:
    1. sanering voor de betreffende locatie niet noodzakelijk is;
    2. sanering voor de betreffende locatie wel noodzakelijk is, hiervoor een saneringsplan is opgesteld dan wel een BUS-melding is verricht en burgemeester en wethouders het saneringsplan dan wel de BUS-melding hebben goedgekeurd.
  3. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone' is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een diepte van 2,40 meter - NAP of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    2. het aanbrengen van drainage op een diepte van 2,40 meter - NAP of meer;
    3. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen op een diepte van 2,40 meter - NAP of meer;
    4. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplanting.
  4. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3 onder c is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    1. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels     

Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:

  1. in het plangebied de volgende bebouwing wordt toegestaan:
    1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 50 m², alsmede;
    2. overige bouwwerken, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen;
  2. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 2 meter wordt vergroot;
  4. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan in bedoeld in c, met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, zonneboilers, glasbewassingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen en warmte-koudeopslag;
  5. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van balkons, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen;
  6. scootsafes met een inhoud van maximaal 3 m³, op voorwaarde dat:
    1. plaatsing van de scootsafe inpandig niet mogelijk is;
    2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels     

14.1 Wijziging bedrijventerrein     

14.1.1 Omzetting naar een uit te werken bestemming     

Burgemeester en wethouders kunnen gelet op het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gronden als bedoeld in artikel 3.1 wijzigen in de bestemmingen Bedrijventerrein - Uit te werken en/of Woongebied - Uit te werken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 1' is een wijziging naar de bestemmingen Bedrijventerrein - Uit te werken en Woongebied - Uit te werken alleen toegestaan indien:
    1. de wijziging niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, en;
    2. de wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de toegestane bedrijfsvoering binnen de bestemming Bedrijventerrein - Uit te werken;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' is uitsluitend de bestemming Bedrijventerrein - Uit te werken toegestaan waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' tevens mogen worden bestemd voor horeca van categorie 2, horeca van categorie 3, horeca van categorie 4 en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat daarbij de volgende parkeernormen in acht dienen te worden genomen:
    1. horeca van categorie 2: minimaal 1,6 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
    2. horeca van categorie 3: minimaal 4,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
    3. horeca van categorie 4: minimaal 8,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
  3. maatschappelijke voorzieningen:
    1. huisartsenpraktijk: 1,4 parkeerplaatsen per behandelkamer;
    2. apotheek: 1,8 parkeerplaatsen per apotheek;
    3. fysiotherapie: 0,7 parkeerplaatsen per behandelkamer;
    4. consultatiebureau: 0,8 parkeerplaatsen per behandelkamer;
    5. tandartsenpraktijk: 1,1 parkeerplaatsen per behandelkamer;
    6. gezondheidscentrum: 1,0 parkeerplaatsen per behandelkamer;
    7. kinderdagverblijf: 0,7 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
    8. basisschool: 0,5 parkeerplaatsen per leslokaal;
    9. middelbare school: 2,0 parkeerplaatsen per 100 leerlingen;
    10. religiegebouw: 0,1 parkeerplaatsen per zitplaats;
    11. bibliotheek: 0,1 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
    12. museum: 1,6 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
  4. de bouwvlakken mogen worden gewijzigd waarbij geen bouwvlak is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone';
  5. de aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' mogen worden gewijzigd waarbij de bouwhoogte-aanduiding maximaal 18 meter mag bedragen en de gronden tevens mogen worden aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccenten 35 meter'.
14.1.2 Omzetting naar een conserverende bestemming     

Burgemeester en wethouders kunnen gelet op het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gronden als bedoeld in de artikel 6.1 en/of 7.1 wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een wijziging naar de bestemming Bedrijventerrein is alleen toegestaan indien:
    1. de wijziging niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat;
    2. om redenen van een gewijzigde gefaseerde herontwikkeling toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 14.1.1;
  2. er mogen bouwvlakken en aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' worden toegevoegd waarbij de bouwvlakken en aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' zodanig worden toegepast dat deze overeenkomen met de bestaande situatie ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpwijzigingsplan.

Artikel 15 Overige regels     

15.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen     

Waar in de planregels worden verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 16 Overgangsrecht     

16.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Food Center Amsterdam - 1e wijziging'. Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.