|
Het bestemmingsplan 'Domela Nieuwenhuis' met identificatienummer NL.IMRO.0363.E1712BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Een rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate wordt vastgelegd, en naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Waarde van terreinen wegens daar aanwezige of naar verwachting aanwezige vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
Een voor publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.
Een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.
Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, internetverkoop, opslag en/of transport.
Een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat ontstaan is door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met inbegrip van ondergeschikte horeca.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.
De hoogte vanaf het peil tot de snijlijn tussen het verticaal gevelvlak en het al dan niet hellend dakvlak.
Ruimten in de open lucht, waaonder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.
Gebouw of deel van een gebouw waarin kantoorwerkzaamheden zoals administratie, bestuur, vergaderingen of andere bureauwerkzaamheden plaatsvinden.
Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.
Vergunning bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Onder het peil wordt verstaan:
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen of voorstellingen plaatsvinden van erotische of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater en -automatenhal en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.
Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen.
De verbeelding van het bestemmingsplan 'Domela Nieuwenhuis' bestaande uit de kaart NL.IMRO.0363.E1712BPSTD-VG01.
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De bruto vloeroppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Vanaf peil tot aan het punt van het gebouw of bouwwerk, geen gebouwzijnde, waaraan de bouwhoogte ten minste moet voldoen, waarbij in ieder geval geldt dat de omhullende gevel van een gebouw aan deze minimum bouwhoogte moet voldoen.
De begrenzing van de onderscheiden bestemmingen wordt vastgesteld door middel van meting met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 5.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
tenzij deze op grond van de regels zijn toegestaan.
Het bestemmingsplan Spaarndammers en Zeehelden is vastgesteld op 23 april 2013. Dit bestemmingsplan is op 19 juli 2013 in werking getreden en op 7 mei 2014 onherroepelijk geworden. Het plangebied Domela Nieuwenhuis maakte deel van uit van dit bestemmingsplan. Op het Domela Nieuwenhuisplantsoen stond een kerk die in de jaren zeventig is gesloopt. Sindsdien wordt het plangebied Domela Nieuwenhuis gebruikt als plantsoen. Het Dagelijks Bestuur heeft de ambitie om van het plantsoen weer een aansprekende entree te maken voor de Spaarndammerbuurt. Het Domela Nieuwenhuisplantsoen is al jarenlang onderwerp van discussie tussen buurtbewoners en de bestuurders van het stadsdeel West. Discussiepunt is het al dan niet bebouwen van het plantsoen. Aanleiding voor het bestemmingsplan Domela Nieuwenhuis is dat het bestuur op 12 januari 2016 op grond van een motie heeft besloten de bestemming voor het Domela Nieuwenhuisplantsoen te wijzigen in Groen. Het Dagelijks Bestuur gaat een variant uitwerken voor het Domela Nieuwenhuisplantsoen, waarbij additioneel geïnvesteerd wordt, onder meer door sanering van het asfalt. Met dit bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan de motie.
Op de afbeelding is de luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Afbeelding: grens bestemmingsplan Domela Nieuwenhuisplantsoen (rood) op luchtfoto
Doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel juridisch planologische regeling voor het gebied. Dit bestemmingsplan beoogt hierin te voorzien. Het voorliggend bestemmingsplan betreft een vervanging van een deel van het bestemmingsplan Spaarndammers en Zeehelden dat is vastgesteld op 23 april 2013. Het nieuwe bestemmingsplan is conserverend van aard, in die zin dat het aansluit op de huidige planologische bestemmingsplanregeling en vastgesteld beleid. Het groen op het Domela Nieuwenhuisplantsoen zal worden behouden en verbeterd met behulp van participatie van bewoners.
Het plangebied van het bestemmingsplan 'Domela Nieuwenhuis' wordt globaal als volgt begrensd:
Afbeelding: Domela Nieuwenhuisplantsoen, https://www.amsterdam.nl/projecten/spaarndammerbuurt/domela/
Het plangebied Domela Nieuwenhuis ligt in in het westen van Amsterdam in stadsdeel West en omvat uitsluitend een klein plantsoen in de vorm van een driehoek dat de groene entree naar de Spaarndammerbuurt vormt. Na de sloop van de katholieke Maria Magdalenakerk in 1968 is het Domela Nieuwenhuisplantsoen in 1972 aangelegd. De sloop was noodzakelijk omdat de fundamenten van de kerk niet in orde waren. Overgebleven zijn de pastorie, het St. Leo-klooster en de zichtbare funderingsbogen van de kerk. Het plantsoen is vernoemd naar Ferdinand Domela Nieuwenhuis, grondlegger van het socialisme en anarchisme in Nederland. Op 20 december 1972 kreeg het Domela Nieuwenhuisplantsoen op verzoek van de buurtbewoners deze naam. Dit omdat Domela Nieuwenhuis in de buurt van de Haarlemmerdijk heeft gewoond. Een groep actieve buurtbewoners onderhoudt al jaren het Domela Nieuwenhuis waardoor het plantsoen er verzorgd uit ziet. Sinds 2010 waren er plannen om een gedeelte van het Domela Nieuwenhuisplantsoen te bebouwen, teneinde het plantsoen een nieuw gezicht te geven.
Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.
De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 5 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.
Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plankader met een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid afkomstig van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 3 wordt het beleid in dit bestemmingsplan beschreven. Er wordt ingegaan op de ruimtelijk-functionele aspecten en stedenbouwkundige aspecten van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 worden diverse omgevingsaspecten beschreven. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (het overleg ex artikel 3.1.1 Bro). Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 uitgelegd op welke wijze dit is vertaald in juridische zin. Tot slot zijn de relevante rapporten als bijlage bij de toelichting en regels gevoegd.
In het plangebied van het bestemmingsplan Domela Nieuwenhuis vigeerde het bestemmingsplan Spaarndammers en Zeehelden. Met dit bestemmingsplan worden het bestemmingsplan Spaarndammers en Zeehelden (uitsluitend) voor dit gebied vervangen.
Europese Kaderrichtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Op grond hiervan moet in 2015 een goede (grond)waterstand zijn gerealiseerd. De kaderrichtlijn is op nationaal niveau vertaald in wetgeving, met name de Waterwet, maar er is ook doorwerking in de ruimtelijke ordening. Bij ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening onder meer worden beoordeeld of de gewenste watertoestand in gevaar wordt gebracht. Als nieuwe bestemmingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de watertoestand zijn maatregelen nodig. Ruimtelijke besluiten moeten worden voorafgegaan door een watertoets. Doel van deze watertoets is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een zo evenwichtig mogelijke wijze in beschouwing worden genomen bij het te nemen ruimtelijk besluit. Het verband tussen de Kaderrichtlijn Water en ruimtelijke plannen is bij uitstek onderwerp van de watertoetsprocedure.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro).
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.
Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en treden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, electriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Het Domela Nieuwenhuisplantsoen is een binnenstedelijke locatie waarbij de in het Barro aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.
Nationaal Waterplan
Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Het nu voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van de bestaande situatie, waaronder het behoud van het bestaande groen en waterlopen.
Structuurvisie Noord-Holland 2040/Provinciale Ruimtelijke Verordening maart 2017
De Structuurvisie Noord-Holland is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en laatstelijk geactualiseerd op 28 september 2015. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening maart 2017 (vastgesteld op 12 december 2016, in werking vanaf 1 maart 2017) zijn onder meer regels gesteld ten aanzien van grootschalige en perifere detailhandel op bedrijventerreinen en locaties voor kantoren- en bedrijventerreinen. Het bestemmingsplan gaat honderd procent uit van behoud van de bestaande situatie.
Het bestemmingsplan staat geen realisatie van kantoren- en bedrijventerreinen of grootschalige en perifere detailhandel toe, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening maart 2017.
Watervisie 2021 en Uitvoeringsprogramma 2016-2021
In de Watervisie 2021 staan de ecologische doelen voor niet-natuurlijk oppervlaktewater. Deze doelen zijn afgestemd met de waterbeheerders. Ook staan in de Watervisie 2021 maatregelen om de kwaliteit van het grondwater in de bodem van Noord-Holland te verbeteren.
Dit bestemmingsplan past binnen de Watervisie 2021.
Milieubeleidsplan 2009-2013
In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009 - 2013 heeft de provincie Noord-Holland beleid beschreven over externe veiligheid. Aan de productie, het gebruik, de opslag en het transport (over weg, water, spoor en door buisleidingen) van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld chloor, ammoniak, benzine, kerosine, LPG/autogas) zijn risico's verbonden. Er bestaat een kleine kans dat deze stoffen vrij kunnen komen waardoor bijvoorbeeld giftige gaswolken of een explosie ontstaat. Ook de risico's vanwege vliegtuigen vallen onder het externe veiligheidsbeleid. Al deze potentiële risicobronnen worden ook wel risicovolle activiteiten genoemd.
Op circa 3.000 meter van het plangebied ligt het bedrijf Chemtura. In het kader van het bestemmingsplan Houthaven is op 23 februari 2015 een onderzoek verricht naar de externe veiligheid. Door AVIV is het invloedsgebied voor het groepsrisico berekend op maximaal 1.000 meter rond de inrichting. Uit dit onderzoek is gebleken dat Chemtura geen belemmering vormde voor de herontwikkeling van het Domela Nieuwenhuisplantsoen.
Het plangebied ligt binnen de zone van 200 meter waarbinnen onderzoek naar groepsrisico verplicht is. Het groepsrisico geeft aan wat de kans per jaar is op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde activiteit. Onderzoek door AVIV naar het groepsrisico wijst uit dat de nieuwe ontwikkeling een geringe invloed heeft op het groepsrisico. Berekeningen ten aanzien van het gerealiseerd transport 2010 hebben niet geleid tot een plaatsgebonden risicocontour, zodat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan Domela Nieuwenhuisplantsoen.
Structuurvisie Amsterdam 2040, 'Economisch sterk en duurzaam'
Met de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' (17 februari 2011)
legt Amsterdam zichzelf, inclusief de stadsdelen, regels op waar ruimtelijke plannen
aan moeten voldoen. Amsterdam heeft zichzelf onder meer voor de opgave gesteld te
verdichten en tegelijk het omliggende landschap open te houden. Dat leidt tot belangrijke
uitgangspunten: het groen in en rond de stad vraagt om stevige bescherming, terwijl
andere delen van de stad optimaal worden benut. Verdichting leidt ook tot (geleidelijke)
transformatie en toenemende menging. Dat vergt veel van de bestaande infrastructuur
en openbare ruimte. Respect voor de rijkdom aan cultuurhistorische schatten van Amsterdam
is hierbij een belangrijke voorwaarde.
De centrale ambitie van de Structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt
als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Intensivering
van het grondgebruik in de stad biedt aan tal van mensen woon- en werkruimte. Het
betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte
en in recreatief gebruik van water en groen en efficiënter omgaan met energie en vervoer,
zodat buiten de stad minder landschap hoeft te worden aangetast.
Het bestemmingsplan Domela Nieuwenhuis voorziet in het behoud van het bestaande groen. Er wordt niet voorzien in gebouwen.
Waterbeheerplan AGV 2016-2021
Het beleid van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, waterbewust en waterrobuust. In dit beheerplan worden de hoofdtaken van het waterschap behandeld, namelijk veiligheid, voldoende water en schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke, (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden. Voor elk van deze thema's zijn de wensbeelden op de middellange termijn, de doelen en de aanpak op hoofdlijnen aangegeven. Het bestemmingsplan Domela Nieuwenhuis past binnen het Waterbeheerplan.
Keur AGV 2011
Naast het waterbeheerplan beschikt het waterschap Amstel, Gooi en Vecht over een keur. De Keur is een verordening van het hoogheemraadschap en geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen (dijken) wel of niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben. Het doel van de Keur is om de waterkwaliteit te verbeteren, de doorstroming in sloten veilig te stellen en de dijken sterk te houden. Zonder ontheffing op de Keur zijn werkzaamheden aan/op waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. Een verzoek tot ontheffing kan bij Waternet worden ingediend.
Uitgangspunt in het voorliggend bestemmingsplan is het behoud en verbetering van de bestaande groenvoorziening en het plantsoen. In het bestemmingsplan is dit vertaald door dit gebied te bestemmen als "Groen". Gebouwen zijn niet toegestaan.
Het bestemmingsplan Domela Nieuwenhuis voorziet niet in gebouwen. In het plangebied zullen uitsluitend een aantal bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd. De maximale hoogte van deze bouwwerken is 9 meter. Hiervoor wordt in samenspraak met de buurt een ontwerp gemaakt, waarbij "gerefereerd" wordt naar de gesloopte Maria Magdalenakerk.
Het Domela Nieuwenhuisplantsoen is gelegen op de hoek van de Zaanstraat en de Spaarndammerstraat in de Spaarndammerbuurt. Op het plantsoen stond van 1890 tot en met 1968 de Maria Magdalenakerk die was ontworpen door de architect P.J.H. Cuypers. Het gebouw werd destijds gezien als een hoogtepunt in het oeuvre van Cuypers in het bijzonder en van de neogotiek in Nederland als geheel (bron Wikipedia). Cuypers was ook de ontwerper van het Centraal Station en van het Rijksmuseumgebouw in Amsterdam. In 1968 werd de kerk om bouwtechnische redenen gesloopt. Op deze plek is vervolgens nooit meer gebouwd. Begin jaren '70 werd het terrein ingericht als plantsoen en speelplek voor de buurt en kreeg het de naam Domela Nieuwenhuisplantsoen. Resten van het fundament werden opgenomen in het plantsoen en zijn, met name aan de zijde van de Spaarndammerstraat, nog goed zichtbaar. In de afgelopen 20 jaar zijn er door het stadsdeel voortdurend plannen bedacht met bebouwing. Voor de plannen was echter geen draagvlak vanuit de buurt. Bewoners waren inmiddels gehecht aan hun plantsoen.
Uiteindelijk heeft het stadsdeelbestuur van West in 2016 besloten om het plantsoen niet meer te bebouwen. Ook werden er financiële middelen toegekend om het plantsoen op te knappen. Aan het eind van 2016 begin 2017 hebben bewoners en het stadsdeel een ontwerp gemaakt waarbij het huidige karakter gehandhaafd is gebleven en elementen zijn opgenomen met een sterke referentie naar de gesloopte kerk. Eén van deze elementen is het koor. Het koor was een belangrijke plek en bevond zich achterin de kerk. In het koor stond het hoogaltaar en werden de missen gehouden.
Het is niet de bedoeling om het koor letterlijk terug te bouwen. Het is een referentie. Het oorspronkelijk koor was circa 13 meter hoog. In het ontwerp wordt nu een hoogte aangehouden van 9 meter. Het is een open constructie bestaande uit staalprofielen in de vorm van spitsbogen. De constructie zal worden begroeid met klimplanten. Onder het koor komt ter plaatse van het voormalige hoogaltaar een waterfonteintje en zitgelegenheid (bijlage 6).
Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te
weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijke ordening
moet voorkomen worden dat gevoelige bestemmingen op verontreinigde gronden worden
gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en
de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond. Daarom moet
voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onderzoek worden gedaan naar
de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij een geconstateerde verontreiniging moet in
verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan tevens in kaart worden gebracht
welke saneringsmaatregelen nodig zijn om het beoogde gebruik van de gronden te kunnen
realiseren.
Door de Dienst Milieu- en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam is in het kader van
het bestemmingsplan Spaarndammers en Zeehelden voor deze locatie historisch bodemonderzoek
verricht. De locatie is op basis van de resultaten (ophoogperiode, activiteiten en
tanks) aangemerkt als “verdacht”. Op de deellocaties waar geen potentieel verdachte
activiteiten hebben plaatsgevonden, geldt dat als er handelingen in de bodem worden
verricht (zoals ontgravingen) er kan worden volstaan met een indicatief bodemonderzoek
(IO). Op de deellocaties waar potentieel verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden,
geldt dat als er handelingen in de bodem worden verricht (zoals ontgravingen) er een
oriënterend bodemonderzoek (OO) moet worden uitgevoerd.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuw gebruik mogelijk. Uitsluitend de bestaande situatie wordt opnieuw vastgelegd. Voor deze bestaande functies is in het verleden onderzoek naar de kwaliteit van de bodem uitgevoerd. Bodemonderzoek voor deze bestaande situatie is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Wettelijk kader
Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) kader. Daarin is bepaald dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. In het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen" is bepaald dat indien een project kan worden beschouwd als "niet in betekenende mate" er geen toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. Deze grens is in het Besluit gesteld op 3%, wat betekent dat de concentratie stikstofdioxide of fijn stof met maximaal 3% mag toenemen als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen die een bestemmingsplan toestaat. Als het meer is dan 3% moet worden getoetst aan de grenswaarden. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen" is voor een aantal specifieke projecten een berekening gemaakt bij welk bouwprogramma er nog sprake is van "niet in betekenende mate". Dit is als het project betrekking heeft op maximaal 1.500 woningen of 100.000 m² kantoren (bij één ontsluitingsweg) of een combinatie van beiden. Voor de laatste categorie projecten is in de regeling een verdeelsleutel woningen-kantoren opgenomen.
Algemeen
Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de "Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw" ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat is geactualiseerd in juni 2008. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan. De watertoets is een instrument om dergelijke ruimtelijke plannen te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit en waterkwantiteit (ruimte voor water) en veiligheid (bescherming tegen overstroming).
Het plangebied van het bestemmingsplan valt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet voert de zorg voor het oppervlaktewatersysteem uit in opdracht van AGV. In opdracht van Amsterdam voert Waternet overige watertaken uit, met name de grondwaterzorgtaak, de zorg voor afvoer en behandeling van afvalwater, de drinkwatervoorziening en het nautisch toezicht in de Amsterdamse stadsboezem.
Verharding
Toename van verharding wordt door Waternet met maximaal 1.000 m² toegestaan, aangezien er door deze toename een extra beslag wordt gelegd op de capaciteit van het rioolstelsel en de waterberging in open water.
Het plangebied heeft een oppervlak van circa 1.950 m². Daarvan is in de huidige situatie circa 1.100 m² verhard en circa 850 m² onverhard. Het bestemmingsplan staat geen gebouwen toe op het Domela Nieuwenhuisplantsoen. Het plantsoen dient te worden ingericht als groenvoorziening. De hoeveelheid verharding zal gericht op de inrichting als groenvoorziening niet of nauwelijks toenemen. Compensatie in de vorm van nieuw open water is daarom niet nodig.
Voor de bescherming van diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geïntegreerd tot één wet.
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na ontheffing c.q. vergunning.
Door een stadsecoloog is een ecologisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er ingevolge de natuurwetgeving geen consequenties zijn voor de aanpassing van dit bestemmingsplan (memo, 3 oktober 2017 in bijlage 4).
Voor het plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Vanwege de geringe ontgravingsdiepte van 80 cm beneden het maaiveld en waarschijnlijk hoge mate van verstoring door de bouw van de 19de-eeuwse Magdalenakerk worden geen archeologische resten verwacht. Er hoeft daarom geen archeologisch onderzoek plaats te vinden. Daarnaast hoeft geen dubbelstemming archeolgie in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Wel geldt conform de Erfgoedwet een vondstmeldingsplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Door Bureau Monumenten en Archeologie is een archeologische quickscan uitgevoerd waaruit blijkt dat het plangebied is vrijgesteld van archeologisch onderzoek bij alle bodemingrepen (QS 17-130, 24-08-2017 in bijlage 2).
Door Monumenten en Archeologie is een beknopte cultuurhistorische verkenning verricht voor het plangebied Domela Nieuwenhuis. Hieruit blijkt dat het plangebied niet in een beschermd stadsgezicht is gelegen en er geen (rijks- of gemeentelijke) monumenten aanwezig zijn (C 17-051 Amsterdam, oktober 2017, in bijlage 3).
Het aspect duurzaamheid speelt de laatste jaren steeds meer een rol bij gebiedsontwikkelingen. Dit begint al bij het formuleren van het kader en de ambities voor een plangebied. Een bestemmingsplan kan ten aanzien van het aspect duurzaamheid alleen datgene regelen wat een direct verband houdt met de bestemming die aan de gronden wordt toegekend. De planregels moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van de gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
De Provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de Provincie het energieverbruik in samenwerking met gemeenten in het stedelijk gebied, op bedrijventerreinen en in de glastuinbouw zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De toepassing van duurzame energie in de gebouwde omgeving moet worden vergroot.
Artikel 33 ("Energie en duurzaam bouwen") van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (die op 1 november 2010 in werking is getreden) bepaalt dat bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie (herstructurering), bedrijventerreinen en kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, WKO en aardwarmte, zonne-energie, biomassa. Verder dient nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.
Gemeente Amsterdam
Duurzaamheid staat hoog op de Amsterdamse agenda. Burgers, bedrijven en overheden zijn zich steeds meer bewust van hun gedrag en hun verantwoordelijkheid voor hun omgeving. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat steeds meer bedrijven inspelen op de steeds grotere vraag naar duurzame producten waardoor zij daarmee hun imago zien verbeteren.
Duurzaamheid gaat voor een groot deel over de vraag welke ambities bouwende en beherende partijen hebben. Ambities en het daadwerkelijk committeren aan de ambities zijn niet altijd een op een gelijk. Duurzaamheid gaat dan ook over maatwerk. Elk project zal zijn eigen 'kleur' krijgen waarbij het zwaartepunt bij elk van hen anders zal liggen.
De gemeente verwacht als sturingsinstrument het meeste effect door ontwikkelende partijen te stimuleren om op vrijwillige basis (maar niet vrijblijvend) ambities te formuleren om CO² neutraal te gaan ontwikkelen en een energievisie op te stellen. Voor bestaande bedrijven biedt de Wet Milieubeheer mogelijkheden om bij controles energiebesparingplannen te stimuleren en zelfs te vereisen.
De uitvoering van het bestemmingsplan past binnen de lopende begroting.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Conform het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vindt overleg plaats met "de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn". In dat kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies voorgelegd aan Waternet.
Waternet heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het geven van opmerkingen.
Amtelijk vooroverleg
Ambtelijk vooroverleg is gevoerd met Monumenten en Archeologie en team Structuurvisietoets van de gemeente Amsterdam.
Monumenten en Archeologie en team Structuurvisietoets hebben aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het geven van opmerkingen.
Participatie
Bij de bestemmingswijziging wordt geen aparte participatietraject doorlopen, nu de herziening als gevolg van de motie het resultaat is van een langlopende participatietraject met buurtbewoners.
Volgens de startnotitie van april 2014 werkt de bestuurscommissie van stadsdeel West niet meer van boven naar beneden, maar worden de oplossingen steeds meer van onderop gezocht.Sinds jaren bouwen bestuurders van stadsdeel West samen met de bewoners van de Spaarndammerbuurt aan een leefbare buurt en stad, waarbij buurtbewoners de maximale ruimte wordt gegeven om zelf hun wijk vorm te geven. Een groep actieve buurtbewoners, verenigd in de “Bewoners & werkgroep Domela-Plantsoen”, heeft in de loop der jaren meegeholpen om het plantsoen te onderhouden. Aan hen wordt in de toekomst een centrale rol en medezeggenschap toegekend bij het ontwerp van het plantsoen, de inrichting en het onderhoud.
Op woensdag 16 april 2008 is een raadplegend buurtreferendum gehouden over woningbouw met 30% sociale huur op het Domela Nieuwenhuisplantsoen, teneinde bewoners de kans te geven om zich hierover uit te spreken. De uitslag was 1053 (tweederde) tegen en 479 voor. Echter, het resultaat was niet bindend. Dit had twee redenen: ten eerste was er een te lage opkomst en ten tweede was er een te brede peiling, omdat de Zeeheldenbuurt was meegeteld. Op 20 juni 2016 heeft het Algemeen Bestuur een definitief besluit genomen over deze kwestie: de bestemming van het Domela Nieuwenhuisplantsoen wordt Groen. Gebouwen zijn verboden. Vervolgens heeft een ontwerper, op basis van ideeën van de buurt, drie ontwerpmodellen gemaakt voor het Domela Nieuwenhuisplantsoen waaruit de bewoners konden kiezen. Uiteindelijk werd met overtuiging gekozen voor de landschapstuin (model A). Dit buurtontwerp zal in 2018 worden uitgevoerd.
Afbeelding: landschapstuin (model A), bron: http://www.domelaplantsoen.nl/index.php/berichten/ontwerpmodel/
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 1 maart 2018 tot en met 11 april 2018 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Op grond van de Wro moeten alle plannen volgens de standaarden 2012 in elektronische vorm worden voorbereid, vastgesteld en vervolgens beschikbaar gesteld. Daarnaast moet er een versie van het plan in analoge vorm worden vastgesteld. Op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart) wordt door middel van letters, kleuren, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de bouwregels aangegeven.
Mocht tussen de inhoud van het analoge plan en van de elektronische weergave of van het plan in de digitale vorm en de papieren weergave een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan prevaleert de elektronische weergave of plan in digitale vorm. Als er tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, prevaleert het digitale plan.
Als ondergrond voor de plankaart is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de plankaart te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de plankaart weergegeven.
In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.
Het overgangsrecht en de anti-dubbelregel zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling. In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid dient hierbij een vaste volgorde te worden aangehouden.
Ingevolge de standaarden voor vergelijkbaarheid, moeten de regels van een bestemming als volgt opgebouwd en benoemd worden:
In de bestemmingsomschrijving wordt bescheven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogtes opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.