|
het bestemmingsplan 'Wehl Fokkenkamp - 2023' met identificatienummer NL.IMRO.0222.WeB003-0002 van de gemeente Doetinchem;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;
een beroep en/of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep en/of bedrijf een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is (zie 2 Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven);
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
recreatie in de vorm van:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en het plan deze inrichting niet verbiedt;
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
periodieke en/of incidentele manifestaties van meerdere dagen zoals concerten, festivals, kermissen, volksfeesten, stadsfeesten, circussen, sportmanifestaties e.d.;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
huisvesting in verband met mantelzorg wordt in dit plan aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
woningen en andere geurgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
stof zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
de als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of uitsluitend in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
een dakvorm die bestaat uit uitsluitend één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
een windturbine om windenergie op te wekken, deze staat op het dak van een gebouw;
terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, stadspromotionele activiteiten en andere vergelijkbare activiteiten niet zijnde evenementen;
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.
bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;
bij een terras behorende (semi-permanente) bouwwerken zoals terrasschermen, parasols en vlonders;
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook uitsluitend door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;
een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen;
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
het afleggen van verantwoording over het genomen besluit om toename van het groepsrisico toe te staan. Hierbij moet aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven en risico reducerende maatregelen en het belichten van de mogelijkheid voor rampenbestrijding en hulpverlening;
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie lijst 1 Lijst van vrije beroepen);
een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
woning die hoogstens door middel van een bijbehorend bouwwerk met een andere woning verbonden is;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, woonwagens niet inbegrepen;
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als
de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt
ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Agrarisch' worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' gelden de navolgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals schuilplaatsen en voederbergingen, niet behorende bij een bedrijfsmatig uitgeoefend (agrarisch) bedrijf, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub c voor het bouwen van erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub a en in lid 3.2 voor het toestaan van een volkstuincomplex, onder voorwaarden dat:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Groen' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in 4.2, op gronden met de bestemming 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub c voor de aanleg van parkeervoorzieningen, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de aanleg van een inrit, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.2.3 voor de aanleg van geluidwerende voorzieningen in de vorm van een geluidswal, een geluidsscherm of een combinatie daarvan, onder voorwaarden dat:
Het toepassen van (openbare) buitenverlichting op gronden met de bestemming 'Groen' is, om aantasting van het leefgebied van de vleermuis te voorkomen, uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat sprake is van vleermuisvriendelijke verlichting door in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming 'Groen' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Maatschappelijk' worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, op gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 sub a voor het bevestigen van een luifel aan een hoofdgebouw, onder voorwaarden dat:
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (bijlage 3 Nota parkeernormen auto en fiets gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik als voorziening voor 24 uurs begeleidwonen met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in artikel 5.1 onder d zelfstandige horeca-activiteiten als nevenactiviteit bij de bestemming toestaan, onder de voorwaarde dat:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, op gronden met de bestemming 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub b voor de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 5 m, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 sub b voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 30 m onder voorwaarden dat:
Het toepassen van (openbare) buitenverlichting op gronden met de bestemming 'Verkeer' is, om aantasting van het leefgebied van de vleermuis te voorkomen, uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat sprake is van vleermuisvriendelijke verlichting door in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd.
Algemeen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen op gronden met de bestemming 'Wonen' gelden de volgende regels:
Vrijstaande woningen
Voor het bouwen van vrijstaande woningen geldt, in aanvulling op sub a tot en met d, de volgende regel:
f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen moet minimaal 3 m bedragen;
Twee-onder-één kap woningen
Voor het bouwen van twee-onder-één kap woningen geldt, in aanvulling op sub a tot en met d, de volgende regel:
g. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens aan de niet aangebouwde zijde moet minimaal 3 m bedragen;
Aaneengebouwde woningen
Voor het bouwen van aaneengebouwde woningen gelden, in aanvulling op sub a tot en met d, de volgende regels:
h. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens aan de niet aangebouwdezijde moet minimaal 3 m bedragen;
i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' geldt een maximum van 3 aaneengebouwde woningen per blok;
j. de diepte van het hoofdgebouw mag maximaal 13 m bedragen.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
In afwijking van het bepaalde in lid 7.2.3 sub d mogen aan het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
In afwijking van het bepaalde in lid 7.2.3 sub d mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, op gronden met de bestemming 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub a voor het gedeeltelijk bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.5 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent en onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag ook worden gebruikt voor zowel een vrij beroep (bijlage 1 Lijst van vrije beroepen ) als een beroep en/of bedrijf (bijlage 2 Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven), in het laatste geval uitsluitend mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat:
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (bijlage 3 Nota parkeernormen auto en fiets gemeente Doetinchem ), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Onverminderd het bepaalde in artikel 13 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting geur’ mag de in lid 7.1 omschreven bestemming slechts gerealiseerd worden en vervolgens in stand worden gehouden indien wordt voldaan aan artikel 4 van de wet geurhinder en veehouderij of diens rechtsopvolgers.
De in lid 7.1 omgeschreven bestemming mag slechts gerealiseerd worden en vervolgens in stand worden gehouden indien binnen het plangebied waterberging/infiltratie voor hemelwater wordt gerealiseerd en in stand gehouden uitgaande van tenminste 80 mm per m2 verhard oppervlak binnen het plangebied e.e.a. zoals opgenomen in bijlage 6 Watertoets Fokkenkamp.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 sub f voor het toelaten van een beroep en/of bedrijf aan huis, dat naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen is met één of meer in bijlage 2 opgenomen Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven, onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1, sub c en lid 7.5.2 voor het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf dan wel de uitbreiding van de woonfunctie tot een afstand tot minimaal 3 m tussen het bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 en een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a voor het vergroten van het maximum aantal woningen, onder de voorwaarde dat:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, een bouwvlak inclusief de ter plaatse geldende aanduidingen, verschuiven, onder voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bouwaanduiding als bedoeld in lid 7.1 sub a wijzigen in een andere in hetzelfde sub genoemde bouwaanduiding, onder de voorwaarde dat:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunningaanvraag als bedoeld in lid 8.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde in lid 8.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 8.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 8.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen als:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 9.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 9.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 9.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 9.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 10.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 10.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder lid 10.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de onder lid 10.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder;
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.
Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak is toegestaan.
De in lid 6.1 en 7.1 omschreven bestemmingen mogen slechts gerealiseerd en vervolgens in stand gehouden worden nadat door GS van de Provincie Gelderland een ontheffing WnB is afgegeven en indien de voorwaarden in de verleende ontheffing in acht worden genomen.
Het is ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' verboden om:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1.1 en de vestiging van een nieuwe of uitbreiding van een bestaande risicobron toestaan, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de in artikel 7.5.5 en 7.5.6 opgenomen voorwaardelijke verplichting(en) onder voorwaarden dat:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 18.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet
Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.
bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)
SBI-code ('hoofdgroep': 'subgroep') | Omschrijving |
15: 1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. |
18: 182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) |
20: 205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkbedrijven |
22: 221 | Uitgeverijen (kantoren) |
22: 2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen |
22: 2223 | Grafische afwerking |
22: 2223 | Binderijen |
22: 2224 | Grafische reproductie en zetten |
22: 2225 | Overige grafische activiteiten |
22: 223 | Reproductiebedrijven opgenomen media |
33: 33 | Vervaardigen van medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie |
36: 361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² |
36: 362 | Vervaardiging van munten, sieraden e.d. |
36:363 | Vervaardigen van muziekinstrumenten |
51: 511 | Handelsbemiddeling (kantoren) |
52: 527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's, motors, bromfietsen en scooters) |
55: 551,1 5512 | Pensions en Bed & Breakfast |
55: 5552 | Cateringbedrijven |
61, 62: 61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) |
63: 6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) |
63: 633 | Reisorganisaties |
63: 634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) |
64: 641 | Post- en koeriersdiensten |
65, 66, 67: 65, 66, 67 | Banken en verzekeringsbedrijven |
70: 70 | Verhuur van en handel in onroerend goed |
72: 72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. |
73: 731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
73: 732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
74: 74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
74: 7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales |
85: 8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven |
85: 853 | Kinderopvang (gastouderschap) |
91: 9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) |
92: 921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) |
92: 9251, 9252 | Ateliers, e.d. |
93: 9301.3 | Wasverzendinrichtingen |
93: 9301.3 | Wasserettes, wassalons |
93: 9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten |
93: 9305 | Persoonlijke dienstverlening (waaronder thuisprostitutie en escortbedrijf), niet elders genoemd in de richtafstandenlijst 1 - Activiteiten van Bedrijven en milieuzonering van het VNG (editie 2009) |
In 2020 heeft het College van B&W van de gemeente Doetinchem besloten de woningbouwplannen voor de locatie Wehl-Fokkenkamp verder uit te werken. Net als elders in Nederland is er grote behoefte aan woningen in de gemeente Doetinchem. Ook in Wehl zijn nieuwe woningen nodig. De locatie Fokkenkamp is een geschikte plek voor nieuwe woningen. Het plan kent zijn oorsprong in een onderzoek dat is uitgevoerd door de gemeente en de Dorpsraad Wehl naar de kwantitatieve en kwalitatieve woonbehoefte in Wehl/Nieuw-Wehl. Uit dit onderzoek is gebleken dat de locatie van Wehl Fokkenkamp in een behoefte kan voorzien van, in het bijzonder, de doelgroep 50+. Om zodoende nabij het centrum (levensloopbestendig) te kunnen wonen. Daarmee wordt ook tegelijkertijd invulling gegeven aan de ambitie van de gemeente Doetinchem om te groeien tot 70.000 inwoners.
Het gebied Fokkenkamp ligt aan de noord-west zijde van het dorp Wehl en wordt globaal begrensd door de Doesburgseweg, de Broekhuizerstraat en de Fokkenkampseweg. Het gebied wordt gebruikt door een paardrijvereniging en bestaat verder uit groensingels, onbebouwde terreinen en agrarische gronden. De gemeente wil op deze plek circa 53 woningen realiseren en heeft een stedenbouwkundig plan opsteld voor deze locatie, welke is vastgesteld in 2022. Het plan voorziet in de realisatie van (sociale) huurwoningen en koopwoningen en de woningbouw zal zich vooral richten op senioren. Het gaat daarbij om de bouw van aaneengesloten woningen, twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen.
Om de plannen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld op basis van het vastgestelde stedenbouwkundige plan.
Het gebied Fokkenkamp ligt aan de noord-west zijde van het dorp Wehl en wordt globaal begrensd door de Doesburgseweg aan de zuidzijde, de Broekhuizerstraat aan de noordzijde en de Fokkenkampseweg aan de oostzijde. Het betreft de kadastrale percelen Ambt-Wehl, sectie H, perceelnummers 6570 (gedeeltelijk), 4582, 4581, 4580, 4579, 6824, 6823, 6500 en 6497. Onderstaande afbeelding geeft het plangebied (bij benadering) weer.
Luchtfoto met grijs gearceerd het plangebied (bij benadering)
Luchtfoto plangebied richting het noorden
Luchtfoto plangebied richting het westen
Ter plaatse van het plangebied geldt op dit moment bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021', vastgesteld op 24 juni 2021 (NL.IMRO.0222.SgB003-0002).
Uitsnede bestemmingsplan Stedelijk gebied 2021
Daarnaast gelden voor het plangebied ook de volgende bestemmingsplannen als parapluherziening:
a. 'Parapluherziening Archeologie - 2020', vastgesteld 27 mei 2021 (onherroepelijk);
b. 'Parapluherziening Externe veiligheid - 2020', vastgesteld 5 november 2020 (onherroepelijk);
c. 'Parapluherziening Parkeren - 2018', vastgesteld 1 november 2018 (onherroepelijk).
Ad a.
Met het opnemen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' (artikel 8), 'Waarde
- Archeologische verwachting 2' (artikel 9), 'Waarde - Archeologische verwachting
3' (artikel 10) in het voorliggende bestemmingsplan is geen sprake van strijdigheid.
Ad b.
Met het opnemen van de gebiedsaanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten'
(14.1) in het voorliggende uitwerkingsplan is geen sprake van strijdigheid.
Ad c.
Met het opnemen van de specifieke gebruiksregel Parkeren (7.5.3) in het voorliggende uitwerkingsplan is geen sprake van strijdigheid.
Werking geldende bestemmingsplannen in relatie tot voorliggend bestemmingsplan
Bij het onherroeplijk worden van voorliggend bestemmingsplan zal voor wat betreft
het plangebied de werking komen te vervallen van:
Wehl Fokkenkamp wordt een woongebied dat voorziet in de ontwikkeling van circa 53 woningen dat aansluit bij de huidige woonbehoefte. Er komt een divers woningaanbod van aaneengesloten, twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen in het bijzonder gericht op toegankelijke/levenloopbestendige woningen. Het zuidelijke deel van het plangebied wordt ontwikkeld door de gemeente. Hier is ook voldoende ruimte voor particulier opdrachtgeverschap. Het noordelijke deel (de realisatie van 16-24 woningen) zal worden ontwikkeld door een ontwikkelaar.
Het volgende woningbouwprogramma wordt gerealiseerd in Wehl Fokkenkamp:
Met het plan worden 16 (13 + 3) woningen gerealiseerd in de categorie huur en goedkope koop: Dat is ruim 30% van de te realiseren woningen. Daarnaast worden ook 21 (17 + 4) betaalbare koopwoningen gerealiseerd. Daarmee bestaat het geplande woningbouwprogramma voor ruim twee derde uit betaalbare woningen.
In paragraaf 3.5.3 wordt nader ingegaan op het woonprogramma van Wehl Fokkenkamp.
Het plangebied kent de nodige natuur in de vorm van struwelen, singels en open agrarische ruimten. Door het overwegend handhaven en inpassen en waar nodig versterken van de bestaande groenstructuren, blijft de groene basisstructuur van het gebied intact.
De stedenbouwkunidge opzet van Wehl Fokkenkamp is mede gebaseerd op de aanwezige flora en fauna en het bestaande groen binnen het plangebied. Van oost naar west en van noord naar zuid loopt door het plangebied een groene as. In het plan worden bestaande aanwezige bomen ingepast en wordt rekening gehouden met de betekenis van het bestaande groen voor het leefgebied/verblijfsgebied van aanwezige fauna (vleermuizen en uilen). Het behoud en de versterking van het bestaande groen is dan ook als uitgangspunt gehanteerd bij de opzet van Wehl Fokkenkamp. Daarnaast is de opzet mede bepaald door de aanwezigheid van een geurcirkel van het agrarisch bedrijf aan de overzijde van de Broekhuizerstraat. Daardoor bijft in het westelijk deel van het plangebied ook ruimte voor een speelveld, wat aansluit bij de wens van omwonenden. De onsluiting vindt plaats op de Doesburgseweg. Daarnaast blijft binnen het plangebied een groenstrook aan de Doesburgseweg behouden, mede op het verzoek van bestaande bewoners aan de Doesburgseweg. Onderstaande afbeelding geeft de huidige stedenbouwkunidge opzet van Wehl Fokkenkamp weer.
Opzet Wehl Fokkenkamp
Aanvullend en als verdere uitwerking van het stedenbouwkundige plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor Wehl Fokkenkamp. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de ontwerpprincipes opgenomen voor het ontwikkelen van de woningen. Daarbij wordt op verschillende onderwerpen ingegaan zoals architectuur, duurzaamheid, natuurinclusief bouwen en globale regels voor het inrichten van de verschillende typen kavels. Het beeldkwaliteitsplan wordt separaat aan de gemeenteraad ter besluitvorming voorgelegd, met de bedoeling dat het beeldkwaliteitsplan onderdeel wordt van het welstandsbeleid. Daarmee kan bij de beoordeling van een omgevingsvergunning toetsing plaatsvinden aan het beeldkwaliteitsplan (als onderdeel van het welstandbeleid). In voorliggend bestemmingsplan zijn op basis van het stedebouwkundig plan regels opgenomen die betrekking hebben op o.a. bouwhoogten, mate van bebouwing en situering van bebouwing. Dit sluit aan bij de reikwijdte van het bestemmingsplan dat zich beperkt tot een goede ruimtelijke ordening en daarmee ruimtelijk relevante aspecten. Door het beeldkwaliteitsplan onderdeel te laten zijn van het welstandbeleid kan toetsing plaatsvinden op welstandsaspecten van bebouwing.
Stedenbouwkundige opzet Fokkenkamp (bron: Beeldkwaliteitsplan Fokkenkamp - Wehl)
In dit hoofdstuk komt het overheidsbeleid aan de orde dat van invloed is op het plan Wehl Fokkenkamp. Het beleid dat van invloed is op het voorliggende bestemmingsplan is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt.
Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Onderzoek en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk aansluitend bij de aanwezige woningbehoefte. Die ontwikkeling sluit tegelijkertijd aan bij en maakt gebruik van de kenmerken en de identiteit van het plangebied. Hiermee wordt een goede balans nagestreeft tussen bescherming van de aanwezige kwaliteiten en ontwikkeling van het plangebied als woongebied. Daarnaast wordt op verschillende manieren rekening gehouden met en worden maatregelen getroffen in het kader van de klimaatverandering. Haast vanzelfsprekend worden de woningen gasloos gerealiseerd.
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen lokale ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarmee rijksbelangen zijn gemoeid. Gezien bovenstaande bestaat er dan ook geen strijdigheid tussen de NOVI en voorliggend bestemmingsplan.
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Onderzoek en conclusie
Het Barro doet geen specifieke uitspraken over zaken die in voorliggend bestemmingsplan worden geregeld en bevat dan ook geen regels die van toepassing zijn op voorliggend bestemmingsplan.
De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De uitgangspunten hierbij zijn dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte, en dat de ontwikkeling in eerste instantie in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Artikel 3.1.6 lid twee Bro omschrijft de ladder als volgt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.' Voor de Ladder is dus een onderzoek nodig dat uit drie stappen bestaat: Is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'? Vindt de ontwikkeling plaats buiten bestaand stedelijk gebied? Als hier sprake van is, dan moet motivering plaats vinden volgens de Ladder: waarom kan niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte worden voorzien?
De toepassing van de Ladder is mede bepaald door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). De ABRS heeft in een 'overzichtsuitspraak' op 28 juni 2017 op een rij gezet hoe de Ladder gebruikt moet worden. Hiermee wordt houvast geboden aan de rechtspraktijk.
Onderzoek en conclusie
Met de ontwikkeling van Wehl Fokkenkamp is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die in de woonbehoefte voorziet. Daarnaast wordt het project buiten bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Voor het project Wehl Fokkenkamp is daarom een toets aan de Ladder opgesteld. Deze toets is bijgevoegd als bijlage 1 Laddertoets Wehl Fokkenkamp bij deze toelichting.
In de Nationale Woon- en Bouwagenda (vastgesteld 11 maart 2022) worden de oorzaken van de wooncrisis, de doelstellingen en de programmatische aanpak voor de komende jaren geschetst. Het doel van de Nationale Woon- en Bouwagenda is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland. De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.
Het doel is om te groeien naar het realiseren van 100.000 woningen per jaar. Het langetermijndoel is om 900.000 woningen tot en met 2030 te realiseren. Van de nieuwe huur- en koopwoningen is het streven twee derde betaalbare woningen, waarvan de helft door corporaties wordt gebouwd. Om de al in gang gezette woningbouwprojecten geen vertraging te laten oplopen door nieuwe betaalbaarheidsvereisten, zal dit streven gelden voor nieuwe projecten.
Onderzoek en conclusie
Het project Fokkenkamp kent zijn oorsprong in 2020 en is daarmee al gestart voor de Nationale Woon- en Bouwagenda. Het woningbouwprogramma voor Wehl Fokkenkamp bestaat voor 2/3 uit betaalbare woningen, waarvan 24% (ongeveer 13 woningen) sociale huur. Naast de 24% sociale huurwoningen zijn er ook 3 goedkope koopwoningen opgenomen in het plan. In het kader van de woondeal zijn afspraken gemaakt over het toevoegen van het aantal sociale huurwoningen. In de nieuwe regionale woonagenda die door de provincie (24 januari 2023) en vervolgens door de gemeente (2 maart 2023) is vastgesteld, staat dat goedkope koop een alternatief is voor sociale huur. In de Achterhoek, en zeker in de dorpen, is veel vraag naar eigen woningbezit. Deze goedkope koopwoningen voorzien daarin. Het woningbouwprogramma voor Wehl Fokkenkamp draagt hiermee bij aan het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Wehl.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland. Samen met de Omgevingsverordening heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving.De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:
1. Energietransitie
Gelderland is in 2050 klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing
en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht,
biomassa en bodemenergie. Innovatie en het uitrollen van bewezen technieken wordt
gestimuleerd. Als tussendoel realiseert Gelderland in 2030 55% broeikasgasreductie.
2. Klimaatadaptatie
Gelderland is in 2050 klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de
gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
In 2020 heeft de provincie, samen met partners, de risico's en kansen van het veranderen
klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.
3. Circulaire economie
Gelderland wordt de eerste afval-loze provincie in Nederland. Afval bestaat niet meer;
er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in de schone industrie.Om
dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met
50% teruggebracht.
4. Biodiversiteit
In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. Er wordt natuur-inclusief
gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten
de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen
van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
5. Bereikbaarheid
In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen
mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig
internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is
het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal.In
2030 is al ons busvervoer zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen
met de fiets.
6. Vestigingsklimaat
De concurreerde positie van Gelderland binnen het internationale stedelijke netwerk
van Amsterdam, Brussel en Keulen wordt verder versterkt. Om onderscheidend te blijven,
halen we in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene
kwaliteiten.In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie,
klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is hierin koploper
van Nederland.
7. Woon- en leefklimaat.
Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit
aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande
bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.Alle
nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035
zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas. Woningen in Gelderland zijn in 2050
klimaatneutraal.
Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven. Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.
Themakaarten
Daarnaast zijn een aantal themakaarten onderdeel van de omgevingsvisie waar specifiek
beleid in is vastgelegd. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:
Voor de uitvoering van de omgevingsvisie zijn tevens drie beleidsdocumenten vastgesteld:
Onderzoek en conclusie
Woon -en leefklimaat en energietransitie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van verschillende woningtypen mogelijk.
Vanzelfsprekend worden de woningen conform huidige wet- en regelgeving aardgasloos
gebouwd, dus de daken zullen ruim voorzien zijn van zonnepanelen. Daar het om nieuwbouw
woningen gaat, zullen deze zonnepanelen op een zo goed mogelijke manier geïntegreerd
zijn met de bebouwing.
Klimaatadaptatie
Bij de inrichting van het openbare gebied wordt nadrukkelijk gekeken naar een inrichting
die rekening houdt met de nu geldende zaken ten aanzien van klimaatbestendige oplossingen.
Zo wordt het hemelwater in het plan vastgehouden om in het gebied in de bodem te kunnen
zakken. Daartoe wordt langs de Broekhuizerstraat, in het hondenlosloopgebied, een
wadi gerealiseerd van voldoende bergingscapaciteit. Naast de vasthouden van het hemelwater
in het openbaar gebied, geldt dat ook voor het hemelwater op de bouwkavels. Hemelwater
wordt op het eigen perceel opgevangen en geïnfiltreerd. De oppervlakte aan verharding
rondom de woningen zal waar mogelijk niet meer als nodig zijn en van waterdoorlatende
eigenschappen. Dit draagt mede bij aan het voorkomen van risico's van klimaatverandering
(verminderen/voorkomen van hittestress en wateroverlast). Ook het zo veel mogelijk
behouden en versterken van het aanwezige groen draagt bij aan het verminderen/voorkomen
van hittestress.
Biodiversiteit
Voorliggend plan draagt ook bij aan het behouden en versterken van de biodiversiteit.
De basis voor de verkaveling is de bestaande groen-singel structuur. Deze is opgenomen
in het plan en wordt waar mogelijk versterkt. De bestaande bomen zijn zoveel als mogelijk
behouden en opgenomen in het plan. Vanuit de flora en fauna toets wordt het behoudenswaardige
aspect van de singels bevestigd. Ten aanzien van de singel tussen Doesburgseweg en
Broekhuizerstraat is een versterking aan de oostzijde noodzakelijk om de bestaande
vleermuis-vliegroute voldoende rust en minimaal kunstlicht te geven. Hiervoor is in
dit plan de bestaande groenstrook verbreed.
Themakaarten
Het plangebied maakt alleen onderdeel uit van de themakaart ruimtelijk beleid als
zijnde aandachtsgebied windenergie, maar dat is inzake de voorliggende ontwikkeling
niet relevant.
Conclusie
Geconcluseerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan c.q. de ontwikkeling Wehl
Fokkenkamp aansluit bij de ambities van de Provincie Gelderland zoals die zijn opgenomen
in de Omgevingsvisie. In samenhang daarmee kan de conclusie worden getrokken dat de
ontwikkeling Fokkenkamp de totale opgave om te verduurzamen niet groter maakt.
De laatste actualisatie van de Omgevingsverordening (Actualisatieplan 9) is op 5 juli 2022 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. Op 14 januari 2023 is de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023) in werkinggetreden. Het merendeel van de regels die onder de Wet milieubeheer vallen is vanaf dat moment in werking getreden. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Samen met de Omgevingsvisie heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving. De volledige regels gelden vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de instructieregels bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda en de instructieregel klimaatadaptie van toepassing. Deze regels zijn niet veranderd ten opzichte van de vorige actualisatie. Onderhavig project voldoet daarmee nog steeds aan hetgeen in de Omgevingsverordening staat opgenomen.
Onderzoek en conclusie
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende regels uit de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing.
a. Instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda (art. 2.2)
b. Instructieregel klimaatadaptie (2.65b)
Ad a.
In de Omgevingsverordening Gelderland is opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe
woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan worden wanneer dit past
in de geldende, door Gedeputeerde Staten vastgestelde, regionale woonagenda. In de
toelichting wordt hierbij aangegeven dat voornoemde betrekking heeft op alle nieuwe
woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan
door woningsplitsing of woningen die in het kader van functieverandering van kantoren,
scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-)landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing
en dergelijke worden gerealiseerd.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen planologisch mogelijk. Dit is passend in het woningbouwprogramma van de gemeente en daarmee ook in afspraken die binnen de regio Achterhoek en met de Provincie Gelderland zijn gemaakt over de kwalitatieve woonopgave. Zie hiervoor paragraaf 3.5.5.
Ad b.
Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt,
moet de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen
of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen
of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in
ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast,
droogte en hitte. Daarnaast moet de beschrijving worden opgesteld na overleg met in
ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht
of de ontwikkeling plaatsvindt. Voor die beschrijving kan gebruik worden gemaakt van
de opgestelde klimaatatlas.
Risico's als gevolg van klimaatverandering
Op basis van de klimaatatlas gemeente Doetinchem is in beeld gebracht welke risico's
zich kunnen voordoen als gevolg van kliaatmaatverandering.
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's als gevolg van klimaatverandering. Voor het overige staan in de Omgevingsverordening Gelderland geen specifieke regels waar in het voorliggende bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden.
Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004. Als basis voor ruimtelijk beleid zijn er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:
De kern Doetinchem bevindt zich op basis van deze structuurvisie in de dragerzone, waar naast normale ontwikkelingsruimte ruimte wordt geboden aan ontwikkelingen met grote ruimtelijke effecten (bv. door schaal, omvang of verkeersaantrekkend effect). Doetinchem speelt een belangrijke rol indeze dragerzone. Het stedelijk voorzieningenniveau van de stad kan verder worden uitgebreid ter versterking van de zelfstandigheid van de regio. De kernen en regionale bedrijventerreinen in de 'dragerzone' moeten relatief grootschalige ontwikkelingen opvangen, maar kunnen toch niet onbeperkt groeien. Om ook in de 'dragerzone' de maat en schaal van de Achterhoek te behouden worden deze gebieden begrensd, onder andere op basis van de schaal en de lokale identiteit van de kern en de nabijgelegen kwaliteiten vanuit landschap, natuur en water.
Onderzoek en conclusie
De Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 is opgesteld vanuit een andere context dan waar op dit moment sprake van is. Daarmee is deze visie deels achterhaald door de tijd en de ontwikkelingen. Van bevolkingskrimp is geen sprake meer, maar er dient gebouwd te worden naar behoefte. De ontwikkeling van Wehl Fokkenkamp dat met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, geeft invulling aan die behoefte (zie 3.5.5 ). Daarnaast sluit de realisatie van gaslose duurzame woningen aan bij de overstap naar duurzame energie. De voorliggende ontwikkeling is niet strijdig met de regionale structuurvisie Achterhoek.
In februari/maart 2023 hebben de Achterhoekse gemeenten en de provincie een nieuwe Regionale Woonagenda 2023-2030 vastgesteld waarin langs 4 programmalijnen de woondoelen uit de Achterhoek Visie 2030 verder zijn uitgewerkt. In de gemeente Doetinchem is deze agenda op 2 maart 2023 vastgesteld. Deze agenda bevat het volgende:
De ontwikkeling waarvoor het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld sluit aan op deze agenda. Het plan Fokkenkamp voorziet in de toevoeging van circa 53 woningen. De volgende tabel geeft het woningbouwprogramma per woningcategorie van Wehl Fokkenkamp weer:
Woningcategorie | Aantal |
Sociale huur | 13 |
Goedkope koop | 3 |
Betaalbare koop categorie 1 | 4 |
Betaalbare koop categorie 2 | 17 |
Koopwoningen > € 355.000 | 16 |
Totaal | 53 |
Hiermee draagt het plan bij aan het vergroten van de woningvoorraad (programmalijn 1) en aan programmalijn 3 (een plek voor iedereen) mede doordat er 13 sociale huurwoningen en 3 goedkope koopwoningen worden gerealiseerd. Ook draagt het plan bij aan het vergroten van differentiatie in het woningaanbod aangezien er verschillende typologieen worden gerealiseerd (vrijstaand, twee-onder-een kap, aaneengebouwd, sociale huur en levensloopbestendige woningen). Het woningbouwprogramma bestaat voor twee derde uit betaalbare woningen.
Het toevoegen van de sociale huurwoningen gebeurt in afstemming met de corporatie. In het kader van de woondeal zijn afspraken gemaakt over het toevoegen van het aantal sociale huurwoningen. In de nieuwe regionale woonagenda die door de provincie (op 4 januari 2023) en vervolgens door de gemeente (op 2 maart 2023) is vastgesteld, staat dat goedkope koop een alternatief is voor sociale huur. In de Achterhoek, en zeker in de dorpen, is veel vraag naar eigen woningbezit. Deze goedkope koopwoningen voorzien daarin.
Onderzoek en conclusie
Het ontwikkelen van Wehl Fokkenkamp is passend binnen de Regionale woonagenda Achterhoek 2023 - 2030. Het woningbouwprogramma voor Wehl Fokkenkamp draagt bij aan het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Wehl. Dit past bij de uitgesproken ambities bij de actualisatie van de regionale woonagenda. Daarbij is de ambitie uitgesproken om te zorgen voor 1/3e sociale huur en koopwoningen tot € 250.000. In Wehl Fokkenkamp worden ongeveer 20 woningen (sociale huur, goedkope koop en betaalbare koop categorie 1) ontwikkeld in deze categorieën. Dit sluit aan bij de ambitie om 1/3e sociale huur en/of goedkope koop woningen te realiseren.
Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken. Daarbij gelden vier thema's, waarvan drie voor de ontwikkelingen in het plangebied van belang zijn. Dit zijn:
Beherend ontwikkelen van stad en land
Het accent verschuift van ontwikkeling naar beheer als gevolg van de te verwachten
vergrijzing van de bevolking en daling van het aantal inwoners. De focus komt te liggen
op het verbeteren van bestaande gebieden en functies. Wat goed is vraagt om goed beheer
en behoud. Wat niet langer voldoet vraagt om aanpassing of, in het uiterste geval,
om vervanging door iets anders. Denkbaar is de sloop van bebouwing en het transformeren
van stukken stad naar natuur of stadspark.
Kwaliteit en beleving
De verschuiving van het accent naar beheer biedt kansen voor kwalitatieve ontwikkeling.
Doetinchem moet aantrekkelijk zijn voor bewoners, bezoekers en bedrijven. In de structuurvisie
ligt de focus op de beleving en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie streeft een
hoge ruimtelijke kwaliteit na. De kwaliteit zal er overal weer anders uitzien en is
op verschillende manieren te realiseren.
Economische kansen
De gemeente Doetinchem wil aantrekkelijk blijven door bestaande kwaliteiten te versterken
en nieuwe kwaliteiten aan te boren. Inzet is het behoud van werkgelegenheid en het
redden van de traditioneel sterke sectoren, zoals de maakindustrie en de zorg. Daarnaast
zet de gemeente in op onverwachte kansen die zich voordoen en het anticiperen daarop.
De stad moet vernieuwend zijn zonder de bestaande kwaliteiten te verwaarlozen.
Doetinchem en haar omgeving
Als centrumgemeente zal Doetinchem de komende jaren een steeds belangrijkere rol vervullen.
Als gevolg van bevolkingsontwikkeling zullen omliggende dorpen steeds vaker gebruik
maken van de Doetinchemse voorzieningen. Goede verbindingen met de buurgemeenten zijn
noodzakelijk. Er zijn verschillende samenwerkingsvormen, ook met buurland Duitsland.
Belangrijke aandachtsgebieden zijn momenteel de infrastructuur, de zorg, het onderwijs,
de werkgelegenheid en de cultuur.
Onderzoek en conclusie
In de Structuurvisie Doetinchem 2035 is opgenomen dat, om de continuiteit te borgen, het niet verstandig is om naast Wehl Heideslag nieuwe woonprojecten op te pakken of te laten ontstaan in Wehl die in concurrentie gaan met Heideslag. Op het moment van vaststelling van de Structuurvisie Doetinchem 2035 lag de woningbouw in de gemeente Doetinchem nagenoeg stil. Door de keuzes in de woonvisie en de taskforce wonen stonden de woningaantallen onder druk. De woningmarkt is inmiddels gewijzigd en daarmee is de vraag naar woningen weer toegenomen. Het oppakken van het project Wehl Fokkenkamp kan vanuit dat perspectief/de huidige situatie niet als concurrentie worden gezien; er is vraag naar woningen en het project Wehl Fokkenkamp richt zich in beginsel op een andere doelgroep dan Wehl Heideslag fase II. De structuurvisie Doetinchem 2035 bevat verder geen specifieke voorwaarden voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.
De structuurvisie bevat de volgende overkoepelende opgaven:
Van deze overkoepelende opgave is alleen Beleef het land van toepassing. Doelstelling van deze opgave is het behoud en de versterking van bestaande landschapskarakteristieken. Binnen het gevarieerde landschap moet er extra aandacht komen voor de cultuurhistorische parels. Dit samenspel kan de attractiviteit van het buitengebied verder vergroten. Door gebruik te maken van de grote verschillen in het landschap, wordt het mogelijk om functies onder te brengen in de gebieden die zich daar het beste voor lenen. Een recreatiefnetwerk verbindt in deze ambitie de uiteenlopende kwaliteiten met elkaar. Voor de ontwikkeling van Wehl Fokkenkamp zijn de bestaande groenstructuren als uitgangspunt gehanteerd. En worden deze ook versterkt. Daarmee wordt ook ingezet op behoud en versterking van de bestaande landschapskarakteristieken.
Naast de overkoepelende opgaven kent de structuurvisie ook opgaven voor deelgebieden. De opgave 'Wezenlijk Wehl’ is in deze relevant.
Wezenlijk Wehl
Doelstelling van deze opgave is het faciliteren van de bewoners van Wehl en Nieuw-Wehl
bij het creëren van kansen voor hun woonomgeving. De pijlen zijn daarmee gericht op
het behoud van de leefbaarheid binnen de dorpen. De opgave doet geen specifieke uitspraken
over het project Wehl Fokkenkamp. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling van Wehl
Fokkenkamp indirect bijdraagt aan de leefbaarheid binnen het dorp.
De structuurvisie Doetinchem 2035 bevat verder geen specifieke voorwaarden voor het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.
Op 18 februari 2016 heeft de gemeenteraad het koersdocument Doetinchem Natuurlijk Duurzaam vastgesteld. In het koersdocument staat beschreven wat duurzaamheid voor Doetinchem betekent, welke middelen de gemeente inzet en welke doelen de gemeente heeft om onze duurzaamheidsambities te behalen.
Duurzaamheid is een heel breed begrip. Voor Doetinchem komt duurzaamheid terug op de beleidsvelden energie, natuur, klimaat, circulaire economie, mobiliteit en duurzame producten en diensten. De gemeente zet zichzelf in als verbinder die andere partijen ondersteunt en enthousiasmeert bij hun duurzame initiatieven.
Met het koersdocument legt de gemeente de focus voornamelijk op het terrein van energie. Op dit terrein kan de gemeente grote 'winsten' behalen. Doetinchem wil, samen met de andere Achterhoekse gemeenten, in 2030 energieneutraal zijn. Dit doet de gemeente door zowel energie te besparen als schone energie op te wekken. De gemeente ziet het als taak om deze energietransitie te faciliteren en te stimuleren. Daarbij wil de gemeente het goede voorbeeld geven en de te banen wegen vrijmaken. Wat betreft de energiebesparing richten de gemeente zich voornamelijk op de bestaande woningvoorraad en het bedrijfsleven. De gemeente informeert en zorgt voor subsidieregelingen of leningen. Wat betreft energieopwekking zijn zon, biomassa en ook wind kansrijke duurzame energiebronnen. In theorie kan elk gebouw voorzien in zijn eigen duurzame energieopwekking. Daar waar dit niet mogelijk is bieden collectieve duurzame energievoorzieningen het alternatief.
Onderzoek en conclusie
De nieuw te bouwen woningen worden conform geldende wet- en regelgeving aardgasloos
gerealiseerd. Omdat het gaat om een gasloze wijk, zullen de daken ruim voorzien zijn
van zonnepanelen. De zonnepanelen zullen op een zo goed mogelijke manier geintegreerd
worden met de bebouwing. Als alternatief voor de verwarming worden naar verwachting
individuele oplossingen toegepast c.q. wordt op voorhand geen collectieve vooorziening
aangelegd. De aanwezige groensingels blijven behouden. Van de twee singels op het
oostelijke deel wordt de noordelijkste singel behouden en versterkt met beplanting
uit de zuidelijke singel. Er is in hoge mate aandacht voor klimaatadaptieve maatregelen
bij de inrichting van het openbare gebied. Er zal nadrukkelijk gekeken worden naar
een inrichting die rekening houdt met de nu geldende zaken ten aanzien van klimaatbestendige
oplossingen. Zo wordt het hemelwater in het plan vastgehouden om in het gebied in
de bodem te kunnen zakken. Daartoe wordt langs de Broekhuizerstraat, in het hondenlosloopgebied,
een wadi gerealiseerd van voldoende bergingscapaciteit. In aansluiting op de klimaatbestendige
aanpak in het openbaar gebied, zal ook op de bouwkavels daar meer dan nadrukkelijk
aandacht voor moeten zijn. Hemelwater wordt op het eigen perceel opgevangen en geïnfiltreerd.
De oppervlakte aan verharding rondom de woningen zal waar mogelijk niet meer als nodig
zijn en van waterdoorlatende eigenschappen. Dit draagt mede bij aan het voorkomen
van risico's van klimaatverandering (verminderen/voorkomen van hittestress en wateroverlast).
Mobiliteit
De wijk Fokkenkamp wordt ingericht met het uitgangspunt dat de auto te gast is in
de wijk en niet dominant in het straatbeeld aanwezig. De wegen worden ingericht met
de bedoeling enkel ontworpen te zijn voor het bestemmingsverkeer van de wijk, te denken
aan bewoners, bezoekers en hulpdiensten. Daarnaast wordt, in het kader van duurzame
omgang van regenwater, ingezet op het minimaliseren van verhardingsmaterialen en het
toepassen van waterpasserende verhardingen.
Op 25 april 2019 heeft de gemeenteraad het beleidskader Duurzame energieopwekking in Doetinchem vastgesteld. Met dit beleidskader is helder hoe de gemeente initiatieven voor duurzame energieopwekking in behandeling wil nemen. Het biedt inwoners de mogelijkheid om mee te doen en mee te beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Daarnaast geeft het initiatiefnemers een handelingsperspectief waarmee zij projecten voor duurzame energieopwekking tot ontwikkeling kunnen brengen in Doetinchem.
De doelstelling van het beleidskader is drieledig:
1. Het beleidskader heeft als doel ruimte te bieden voor duurzame energieopwekkingsinitiatieven. Tot de vaststelling van het beleidskader werden initiatieven voor energieopwekking welke afwijken van het bestemmingsplan, door gebrek aan beleid, niet in behandeling genomen. Het beleidskader heeft hier verandering in gebracht. Door het beleidskader is de gemeente in staat om initiatieven te 'toetsen' op hun inpasbaarheid binnen Doetinchem.
2. De ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied waarborgen en waar mogelijk versterken. Bronnen voor duurzame energieopwekking nemen ruimte in beslag. Afhankelijk van de beschikbare ruimte, het soort bron en de ruimtelijke impact die het heeft, is de benodigde ruimte en impact van het initiatief kleiner of groter. Met het beleidskader worden richtlijnen gegeven voor 'inpassing' van initiatieven met een grote ruimtelijke impact.
3. Ten derde is het doel dat grootschalige initiatieven met een zo groot mogelijke maatschappelijke betrokkenheid tot stand komen. Initiatiefnemers voor ontwikkeling van bronnen van duurzame energieopwekking beogen over het algemeen een zo groot mogelijk rendement. Deze rendementen keren over het algemeen niet terug in het gebied. De omgeving van zo'n project ervaart daardoor vaak alleen de lasten (als visuele hinder, geluidhinder, enz.) en niet de lusten. Met het beleidskader wordt juist lokaal initiatief en eigenaarschap gestimuleerd. Daarnaast wordt beoogd dat initiatiefnemers van buiten de gemeente aangezet worden tot het betrekken van omwonenden in het totale proces van idee tot exploitatie. Dit alles om de betrokkenheid te vergroten en de omgeving mee te laten profiteren van de voordelen die ook ontstaan.
In het beleidskader staan richtlijnen en randvoorwaarden, waar en onder welke voorwaarden de duurzame energiebronnen in de gemeente tot stand mogen komen. De drie belangrijkste uitgangspunten zijn:
Onderzoek en conclusie
Van grootschalige initiatieven gericht op de opwek van duurzame energie is geen sprake en wordt met voorliggend bestemmingsplan dus ook niet mogelijk gemaakt. De wijk Fokkenkamp moet een duurzame wijk worden waarbij duurzame energieopwekking zeker een rol speelt. De daken zullen ruim voorzien zijn van zonnepanelen. Zie daarvoor paragraaf 3.4.2.
Op 7 juli 2022 heeft de gemeenteraad de Klimaatadaptatiestrategie Doetinchem vastgesteld. Deze strategie beschrijft hoe de Gemeente Doetinchem in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust wil zijn. Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico’s op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is belangrijk dat we ons aanpassen aan deze veranderingen. Het klimaatadaptatiebeleid beschrijft twee stappen:
1) De verwachte klimaateffecten in onze gemeente (zie Klimaateffectatlas Doetinchem: Klimaatatlas - Weet van Water);
2) De visie en ambities voor een klimaatbestendige inrichting (de Klimaatadaptatiestrategie).
De klimaatadaptatiestrategie beschrijft de ambities voor 2050 aan de hand van vijf pijlers:
Om onze ambities en doelen voor 2050 te bereiken heeft de gemeente een eerste uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie 2022-2026 vastgesteld. Hierin staan per pijler uitvoeringsacties om ons doel te bereiken. In 2026 volgt een nieuwe stresstest en uitvoeringsagenda.
Het klimaat verandert en we moeten ons voorbereiden op extremer weer in 2050. Zo willen we bij de Gemeente Doetinchem buiten aan de slag:
De onderstaande opgaven hebben de hoogste prioriteit gekregen.
Onderzoek en conclusie
Risico's als gevolg van klimaatverandering en klimaatadaptieve maatregelen in het
plangebied
Op basis van de klimaatatlas gemeente Doetinchem is in beeld gebracht welke risico's
zich kunnen voordoen als gevolg van klimaatverandering
Water. Verwacht wordt dat in het noordwestelijk deel van het plangebied plasvorming optreedt na zowel een korte bui van 70 mm/1 uur (1x per 100 jaar) en 160 mm/2 uur (1x per 1000 jaar). Het laatste geval is ook van invloed op toegankelijkheid van de openbare weg. Op het gebied van water worden de volgende klimaatadaptieve maatregelen genomen in het plangebied: Het hemelwater wordt zichtbaar afgevoerd richting de wadi's en de groenstroken. De gebouwen moeten minimaal 80 mm bergen op eigen terrein. Bouwers moeten zelf voorzieningen treffen. Denk aan kratjes in de grond, wateropvang op platte daken, grijswater systeem in huis etc etc. De parkeerplaatsen in het plan krijgen een halfverharding en grasbetonstenen. Tenslotte is de rijbaan smal en van klinkers, dus redelijk water passerend.
Hittestress. Uit de kaartbeelden is op te maken dat de temperatuur in het plangebied normaal zal zijn (niet extra koeler of extra warmer) op warme dagen. Dit is naar waarschijnlijkheid gebaseerd op de huidige inrichting van het plangebied als landbouwgrond. Hittestress in de toekomstige situatie met bebouwing wordt voorkomen/beperkt door een aantal zaken. De nieuw te bouwen woningen zijn goed geïsoleerd conform de huidige normen. Daarmee zijn de woningen ook minder gevoelig voor opwarming wat relevant is voor warmte in de nachtelijke periode. Daarnaast is Wehl Heideslag fase II zo opgezet dat geen grote hoeveelheden woningen aaneengesloten zijn. Met een groene wig/as van west naar oost en van noord naar zuid wordt bebouwing van elkaar gescheiden. Er worden bomen geplant in het hondenuitlaatveld en langs de parkeerkoffers en bestaande bomen blijven zoveel mogelijk behouden. Door de verdampingskoeling van het groen wordt hittestress in de aangrenzende bebouwde omgeving naar verwachting beperkt. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door hittestress als gevolg van klimaatverandering.
Droogte. De grondwaterstanden en droogtegevoeligheid laten in 2050 een beperkte verandering zien ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee is en blijft in het plangebied sprake van lagere grondwaterstanden en van grotere droogtegevoeligheid. Door het hemelwater binnen het plangebied te bergen en te infiltreren blijft het hemelwater in het gebied zelf, zoals dat in feite in de huidige (onbebouwde) situatie ook zo is. Binnen het plangebied worden wadi's aangelegd en redelijk wat groengebieden. Tot slot ligt het plangebied niet in een gebied waar een grotere kans op natuurbranden is bij langdurige droogte. Wel ligt aan de overzijde van de Plantage Allee een gebied waarvoor een hoog risico op natuurbrand wordt verwacht. Het uiteindelijker risico is afhankelijk van het soort begroeiing (heide, naaldbos), het aantal en type gebruikers (wandelaars, kampeerders) en de weersomstandigheden (droogte, wind).
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door droogte als gevolg van klimaatverandering.
Overstroming. Door het bezwijken van een dijk van de IJssel of de Rijn heeft het plangebied naar verwachting een waterhoogte van 0-20 cm. Hiermee in samenhang bestaat in 2050 ter plaatse van het plangebied geen significante overstromingskans op meer dan 50 cm water en op meer dan 200 cm. Verwacht wordt dat de Waterschappen c.q. verantwoordelijke medeoverheden zich ook inzetten om zorg te dragen voor een goede waterveiligheid in het stroomgebied van de IJssel en de Rijn.
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende aandacht wordt besteed aan klimaatadaptieve maatregelen ter voorkoming of beperking van mogelijke risico's als gevolg van klimaatverandering.
De gemeenteraad van Doetinchem heeft op 2 maart 2023 de regionale woonagenda en op 20 april 2023 de nieuwe woonvisie vastgesteld. Voor een toets aan dit nieuwe beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.4.2 en 3.5.6. Met het vaststellen van de nieuwe woonvisie is de Woningbouwstrategie 2019 ingetrokken. Het project Wehl Fokkenkamp kent zijn oorsprong al in 2020 en is daarmee al voor het nieuwe beleid voor wonen gestart. Het woningbouwprogramma voor Fokkenkamp is daarom in het voortraject getoetst aan het oude beleid. In de nieuwe woonvisie is alleen nog een programma opgenomen voor de hele gemeente Doetinchem. Dit programma is nog niet onderverdeeld naar de verschillende dorpen/wijken/deelgebieden binnen de gemeente. De Woningbouwstrategie 2019 bevat wel deze onderverdeling. Hieronder volgt voor de volledigheid de toetsing van het plan op de Woningbouwstrategie 2019.
De 'Woningbouwstrategie 2019' vormt de uitwerking van dat kader c.q. de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw regio Achterhoek'. Met de 'Woningbouwstrategie 2019' kan de gemeente Doetinchem sturen op het toevoegen van woningen waar behoefte aan is voor de verschillende doelgroepen, op het toevoegen van stedenbouwkundige kwaliteit en op het bestrijden van leegstand. Daarmee geeft de 'Woningbouwstrategie 2019' mede invulling aan de opvatting van de gemeente dat degenen die in de gemeente Doetinchem willen wonen ook terecht moeten kunnen op de woningmarkt binnen de gemeente Doetinchem.
Met de 'Woningbouwstrategie 2019' wordt het voor initiatiefnemers duidelijk aan welke voorwaarden hun initiatieven in ieder geval moeten voldoen om in principe medewerking van de gemeente te verkrijgen.
Gewenste toevoegingen woningvoorraad gemeente Doetinchem
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan sluit aan bij de Woningbouwstrategie - 2019 en de daarin opgenomen behoefte aan type woningen voor de kern Wehl/Nieuw-Wehl. In samenhang hiermee sluit voorliggend bestemmingsplan/Wehl Fokkenkamp aan bij een kwalitatief woononderzoek die voor specifiek de kern Wehl/Nieuw-Wehl is gedaan. Daarbij is in beeld gebracht dat de locatie Wehl Fokkenkamp in een behoefte kan voorzien van de doelgroep 50+. Juist ook omdat deze locatie relatief dicht bij het centrum ligt en door de doelgroep 50+ daarom als gewenste woonlocatie wordt gezien. In samenhang hiermee bestaat het programma van Wehl Fokkenkamp voor een belangrijk deel ook uit toegankelijke woningen. Dit zijn woningen met op de begane grond ook een slaap- en badkamer. Onderstaande afbeelding geeft het programma van Wehl Fokkenkamp weer:
Met de realisatie van 16 woningen in de categorie sociale huur en goedkope koop bestaat ruim 30% van de nieuwe woningen uit goedkope woningen. In totaal bestaat 70% van het woningbouwprogramma uit woningen met een prijs van maximaal €350.000. Tegelijkertijd wordt gekozen voor een ‘adaptief woonprogramma’. Dat wil zeggen dat bij veranderende behoefte het op te stellen bestemmingsplan ook de flexibiliteit geeft om een ander woningtype in een andere woningcategorie te realiseren. Juist om bij de daadwerkelijke realisatie van de woning te kunnen aansluiten bij de behoefte. Met het voldoen aan de Woningbouwstrategie - 2019 wordt voorzien in de behoefte aan verschillende woningtypen/vormen op een binnenstedelijke locatie in de kern Wehl.
De Woonvisie Doetinchem 2023-2036 ‘Stadse allure - dorpse gemoedelijkheid’ is op 20 april 2023 vastgesteld. In de nieuwe woonvisie zijn de woningbouwstrategie voor nieuwbouwprojecten en de woonvisie voor het volkshuisvestingsbeleid samengevoegd. Ook is er samenhang met de regionale woonagenda.
De hoofdpunten van de Woonvisie Doetinchem 2023-2036 zijn:
1. Groeien in kwaliteit.
Doetinchem heeft de ambitie om te groeien naar 70.000 inwoners in 2036. Dit hoofdpunt is gekoppeld aan Programmalijn 1: Vergroten woningvoorraad en versnelling productie. Met deze programmalijn wordt ingegaan op de bouw van nieuwe woningen en de noodzaak om de plancapaciteit te vergroten en adaptief te programmeren. Deze groeiambitie is geen doel op zich, maar een middel om de centrumfunctie van Doetinchem met de daarbij behorende voorzieningen te kunnen behouden en om de omgevingskwaliteit te versterken.
2. Kwalitatief goed wonen.
Dit punt draait om de kwaliteit van de huidige woningvoorraad. Programmalijn 2: Investeren in de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad beschrijft hoe wordt gewerkt aan een toekomstbestendige woningvoorraad. Denk hierbij aan duurzaamheid, levensloopbestendige woningen maar ook aan transformatie van kantoren of winkels naar woningen.
3. Een passende woning voor iedereen.
Doel is een compleet en divers woningaanbod waarbij het bevorderen van beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod centraal staat. Programmalijn 3: Doetinchem, een plek voor iedereen beschrijft hoe aan dit doel gewerkt wordt. Tot en met 2030 wil de gemeente minimaal 2.470 woningen toevoegen in de hele gemeente via het onderstaande programma. Dit gewenste programma is opgenomen in de regionale woonagenda en vastgelegd in de woondeal met de provincie en het rijk. Totaal: minimaal 2.470 woningen, onderverdeeld in:
Plannen van meer dan 20 woningen moeten in principe voldoen aan de gegeven verdeling over de segmenten van het gewenste programma, tenzij de ligging in een bepaalde wijk een andere verdeling rechtvaardigt. Plannen van minder dan 20 woningen die bijdragen aan het realiseren van het gewenste programma hebben een pré. Voor bestaande woningbouwprojecten geldt een overgangsperiode.
4. Wonen als onderdeel van integrale gebiedsopgaven.
Wonen gaat ook over leefbaarheid, naoberschap en vitaliteit. Ook de inrichting van de buitenruimte is een belangrijk onderdeel. De woonomgeving draagt bij aan de gezondheid en het welbevinden van de inwoners. Programmalijn 4: Wonen als integrale gebiedsopgave beschrijft hoe dit bereikt kan worden, onder andere door koppelkansen te benutten en via programmering te zorgen voor een beter mix aan woningen in de wijk.
Overgangsperiode ontwikkelingen
De verdeling van de nieuwe woningen volgens aangegeven programma bij punt 3 geldt voor nieuwe woningbouwprojecten. De huidige planvoorraad sluit niet in alle gevallen aan bij de nieuwe kaders. De gemeente gaat in overleg met ontwikkelaars om het woningbouwprogramma meer in lijn te brengen met de woonvisie en meer betaalbare woningen toe te voegen. Maar door de gestegen bouwkosten, ontwikkelingen die al enige tijd in procedure zitten, al gemaakte afspraken en plankosten is dit niet altijd mogelijk.
Het voorliggende plan gaat over het realiseren van circa 53 woningen en moet dus getoetst worden op punt 3. Het plan valt in de overgangsperiode maar is toch passend binnen de woonvisie gemeente Doetinchem. Het woningbouwprogramma bestaat voor twee derde uit betaalbare woningen waarvan 16 sociale huurwoningen.
In de Achterhoek, en zeker in de dorpen, is veel vraag naar eigen woningbezit. Deze goedkope/betaalbare koopwoningen voorzien daarin.
Het ruimtelijk streefbeeld voor nieuwe woningbouwontwikkelingen.
Uitgangspunt voor de woonvisie is dat bij de ontwikkeling van woningbouw primair moet worden ingezet op inbreiding en transformatie. Waar nodig kunnen uitbreidingen plaats vinden aan de stads- en dorpsranden.
Het ruimtelijk streefbeeld bestaat uit 5 speerpunten en 1 kaartbeeld. De vijf speerpunten zijn:
De woonmilieus zijn ingedeeld van Gemengd stedelijk wonen en werken (hoge dichtheid) tot Wonen in het groen (lage dichtheid). Per woonmilieu is uitgewerkt wat de belangrijkste kenmerken zijn.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling waarvoor het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld past binnen dit ruimtelijk streefbeeld aangezien het valt binnen het woonmilieu 'Kansrijke zoekgebieden stads- en dorpsranden'. Er worden duurzame (gasloos), energiezuinige woningen toegevoegd. De toevoeging van circa 53 woningen, draagt bij aan een toenemende beschikbaarheid van (koop en huur) woningen in de gemeente Doetinchem in verschillende segmenten. Ook past het plan binnen het woningbouwprogramma zoals opgenomen in de regionale woonagenda en de nieuwe lokale woonvisie. Het plan bestaat voor twee derde deel uit betaalbare woningen. Ongeveer 16 woningen behoren tot de categorie goedkoop. Dit betreft 13 sociale huurwoningen en 3 goedkope koopwoningen. Het woningbouwprogramma sluit hiermee onder andere aan bij de doelstellingen van het Rijk en de Provincie om meer betaalbare woningen toe te voegen. En ook bij de ambities van de regionale woonagenda om voor iedereen een thuis te bieden. Tegelijkertijd wordt ingestoken op een adaptief woonprogramma. Dat wil zeggen dat bij veranderende behoefte het op te stellen uitwerkingsplan ook de flexibiliteit bevat om een ander woningtype in een andere woningcategorie te realiseren, aansluitend bij de behoefte. Uitgangspunt hierbij is wel dat het woonprogramma past binnen het geldende woonbeleid.
Op 6 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Doetinchem ingestemd met het Planologisch beleid 2011. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - najaar - 2019' op 30 maart 2020 heeft de gemeenteraad een aantal wijzigingen doorgevoerd. In deze paragraaf komt de integrale versie van het Planologisch beleid terug.
Het planologisch beleid vormt het ruimtelijk beleidskader voor woningen en bijbehorende bouwwerken. In de nota wordt beleid geformuleerd voor kleine bouwplannen met betrekking tot woningen. Ook voorziet de nota in een belangrijke verruiming en versoepeling van de tot nu toe gehanteerde bouwvoorschriften. In de voorgestelde regeling is een onderscheid gemaakt tussen:
Daarnaast zijn een aantal relatief ondergeschikte bouwactiviteiten die voorheen als afwijking verleend kon worden, nu als 'bij recht' toegestane bouwactiviteiten opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld erkers, toegangspartijen en overkappingen in de voortuin van een woning. Verder zijn versoepelingen doorgevoerd voor:
Met het Planologisch beleid ligt er een vernieuwde basis voor omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Daarnaast is het beleid de basis voor nieuwe planontwikkelingen. De regels uit het planologische beleid komen, zover ze niet zijn vertaald op de plankaart, terug in de verbale regels van dit bestemmingsplan.
Onderzoek en conclusie
Voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is het planologisch beleid als uitgangspunt gehanteerd.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 vormt de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.
Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gidsprincipes voor integraal waterbeheer van belang:
Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030. In het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt.
Onderzoek en conclusie
Dit bestemmingsplan sluit aan op de principes van het Gemeentelijk Rioleringsplan.
Het Groenstructuurplan Doetinchem 2017 vormt de basis van de groene bestemmingen in dit plan. Het groenstructuurplan is recent geactualiseerd en op 27 juni 2017 vastgesteld door het college. Het plan is het beleidsdocument waarin beleid en ambities ten aanzien van de groen- en bomenstructuren zijn vastgelegd. Het gaat daarbij zowel om de functionele als de visueel-ruimtelijke aspecten van het groen. Het groenstructuurplan is leidend bij ruimtelijke vraagstukken waar zij onderdeel van uitmaakt. De beleidsuitgangspunten voor het plan komen voort uit de Structuurvisie Doetinchem 2035. De belangrijkste doelen van het plan zijn:
Groenstructuurkaart, Kaart Wehl en Nieuw-Wehl
Onderzoek en conclusie
Bovenstaande uitsnede uit de groenstructuurkaart van Wehl en Nieuw-Wehl laat zien dat het gebied gedeeltelijk behoort tot de 'Hoofdstructuur Groen'. Volgens de basismodule groenstructuur is planontwikkeling mogelijk mits deze planontwikkeling wordt ingepast. Zoals in paragraaf 2.2 verwoord vormen de bestaande groenstructuren in het gebied de drager voor de opzet c.q. het geactualiseerde stedenbouwkundigplan. In samenhang hiermee betekent ook het zoveel mogelijk behouden van natuurwaarden vanuit de bestaande situatie. Geconcludeerd wordt dat sprake is van passende inpassing van de beoogde ontwikkeling van het gebied.
De bescherming, de herplant en het kappen van bomen is geregeld in de gemeentelijke bomenverordening. De beleidsregels voor toepassing van deze regelgeving zijn opgenomen in de Bomenverordening 2015. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de beoordeling kapaanvragen en belangenafweging, bijzondere bomen en de duurzame instandhouding en bescherming van bomen. Het bomenbeleid is in essentie gericht op het behoud van (toekomstig) waardevolle bomen en boomstructuren.
Bomen dragen in belangrijke mate bij aan de structuur, identiteit, belevingswaarde, ecologische waarde en gebruikswaarde van de (woon)omgeving en worden dan ook beschouwd als de belangrijkste groenelementen in de stedelijke omgeving. Hierbij geldt dat naarmate bomen ouder zijn de waarde voor de omgeving toeneemt. Om deze reden is het van belang in de bestaande situatie en bij nieuwe ontwikkelingen met zorg om te gaan met aspecten van beheer en inrichting van de boom en zijn groeiplaats.
Onderzoek en conclusie
In het gebied zijn geen zogenaamde bijzondere/waardevolle bomen in de zin van de Bomenverordening aanwezig. De bomen aan de Doesburgseweg behoren wel tot de "hoofdstructuur bomen". Bij het uitvoeren van de werkzaamheden wordt voor zover van toepassing de aanwezigheid van deze bomen en bescherming via de Bomenverordening in acht genomen. Voor het overige zal voor zover van toepassing voor het uitvoering van werkzaamheden de Bomenverordening in acht worden genomen.
De gemeenteraad heeft op 3 november 2016 de nieuwe Mobiliteitsvisie 2016-2026 vastgesteld. Dit plan is gericht op kwaliteit (snel, veilig en comfortabel) en op gelijkwaardige belangen van autoverkeer, openbaar vervoer en fiets. Oftewel, op welke wijze kan de gemeente er voor zorgen datde hele gemeente en binnenstad voor de inwoners en bezoekers een veilige stad is die ook makkelijkte bereiken is en een goede doorstroming biedt de auto maar zeker ook voor de fiets: de auto heeft niet automatisch prioriteit. Daarbij gaat de gemeente slimmer en efficiënter gebruik maken van de bestaande infrastructuur. Niet perse meer infrastructuur maar beter benutten van wat er al is. Het wijzigingen van het mobiliteitsgedrag en de eigen verantwoordelijkheid van de burgers staat centraal bij het beoogde effect van de maatregelen.In het wegcategoriseringplan hebben alle wegen op gemeentelijk grondgebied een functie gekregen.
Onderzoek en conclusie
In het wegcategoriseringplan hebben alle wegen op gemeentelijk grondgebied een functie gekregen. Een concretisering van de mobiliteitsvisie voor het plangebied en toetsing aan het wegcategoriseringsplan is weergegeven in paragraaf 4.12
Op 8 juni 2017 heeft de gemeenteraad de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017-2020' en de 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem' vastgesteld. De gemeente biedt voor haar eigen inwoners en bezoekers een aantrekkelijke binnenstad waarbij bereikbaarheid en parkeren belangrijke pijlers zijn. Het parkeren biedt in en rond de binnenstad van Doetinchem, in de kernen van Wehl en Gaanderen en in woongebieden en buitengebied ondersteuning aan de daar aanwezige functies (zoals: wonen, winkelen, werken en recreëren). De parkeervisie is opgedeeld in vier pijlers:
Parkeernormen hebben tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen
voor te schrijven, dat voorzien wordt in de in te schatten parkeervraag. Dat aantal
voorkomt dat door de aanleg van te weinig plaatsen er een tekort ontstaat. Ook voorkomt
het toepassen van de normen dat er teveel plaatsen komen, waardoor de automobiliteit
gestimuleerd wordt en de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en bereikbaarheid nadelig
worden beïnvloed. De nota wil ook de toepassing van de normen voor burgers, bedrijven,
gebouweigenaren, ontwikkelaars, e.d. inzichtelijk maken.
Onderzoek en conclusie
In de 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem' staan per situatie de parkeernormen. Het parkeerbeleid is voor het plangebied nader uitgewerkt in paragraaf 4.12.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de haarbaarheid en uitgevoerde onderzoeken met betrekking tot de volgende aspecten:
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is te concluderen dat de beoogde ontwikkeling geen problemen oplevert ten aanzien van de onderzochte aspecten, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hierna opgenomen/toegelicht.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats indeze integrale afweging te geven. Op basis van de volgende grondslagen kan een milieueffectrapportage dan wel m.e.r. (beoordelings)plicht van toepassing zijn:
In het Besluit m.e.r. zijn aan de activiteiten drempelwaarden (de gevallen) verbonden. Deze drempelwaarden zijn echter indicatief. Dit betekent dat als een activiteit wel genoemd staat in de D-lijst maar onder de genoemde drempelwaarde blijft, er sprake is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn of waarvoor op basis van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling nodig is. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Daarom dient te worden getoetst of er sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van ca. 53 woningen mogelijk. Daarmee worden de drempelwaarden niet overschreden en is in dit geval geen sprake van een m.e.r.beoordelingsplicht. Wel dient het bevoegd gezag, ondanks dat de drempelwaarden niet worden behaald, zich er van te vergewissen of activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen hebben (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Uit de uitgevoerde onderzoeken om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan te onderbouwen (paragraaf 1.4), kan geconcludeerd worden dat geen nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. En dat daarmee geen milieueffect(beoordelings)rapportage hoeft te worden opgesteld. In dit kader moet nog wel een ontheffing worden aangevraagd op basis van de Wet natuurbescherming en de eventueel te nemen mitigerende en compenserende maatregelen.
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is het van belang om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming. De eisen die worden gesteld aan de bodemkwaliteit en de noodzaak tot het uitvoeren van een bodemonderzoek staan vermeld in onder meer de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit, de Woningwet en het Bouwbesluit. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen gezondheidsrisico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Ook mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door bijvoorbeeld grondverzet (het zogenaamde stand still-beginsel).
Onderzoek en conclusie
Voor de voorgenomen ontwikkeling is in 2021 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Buro Antares (bijlage 2). In augustus 2022 is door Buro Antares een aanvullend verkennend bodem- en astbestonderzoek (bijlage 3) uitgevoerd voor het noordelijk deel van het projectgebied, omdat het projectgebied in noordelijke richting was uitgebreid.
Verkennend bodem en asbestonderzoek
Tijdens de uitvoering van het bodemonderzoek zijn geen bijmengingen waargenomen welke
op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging zal kunnen duiden. Ook zijn er geen
asbestverdachte materialen aangetroffen. Wel is waargenomen dat de ondergrond zwak
roesthoudend is en sporen oer bevat. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond
plaatselijk een licht verhoogd gehalte PAK is gemeten.In de ondergrond zijn geen verhoogde
gehalten gemeten. Het grondwater binnen de projectlocatie bevat licht verhoogde concentraties
barium. Indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de bovengrond ter
plaatse van de akker en het hondenlosloopveld op basis van het gemeten gehalte PAK
aan de klasse ‘wonen’. De overig onderzochtebodemlagen worden ingedeeld in de kwaliteitsklasse
‘achtergrondwaarde’.De bovengrond binnen het projectgebied is aanvullend onderzocht
op PFAS. Uit de analyseresultaten blijktdat de bovengrond plaatselijk een licht verhoogd
gehalte PFOS bevat waardoor de grond wordt ingedeeld in de klasse ‘wonen’. De overige
mengmonsters voldoen aan de klasse ‘landbouw/natuur’. De lichtverhoogde waarden voortkomend
uit het bodemonderzoek zijn dusdanig gering verhoogd dat risico`s voor de volksgezondheid
en hetmilieu als verwaarloosbaar mogen worden beschouwd.Ter plaatse van puinverharding
zijn op het maaiveld en inhet vrijgekomen materiaal visueel geen asbestverdachte materialen
aangetroffen. Uit de analyseresultatenblijkt dat in het mengmonster van het puin geen
asbest is gemeten. Ten noorden van het voormalige clubgebouw van de scouting is een
bodemverontreiniging aanwezig met zink en barium. Voor de ontwikkeling van het gebied
dient deze gesaneerd teworden. Gezien de beperkte omvang (3 m³) is de gemeente Doetinchem
het bevoegd gezag
Aanvullend verkennend bodem en asbestonderzoek
Tijdens de uitvoering van het bodemonderzoek zijn in de bovengrond plaatselijk sporen
baksteen aangetroffen. In de ondergrond zijn sporen roest waargenomen. Uit de analyseresultaten
blijkt dat in de bovengrond met sporen baksteen licht verhoogde gehalten kwik en lood
zijn gemeten. In de zintuigelijk schone boven- en ondergrond zijn geen van de onderzochte
parameters verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde gemeten. In het grondwater
is een licht verhoogde concentratie barium gemeten. Indicatief getoetst aan het Besluit
bodemkwaliteit voldoet de boven- en ondergrond aan de klasse ‘achtergrondwaarde’.
De bovengrond binnen het projectgebied is aanvullend onderzocht op PFAS. Uit de analyseresultaten
blijkt dat de bovengrond een marginaal verhoogd gehalte aan PFOS en PFOA bevat.
Op basis van het gehaal aan onderzoeksresultaten zijn geen milieukundige belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen binnen de onderhavige onderzoekslocatie, c.q. bestemmingsplanwijziging. Uit het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek blijkt dat er maximaal licht verhoogd gehalten en concentraties zijn gemeten. De licht verhoogde waarden zijn dusdanig gering verhoogd dat risico`s voor de volksgezondheid en het milieu als verwaarloosbaar mogen worden beschouwd.
Grondverzet
Bij afvoer, aanvoer en hergebruik van grond gelden de regels uit het Besluit bodemkwaliteit
en de Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart Regio Achterhoek 2020. Voor eventuele
aan- en of afvoer van grond kan een partijkeuring nodig zijn.
Explosive Clearance Group heeft een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten. De resultaten van het vooronderzoek zijn vastgelegd in een rapport d.d. 11-5-2021 (zie bijlage 4 Onderzoek Ontplofbare Oorlogsresten). Middels het literatuur- en archiefonderzoek en de luchtfoto-interpretatie zijn er binnen het onderzoeksgebied geen indicaties achterhaald voor een verhoogde kans op de aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten. Het onderzoeksgebied is derhalve onverdacht op het aantreffen van Ontplofbare Oorlogsresten. Het advies is om de geplande werkzaamheden op reguliere wijze uit te voeren en het opsporingsproces niet verder voort te zetten. Hoewel er geen feitelijke aanleiding is om het onderzoeksgebied als verdacht te verklaren, zal het uitvoerend personeel voorafgaand aan werkzaamheden worden geinstrueerd aan de hand van bijlage 3 van het Protocol Toevalsvondst. In het uitgevoerde vooronderzoek zoals opgenomen als bijlage 4 Onderzoek Ontplofbare Oorlogsresten ontbreekt in het onderzoeksgebied een deel van het plangebied. Explosive Clearance Group heeft te kennen gegeven dat het onbrekende gebied dermate dichtbij het wel onderzochte gebied ligt dat het in de analyse is meegenomen. In het ontbrekende gebied zijn op basis van de anlyse geen indicaties achterhaald die leiden tot verdacht gebied.
Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn daarom geluidsnormen opgenomen. In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrooks wegen die aan weerszijden van de weg gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 250 meter. Binnen de bebouwde kom bedraagt deze afstand 200 meter. Ingeval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone moet een akoestisch onderzoek plaatsvinden. Daar waar geen sprake is van een wettelijke onderzoekszone moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening het aspect akoestiek ook afgewogen worden.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling ligt binnen de bebouwde kom van Wehl binnen de geluidzone van de Broekhuizerstraat (N813/80 km weg) op ten minste 49 meter uit de as van de weg, de Doesburgseweg op ten minste 122 meter uit de as van de weg en de Keppelseweg (N814) op tenminste 245 meter uit de as van de weg. De locatie grenst in het zuiden aan het 30 km deel van de Doesburgseweg. In de nabijheid van de locatie liggen nog enkele 30 km wegen zonder geluidzone. Derhalve is een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer (bijlage 5 Geluidbelasting wegverkeer op woninglocatie Fokkenkamp Wehl).
De geluidbelasting door wegverkeer op de Broekhuizerstraat (N813) bedraagt op de gevels van de hoogst geluidbelaste woningen ten hoogste 52 dB na aftrek van 2 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee met 4 dB overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Er dienen voor de geluidbelaste gevels van de hoogst geluidbelaste woningen hogere waarden te worden aangevraagd. De geluidbelasting door wegverkeer op de Doesburgseweg en de Keppelseweg (N814) bedraagt op alle woningen minder dan 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Hogere waarden voor de geluidbelasting door deze wegen zijn niet nodig. De geluidbelasting door wegverkeer op 30 km wegen bedraagt ten hoogste 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee niet overschreden. Er zijn geen hogere waarden nodig voor de geluidbelasting door wegverkeer op nietgeluidgezoneerde wegen (30 km/u).
Vanwege het wegverkeerslawaai op de Broekhuizerstraat (N813) is een besluit hogere waarde geluid van ten hoogste 52 dB noodzakelijk voor tien woningen in het plan. De betreffende woningen zijn op onderstaande kaart geel gearceerd. Het besluit hogere waarde geluid wordt parallel aan de procedure voor voorliggend bestemmingsplan genomen. Het aspect wegverkeerslawaai vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wgh) een zone gelegen langs iedere spoorlijn. De spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk heeft een zone van 100 meter.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt op minimaal 800 meter afstand van de spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk. Aanvullend onderzoek is in het kader van railverkeerslawaai dus niet nodig. Het aspect railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens Het Besluit omgevingsrecht (BOR) aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidzone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, te veel oprukken naar de lawaaimakers. Buiten deze geluidzone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB(A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai).
In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat het vastleggen, opheffen of wijzigen van een geluidzone moet plaatsvinden via het vaststellen van een bestemmingsplan. Niet is vastgelegd dat bestaande geluidzones opnieuw overgenomen moeten worden. Het opnemen van de geluidzone heeft dan ook vooral een signaleringsfunctie en is niet nodig vanuit het oogpunt van rechtszekerheid.
Onderzoek en conclusie
In Wehl liggen de bedrijventerreinen Diepenbroek-Zuid en A18 Bedrijvenpark. De afstand tot het (niet-gezoneerde) bedrijventerrein Diepenbroek-Zuid is dusdanig (ca. 1 km) dat dit bedrijventerrein en de ontwikkeling van Wehl Fokkenkamp niet op elkaar van invloed zijn. Daarnaast ligt Wehl Fokkenkamp ruim buiten de geluidzone van het gezoneerde bedrijventerrein A18 Bedrijvenpark (zie onderstaande afbeelding). Daarmee vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.”
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wetmilieubeheer (Wm). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen(grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen om onder andere de verkeersgerelateerde emissies (onder andere fijnstof en stikstofdioxide) te reguleren. Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de NIBM-tool ontwikkeld. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool wordt de toename van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) bepaald. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als de luchtkwaliteit als gevolg van het project met ten hoogste 3% verslechtert. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Onderzoek en conclusie
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de NIBM-tool ontwikkeld. Daarmee kan worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Voor deze berekening is uitgegaan van 53 woningen (worstcase 40 vrijstaande woningen en 13 sociale huurwoningen). Op basis van de bijbehorende CROW normen voor verkeersgeneratie wordt een toename van 401 voortuigbewegingen per etmaal verwacht.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt een toename van 1,2 µg/m3 stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Daarmee overschrijdt plan Fokkenkamp niet de grens van de toegestande 3% verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor het plan geldt daarom dat het niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stikstofdioxide en fijnstof in de buitenlucht. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid beschrijft de kans dat personen in de omgeving van een activiteit waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, slachtoffer worden van een ongeval met die stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes (weg, water, rail en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen', de bijbehorende regeling en de circulaire effectafstanden LPG-tankstations van belang. Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen', het besluit externe veiligheid transportroutes en de wet basisnet van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is. Het beleid met betrekking tot buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt een onderscheidt gemaakt tussen een plaatsgebonden risico en een groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die zich gedurende een jaar
onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van
een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren.
Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Binnen deze contour mogen in ieder geval geen kwetsbare
objecten (onder andere scholen, gebouwen waar zich veel mensen bevinden en gebouwen
waar zich minder zelfredzame personen kunnen bevinden) aanwezig zijn of geprojecteerd
worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald
gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde
geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Voor de contour van
het groepsrisico geldt in ieder geval dat het niet wenselijk is om hier kwetsbare
bestemmingen toe te staan. Het streven moet zijn om het aantal personen binnen het
invloedsgebied onder de oriëntatiewaarde en waar mogelijk zo laag mogelijk te houden.
Gemeentelijk beleid
Door de gemeente Doetinchem is 'Het Extern Veiligheidsbeleid' vastgesteld d.d. 19 december 2013. De gemeente streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico's en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities:
Voor punten 1 t/m 5 heeft de gemeente een apart bestemmingsplan 'Parapluherziening Externe veiligheid - 2020' opgesteld. Dit bestemmingsplan is op 25 maart 2021 vastgesteld door de gemeenteraad. Met dit bestemmingsplan is uitvoering gegeven aan punten 1 t/m 5. De parapluherziening is integraal verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
Onderzoek en conclusie
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie gedaan van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. Onderstaande figuur is een uitsnede van de risicokaart rondom het plangebied.
Hieruit blijkt dat:
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast wordt met de aanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' (art. PM) uitgesloten dat zich risicobronnen binnen het plangebied vestigen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave
'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin
voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt)
richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft
richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende
activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve
richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming
die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van
de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.
Onderzoek en conclusie
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen milieubelastende functies/activiteiten mogelijk gemaakt. Daarmee worden de bestaande woningen grenzend aan/in de omgeving van het plangebied niet belemmerd c.q. vindt geen toename van hinder en gevaar bij deze woningen plaats. Daarnaast zijn aangrenzend aan het plangebied geen bedrijven gelegen waar een richtafstand voor van toepassing is. Het meest nabij gelegen bedrijf is gelegen aan de Keppelseweg 21. Dit betreft een bedrijf in (tuin)meubelen. De afstand tot het plangebied bedraagt ruim 100 m. Op basis daarvan hebben Wehl Fokkenkamp en het bedrijf geen invloed op elkaar.
Agrarisch bedrijf Broekhuizerstraat 10a Wehl
Aan de Broekhuizerstraat 10a, ter hoogte van het plangebied aan de overzijde van de Broekhuizerstraat, is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en de locatie geldt een minimumafstand van 100 meter tussen de veehouder en een geurgevoelig object. Een deel van het plangebied Wehl Fokkenkamp ligt binnen die afstand van 100 meter. Dat deel is in eigendom van de eigenaar van de Broekhuizerstraat 10a en wordt door henzelf in ontwikkeling gebracht. De realisatie van woningen (geurgevoelig object) is binnen de afstand van 100 meter niet toegestaan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening/een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om die reden zijn de gronden die binnen de geurcontour van 100 meter vallen voorzien van een voorwaardelijke verplichting. Die houdt in dat op deze gronden de bestemming Wonen gerealiseerd en in stand gehouden mag worden als ze niet meer liggen binnen een geurcontour. Daarmee is een goede ruimtelijke ordening/een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd.
Paardrijvereniging
In het plan Fokkenkamp wordt een paardrijvereniging ingepast. Het is geen manege. Het betreft enkel een paardenbak om in te rijden. De paardenbak is geen dierenverblijf waarvoor de Wet geurhinder en veehouderij geldt. Er hoeft vanwege het aspect geur dus geen minimale afstand te worden gehouden tot geurgevoelige objecten zoals woningen. Gezien de afstand tussen de paardenbak en de nieuwe woningen wordt geur niet gezien als mogelijke hinderbron. De paardenbak is wel verlicht. Deze verlichting moet zodanig zijn gericht dat lichthinder bij woningen wordt voorkomen. Door dit gegeven in combinatie met de afstand tussen de paardenbak en de nieuwe woningen vormt het aspect licht geen belemmering.
Begraafplaats
Net buiten het plangebied ligt een begraafplaats. Voor begraafplaatsen geldt op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' een richtafstand van 10 meter in verband met het eerbiedigen van de piëteit. Deze afstand wordt in het plan meer als voldoende gerespecteerd en vormt dus geen belemmering voor het plan.
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming is het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming. De wet is de vervanger van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
De Wet natuurbescherming regelt allereerst de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten. Daarnaast bevat het voorstel onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden.
De Wet natuurbescherming neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Het toetsingskader van de nieuwe wet is, voor wat betreft soortbescherming, deels gelijk aan dat van de oude Flora- en faunawet. Al is de lijst met beschermde soorten wel gewijzigd. In de nieuwe wet zijn 945 soorten actief beschermd. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden op formeel wetsniveau aanvullende, als zodanig kenbare 'nationale' beschermingsvoorschriften verankerd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en planologische procedures zal getoetst moeten worden aan de Wet natuurbescherming. De provincies zijn het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming.
In de Wet natuurbescherming is geregeld dat er voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, inclusief de directe leefomgeving.
Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, moeten de verbodsbepalingen in acht worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Wet natuurbescherming beschermd zijn. Vooral binnen de stedelijke omgeving moet aandacht worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter. De nestlocaties en vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort(groep)en zijn jaarrond beschermd. Daarnaast zijn de bezette nesten van alle inheemse vogelsoorten beschermd en mogen niet opzettelijk verstoord worden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart t/m 15 juli, maar broedgevallen daarbuiten zijn ook beschermd.
Ook moet worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Als inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Wet natuurbescherming zijn vastgesteld, kan een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd. Uit een verleende ontheffing kunnen aanvullende mitigerende en/of compenserende maatregelen voortkomen die van invloed zijn op de (her)inrichting van een gebied. Het niet verkrijgen van een ontheffing is van invloed op de haalbaarheid van een project.
Onderzoek en conclusie
Voor voorliggend bestemmingsplan is een quickscan natuurtoets uitgevoerd (bijlage 6 Quickscan natuurtoets Wehl Fokkenkamp). In navolging van de quickscan is aanvullend steenuilonderzoek uitgevoerd (bijlage 7 Aanvullend steenuilonderzoek) en aanvullend onderzoek naar vleermuizen, ransuil en kleine marterachtigen (bijlage 8 Aanvullend onderzoek vleermuizen, ransuil en kleine marterachtigen Wehl Fokkenkamp).
Quickscan natuurtoets
Uit de quickscan natuurtoets blijkt dat aanvullend onderzoek naar ransuil, steenuil
en foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen noodzakelijk is. Aanvullend onderzoek
naar overige beschermde soort(groep)en flora of fauna is niet noodzakelijk.Bij werkzaamheden
en activiteiten dient altijd rekening te worden gehouden met (overige) broedvogels.
Indien werkzaamheden en activiteiten plaatsvinden buiten het broedseizoen is de kans
op conflicten met broedende vogels het kleinst. Bezette nesten mogen, ongeacht de
tijd van het jaar, niet worden verstoord. Een AERIUS-berekening is noodzakelijk om
vast te stellen of een vergunningsaanvraag met betrekking tot stikstofdepositie op
het nabijgelegen Natura 2000-gebied “Rijntakken” en andere Natura 2000-gebieden noodzakelijk
is. Nadere toetsing of vergunningsaanvraag voor het Gelders Natuurnetwerk is niet
aan de orde. Een aantal van de opgaande groenstructuren binnen het plangebied voldoet
aan de criteria voor beschermde houtopstanden. Indien er sprake is van het verwijderen
van deze groenstructuren is een kapmelding bij de provincie Gelderland noodzakelijk.
Aanvullend steenuilonderzoek
Uit het gericht onderzoek naar de steenuil blijkt er door dat de geplande woningbouw
een essentieel gedeelte van het foerageergebied van de steenuil verdwijnt. Om het
verlies aan foerageergebied te compenseren moet het overgebleven leefgebied versterkt
worden. Het compensatieplan dient door de provincie Gelderland goedgekeurd te worden
middels een ontheffingsaanvraag.
Aanvullend onderzoek naar vleermuizen, ransuil en kleine marterachtigen
Uit het flora- en faunaonderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied onderdeel
uitmaakt van het leefgebied van de beschermde soorten: gewone dwergvleermuis, ruige
dwergvleermuis, laatvlieger en steenmarter. Als gevolg van de geplande werkzaamheden
worden tijdelijk negatieve effecten verwacht en treedt verstoring op voor deze soorten.
Voor de laatvlieger geldt dat indien in het westelijk deel van het plangebied (zie
paragraaf 5.1) een woonwijk wordt ontwikkeld een overtreding niet kan worden voorkomen.
Voor de gewone dwergvleermuis geldt dat de aanwezige vliegroute zoals getoond in bijlage
2 behouden moet blijven. Voor de laatvlieger en mogelijk de gewone dwergvleermuis
dient een ontheffing aangevraagd te worden. Deze soorten kunnen gezamenlijk in een
aanvraag ingediend worden.
Conclusie
Voor voorliggend bestemmingsplan is een AERIUS-berekening gemaakt (zie 4.9.2). Een
ontheffingaanvraag voor de steenuil is bij de Provincie Gelderland aangevraagd. Evenals
een ontheffing voor de vleermuis. Het stedenbouwkundig plan is zodanig opgesteld dat
de aanwezige vliegroute voor de gewone dwergvleermuis behouden blijft. Zie daarvoor
onderstaande afbeelding waarin de vliegroute van de gewone dwergvleermuis is opgenomen.
Onheffing Wnb vleermuis en steenuil
Uit de resultaten van aanvullend natuuronderzoek is gebleken dat door de geplande
woningbouw in het plangebied sprake is van aantasting van de functionaliteit van vaste
rust- en verblijfplaatsen van de vleermuis en steenuil. Om die reden heeft de gemeente
Doetinchem op 5 juli 2023, op basis van het belang van de volksgezondheid of de openbare
veiligheid, een aanvraag bij de Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland ingediend
voor een ontheffing in het kader van hoofdstuk 3 van de Wnb op grond van artikel 3.1
lid 2 voor het vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren
van de steenuil en buizerd. De ontheffing en daaraan verbonden uit te voeren mitigerende
maatregelen en gebiedscompensatie zijn doorvertaald in een voorwaardelijke verplichting
zoals opgenomen in artikel 13.3 van de regels.
Vleermuizen
Uit het uitgevoerde natuuronderzoek blijkt dat als de functionaliteit van het leefgebied
van vleermuizen gegarandeerd kan worden, het aanvragen van een ontheffing in het kader
van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk is voor de aangetroffen vleermuissoorten.
De functionaliteit van het leefgebied kan worden gegarandeerd door bij de inrichting
van het plangebied opgaande groenstructuren te behouden en verstoring door een toename
van kunstlicht te voorkomen. Door het handhaven van bomen/groen die gelden als mitigatieroute
of foerageergebied is geen ontheffing Wnb voor wat betreft vleermuizen nodig. Daarnaast
is als specifieke gebruiksregels in de betreffende artikelen opgenomen dat uitsluitend
vleermuisvriendelijke openbare en buitenverlichting mag worden toegepast binnen het
plangebied. Door voor te schrijven dat in ieder geval uitsluitend niet-uitstralende
verlichting/armaturen wordt toegepast, geen sprake is van verlichting van boomkronen
en uitsluitend UV-vrije (led)lampen met een vleermuisvriendelijke lichtkleur worden
toegepast.
Niet alle Habitattypen in Natura 2000-gebieden zijn even gevoelig voor verzuring, als gevolg van stikstofdepositie, maar grote delen van Natura 2000-gebied Rijntakken bestaan uit stikstofgevoelige Habitattypen. Als gevolg van het stopzetten van de PAS-systematiek, mogen plannen niet leiden tot een verhoogde depositie van NOx/NH3 op Natura 2000-gebieden, niet in uitvoering gebracht worden zonder een vergunning Wet natuurbescherming.
In het kader van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn), die op 1 juli 2021 in werking is getreden, is onderzoek in relatie tot de aanlegfase van ontwikkelingen niet meer noodzakelijk. In de Wsn is namelijk een partiële vrijstelling voor de bouwsector opgenomen. Dit houdt in dat de door debouw mogelijk veroorzaakte stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden buiten beschouwing worden gelaten bij een natuurvergunning. De vrijstelling geldt slechts voor tijdelijke stikstofemissies tijdens de bouw-, sloop en aanleg, en ander werkzaamheden en niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase van het bouwwerk of werk als gevolg van bijvoorbeeld bewoning, gebruik van utiliteitsbouw of verkeer dat over een weg rijdt. Concreet betekent dit dat de aanlegfase sinds het inwerking treden van de Wsn niet meer berekend hoeft te worden. Voor de gebruiksfase dient wel een berekening gemaakt te worden.
Onderzoek en conclusie
Om de uitstoot van stikstof te bepalen, en daarmee het effect als gevolg van depositie op Natura 2000-gebieden, is een AERIUS-berekening uitgevoerd voor zowel de aanlegfase (bijlage 11) als de gebruiksfase (bijlage 10). Voor de berekening is gebruik gemaakt van een landelijke standaard van woningtypen met bijbehorende emissiefactoren. Voor voorliggend bestemmingsplan is er voor gekozen zekerheidshalve uit te gaan van het woningtype met de grootste emissiefactor, namelijk een (gasloze) vrijstaande woning. Met een aantal van 53. Daarnaast is in de berekening ook de verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen meegenomen. Uit de berekening is op te maken dat zowel de aanlegfase als de gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Er is in de aanlegfase en gebruiksfase dan ook geen sprake van een stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof i.r.t Natura 2000-gebieden vormt daarmee geen belemming voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Het waterschap laat in dit waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn. Vanuit de primaire taakgebieden zijn dit in de planperiode 2016-2021:
Voor het plangebied staan in het beheerplan geen specifieke doelstellingen beschreven.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft een legger. De legger is een set met kaarten van het beheergebied. Daarop staat o.a. welke rivieren, watergangen, dijken, kaden, stuwen en sluizen het waterschap beheert en waar ze liggen. Langs al deze wateren en bouwwerken zijn zones aangegeven waarin niet zomaar alles mag. Zo beschermt het Waterschap Rijn en IJssel de wateren en de dijken. In de legger (kaart met watergangen, afmetingen en onderhoudsafspraken die hoort bij de keur) staat ook wie waar en waarvoor het onderhoud moet doen.
Onderzoek en conclusie
Onderstaand kaartbeeld laat zien dat binnen het plangebied bijv. geen rivieren, watergangen,
dijken, kaden, stuwen en sluizen aanwezig zijn.
In paragraaf 3.5.8 is het rioleringsplan van de gemeente Doetinchem behandeld. Het beleid dat daarin is verwoord komt terug in deze waterparagraaf.
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt “Anders omgaan met water” vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het plangebied en de directe omgeving van het gebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit.
Onderzoek en conclusie
Voor voorliggend bestemmingsplan is een watertoets (Bijlage 9 Watertoets Wehl Fokkenkamp) uitgevoerd. De watertoetstabel is in de navolgende tabel opgenomen. Daarop volgend wordt een toelichting gegeven op de behandelde thema's die relevant zijn. Deze toets is in de navolgende tabel opgenomen.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire, regionale
waterkering of kader) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
1. Nee 2. Nee |
Riolering en afvalwaterketen |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van waterschap? |
1. Ja 2. Nee 3. Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
1. Ja 2. Ja 3. Ja 4. Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
1. Ja 2. Nee 3. Nee |
Oppervlaktewater- kwaliteit | Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwaterkwaliteit | Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde
stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieu hygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
1. Nee 2. Ja |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in TOP-gebied? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3.Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
1. Nee 2. Nee 3. Nee 4. Nee |
Inrichting en beheer | Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij
het waterschap? |
Nee |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect
Toelichting riolering en afvalwaterketen
Ten gevolge van de ontwikkeling is er sprake van een toename van het afvalwater. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 3 inwoners per woning en een vuilwaterproductie van 120 liter per inwoner per etmaal verdeeld over 10 uur wordt een toename aan vuilwater verwacht van (60 woningen x 3,0 inwoner x 12 l/uur) = 2,16 m³/uur. Er wordt vanuit gegaan dat het bestaand gemeentelijks stelsel deze toename kan verwerken. Dit dient bij de nadere uitwerking verder beschouwd te worden.
Toelichting wateroverlast (oppervlaktewater)
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met 11.500 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maarvolgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld. Binnen het plangebied is veel ruimte aanwezig voor oppervlakkige berging. In het plangebied zijnveel brede groene bermen en een honden uitlaatveld aanwezig welke ruimte bieden voor wadi’s (greppels).De dimensioneringsberekeningen van de diverse voorzieningen zijn opgenomen in hoofdstuk 5.Met de benoemde systeemkeuze kan regenbui T=10+10% (40 mm) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou bui T=100+10% (80 mm) totaan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt. In de Doesburgseweg is een solitair stelsel van infiltratieriolen aanwezig. In de verdere uitwerkingvan het waterhuishoudings- en rioleringsplan, wordt de mogelijkheid om een koppeling te makenmet dit stelsel nader beschouwd.
Toelichting oppervlaktewaterkwaliteit
Nieuwe ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit tot gevolg hebben. Vanuit het plangebied wordt hemelwater via een wadi geloosd op het oppervlaktewatersysteem (zie ook wateroverlast). Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
Toelichting grondwateroverlast
In het plangebied bevinden zich slecht doorlatende lagen. Om grondwateroverlast in de toekomstige situatie te voorkomen, wordt aanbevolen om slecht doorlatende lagen te doorbreken met bijvoorbeeld verticale zandsleuven.
Toelichting volksgezondheid
Om het risico op verdrinking te beperken worden flauwe taluds in de wadi’s aangebracht.
Het gemeentelijke beleid van archeologie en cultuurhistorie sluit aan bij het provinciale beleid van deze aspecten. In de volgende twee paragrafen wordt nader ingegaan op archeologie en cultuurhistorie.
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden moeten als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.
Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht, die de Wamz en de Monumentenwet 1988 heeft vervangen.
Een belangrijk archeologisch doel van de Erfgoedwet is om het archeologisch erfgoed ter plekke te behouden. Daarom is het verplicht om vroegtijdig in het proces van de ruimtelijke ordening rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en hierin een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt namelijk ruimte om te overwegen om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen.
Als het archeologisch bodemarchief niet kan worden ontzien, kan voorafgaande aan de bodemverstoring een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Of een onderzoek nodig is en welk onderzoek dit moet zijn, wordt bepaald op basis van de aanwezige archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingreep. De kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Een betere bescherming van de archeologie en het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om goed inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het archeologisch bodemarchief. Daarom heeft de gemeente Doetinchem een archeologische beleidskaart laten opstellen door adviesbureau RAAP, waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn.
De archeologische beleidskaarten zijn op 30 maart 2020 door de gemeenteraad van Doetinchem vastgesteld. Met de ‘Parapluherziening Archeologie – 2020’, vastgesteld door de gemeenteraad van Doetinchem op 27 mei 2021, is bepaald dat de regels ten aanzien van archeologie, die zijn opgenomen in de geldende plannen, deels vervallen en deels worden vervangen door de geactualiseerde regels. Onderstaande tabel geeft weer welke archeologische gebieden worden onderscheiden, welke uitgangspunten vanuit archeologiebeleid daar bij horen en welke dubbelbestemming wordt gehanteerd.
uitgangspunten archeologiebeleid | dubbelbestemming / specifieke regels | |
Archeologische waardevolle gebieden(AWG) | ||
AWG categorie 1 (beschermde archeologisch monument met attentiezone 50 m) | altijd vergunningplicht | Waarde - Archeologisch monument |
AWG categorie 2 (archeologische monumenten met attentiezone 50 m) & AWG categorie 4 (historische stads- en dorpskern) |
bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie |
Binnenstad Ei | bij bodemingrepen groter dan 15 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologische verwachting 1 |
AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m & loopgraaf of tankgracht) |
bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologische verwachting 2 |
Archeologische waardevol verwachtingsgebieden (AWV) | ||
AWV categorie 5 (hoog + afgedekt) | bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm | Waarde - Archeologische verwachting 3 |
AWV categorie 6 (hoog) | bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologie verwachting 4 |
AWV categorie 7 (middelmatig) | bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm | Waarde - Archeologische verwachting 5 |
AWV categorie 8 (laag) & AWV categorie 9 (laag voor nederzettingsresten, hoog voor geïsoleerde water gerelateerde archeologische resten) |
bij bodemingrepen dieper dan 30 cm - en bij plangebieden groter dan 5000 m² | Waarde - Archeologische verwachting 6 |
AWV categorie 10 (waterpartijen) | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
Bodemverstoringen | ||
vergraven | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Onderzoeksgebieden | ||
Archeologisch onderzoek | n.v.t. | dubbelbestemming baseren op AWG- of AWV-categorie |
Na onderzoek vrijgegeven | n.v.t. | geen dubbelbestemming nodig |
Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht bij toevalsvondsten (Erfgoedwet, art. 5.10): Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Onderzoek en concusie
In 2021 is door Hamaland Advies een archeolisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd (bijlage 12 Archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek Wehl Fokkenkamp). Het verkennend booronderzoek heeft laten zien dat binnen het plangebied de bodemopbouw vrijwel overal intact is. Verder zijn meerdere archeologische indicatoren aangetroffen. In elf van de achttien boringen zijn fragmenten handgevormd en gedraaid aardewerk uit de periode ijzertijd-late middeleeuwen, alsmede metaalslakken aangetroffen. De vondsten wijzen op de aanwezigheid van verscheidene vindplaatsen, waaronder vermoedelijk een nederzetting, binnen het plangebied. Geadviseerd is een karterend/waarderend proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren. Op basis van de verzamelde informatie, determinatie en ruimtelijke spreiding van het vondstmateriaal is geconcludeerd dat binnen het plangebied potentieel een archeologische vindplaats aanwezig is: een nederzetting die in de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen dateert. Op basis van de vooronderzoeken kon nog geen begrenzing van de vindplaats worden vastgesteld.
In 2022 heeft een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) plaatsgevonden (bijlage 13 Proefsleuvenonderzoek (IVO-P) Wehl Fokkenkamp).
In voorliggend bestemmingsplan zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologische verwachting 2', 'Waarde - Archeologische verwachting 3' opgenomen conform dat Parapluherziening Archeologie - 2020
De cultuurhistorie is in Doetinchem vastgelegd in de nota cultuurhistorie 'Continuïteit in Karakter' (vastgesteld 21 september 2017) en de Erfgoedverordening gemeente Doetinchem 2013 (vastgesteld 30 mei 2013). In het plangebied zijn geen panden aanwezig die geïnventariseerd zijn als cultuurhistorisch waardevol.
Wegcategoriseringplan
In het wegcategoriseringsprogramma zijn de verschillende wegen (binnen en buiten de bebouwde kom) in Doetinchem ingedeeld in een drietal categorieën.
Uitgangspunten bij de inrichting van de wegen binnen de gemeente Doetinchem zijn bepaald
in het Wegcategoriseringsplan:
De meeste woonstraten in de gemeente Doetinchem zijn inmiddels aangewezen tot 30 km/uur
gebied. Niet alle straten voldoen al helemaal aan de bijbehorende inrichtingseisen.
De komende jaren zullen bij groot onderhoud steeds meer woonstraten worden ingericht
tot 30 km/uur straat.
De gebiedsontsluitingswegen zijn bedoeld om het verkeer uit de woongebieden verwerken richting bijvoorbeeld de snelweg A18. Het is duidelijk welke wegen dit zijn maar ook deze voldoen nog niet allemaal aan de gestelde eisen. Niet alle gebiedsontsluitingswegen hebben bijvoorbeeld aparte fietspaden.
De gebiedsontsluitingswegen in Doetinchem
Voor beide categorieën geldt dat de kwaliteit van de leefomgeving moet centraal staan. Een duidelijk onderscheid aanbrengen tussen de verschillende verkeersruimtes zorgt er voor dat de verkeersdeelnemer duidelijk zijn plek en die van anderen op de weg weet en zo de verkeersruimte op de juiste wijze gebruikt. Op drukke erftoegangsstraten is het belangrijk dat voetgangers veilig kunnen lopen op een trottoir. Voor rustige erftoegangsstraten kan worden overwogen alle verkeersdeelnemers gebruik te laten maken van dezelfde ruimte. Een smalle weg die gebruikt wordt door iedereen leidt tot een lagere rijsnelheid. Fysieke maatregelen als drempels ondervinden een steeds grotere weerstand bij de gebruikers en omwonenden en hulpdiensten. Ze leiden tot trillinghinder en toename van de geluidsoverlast. Bij voorkeur wordt gezocht naar maatregelen die een lagere snelheid afdwingen, maar die geen of beperkte bijeffecten hebben voor de leefomgeving en hulpdiensten.
Onderzoek en conclusie
Verkeersontsluiting
Wehl Fokkenkamp wordt op één plaats ontsloten. Gelet op het aantal woningen en de te verwachten verkeersbewegingen is dit ruim voldoende. De ontsluiting gebeurt door van de T-aansluiting Akkerstraat op de Doesburgseweg een kruispunt te maken. Verkeerskundig gezien is dit ook een veiliger en wenselijker oplossing dan twee T-aansluitingen na elkaar (Akkerstraat en iets verder de nieuwe ontsluiting). Tevens sluit dit aan bij de wens van de meeste bewoners. In de uitvoering wordt gekeken naar snelheidsremmende maatregelen op de Doesburgseweg.
Verkeersgeneratie in relatie tot ontsluiting
Op basis van de CROW publicatie 'Toekomstbestendig parkeren - van parkeercijfers naar parkeernormen' is de verwachteverkeersgeneratie berekend voor de gehele gehele ontwikkeling. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehandeerd:
Woningtype | Verkeersgeneratie per woning min | Verkeersgeneratie per woning max | Verkeersgeneratie per woning gem | Aantal woningen | Totale verkeersgeneratie per etmaal | Correctie werkdaggemiddelden factor 1.11 |
Vrijstaand | 7,8 | 8,6 | 8,2 | 40 | 328 | 365 |
Sociale huur | 5,2 | 6,0 | 5,6 | 13 | 73 | 81 |
Totaal | 53 | 401 | 446 |
De ontsluiting van Wehl Fokkenkamp vindt plaats op de Doesburgseweg. De Doesburgseweg is ingericht als erftoegangsweg. En kan daarmee 4000 motorvoertuigbewegingen per etmaal verwerken. In 2018 is een telling uitgevoerd ter hoogte van Doesburgseweg 15. Op dat moment was sprake van 1030 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Een theoretische toename van ongeveer 450 verkeersbewegingen per etmaal is dan ook te verwerken door de Doesburgseweg. De verwachte theoretische toename van het aantal motorvoertuigbewegingen leidt naar verwachting niet tot een significant effect op de doorstroming van de Broekhuizerstraat als provinciale weg. De Broekhuizerstraat is ingericht om grote aantallen motorvoertuigen er etmaal te verwerken; een toename van ongeveer 450 is vanuit dat perspectief niet substantieel te noemen.
Parkeren
Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeeroplossingen bij woningen meer worden gezocht op eigen terrein of inclusters. Voorwaarde is wel dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft. De normering uit de Nota Parkeernormen Auto- en Fiets Gemeente Doetinchem wordt voor voorliggend bestemmingsplan aangehouden. Het voldoen aan de Nota Parkeernormen Auto- en Fiets Gemeente Doetinchem is dan ook middels een dynamische verwijzing (in lijn met jurisprudentievan de ABRS, ECLI:NL:RVS:2015:2837) opgenomen in de gebruiksregels. Het plangebied is aangemerkt als "Rest bebouwde kom", waarmee aan de bijbehorende normering moet worden voldaan (zie onderstaande tabel).
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Op een afstand van ca. 850 meter van het woningbouwplan is een geitenhouderij gevestigd. Uit onderzoeken blijkt dat omwonenden binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij meer kans hebben op longontsteking. Daarom wordt dit gezondheidsaspect meegenomen in de belangenafweging en onderbouwing voor dit plan.
Gezondheidsonderzoeken
Uit landelijke onderzoeken ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden’ (VGO) van RIVM e.a. blijkt dat omwonenden binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij (met meer dan 50 geiten) meer kans hebben op longontsteking. De exacte oorzaak is nog niet bekend. Er is alleen vastgesteld dat het gezondheidsrisico afneemt naarmate de afstand tot de geitenhouderij toeneemt. Het risico is het grootst binnen de straal van 500 meter van een geitenhouderij en neemt af tot geen extra risico vanaf 2 km. Er worden landelijk nog VGO-vervolgonderzoeken uitgevoerd naar de oorzaak van het verhoogde gezondheidsrisico.
Advies
Door GGD-NOG is een maatwerkadvies geschreven (zie bijlage 15). GGD-NOG adviseert om uit voorzorg terughoudend te zijn met nieuwe woningbouwontwikkelingen in een straal van 2 km van een geitenhouderij. Terughoudend betekent niet dat niets meer kan. De boodschap is dat erover moet worden nagedacht en er een belangenafweging gemaakt moet worden. De hierna genoemde argumenten geven de belangenafweging weer.
Belangenafweging
Er is een groot maatschappelijk belang naar de komst van nieuwe woningen, ook in Wehl. Vanwege de afstand tussen het woningbouwplan en een geitenhouderij speelt het feit mee dat de verhoogde kans op longontsteking lager is naarmate de afstand tot geitenhouderijen groter is. Daarnaast bestaan over het gezondheidsaspect nog onzekerheden en nader onderzoek moet nog uitgevoerd worden. Door het benoemen van het gezondheidsrisico, inclusief de verwijzing naar de landelijke VGO-onderzoeken, kunnen nieuwe bewoners van dit woningbouwplan op de hoogte zijn van het aspect ‘veehouderijen en gezondheid’. En daarmee de eigen en bewuste keuze maken om op deze locatie te gaan wonen.
Conclusie
Het aspect ‘veehouderijen en gezondheid’ vormt daarogeen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Op basis van het stedenbouwkundig plan voor Wehl Fokkenkamp is in grote mate duidelijk voor welke doeleinden gronden en gebouwen gebruikt mogen worden en op welke locatie, daarom is dit bestemmingsplan opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan. Dit biedt een grote mate van rechtszekerheid. Tegelijkertijd is het bieden van flexibiliteit wenselijk om in te kunnen spelen op ontwikkelingen. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld, zoals uitbreidingen van gebouwen en functies of het toelaten van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiermee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.
Bebouwingspercentage/bouwperceel
Het bebouwingspercentage wordt berekend op basis van de oppervlakte van het bouwperceel
(niet o.b.v. het bouwvlak). Een begripsomschrijving van ´bouwperceel´ is te vinden
in de inleidende regels (artikel 1 Begrippen).
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
Binnen de bestemming 'Groen' is het structurele groen van het plangebied geregeld. Het structurele groen is eerder beschreven in paragraaf 3.5.9. Groenstructuurplan Doetinchem 2017.
In de regels is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen (nutsvoorzieningen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (straatverlichting, straatmeubilair en dergelijke) ten behoeve van de bestemming en eromheen gelegen openbaar gebied.
Ten behoeve van extensieve dagrecreatie mogen fiets- en wandelpaden worden aangelegd. Onder extensieve dagrecreatie wordt ook het plaatsen van onder andere bankjes, tafels en prullenbakken begrepen. Met een afwijking zijn onder voorwaarden nieuwe inritten en geluidwerende voorzieningen in de bestemming 'Groen' toegestaan.
De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Ook is de bestemming toegekend aan bermen, parkeerplaatsen en niet structurele groenvoorzieningen. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen ten behoeve van de bestemming zoals bushokjes en nutsvoorzieningen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, en dergelijke. Binnen de regels zijn afwijkingsregelingen opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.
De bestemming 'Wonen' omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten. De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Conform het planologisch beleid heeft het bouwvlak een afstand tot de voorste perceelsgrens van 3 meter en ook tot de zijdelingse perceelsgrens geldt een afstand van 3 meter. Bij de begrenzing aan openbaar gebied, bijvoorbeeld bij de functie natuur, water en verkeer is een afstand van 2 meter aangehouden. De diepte van het bouwvlak is afhankelijk van het type woning. Zo hebben vrijstaande woningen en twee-aaneen (twee-onder-een-kap) woningen maximaal een bouwvlakdiepte van 15 meter. Aaneengebouwde woningen hebben maximaal een bouwvlakdiepte van 13 meter. Waarbij altijd een minimale afstand van 2 meter tot de achterste perceelsgrens is aangehouden. Een uitzondering is gemaakt voor de percelen achter de bestaande woningen aan de Doesburgsweg. Daar is het bouwvlak 12 meter diep, om een minimale afstand tot de bestaande woningen te garanderen.
De bouwvlakken zijn voorzien van een bouwaanduiding. Zo is te zien of vrijstaande, twee-aaneen (twee-onder-een-kap), aaneengebouwde of gestapelde woningen aanwezig zijn. Als alleen de bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) van een vrijstaande woning aan elkaar gebouwd zijn, dan worden deze woningen ook gezien als vrijstaande woningen.
Ter plekke van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' geldt een maximum van 3 aaneengebouwde woningen per blok .
De maximaal toegestane goothoogte en de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen zijn in een maatvoeringssymbool op de plankaart opgenomen. Voor de percelen achter de bestaande woningen aan de Doesburgseweg geldt een lagere goot- en bouwhoogte (maximaal 1 laag met kap) dan voor de overige percelen.
Hoofdgebouwen
Ten behoeve van het bouwen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak kan onder voorwaarden
een afwijking worden verleend. Zo kan het hoofdgebouw gedeeltelijk tot op de zijdelingse
bouwperceelsgrens gebouwd worden als het bouwperceel grenst aan openbaar gebied, waarop
de bestemming 'Groen', 'Water', 'Verkeer' of vergelijkbare bestemming rust.
Ook kan een afwijking worden verleend voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke
woonunit als woonruimte voor mantelzorg. Zie hiervoor ook de algemene uitleg bij Afwijking voor mantelzorg.
Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf
Op gronden met de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een vrij beroep en een
aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toegestaan in een aangebouwde bijbehorend bouwwerk.
Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen
de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden
beroep en/of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen
de bestemming 'Wonen' nadrukkelijk uitgesloten. Wanneer een aangebouwde oplossing
niet mogelijk is vanwege architectuur of monumentale status van de woning, is het
mogelijk om met een afwijking een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toe te staan
in een vrijstaande bijbehorend bouwwerk. Hierbij moet het, als dat vanuit de bestemming
noodzakelijk is vrijstaande bouwwerk wel een ruimtelijke eenheid vormen met de woning.
Een internetwinkel is onder voorwaarden toegestaan, zo mag de internetwinkel alleen
online verkopen, geen winkeluitstraling hebben, geen showroom en geen opslag binnen
of buiten.
Alleen in geval van gastouderschap is een buitenactiviteit in de vorm van buitenspelende
kinderen toegestaan.
Wijzigen (bouw)aanduiding
In de bestemming 'Wonen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verschuiven
van het bouwvlak. Ook is in kader van cultuurhistorie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen
om de bouwaanduiding onder voorwaarden te wijzigen. De nieuwe extra woning moet bijvoorbeeld
passend zijn in het gemeentelijk woningbouwprogramma.
De aanduiding 'wonen uitgesloten' kan geheel of gedeeltelijk worden verwijderd. Dit kan onder bepaalde voorwaarden. Waaronder dat de nieuwe woning(en) moet(en) passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma. Ook moet de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar zijn. Dit betekent dat objectief vastligt dat de milieuhygiënische situatie ter plaatse (50 dB(A) contour) zodanig is gewijzigd, dat woningbouw uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verantwoord is, bijvoorbeeld door (geheel of gedeeltelijke) sanering of beëindiging van de nabij gelegen bedrijven.
Met een afwijkingsbesluit van B&W is een nieuwe woning mogelijk binnen de bestaande bouwaanduiding. Dit kan alleen als aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Zo moet de nieuwe woning ruimtelijk passend zijn en de bouwaanduiding door de nieuwe woning niet wijzigen. De afwijking kan dus alleen toegepast worden bij aaneengesloten woningen en gestapelde woningen. Ook moet de woning passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma.
Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van
de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste
bouwperceelsgrens minimaal 8 meter bedraagt. Als het hoofdgebouw op kortere afstand
ligt, geldt die afstand als norm.
Met een afwijking is het mogelijk om wonen en aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in aangebouwde bijbehorende bouwwerken op kortere afstand dan 8 meter (tot 3 meter) tot de achterste bouwperceelsgrens toe te staan. Hierbij moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden bijvoorbeeld dat de achterste bouwperceelsgrens grenst aan (openbaar) gebied met bijvoorbeeld een groen- of verkeersbestemming.
Dakoverstekken
Steeds meer gebouwen worden voorzien van royale dakoverstekken. Dat heeft soms met
architectuur te maken, maar vaak is de overkapte ruimte gewoon functioneel. De ruimte
wordt dan bijvoorbeeld gebruikt als veranda (overdekt terras) of carport. Volgens
de Nederlandse Norm (NEN) is tot 75 centimeter sprake van een overstek. Bij een grotere
afmeting is sprake van een overkapping en dan telt de overkapte ruimte mee bij de
berekening van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken. Dit is van belang omdat
de oppervlakte is genormeerd.
Bouwwerken op daken
Afscherming technische installatie op daken zoals airco's, warmtepompen, zonnepanelen,
e.d. zijn mogelijk tot 0,5 m boven het dakvlak. Als het dak daarbij al de maximum
bouwhoogte heeft bereikt. Deze maat komt dan extra bovenop de de maximum bouwhoogte.
Zodat de afscherming van technische installaties ook op deze daken mogelijk zijn.
Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' en het daarin
gelegen bouwvlak. Zij moeten op minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning
worden gebouwd. In het bouwvlak geldt niet de 'terugspringregel' van 1 meter. Bijbehorende
bouwwerken in het bouwvlak mogen dus in één lijn met de voorkant van de woning staan.
Deze afstand sluit aan op de stedenbouwkundige opzet van een woonwijk en voorkomt
brede gevelaanzichten.
Overdekte eigen zwembaden (binnenbaden) zijn aan te merken als gebouwen. Op binnenbaden
zijn daarom de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken van toepassing.
Tijdelijke woonunits ter overbrugging van de bouwperiode
Op woningbouwlocaties wordt af en toe gebruik gemaakt van tijdelijke woonunits. Dit
zijn veelal prefab gebouwen maar soms ook sta- of toercaravans. Deze gebouwen voorzien
in een tijdelijke behoefte, namelijk een alternatieve huisvesting ter overbrugging
van de bouwperiode.
Een tijdelijke woonunit mag uitsluitend worden geplaatst op het perceel waar een woning
wordt gebouwd of verbouwd. Het maakt niet uit of de bouw wordt uitgevoerd door de
(toekomstige) bewoner zelf of door een aannemer. Voor een tijdelijke woonunit is een
omgevingsvergunning met instandhoudingstermijn vereist. De instandhoudingstermijn
wordt gekoppeld aan de daadwerkelijke start en duur van de bouw. Dit is om te voorkomen,
dat een unit of caravan wordt geplaatst zonder dat er vergunning is verleend voor
bouw of verbouw van een woning of nog geen begin is gemaakt met de bouw.
Het komt in de praktijk ook wel eens voor, dat een woning ingrijpend wordt verbouwd
zonder dat een vergunning is vereist, bijvoorbeeld voor het opknappen van een oude
woning. In dat geval moet de bouwer in spé schriftelijk een onderbouwing overleggen
waarom tijdens de bouw niet in de woning of elders kan worden gewoond. Deze onderbouwing
moet vergezeld gaan van een planning, zodat duidelijk is hoe lang de woonunit nodig
is. Als de woning gereed is, moet de tijdelijke woonunit worden verwijderd.
Archeologie
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1, 2, 3, 4, 5 en 6' zijn eerder in de toelichting al uitgelegd in paragraaf 4.11.1. Op voorliggend bestemmingsplan zijn van toepassing 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologische verwachting 2', 'Waarde - Archeologische verwachting 3'
Uitgaan van waarde die past bij onderliggende verwachtingszone
Met de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone wordt bedoeld, dat de verwachtingszone bepaald wanneer er een archeologische onderzoekverplichting geldt:
Dus als de ene helft van het bouwperceel in een hoge verwachtingszone ligt, en de andere helft in een zone met een lage verwachting, dan moet apart bekeken en beoordeeld worden of er een onderzoeksverplichting geldt voor het bouwperceel.
Als voorbeeld: als slechts 150 m2 van het bouwplan in de hoge zone ligt en 500 m2 in de lage zone, dan hoeft er geen onderzoek te worden uitgevoerd.
Een aantal planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Deze kunnen toegepast worden als het concrete bouwplan voor de genoemde onderdelen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een ongewenst gevolg voor de omgeving heeft.
Binnen de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden komen veelal de volgende voorwaarden voor:
Deze voorwaarden zijn als volgt uit te leggen:
Daar waar het relevant is voor de bestemming, is een specifieke gebruiksregel voor parkeren opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel. In Doetinchem ligt het parkeerbeleid vast in de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017 - 2020' en 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017. In het bestemmingsplan wordt tot uitdrukking gebracht, dat bij de toets op het onderdeel parkeren, deze beleidsregel betrokken moet worden bij bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State blijkt, dat een zogenoemde dynamische verwijzing in het bestemmingsplan acceptabel is. Daarom is aan de parkeerbepaling in het bestemmingsplan de zinsnede 'met dien verstande dat wanneer deze parkeerregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging'. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht, dat in principe te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus gedurende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk.
Daar waar relevant is voor de bestemming, is een specifieke gebruiksregel vleermuisvriendelijke verlichting opgenomen. Met deze gebruiksregels wordt geborgd dat bij het gebruik van de gronden conform de bestemmingsomschrijving, indien van toepassing, vleermuisvriendelijke verlichting wordt toegepast. Daarmee wordt gewaarborgd dat het leefgebied van vleermuizen niet wordt aangetast, wat op basis van aanvullend natuuronderzoek noodzakelijk wordt geacht.
Bij alle woningen is een afwijking bij de bouw- en gebruiksregels opgenomen voor het toestaan van een mantelzorgwoning. De afwijking is bedoeld voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als woonruimte voor mantelzorg. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden, bijvoorbeeld dat de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is.
Bij veel bestemmingen is de afwijking opgenomen om te bouwen buiten het bouwvlak mits het bouwperceel aan de zijde waar de bouwgrens wordt overschreden grenst aan openbaar toegankelijk gebied, waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust. Ook wordt gezegd dat de naar de weg gekeerde bouwgrens niet mag worden overschreden. Hierbij wordt bedoeld de bouwgrens aan de wegzijde van het gebouw (meestal de voorkant van het gebouw). Deze mag dus niet overschreden worden. Veelal is hier ook een verkeersbestemming opgenomen. Aan de zijkant of achterkant van een gebouw kan ook een verkeersbestemming gelden. Als sprake is van een parkeerplaats, dan kan de bouwgrens wél worden overschreden. Voor hoeksituaties met twee keer een verkeersbestemming geldt maatwerk. Advies kan hiervoor ingewonnen worden bij de stedenbouwkundige.
Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
In de algemene bouwregels is onder andere omschreven wanneer er geen verbod geldt voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor bepaalde bouwdelen. Ook is omschreven wanneer het bevoegd gezag kan afwijken van bouw- en/of bestemmingsgrenzen.
De 'bestaande matenregeling' is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit bestemmingsplan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan.
In het artikel 'Ondergronds bouwen' is aangegeven dat de opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerken boven de grond.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
In de algemene gebruiksregels is ook benadrukt welk gebruik sowieso is toegestaan. Namelijk het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak.
Voorwaardelijke verplichting - mitigerende maatregelen en gebiedscompensatie ontheffing Wnb
Als algemene gebruiksregel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat ziet op de uitvoering en instandhouding van de maatregelen die genomen moeten worden in het kader van de verleende ontheffing Wet natuurbescherming door de Provincie Gelderland. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat het plangebied in ontwikkeling mag worden genomen als uitvoering is gegeven aan de mitigerende maatregelen en gebiedscompensatie en deze ook in stand worden gehouden.
In de algemene aanduidingsregels kunnen zo nodig de regels met betrekking tot één
of meer gebiedsaanduidingen een plaats krijgen. De volgende algemene aanduidingsregels
komen in dit bestemmingsplan voor:
Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten
In deze zone is het verboden om nieuwe risicobronnen te vestigen of bestaande risicobronnen
uit te bereiden.
De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
Voor het opwekken van kleinschalige duurzame energie. Hierbij moet gedacht worden aan zonnepanelen, mini windturbines en kleine windturbines.
Voor zonnepanelen voor eigen gebruik gelden een aantal voorwaarden, bijvoorbeeld dat de zonnepanelen op eigen grond geplaatst moeten worden, daarnaast ook dat deze grond in gebruik moet zijn als erf. De oppervlakte maat van 100 vierkante meter is extra t.o.v. de standaard oppervlakte van 20 vierkante meter (bouwwerken, geen gebouwen zijnde).
Mini windturbines (ook wel windwokkels genoemd) zijn met een afwijking toegestaan op het dak, waarbij voorwaarden gelden, onder andere dat de as-hoogte maximaal 5 meter boven het hoogste punt van het gebouw of bouwwerk waar de mast op staat uit komt.
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking acceptabel zijn.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Op 24 november 2022 is door de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem de grondexploitatie Wehl Fokkenkamp vastgesteld. De te maken kosten voor de ontwikkeling van Wehl Fokkenkamp maken onderdeel uit van deze grondexploitatie. Voor de ontwikkeling van Wehl Fokkenkamp is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd. In de grondexploitatie is met een potentieel planschaderisico rekening gehouden.
De grond in het noordelijke deel van het plangebied is geen eigendom van de gemeente Doetinchem, maar is eigendom van een Agrariër. Voor de ontwikkeling van dit noordelijke deel heeft de gemeente met de agrariër/ontwikkelaar een anterieure overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst is onder andere het kostenverhaal, de planschade en een voorwaardelijke grondverkoop van de gemeente aan de ontwikkelaar opgenomen. Het kostenverhaal betreft een evenredige bijdrage in de totale ontwikkelingskosten; zowel voor de historische kosten, voor de aanleg van infrastructurele werken rondom het plangebied als de ambtelijke kosten in verband met het opstellen van het bestemmingsplan die niet via de leges in rekening worden gebracht.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook is het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan het Waterschap Rijn en IJssel en de Provincie Gelderland.
In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid behandeld en de resultaten van het vooroverleg met diverse instanties.
De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Deze maken onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:
Op basis van richtlijnen van de rijksoverheid is vooroverleg met deze instantie niet nodig. Er is geen rijksbelang dat hiertoe aanleiding geeft.
Provincie Gelderland
De Provincie Gelderland heeft op 22 november 2022 gereageerd op het ontwerpbestemmingsplan en heeft aangegeven dat in het plan de provinciale belangen Wonen en Klimaatadaptatie een rol spelen. De provincie heeft geconcludeerd dat het belang Klimaatadaptatie goed is meegewogen in het plan. Met betrekking tot het belang Wonen had de provincie nog een aantal opmerkingen. Geconstateerd is dat het plan voldoet aan de wens van een derde sociale en een derde betaalbare woningen. Opgemerkt is dat het actuele geldende woonbeleid moet worden verwerkt in het bestemmingsplan en dat de provincie vraagtekens heeft over het adaptief programma van dit plan.
Met name het adaptief programmeren in relatie tot het verzekeren van de sociale huur dient te worden onderbouwd. Ten aanzien van de Wet natuurbescherming heeft de provincie gewezen op de verantwoordelijkheid van de gemeente zelf voor de uitvoerbaarheid van het plan.
De reactie van de provincie Gelderland heeft geleid tot aanpassing van de toelichting met name met betrekking tot het regionaal en gemeentelijk woonbeleid.
Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap heeft op 23 november 2022 gereageerd met een positief advies op het ontwerpbestemmingsplan. De toegezonden watertoets van Civicon d.d. 13-05-2022 (bijlage 9) is akkoord bevonden en het Waterschap is van mening dat de watertoets goed is overgenomen in de waterparagraaf van de toelichting op het bestemmingsplan.
De conclusie is dan ook dat de wateraspecten in het voorliggende bestemmingplan ‘Wehl Fokkenkamp – 2023’ goed zijn verwerkt.
Nadat in november 2020 het college van B&W had besloten (een GO-besluit) verder te werken aan het project, is gestart met het opstellen van een traject waarin met name de omwonenden een rol zouden krijgen in het meedenken over de invulling van het gebied. Middels een drietal duo-sessies (aanwonenden en er-op-uitkijkenden) zijn de omwonenden betrokken geweest bij het opstellen van de uiteindelijke stedenbouwkundige verkaveling. In de eerste sessie (februari 2021) is met name het waarom van het project besproken en is gevraagd om de gemeente input te geven voor het uitwerken van het plan. Dit heeft geleid tot veel input, zowel tijdens de bijeenkomst als daarna in de geboden mogelijkheid om per mail te reageren. Ook is door een aantal mensen aangegeven niets te zien in het ontwikkelen van dit stukje buitengebied naar woningbouw. Tijdens de tweede bijeenkomst (mei 2021) zijn een drietal verkavelingen getoond. Aan de hand van die drie verkavelingen zijn de (geanonimiseerde) opmerkingen van de omwonenden besproken en beantwoord. Tijdens de derde en laatste bijeenkomst (september 2021) is het laatste stedenbouwkundige plan getoond. Daarnaast is een projectwebsite ingericht als onderdeel van de website van de gemeente Doetinchem. Daar is informatie over de stand van zaken van het project te vinden, de uitkomsten van de verschillende sessies en zijn veelgestelde vragen te vinden.