|
bij het bestemmingsplan
'Schuytgraaf, veegplan 2017'
(plannummer: NL.IMRO.0202.919-0301)
Schuytgraaf ligt in het zuidwesten van Arnhem en ligt hemelsbreed zo'n 5 kilometer vanaf de binnenstad.
De westelijke grens van het plangebied wordt bepaald door de gemeentegrens met de gemeente Overbetuwe die grotendeels samenvalt met de Vogelenzangsestraat, 't Vlot en de Grote Molenstraat. De noordelijke plangrens wordt gevormd door (het hart van) de Drielse Rijndijk. De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door de oostelijke (kadastrale) begrenzing van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. De zuidelijke plangrens wordt gevormd door de gemeentegrens Overbetuwe, die gedeeltelijk het beloop van de Zesseling en De Laar volgt.
In afbeelding 1.1 is een topografische kaart opgenomen waarin de ligging van het plangebied (rode omlijning) in Arnhem wordt weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorend bij dit plan.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in Arnhem |
De laatste jaren wordt gestaag verder gewerkt aan het ontwikkelen van de velden in Schuytgraaf. Voor Schuytgraaf geldt grotendeels het bestemmingsplan 'Schuytgraaf 2011', dit betreft een integraal bestemmingsplan voor alle velden. Nadien hebben er meerdere herzieningen plaatsgevonden teneinde de ontwikkeling van meerdere velden mogelijk te maken. Het gevolg hiervan is dat voor de wijk meerdere bestemmingsplannen gelden, voor vergelijkbare gebieden verschillende regels van toepassing zijn en op onderdelen sprake is van inconsistentie.
De wens is om het bestemmingsplan voor heel Schuytgraaf te herzien zodat er weer één eenduidig en helder juridisch-planologisch kader geldt waarin alle velden zijn meegenomen: een zogenaamd 'veegplan'. Met dit plan wordt aangesloten bij de meest actuele wet- en regelgeving en beleid, worden omissies (o.a. onjuiste verwijzingen) hersteld, achterhaalde uitgangspunten/regels verwijderd, gerealiseerde velden concreter en beherend bestemd, regels vereenvoudigd en gestandaardiseerd en enkele feitelijke situaties - welke op dit moment nog niet zijn bestemd - waar wenselijk planologisch ingepast.
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit betekent dat de huidige
(planologische) situatie zoveel mogelijk opnieuw wordt vastgelegd. Nieuwe (grootschalige)
ontwikkelingen, waarvoor nog niet eerder een planologisch kader is opgesteld, worden
in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Overigens betekent dit niet dat dit
bestemmingsplan geen enkele nieuwe ontwikkeling meer mogelijk maakt. Kleinschalige
nieuwe ontwikkelingen blijven op basis van het bestemmingsplan wel mogelijk. Het gaat
bijvoorbeeld om het bieden van mogelijkheden om op ondergeschikte onderdelen af te
wijken van de bouw- en gebruiksregels.
In Bijlage 1 is een overzicht van de doorgevoerde aanpassingen ten opzichte van het bestemmingsplan
Schuytgraaf 2011 opgenomen.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, het Besluit omgevingsrecht en de Erfgoedwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is sprake van diverse geldende bestemmingsplannen. Het voert te ver om alle geldende plannen en de daarin opgenomen bestemmingen uitgebreid toe te lichten. Daarom wordt hierna middels een tabel uitsluitend aangegeven wat de geldende plannen zijn die middels dit bestemmingsplan, voor zover de gronden onderdeel uitmaken van het plangebied, worden herzien.
Bestemmingsplannen | Vastgesteld op: |
Schuytgraaf 2011 | 05-07-2011 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2013-01 | 25-11-2013 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2014-01 | 30-06-2014 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2014-02 | 26-05-2015 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-01 | 28-09-2015 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2015-02 | 28-09-2015 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2016-01, veld 3a | 19-12-2016 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2016-02 | 19-12-2016 |
Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herziening 2017-01 | 25-09-2017 |
Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan zullen de hiervoor genoemde geldende plannen, voor zover onderdeel uitmakend van het plangebied, en de daarin opgenomen bestemmingen komen te vervallen en worden vervangen door de bestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Voornamelijk wordt ingegaan op de historische en huidige situatie.
Schuytgraaf ligt aan zuidwestzijde van Arnhem en is gelegen aan de westzijde van de bestaande spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Het landschap van Schuytgraaf is het resultaat van ontwikkelingen die duizenden jaren in beslag hebben genomen. In het begin bepaalde de natuur dit proces, maar daarna is de invloed van de mens steeds sterker geworden. De geschiedenis heeft vele sporen achtergelaten die nog duidelijk in het huidige landschap te herkennen zijn.
De basis voor dit landschap werd 200.000 jaar geleden gelegd tijdens de voorlaatste
Ijstijd. Vanuit het noorden verplaatste landijs zich tot halverwege Nederland. De
aanwezige zand- en grondbodem werd daarbij hoog opgestuwd tot zogenaamde stuwwallen
die nu de Veluwe vormen. De Rijn en de Maas liepen oorspronkelijk naar het noorden,
maar het landijs boog de loop van deze rivieren af naar het westen. De waterafvoer
via deze rivieren wisselde sterk en er werden grote hoeveelheden zand en grind afgezet.
Het wilde karakter van deze rivieren uitte zich in een sterke vertakking en een voortdurende
verandering in hun loop.
Na de laatste Ijstijd (zo'n 10.000 jaar geleden) werd het klimaat steeds warmer en
veranderde het karakter van deze rivieren. De waterafvoer werd constanter en de rivieren
gingen min of meer een vaste meanderende loop volgen. Waar de stroomsnelheid hoog
was, werd zavel en lichte klei afgezet; zo ontstonden de stroomruggen. Het gebied
tussen de rivieren overstroomde alleen bij hoge waterstanden en omdat de stroomsnelheid
daar langzamer was, werd er zware klei afgezet; zo ontstonden de uitgestrekte komgronden.
Aan de noordzijde van Schuytgraaf is een oeverwal afgezet, daarnaast zijn oude stroomgeulen
van de Rijn in het gebied terug te vinden.
De cultuurhistorie van Schuytgraaf begint meer dan 7.000 jaar geleden, wanneer groepen jagers/verzamelaars het rivierengebied bezoeken. Zij vestigden zich hier niet permanent, maar richtten kleine jachtkampen in. Deze tijdelijke kampen vormden de basis van waaruit dierlijk en plantaardig voedsel in de (directe) omgeving werd verzameld. Bewoning met een meer permanent karakter begint meer dan 4.000 jaar geleden. Op de hoger gelegen stroomruggen bouwden boeren hun houten huizen. Bos maakte plaats voor akkers.
In het begin van onze jaartelling nam het rivierengebied een belangrijke plaats in, omdat het lange tijd de noordgrens vormde van het Romeinse Rijk. Er lagen hier vele castella (kleine legerplaatsen) en nederzettingen. Na het vertrek van de Romeinen vestigden zich pas in de Middeleeuwen weer permanent mensen in het gebied. Rond 1.200 werden de rivieren namelijk bedijkt en zo werd het patroon van stroomruggen en kommen gefixeerd. De dijken werden op enige afstand van de rivier aangelegd, zodat er bij hoge waterstanden ruimte was voor extra waterberging in de zogenaamde uiterwaarden. Bewoning was er op de stroomruggen waar bos plaats maakte voor akkers en weilanden. De komgronden vormden nog lange tijd onherbergzame gebieden; pas in de 19e eeuw werd het broekbos omgezet in grasland.
Zo werd al in de Middeleeuwen de basis gelegd voor het huidige Schuytgraaf; de loop van dijken, wegen, watergangen, verkavelingen en de situering van bebouwingsplaatsen. Daarna is nog een aantal nieuwe elementen aan het landschap toegevoegd die hun eigen richting introduceren. Het resultaat vormt een landschap dat nog steeds in hoofdlijnen hetzelfde is, ondanks allerlei cultuurtechnische maatregelen zoals egalisering, ontwatering en ruilverkaveling. Deze ingrepen hebben wel het contrast tussen de stroomruggen en kommen verminderd.
De oorspronkelijke bebouwing in het gebied Schuytgraaf stamt voor een groot deel van na de 2e Wereldoorlog. Tijdens de Slag om Arnhem in 1944 zijn vele boerderijen beschadigd of geheel verwoest. In het gebied moet daarom ook rekening worden gehouden met munitieresten uit die tijd.
In 1991 werd het gebied door het Rijk aangewezen als VINEX locatie (vierde nota extra). Een uitbreidingswijk voor Arnhem met ruim 6.500 woningen. Het stedenbouwkundig concept van Schuytgraaf gaat uit van het principe van dorpjes in de Betuwe, die ingebed zijn in het bestaande landschap. Al die buurtjes samen vormen de wijk Schuytgraaf. Anders dan bij andere nieuwbouwwijken ligt de wijk niet aan de rand van het landschap maar juist er middenin. Door de wijk loopt een robuuste hoofdgroenstructuur die bestaat uit water en groen en landschappelijke lijnen tussen de dorpjes en de woonvelden zelf die minder groen zijn.
![]() |
Afbeelding 2.1 Uitsnede stedenbouwkundig concept |
Schuytgraaf wordt in het noorden begrensd door de Drielse Rijndijk; langs deze dijk liggen een aantal boerderijen. Parallel aan de dijk ligt aan de zuidzijde de Achterstraat, een landelijke weg met populierbeplanting met aan weerszijden een aantal woonhuizen en boerderijen. In het noordwesten wordt het plangebied begrensd door de Vogelenzangsestraat - Van de Schutgraafseweg, die hierop aantakte, is vooral de oorspronkelijke laan- en erfbeplanting behoudenswaardig. Aan 't Vlot zijn diverse kleine woningen gelegen. In het oosten wordt de woonwijk begrensd door de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. In het zuidoosten van het plangebied ligt een fiets- en voetgangerstunnel onder het spoor door. De behouden boerderij De Buitenplaats is gelegen in het zuiden van het plangebied en is herkenbaar vanwege de hogere ligging in het landschap. Karakteristiek voor de gehele noordzijde van de wijk zijn de unieke uitzichten richting de Stuwwal bij Oosterbeek en Arnhem. Aan de west- en zuidzijde bepalen vooral het landelijke landschap van de Betuwe en park Lingezegen het beeld.
Buiten het plangebied ten oosten van de spoorlijn ligt de hoofdontsluiting van de wijk Schuytgraaf. De bestaande Burgemeester Matsersingel is ten westen van de kruising Burgemeester Matsersingel/ Hollandweg/Brabantweg verbreed en heet Metamorfosenallee. In Schuytgraaf gaat de Metamorfosenallee over in de N837.
Schuytgraaf is onderverdeeld in verschillende velden (buurtjes). Ieder buurtje heeft zijn eigen karakter. Dit is bereikt door verschillen in grootte, dichtheid, architectuur en inrichting van de openbare ruimte. Ook de ligging is bepalend voor de sfeer van een dorpje. het maakt veel uit of een woonveld aan de rand van het buitengebied, ligt aan het water, in de buurt van park Lingezegen of juist middenin een ecologische zone. De variatie in woonbuurten draagt bij aan de levendigheid en de kwaliteit van de wijk als geheel. Op de navolgende afbeelding is de globale opzet van Schuytgraaf met de verschillende buurtjes/ velden (veldnummers en eventuele bijbehorende namen) weergegeven.
![]() ![]() |
Veld 1 geen Veld 1a geen Veld 2 geen Veld 3a Locatie 3.0 Veld 3 (noord) geen Veld 4 Horstenhoogte Veld 5 Parklane Veld 6 geen Veld 7 De Riethorst Veld 8 De Leyhorst Veld 9 Bongeren Veld 10 Campus Veste Veld 11 geen Veld 12 Bloesemgaard Veld 13 (De )Delta Veld 14 Groene Erven Veld 15 Centrum Veld 16 De Leihagen Veld 17a De Waarden Veld 17b De Eilanden Veld 18 Singelkwartier 1 Veld 19 Singelkwartier 2 Veld 20 Amerikaanse wijk Veld 21 Tuinstad Veld 22a geen Veld 22b Buurt Aan de Weide Veld 23 geen Veld 24 geen Veld 25 Vestingstad Zandwinplas: Schuytse Laak Lineair park: Nevelveld |
Afbeelding 2.2 Velden Schuytgraaf |
De woonvelden 4, 5, 7, 8, 9, 10, 12, 17a, 18, 19, 20, 21 en 25 zijn inmiddels daadwerkelijk
gebouwd en bewoond. De woonvelden 14 en 16 zijn grotendeels bewoond en deels in aanbouw.
Woonvelden 17b, 22b en centrumveld 15 zijn in aanbouw. Het bestemmings-/uitwerkingsplan
voor de invulling van veld 13, 15b, 15e en 22a is in procedure dan wel onherroepelijk.
De overige velden moeten nog worden uitgewerkt dan wel worden herzien.
Diverse voorzieningen zijn reeds aangelegd en in gebruik, waaronder brede school De Salamander (veld 12), treinstation Arnhem Zuid, MFC Omnibus, boerderij de Buitenplaats (dagbesteding), de hulpwarmtecentrale en winkelcentrum Schuytgraaf (veld 15).
Over de invulling van de zuidelijke velden 23, 26 en 27 zijn met de gemeente Overbetuwe procesafspraken gemaakt op basis van het document 'Waar Schuytgraaf en De Park elkaar ontmoeten' uit 2011. Hierbij gaat het onder meer over woningaantallen, bebouwingsdichtheid en algemene ontwerpuitgangspunten.
Het plangebied wordt doorsneden door de Metamorfosenallee (N837). Aan de oostkant van het plangebied is spoorlijn Arnhem-Nijmegen gelegen.
De Metamorfosenallee (N837) heeft een bovenwijks karakter. De Minervasingel en de Marasingel zijn belangrijke ontsluitingswegen voor de diverse buurten in de wijk. Op deze zogenoemde gebiedsontsluitingswegen is 50 km/u de maximum toegestane snelheid. Het meeste verkeer rijdt via deze wegen naar de tussen- en langsliggende verblijfsgebieden. Deze woongebieden zijn aangemerkt als 30 km/u-zones.
Het parkeerbeleid voor Schuytgraaf richt zich vooral op het voorzien in voldoende parkeergelegenheid (voorkomen parkeeroverlast) en op het stimuleren van intensief ruimtegebruik. Bij het winkelcentrum en de maatschappelijke voorzieningen zijn (openbare) parkeervoorzieningen aanwezig. Bij de woningen wordt zowel op eigen terrein (oprit, garage) als langs de openbare weg geparkeerd. In de bestaande situatie is er in het plangebied geen sprake van een onacceptabele parkeerdruk. Er is dan ook geen gereguleerd parkeren; alle openbare parkeergelegenheid is onbetaald en door iedereen te gebruiken.
Het plangebied is prima bereikbaar per openbaar vervoer. Buslijnen gaan over de Metamorfosenallee (N837), de Minervasingel en de Marasingel. Overdag is de frequentie 2x per uur, 's avonds is dit 1x per uur op de hiervoor genoemde singels.
Direct ten oosten van het plangebied ligt treinstation Arnhem Zuid (spoorlijn Arnhem - Nijmegen). Daardoor is er ook per spoor, met minimaal twee (stop)treinen per uur per richting, sprake van een goede bereikbaarheid.
De hoofdgroenstructuur (HGS) is de drager van de wijk Schuytgraaf. De HGS kent grote aaneengesloten natte en droge gebieden. Deze zones verbinden de uiterwaarden van de Nederrijn met het Betuwse polderlandschap. Weelderige begroeide watergangen, weiden en boomgaarden die zo typisch zijn voor de Betuwe vormen de dwarsverbanden. Vanuit de woonvelden heb je via de zichtlijnen van de hoofdgroenstructuur goed zicht op het landschap. De stuwwal aan de noordzijde van de Rijn bijvoorbeeld is niet te missen, het is de link tussen Schuytgraaf en Arnhem.
In de hoofdgroenstructuur (HGS) is ruimte gereserveerd voor natuurwaarden (een droge en een natte ecologische zone), bos en groen. Daarnaast is er in het gebied door zandwinning een plas ontstaan. De verbindende planstructuur is gereed, het bos is aangeplant en het stedelijk watersysteem is grotendeels gerealiseerd. Daarnaast is er een natte ecozone aangelegd. Voor de droge ecozone wordt een beheer gevoerd welke is gericht op ontwikkeling van deze zone.
![]() |
Afbeelding 2.3 Uitsnede hoofdgroenstructuurkaart (HGS) |
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
De SVIR schetst het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en 2040. De SVIR markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt Arnhem deel uit van één van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'; expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem als onderdeel van de aanwezige topsector ' Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
Algemeen
De provincie Gelderland heeft een nieuwe integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gelderland. Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld en nadien meerdere malen geactualiseerd.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
Regio Arnhem Nijmegen
Regio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:
De kwaliteiten van de regio bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee ook de concurrentiepositie van Gelderland in internationaal en nationaal verband. De innovatieve kwaliteiten bepalen de potenties van de regio.
De inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de regio. De gezamenlijke inspanningen richten zich op vier speerpunten:
Innovatie en economische structuurversterking
- Topsector Health, Energie- en Milieutechnologie; - creatieve industrie, logistiek, agro, toerisme; - innovatie en samenwerking; overheid, ondernemingen, kennisinstellingen. |
Bereikbaar en verbonden
- een goed bereikbare regio; - verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor; - voorkomen, benutten, bouwen. |
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking - het belang van de bestaande woningvoorraad; - het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk; - voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren. |
Gebiedskwaliteiten benutten
- kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden |
Ten aanzien van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is met name het thema Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking van belang.
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking
Er zijn nog veel nieuwe woningen nodig in de regio. In relatie tot versterking van de stedelijke structuur is het echter van groot belang welke bouwplannen als eerste gerealiseerd worden. Concentratie op de as Nijmegen-Arnhem (het stedelijk kerngebied), in relatie tot de OV-knooppunten, heeft hierbij voor de provincie prioriteit boven ontwikkeling op de flanken, omdat dat het beste bijdraagt aan versterking van de stedelijke structuur (met name afronding van Vinex-locaties in het middengebied).
Op het schaalniveau van wijken en kernen speelt het belang van voorzieningen, zowel commerciële als maatschappelijke voorzieningen. Voor de vitaliteit en leefbaarheid zijn goede en bereikbare voorzieningen van groot belang.
De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een intrekgebied (grondwaterwinning). Daarnaast maakt een deel van de groenstructuren onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone (GO). Hierdoor zijn met name artikel 2.6.3.1 en 2.7.2 van belang. Hierna wordt op beide artikelen nader ingegaan.
Artikel 2.6.3.1 Intrekgebied
In een bestemmingsplan krijgen intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.
Artikel 2.7.2.1 Beschermingsregime GO
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad. In december 2012 is de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld door de gemeenteraad.
De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'.
In deze nieuwe structuurvisie wordt op de eerste plaats de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de stad gekarakteriseerd, aansluitend wordt het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief aan de hand van een aantal principes benoemd. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief is uitgewerkt in een aantal thema's die van belang zijn voor de ruimtelijke koers van de stad en in bestaande ruimtelijke milieus en koersgebieden (ontwikkelingen). Het plangebied valt voor wat betreft ruimtelijk milieu binnen de 'Stad van Vinex', waarbij een meer stedelijke opzet wordt nagestreefd.
Schuytgraaf is in de structuurvisie opgenomen als een locatie voor woningbouw in de periode tot 2020 en na 2020. De essentie van het woningbouwbeleid van de structuurvisie is als volgt samengevat:
Ten aanzien van het voornoemde ruimtelijk beleid wordt opgemerkt dat voorliggend bestemmingsplan overwegend conserverend is en geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, enkel de huidige (planologische) situatie wordt opnieuw vastgelegd. Hierna wordt nader ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking en wordt er getoetst aan het provinciaal- en gemeentelijk beleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de toelichting op artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt aangegeven dat in de toelichting van een ruimtelijk besluit het bieden van ruimte voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard gemotiveerd dient te worden.
Uit meerdere recente uitspraken van de Raad van State volgt dat niet getoetst hoeft te worden aan de Ladder, indien door de gemeenteraad een conserverend bestemmingsplan wordt vastgesteld dat enkel voorziet in een continuering van de bestaande planologische mogelijkheden, zonder aanvullende bebouwing.
Dit actualiserende bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de huidige (planologische) situatie opnieuw vast. Hierbij worden ook de onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden, zoals vastgelegd in de geldende bestemmings- en uitwerkingsplannen, opnieuw vastgelegd. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk ruimtelijk plan of waarvoor anderszins een planologische procedure is doorlopen worden niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. De Ladder voor duurzame verstedelijking is in dit geval niet van toepassing.
Artikel 2.6.3.1 Grondwaterbescherming-intrekgebied
Dit bestemmingsplan voorziet niet in de planologische kaders om binnen het plangebied fossiele energie te winnen. Voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 2.6.3.1, Omgevingsverordening Gelderland
Artikel 2.7.2.1 Beschermingsregime GO
Dit bestemmingsplan voorziet niet in planologische kaders voor nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen ter plaatse van gronden aangemerkt als Groene Ontwikkelingszone. De betreffende gronden zijn voorzien van bestemmingen primair gericht op behoud, herstel en versterking van natuur- en landschapswaarden. Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.7.2.1. Omgevingsverordening Gelderland
Structuurvisie Arnhem 2020 -2040
Realisatie van Schuytgraaf is een belangrijk speerpunt van het gemeentelijk beleid. Het voorliggend bestemmingsplan vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor de woonwijk. Hierbij wordt planologisch gezien niet voorzien in geheel nieuwe ontwikkelingen, maar wordt de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd teneinde over een één eenduidig, helder en actueel planologisch kader te beschikken. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Het nationaal-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid vormen geen belemmering
voor dit bestemmingsplan.
Algemeen
De Arnhemse Woonprincipes 2025 (de Arnhemse woonvisie) is met een brede participatie uit de stad tot stand gekomen. Deze Woonprincipes vormen tezamen de actualisering van de Woonvisie 2015 en de strategische koers die er voor moet zorgen dat Arnhem ook in de toekomst een woonstad blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen, te leren, te werken en te leven. Bij het opstellen van de Woonprincipes is rekening gehouden met wet- en regelgeving en beleidskaders van andere overheden.
Met instrumenten als het Volkshuisvestelijk kader, de Uitvoeringsagenda en het Procesplan (langer) Zelfstandig wonen, stuurt de gemeente in het woonprogramma op een kwalitatieve en gedifferentieerde woningvoorraad dat nu en in de toekomst kan voldoen aan de vraag en behoefte van alle woningzoekenden. Het fundament voor het Wonen in Arnhem ligt in de bestaande woningvoorraad, de transformatiemogelijkheden van gebouwen, en een aanvullende nieuwbouwopgave. Hiermee kan meer aanbod gecreëerd worden aan levensloopgeschikte woningen en woonvormen in verschillende prijsklassen, in koop en huur. Daarbij streven we met een gezonde mix aan diverse bevolkings-en inkomensgroepen naar prettige, veilige en toegankelijke woon-en leefomgevingen in wijken en buurten.
De nieuwe Arnhemse Woonprincipes 2025, zijn door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2015 en vervangen de Arnhemse Woonvisie 2015 en bijbehorende Arnhemse Woonagenda 2011-2015.
De vier pijlers van de Woonprincipes zijn:
Deze vier pijlers van de woonprincipes zijn onlosmakelijk verbonden aan het overkoepelde thema Duurzaamheid. Tezamen vormen ze de ruggengraat van de Arnhemse Woonprincipes 2025.
Wonen, Welzijn en Zorg versus Langer Zelfstandig Wonen
Er ligt op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg een stevige fysieke huisvestingsopgave. Door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen preventief aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden. Daarnaast ligt er de opgave om voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschalig aanbod aan woonvormen of (beschutte, beschermde) woonconcepten te realiseren. We faciliteren het (langer) zelfstandig wonen, door in de directe of nabije woonomgeving mogelijkheden te scheppen dat arrangementen van (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen kunnen worden geboden.
Het bestemmingsplan past binnen dit beleid. Met het plan worden, ten opzichte van hetgeen mogelijk is op basis van geldende bestemmingsplannen en verleende omgevingsvergunningen, geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Uitsluitend op bestaande en reeds planologisch vastgelegde nieuwbouwlocaties zijn nieuwe woningen toegestaan. Met realisatie van de resterende velden wordt bijgedragen aan het realiseren van voldoende woningen in Arnhem.
In heel Schuytgraaf zal minimaal 28% en maximaal 33% sociale woningen in huur- en koopsegment worden gebouwd. Van het totale aantal woningen zal minimaal 15,5% sociale huur zijn.
Voor wat betreft de bouw van sociale huurwoningen wordt aangesloten bij de doelstelling van de woonvisie over de gehele stad 1/3 van de woningvoorraad betaalbare huur (maximale 2e aftoppingsgrens huurslag) te hebben. De toevoeging in Schuytgraaf is bedoeld als aanvullend of vervangend aanbod voor de huurmarkt, waaronder ook bijzondere doelgroepen vallen.
Op 13 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Arnhem de nieuwe welstandsnota vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daaraan bij. De gemeente wil dat zo houden.
De gemeente wil dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid passen in hun omgeving. De bestaande stad is dus het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn verder in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied (‘géén toets’, ‘lichte toets’ en ‘zware toets’) anders. Hierna is een kaart met de onderverdeling van de gebieden opgenomen en vervolgens worden de gebieden nader toegelicht.
![]() |
Afbeelding 3.1 Uitsnede welstandskaart 2015 |
Gebied met lichte welstandstoets
In gebieden die zich kenmerken door samenhang in het straatbeeld – bijvoorbeeld door een eenheid in dakvormen, architectuur of materiaalgebruik – blijven we erop toezien dat dit eigen karakter bewaard blijft. Welstandsregels voor dit niveau zijn beperkt en gaan alleen over het gevelbeeld en de daken die vanaf de straat zichtbaar zijn. Voor de achterkanten van gebouwen gelden geen regels, die zijn dus welstandsvrij. De regels zijn bedoeld om de kenmerken van het gevelbeeld in relatie tot het openbaar gebied op hoofdlijnen in stand te houden.
Gebieden zonder welstandstoets
In wijken met veel variatie in bouwstijl, in type woningen, oriëntatie van gebouwen op de openbare ruimte en dergelijke, worden bouwaanvragen niet meer vooraf getoetst. Als de wetgeving zegt dat een vergunning nodig is voor (ver)bouw dan blijven altijd de regels gelden die in het bestemmingsplan staan, zoals regels over grootte, bouwhoogte e.d. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is in deze gebieden vrij. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt bij de bewoners en eigenaren.
Voor grootschalige (her)ontwikkelingen is een aparte werkwijze voor de totstandkoming
van plannen opgenomen. Voor Schuytgraaf geldt dat vanwege de langdurige ontwikkeling
het noodzakelijk is om de kwaliteit te blijven bewaken. Kwaliteitsteams zijn daarvoor
een gewaardeerd middel.
Voor de wijk Schuytgraaf zijn diverse beeldkwaliteitsplannen vastgesteld door de gemeenteraad. Na realisatie van een veld gelden de criteria uit de welstandsnota. In voorliggend geval is het plangebied gelegen in een gebied waar een lichte welstandstoets geldt.
Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden, meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De regio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.
Een van de kerntaken van de provincie Gelderland is zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer. Ondanks de bezuinigingen heeft de provincie extra financiële middelen ter beschikking gesteld voor mobiliteitsmaatregelen. Dit, omdat zij een goede bereikbaarheid belangrijk vindt, maar ook om de economische ontwikkeling in Gelderland te ondersteunen. De provincie geeft veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen als het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.
Doelen bereikbaarheid
De provincie wil een goede bereikbaarheid voor wonen, werken en recreëren en de mobiliteit
daarbij afstemmen op de economische ontwikkelingen. Daarom zet Gelderland in op het
beter gebruik van (internationale) corridors. Daarnaast wordt samen met de andere
wegbeheerders in de stedelijke gebieden aan een beter gebruik van de infrastructuur
gewerkt om files te voorkomen en de doorstroming te bevorderen. De toegang tot bedrijventerreinen
is ook een speerpunt van het provinciale beleid. Een andere ontwikkeling is de verschuiving
van mobiliteitsvragen in het landelijk gebied door krimp en vergrijzing. Hier moet
de aansluiting met de stedelijke gebieden gewaarborgd blijven.
Omgevingsvisie
De provincie heeft in juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld (geconsolideerde versie, juli 2015). Deze visie integreert en vervangt zeven beleidsplannen, waaronder het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2 uit 2004. De omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar om wil gaan met de ontwikkelingen en initiatieven ronde economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid, maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is een andere wijze van werken; minder vastleggen wat wel of niet mag. De omgevingsvisie stelt kaders voor toekomstige activiteiten.
De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.
In mei 2013 is een beleidsnota fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. Inzet is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden meer te fietsen. Uitgangspunten voor deze beleidsnota zijn:
De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid,
comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen
we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de
elektrische fiets helpt hierbij.
In juni 2013 is de beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' vastgesteld. Deze nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:
Voor het onderdeel parkeren gelden de voor Schuytgraaf vastgestelde parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in Bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan voorziet vanuit planologisch oogpunt niet in nieuwe fysieke ontwikkelingen die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de verkeerskundige situatie. Voor de huidige situatie wat betreft de aspecten verkeer en parkeren wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 2.4.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In de volgende subparagrafen wordt nader ingegaan op de van belangzijnde thema's, waaronder geluid, hinder, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Hier wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk milieu- en omgevingsbeleid en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in een woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).
Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota 'uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde' van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
Wet Luchtkwaliteit 2007
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term 'in betekenende mate (IBM)' geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit de Wet Milieubeheer te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Milieubeheer is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2010 - 2014.
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op
hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen)
in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar.
In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen
opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn
opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit
categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder
veel hinder veroorzaakt.
Geurhinder van industriële bedrijven
Het beleidsplan Geur uit 2010 gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Landelijk beleid
Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In het Btev zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid vastgesteld dat op 9 maart 2015 wederom met 4 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)
De Wet natuurbescherming vervangt het huidige wettelijke stelsel voor de natuurbescherming, als neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd.
De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies.
De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.
Bescherming van gebieden
De wet stelt specifieke kaders voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen
ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitat-richtlijn (Natura 2000-gebieden).
Voor de Natura 2000-gebieden gelden de instandhoudingsdoelstellingen die voortvloeien
uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn:
Veluwe, Gelderse Poort en IJssel.
De vergunningplicht voor projecten is aan de orde als het project significante gevolgen
kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Voor activiteiten zonder mogelijke significante
gevolgen is er geen vergunningplicht.
Bescherming van soorten
De wet sluiten aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de natuurbeschermings-verdragen, zoals het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Anders dan in de oude Flora- en faunawet 2002 zijn enkel opzettelijk verrichte handelingen strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van verboden als voldaan is aan de voorwaarden in artikel 3.3 lid 4 en artikel 3.8 lid 5.
Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:
Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden, dan voor de strikt beschermde soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).
Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door gedeputeerde staten goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer en jacht en komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming, met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies te liggen.
Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040
In paragraaf 3.2.3 wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten van de Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040 maar in de Structuurvisie wordt ook expliciet ingegaan op groen en ecologie. In paragraaf 2.3 wordt het groen-blauwe raamwerk beschreven. Het landschappelijk belang, de specifieke ecologische waarden en de aandachts- en knelpunten van de verschillende landschappelijke zones die de stad kent worden toegelicht, alsook van de Ecologische hoofdstructuur en de bomenstructuur.
Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015
Met het groenplan 2004-2007/2015 streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld. Voor de hele stad is het structureel groen, het flexibel groen en de structurerende bomenlanen geïnventariseerd. Daarnaast zijn per gebied acties benoemd die noodzakelijk zijn om het gewenste groene beeld te realiseren (zie pagina 156 van het Groenplan Arnhem).
Ecologie
Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn: Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn; Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.
Groenbalans en -compensatie
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarden voor eventuele toekomstige herontwikkelingen. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021. Deze is vanaf 17 december 2015 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoet water en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen hebben in dit plan een plek gekregen, net zoals enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie.
Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011). De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water in 3 nationale belangen terug te vinden. Daarbij gaat het om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Nieuw is de aandacht voor klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, waarin water een belangrijk aspect is.
In de Waterwet (22 december 2009) zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau maakt het waterbeheer onderdeel uit van de Omgevingsvisie Gelderland (vastgesteld 9 juli 2014).
Water maakt onderdeel uit van tweede centrale doelstelling namelijk het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Het aspect Water heeft, net als andere beleidsvelden, geen autonoom beleidsplan meer, maar maakt onderdeel uit van de totale leefomgeving; het is nu verweven met aspecten waar het in de praktijk ook mee samenhangt. Realisatie van de doelstelling betekent onder meer:
Daarnaast is de provincie nog aanspreekpunt voor drie zaken:
Beleid waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid ligt bij het Waterschap Rivierenland. Relevant beleid is opgenomen in het Waterbeheerplan (2016-2021) en de Keur en legger van het waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
Voor dit conserverende bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied die van invloed kunnen zijn op dit bestemmingsplan. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft is er alleen gefocust op de grotere gevallen van ernstige bodemverontreiniging die een beperking en/of randvoorwaarde kunnen vormen bij het huidige gebruik/ de huidige functie van het gebied.
Als toetsingskader wordt gebruik gemaakt van onderstaande bodemregelgeving:
Rijksbeleid
Erfgoedwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge
mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet
1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten
beschermd moeten worden. Per juli 2016 maakt de Monumentenwet 1988 deel uit van de
Erfgoedwet, dat hiermee het belangrijkste beschermingsinstrument voor het cultuurhistorisch
én archeologisch erfgoed in Nederland is.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde BRO (art 3.1.6) goed in bestemmingsplannen
verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te
verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies
over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan
aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening
is gehouden in het bestemmingsplan (zie paragraaf 4.9)
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in
de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta
(Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag.
De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988 (tegenwoordig Erfgoedwet).
Provinciaal beleid
Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020
In juli 2016 is het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020 'Beleef het mee!'
vastgesteld. In dit programma ligt het accent op de beleving van mensen. Daarnaast
zoekt de provincie de balans tussen de maatschappelijke, economische en intrinsieke
waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap blijft onverminderd van belang
en komt terug in de economische waarde van cultuur en erfgoed. Voor wat betreft erfgoed
krijgt vooral het functioneel gebruik ervan aandacht. Daarnaast zoekt de provincie
nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties
en archeologie wordt vergroot.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming'
naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een
vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen.
Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende
rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans
en niet als belemmering.
Archeologische verwachtingenkaart
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen
in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag
van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk
is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor
deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie.
Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel
Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal
inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen
worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten,
geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds
onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische
beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart
als basis.
Structuurvisie
De Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (2012) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.
Rijksbeleid
Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het
Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en
woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient
(EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de
EPC afhankelijk van de functie.
Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen.
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijke beleid op het gebied van Energie en Duurzaam Bouwen is vastgelegd
in het Programmaplan New energy made in Arnhem 2015-2020 (2015) en in de Structuurvisie
Arnhem 2020-2040 (2012).
In de Structuurvisie 2020-2040 (december 2012) is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Gestreefd wordt naar prettig toeven binnen- en buitenshuis en in elk geval het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's. Dit laatste geldt vooral voor de kwetsbare groepen, zoals ouderen, in Arnhem. Opwarming van de stad tijdens warme dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, verharding en weinig groen. Het huidige stadsbestuur heeft de ambitie aangescherpt (coalitieakkoord 2014-2019) door te bepalen dat hitteplekken moeten worden bestreden door een effectieve inzet van groen op daken en gevels van gebouwen, maar ook op de grond als (bijvoorbeeld) bomen.
Op de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven (zie afbeelding 3.2). Versteende, dicht bebouwde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming en daarmee het ontstaan van stedelijke hitte-eilanden, wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden kan hebben.
Het plangebied omvat een deel van Arnhem waar sprake is van grote verschillen in de mate van opwarming tijdens langdurige perioden van hitte. Het omvat zowel gebieden die (in beperkte mate) opwarmen (oranje gekleurde gebieden), gebieden waar sprake is van een goed stadsklimaat (geel gekleurd) als gebieden die positief bijdragen aan het bovenlokale stadsklimaat (groen gekleurd). Dit komt omdat het plangebied zowel (sterk) stedelijke woongebieden omvat als meer ruimere en groen vormgegeven woongebieden. Dit betekent dat ook de ambities met betrekking tot het stadsklimaat verschillen. Binnen het plangebied streeft de gemeente bij gebiedsontwikkelingen:
![]() |
![]() |
Afbeelding 3.2 Links: Hittekaart van Arnhem 2010 Rechts: Detail Hittekaart 2012 |
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r. Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het
kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het
Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van
het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk
van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de
activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld
of nog een omgevingsvergunning milieu moet worden verleend dan is sprake van 'kaderstellend
voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit
geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van
het besluit.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt er op neer dat voor een bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Algemeen
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder worden uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.
Toetsing van het bestemmingsplan aan het economisch beleid
Dit bestemmingsplan voorziet planologisch gezien niet in nieuwe bedrijvigheid (m.u.v. nutsvoorziening) of commerciële functies binnen het plangebied. Dit bestemmingsplan biedt, net als de geldende bestemmingsplannen, de mogelijkheid om een gedeelte van een woning in gebruik te nemen ten behoeve van een beroep aan huis, waaronder mede begrepen bed and breakfast. Aan dit gebruik zijn wel diverse voorwaarden gekoppeld, zo moet het de bewoner zijn die het beroep uitoefent en mag de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Daarnaast mag het gebruik niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en klimaat of parkeerdruk ter plaatse. Functies als detailhandel (internetverkoop hiervan uitgezonderd), horeca en prostitutie zijn niet toegestaan. Met de hiervoor genoemde mogelijkheden die worden geboden wordt er een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het economisch beleid.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad 'De Sportvisie' 2011-2021 vastgesteld. De nieuwe sportvisie is opgesteld om onder andere in te spelen op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing (meer aandacht voor bewegen en een andere manier van sporten), ander type sporter, andere sportbehoefte, overgewicht jeugd, ander type vrijwilliger en Nederland Sportland 2016.
De ambitie van het nieuwe sportbeleid is: 75% van de Arnhemmers sport of beweegt in 2016. Hoewel bepaalde groepen in Arnhem intensief sporten, ligt de gemiddelde sportdeelname (in 2012 64%) van de Arnhemse bevolking net iets onder het gemiddelde van andere grote steden. Ruim 35% van de Arnhemmers sport/ beweegt niet of zeer weinig. Lagere percentages sporters/ bewegers vindt men vooral onder gehandicapten, jongeren van 12 tot 18 jaar, 25 t/m 34-jarigen, 65-plussers en mensen met een lage sociaal economische status. Deze mensen moeten extra worden geactiveerd om te gaan bewegen en sporten.
De nota Ruimte voor de Jeugd uit 2009 geeft een overall visie op spelen en ontmoeten. De gemeente Arnhem onderstreept de noodzaak van speelruimte omdat spelen van groot belang is voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen van 0 – 25 jaar. De gemeente streeft er naar, volgens de richtlijnen van de NUSO, per hectare netto woongebied 300m2 (= 3%) te reserveren voor speelruimte (formeel en informeel).
Kinderen spelen niet alleen op formele ruimtes met toestellen, maar ook op informele ruimtes als trottoirs, pleinen, tuinen en parken. Met name natuurlijke speelruimtes zijn plekken die vaak veel uitdagender zijn om te spelen. Verder is er aandacht voor voorzieningen die voldoen aan de wensen van jongeren vanaf 13 jaar. In deze leeftijdscategorie is er niet zozeer sprake van 'spelen', maar gaat het vooral om ontmoeting en sport.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van nieuwe sportparken of andere recreatieve voorzieningen. Bestaande sportcomplexen en recreatieve voorzieningen zijn overeenkomstig de geldende planologische kaders toegestaan, met uitzondering van locaties waar geen ontwikkelingen meer zullen plaatsvinden. Aan die betreffende locaties is een passende (groen)bestemming toegekend.
Algemeen
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd.
Toetsing van het bestemmingsplan aan het coffeeshopbeleid
Dit bestemmingsplan laat binnen het plangebied geen coffeeshops toe.
Algemeen
In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)'
is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod
per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is
nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie
voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid
bestaat uit de volgende elementen:
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat (eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
Toetsing van het bestemmingsplan aan het prostitutiebeleid
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 5 seksinrichtingen. Dat betekent dat er nog theoretisch ruimte is voor één seksinrichting binnen het telgebied. Dit bestemmingsplan laat een seksinrichting niet toe maar het plan bevat wel een afwijkingsmogelijkheid voor het college om een seksinrichting toe te staan. In artikel 40 onder 5 zijn de voorwaarden hiervoor opgenomen. Eén van de voorwaarden is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en dat er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat.
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.
In het kader van de Wet geluidhinder is voor dit bestemmingsplan op dit moment geen
akoestisch onderzoek noodzakelijk. Binnen dit conserverende plan worden immers geen
nieuwe geluidgevoelige functies bij recht mogelijk maakt, waarvoor nog niet eerder
een planologisch kader is opgesteld. In het kader van het plan Schuytgraaf zijn diverse
akoestische onderzoeken uitgevoerd. De uitkomsten hiervan en de doorwerking hiervan
op de inrichting zijn waar nodig doorgevoerd op de verbeelding en in de regels. Mochten
er in de nieuwe toekomst nieuwe ontwikkelingen komen dan is dit alleen mogelijk via
afzonderlijke planherzieningen waarbij in voorkomende gevallen aan de Wet geluidhinder
moet worden getoetst.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid.
Dit bestemmingsplan maakt planologisch gezien geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een onderzoek naar luchtkwaliteit noodzakelijk maakt. Er is geen sprake van een toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Daarnaast is in het kader van het plan Schuytgraaf een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd, waaruit gebleken is dat er geen sprake is van belemmeringen. Mochten er in de nieuwe toekomst nieuwe ontwikkelingen komen dan is dit alleen mogelijk via afzonderlijke planherzieningen waarbij in voorkomende gevallen het aspect luchtkwaliteit moet worden beoordeeld.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit heeft geen gevolgen voor het plan.
Hinder
Binnen het plangebied bevinden zich onder meer centrumfuncties, maatschappelijke voorzieningen, nutsvoorzieningen, sportvoorzieningen, agrarische bedrijven en woningen. Wat betreft reguliere bedrijvigheid is er binnen het plangebied uitsluitend een tankstation (zonder verkoop LPG) en een baggerdepot aanwezig.
Bij het inrichten van de wijk is rekening gehouden met de situering van woonvelden/woningen ten opzichte van milieubelastende functies binnen en buiten het plangebied. Hierbij zijn in beginsel de richtafstanden1 aangehouden zoals opgenomen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'. Daarnaast zijn er in diverse gevallen onderzoeken uitgevoerd waaruit is gebleken dat er wordt voldaan aan de geldende normen.
De bedrijven/inrichtingen binnen het plangebied moeten voldoen aan de normen/eisen genoemd in het Activiteitenbesluit en/of de verleende omgevingsvergunning (onderdeel milieu), waarbij getoetst wordt ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen. Dit bestemmingsplan maakt planologisch gezien geen nieuwe milieubelastende of milieugevoelige functies mogelijk. Dit betekent dat er vanuit hinder geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.
1. Afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd
Geurhinder
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe (agrarische) bedrijven mogelijk die geurhinder kunnen veroorzaken. Dit betekent dat er vanuit geur geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet ten aanzien van hinder in een goede milieukundige situatie.
Basisnet spoor en weg
Op 1 april 2015 is de regeling 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' in werking getreden.
Het Basisnet geldt voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, spoor en
het water. Per traject geeft Basisnet een risicoplafond voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen. Het risicoplafond wordt enerzijds bepaald door het aantal transporten dat
Arnhem per jaar passeert en anderzijds door het aantal aanwezige personen (volgens
het bestemmingsplan) in de omgeving van het spoor. Met het Basisnet ligt de gebruiksruimte
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de veiligheidszone voor de ruimtelijke
ordening vast.
Externe veiligheid in het plangebied
Binnen het plangebied ligt een gedeelte van het spoortraject Arnhem-Nijmegen waarover
transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Daarnaast ligt er een ondergrondse
aardgasleiding (diameter 12 inch, maximale druk 40 bar) en een boven- en ondergrondse
hoogspanningslijn binnen het plangebied.
Spoortraject Arnhem-Nijmegen
Voor het spoortraject ter hoogte van het plangebied zijn de transporthoeveelheden niet dusdanig hoog dat er een 10-6 PR2 contour is. Daarnaast wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico 3 niet overschreden en hoeft er geen rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van een plasbrandaandachtsgebied (PAG).
Ondergrondse aardgasleiding
Binnen het plangebied ligt een aardgasleiding met een diameter van 12 inch met een maximale druk van 40 bar. De leiding heeft geen 10-6 PR contour. Wel moet er rekening worden gehouden met een zakelijke rechtstrook van 4 meter vanuit het hart van de leiding. Voor een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de gastransportleidingen moeten binnen de zakelijke rechtstrook diverse activiteiten (o.a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting) achterwege blijven. Dit is geregeld door het opnemen van de dubbelbestemming Leiding - Gas op de verbeelding en het stellen van nadere voorwaarden in de regels.
In 2012 is er voor alle ondergrondse aardgasleidingen binnen Arnhem een groepsrisicoberekening uitgevoerd waarbij getoetst is aan het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Een en ander is uitgewerkt in het rapport 'Externe veiligheid buisleidingen MRA, analyse ten behoeve van toetsing aan het Bevb, 6 februari 2012' (save/oranjewoud). Hieruit volgt dat het groepsrisico laag is en de oriënterende waarde voor het groepsrisico daardoor niet wordt overschreden.
Hoogspanningslijn
Binnen het plangebied loopt een hoogspanningslijn. Deze ligt binnen het plangebied
grotendeels ondergronds, uitsluitend tussen de Nederrijn tot ter hoogte van de Achterstraat
is deze bovengronds. Omdat de lijn nabij de woongebieden ondergronds ligt, vormt deze
geen belemmering voor het plangebied Schuytgraaf. Voor een veilig en bedrijfszeker
energietransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe
omgeving is de leiding wel voorzien van de dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanning (ondergronds) en Leiding - Hoogspanningsverbinding (bovengronds).
Verantwoording
Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, waarvoor nog niet eerder een planologisch kader is opgesteld. Dit betekent dat het groepsrisico niet zal toe en/of afnemen. Een verdere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
2. Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.
3. Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is overeenstemming met de wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid. De gas- en hoogspanningsleidingen zijn beschermd middels het opnemen van de dubbelbestemmingen Leiding - Gas (Artikel 25), Leiding - Hoogspanning (Artikel 26) en Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 27).
Schuytgraaf is een nieuwbouwwijk, die wordt gebouwd in het poldergebied tussen Arnhem
en Driel. De gronden hadden veelal een agrarische bestemming. Er lagen en liggen boerderijen
en akkers, gescheiden door poldersloten. Verspreid lagen twee bosgebieden, lanen,
houtwallen en erfbeplanting. Ter hoogte van 'De Hamse Boomgaard' ligt een oude rijstrang.
Van oost naar west stroomt de Eldense Zeeg waaraan een fietspad en een singelbeplanting
was gelegen.Door de nieuwe inrichting wordt het leefgebied van de beschermde soorten
gewijzigd. Er is echter wel een dusdanig samenhangend netwerk aan groen en water in
het gebied, dat er voor de verschillende soorten een vernieuwde habitat ontstaat en
hervestiging mogelijk is. Voor de toekomstige wijk was uitgangspunt het realiseren
van een samenhangende robuuste groenstructuur, waarin de kenmerken van de bodemkundige
en landschappelijke karakteristiek van de Betuwe in het nieuwe stadsdeel de identiteit
van de groenstructuur vormen. Behoud en ontwikkelen van de oorspronkelijke landschappelijke-,
cultuurhistorische en ecologische waarden en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig
ontwerp is daarbij randvoorwaarde geweest. In het plan is voorzien in het realiseren
van een gevarieerde beplantingsopbouw, bloemrijke graslanden, bos, singels, moeraszones
en water met oevervegetaties. De variatie aan toekomstige beplantingen zal voor vogels,
kleine zoogdieren, amfibieën en insecten op termijn een leefgebied bieden. Niet alle
bestaande groen elementen konden behouden blijven. Het bestaande bosgebied bij 't
Vlot moest verdwijnen voor een zandwinplas. Het bos is conform de Boswet elders in
het plangebied door nieuw bos gecompenseerd.
Water vormt een belangrijke drager in de landschappelijke en natuurkwaliteit van de
wijk. Voor het ontwerp van het watersysteem is een waterstroming ontwikkeld die recht
doet aan een zonering in waterkwaliteit. De mogelijkheden voor de bestaande en nieuwe
waternatuur worden daarmee versterkt. Voor de inrichting van de watergangen is het
bevorderen en ontwikkelen van de waternatuur en de oevervegetatie uitgangspunt. De
situering van de droge ecologische verbindingszone in het oostelijk deel en de natte
ecologische verbindingszone in het westelijk deel vormen samen met de bos- en waterstructuur
en het lineaire park ook in het nieuwe bestemmingsplan het groene raamwerk. De groenstructuur
sluit aan op het omringende landschap. Er zijn ecologische kerngebieden en natuurzones
op stadsniveau gerealiseerd die aansluiten op het natuurnetwerk elders in Arnhem.
Deze groenstructuur vormt samen met de bestaande spoorzone Arnhem Nijmegen noord-
zuid georiënteerde groenstructuren die aansluiten op het Gelders Natuurnetwerk van
de Nederrijn ter hoogte van het uiterwaardenpark Meinerswijk en het toekomstige park
Over Betuwe aan de zuidzijde en het westelijk en zuidelijk te realiseren Gelders Natuurnetwerk.
Het groene netwerk van Schuytgraaf biedt de wijk een stedelijke uitloopgebied dat
aansluit op de grotere natuurstructuren in de omgeving.
Het behoud van het ecologisch netwerk als schakel tussen het Gelders Natuurnetwerk
van de Rijn en het regionale Gelders Natuurnetwerk, waarin ook de compensatiemaatregelen
voor amfibieën zijn voorzien, zijn kaderstellend geweest bij de zoekopdracht naar
aanvullende bebouwingsruimte. Het groene netwerk van Schuytgraaf biedt de wijk een
stedelijk uitloopgebied dat aansluit op de grotere natuurstructuren in de omgeving.
De toevoeging van 10 ha bebouwd gebied is gevonden aan de zuidzijde van de bestaande
planstructuur waardoor de bestaande bebouwingslijn wordt uitgebreid. Het samenhangende
groen- blauwe netwerk blijft daardoor behouden en zal planologisch ook als zodanig
worden bestemd.
Voor de droge en natte ecologische zones is een balans gevonden tussen het recreatief
medegebruik en de natuurwaarden. Te denken valt aan struinroutes en speelaanleidingen
in een natuurlijke omgeving. En in de natte ecologische zone is een bestaande oude
schuur met voormalige gierkelder ook geschikt gemaakt als vleermuiskelder en kerkuilverblijf.
Verder zijn er diverse locaties met steenuilkasten en vleermuiskasten.
Gelders Natuurnetwerk
De west- en noordzijde van het plangebied zijn deels benoemd als Gelders Natuurnetwerk
en deels als Groene Ontwikkelzone (GO). De wezenlijke kenmerken of waarden van het
gebied mogen niet significant worden aangetast.
De gebieden die benoemd zijn als Ecologische Verbindingszone zijn ingericht / worden
ontwikkeld als:
Het agrarische gebied tussen de Achterstraat en de dijk blijft behouden.
Opgemerkt wordt dat op dit moment de provinciale begrenzing niet overal juist is.
Dit bestemmingsplan vormt het kader op basis waarvan de begrenzing zal worden aangepast.
Wet Natuurbescherming - Natura 2000-gebieden
Het gebied ligt ongeveer 1 km ten zuiden van het (toekomstig) Natura 2000-gebied Veluwe.
In het plangebied komen geen soorten of habitattypen voor die zijn beschermd conform
deze wetgeving.
Wet Natuurbescherming - Soorten
Voor de oorspronkelijke planopzet zijn de bestaande natuurwaarden geïnventariseerd
en ingebracht in het ontwerpproces. In het gebied Schuytgraaf en de spoorzone Elderveld
en de Laar komen verschillende diersoorten voor, beschermde volgens de wet Natuurbescherming.
Er zijn een aantal soorten beschermd volgens Habitatrichtlijn, namelijk bosvleermuis,
gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, ruige
dwergvleermuis, watervleermuis, kamsalamander, poelkikker, rugstreeppad. Voorts zijn
er een aantal nationaal beschermde soorten, namelijk waterspitsmuis, grote modderkruiper,
steenmarter.
Verder zijn er nationaal beschermde soorten waarvoor in de provincie Gelderland een
algehele vrijstelling geldt. Dit zijn soorten als bruine kikker, gewone pad, kleine
watersalamander, bunzing, haas, woelrat en egel.
De plantensoorten aardaker, grasklokje, grote kaardebol, rapunzelklokje en zwanebloem
zijn niet meer beschermd. Dit geldt ook voor bittervoorn, bermpje en kleine modderkruiper
In het plangebied komen 58 broedvogelsoorten voor, waarvan 2 soorten van de lijst
van beschermde vogels met jaarronde beschermde nesten. Dit zijn de grote bonte specht
en de kerkuil. Nesten van de kerkuil zijn het gehele seizoen beschermd. De kerkuil
broed elk broedseizoen op dezelfde plek en is daarin honkvast of afhankelijk van bebouwing.
De nesten van de grote bonte specht zijn niet het hele jaar door beschermd. De vogel
keert weliswaar vaak terug naar het oude nest, maar is voldoende flexibel om zich
elders te vestigen.
Ontheffing
Schuytgraaf is nog niet klaar. Er moeten nog woningen worden gebouwd. Voor de uitvoering
is een ontheffing artikel 75c van de Flora- en faunwet verleend (FF/75C/2011/0188A)
voor de periode 15 juli 2016 - 14 juli 2021. De ontheffing is verkregen omdat er geen
afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten
en er geen andere bevredigende oplossing bestaat.
De ontheffing geeft voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de initiatiefnemer.
Met name gaat het hier om compenserende en mitigerende maatregelen. Er zijn adviezen
opgesteld door extern ter zake kundigen, waarin oplossingsrichtingen en uitvoeringsvoorwaarden
staan benoemd voor verschillende streng beschermde soorten.
Wet Natuurbescherming - Houtopstanden
De hoofdplanstructuur, met name de ecologische zones en het bos, ligt buiten de bebouwde
kom Houtopstanden (voorheen Boswet). Daarom is 'Melding voorgenomen velling' in het
kader van de wet van toepassing. De twee bosgebieden in het voormalige poldergebied
vallen onder de Compensatierichtlijn Bos en Natuur van de provincie Gelderland. Eén
van de bosgebieden blijft behouden, het andere wordt gecompenseerd. Daarbij gaat het
om compensatie van 6 ha en 20 % kwaliteitstoeslag, zijnde totaal 7,2 ha.
Groenplan
De groencompensatieregels zijn niet van toepassing voor Schuytgraaf. Hier was de grondexploitatie
voor 2 oktober 2006 al vastgesteld. Wel was voor de toekomstige wijk het realiseren
van een samenhangende robuuste groenstructuur het uitgangspunt. Behoud en ontwikkelen
van de oorspronkelijke landschappelijke-, cultuurhistorische en ecologische waarden
en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig ontwerp is daarbij randvoorwaarde
geweest.
Het voormalige agrarische gebied is voor een deel ingericht als een natte en droge
ecologische zone. Verder zijn er bestaande en nieuwe bosgebieden en is er een parkstructuur
door het plangebied. Hierdoor wordt het landschappelijke, recreatieve en met name
het ecologische netwerk versterkt.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is overeenstemming met de beleidsuitgangspunten ten aanzien van
Groen en Ecologie. Van belangzijnde gebieden (o.a. de bosgebieden en de ecozones)
zijn beschermd als bos, natuur en park.
Voor de uitvoering van Schuytgraaf is een ontheffing artikel 75c van de Flora- en
faunwet verleend (FF/75C/2011/0188A) voor de periode 15 juli 2016 - 14 juli 2021.
De ontheffing is verkregen omdat er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat
van instandhouding van de beschermde soorten en er geen andere bevredigende oplossing
bestaat.
Oppervlaktewater
Binnen de context van het plan Schuytgraaf is rekening gehouden dat al het verhard
oppervlak via bodempassages wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Binnen het
plangebied zijn meerdere grootschalige waterpartijen en watergangen aanwezig. Het
stedelijk watersysteem en het polderwatersysteem, dat om de buitenrand van Schuytgraaf
is aangelegd, zijn in eigendom en beheer van het Waterschap Rivierenland. De natte
eco-zone en de zandwinplas zijn in eigendom en beheer van de gemeente.
Grondwater
Het plangebied had in de landbouwkundige tijd al een behoorlijk redelijke ontwatering.
Door de ophoging van het maaiveld als gevolg van de ontwikkeling van de wijk naar
gemiddeld 9,0 meter boven N.A.P. en het toepassen van kruipruimteloos bouwen, is/wordt
de ontwateringsdiepte verder vergroot. Tegelijk wordt door de ophoging de doorlatendheid
verbeterd. Grondwateroverlast is in dit gebied derhalve niet te verwachten.
Afval-/hemelwatersysteem
Het plangebied heeft/krijgt een geïntegreerd rioolstelsel, wat betekent dat alleen
afvalwater via een buizenstelsel zal worden afgevoerd naar het rioolgemaal.
Het hemelwater wordt via grijsgoten en bodempassages uit de woonvelden afgevoerd naar het oppervlaktewatersysteem. Buiten de woonvelden kan de bodempassage in sommige gevallen zijn aangelegd als een oude agrarische 'kavelsloot'.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten ten aanzien
van de waterhuishouding. Van belangzijnde voorzieningen (o.a. hoofdriolering en waterleiding)
zijn beschermd middels de opgenomen dubbelbestemmingen.
Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied (zie onderstaand tabel en kaartje):
Adres | BISnr. | Omschrijving | Gebruiksbeperkingen | |
A | Spoordijk Schuytgraaf, fase 2 | 1874 | Verontreiniging in grond met koper. | Niet graven zonder toestemming van het bevoegd gezag Wbb |
B | Spoordijk Schuytgraaf, fase 1 | 1852 | Verontreiniging in grond met zware metalen | Niet graven zonder toestemming van het bevoegd gezag Wbb |
C | Achterstraat 20 | 0716 | Verontreiniging in grond met asbest. | Niet graven zonder toestemming van het bevoegd gezag Wbb |
![]() |
||||
Afbeelding 4.1 Bekende gevallen van bodemverontreiniging |
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid
bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.
Bij concrete bestemmingsplanwijzigingen en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende
inzicht is in de bodemkwaliteit, is een bodemonderzoek noodzakelijk
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Hoewel er geen monumenten in Schuytgraaf staan, hebben vele boerderijen wel een cultuurhistorische waarde. Het betreft hier veelal karakteristieke boerderijen van het zogenaamde hallehuistype met langsdeel. Het oudste gebouw dateert van rond de eeuwwisseling: de boerderij Engeleveld (Achterstraat 16). Een recenter gebouw met een cultuurhistorische waarde is de boerderij De Laar; een complex dat zowel uit architectonisch (vertegenwoordiging van bouwwerk uit de jaren '50), constructief als landbouwkundig opzicht van groot belang is. Deze is inmiddels opgeknapt en heet nu De Buitenplaats. Een kleinere variant van een jaren '50 bouwwerk is boerderij De Kroon.
Daarnaast bevinden zich in het plangebied:
Deze structuren en elementen hebben cultuurhistorische waarde en zijn voorzien van een passende bestemming.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Aardwetenschappelijk
Het plangebied ligt in Arnhem-Zuid en daarmee in het rivierengebied van Oost-Nederland.
Diep in de ondergrond bevinden zich hier afzettingen van Rijn en Maas uit de ijstijd.
Deze kenmerken zich door grof zand en grind. Aan het einde van de ijstijd, tijdens
een periode van extreme kou, waaide zand op uit droge rivierbeddingen. Dit zand werd
elders evenwijdig aan beddingen als duinen afgezet. Een dergelijk duin bevindt zich
in Schuytgraaf ter hoogte van de hieronder te bespreken vindplaats 9. Ter hoogte van
de eveneens hieronder te bespreken vindplaats 10 bevindt zich ook een zandopduiking
uit de ijstijd, alleen ontstond deze niet door windafzetting, maar onder invloed van
stromend water.
Ongeveer 10.000 jaar geleden ving het Holoceen aan. Gedurende deze tussenijstijd verbeterde het klimaat zich. Rivieren kregen minder sediment vanuit het achterland te verwerken en namen binnen het brede rivierdal uit de ijstijd een rustiger en meanderend karakter aan. De voorloper van de Rijn sneed zich in de oudere afzettingen en dekte deze af met zand en klei. Tegelijkertijd, maar vooral vanaf circa 7000 v.Chr., werd door wateropvulling van het Noordzeebekken rivierwater stroomopwaarts gestuwd. Dit 'opstuwingspunt' passeerde Arnhem rond 3800 v.Chr. Het oude rivierdal raakte steeds meer opgevuld en vanaf circa 1300 v.Chr. verlegden zijgeulen van de Rijn zich buiten het dal om rivierwater af te kunnen voeren. Tijdens perioden van hoogwater werd door deze geulen op oevers zand afgezet. Na verloop van tijd ontstonden hierdoor oeverwallen, flauwe verhogingen evenwijdig aan de rivierbedding. Het geheel van rivierbedding en oeverwal wordt aangeduid als stroomgordel. Verder weg van de rivier zette de rivier de zwaardere kleideeltjes af. Hier ontstonden de zogeheten komgebieden, lager gelegen en nattere zones tussen oeverwallen. In Schuytgraaf waren twee stroomgordels aanwezig. Op de meest oostelijke, de Snodenhoek-stroomgordel, zijn bewoningssporen gevonden. Ook op het rivierduin zijn bewoningssporen aangetroffen.
![]() |
Afbeelding 4.2 Nog aanwezige vindplaatsen. Vindplaats 5 bleek niet behoudenswaard,
vindplaats 9 is volledig onderzocht. Bouwveld 1 is geselecteerd voor een archeologische begeleiding indien daar grondwerkzaamheden plaatsvinden. Noord: verwachtingen tussen Achterstraat en Drielsedijk. Vindplaats 10: archeologisch rijksmonument. |
Archeologie
In verband met de ontwikkeling van Schuytgraaf is op verschillende momenten archeologisch
onderzoek verricht. Vanaf het midden van de jaren '90 van de vorige eeuw zijn voor
het destijds op te stellen bestemmingsplan karterende en waarderende boringen geplaatst.
Hierbij zijn 11 vindplaatsen aan het licht gekomen die vervolgens nader zijn onderzocht:
De vindplaatsen zijn waar mogelijk behouden door inpassing in de planvorming. Daar waar dit niet mogelijk was en archeologische waarden door nieuwbouwwerkzaamheden verloren zouden gaan, vonden opgravingen plaats. Vindplaats 10 is door de aanwezige archeologie en goede conservering dermate waardevol, dat het de status van archeologisch rijksmonument (nr. 515769) heeft gekregen. De vindplaats is ingepast en onbebouwd gebleven. Het heeft nu de functie van stadspark waar door middel van o.a. kunstuitingen naar het rijke verleden van de wijk wordt verwezen. De kaart hieronder toont welke vindplaatsen of delen daarvan in de ondergrond aanwezig zijn.
![]() |
Afbeelding 4.3 Ligging archeologisch rijksmonument in Schuytgraaf, Archis (database Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). |
Het uiterst noordelijke deel van Schuytgraaf, de zone tussen de Drielsedijk en Achterstraat,
is destijds niet meegenomen in de archeologische onderzoeken van de Schuytgraaf. Voor
het westelijke deel geldt een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Dit vanwege
mogelijke bewoning op oeverafzettingen. Daarnaast kan de limes, de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, door dit gebied lopen. Het oostelijke
deel heeft voor wat betreft de eerste 1,5 m-huidig maaiveld een lage archeologische
verwachting. Hier worden komgronden verwacht die een extensief gebruik kenden. Vanaf
1,5 meter geldt echter een middelhoge archeologische verwachting. De komgronden dekken
een ouder landschap af. Op zandruggen, net zoals op vindplaats 9-10, kunnen zich bewoningssporen
bevinden.
Korte schets bewoningsgeschiedenis
De oudste bewoning in Schuytgraaf is op vindplaats 10 aangetroffen. Deze zandrug werd
rond 3500 v.Chr. en mogelijk eerder als locatie gebruikt om kampen op te slaan. Vanuit
die kampen werd de omgeving geëxploiteerd. Vroege bewoning is ook op vindplaats 9
aangetroffen. Aardewerk wijst hier op aanwezigheid van de Vlaardingen-cultuur (3200-3000
v.Chr.) en Klokbekerperiode (2500-2000 v.Chr.). Op vindplaats 9 bevond zich in de
vroege ijzertijd (800-500 v.Chr.) een opmerkelijke structuur die door de onderzoekers
als cultusplaats werd geïnterpreteerd. Uit de ijzertijd (800-12 v.Chr.) dateren vooral
veel opslagschuurtjes; de bijbehorende boerderijen zullen zich buiten de onderzochte
vindplaatsen bevinden, vooral ten zuiden daarvan. Boerderijplattegronden uit de Romeinse
tijd zijn wel gevonden, op vindplaats 4 en 7. Dit waren nederzettingsterreinen op
de oevers van de Snodenhoek-stroomgordel. Bij de nederzettingen hoorde een uitgebreid
grafveld (vindplaats 8-9). Bewoners cremeerden hun overledenen en zetten de resten
bij in een graf, vaak met een vierkante of ronde greppel eromheen en afgedekt door
een laag heuveltje van grond. Overledenen kregen vondsten mee voor het hiernamaals,
vooral aardewerk en glas dat in veel gevallen door archeologen intact is teruggevonden.
De bewoning zette zich met onderbrekingen door tot in de late middeleeuwen, als het
gehucht De Laar bekend is. In het noordoosten van Schuytgraaf bevond zich toen een
versterkt huis, de Hamse Boomgaard. Tijdens archeologisch onderzoek zijn hier de grachten
van teruggevonden, met kniestuk van een ridderharnas in de vulling. We mogen op de
Hamse Boomgaard de aanwezigheid van een hooggeplaatste of adellijke familie veronderstellen,
wonend in een kasteelachtig gebouw. Schuytgraaf speelde tot slot een belangrijke rol
tijdens Market Garden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Om de Rijnbrug bij
Arnhem te veroveren, werden hier Poolse soldaten gedropt die vervolgens in een felle
strijd met de Duitsers verwikkeld raakten.
Conclusie
Het plangebied bevat een rijk archeologisch bodemarchief waarvan een deel is onderzocht en zelfs op rijksniveau is beschermd. Hieronder volgen punten waarin het bestemmingsplan moet voorzien in relatie tot de omgang met deze archeologische waarden:
De klimaatbestendigheidsambitie is voor wat betreft hitte in de stad vertaald naar aanbevelingen voor specifieke gebieden. Volgens de Hitte-attentiekaart (afbeelding 4.4) ligt het plangebied in overwegend twee klimatologische eenheden: de gele en de blauwe.
Voor die delen van het plangebied die zijn gelegen in de gele klimatologische eenheid op de Hitte-attentiekaart betekent dit:
Voor die delen van het plangebied die zijn gelegen in de blauwe klimatologische eenheid
betekent dit:
![]() |
Afbeelding 4.4 Hitte-attentiekaart van Arnhem |
Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming
Het plangebied is gelegen op 920 meter afstand van het Natura 2000-gebied 'Veluwe'.
Overige Natura 2000-gebieden zijn op grotere afstand gelegen. Gezien de aard van dit
bestemmingsplan (beheersmatig) en het feit dat planologisch gezien geen nieuwe ontwikkelingen
worden mogelijk gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van een aantasting
van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling
op basis van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan
dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis
van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
Op 1 juli 2015 is de PAS in werking getreden. De PAS is een gezamenlijke, samenhangende
aanpak van alle betrokken overheden op provinciaal en rijksniveau. De PAS bevat maatregelen
die leiden tot een afname van stikstofdepositie en maatregelen die leiden tot een
versterking van de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. Door deze maatregelen
kunnen in en rondom de Natura 2000-gebieden nieuwe economische activiteiten, zoals
bedrijfsuitbreidingen die stikstofdepositie veroorzaken, worden toegelaten.
Activiteiten met een waarde van minder dan 0,05 mol per hectare per jaar worden als
verwaarloosbaar beschouwd; deze activiteiten hoeven niet te worden gemeld (ook al
niet onder de ontwerp Regeling). Ook cumulatief beschouwd zorgen deze activiteiten
voor geen effecten voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden, aldus de
toelichting van de PAS. Gelet op het conserverende karakter van dit bestemmingsplan
is er sprake van activiteiten die als verwaarloosbaar kan worden beschouwd.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan, waarin de huidige (planologische)
situatie opnieuw wordt vastgelegd. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook niet in nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen. Wel zijn binnen de diverse bestemmingen afwijkings-, wijzigingsbevoegdheden
opgenomen. Deze bevoegdheden zijn echter beperkt van aard en omvang en leiden niet
tot een wezenlijk ander plan. Gezien het feit dat de toegestane functies/categorieën
niet worden genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., zal ook dit niet leiden
tot een m.e.r.(beoordelings)plichtig plan.
In het gebied van Schuytgraaf en vooral in de buurt van het spoor is in de Tweede Wereldoorlog veel gevochten, waardoor er rekening moet worden gehouden met munitieresten uit die tijd. Inmiddels is het plangebied nagenoeg volledig munitievrij verklaard. Wat nog niet munitievrij is verklaard zijn een deel van de zandwinplas en de particuliere erven die binnen het grondgebied van Schuytgraaf vallen. Bij ontwikkelingen in nog niet-onderzochte gebieden geldt dat er eerst onderzoek en eventuele ruiming van explosieven plaats moet vinden alvorens er gebouwd mag worden.
Binnen het plangebied zijn de volgende planologisch relevante verbindingen/leidingen/paden aanwezig:
De boven- en ondergrondse hoogspanningsleiding is in eigendom bij TenneT. De leiding loopt voor een groot deel ondergronds, uitsluitend tussen de Nederrijn tot ter hoogte van de Achterstraat is de verbinding bovengronds. Vanaf de Nederrijn loopt de leiding in zuidelijke richting parallel langs de spoorlijn en vervolgens parallel langs de Marasingel. Ter bescherming van deze verbinding is de leiding voorzien van de dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanning (ondergronds) en Leiding - Hoogspanningsverbinding (bovengronds).
Binnen het plangebied zijn geen straalpaden ten behoeve van de telecommunicatie aanwezig.
Wat betreft de gasleiding wordt opgemerkt dat het gaat om de leiding die langs de zuidelijke plangrens loopt (Pottenbakkersveste). De leiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas, welke voorziet in bescherming van de gasleiding (veiligheid/energiezekerheid).
Tot slot zijn er binnen het plangebied een belangrijke riool- en waterleiding aanwezig. Beide leidingen lopen parallel langs de spoorlijn. De rioolleiding kent een aftakking naar het westen toe, tussen veld 4 en 5 door. De leidingen zijn voorzien van de dubbelbestemmingen Leiding - Riool en Leiding - Water, met enkele aanvullende bepalingen ter bescherming van het functioneren van het stelsel.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
In deze paragraaf wordt een beschrijving van de bestemmingen gegeven. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld. In paragraaf 5.4 wordt een vergelijking tussen dit bestemmingsplan en de geldende plannen gemaakt.
In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in
het bestemmingsplan besproken.
Voor wat betreft de systematiek van de verbeelding en de regels is aangesloten bij
de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en de voor de gemeente
Arnhem gebruikelijke wijze van bestemmen.
In het navolgende worden de regels artikelsgewijs toegelicht. In paragraaf 7.5 wordt
een toelichting gegeven op de bij de regels gevoegde bedrijvenlijst.
Het voorliggende bestemmingsplan kent voor de velden welke reeds zijn gerealiseerd een beheersregeling die gedetailleerd en conserverend van aard is. De woonvelden die nog moeten worden ontwikkeld krijgen een uit te werken bestemming. Op het moment dat deze velden aan de beurt zijn om te worden ontwikkeld zullen voor deze velden op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening afzonderlijke uitwerkingsplannen worden gemaakt. Bij de uitwerking dienen de planologisch-juridische randvoorwaarden welke zijn opgenomen in de uitwerkingsregels van het voorliggende plan in acht te worden genomen.
Buiten de te ontwikkelen velden liggen een groot aantal bestemmingen vast. Hierbij moet worden gedacht aan de onbebouwde delen waarin functies als Natuur, Bos, Groen, Verkeer en Water voorkomen. Tevens kan hierbij worden gedacht aan functies die meer specifiek zijn bestemd zoals: Bedrijf, Maatschappelijk, Sport en Recreatie.
Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van de verschillende bestemmingen. Hierin is ook een een toelichting op de als bijlage bij de regels opgenomen Bedrijvenlijst opgenomen.
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Hieronder zijn de bestaande agrarische bedrijven met bijbehorende gronden begrepen die hun agrarische functie behouden. Deze gronden kennen cultuurhistorische, ecologische en landschapswaarden.
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
Binnen het plangebied is een benzinetankstation gelegen. Dit bedrijf krijgt een bestemming Bedrijf met een nadere specifieke aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen”. Het verkopen van LPG-brandstof is niet toegestaan.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Op enkele locaties tussen de bestaande woonbebouwing zijn enkele gebouwtjes ten behoeve van de nutsvoorzieningen aanwezig, die in het plan als zodanig zijn opgenomen. Tevens is binnen deze bestemming middels een specifieke functieaanduiding het hulpwarmtestation in het zuiden van het plangebied toegelaten.
Ten behoeve van de aangelegde, nog aan te leggen en de in stand te houden bosgebieden is een afzonderlijke bestemming Bos opgenomen. De bestemming is in de eerste plaats gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van het bos voor natuur, landschap en houtteelt alsmede voor behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden. Vormen van extensieve recreatie zoals wandelen, fietsen, paardrijden met de daarbij behorende voorzieningen, worden toegelaten voor zover niet strijdig zijn met het behoud of herstel van de genoemde waarden. Binnen de bestemming Bos is tot slot op een nader aangeduide locatie één speelweide toegelaten.
Deze bestemming heeft betrekking op het winkelcentrum met bijbehorende voorzieningen en het zuidelijk daarvan gelegen bouwblok in het centrumveld 15. In deze bestemming zijn onder andere detailhandel, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en woningen mogelijk.
Op de zuidoever van de plas in het zuidwesten van het plangebied wordt ruimte geboden voor de ontwikkeling van maximaal 4 gestapelde woongebouwen (appartementen)en een horecapaviljoen, waarbij het openbaar gebied landschappelijke wordt ingericht. Hierin De bestemming "Gemengd" maakt de uitwisselbaarheid van de verschillende bestemmingen mogelijk omdat de exacte vorm en ligging van de horecavoorziening en de woongebouwen nog niet bekend is. Hierdoor neemt de flexibiliteit van het plan toe.
Deze bestemming ligt rondom de beide woon-eilanden in de plas. Deze zone is in de
eerste plaats bedoeld voor de overgang van het wonen naar het water door middel van
een rietzone en de landschappelijke aanleg van het openbaar gebied van de oeverzone
langs de Minervasingel. Hierin worden wandel- en fietspaden mogelijk gemaakt en de
bruggen naar de eilanden.
De bestemming "Gemengd" maakt de uitwisselbaarheid van de verschillende bestemmingen
mogelijk omdat de exacte vorm en ligging van de eilanden nog niet bekend is. Hierdoor
neemt de flexibiliteit van het plan toe.
Het in het zuiden van het plangebied gelegen veld 22a heeft deze bestemming gekregen. Hier wordt plaats geboden aan zowel maatschappelijke functies als voor wonen. Maatschappelijke voorzieningen, zoals een dokterspraktijk, dansschool of kinderdagverblijf zijn mogelijk, waarbij ook gewoond kan worden. Ook een school past binnen deze bestemming. Naast de maatschappelijke voorzieningen maakt dit bestemmingsplan ook in het hele veld wonen mogelijk met eventueel werkunits. Hierdoor neemt de flexibiliteit van het plan toe. Voor wonen zijn specifieke voorwaarden opgenomen met betrekking tot onder andere de maximumbouwhoogte en het aantal woningen.
De bestemming 'Groen' is gericht de ontwikkeling en het behoud van de karakteristieke groenstructuur in en om de woonvelden.
Artikel 12 Groen - Landschap en park
De bestemming 'Groen - Landschap en park' voorziet in de aanleg van een zogenaamd
circuit met groenvoorzieningen. Hierin zijn groenvoorzieningen, de ontwikkeling en
versterking van de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden, extensieve recreatie,
zoals wandelen, fietsen en paardrijden met de daarbij behorende voorzieningen en speelvoorzieningen
toegelaten.
Artikel 13 Maatschappelijk
Diverse locaties in het plangebied hebben de bestemming Maatschappelijk zo heeft de voormalige boerderij De Buitenplaats in het zuiden van het plangebied
deze bestemming. De bebouwing en de omliggende gronden worden gebruikt voor diverse
activiteiten op het gebied van educatieve, recreatieve, levensbeschouwelijke doeleinden
of openbare dienstverlening.
Voorts hebben een tweetal scholen, de brede school in veld 12 en de internationale
school in veld 13 deze bestemming gekregen.
Het multifunctioneel centrum in het centrumveld 15 heeft eveneens deze bestemming.
Artikel 14 Natuur
De gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bedoeld voor het behoud, herstel en/of
ontwikkeling en versterking van de op deze gronden voorkomende landschappelijke, ecologische
en natuurwaarden. Het betreft in het westen een natte ecologische zone welke onderdeel
uitmaakt van een provinciaal aangewezen ecologische verbindingszone, zoals bedoeld
in het Gelders Natuurnetwerk. In het oosten betreft het een droge ecologische zone.
Deze zones kunnen ter plaatse van ontsluitingswegen en fietspaden wel worden doorsneden.
Verder zijn ter plaatse van de nadere aanduiding 'evenemententerrein' gronden aangewezen
waar evenementen kunnen worden gehouden.
Artikel 15 Recreatie
Deze bestemming ligt op diverse plaatsen in het plangebied. De voor "Recreatie" aangewezen
gronden zijn, daar waar geen nadere aanduiding op de verbeelding is aangegeven, bestemd
voor dagrecreatie. Een aantal locaties hebben een meer specifieke functie gekregen.
Het betreft onder andere een recreatieve functie gericht op natuurbeleving. Deze zijn
voorzien van een in de andere bestemmingen opgenomen specifieke aanduiding.
Artikel 16 Sport
Op de gronden van het in het zuidwesten van het plangebied gelegen sportpark is deze
bestemming gelegd. De bestemming voorziet in de aanleg van een aantal sportvelden
met bijbehorende voorzieningen, zoals tribunes en kleedruimtes.
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming is bedoeld voor de gronden binnen het plangebied waarop de spoorlijn
Arnhem-Nijmegen is aangelegd. In het spoordijklichaam mogen tunnels worden aangelegd
voor kruisend wegverkeer.
Verder zijn geluidsschermen binnen deze bestemming toegelaten. Binnen dit bestemmingsvlak
bevindt zich het station Arnhem Zuid met bijbehorende voorzieningen. In deze bestemming
kunnen onder andere (in beperkte mate) winkels en horecavoorzieningen worden gerealiseerd.
Tevens bevindt zich hier het viaduct dat de hoofdontsluitingsweg (N837) met de Burgemeester
Matsersingel verbindt.
In het noorden van het plangebied is inmiddels een fietstunnel aangelegd.
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen
en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie
belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.
Artikel 19 Verkeer - Wegverkeer
De wegen die zijn bestemd voor de afwikkeling van het verkeer op de ringweg en het
doorgaande verkeer zijn als 'Verkeer - Wegverkeer' bestemd. Het betreft hier de hoofdontsluitingswegen.
Artikel 20 Water
De in het plangebied geprojecteerde en aanwezige hoofdwatergangen zijn afzonderlijk
bestemd vanwege hun functie ten behoeve van een goede waterhuishouding. Deze bestemming
omvat eveneens de andere waterpartijen, zoals de retentievijver en het westelijk deel
van de zandwinplas (Schuytse Laak) en de daarbij behorende oevers. Daarnaast is het
voedselrijke watersysteem dat deels is gelegen aan de randen van het plangebied opgenomen
in de bestemming 'Water'. Naast extensieve recreatie is op het water in beperkte mate
roeien en kanovaren toegelaten.
Artikel 21 Water - 1
Deze bestemming geldt voor het westelijk deel van de zandwinplas en is bedoeld voor
het behoud van de plas en ontwikkeling van de natuur. Aanvullend hierop wordt in deze
bestemming ook de mogelijkheid geboden om de horecavoorziening (deels) in dit water
te realiseren.
Ten behoeve van de woningen op de eilanden is het in deze bestemming ook mogelijk
om vlonders en steugers te realiseren.
Artikel 22 Wonen
Deze bestemming is van toepassing op alle gerealiseerde woongebieden in Schuytgraaf.
In het nu nog geldende plan en de herzieningen daarop is een groot aantal afzonderlijke
woonbestemmingen opgenomen, met elk een eigen bebouwingsregeling. Door nu alle gerealiseerde
woonbestemmingen te bundelen in één beherende bestemming ontstaat een aanzienlijke
vereenvoudiging van de regelgeving en worden de regels en de verbeelding overzichtelijker.
Voor de gebieden waar de woonbestemming volledig is gerealiseerd, wordt zoveel mogelijk
aangesloten bij de Arnhemse standaardregeling voor beherende woonbestemmingen. Om
te voorkomen dat hierdoor bestaande bouwmogelijkheden of stedenbouwkundige voorwaarden
verloren zouden gaan, is voor zover nodig maatwerk verricht. In de bestemming voor
Wonen is voor die velden, waar in het huidige bestemmingsplan een specifieke bebouwingsregeling
van toepassing is, hiertoe per veld een afzonderlijke regeling opgenomen. Ook voor
die velden, die nog niet geheel zijn gerealiseerd, zoals velden 17b en 22b is de voor
die toepasselijke (globale) regeling overgenomen. Voorts is de bestemming van enkele
woonkavels in veld 15 (Centrum) van 'Centrum' omgezet naar 'Wonen'.
Voor de nog volledig uit te werken velden in het noorden en zuiden van het plangebied
is, conform het geldende bestemmingsplan, een separate 'Wonen - Uit te werken' bestemming opgenomen.
Artikel 23 Centrum - Uit te werken
Deze bestemming omvat het centrumgebied van de wijk Schuytgraaf en kan dan ook gekarakteriseerd
worden als een mengbestemming voor overwegend gestapelde woningbouw in hoge dichtheid
met bijbehorende centrumvoorzieningen, zoals winkels en horeca.
Aangezien het grootste gedeelte van de uit te werken Centrumbestemmingen inmiddels
is gerealiseerd, omvat deze bestemming uitsluitend nog veld 11. Dit veld zal in navolging
van de velden 18 en 19 voornamelijk ingevuld worden als woonveld.
Het centrumveld dient door burgemeester en wethouders uitgewerkt worden, zoals is
bedoeld artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.
Binnen de bestemming Centrum - Uit te werken zijn net als bij de bestemming Wonen - Uit te werken algemene en specifieke uitwerkingsregels opgenomen. Bij de uitwerking van de plannen dienen deze regels in acht te worden genomen. De algemene regels zien op het aantal toe te laten woningen en centrumfuncties.
De meer specifieke uitwerkingsregels zien op een nadere specificatie van de woningdichtheid, het toegelaten aantal vierkante meters aan en maatschappelijke voorzieningen en de bouwregels (o.a. bouwhoogte). In de specifieke uitwerkingsregels is verder opgenomen dat werkunits kunnen worden toegelaten. De werkunits mogen in dit gebied zelfstandig worden opgericht. Hiervoor zijn wel speciale gebieden aangewezen.
Artikel 24 Wonen - Uit te werken
De woonvelden 1, 2, 3 (gedeeltelijk), 6, 23, 24, 26 en 27 dienen door burgemeester
en wethouders nader uitgewerkt worden, zoals is bedoeld artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening. Het betreft hier woonvelden in zowel een lage als een hogere dichtheid.
Binnen de bestemming Wonen - Uit te werken zijn algemene en specifieke uitwerkingsregels
opgenomen. Bij de uitwerking van de plannen dienen deze regels in acht te worden genomen.
De algemene regels zien op het aantal toe te laten woningen, de parkeernormen en de
afstanden tot wegen en spoor.
De meer specifieke uitwerkingsregels zien op het aantal toe te laten woningen per veld, de bouwregels (o.a. bouwhoogte) en de mate waarin andere functies kunnen worden toegelaten. In de specifieke uitwerkingsregels is verder opgenomen dat werkunits kunnen worden toegelaten. De werkunits mogen uitsluitend in combinatie met een woning worden opgericht. Hiervoor zijn speciale gebieden aangewezen. Verder mag tot een maximum van 25.000 m2 aan maatschappelijk gebouwd worden, uitsluitend in de noordelijke velden en veld 24. Hierbij valt te denken aan scholen, kinderdagverblijven, kerken en dergelijke.
Artikel 25 Leiding - Gas
De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen aardgas
door een hoofdtransportleiding.
Ter plaatse van de dubbelbestemming betreft de aardgasleiding de primaire functie. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden en de uitvoering van werken en/of werkzaamheden opgenomen. Hiervan kan onder voorwaarden van worden afgeweken.
Artikel 26 Leiding - Hoogspanning
De voor "Leiding - hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van elektriciteit door een ondergrondse
hoogspanningsleiding.
Ter plaatse van de dubbelbestemming betreft de ondergrondse hoogspanningsleiding de
primaire functie. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de
zone van deze leiding zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden en de uitvoering van
werken en/of werkzaamheden opgenomen. Hiervan kan onder voorwaarden van worden afgeweken.
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding
De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, naast de andere
voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het transport van elektriciteit
door een bovengrondse hoogspanningsleiding.
Ter plaatse van de dubbelbestemming betreft de bovengrondse hoogspanningsverbinding
de primaire functie. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor
de zone van deze leiding zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden en de uitvoering
van werken en/of werkzaamheden opgenomen. Hiervan kan onder voorwaarden van worden
afgeweken.
Artikel 28 Leiding - Riool
De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport naast de andere voor die gronden aangewezen
bestemmingen, tevens bestemt voor het transport van rioolwater.
Ter plaatse van de dubbelbestemming betreft de hoofdriooltransportleiding de primaire
functie. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van
deze leiding zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden en de uitvoering van werken
en/of werkzaamheden opgenomen. Hiervan kan onder voorwaarden van worden afgeweken.
Artikel 29 Leiding - Water
De voor "Leiding - Water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een hoofdtransportleiding.
Ter plaatse van de dubbelbestemming betreft de hoofdwatertransportleiding de primaire
functie. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van
deze leiding zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden en de uitvoering van werken
en/of werkzaamheden opgenomen. Hiervan kan onder voorwaarden van worden afgeweken.
Artikelen 30, 31, 32 en 33 - Waarde - Archeologie
Hiervoor zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen; Waarde - Archeologie (archeologisch
waardevol gebied), Waarde - Archeologie (hoge verwachting), Waarde - Archeologie (middelhoge
verwachting) en Waarde - Archeologie (lage verwachting).
Deze vier dubbelbestemmingen gelden voor de gebieden waarvoor bovengenoemde verschillende
archeologische verwachtingen gelden. De artikelen bevatten een aantal naast de andere
bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwregels en nadere eisen. De zones waarbinnen
sprake is van bovengenoemde archeologische verwachtingen zijn op de planverbeelding
nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de planverbeelding
aangegeven zone een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij
geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De
uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk
moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.
Artikel 34 Waarde - Landschap
De voor "Waarde - Landschap" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze
gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.
Door deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningstelsel van kracht voor het uitvoeren
van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent
dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden
uit te voeren zoals het afgraven of verlagen van de bodem en het vellen, rooien of
beschadigen van houtgewassen. Aantasting van het gebied wordt op deze wijze zoveel
mogelijk tegen gegaan.
Artikel 35 Waterstaat - Waterkering
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de op de noordelijke plangrens gelegen
Rijndijk. Deze dijk heeft als primaire bestemming waterkering. Ondergeschikt hieraan
zijn de ter plaatse op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Het oprichten van bouwwerken
en aanleggen van werken en dergelijke is toegestaan mits de waterkerende functie van
de gronden niet wordt aangetast.
Bedrijvenlijst
Bijlage Bedrijvenlijst Algemeen categorie 1 en 2
De in de bijlagen bij de regels opgenomen bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale
bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie Bedrijven en milieuzonering
(Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2009). Het betreft een selectie uit de volledige
opsomming van bedrijven, die is gebaseerd op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van
het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Om tot de SBI te komen is elk bedrijfstype beoordeeld op basis van een aantal milieucriteria,
die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof, geluid, gevaar en verkeer.
Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een afstand bepaald; deze afstand
is zodanig groot dat wanneer op die afstand van een gemiddeld modern bedrijf van dat
type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen aanmerkelijke hinder meer wordt
ondervonden van het betrokken soort milieubelasting.
Op grond van deze afstanden is een indeling opgesteld van bedrijfstypen in milieucategorieën.
In de bedrijvenlijst bij dit bestemmingsplan zijn alleen bedrijfstypen uit de twee
lichtste categorieën (categorie 1 en 2) opgenomen. Dit betreft bedrijfstypen die in
principe goed inpasbaar zijn in een woonomgeving.
De in de bedrijvenlijst genoemde afstanden dienen als indicaties te worden gehanteerd.
Dit betekent dat de bedrijvenlijst wel het middel is om te toetsen of een bedrijf
van een bepaald bedrijfstype op grond van het bestemmingsplan toelaatbaar is, maar
dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf sterk kan worden beïnvloed
door de ruimtelijke opzet en de feitelijke bedrijfsvoering. Dit dient te worden bezien
in het kader van de verlening van de benodigde vergunningen.
Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. De bestaande
bebouwing en functies worden conform het huidige legale gebruik en volume bestemd.
Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en
is realisatie stedenbouwkundig en planologisch nog aanvaardbaar, dan wordt volgens
die ruimere mogelijkheden bestemd.
In enkele gevallen vinden er wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie.
Deze wijzigingen hebben over het algemeen een beheersmatig karakter of zijn doorgevoerd
om binnen de bestaande ruimtelijke en functionele structuur meer flexibiliteit te
bewerkstelligen. Daarnaast kunnen wijzigingen voortkomen als gevolg van legalisering
van bestaand gebruik, mits dit planologisch wenselijk is.
In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op het geldende bestemmingsplan, de wijzigingen
o.a. naar aanleiding van modernisering etc. en op verleende vrijstellingen en afwijkingen.
In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. Hoewel het huidige bestemmingsplan conform de landelijke standaard is opgesteld kan het voorkomen dat in dit bestemmingsplan noodzakelijkerwijs aanpassingen of wijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van het huidige plan. Deze wijzigingen hebben niet zozeer betrekking op de juridische (gebruiks- en bouw)mogelijkheden maar meer op de naamgeving en verbeelding van de bestemmingen. Naast de wijzigingen vanuit de standaardisering is in de loop der jaren ook de methodiek van bestemmen binnen de gemeente Arnhem op kleine onderdelen gewijzigd. Daarnaast is er ook nieuwe wet- en regelgeving vooral met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten die moeten worden verwerkt in bestemmingsplannen.
Sinds de inwerkingtreding van het geldende bestemmingsplan en de de gedeeltelijke
herzieningen daarvan, zijn er in afwijking hiervan nog diverse ontwikkelingen mogelijk
gemaakt. Er zijn altijd juridische mogelijkheden geweest om af te wijken van het bestemmingsplan.
De afgelopen jaren is de naamgeving hiervan met nieuwe wetgeving gewijzigd van vrijstelling
(in de oude Wet Ruimtelijke Ordening-WRO), ontheffing (in de Wet ruimtelijke ordening-Wro)
en afwijking (in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht-Wabo).
In dit nieuwe bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' zijn deze verleende vrijstellingen,
ontheffingen en afwijkingen meegenomen en positief bestemd.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota 'beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen' zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota 'Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving
2011-2014'. De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen
worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht
te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin
wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving
en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt
in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk
wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is
onder meer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht,
buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal
op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie
van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk
het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking treden van een bestemmingsplan.
Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunningen voor
het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden
via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg en ook privaatrechtelijk
(burgers-bedrijven onderling). De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie
zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke
traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' is beheermatig van aard. Dit betekent dat de huidige (planologische) situatie zoveel
mogelijk opnieuw wordt vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen, waarvoor nog niet eerder
een planologisch kader is opgesteld, worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Opgenomen ontwikkelingen uit het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 zijn overgenomen
in dit veegplan.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 is tevens een exploitatieplan
vastgesteld. De gemeente is hiertoe verplicht omdat de grondexploitatiekosten niet
anderszins verzekerd zijn (art. 6.12 Wet ruimtelijke ordening). De wettelijke verplichting
voor het opstellen van een exploitatieplan volgt uit de inwerkingtreding van de Wet
ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008. De wet bevat een grondslag om kostenverhaal
te plegen. Indien een particuliere grondeigenaar wenst over te gaan tot zelfrealisatie
op gronden gelegen binnen het exploitatiegebied en indien het kostenverhaal niet verzekerd
is middels een grondexploitatieovereenkomst (anterieure overeenkomst), kunnen de kosten
op basis van het exploitatieplan, via een omgevingsvergunning voor bouwen, op de particuliere
grondeigenaar worden verhaald.
Bij dit bestemmingsplan wordt ook het exploitatieplan herzien. Dit betreft de 9e herziening van het Exploitatieplan Schuytgraaf 2011.
Artikel 3.1.1 Bro overleg en bewonersoverleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar Provincie en Waterschap de gemeente Overbetuwe . Daarnaast is het bestemmingsplan naar de Gasunie, Rijkswaterstaat, Tennet, ProRail, NS Railinfrastructuur gestuurd.
Waterschap Rivierenland
Het waterschap heeft in het kader van het vooroverleg op het plan gereageerd. Naar aanleiding van de reactie zijn enkele aanpassingen in het plan doorgevoerd.
Het ontwerp-bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' is voor een periode van zes
weken vanaf 23 november 2017 tot en met 3 januari 2018 ter inzage gelegd. Gedurende
deze periode zijn 9 zienswijzen ingediend, waarvan één mondeling.
Deze zienswijzen hebben deels geleid tot aanpassingen aan het plan. In de bijlage
bij het raadsbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is een overzicht van
deze aanpassingen opgenomen.
van het bestemmingsplan
Schuytgraaf, veegplan 2017
(plannummer: NL.IMRO.0202.919-0301)
Het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0202.919-0301 van de gemeente Arnhem.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdmassa aan elkaar gebouwd / verbonden is;
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. In het kader van dit bestemmingsplan worden onderscheiden:
een woning op of bij een agrarisch bedrijf behorende grond en uitsluitend dienend voor de huisvesting van een huishouden waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de agrarische bedrijfsvoering, noodzakelijk is;
Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
Overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.
Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.
De grens van een bestemmingsvlak.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Een grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter, niet worden meegerekend.
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning;
zoals bijvoorbeeld een atelier, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, dierentuinen en attractieparken]
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen.
Een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, kopieerservicebedrijf, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen.
Overdekte en eventueel uitgegraven ruimte langs een speelveld die dienst doet als beschutting voor coach, trainer, reservespelers en hun kleding en materialen;
Velling welke uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat.
Een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg of elkaar kruisende wegen;
Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
Een horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.
horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.
Een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
beeldende kunst waarbij kunstzinnig bedoelde ingrepen in het landschap zijn aangebracht;
Personen met een zodanige fysieke en geestelijke gesteldheid dat zij niet zelfstandig gevaar kunnen duiden dan wel dat zij niet in staat zijn om zelfstandig voldoende snel te kunnen vluchten;
Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen
Bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
Georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
Een naar het openbaar water gerichte, bij een bouwperceel behorende, zone, gekenmerkt door rietbegroeiing;
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Elementen in het openbaar gebied, welke kinderen aanleiding bieden om een spel te spelen of te verblijven, zonder dat er direct een speeltoestel is geplaatst. De speelaanleidingen dienen te voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen;
Een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
Een netwerk van paden ten behoeve van extensieve recreatie waaraan speelaanleidingen kunnen liggen;
Vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
Het beleid neergelegd in de nota 'van Rood naar Groen' (vastgesteld 26 juni 2000).
Het onder een helling aflopende gedeelte (talud) van het bouwperceel, met een minimale diepte van 3 meter, gelegen tussen en direct grenzend aan het horizontale deel van het perceel en de lager gelegen rietzone;
Detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstraling, zoals de verkoop van tuininrichtingsartikelen, meubelen, keukens, sanitair, (elektrische) fietsen, bromfietsen en scooters.
Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.
Een ruimte waarin een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf wordt uitgeoefend dat niet gekoppeld hoeft te zijn aan een woning;
Een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.
Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen mede geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;
Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De diepte van een gebouw, gemeten in het platte vlak loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor het veranderen van bouwgrenzen, al dan niet in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming, voor zover het betreft de gronden gelegen binnen een bouwvlak, in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De voor Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
Een afwijking als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
en ondergeschikt voor:
met de daarbij behorende:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en daaraan ondergeschikt voor:
met dien verstande dat bebouwing ten behoeve van horeca, waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm van 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
Op de in lid 8.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 onder b ten behoeve van de breedte van steigers en vlonders, mits:
De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en daaraan ondergeschikt voor:
Op de in lid 10.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen met inachtneming van het aangegeven bebouwingspercentage, maximumbouwhoogte en maximum aantal woningen, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
Per Bouwperceel: oppervlakte bouwperceel verminderd met de oppervlakte van de hoofdbebouwing |
Maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Groen - Landschap en park aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 12.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en ondergeschikt voor:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Onder gebruik van gronden in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
Het in lid 14.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 14.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende, gebouwen, overige bouwwerken zijnde, ontsluiting-, parkeer- en groenvoorzieningen.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder b. voor het vergroten van maximaal te bebouwen oppervlak tot maximaal 250 m2 en een bouwhoogte tot maximaal 9 meter, waarbij de goothoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
Afwijking als bedoeld in artikel 15.3.1 kan slechts worden verleend, mits
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de
afmetingen van de in lid 16.2, sub b. en c.bedoelde lichtmasten, ten einde onevenredige schade aan
de belangen van aan- en omwonenden te voorkomen.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van bouwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en de waterstaatkundige functie niet onevenredig wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.
De voor Water - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor
met daaraan ondergeschikt:
Op de in lid 21.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat ten behoeve van horeca:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 onder a ten behoeve van de bouw van een steiger groter dan 300 m2, mits:
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor:
en ondergeschikt voor:
Op de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumaantal wooneenheden, minimumgoot- en bouwhoogten, maximumgoot- en bouwhoogten en dakhelling, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, bijbehorende bouwwerken en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' de volgende regels:
waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | maximale oppervlakte bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 3a' de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 4' de volgende regels:
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 7' de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 8' de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 13' de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 15e' de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden:
In aanvulling op het gestelde in sublid 22.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 22b' de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1 ten behoeve van het toestaan van bedrijfsruimte in categorie 1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 'Bedrijvenlijst Algemeen' of daarmee gelijk te stellen bedrijven of activiteiten bij een woning met en maximum van 100 m2 worden gerealiseerd, mits:
met verstande dat deze bevoegdheid niet kan worden toegepast ter plaatse van de aanduiding
'overige zone: veld 17b1' en 'overige zone: veld 17b2'.
Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 17b1' en 'overige zone: veld 17b2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning):
Het in lid 22.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.6 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk onder de volgende voorwaarden:
De voor 'Centrum - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en wethouders werken de in lid 24.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders werken de in lid 24.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking afwijkingsbevoegdheden op te nemen met betrekking tot:
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van
gas met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met
de daarbij behorende belemmeringenstrook.
Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van
iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en
werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten
gevolgen:
De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het transport van electriciteit door een ondergrondse hoogspanningsleiding.
Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 26.1 genoemde bestemming.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 26.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en
werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten
gevolgen:
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor transport van electriciteit door een bovengrondse hoogspanningsleiding.
Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend hoogspanningsmasten tot een hoogte van maximaal 35 meter en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 27.1 genoemde bestemming worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere bestemming(en) tot een hoogte van maximaal 4 meter mits:
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het transport van afvalwater door een hoofdtransportleiding;
Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 28.1 genoemde bestemming.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in dit lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een hoofdtransportleiding.
Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
Op deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 29.1 genoemde bestemming.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in dit lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 29.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 30.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in lid 30.4.1, is niet van toepassing indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
De voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 31.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in lid 31.4.1, is niet van toepassing indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
De voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 32.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in lid 32.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
De voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 33.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in artikel 33.4.1, is niet van toepassing indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting) geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De in lid 34.4 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 34.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De als 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkering.
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 35.2, met inachtneming van de volgende regels:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze planregels geldt ten aanzien van de gronden gelegen binnen een wettelijke geluidszone:
dat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen mogen worden gebouwd, tenzij wordt voldaan aan de wettelijke voorkeurswaarde of een verkregen hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder.
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van agrarische bedrijven en een rioolwaterzuiveringsinstallatie.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen in de artikelen 3 tot en met 35 mogen geen woningen of andere geurgevoelige objecten worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in de lid 39.3.2 indien genoegzaam is aangetoond dat feitelijk en op grond van de juridisch vergunde situatie de belemmerende contour is opgeheven en het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van binnen of buiten het plangebied gelegen bedrijven daadwerkelijk is geëindigd, dan wel dat wordt aangetoond dat de milieuruimte van binnen en buiten het plangebied gelegen bedrijven zodanig is teruggebracht dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding 'milieuzone -geurzone' een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
Op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “overige zone - zichtlijn" zijn met een minimale breedte van 25 meter, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het bewaren van de openheid ter plaatse waardoor de zichtrelatie tussen de plekken en het landschap en vice versa blijft bestaan.
In afwijking van het bepaalde in artikel 39.5.2 mogen binnen de zichtlijn hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - centrale groenzone' zijn
behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het realiseren en handhaven
van een groenstrook, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van de waterberging.
De breedte van deze groenstrook bedraagt minimaal 4 meter, met een minimumoppervlak
van 3900 m2.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
De in lid 40.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats en ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen voor wat betreft een enigszins andere begrenzing van de velden, ander beloop van wegen en andere verkeersvoorzieningen, mits:
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 42.2 en 42.3:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 43.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 43.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in lid 43.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 43.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 43.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in lid 43.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bedrijvenlijst categorie 1 | |||
SBI - code | |||
2008 | |||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
9524 | 2 | Meubelstofferderijen b.o. < 200 m2 | |
41, 68 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
A | Verhuur van en handel in onroerend goed | ||
45,47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; | ||
45204 | B | Autobeklederijen | |
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
791 | Reisorganisaties | ||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | |
55 | LOGIES- MAALTIJDEN- EN DRANKVERSTREKKING | ||
5629 | Kantines | ||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
1814 | A | Grafische afwerking | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | ||
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
9101,9102 | Bibliotheken, musea, ateliers e.d. | ||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
A | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | ||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | ||
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | ||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | ||
Bedrijvenlijst categorie 2 | |||
SBI - code 2008 | nr. | omschrijving | |
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | ||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
141 | vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | ||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
162902 | kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | ||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
1814 | B | binderijen | |
1813 | grafische reproductie en zetten | ||
1814 | overige grafische activiteiten | ||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||
232, 234 | 0 | aardewerkfabrieken: | |
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | |
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
321 | fabricage van munten, sieraden e.d. | ||
322 | muziekinstrumentenfabrieken | ||
32991 | sociale werkvoorziening | ||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
562 | cateringbedrijven | ||
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
731 | natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | ||
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
591, 592, 601, 602 | studio's (film, tv, radio, geluid) |
Functie | Norm |
Rijwoning (huur) | 1,2/won ing |
Rijwoning (koop) | 1,5/woning |
Half vrijstaande, vrijstaande woning (vrije sector) | 1,7/woning |
Appartement < € 175.000,- | 1,2/appartement |
Appartement > € 175.000,- | 1,5/appartement |
Kamer (verhuur) | 0,6/kamer |
Serviceflat, aanleunwoning | 0,5/woning |
Studentenflat | 0,3/wooneenheid |
Winkel binnenstad | 2,25/100 m² b.v.o. |
Winkel Presikhaaf en Kronenburg | 3,5/100 m² b.v.o. |
Winkel wijk, buurt, dorp | 3,0/100 m² b.v.o. |
Grootschalige detailhandel (bouwmarkt, tuincentrum) |
6,5/100 m² b.v.o. |
Kantoren (geen ABC-locatie) met baliefunctie (commerciële dienstverlening) | 2,5 /100 m² b.v.o. |
Kantoren (geen ABC-locatie) zonder baliefunctie | 1,5/100 m² b.v.o. |
Bedrijven arbeidsextensief, bezoekersextensief (loods, opslag, groothandel) |
0,7/100 m² b.v.o. |
Bedrijven arbeidsintensief, bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats, transport) |
2,0/100 m² b.v.o. |
Bedrijven arbeidsextensief, bezoekersintensief (showroom) |
1,1/100 m² b.v.o. |
Garage, servicestation | 4,0/100 m² b.v.o. |
Bedrijfsverzamelgebouw | 1,4/100 m² b.v.o. |
Vergader-, congres-, beursgebouw, eventementenhal |
6,0/100 m² b.v.o. |
Hotel | 1,2/kamer |
Restaurant | 13,0/100 m² b.v.o. |
Café, bar, discotheek, cafetaria | 6,0/100 m² b.v.o. |
Bioscoop, theater, schouwburg | 0,25/zitplaats |
Museum | 0,7/100 m² b.v.o. |
Bibliotheek | 0,7/100 m² b.v.o. |
Peuterspeelzaal, dagverblijf, crèche | 1,0/100 m² b.v.o. exclusief halen/brengen |
Basisonderwijs | 1,0/leslokaal exclusief halen/brengen |
Voortgezet onderwijs Vbo, HAVO, VWO) | 1,0/leslokaal |
Avondonderwijs | 1,0/student |
Beroepsonderwijs (MBO, ROC, WO, HBO) | 6,0/lokaal + 20/collegezaal |
Gymnastieklokaal | 10,0/eenheid |
Sporthal | 3,0/100 m² b.v.o. |
Dansstudio, sportschool | 4,0/100 m² b.v.o. |
Squashbaan | 1,5/baan |
Tennisbaan | 3,0/baan |
Sportveld | 20,0/ha. |
Zwembad | 10,0/100 m² bassin |
Bowlingbaan, biljartzaal | 2,0/baan, tafel |
Manege | 0,5/box |
Volkstuin | 0,3/perceel |
Ziekenhuis | 1,6/bed |
Verpleeg-, verzorgingstehuis | 0,6/wooneenheid |
Arts, maatschap, kruisgebouw, therapeut | 2,0/behandelkamer (minimum 3 parkeerplaatsen) |
Cultureel centrum, wijkgebouw | 2,0/100 m² b.v.o. |
Kerk, moskee, religiegebouw | 0,15/zitplaats |
Begraafplaats, crematorium | 30,0/eenheid (gelijktijdige begrafenis, crematie) |
Tabel B1: Parkeernormen gemeente Arnhem 2003 - 2010
Opmerkingen bij de tabel:
Bij deze berekeningen wordt uitgegaan van 25% parkeren op eigen terrein. Wanneer het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein 10% meer is, wordt de parkeernorm met 0,05 verhoogd en afgerond. Zo geldt, uitgaande van de norm voor Rijwoning (koop):
Parkeernorm 1,5 bij 25% parkeren op eigen terrein
Parkeernorm 1,6 bij 35% parkeren op eigen terrein
Parkeernorm 1,6 bij 45% parkeren op eigen terrein
Parkeernorm 1,7 bij 55% parkeren op eigen terrein
Parkeernorm 1,7 bij 65% parkeren op eigen terrein
Parkeernorm 1,8 bij 75% parkeren op eigen terrein
Parkeernorm 1,8 bij 85% parkeren op eigen terrein
Parkeernorm 1,9 bij 95% parkeren op eigen terrein.