Velperweg e.o.    

Toelichting     

bij het bestemmingsplan

'Velperweg e.o.'

(plannummer: NL.IMRO.0202.807-0301)

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Situering en begrenzing plangebied     

Het plangebied Velperweg e.o. ligt in het noordoosten van Arnhem en wordt begrensd door de Rosendaalsestraat, de Kloosterweg en de Rosendaalseweg aan de noord(west)zijde, de Europaweg E35/A12 aan de noordoostzijde en de spoorlijn Arnhem-Zevenaar-Zwolle aan de zuid(oost)zijde.

Het plangebied omvat de buurten Molenbeke, Velperweg Noord, fabrieksterrein Enka (AKZO-terrein), Angerenstein, Plattenburg en Paasberg. In afbeelding 1.1 is een topografische kaart opgenomen waarin de ligging van het plangebied (rode omlijning) in de stad wordt weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorend bij dit plan.

verplicht
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in Arnhem

1.2 Aanleiding en doel     

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat bestemmingsplannen binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw moeten worden vastgesteld door de gemeenteraad. De bestemmingsplannen 'Molenbeke e.o' en 'Angerenstein-Plattenburg' zijn niet meer actueel en vormen de directe aanleiding voor dit actualiserende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan geeft invulling aan de actualisatieverplichting uit de Wro. Daarnaast voldoet dit nieuwe bestemmingsplan aan de verplichting die sinds 1 januari 2010 van kracht is om bestemmingsplannen digitaal te vervaardigen en digitaal beschikbaar te stellen.

Er bestaat de wens om bestemmingsplannen te maken voor grotere gebieden voor meerdere wijken. Dit met als doel het aantal bestemmingsplannen met bijbehorende procedures te verminderen en voor een volledige gebied te beschikken over één eenduidig en helder juridisch-planologisch kader.

Dit bestemmingsplan omvat alle gronden die gerekend worden tot de wijk Velperweg e.o. plus de bebouwing gelegen ten zuid(oost)en van de Rosendaalsestraat. Het gaat om de buurten Molenbeke, Velperweg Noord, fabrieksterrein Enka (AKZO-terrein), Angerenstein, Plattenburg en Paasberg.

Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Inhoudende dat het plan ten aanzien van de bestaande 'stedelijke functies' is gericht op het 'conserveren' of 'beheren' van de bestaande situatie in het plangebied, oftewel de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn in dit plan in beginsel overgenomen. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan dan ook niet mogelijk gemaakt (zoals de herontwikkeling van het ING-pand aan de Velperweg). Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat hiervoor van het geldend bestemmingsplan is afgeweken of wijzigingen in de gemeentelijke systematiek, zijn wel meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar hoofdstuk 5. Overigens betekent dit niet dat het op te stellen bestemmingsplan geen enkele ontwikkeling mogelijk maakt. Kleinschalige ontwikkelingen blijven op basis van het bestemmingsplan wel mogelijk. Het gaat bijvoorbeeld om het bieden van mogelijkheden om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouw- en gebruiksregels.

1.3 Opzet bestemmingsplan     

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, het Besluit omgevingsrecht en de Erfgoedwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende plannen     

Binnen het plangebied van het op te stellen bestemmingsplan is sprake van diverse geldende bestemmingsplannen. Het voert te ver om alle geldende plannen en de daarin opgenomen bestemmingen uitgebreid toe te lichten. Daarom wordt hierna middels een tabel uitsluitend aangegeven wat de geldende plannen zijn die middels dit bestemmingsplan, voor zover de gronden onderdeel uitmaken van het plangebied, worden herzien.

Bestemmingsplannen Vastgesteld op:
Molenbeke e.o. 26-09-2005
Akzo e.o. 30-05-2011
Bella Vista 26-01-2015
Angerenstein-Plattenburg 13-12-2004
Rosendaalsestraat 482 24-11-2014
Paasberg e.o. 2012 25-06-2012
Parapluplan Vastgesteld op:
Leemlagen 29-06-2015

Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan zullen de hiervoor genoemde geldende plannen, voor zover onderdeel uitmakend van het plangebied, en de daarin opgenomen bestemmingen komen te vervallen en worden vervangen door de bestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie     

2.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaand stedelijk gebied betreft, zal in dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de historische en huidige situatie.

2.2 Historische ontwikkeling     

Het noordelijk grondgebied van de gemeente Arnhem is voornamelijk gevormd in het Pleistoceen gedurende de voorlaatste ijstijd. De ijsmassa die toen ons land bereikte, heeft vanuit het noordoosten de bodem opgestuwd. In de laatste ijstijd stroomde het smeltwater weg via het Betuwedal, op zijn weg naar beneden de toplaag van de bevroren bodem eroderend. Zo werden in de flank van de stuwwal diepe dalen uitgeschuurd die 'droge dalen' worden genoemd.

De Velperweg en de Rosendaalseweg zijn de oudste wegen in het plangebied. Zij vormden de verbindingen met het noordoosten. De twee wegen waren aangelegd op de hoger gelegen delen. De Vosdijk leidde naar de weilanden van Het Velperbroek. De agrarische functie van het plangebied (bouwland op de hogere delen en weiland op de lagere) maakte vanaf ± 1850 geleidelijk aan plaats voor landhuizen. De oorzaak lag in de groei van het aantal bewoners van Arnhem en de behoefte aan ruime bouwterreinen die niet beschikbaar waren in de stad zelf. De aanleg van de spoorlijnen naar Duitsland en Zutphen rond 1860, is in belangrijke mate bepalend geweest voor het gebied. De Velperweg was van oudsher een uitvalsweg met voorname villa's en landgoederen. Voor minder gegoeden was aanvankelijk alleen sprake van woningbouw aan de noordkant van de Velperweg (Velperweg Noord, achter de lintbebouwing).

Het plangebied omvat de buurten Molenbeke, Velperweg Noord, fabrieksterrein Enka (AKZO-terrein), Angerenstein, Plattenburg en Paasberg. Hierna wordt per buurt een korte historische beschrijving gegeven.

Molenbeke - Velperweg Noord

De naast het AkzoNobel-terrein gelegen buurt Molenbeke is in de jaren dertig van de twintigste eeuw ontstaan. Toch bevond zich hier al in de tweede helft van de zestiende eeuw een vrij intensieve bebouwing. Deze concentreerde zich langs de huidige Velperweg en zal voornamelijk hebben bestaan uit boerderijen en bedrijfjes (watermolens). De buurt dankt zijn naam aan de Molenbeek, een kleine beek, die in westelijke richting langs de Velperweg en door het Spijkerkwartier richting de singelgrachten stroomt. Het verloop van de beek is op enkele plaatsen in de buurt nog zichtbaar. Het deel van de beek dat door het huidige Spijkerkwartier stroomde werd de Rietebeek genoemd.

De buurt kent voor het grootste deel een vrij jonge bebouwing, daterend uit het tweede kwart en het midden van de twintigste eeuw, tot stand gekomen na verkaveling van de restanten van het oude landgoed Molenbeke (1827). Veel van de huizen in de nieuwe woonwijk werden bewoond door het middenkader en de arbeiders van de naastgelegen AKU, de voorloper van AKZO. Langs de noordelijke en oostelijke flanken van het gebied bevindt zich oudere bebouwing, vooral aan de Velperweg (voormalige villabebouwing).

Fabrieksterrein Enka (AkzoNobel-terrein e.o.)

De Velperweg waaraan de locatie van AkzoNobel is gelegen, was van oudsher een uitvalsweg met voorname villa's en landgoederen. Op de AkzoNobel-locatie zijn deze allemaal verdwenen ten gunste van het bedrijfsterrein. Vandaag herinnert bijvoorbeeld de naam van het deelgebied Fontanus-Nova (in de noordwestelijke hoek van het AkzoNobel-terrein) nog aan de verdwenen villa's en landgoederen. De ontwikkeling naar fabrieksterrein startte in 1911 toen de NV Nederlandsche Kunstzijdefabriek werd opgericht. In de jaren twintig van de vorige eeuw vonden onder de naam AKU/ENKA grootschalige uitbreidingen plaats, ingegeven door het enorme succes van de onderneming. De expansie zette zich voort in de jaren vijftig, onder meer met de bouw van een fors centraal kantoorgebouw, waarvoor oude villa's moesten wijken, zoals "de Enk", die overigens wel zijn naam gaf aan het gebouw. Ontwerper van dit hoofdkantoor was Prof. Ir. H.T. Zwiers, voor WO II een aanhanger van de Amsterdamse en later de Delftse School. In 1969 fuseerde de AKU met Koninklijke Zout Organon en ging het bedrijf AKZO heten. In 1985 werd besloten tot de bouw van een nieuw hoofdkantoor, waarmee de sloop van de laatste villa's werd gerealiseerd. Het gebouw is opgebouwd uit meerdere deelvolumen, die verwijzen naar de oorspronkelijke villabebouwing. AKZO nam in 1994 Nobel Industries over, waardoor Akzo Nobel ontstond. Na overname van het Britse concern ICI in 2007 werd Akzo Nobel AkzoNobel. Een deel van het AkzoNobel terrein werd in 2002 verkocht. Inmiddels is het hoofdkantoor van AkzoNobel in Amsterdam gevestigd en is het oude hoofdkantoor in oude glorie hersteld en verbouwd tot appartementen onder de naam "De Grote Enk".

Angerenstein

De buurt die we nu Angerenstein noemen kwam grotendeels tot stand op de gronden van de voormalige landgoederen Klarenbeek en Angerenstein. Deze landgoederen kennen een historie die teruggaat tot de Middeleeuwen, toen zij deel uitmaakten van het bezit van de abdij van Prüm.

Bewoning van landgoed Angerenstein is pas vanaf 1480 te volgen. Opeenvolgende eigenaren voegden in de loop der tijd meer gebouwen (oranjerie, koetshuizen etc.) toe aan het gebouw dat in de achttiende eeuw een strak en sober karakter had en grotendeels door water omgeven werd. Tegenwoordig is het huis verbouwd tot appartementen. Het buitenaanzicht is hersteld tot de staat waarin het voor 1913 verkeerde. De fraaie vijverpartijen, de cascades en de verscheidenheid aan bomen dateren uit de beginperiode van het landgoed en hebben al eeuwen een grote indruk bij mensen achtergelaten.

Op Klarenbeek heeft vanaf 1342 een karthuizerklooster gestaan - Monnikhuizen- dat was gesticht door de Gelderse graaf Reinoud II. Pas in 1642 werd Klarenbeek een landgoed toen Huis Klarenbeek werd gebouwd. In de loop der tijd werd het terrein in de Engelse landschapsstijl omgevormd, met schitterende panorama's zoals ze nu nog zijn te ervaren in Park Klarenbeek. Het landgoed kwam in 1886 deels in handen van de gemeente, maar Huis Klarenbeek is in 1945 door het oorlogsgeweld verloren gegaan.

Al in de vroege twintigste eeuw was er in het huidige Angerenstein losse bebouwing te vinden langs de toenmalige Oude Velperweg (merendeels villa's) en incidenteel langs de Rosendaalsestraat. Rond 1910 raakte de noordzijde van de Raapopseweg bebouwd met aaneengesloten stedelijke herenhuizen en winkels met bovenwoningen. In dezelfde periode werd in de hoek tussen de Velperweg en de Huijghenslaan een nieuwe buurt met verschillende typen huizen voor de hogere middenstand gepland.

Het gebied ten noorden van de Huijghenslaan is volgens een partieel uitbreidingsplan uit de jaren dertig ontwikkeld. Dit plan leidde tot de aanleg van een eenvoudig en rationeel stratenplan met de hoofdrichting evenwijdig aan de Huijghenslaan. Hierbij werd rekening gehouden met het landschappelijk schoon van het landgoed; vandaar dat niet alleen het huis Angerenstein en het omringende park gehandhaafd zijn, maar dat bijvoorbeeld ook een straat als de Julianalaan aan één zijde nog gekenmerkt wordt door een brede berm.

Plattenburg

Plattenburg is de naam van een landgoed dat al voor de achttiende eeuw ontstond tussen de Velperweg en de graslanden van Het Arnhemsche Broek. In 1865 werd de spoorlijn Arnhem-Zutphen door het gebiedje heen getrokken. Het huis Groot Plattenburg kwam nu net ten zuiden van de spoorlijn te liggen, terwijl het huis Klein Plattenburg net ten noorden ervan lag, aan de Plattenburgerweg (ongeveer ter hoogte van nr. 46), die op zijn minst al uit de achttiende eeuw dateert. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden langs de (Oude) Velperweg veel villa's gebouwd, waar er nu nog verschillende van staan. Rond 1900 werd de Velperweg ten noorden van de huidige Oude Velperweg rechtgetrokken, waarna ook hieraan villa's verrezen. Het beleid van het gemeentebestuur was er tot 1914 op gericht Arnhem zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor mensen die hun fortuin in Indië hadden gemaakt en voor andere renteniers. Zij kochten of bouwden hun villa's bij voorkeur aan de Velperweg. Veel van de panden zijn rond 1920 gebouwd, als twee-onder-een-kap villa's met ruime tuinen. Aan de Oude Velperweg werden in deze periode op kavels tussen bestaande villa's middenstandswoningen gebouwd, in rijtjes van twee tot zes woningen. In de loop van de twintigste eeuw werden op verschillende plekken in de buurt nieuwe complexen woningen gebouwd, zowel voor arbeiders als voor de middenstand.

Paasberg

In de ontstaansgeschiedenis van Paasberg komt een aantal landgoederen voor die tot op de dag van vandaag hun sporen nalaten in de buurt. Allereerst landgoed Presikhaaf, één van de oudste historische plekken van Arnhem, omdat de monniken van de Sint Salvatorabdij in Prüm hier al in 893 een stuk grond bezaten. Het zich door de eeuwen heen uitdijende landgoed, werd met de aanleg van de spoorlijn naar Zutphen in 1865 in tweeën gedeeld. Het afgesneden noordelijke gedeelte (onderdeel van het tegenwoordige Paasberg) werd in 1879 verkocht. Vanaf 1882 werd er een wandelpark aangelegd als onderdeel van de Vogel- en Plantentuin aan de Velperweg. Op het negen hectare grote terrein met fraaie beplantingen en volières, "Recreatietuin" genoemd, kon men diverse sporten beoefenen. Bovendien waren er verschillende culturele accommodaties, zoals een muziektent, tentoonstellingsruimtes en een grote concertzaal. Een lang leven was de Vogel- en Plantentuin niet beschoren. In 1894 werd de exploitatie wegens tegenvallende belangstelling gestaakt, waarna het complex in gebruik was als o.a. sanatorium en nonnenklooster. In 1974 werd het complex gesloopt en verrees er een modern verpleeghuis, het huidige Regina Pacis; welke recentelijk ook weer is vervangen. Een groot deel van de landschappelijke parktuin bleef intact. Van de negentiende-eeuwse aanleg resteren thans vele fraaie groenelementen, een groot deel van de waterpartijen en een deel van het wandelpadenpatroon. Van de oorspronkelijke bebouwing resteert afgezien van het voormalige koetshuis (Velperweg 160-162-164) niets.

Landgoed Bronbeek (1819), één van de negentiende-eeuwse villa's die Arnhem rijk is, is het tweede landgoed dat hier genoemd moet worden. In 1853 kocht koning Willem III het landgoed en liet de basis voor het huidige hoofdgebouw bouwen. In 1859 besloot de koning het landgoed en de villa aan de Staat te schenken op voorwaarde dat zij zou worden ingericht als militair invalidenhuis. In 1863 kreeg het gebouw zijn huidige vorm. Op dit moment is het een verzorgingstehuis voor het toenmalige Oost-Indische leger en oud militairen van andere krijgsmachtonderdelen.

De woonbuurt Paasberg werd vanaf ca. 1925 aangelegd, nadat de gemeente Arnhem in 1921 enkele terreinen had aangekocht van de familie Van Pallandt, die woonde op het landgoed Rennen Enk (het huidige Insula Dei). Een aantal oude zandpaden werd bij de ontwikkeling van de nieuwe woonbuurt als onderlegger gebruikt voor het stratenplan. De Velperweg was al een eeuwenoude weg, met groot verkeersbelang. Het Gemeentelijk Grondbedrijf ontwierp onder leiding van Brinkman Visser een plan voor een tuindorp met een hoofdstraat evenwijdig aan de Bronbeeklaan en haaks daarop korte rechte woonstraten.

De buurt is gelegen op de stuwwal van het Veluwe-massief, tegen de zuidelijke flank van de Paasberg. Hierdoor loopt het terrein voor het grootste deel met een lichte helling op naar het noorden. Het hoogteverschil is ca. 40 meter. De buurt heeft als geheel een zeer groen karakter, zoals van een tuindorp verwacht mag worden, vanwege de vele particuliere siertuinen (voor- en achtertuinen bij elk pand, en vaak doorzichten tussen de panden door), het openbare groen (voornamelijk laanbeplanting) en het vele groen van de aangrenzende gebieden.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur     

2.3.1 Ruimtelijke structuur     

Het plangebied Velperweg e.o. kenmerkt zich door een verscheidenheid aan functies en aan karakteristiek. De Velperweg, als belangrijke stedelijke radiaal, doorkruist het plangebied van west naar oost. Het beeld van de Velperweg verandert sprongsgewijs van een stedelijke boulevard dichtbij het centrum met overwegend (grote) kantoren (o.a. voormalige woonvilla's) naar een laan met veel groen, met grote vrijstaande en twee-onder-één-kap bebouwing.

De woongebieden Molenbeke, Angerenstein, Plattenburg, Paasberg en Velperweg kenmerken zich in hoofdzaak door jaren 30 bouw (20e eeuw) en bestaan - met uitzondering van Plattenburg - voornamelijk uit koopwoningen. De straten zijn ruim opgezet en hebben een groene uitstraling. Langs de Velperweg zijn een viertal grote zorginstellingen aanwezig. Het betreft Vreedenhoff en Regina Pacis aan de zuidzijde en Insula Dei en Bronbeek aan de noordzijde. Bij de kruising Raapopseweg – Van der Helllaan is het centrumgebied van de wijk, met diverse winkeltjes, aanwezig. Het gebied ten zuiden van de Velperweg, o.a. het voormalig AKZO-terrein en de buurt Plattenburg, is een wisselend gebied met een verscheidenheid aan functies (rij- en gestapelde woningen, bedrijven etc). Aan de noordkant en dan met name in de buurt Paasberg zijn veel onderwijsvoorzieningen aanwezig. Voorts wordt het plangebied min of meer in het midden van noord naar zuid doorsneden door park Angerenstein en de uitlopers daarvan.

Het voormalige AKZO (nu AkzoNobel)-terrein is tussen de genoemde woonbuurten een "vreemde eend" in het plangebied. Het terrein heeft een historie als kantoor-bedrijventerrein in een omgeving direct nabij het centrum van de stad en nabij een directe woonomgeving. Op dit moment zijn er plannen voor transformatie van delen van het terrein. Het voormalig hoofdkantoorgebouw van de AKZO is inmiddels omgezet naar woningbouw (appartementen).

De afgelopen jaren hebben er op verschillende plaatsen in de wijk herontwikkelingen plaatsgevonden. Het gaat hierbij onder meer om het plan "Bella Vista", waarbij woningbouw is gerealiseerd op een voormalig gedeelte van het AKZO-terrein.

2.3.2 Functionele structuur     

In voorgaande paragraaf is integraal ingegaan op de stedenbouwkundige invulling van de wijk. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de functionele structuur binnen het plangebied. In de voorgaande paragraaf zijn diverse functies al benoemd en toegelicht, om herhaling te voorkomen worden deze functies in deze paragraaf slechts kort benoemd en eventueel toegelicht.

Wonen

Wonen is de voornaamste functie in het plangebied. In voorgaande paragrafen is uitgebreid ingegaan op de opbouw van de verschillende woonbuurten en de wijk in algemeenheid.

Maatschappelijke voorzieningen

Binnen het plangebied komen verhoudingsgewijs veel maatschappelijke voorzieningen voor. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om kinderdag- en buitenschoolse opvang, onderwijsinstellingen (basis-, beroep- en (speciaal) voortgezet onderwijs), gezondheidcentra (apotheek en praktijken), religieuze instellingen en woonzorgcentra. De maatschappelijke voorzieningen zitten niet geconcentreerd, maar verspreid over het gehele plangebied. Wel opvallend is dat onderwijsvoorzieningen met name zitten gevestigd in het woongebied Paasberg.

Detailhandel en dienstverlening

Binnen het plangebied zijn een beperkt aantal detailhandelsvestigingen aanwezig. Deze vestigingen zijn geconcentreerd op één locatie aan de Raapopseweg- Van der Helllaan. Het gaat onder meer om een kledingwinkel, een gameshop en een bakkerij.

In het plangebied komen diverse dienstverlenende instellingen voor, het gaat hierbij zowel om persoonlijke als zakelijke dienstverlening. De persoonlijke dienstverlenende bedrijven, waarbij het gaat om onder meer tandartspraktijken, kapsalons en soortgelijke voorzieningen, zijn vooral gevestigd aan de Raapopseweg en de Van der Helllaan. De zakelijke dienstverlening, bestaande onder meer uit adviesbureau's, accountants- en makelaarskantoren, zijn vooral gevestigd aan de Velperweg.

Bedrijven

Binnen het plangebied komen er, naast aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, enkele bedrijven voor. Het gaat hierbij onder meer om de bedrijven op het AkzoNobel-terrein (AkzoNobel, Nederlandse Gasunie en Teijin Aramid BV) en om de bedrijven aan de Plattenburgerweg en de Schaapsdrift. Het gaat in vrijwel alle gevallen om lichte bedrijvigheid tot en met milieucategorie 1 of 2, uitsluitend Teijin Aramid is aan te merken als een bedrijf in een hogere milieucategorie (cat. 3.2). Tot slot zijn er verspreid in het plangebied diverse nutsvoorzieningen aanwezig.

Horeca

In het plangebied komen twee zelfstandige horeca-ondernemingen voor. Het betreft het congres- en reüniecentrum Kumpulan aan de Velperweg 147d en het restaurant Villa Velperweg aan de Velperweg 23. Ten aanzien van Kumpulan word opgemerkt dat het, gelet op de horeca-activiteiten die ter plekke plaatsvinden, in hoofdzaak een restaurant betreft.

Sport- en recreatieve voorzieningen

Binnen het plangebied zijn diverse mogelijkheden voor (extensieve) dagrecreatie onder meer in de vorm van wandelen, sporten en spelen. Daarnaast zijn er in het plangebied twee grootschalige sportvoorzieningen aanwezig, te weten Tennispark Molenbeke en Sportpark De Paasberg (o.a. voetbal, boksen en korfbal).

Overige functies

Tot slot komen er in het plangebied enkele functies voor welke niet onder te brengen zijn in de hiervoor genoemde categorieën. Het gaat hierbij onder meer om het verzetsmuseum gevestigd aan de Velperweg 147.

2.4 Verkeer en parkeren     

2.4.1 Verkeersstructuur     

Het plangebied ligt globaal tussen de Rosendaalsestraat, de Kloosterweg en de Rosendaalseweg aan de noordwestzijde, de Europaweg E35/A12 aan de noordoostzijde en de spoorlijn Arnhem-Zevenaar-Zwolle aan de zuidoostzijde.

De Huijghenslaan, Raapopseweg, Wichard van Pontlaan, Vosdijk, Van Remagenlaan, Rosendaalsestraat-Rosendaalseweg en het stukje Oude Velperweg, tussen Wichard van Pontlaan en Velperweg, hebben een bovenwijks karakter. De Velperweg zelf betreft een belangrijke stedelijke invalsweg. Op deze zogenoemde gebiedsontsluitingswegen is 50 km/u de maximum toegestane snelheid. Het meeste verkeer rijdt via deze wegen naar de tussen- en langsliggende verblijfsgebieden. Deze woongebieden zijn aangemerkt als 30 km/u-zones.

2.4.2 Parkeren     

Het Arnhems parkeerbeleid richt zich vooral op het tegengaan (voorkomen) van parkeeroverlast en op het stimuleren van intensief ruimtegebruik. Bij kantoren en bedrijven wordt vooral op eigen terrein geparkeerd. Bij woningen wordt zowel op eigen terrein (oprit, garage) als langs de openbare wegen geparkeerd. In de bestaande situatie is er in het plangebied geen sprake van een onacceptabele parkeerdruk. Er is dan ook geen gereguleerd parkeren; alle openbare parkeergelegenheid is onbetaald en door iedereen te gebruiken.

Voor nieuwbouw en herontwikkelingen wordt het benodigde aantal parkeerplaatsen bepaald met parkeernormen. De parkeernormen volgen uit de vastgestelde 'Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003'.

2.4.3 Openbaar vervoer     

Het plangebied is prima bereikbaar per openbaar vervoer. Buslijnen gaan over de Wichard van Pontlaan en de Velperweg (3 à 6 lijnen). Ook rijden bussen via de Raapopseweg (3 lijnen) en de Rosendaalseweg (2 lijnen). Alle bussen rijden meerdere keren per uur in beide richtingen.

Direct ten zuiden en zuidwesten van het plangebied ligt respectievelijk treinstation Arnhem Presikhaaf (spoorlijn Arnhem - Zutphen) en Arnhem Velperpoort (spoorlijnen Arnhem – Zwolle en Arnhem – Zevenaar/Winterswijk). Daardoor is er ook per spoor, met minimaal twee (stop)treinen per uur per richting, sprake van een goede bereikbaarheid.

2.5 Groenstructuur     

Wat betreft groenstructuur is er in het plangebied duidelijk een tweedeling waarneembaar.

In het gebied ten zuid(westen) van de Julianalaan en woonzorgcentrum De Vreedenhoff zijn een aantal kleine groenvoorzieningen aanwezig. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om laanbeplanting en plantsoenen.

Het gebied gelegen ten noord(oosten) van de Julianalaan en woonzorgcentrum De Vreedenhoff kenmerkt zich door het grootschalig groene karakter. In dit gebied zijn diverse robuuste groenstructuren aanwezig, veelal in de vorm van parken. De parken Angerenstein en Rennen Enk vormen een aaneengesloten groengebied. Het zijn intensief gebruikte wandelparken. Ze worden gekenmerkt door kleine hoogteverschillen en bezitten fraaie vijverpartijen, cascades en een verscheidenheid aan bomen. Het park Sacré Coeur behoort bij het verpleeghuis Regina Pacis. Het is een park in landschappelijke stijl met cultuurhistorische waarde. Diverse oude bomen, de vijverpartijen en slingerende paden maken het tot een aantrekkelijk verblijfsgebied. Daarnaast is het landgoed Bronbeek ingericht als park met veel bomen, een waterpartij met fontein en diverse standbeelden. Tot slot is het dal van de Beek op de Paasberg één van de mooiste beekdalen van Arnhem. Het beekdal wordt gekarakteriseerd door tamelijk steile wanden en vormt de verbinding tussen de Veluwezoom en de parken Rennen Enk en Angerenstein.

2.6 Water     

In het plangebied komt nagenoeg geen (grootschalig) oppervlaktewater voor, wel stromen er door het gebied drie van belangzijnde beken, te weten de Klarenbeek-Molenbeek, de Beek op de Paasberg en de Bronbeek. Deze beken, zogenaamde sprengbeken, worden gevoed door lokaal grondwater. Daar waar dit water van nature aan het oppervlak komt, zijn bijzondere en waardevolle natte natuurgebiedjes ontstaan. In paragraaf 4.7 wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- en beleidskader     

3.1 Inleiding     

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

3.2 Ruimtelijk beleid     

3.2.1 Rijksbeleid     

3.2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

De SVIR schetst het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en 2040. De SVIR markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt Arnhem deel uit van één van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'; expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem als onderdeel van de aanwezige topsector ' Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.

3.2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking     

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.

3.2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

3.2.2 Provinciaal beleid     

3.2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland     

Algemeen

De provincie Gelderland heeft een nieuwe integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gelderland. Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld.

In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking,
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

Regio Arnhem Nijmegen

Regio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:

  • het grootste stedelijke netwerk van Oost-Nederland;
  • hoge kwaliteit van het voorzieningenniveau;
  • kennisinstellingen: universiteit en hogescholen;
  • de strategische ligging halverwege de Randstad en het Ruhrgebied;
  • economische kracht: brede basis en topsectoren;
  • goede bereikbaarheid over weg, water en spoor;
  • de combinatie van stedelijke kwaliteiten en een mooie natuurlijke omgeving.

De kwaliteiten van de regio bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee ook de concurrentiepositie van Gelderland in internationaal en nationaal verband. De innovatieve kwaliteiten bepalen de potenties van de regio.

De inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de regio. De gezamenlijke inspanningen richten zich op vier speerpunten:

Innovatie en economische structuurversterking

- Topsector Health, Energie- en Milieutechnologie;

- creatieve industrie, logistiek, agro, toerisme;

- innovatie en samenwerking; overheid, ondernemingen, kennisinstellingen.
Bereikbaar en verbonden

- een goed bereikbare regio;

- verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor;

- voorkomen, benutten, bouwen.
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking

- het belang van de bestaande woningvoorraad;

- het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk;

- voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren.
Gebiedskwaliteiten benutten

- kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden

Ten aanzien van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is met name het thema Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking van belang.

Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking

Er zijn nog veel nieuwe woningen nodig in de regio. In relatie tot versterking van de stedelijke structuur is het echter van groot belang welke bouwplannen als eerste gerealiseerd worden. Concentratie op de as Nijmegen-Arnhem (het stedelijk kerngebied), in relatie tot de OV-knooppunten, heeft hierbij voor de provincie prioriteit boven ontwikkeling op de flanken, omdat dat het beste bijdraagt aan versterking van de stedelijke structuur (met name afronding van Vinex-locaties in het middengebied). Naast nieuwbouw is de bestaande woningvoorraad minstens zo belangrijk. Hoe kunnen de kwaliteiten van de bestaande woningvoorraad worden benut en vergroot om de (toekomstige) vraag op de woningmarkt te beantwoorden?

Op het schaalniveau van wijken en kernen speelt het belang van voorzieningen, zowel commerciële als maatschappelijke voorzieningen. Voor de vitaliteit en leefbaarheid zijn goede en bereikbare voorzieningen van groot belang.

Voor detailhandel heeft de regio een visie met afspraken vastgesteld om een overaanbod, met alle negatieve gevolgen van dien voor de bestaande detailhandelstructuur, te voorkomen. De provincie is in principe bereid, mits sprake is van kwalitatieve verbeteringen, de regionale afspraken te onderschrijven. Ten aanzien van kantoren geldt dat er sprake is van overaanbod. De provincie wil een vergroting van het overaanbod voorkomen door nieuwe uitbreidingen slechts beperkt toe te staan.

3.2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland     

De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een intrekgebied (grondwaterwinning). Hierdoor is met name artikel 2.6.3.1 van belang.

Artikel 2.6.3.1 Intrekgebied

In een bestemmingsplan krijgen intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.

3.2.3 Gemeentelijk beleid     

3.2.3.1 Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040 (vastgesteld door raad, december 2012)     

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad. In december 2012 is de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld door de gemeenteraad.

De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'.

In deze nieuwe structuurvisie wordt op de eerste plaats de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de stad gekarakteriseerd, aansluitend wordt het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief aan de hand van een aantal principes benoemd. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief is uitgewerkt in een aantal thema's die van belang zijn voor de ruimtelijke koers van de stad en in bestaande ruimtelijke milieus en koersgebieden (ontwikkelingen).

Het plangebied is wat betreft typologie ruimtelijke milieu's in meerdere perioden gelegen, van globaal 1880 tot 1970. Voor een nadere omschrijving van de gebieden wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van deze toelichting. Binnen het plangebied is uitsluitend het AKZO-terrein als zijnde koersgebied (transformatie) opgenomen.

3.2.3.2 Visie op Transformatie (vastgesteld door raad, 2 november 2015)     

De tijd dat er grootschalige nieuwe woningen, bedrijvenlocaties en winkelcentra werden gebouwd, is (op dit moment en misschien wel permanent) voorbij. De aandacht ligt meer op het benutten van lege ruimte en panden in bestaande gebouwde gebieden. Er komt om uiteenlopende redenen vooral kantoor- en winkelruimte vrij, maar dat geldt steeds vaker ook voor maatschappelijk vastgoed zoals scholen en kerkgebouwen. De omvang van deze leegstand is nog niet exact duidelijk. Leegstand heeft vaak een negatieve invloed op de omgeving, maar biedt tegelijk mogelijkheden om nieuwe vitaliteit in gebieden te brengen en met verrassende concepten te komen. De rol van gebouweigenaren, huurders, de gemeente en andere betrokkenen verandert. De Visie op Transformatie beschrijft welke rol de gemeente bij het bestrijden van leegstand kan en wil spelen.

De rol van de gemeente in het transformatieproces hangt af of de locatie is gelegen binnen of buiten een aangewezen prioriteitsgebied. Binnen een prioriteitsgebied voelt de gemeente zich medeverantwoordelijk voor het tegengaan van leegstand en wordt er volop ruimte en ondersteuning geboden voor initiatieven. Buiten prioriteitsgebieden staat behoud van kwaliteit voorop. De bestemming wordt alleen gewijzigd indien er sprake is van een kwaliteitsverbetering.

Vanuit de Visie op Transformatie is het gebied 'Velperweg e.o.' als prioriteitsgebied aangemerkt. Het gaat hierbij vooral om het gebied gelegen tegen station Velperpoort. Hier staan de meerdere (solitaire) kantoren waarbij een (grotere) kans op (toekomstige) leegstand aanwezig is. Gemeentelijk beleid is dat de gemeente zal meewerken aan (nieuwe) initiatieven om (eventuele) leegstand tegen te gaan. Dit betekent dat de gemeente zal meewerken aan goede (transformatie)plannen bij leegstand.

3.2.4 Toetsing van het bestemmingsplan aan het ruimtelijk beleid     

Ten aanzien van het voornoemde ruimtelijk beleid wordt opgemerkt dat voorliggend bestemmingsplan enkel invulling geeft aan de actualisatieverplichting uit de Wro waarbij bestemmingsplannen binnen een periode van tien jaar opnieuw moeten worden vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in nieuwe fysieke ontwikkelingen, enkel de huidige planologische situatie wordt opnieuw vastgelegd. De wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden zijn wel meegenomen in dit conserverende bestemmingsplan. Hierna wordt nader ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking en wordt er getoetst aan artikel 2.6.3.1 van de omgevingsverordening (grondwaterbescherming) en de 'Visie op Transformatie'.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de toelichting op artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt aangegeven dat in de toelichting van een ruimtelijk besluit het bieden van ruimte voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard wordt gemotiveerd met de stappen zoals onderdeel uitmakend van de ladder.

Uit meerdere recente uitspraken van de Raad van State volgt dat niet getoetst hoeft te worden aan de Ladder, indien door de gemeenteraad een conserverend bestemmingsplan wordt vastgesteld dat enkel voorziet in een continuering van de bestaande planologische mogelijkheden, zonder aanvullende bebouwing. Gelet op de aard van dit bestemmingsplan en het feit dat in vergelijking met het bestaand planologisch kader geen aanvullende bebouwing wordt mogelijk gemaakt, hoeft dit bestemmingsplan niet nader getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Artikel 2.6.3.1 Grondwaterbescherming-intrekgebied

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de planologische kaders om binnen het plangebied fossiele energie te winnen. Voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 2.6.3.1.

Visie op Transformatie

Het gebied 'Velperweg e.o.' is als prioriteitsgebied aangemerkt. Gemeentelijk beleid is dat de gemeente zal meewerken aan (nieuwe) initiatieven om (eventuele) leegstand tegen te gaan. Het is niet wenselijk om op voorhand de betreffende panden flexibeler te bestemmen, dit onder meer vanwege het feit dat dit bestemmingsplan conserverend van aard is. Aan nieuwe initiatieven welke passend zijn op basis van het beleidskader en de (functionele) structuur van de omgeving zal in de basis medewerking worden verleend, net zoals bijvoorbeeld bij het pand Velperweg 6 en 8 is gebeurd.



Het nationaal-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.3 Woonbeleid     

3.3.1 De Arnhemse Woonprincipes 2025     

Algemeen

De Arnhemse Woonprincipes 2025 (de Arnhemse woonvisie) is met een brede participatie uit de stad tot stand gekomen. Deze Woonprincipes vormen tezamen de actualisering van de Woonvisie 2015 en de strategische koers die er voor moet zorgen dat Arnhem ook in de toekomst een woonstad blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen, te leren, te werken en te leven. Bij het opstellen van de Woonprincipes is rekening gehouden met wet- en regelgeving en beleidskaders van andere overheden.

Met instrumenten als het Volkshuisvestelijk kader, de Uitvoeringsagenda en het Procesplan (langer) Zelfstandig wonen, stuurt de gemeente in het woonprogramma op een kwalitatieve en gedifferentieerde woningvoorraad dat nu en in de toekomst kan voldoen aan de vraag en behoefte van alle woningzoekenden. Het fundament voor het Wonen in Arnhem ligt in de bestaande woningvoorraad, de transformatiemogelijkheden van gebouwen, en een aanvullende nieuwbouwopgave. Hiermee kan meer aanbod gecreëerd worden aan levensloopgeschikte woningen en woonvormen in verschillende prijsklassen, in koop en huur. Daarbij streven we met een gezonde mix aan diverse bevolkings-en inkomensgroepen naar prettige, veilige en toegankelijke woon-en leefomgevingen in wijken en buurten.

De nieuwe Arnhemse Woonprincipes 2025, zijn door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2015 en vervangen de Arnhemse Woonvisie 2015 en bijbehorende Arnhemse Woonagenda 2011-2015.

De vier pijlers van de Woonprincipes zijn:

  1. Duurzaam betaalbaar; hierbij zorgen we dat er voor elk inkomen voldoende passende sociale en betaalbare woningen beschikbaar zijn. Daarbij sturen we niet alleen op aantallen, maar streven we ook naar een goede prijskwaliteit en op de duurzaamheid van woningen in de nieuwbouw en in de bestaande woningvoorraad.
  2. Levensloopgeschikt wonen; door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden in Arnhem.
  3. Aantrekkelijke woonstad; Arnhem heeft door zijn centrale ligging een bijzondere ruimtelijke en groene kwaliteit. Met de binnenstad, de Rijn en stadsparken in combinatie met wonen, leren, werken en verblijven maakt het de stad vitaler. Arnhem wil een aantrekkelijke woonstad zijn en blijven voor haar huidige inwoners, maar ook meer studenten en midden en hoge inkomens aan zich binden door het bieden van aantrekkelijke, levendige of bijzondere woonmilieus.
  4. Wijken met identiteit; Elke wijk heeft zijn eigen herkenbare identiteit die recht doet aan de beleving van haar inwoners. Met deze variëteit wil de stad inzetten op een duurzame woon- en leefomgeving waar bewoners trots zijn op hun wijk, waar ze zich thuis en ook zelf verantwoordelijk voor voelen. Dat palet van eigen identiteit en karakters van wijken draagt bij aan de aantrekkingskracht van Arnhem als woonstad.

Deze vier pijlers van de woonprincipes zijn onlosmakelijk verbonden aan het overkoepelde thema Duurzaamheid. Tezamen vormen ze de ruggengraat van de Arnhemse Woonprincipes 2025.

Wonen, welzijn en zorg versus Langer Zelfstandig Wonen

Er ligt op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg een stevige fysieke huisvestingsopgave. Door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen preventief aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden. Daarnaast ligt er de opgave om voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschalig aanbod aan woonvormen of (beschutte, beschermde) woonconcepten te realiseren. We faciliteren het (langer) zelfstandig wonen, door in de directe of nabije woonomgeving mogelijkheden te scheppen dat arrangementen van (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen kunnen worden geboden.

3.3.2 Toetsing van het bestemmingsplan aan de Woonvisie 2015     

Het bestemmingsplan past binnen dit beleid. Met het plan worden, ten opzichte van hetgeen mogelijk is op basis van geldende bestemmingsplannen en verleende omgevingsvergunningen, geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Uitsluitend op bestaande en reeds planologisch vastgelegde nieuwbouwlocaties (zoals Bella Vista en het kruisgebouw van het voormalige ING-pand aan de Velperweg) zijn nieuwe woningen toegestaan.

3.4 Welstandsbeleid     

3.4.1 Welstandsnota Arnhem 2015     

Op 13 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Arnhem de nieuwe welstandsnota vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daar aan bij. De gemeente wil dat zo houden.

De gemeente wil dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid passen in hun omgeving. De bestaande stad is dus het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn verder in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied (‘géén toets’, ‘lichte toets’ en ‘zware toets’) anders. Hierna is een kaart met de onderverdeling van de gebieden opgenomen en vervolgens worden de gebieden nader toegelicht.

verplicht
Afbeelding 3.1 Uitsnede welstandskaart 2015

Gebied met lichte welstandstoets

In gebieden die zich kenmerken door samenhang in het straatbeeld – bijvoorbeeld door een eenheid in dakvormen, architectuur of materiaalgebruik – blijven we erop toezien dat dit eigen karakter bewaard blijft. Welstandsregels voor dit niveau zijn beperkt en gaan alleen over het gevelbeeld en de daken die vanaf de straat zichtbaar zijn. Voor de achterkanten van gebouwen gelden geen regels, die zijn dus welstandsvrij. De regels zijn bedoeld om de kenmerken van het gevelbeeld in relatie tot het openbaar gebied op hoofdlijnen in stand te houden.



Gebied met zware welstandstoets

Voor gebieden met een bijzondere kwaliteit, zoals de binnenstad of Geitenkamp, blijven strengere regels voor de welstand gelden. De regels zijn bedoeld om de bijzondere en karakteristieke kenmerken te behouden. Ze gelden voor alle gevels die zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied.

Gebieden zonder welstandstoets

In wijken met veel variatie in bouwstijl, in type woningen, oriëntatie van gebouwen op de openbare ruimte en dergelijke, worden bouwaanvragen niet meer vooraf getoetst. Als de wetgeving zegt dat een vergunning nodig is voor (ver)bouw dan blijven altijd de regels gelden die in het bestemmingsplan staan, zoals regels over grootte, bouwhoogte e.d. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is in deze gebieden vrij. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt bij de bewoners en eigenaren.



Voor grootschalige (her)ontwikkelingen is een aparte werkwijze voor de totstandkoming van plannen opgenomen. Bij dergelijke complexe opgaves is het noodzakelijk om de kwaliteitsbewaking goed te organiseren. Kwaliteitsteams zijn daarvoor een gewaardeerd middel. Complexe plannen worden vaak over een langere periode tot stand gebracht en gerealiseerd. Deze langere termijnen vereisen een flexibele houding ten opzichte van (de invulling van) de opgave. Door het proces rondom kwaliteit te organiseren en niet de criteria vooraf vast te leggen wordt in deze opgaven maximaal de ruimte geboden voor creativiteit terwijl goed blijft toegezien op de kwaliteit van de plannen voor de stad. Door de inbreng van een kwaliteitsteam kan de regievoering op de kwaliteit van plannen en de samenhang tussen de deelprojecten en de samenhang met de omgeving /openbare ruimte gewaarborgd worden.

3.4.2 Toetsing van het bestemmingsplan aan de Welstandsnota 2015     

Het plangebied is nagenoeg volledig gelegen binnen het gebied waar een lichte welstandstoets geldt Uitsluitend voor het gedeelte van het plangebied dat binnen het beschermd stadsgezicht 'Hoflaan / Rosendaalsestraat e.o.' valt, geldt een zware welstandstoets. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden ter plaatse is aan deze gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' toegekend.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen, inhoudende dat niet getoetst hoeft te worden aan de criteria opgenomen in de nota. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied wordt in het kader van de planologische procedure (bijv. bestemmingsplanherziening of omgevingsvergunning) getoetst aan de welstandsnota.

3.5 Verkeersbeleid     

3.5.1 Rijksbeleid     

Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden, meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De regio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.

3.5.2 Provinciaal beleid     

Een van de kerntaken van de provincie Gelderland is zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer. Ondanks de bezuinigingen heeft de provincie extra financiële middelen ter beschikking gesteld voor mobiliteitsmaatregelen. Dit is, omdat zij een goede bereikbaarheid belangrijk vindt, maar ook om de economische ontwikkeling in Gelderland te ondersteunen. De provincie geeft veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen als het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.



Doelen bereikbaarheid

De provincie wil een goede bereikbaarheid voor wonen, werken en recreëren en de mobiliteit daarbij afstemmen op de economische ontwikkelingen. Daarom zet Gelderland in op het beter gebruik van (internationale) corridors. Daarnaast wordt samen met de andere wegbeheerders in de stedelijke gebieden aan een beter gebruik van de infrastructuur gewerkt om files te voorkomen en de doorstroming te bevorderen. De toegang tot bedrijventerreinen is ook een speerpunt van het provinciale beleid. Een andere ontwikkeling is de verschuiving van mobiliteitsvragen in het landelijk gebied door krimp en vergrijzing. Hier moet de aansluiting met de stedelijke gebieden gewaarborgd blijven.

Omgevingsvisie

De provincie heeft in juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld (geconsolideerde versie, juli 2015). Deze visie integreert en vervangt zeven beleidsplannen, waaronder het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2 uit 2004. De omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar om wil gaan met de ontwikkelingen en initiatieven ronde economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid, maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is een andere wijze van werken; minder vastleggen wat wel of niet mag. De omgevingsvisie stelt kaders voor toekomstige activiteiten.

3.5.3 Gemeentelijk beleid     

De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.

In mei 2013 is een beleidsnota fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. Inzet is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden meer te fietsen. Uitgangspunten voor deze beleidsnota zijn:

  1. nadruk op utilitair fietsgebruik (de ritten naar werk, school en voorzieningen);
  2. inzetten op de nieuwe fietser, dat is de fietser die nu nog in de auto zit;
  3. aanleggen van kortsluitende verbindingen;
  4. aanleggen van hoogwaardige doorgaande verbindingen (snelfietsroutes);
  5. hoogwaardige stallingsvoorzieningen (belangrijk bij ketenverplaatsingen).



De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de elektrische fiets helpt hierbij.

In juni 2013 is de beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' vastgesteld. Deze nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:

  • een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk;
  • de reiziger centraal stellen;
  • een mobiliteit bieden voor iedereen;
  • een emissieloos openbaar vervoer.

Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels en Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003', in december 2011 door het college vastgesteld.

3.5.4 Toetsing van het bestemmingsplan aan het verkeersbeleid     

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe fysieke ontwikkelingen die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de verkeerskundige situatie. Voor de huidige situatie wat betreft de aspecten verkeer en parkeren wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 2.4.

3.6 Milieu- en omgevingsbeleid     

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In de volgende subparagrafen wordt nader ingegaan op de van belangzijnde thema's, waaronder geluid, hinder, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Hier wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk milieu- en omgevingsbeleid en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

3.6.1 Geluid     

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).

Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde” van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

In augustus 2008 is het beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.6.2 Luchtkwaliteit     

Wet Luchtkwaliteit 2007

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit de Wet Milieubeheer te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Milieubeheer is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2010 - 2014.

3.6.3 Hinder     

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

Geurhinder van industriële bedrijven

Het beleidsplan Geur uit 2010 gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.

3.6.4 Externe veiligheid     

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).



Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In het Btev zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid vastgesteld dat op 9 maart 2015 wederom met 4 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

3.6.5 Groen en ecologie     

Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

De Wet natuurbescherming vervangt het huidige wettelijke stelsel voor de natuurbescherming, als neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd.

De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies.

De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.

Bescherming van gebieden

De wet stelt specifieke kaders voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitat-richtlijn (Natura 2000-gebieden). Voor de Natura 2000-gebieden gelden de instandhoudingsdoelstellingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel.

De vergunningplicht voor projecten is aan de orde als het project significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.Voor activiteiten zonder mogelijke significante gevolgen is er geen vergunningplicht.

Bescherming van soorten

De wet sluiten aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de natuurbeschermings-verdragen, zoals het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Anders dan in de oude Flora- en faunawet 2002 zijn enkel opzettelijk verrichte handelingen strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van verboden als voldaan is aan de voorwaarden in artikel 3.3 lid 4 en artikel 3.8 lid lid 5.

Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:

  1. een zorgplicht die van toepassing is op alle natuurwaarden in Nederland;
  2. een verbod op het opzettelijk doden van de in de bijlage van de wet genoemde dieren, met een ontheffingsregime dat ruimer is dan dat voor internationaal en europees beschermde soorten (zoogdieren, reptielen, amfibieën en thans op een rode lijst staande vissen, dagvlinders, libellen en kevers) (82 soorten);
  3. een verbod op het vangen van dieren genoemd in de bijlage en het opzettelijk beschadigen van hun vaste voortplantings-plaatsen of rustplaatsen (zoals de dassenburcht); en
  4. een verbod op het plukken of opzettelijk vernielen van in de bijlage genoemde vaatplanten (63 soorten, waaronder orchideeën).

Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden, dan voor de strikt beschermde soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).



Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door gedeputeerde staten goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer en jacht en komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming, met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies te liggen.

Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040

In paragraaf 3.2.3 wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten van de Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040 maar in de Structuurvisie wordt ook expliciet ingegaan op groen en ecologie. In paragraag 2.3 wordt het groen-blauwe raamwerk beschreven. Het landschappelijk belang, de specifieke ecologische waarden en de aandachts- en knelpunten van de verschillende landschappelijke zones die de stad kent worden toegelicht, alsook van de Ecologische hoofdstructuur en de bomenstructuur. Het gewenste groen-blauwe raamwerk is vertaald voor de gehele stad (zie afbeelding 3.2). Over het plangebied staat het volgende:

Het dal van de Paasbergbeek, de Bronbeek en de Klarenbeek maken deel uit van de groene wig Oost. Deze dalzone loopt aan de oostkant door in de richting van Velp/ kasteel Rosendaal.

  • Versterken van de karakteristiek van het beekdal van de Paasbergbeek.
  • Benutten van kansen op langere termijn tot extensivering van bebouwing in de dalzone en daarmee versterking van de openheid van het beekdal.
  • Verbeteren kwaliteit van deze zone door toekomstige herstructurering van het bedrijventerrein Schaapsdrift.
  • Versterken van de karakteristiek van het beekdal van de Bronbeek in Wellenstein en de Klarenbeek in Angerenstein en langs de (Oude) Velperweg.
  • Veiligstellen van de toevoer van water naar de beken.
  • Verbinding leggen tussen het groen-blauwe raamwerk van Presikhaaf en de IJssel, ter hoogte van IJsseloord II.

verplicht
verplicht
Afbeelding 3.2 Uitsnede Groen - blauw raamwerk uit Structuurvisie Arnhem 2020-2040



Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Met het groenplan 2004-2007/2015 streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld. Voor de hele stad is het structureel groen, het flexibel groen en de structurerende bomenlanen geïnventariseerd. Daarnaast zijn per gebied acties benoemd die noodzakelijk zijn om het gewenste groene beeld te realiseren (zie pagina 125 van het Groenplan Arnhem).

verplicht
Afbeelding 3.3 Uitsnede Groenplan Arnhem



Ecologie

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn: Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn; Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Voor het plangebied gelden samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd, met daaraan gekoppeld doelsoorten. Voor het plangebied geldt: "Overig groen en De Stenen stad". Met de doelsoorten: bomen, struiken en kruiden die extra natuurwaarden toevoegen; en huiszwaluw, huismus, gierzwaluw, zwarte roodstaart, vleermuizen, dagpauwoog en muurplanten.

Het behoud en versterken van de natuurdoeltypen en de bijbehorende doelsoorten is uitgangspunt bij plannen en ingrepen.



Groenbalans en -compensatie

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarden voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen.

3.6.6 Water     

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021. Deze is vanaf 17 december 2015 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen hebben in dit plan een plek gekregen, net zoals enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie.

Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011). De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water in 3 nationale belangen terug te vinden. Daarbij gaat het om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Nieuw is de aandacht voor klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, waarin water een belangrijk aspect is.

In de Waterwet (22 december 2009) zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau maakt het waterbeheer onderdeel uit van de Omgevingsvisie Gelderland (vastgesteld 9 juli 2014).

Water maakt onderdeel uit van tweede centrale doelstelling namelijk het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Het aspect Water heeft, net als andere beleidsvelden, geen autonoom beleidsplan meer, maar maakt onderdeel uit van de totale leefomgeving; het is nu verweven met aspecten waar het in de praktijk ook mee samenhangt. Realisatie van de doelstelling betekent onder meer:

  • ontwikkelen met kwaliteit, met respect voor ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle functies; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

Daarnaast is de provincie nog aanspreekpunt voor drie zaken:

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Beleid waterschap en gemeente

De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord ligt bij het Waterschap Rijn en IJssel. Relevant beleid is opgenomen in het Waterbeheerplan (2016-2021) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2014-2018), vastgesteld op 2 november 2015.

    Dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015), vastgesteld op 19 oktober 2009.

    Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit TweedeWaterplan Arnhem opgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
  1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
  2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
  3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
  4. Bewustwording.

Aanpak wateroverlast Arnhem-Noord (vastgesteld 2 november 2015)

Het plan heeft tot doel om Arnhem en vooral Arnhem-Noord, beter waterbestendig te maken tegen zware regenbuien. Daarom zal over elk plan een waterscan worden gelegd. Tijdens werkzaamheden in de openbare ruimte worden ruimtelijke maatregelen genomen die wateroverlast verminderen dan wel beperken.

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen niet toegestaan zijn om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein.
  • voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan.
  • ontwikkelingen moeten bijdragen aan het verminderen of beperken van wateroverlast.

3.6.7 Bodem     

Voor dit conserverende bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied die van invloed kunnen zijn op dit bestemmingsplan. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft is er alleen gefocust op de grotere gevallen van ernstige bodemverontreiniging die een beperking en/of randvoorwaarde kunnen vormen bij het huidige gebruik/ de huidige functie van het gebied.

Als toetsingskader wordt gebruik gemaakt van onderstaande bodemregelgeving:

  • Wet Bodembescherming;
  • Beleidsnota bodem 2012, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 1 december 2012;
  • Besluit Bodemkwaliteit;
  • Nota Bodembeheer, september 2011

3.6.8 Cultuurhistorie en archeologie     

Rijksbeleid

Erfgoedwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten beschermd moeten worden. Per juli 2016 maakt de Monumentenwet 1988 deel uit van de Erfgoedwet, dat hiermee het belangrijkste beschermingsinstrument voor het cultuurhistorisch én archeologisch erfgoed in Nederland is.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde BRO (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het bestemmingsplan (zie paragraaf 4.9)

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020

In juli 2016 is het Beleidsprogramma Cultuur en Erfgoed 2017 - 2020 'Beleef het mee!' vastgesteld. In dit programma ligt het accent op de beleving van mensen. Daarnaast zoekt de provincie de balans tussen de maatschappelijke, economische en intrinsieke waarde van cultuur en erfgoed. Cultureel ondernemerschap blijft onverminderd van belang en komt terug in de economische waarde van cultuur en erfgoed. Voor wat betreft erfgoed krijgt vooral het functioneel gebruik ervan aandacht. Daarnaast zoekt de provincie nieuwe manieren van samenwerking waardoor de uitvoeringskwaliteit van restauraties en archeologie wordt vergroot.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Archeologische verwachtingenkaart

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2.000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Structuurvisie

De Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (2012) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.

3.6.9 Energie en duurzaam bouwen     

Rijksbeleid

Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.

Verwachting is dat de EPC voor nieuwe woningen en gebouwen per 2020 nul wordt. Dit laatste betekent energieneutrale bouw. Nieuwe overheidsgebouwen moeten al vanaf 2018 energieneutraal gebouwd worden (BENG).



Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijke beleid op het gebied van Energie en Duurzaam Bouwen is vastgelegd in het Programmaplan New energy made in Arnhem 2015-2020 (2015) en in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (2012).

3.6.10 Stadsklimaat     

In de Structuurvisie 2020-2040 (december 2012) is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Gestreefd wordt naar prettig toeven binnen- en buitenshuis en in elk geval het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's. Dit laatste geldt vooral voor de kwetsbare groepen in onze stad als ouderen. Opwarming van de stad tijdens warme dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, verharding en weinig groen. Het huidige stadsbestuur heeft de ambitie aangescherpt (coalitieakkoord 2014-2019) door te bepalen dat hitteplekken moeten worden bestreden door een effectieve inzet van groen op daken en gevels van gebouwen, maar ook op de grond als (bijvoorbeeld) bomen.

Op de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven (zie afbeelding 3.4). Versteende, dicht bebouwde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming en daarmee het ontstaan van stedelijke hitte-eilanden, wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden kan hebben.

Het plangebied omvat een deel van Arnhem waar sprake is van grote verschillen in de mate van opwarming tijdens langdurige perioden van hitte. Het omvat zowel gebieden die sterk opwarmen (oranje en vooral de rood gekleurd gebieden), gebieden waar sprake is van een goed stadsklimaat (geel gekleurd) als gebieden die positief bijdragen aan het bovenlokale stadsklimaat (groen gekleurd). Dit komt omdat het plangebied zowel sterk versteende buurten omvat als delen van Klarendal als delen van de groene hoofdstructuur (Park Angerenstein bijvoorbeeld).

Dit betekent dat ook de ambities met betrekking tot het stadsklimaat verschillen. Binnen het plangebied streeft de gemeente bij gebiedsontwikkelingen:

  • In de oranje en zeer zeker rood gekleurde gebieden naar anticiperende maatregelen om het stadsklimaat ter plekke te verbeteren. Het huidige stadsbestuur heeft deze ambitie aangescherpt (coalitieakkoord 2014-2018) door te bepalen dat echte hitteplekken, de rood gekleurde gebieden op de Hittekaart, moeten worden bestreden door een effectieve inzet van groen op daken en gevels van gebouwen maar ook op de grond als (bv) bomen.
  • In de geel gekleurde gebieden naar het behoud van de huidige situatie; de gunstige verhouding tussen bebouwd en onbebouwd dient in die gebieden gehandhaafd te blijven.
  • In de groen gekleurde gebieden te allen tijde naar het voorkomen van maatregelen die kunnen zorgen tot een vermindering van het positieve effect op het bovenlokale stadsklimaat. Dit betekent concreet het behoud van het huidige groene karakter.
verplicht verplicht
Afbeelding 3.4 Links: Hittekaart van Arnhem 2010 Rechts: Detail Hittekaart 2012

3.6.11 Besluit milieueffectrapportage     

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r. Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:

  • Een plan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is;
  • Een plan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het plan wordt genoemd in kolom 3 (plannen).
  • Een plan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn indien het plan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordelingsplichtig.



In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld of nog een omgevingsvergunning milieu moet worden verleend dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

Het komt er op neer dat voor een bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.

3.7 Economisch beleid     

Algemeen

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder worden uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

Toetsing van het bestemmingsplan aan het economisch beleid

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe reguliere bedrijvigheid (m.u.v. nutsvoorziening) of commerciële functies binnen het plangebied. Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om een gedeelte van een woning in gebruik te nemen ten behoeve van een beroep aan huis, waaronder mede begrepen bed and breakfast. Aan dit gebruik zijn wel diverse voorwaarden gekoppeld, zo moet het de bewoner zijn die het beroep uitoefent en mag de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Daarnaast mag het gebruik niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en klimaat of parkeerdruk ter plaatse. Functies als detailhandel (internetverkoop hiervan uitgezonderd), horeca en prostitutie zijn niet toegestaan. Met de hiervoor genoemde mogelijkheden die worden geboden wordt er een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het economisch beleid.

3.8 Sport-, recreatie- en spelen beleid     

3.8.1 De Sportvisie (2011-2021)     

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad 'De Sportvisie' 2011-2021 vastgesteld. De nieuwe sportvisie is opgesteld om onder andere in te spelen op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing (meer aandacht voor bewegen en een andere manier van sporten), ander type sporter, andere sportbehoefte, overgewicht jeugd, ander type vrijwilligeren de kandidatuur Olympische Spelen 2028 en Nederland Sportland 2016.

De ambitie van het nieuwe sportbeleid is: 75% van de Arnhemmers sport of beweegt in 2016. Hoewel bepaalde groepen in Arnhem intensief sporten, ligt de gemiddelde sportdeelname (in 2012 64%) van de Arnhemse bevolking net iets onder het gemiddelde van andere grote steden. Ruim 35% van de Arnhemmers sport/ beweegt niet of zeer weinig. Lagere percentages sporters/ bewegers vindt men vooral onder gehandicapten, jongeren van 12 tot 18 jaar, 25 t/m 34-jarigen, 65-plussers en mensen met een lage sociaal economische status. Deze mensen moeten extra worden geactiveerd om te gaan bewegen en sporten.

3.8.2 Nota Ruimte voor de Jeugd (Spelennota) (2010 – 2020)     

De nota Ruimte voor de Jeugd uit 2009 geeft een overall visie op spelen en ontmoeten. De gemeente Arnhem onderstreept de noodzaak van speelruimte omdat spelen van groot belang is voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen van 0 – 25 jaar. De gemeente streeft er naar, volgens de richtlijnen van de NUSO, per hectare netto woongebied 300m2 (= 3%) te reserveren voor speelruimte (formeel en informeel).

Kinderen spelen niet alleen op formele ruimtes met toestellen, maar ook op informele ruimtes als trottoirs, pleinen, tuinen en parken. Met name natuurlijke speelruimtes zijn plekken die vaak veel uitdagender zijn om te spelen. Verder is er aandacht voor voorzieningen die voldoen aan de wensen van jongeren vanaf 13 jaar. In deze leeftijdscategorie is er niet zozeer sprake van 'spelen', maar gaat het vooral om ontmoeting en sport.

3.8.3 Toetsing van het bestemmingsplan aan het Sport-, Recreatie- en Spelen beleid     

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van nieuwe sportparken of andere recreatieve voorzieningen. Bestaande sportcomplexen en recreatieve voorzieningen zijn overeenkomstig de geldende planologische kaders toegestaan.

3.9 Overige beleidsuitgangspunten     

3.9.1 Coffeeshopbeleid     

Algemeen

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd.

Toetsing van het bestemmingsplan aan het coffeeshopbeleid

Dit bestemmingsplan laat binnen het plangebied geen coffeeshops toe.

3.9.2 Prostitutiebeleid     

Algemeen

In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)' is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is nog steeds van kracht.

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  • concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  • het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken (120 en dat is een halvering van het aantal ramen en werkplekken ten opzichte van de voormalige raamprostitutielocatie in het Spijkerkwartier);
  • het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij – overgangsrechtelijke situaties uitgezonderd - in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  • concentratie van de tippelprostitutie.

 

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat (eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

Toetsing van het bestemmingsplan aan het prostitutiebeleid

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 5 seksinrichtingen. Dat betekent dat er nog theoretisch ruimte is voor één seksinrichting binnen het telgebied. Dit bestemmingsplan laat een seksinrichting niet toe maar het plan bevat wel een afwijkingsmogelijkheid voor het college om een seksinrichting toe te staan. In artikel 36 onder 5 zijn de voorwaarden hiervoor opgenomen. Eén van de voorwaarden is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en dat er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten     

4.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.

4.2 Geluid     

In het kader van de Wet geluidhinder is voor dit bestemmingsplan op dit moment geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Binnen dit conserverende plan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies bij recht mogelijk maakt. Dergelijke ontwikkelingen zijn alleen mogelijk via afzonderlijke planherzieningen waarbij in voorkomende gevallen aan de Wet geluidhinder moet worden getoetst.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid.

4.3 Luchtkwaliteit     

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een onderzoek naar luchtkwaliteit noodzakelijk maakt. Er is geen sprake van een toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit heeft geen gevolgen voor het plan.

4.4 Hinder     

Hinder

Binnen het plangebied bevinden zich kantoren (langs de Velperweg), scholen (Bernardlaan, Alberdingh Thijmstraat), bedrijfspercelen, verpleeghuizen (Velperweg, Bronbeeklaan), detailhandel, sportvelden (Vondellaan, Vosdijk), woningen, een parochiehuis, dansschool en een stadspark.

De meeste inrichtingen binnen het plangebied zijn maximaal milieucategorie 2. Op het bedrijventerrein AkzoNobel zijn in principe bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Alleen ter plaatse van het bedrijfsperceel van Teijin Aramid is een hogere milieucategorie toegestaan (maximaal cat. 3.2.).

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand1 ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Voor milieucategorie 1 bedrijven/inrichtingen geldt ten opzichte van woningen (rustige woonwijk) een maximale richtafstand van 10 meter. Voor milieucategorie 2 bedrijven/inrichtingen is dit 30 meter en voor milieucategorie 3.2 bedrijven/inrichtingen 100 meter. Ten opzichte van woningen binnen een gemengd gebied zijn deze richtafstanden respectievelijk 0, 10 en 50 meter.

Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan gemotiveerd van de richtafstand worden afgeweken. De bedrijven/inrichtingen binnen het plangebied moeten voldoen aan de normen/eisen genoemd in het Activiteitenbesluit en/of de verleende omgevingsvergunning (onderdeel milieu), waarbij getoetst wordt ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe milieubelastende of milieugevoelige functies mogelijk. Dit betekent dat er vanuit hinder geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.

1. Afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd

Geurhinder

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt. Dit betekent dat er vanuit geur geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet ten aanzien van hinder in een goede milieukundige situatie.

4.5 Externe veiligheid     

Basisnet spoor en weg

Op 1 april 2015 is de regeling 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' in werking getreden. Het Basisnet geldt voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, spoor en het water. Per traject geeft Basisnet een risicoplafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risicoplafond wordt enerzijds bepaald door het aantal transporten dat Arnhem per jaar passeert en anderzijds door het aantal aanwezige personen (volgens het bestemmingsplan) in de omgeving van het spoor. Met het Basisnet ligt de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de veiligheidszone voor de ruimtelijke ordening vast.

Externe veiligheid in het plangebied

Binnen het plangebied ligt een gedeelte van het spoortraject Arnhem-Zutphen en de A12 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Daarnaast liggen er twee ondergrondse aardgasleidingen (diameter 8 inch, maximale druk 40 bar) binnen het plangebied.

Spoortraject Arnhem-Zutphen

Voor het spoortraject ter hoogte van het plangebied zijn de transporthoeveelheden niet dusdanig hoog dat er een 10-6 PR2 contour is. Daarnaast wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico 3 niet overschreden en hoeft er geen rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van een plasbrandaandachtsgebied (PAG).

Weg A12

In verband met het transport van gevaarlijke stoffen via de A12 moet ter hoogte van het plangebied rekening worden gehouden met een 10-6 PR contour van 16 meter vanuit het midden van de weg (A12). Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast geldt er op dit traject een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter vanaf de rechterkant van de rechterrijhelft. De bebouwing binnen het plangebied ligt niet binnen het PAG. Daarnaast wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overtreden.

Ondergrondse aardgasleiding

Binnen het plangebied liggen twee aardgasleidingen met een diameter van 8 inch met een maximale druk van 40 bar. De leidingen hebben geen 10-6 PR contour. Wel moet er rekening worden gehouden met een zakelijke rechtstrook van 4 meter vanuit het hart van de leiding. Voor een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de gastransportleidingen moeten binnen de zakelijke rechtstrook diverse activiteiten (o.a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting) achterwege blijven. Dit is geregeld door het opnemen van de dubbelbestemming Leiding - Gas op de verbeelding en het stellen van nadere voorwaarden in de regels.

In 2012 is er voor alle ondergrondse aardgasleidingen binnen Arnhem een groepsrisicoberekening uitgevoerd waarbij getoetst is aan het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Een en ander is uitgewerkt in het rapport “Externe veiligheid buisleidingen MRA, analyse ten behoeve van toetsing aan het Bevb, 6 februari 2012” (save/oranjewoud). Hieruit volgt dat het groepsrisico laag is en de oriënterende waarde voor het groepsrisico daardoor niet wordt overschreden.

Verantwoording

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Dit betekent dat binnen de PR-contour niet gebouwd kan worden en het groepsrisico niet zal toe en/of afnemen. Een verdere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

2. Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.

3. Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is overeenstemming met de wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid. De gasleidingen zijn beschermd middels het opnemen van de dubbelbestemming Leiding - Gas.

4.6 Groen en ecologie     

Beschrijving bestaande natuurwaarden

Het oostelijk deel van het plangebied bestaat uit parken Angerenstein, Insula Dei, Sacré Coeur en Beek op de Paasberg, onderdeel van de Groene Wig Oost. Verder zijn er de grote groenstructuren langs de A12 met bosgebied en Bronbeek als landgoed. Alle gebieden liggen buiten de Bebouwde Kom Boswet.

De gebieden vormen leefgebied voor diverse diersoorten, zoals vleermuizen, eekhoorn, ijsvogel en spechten. Ook zijn er belangrijke floragebieden, waaronder het bronbossen in Beek op de Paasberg en park Angerenstein.

Het stedelijke gebied is over het algemeen ruim opgezet, met diverse plantsoenen. Veel woningen hebben tuinen en er zijn enkele binnentuinen. Langs de Velperweg, de Huyghenslaan, Rosendaalseweg en de Bronbeeklaan staan bomenrijen en lanen, onderdeel van de groene hoofdstructuur. Binnen het plangebied staan diverse bomen die opgenomen zijn in de 'Waardevolle bomenlijst 2014', onder andere op en nabij het terrein van Casa de Pauw en woonzorgcentrum De Vreedenhoff en in het noordelijke deel van de Laan van Klarenbeek.

De gebouwen en tuinen en plantsoenen vormen leefgebied voor gewone dwergvleermuis, huismus en gierzwaluw. Vleermuizen gebruiken de bomenrijen en lanen als geleiding om zich te oriënteren in de wijk. De bomen zijn veelal oud genoeg om als verblijf te dienen voor spechten.

Aangezien binnen dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is het uitvoeren van onderzoek naar groen en ecologie niet noodzakelijk. Waardevolle groenstructuren worden in dit bestemmingsplan wel beter beschermd door middel van het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Landschap en de bestemming Groen - Landschap en park.

Er is bij de keuze van de bestemming nadrukkelijk gekeken naar het aanwezige beleid voor de groene waardevolle gebied in het plangebied. Het groen-blauwe raamwerk uit de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 en het structurele groen en de structurerende bomenlanen uit het Groenplan Arnhem zijn hierbij als basis gebruikt. Dat betekent dat de bomenrijen langs diverse straten zoals de Velperweg, Bronbeeklaan, Rosendaalseweg en Huijgenslaan in dit bestemmingsplan zijn beschermd met een aanduiding 'bomenrij'. De gebieden die zijn aangewezen als structureel groen hebben een zware groen bestemming gekregen (Groen - Landschap en park of Waarde - Landschap). Hiermee zijn deze groene gebieden adequaat beschermd.

De aanduiding 'bomenrij' zat niet in de geldende bestemmingsplannen en is dus nieuw. Voor een aantal gebieden is de groenbestemming gewijzigd. Dat geldt bijvoorbeeld voor:

  • de zones/taluds langs de A12 en het spoor;
  • de sportvelden van de Paasberg;
  • het groene parkje in Molenbeke.

Conclusie

Er behoeft in het kader van ecologie geen onderzoek plaats te vinden. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de bescherming van waardevolle groenstructuren op een adequate juridische wijze geregeld. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar paragraaf 5.4.

4.7 Water     

Oppervlaktewater

In het plangebied komt relatief veel oppervlaktewater voor. Door het gebied stromen (delen van) de Beek op de Paasberg, de Klarenbeek-Molenbeek en de Bronbeek. Deze beken zijn zogenaamde sprengbeken, wat wil zeggen dat ze door de mens zijn gegraven dan wel heel sterk zijn vergraven. De bronnen van deze beken zijn gegraven en hebben meestal een karakteristiek komvormig uiterlijk. Het beekwater is van lokale afkomst en vaak maar een paar honderd meter breed. De toevoer is een kwetsbare combinatie van de aanwezigheid van leemlagen in de ondiepe ondergrond en hoogteverschillen in het maaiveld. Neerslag infiltreert in de bodem en zakt naar het (diepe) grondwater. In het geval dat in de ondergrond een leemlaag aanwezig is, kan het water niet wegzakken naar dit diepe grondwater, maar stagneert het water op deze leemlaag. Het creëert een lokale grondwaterstand; een schijngrondwaterstand. En juist dit grondwater is de voeding van de sprengbeken. Eenmaal doorboort zijn leemlagen niet meer te herstellen en zal het schijngrondwater op die plek verder wegzakken naar het diepere grondwater vanaf de Veluwe. Op het grote niveau van het grondwatersysteem heeft dit geen gevolgen, maar lokaal kan het uiteindelijk wel grote negatieve effecten hebben; namelijk van een afname van de watervoerendheid tot zelfs het geheel droogvallen van de beek.

Het is zeker dat sinds het afbreken van de vestingwallen en de daarop volgende stadsuitbreiding veel van deze leemlagen zijn beschadigt. Ook zijn delen van de beken uit het zicht verdwenen en in een buis gelegd (de beekriolen). In het sportpark De Paasberg is zelfs het clubgebouw over de beek gebouwd. Ter plaatse van de resterende leemlagen binnen het bovenstrooms beïnvloedingsgebied van de beken is een dubbelbestemming Waarde - Geomorfologie opgenomen (zie Artikel 29). Deze dubbelbestemming voorziet expliciet in de bescherming en instandhouding van de aanwezige leemlagen en de doorstroming van beken.

De meeste beken zijn gegraven om molens van voldoende water te voorzien om ze daarmee te kunnen aandrijven. Door de ontwikkeling van stoommachines werden de watermolens overbodig en verloren de beken hun functie als energiebron. De meeste watermolens werden afgebroken en de beken kregen een andere inrichting; als karakteristiek element in de inrichting van de landgoederen. Het huidige beeld van de Arnhemse parken is in vele gevallen in die periode ontstaan. Het gebruik van beken als decoratief element op de landgoederen kent ook een keerzijde. De voormalige buffers bij de watermolens, de wijers, zijn getransformeerd naar vijvers met grote wateroppervlakken. En omdat de beken maar een relatief gering debiet hebben, kan het voorkomen dat in warme, droge tijden de hoeveelheid water soms niet genoeg is om de vijvers te kunnen doorspoelen. Hierdoor neemt de waterkwaliteit af. Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw zijn op enkele plekken in de parken fonteinen aangelegd. Hoewel de functie van de fonteinen vooral decoratief van aard is, kunnen ze wel zorgen voor een verbetering van de waterkwaliteit. De fonteinen zorgen voor stroming in het water en het vernevelde en terugvallende spuitwater brengt extra zuurstof in de vijvers. Binnen het plangebied is één uitzondering op de kwalificatie beek: de watergang langs de Schavenmolenstraat in de wijk Molenbeke. Deze waterloop maakt geen onderdeel uit van een beek en behoort qua vormgeving ook eerder thuis in het polderlandschap van het iets verder gelegen Arnhemse Broek of Presikhaaf. De watergang wordt gevoed door hemelwater, grondwater en water uit de vijver aan de Adolf van Nieuwaarlaan. Overtollig water wordt met behulp van een gemaaltje afgevoerd naar de Molenbeek, net voordat deze beek onder de spoorbaan het plangebied uitstroomt. Verder liggen op meerdere plekken in het plangebied nog enkele tijdelijke waterpartijen; te weten de bodempassages en wadi's.

Bijna al het water is in eigendom van het Waterschap Rijn en IJssel, met uitzondering van de particuliere vijvers voor het AKZO-terrein.

Grondwater

Het plangebied strekt zich uit over de rand van de Veluwestuwwal en heeft veel hoogteverschil. Het gebied kenmerkt zich door het golvende karakter van het maaiveld. Noord-zuid gezien loopt het maaiveld af van maximaal 45 meter boven N.A.P. naar 10 meter boven N.A.P. Maar ook van oost naar west is redelijk wat hoogteverschil aanwezig.

Onder het plangebied is een grondwatersysteem aanwezig dat globaal van noord naar zuid stroomt. Dit grondwater is afkomstig van de Veluwe en stroomt af richting de Betuwe en de IJssel. Het niveau van het grondwater daalt over het plangebied van circa 21 naar 11 meter boven N.A.P. Door de hoogtevariatie in het maaiveld komt het grondwater op variabele dieptes onder maaiveld voor.

In de ondergrond van de stuwwal komen soms leemlagen voor. De onvoorspelbaarheid van deze leemlagen is dat ze geen aaneengesloten laag in de bodem vormen en dat de richting waarin ze liggen sterk varieert. Deze lagen zijn ontstaan in de ijstijden en vormen in de ondergrond ondoorlatende lagen voor infiltrerend water. Het infiltrerende water stagneert op deze lagen en stroomt daarna over de horizontale leemlagen af richting de beken (zie ook aspect oppervlaktewater). Bij verticale lagen wordt het water "terug" omhooggestuwd. De aanwezigheid van grondwater op zo'n ondoorlatende laag wordt ook wel een schijngrondwaterstand genoemd. Op enkele plekken bevindt het schijngrondwater zich vlak onder het maaiveld. Daar zijn in het verleden vaak kuilen of kommen gegraven om bij het water te komen: een sprengkop. Deze kommen zijn in veel gevallen nog terug te vinden in het landschap als een beginpunt van een sprengbeek.

Vanwege het grote belang van de leemlagen voor de aanvoer van water naar de beken, zijn de leemlagen die binnen de invloedssfeer van de beken liggen, juridisch beschermd met de dubbelbestemming "Waarde - Geomorfologie".

De overgang van de stuwwal bevindt zich globaal in de zone tussen de Velperweg en de spoorbaan Arnhem-Zutphen. Dat houdt in dat de grondwaterhuishouding in deze zone behoorlijk complex is. Het maaiveld wisselt in hoogte en op sommige plekken ligt een leemlaag. Tegelijk staat deze zone al onder invloed van de IJssel. Bij hoge rivierstanden blokkeert de rivierkwel (een grondwaterstroom vanaf de rivier landinwaarts gericht) de afvoer van Veluwekwel (grondwater dat vanaf de Veluwe naar de rivier stroomt). Dit kan resulteren in hoge grondwaterstanden, soms zo hoog dat het grondwater in kelders of kruipruimtes staat; bijvoorbeeld in Wellenstein.

Op andere plekken in de overgangszone is op de overgang een leemlaag aanwezig. Als op die plekken de rivierkwel de Veluwekwel blokkeert, dan kan door de bovenliggende leemlaag het Veluwegrondwater nergens heen en komt het grondwater onder druk te staan. Bij het doorboren van de leemlaag, bijvoorbeeld voor de aanleg van een kelder of een fundering, komt het grondwater door de druk omhoog. Met als waarschijnlijk gevolg dat in droge bodems nu (periodiek) grondwater staat. Vaak is dit de oorzaak van grondwateroverlast in deze overgangszone.

Afvalwatersysteem

Door de omvang van het plangebied zijn bijna alle in Arnhem gebruikte afvalwatersystemen in het plangebied terug te vinden: het gemengde rioolstelsel (de oudste vorm), de na-oorlogse opvolger (het gescheiden stelsel) en het geïntegreerde stelsel (het stelsel dat vanaf ongeveer 2000 is aangelegd). Daarnaast is de afgelopen 10 tot 15 jaar in wijken met een gemengd rioolstelsel veel openbaar gebied afgekoppeld. In veel gevallen wordt het afgekoppelde hemelwater ter plekke geïnfiltreerd, maar in enkele gevallen vindt afvoer plaats naar een beek. Ook veel particulieren hebben het hemelwater afgekoppeld. Uiteindelijk gevolg is dat het gemengde rioolstelsel minder zwaar belast wordt, waardoor bij zware regenbuien minder problemen ontstaan door wateroverlast.

In het grootste deel van het plangebied wordt het afvalwater onder vrij-verval afgevoerd naar één van de twee hoofdgemalen in Arnhem-Noord; het Driepoortengemaal in Presikhaaf en het Rijngemaal bij de John Frostbrug. Alleen in de wijk Molenbeke ligt een zelfstandig functionerend rioolsysteem. Het rioolgemaal staat aan de watergang bij de Schavenmolenstraat.

De riolering op het AKZO-terrein is gedeeltelijk nog een particulier stelsel.

Door het plangebied liggen enkele belangrijke transportriolen en deze zijn beschermd door een dubbelbestemming Leiding - Riool.

Waterattentiekaart

Hierna is een kaart opgenomen waarin de meest van belangzijnde onderdelen van de waterhuishouding binnen het plangebied zijn aangegeven.

verplicht
Afbeelding 4.1 Waterhuishoudkundige situatie binnen het plangebied

Conclusie

Dit bestemmingsplan is overeenstemming met de beleidsuitgangspunten ten aanzien van de waterhuishouding. Van belangzijnde voorzieningen (o.a. leemlagen en hoofdriolering) zijn beschermd middels de opgenomen dubbelbestemmingen.

4.8 Bodem     

Voor dit conserverende bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied die van invloed kunnen zijn op dit bestemmingsplan. (zie onderstaand tabel en kaartje in bijlage 1). Voor alle gevallen geldt de volgende gebruiksbeperking:

Graven in en afvoer van de verontreinigde grond is niet toegestaan zonder toestemming van het bevoegd gezag en dient vooraf gemeld te worden aan het bevoegd gezag.



Daarnaast zijn in onderstaand tabel per locatie de specifieke beperkingen aangegeven.

Adres BISnr. Omschrijving Specifieke gebruiksbeperkingen
A Schaapsdrift 51 e.o. 0083 Grond: diverse

Grondwater VOCl
Geen grondwater onttrekken zonder toestemming van bevoegd gezag Wbb
B Velperweg 76 (AKZO) 0014 Grond: diverse

Grondwater: zink
Geen grondwater onttrekken zonder toestemming van bevoegd gezag Wbb
C Molenbeekstraat 24 e.o. 1894 Grondwater: VOCl Geen grondwater onttrekken zonder toestemming van bevoegd gezag Wbb
D Vosdijk (vml stort ENKA) 0002 Grond: stortmateriaal
E Beeldhouwerstraat 27a-29 3040 Grond; zware metalen
F Van Huevenstraat thv 22-26 1859 Grond: PAK Verharding intact laten
G Plattenburgerweg 67a 0772 Grond: zware metalen en PAK Terughoudend met consumptie van voedingsgewassen en voorkomen dat kleine kinderen veel in contact komen met de verontreinigde grond
H Plattenburgweg 2 0190 Grond: lood
I Vosdijk (thv 5) 4185 Grond: zware metalen
J Velperweg/Vosdijk (gasontvangststation) 0014 Grond: zware metalen en PAK
K Velperweg 10 0142 Grond en grondwater: olie en aromaten Geen grondwater onttrekken zonder toestemming bevoegd gezag Wbb
L Velperweg 2-2a 4267 Grond: zware metalen en OCB's
M Velperweg 28 (kantoor) 0137
N Molenbeke rioollekkages 2115

Grondwater: VOCl Geen grondwater onttrekken zonder toestemming van bevoegd gezag Wbb
O Velperweg 45-49 0837 Grond: PCB's
P Hoflaan 42-48 0758 Grond: minerale olie

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) in het plangebied vormt voor wat betreft de bestaande functies geen gevaar voor de volksgezondheid, onder de voorwaarde dat men zich voor de betreffende locaties aan de geldende gebruiksbeperkingen houdt.

Bij concrete bestemmingsplanwijzigingen en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht is in de bodemkwaliteit, is een bodemonderzoek conform NEN 5740 noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.9 Cultuurhistorie     

Het plangebied omvat veel elementen en structuren die van cultuurhistorische waarde zijn. Oorspronkelijk bevonden zich vier landgoederen in het gebied (Presikhaaf, Rennen Enk, Angerenstein en Bronbeek). Deze hebben grote invloed gehad op de verschijningsvorm van het gebied. Daarnaast is de (Oude) Velperweg al sinds de middeleeuwen een belangrijke uitvalsweg van de stad.

Beschrijving van de cultuurhistorische waarden



Molenbeke - Velperweg Noord

Het stadsbeeld in Molenbeke is door sloop, latere (moderne) invullingen en functiewijzigingen te versnipperd geraakt om nog te kunnen spreken van een duidelijke samenhang, die van algemeen belang is voor de gemeente Arnhem wegens de schoonheid ervan, een geheel eigen karakter of een bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde. Wel bevinden zich in het gebied een rijksmonument en een aantal gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. Deze zijn terug te vinden in de lijst cultuurhistorie opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.

AkzoNobel-terrein e.o.

Het AkzoNobel-terrein wordt vrijwel geheel in beslag genomen door de kantoren en bedrijfsgebouwen van AkzoNobel. Het plangebied is geïnventariseerd op cultuurhistorische waarden. Op basis van deze cultuurhistorische inventarisatie zijn een aantal gebouwen en objecten aangewezen als beschermde monumenten, andere zijn gekwalificeerd als cultuurhistorisch waardevol (zie bijlage 2).

Een transformatie van kantoren en bedrijfsgebouwen naar andere functies is in principe mogelijk, mits gestreefd wordt naar instandhouding van de cultuurhistorische waarden.

Angerenstein 

Angerenstein is gelegen op de zuidelijke flank van de stuwwal van het Veluwe-massief. De landschappelijke overgang van de Veluwse stuwwaluitlopers naar de polders in het rivierengebied is terug te vinden in de hoger gelegen woongebieden rond Raapopseweg en Huijghenslaan, en de lagergelegen vlakte in de zuidelijke rand van Plattenburg.

Het park Angerenstein is een restant van een veel groter landgoed. Het park is grotendeels aangelegd in een vroeg negentiende-eeuwse romantische Engelse landschapsstijl. Behalve het park bleven het landhuis, een vroeg twintigste-eeuwse koetshuis, bijgebouwtjes en een poort bewaard. Het huidige park bevat tuinarchitectuur en elementen van de aanleg uit verschillende perioden, met beken, watervallen, vijvers en een pergola. In het park bevindt zich verder een sprengenbeek. Samen met het oude huis en bijgebouwen vormt het park een tastbare herinnering aan de historie van het oude landgoed. Het park bezit een groot aantal bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten. Het restant van het landgoed Angerenstein bepaalt voor een groot deel de structuur van de omliggende wijken en dient thans als fraai stadspark voor dit gebied. Het park is beschermd als gemeentelijk monument.

Rennen Enk was oorspronkelijk onderdeel van de bezittingen van het klooster Monnikenhuizen. In de zeventiende eeuw werd een landhuis gebouwd en een park aangelegd. Halverwege de negentiende eeuw werd het landhuis vergroot en werd een romantisch park aangelegd. Sinds 1966 wordt het landhuis gebruikt als woonoord voor bejaarden en zijn diverse gebouwen verrezen op het terrein. Het landhuis is beschermd als rijksmonument.

De woonwijk Angerenstein Zuid (Huijghenslaan e.o.) is een middenstandswijk die vanaf omstreeks 1900 in fasen is ontstaan en bezit een bijzondere stedenbouwkundige aanleg. De wijk heeft een vrij ruim en groen karakter, waarin een belangrijke rol is weggelegd voor de ruime voor- en achtertuinen met doorzichten tussen de panden door, de laanbeplanting en het omliggende groen van de parken Klarenbeek en Angerenstein. De Huijghenslaan kent een brede opzet met zijbomen en een forse laanbeplanting (esdoorn, beuk). De Julianalaan vormt met haar brede berm, beek en forse bomen een harmonieuze overgang naar Park Angerenstein. Behoud van dit tuindorpkarakter is uitgangspunt: de bebouwingstypologie, de ruime voor- en achtertuinen met doorzichten tussen de panden door, de laanbeplanting en groene bermen en de reliëfaccenten.

Op diverse plekken in de wijk is de Klarenbeek in het zicht gelaten. Dit geldt vooral langs de noordoostzijde van de Laan van Klarenbeek. Al bij de aanleg van deze straat zijn de beek, de bruggetjes en de woningen vanuit één stedenbouwkundig concept gerealiseerd. De historische beken hebben hoge cultuurhistorische waarde en moeten voor de toekomst behouden blijven.

In Angerenstein bevinden zich, naast cultuurhistorisch waardevolle structuren en objecten, tevens rijks- en gemeentelijke monumenten (zie bijlage 2).

Paasberg

De wijk is gelegen op de stuwwal van het Veluwe-massief, tegen de zuidelijke flank van de Paasberg. Hierdoor loopt het terrein voor het grootste deel met een lichte helling op naar het noorden.

In Paasberg bevinden zich twee parken die 'overgebleven' zijn van de landgoederen Presikhaaf en Bronbeek, Park Sacre Coeur en park Bronbeek. De twee parken bezitten grote cultuurhistorische waarde. Ze vormen een belangrijke groene schakel in de vrijwel aaneengesloten krans van stadsparken en (voormalige) landgoederen aan de noord- en oostzijde van de stad.

Park Sacre Coeur bevindt zich op (een deel van) het voormalige landgoed Presikhaaf. In 1865 spleet de spoorlijn Arnhem-Zutphen het landgoed in tweeën, waarna vanaf 1882 een wandelpark werd aangelegd als onderdeel van de Vogel- en Plantentuin aan de Velperweg. Van de negentiende-eeuwse aanleg resteren thans vele fraaie groenelementen, een groot deel van de waterpartijen en een deel van het wandelpadenpatroon. Van de oorspronkelijke bebouwing resteert afgezien van het voormalige koetshuis (Velperweg 160-162-164) niets. Het park is beschermd als gemeentelijk monument.

Bronbeek werd rond 1820 als buitenplaats aangelegd. Tegenwoordig is het park het terrein van het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen. Bronbeek kent een rijke historische gelaagdheid en bevat belangrijke restanten uit de periode voor de aanleg van de buitenplaats Bronbeek. Daarnaast zijn ook de diverse stadia in de ontwikkeling van de buitenplaats na 1819 en de institutionele periode vanaf 1859, toen het terrein in gebruik werd genomen als vestigingsplek voor het Koninklijke Militaire Invalidenhuis, zichtbaar. Het hospitaal en de commandantswoning zijn beschermde rijksmonumenten.

Uitgangspunt is de ruimtelijke structuur van deze gebieden zoveel mogelijk in stand te houden, zodat de cultuurhistorische waarden blijven bestaan. Hierbij is het belangrijk om de kenmerken per landgoed te benadrukken en het eigen groene karakter te versterken.

Uitgangspunt bij de beken in het plangebied (Beek op de Paasberg en Bronbeek) is versterking ervan.

De woonwijk Paasberg ontstond in de jaren twintig van de vorige eeuw, nadat de gemeente Arnhem in 1921 enkele terreinen had aangekocht van de familie Van Pallandt. Aan de wijk lag een plan voor een tuindorp ten grondslag. Het deel van de wijk ten westen van de Bronbeeklaan werd grotendeels in de eerste helft van de jaren dertig bebouwd, terwijl er na de Tweede Wereldoorlog nog enkele leeg gebleven kavels werden bebouwd. In het zuidelijke deel van de wijk staan vooral twee-onder-een-kapwoningen, terwijl in het noorden, waar de kavels in het algemeen iets kleiner zijn, meer rijen van verschillende lengte zijn te vinden. De meeste panden bestaan uit twee bouwlagen onder een zadeldak of schilddak, maar een laag minder komt ook voor.

Aan de Bernardlaan en de Lippe Biesterfeldstraat staan vier flatgebouwen, in 1953/1954 gebouwd in een late, zakelijke variant van de Delftse schoolstijl (ook wel "Shakehands-architectuur" genoemd). De flats zijn nog niet ingrijpend gerenoveerd en bezitten tal van oorspronkelijke onderdelen.

De woonwijk Paasberg bezit een bijzondere stedenbouwkundige structuur. Behoud van het tuindorp karakter is uitgangspunt, evenals de reliëfaccenten.

Ook de andere boven genoemde cultuurhistorische karakteristieken moeten conserverend bestemd worden. In bijlage 2 is een lijst van monumenten en cultuurhistorisch waardevolle objecten opgenomen die voorkomen Paasberg.

Plattenburg

De wijk Plattenburg is niet in één plan aangelegd en gebouwd, maar in fasen gecreëerd, wat duidelijk zichtbaar is in het gevarieerde en soms rommelige straatbeeld. Het meest eenduidige beeld valt te geven met het complex arbeiderswoningen rond de Maria van Gelrestraat. Het complex bestaat uit rijtjes tweelaags woningen onder doorlopende zadeldaken. De straten zijn recht en vrij smal, maar bij de kruisingen van de Maria van Gelrestraat zijn pleintjes gecreëerd, en in het hart van het complex ligt een flinke pleinachtige ruimte met een plantsoen.

Voor het overige vinden we in deze buurt vrijwel alle mogelijke typen stedelijke woonhuizen die gebruikelijk zijn in de Interbellumperiode. In het algemeen valt te stellen dat de panden zijn voorzien van forse zadel- en schilddaken, en dat traditionele bouwmaterialen het beeld bepalen.

De Velperweg en de Oude Velperweg met de negentiende-eeuwse villabebouwing vormt een bijzondere cultuurhistorisch waardevolle structuur. De grote villa's en dubbele herenhuizen aan de Velperweg, vormen samen met de laanbeplanting, de villavoortuinen en het hekwerk een statig-groene ruimte en representatieve woonlocatie voor de gegoede burgerij. De oude Velperweg heeft een iets meer gemengd ruimtelijk karakter doordat hier ook kleinere woningen staan, maar ook hier overheerst de uitstraling van een negentiende-eeuwse villa straat door laanbeplanting, ruime voortuinen en erfafscheidingen (hekwerk, muurtjes, hagen). Deze karakteristieken moeten in het bestemmingsplan beschermd worden.

In Plattenburg bevinden zich naast rijks- en gemeentelijke monumenten tevens cultuurhistorisch waardevolle structuren en objecten, zie bijlage 2.

Waardering en bescherming van de clutuurhistorische waarden

Het doel van bescherming is om de cultuurhistorische waarden in stand te houden. In bijlage 2 zijn de cultuurhistorische objecten opgenomen die belangrijk zijn in het plangebied. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen:

  1. Beschermd stadsgezicht;
  2. Monumenten;
  3. Beeldbepalende objecten.

Hieronder worden deze verschillende categoriën en de wijze waarop deze zijn beschermd toegelicht.

Ad. 1. Beschermd stadsgezicht

In het plangebied ligt een deel van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht 'Hoflaan e.o.'. Hieronder volgt een beschrijving van dit gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Cultuurhistorische waarde

Het woonbuurtje Hoflaan e.o. is een typisch voorbeeld van laat negentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse stedenbouw. In het buurtje met middenstandswoningen en kleine herenhuizen liggen relicten van het agrarisch verleden van dit gebied. De St. Jan de Doperkerk met pastorie vormt sinds de bouw niet alleen een landmark, maar ook een belangrijk sociaal-cultureel ankerpunt in dit gedeelte van de wijk Klarendal. De winkelpuien van panden langs de Hoflaan en Verlengde Hoflaan herinneren aan de rol die buurtwinkels vroeger in het dagelijks leven speelden. De open ruimte aan de noordzijde van de St. Jan de Doperkerk en de in de jaren 50 aangelegde Doctor J.C. Hartogslaan met aanpalende bebouwing uit de wederopbouwperiode, getuigen van het bombardement dat in 1941 plaatsvond.

verplicht
Afbeelding 4.2 Waardenkaart gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Het deel ten zuidoosten van de Rosendaalsestraat is gelegen in het plangebied van dit bestemmingsplan.

Historisch-ruimtelijke of stedenbouwkundige waarde

De stedenbouwkundige waarde wordt bepaald door de historische wegenstructuur, het stratenpatroon, de verkavelingsstructuur en het bebouwingsbeeld, waarbij de ligging op de flank van de stuwwal in belangrijke mate bepalend is geweest. Het gebied vertelt het verhaal van de stedenbouwkundige praktijk van organische gebiedsontwikkeling door speculatieve woningbouw,

waarbij kleine reeksen woonhuizen door particuliere initiatiefnemers in verschillende fasen werden gerealiseerd. Prestedelijke structuren en elementen werden bij de ontwikkeling van het buurtje in de stedenbouwkundige opzet geïntegreerd.

Gaafheid of herkenbaarheid

De historisch-ruimtelijke structuur van het buurtje is in gave staat. Door de aanwezigheid van oude boerderijtjes, de verschijningsvorm van de woonhuizen, de open ruimten, het stratenpatroon, verkavelingsstructuren en elementen als overbouwde steegjes, voortuinen met smeedijzeren hekwerken en historische winkelpuien is nog duidelijk herkenbaar dat het gebied vanaf het einde van de negentiende eeuw in een relatief korte periode werd getransformeerd van een agrarische omgeving naar een woonbuurtje. In het buurtje bevinden zich diverse panden met een architectuurhistorische waarde, waarvan de gaafheid relatief hoog is. De gevelwanden zijn van hoge cultuurhistorische waarde. Het buurtje is bovendien van bijzondere belang vanwege de visuele relatie met de St. Jan de Doperkerk, die een belangrijke landmark in de wijk Klarendal vormt.

Voor dit bestemmingsplan gaat het om het volgende gebied binnen het beschermde stadsgezicht: de hoek zuidzijde Rosendaalsestraat en de oostelijke zijde Hoflaan:

  • Rosendaalsestraat: 298 t/m 334 (even)
  • Hoflaan:2 t/m 20, 34 t/m 48, 52 t/m 68 (even)

De bebouwing aan de zuidzijde van de Rosendaalsestraat en de oostzijde van de Hoflaan dateert uit de periode 1910-1915. De aaneengesloten bebouwing bestaat uit blokjes van twee tot vier woonhuizen (kleine herenhuizen) die als architectonische eenheid zijn vormgegeven. Door onderlinge verschillen in nok en goothoogte, een afwisseling van kapvormen en accenten als verhoogde ingangen, balkons en erkers is sprake van een grote variatie in gevelbeeld. Een aantal woningen heeft een souterrain. De panden worden gekenmerkt door een geometrische vormgeving en een verzorgde architectuur. De bebouwing is vormgegeven in de stijl van de 'Overgangsarchitectuur' uit het begin van de twintigste eeuw, waarin diverse elementen van zowel de neostijlen als de Jugendstil met elkaar zijn verweven. Het bebouwingsbeeld wordt in sterke mate bepaald door de vooruitspringende bakgoten op houten gootklossen, de bakstenen dakhuizen en de hoekige torenbekroningen, die in sommige gevallen zijn voorzien van gemetselde pinakels met een natuurstenen bekroning. Een

algemene karakteristiek van de bebouwing is het levendige gevelbeeld. Tussen de bebouwing en de straat liggen voortuinen die merendeels nog worden afgebakend door de oorspronkelijke smeedijzeren hekwerken. Hardstenen trappen zijn aanwezig om het niveauverschil tussen de tuin en de begane grond te overbruggen.

Hoflaan 34-36 is het overblijfsel van een pand, dat evenals de andere panden langs de Hoflaan een symmetrische opzet kende. Bebouwing uit het begin van de twintigste eeuw die oorspronkelijk ter hoogte van de huidige Doctor J.C. Hartogslaan stond, raakte tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd door een bombardement. Een deel van deze bebouwing werd nadien gesloopt. De zijgevel van het pand Hoflaan 34-36 en het pand Doctor J.C. Hartogslaan 2-2a dateren uit de wederopbouwperiode.

Waardevolle zichtlijnen en landmarks

Vanaf de Rosendaalsestraat is in westelijke richting een zichtlijn op de toren van de Sint-Eusebiuskerk aanwezig. Dit onderstreept de functie van de Rosendaalsestraat als oude uitvalsweg van de stad Arnhem. Binnen het beschermd stadsgezicht zijn het schip en de toren van de St. Jan de Doperkerk, die beschouwd kan worden als een belangrijke landmark in dit gebied, waarneembaar vanaf verschillende locaties, onder meer vanaf de Rosendaalsestraat tussen de bouwblokken door.

Voortuinen, hekwerken en tuinmuren

Een groot deel van de panden langs de Hoflaan en de Rosendaalsestraat heeft een voortuin. Veel van deze particuliere tuinen worden begrensd door de originele smeedijzeren hekwerken. Dit is het geval bij Rosendaalsestraat 298, 300-302, 304-306, 308-310, 312-314, 316-318, 320-322, 324-326, 332-334 en 341-345 en bij Hoflaan 6-8, 52, 54-56, 58-60 en 62-64.

Winkelpuien

In het beschermd stadsgezicht komt een aantal panden met historische winkelpuien voor. Deze panden komen voor langs de Hoflaan en Verlengde Hoflaan. Het vroeg twintigste-eeuwse pand Hoflaan 66-68 heeft een smalle hoekgevel, waarin zich de entree van de winkel bevindt. Zowel aan de zijde van de Hoflaan als aan de zijde van de Rosendaalsestraat heeft dit pand een etalagevenster met bovenlichten onder ijzeren latei, die aan de uiteinden wordt afgesloten door natuurstenen blokken.

Hoekaccenten

Een belangrijk kenmerk van de bebouwing in het beschermd stadsgezicht zijn de hoekaccenten in de vorm van een licht schuine, risalerende hoektraveeën, die veelal zijn voorzien van een balkon. Deze uniforme hoekoplossingen dragen niet alleen bij aan de karakteristiek van de individuele panden, ook vanuit historisch-stedenbouwkundig perspectief hebben de afgeschuinde hoeken betekenis. Een markant voorbeeld hiervan is te vinden op Hoflaan 68.

Vertaling in het bestemmingsplan

Het gemeentelijk beschermd stadsgezicht is beschermd met een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie (artikel 28). De waardevolle zichtlijnen, historische voorgevelrooilijn, stegen en tuinhekken zijn opgenomen op een cultuurhistorische waardenkaart (zie bijlage 1 bij de regels). In artikel 28 is geregeld dat bij eventuele verbouw rekening moet worden gehouden met deze waarden. Er kunnen ook nadere eisen worden gesteld aan de bebouwing. Hiermee zijn de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht adequaat beschermd.

Ad 2. Monumenten

Monumenten (zowel gemeentelijk- als rijksmonumenten) worden beschermd door de Erfgoedwet. Dit betekent niet dat aan beschermde monumenten geen wijzigingen kunnen plaatsvinden. Ze worden dus niet "bevroren". De eigenaar is overigens wel vergunningplichtig op grond van de Erfgoedwet of de Arnhemse erfgoedverordening. Dit maakt het mogelijk om transformatieprocessen te kunnen begeleiden en te sturen. Het College van burgemeester en wethouders is vergunningbevoegd voor zowel gemeentelijk als rijks beschermde monumenten. Afhankelijk van de aard van de ingreep heeft de minister (= rijksdienst voor cultureel erfgoed) een lichte (adviesrecht) of zwaardere rol (adviesplicht) in de vergunningprocedure met betrekking tot rijks beschermde monumenten.

Doordat de monumenten worden beschermd door de Erfgoedwet is bescherming in het bestemmingsplan niet nodig.

Ad. 3. Beeldbepalende objecten

Het plangebied kent veel beeldbepalende objecten. Deze objecten kennen geen bescherming via de Erfgoedwet. Indien deze objecten beschermd dienen te worden, kan dit worden geregeld in het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan hebben een aantal objecten een functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' gekregen. Het gaat dan om de beeldbepalende objecten op het AKZO-terrein (o.a. de energiecentrale en het portiersgebouw), op het terrein van Insula Dei (toegangshek en het landhuis) en een aantal gebouwen op het terrein van Bronbeek (o.a. de dierenverblijven en de boerderij). De functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' betekent dat deze objecten niet zonder omgevingsvergunning gedeeltelijk of geheel gesloopt kunnen worden. Een vergunning kan alleen worden verleend indien zorgvuldig wordt omgegaan met de cultuurhistorische elementen.

De parken in het plangebied bevatten ook waardevolle cultuurhistorische elementen. Het gaat dan onder andere om het parkje in Molenbeke (met waterpartij) en park Bronbeek. Deze parken hebben een bestemming 'Groen - Landschap en park en binnen deze bestemming zijn het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden beschermd middels een vergunningsplicht.

Voor de overige beeldbepalende objecten geldt dat er voor is gekozen om deze in het bestemmingsplan niet te beschermen. Het gaat om grotendeels particuliere panden die vaak deel uit maken van een groter bouwblok (bijvoorbeeld rijwoningen). De kans dat deze woningen worden gesloopt is erg klein. Een bescherming met een functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' is dan erg zwaar en gezien het bovenstaande niet noodzakelijk.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is overeenstemming met de beleidsuitgangspunten ten aanzien van de cultuurhistorie. Van belangzijnde cultuurhistorische waarden, die geen andere bescherming genieten, zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en Waarde - Landschap of de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden', waarmee de bescherming van de waarden is gewaarborgd.

4.10 Archeologie     

Het plangebied ligt in de overgangszone van de Zuidoost-Veluwe stuwwal en het rivierengebied. In de voorlaatste ijstijd is hier door erosieprocessen een zogenaamde 'hellingafspoelingswaaier' ontstaan, een waaier van zand en grind. Noordelijk van het plangebied zijn meerdere erosiegeulen bekend waarin zich beekdalen vormden.

De overgangszone heeft een hoge archeologische verwachting omdat voor de prehistorische mens op korte afstand verschillende landschappen te exploiteren waren. Ondanks de hoge verwachting zijn er in het plangebied maar een paar vindplaatsen bekend, gelegen tussen de Velperweg en Oude Velperweg. Het gaat om de vondstlocatie van een Romeinse munt (sestertius) en urn met crematieresten. De ouderdom van de urn is onbekend, maar in de prehistorie en Romeinse tijd was crematie gedurende bepaalde perioden een gebruikelijk grafritueel, vooral vanaf de overgang van de brons- naar de ijzertijd (circa 1000 v. Chr.). De vindplaatsen staan te boek als archeologisch waardevol gebied.

De (Oude) Velperweg en Rosendaalsestraat betreffen ook historische routes met daaraan grenzend meerdere boeren hofsteden. Nabij de Oude Velperweg lag ook de Bethanische watermolen, functionerend aan de Molenbeek die in zuidwestelijke richting de stad stroomde.

In het plangebied komen diverse archeologische verwachtingen voor. Bescherming van deze eventuele verwachtingen zijn, conform de voorwaarden opgenomen in het Erfgoedverordening, doorvertaald in de dubbelbestemmingen. Binnen het plangebied zijn twee archeologisch waardevolle gebieden aanwezig ter hoogte van vindplaatsen. Voor deze gebieden ligt de onderzoeksgrens op respectievelijk 30 m2 en 40 cm-huidig maaiveld. Het archeologische onderzoekstraject bestaat normaliter uit de stappen bureauonderzoek, booronderzoek, proefsleuvenonderzoek en opgraving. Per stap wordt afgewogen of vervolgonderzoek nodig is. Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden staat voorop.

Conclusie

In het kader van dit bestemmingsplan is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De archeologische verwachtingswaarden zijn in dit plan middels dubbelbestemmingen op een adequate wijze beschermd.

4.11 Stadsklimaat     

De klimaatbestendigheidsambitie is voor wat betreft hitte in de stad vertaald naar aanbevelingen voor specifieke gebieden. Volgens de Hitte-attentiekaart (afbeelding 4.3) ligt het plangebied in overwegend twee klimatologische eenheden: de gele en de lichtblauwe.

Voor die delen van het plangebied die zijn gelegen in de gele klimatologische eenheid op de Hitte-attentiekaart betekent dit:

  1. behoud van het huidige relatief goede stadsklimaat door het behoud van de verhouding tussen bebouwing en open groene ruimte.
  2. het benutten van kansen tot het zoveel mogelijk vergroenen van de openbare ruimte.
  3. het benutten van kansen om gebouwen te voorzien van verticaal groen en dakgroen ter voorkoming opwarming van het gebouw zelf en uitstraling warmte naar omgeving. Dakgroen is daarbij vooral effectief voor een beter binnenklimaat (en daarmee de energievraag).
  4. gebruik maken van de juiste materialen voor gebouwen waarmee de opwarming van de gebouwen en de omgeving kan worden verminderd.



Voor die delen van het plangebied die zijn gelegen in de lichtblauwe klimatologische eenheid betekent dit:

  1. Behoud van het huidige (klimatologische) situatie die ervoor zorgt dat deze gebieden niet opwarmen en bijdragen aan het bovenlokale stadsklimaat.
  2. Voorkomen van het toevoegen van bebouwing en verharding, verstening.

Voor dat deel van het plangebied dat in de oranje gekleurde klimatologische eenheid ligt (AKZO-terrein) dient bij herontwikkeling te worden ingestoken op het terugdringen van de mate van verharding van het gebied als geheel. Zowel ten aanzien van bebouwing als verharding.

verplicht
Afbeelding 4.3 Hitte-attentiekaart van Arnhem

4.12 Besluit milieueffectrapportage     

4.12.1 Besluit milieueffectrapportage     

4.12.1.1 Situatie plangebied     

Artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming

Het plangebied grenst aan Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Gezien de aard dit bestemmingsplan (beheersmatig) en het feit dat geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen, wordt geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.



Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Op 1 juli 2015 is de PAS in werking getreden. De PAS is een gezamenlijke, samenhangende aanpak van alle betrokken overheden op provinciaal en rijksniveau. De PAS bevat maatregelen die leiden tot een afname van stikstofdepositie en maatregelen die leiden tot een versterking van de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. Door deze maatregelen kunnen in en rondom de Natura 2000-gebieden nieuwe economische activiteiten, zoals bedrijfsuitbreidingen die stikstofdepositie veroorzaken, worden toegelaten.

Activiteiten met een waarde van minder dan 0,05 mol per hectare per jaar worden als verwaarloosbaar beschouwd; deze activiteiten hoeven niet te worden gemeld (ook al niet onder de ontwerp Regeling). Ook cumulatief beschouwd zorgen deze activiteiten voor geen effecten voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden, aldus de toelichting van de PAS. Gelet op het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, kan worden geconcludeerd dat sprake is van een activiteiten die als verwaarloosbaar kan worden beschouwd.

Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestaande planologische situatie opnieuw wordt vastgelegd. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Wel zijn binnen de diverse bestemmingen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze bevoegdheden zijn echter beperkt van aard en omvang en leiden niet tot een wezenlijk ander plan. Zo kan binnen de bestemming 'Bedrijf' bijvoorbeeld worden geschakeld naar een bedrijf in of vergelijkbaar met de maximaal toegestane categorie. Gezien het feit dat de toegestane categorieën niet worden genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., zal ook dit niet leiden tot een m.e.r.(beoordelings)plichtig plan.

4.12.1.2 Conclusie     

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.13 Kabels, leidingen en straalpaden     

Over het plangebied lopen geen bovengrondse hoogspanningsleidingen en straalpaden die beperkingen aan de bouwhoogte stellen. Wel zijn er binnen het plangebied een tweetal planologisch relevante gasleidingen en een ondergrondse 150kV-kabelverbinding aanwezig.

Wat betreft de gasleidingen wordt opgemerkt dat het gaat om de gasleiding langs de A12 en een afvoerleiding naar het AKZO-terrein. Beide leidingen zijn voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas, welke voorziet in bescherming van de gasleidingen (veiligheid/energiezekerheid).

De ondergrondse 150kV-kabelverbinding, welke in eigendom is bij TenneT, is gelegen tussen station Velperpoort en de Catharijnestraat. Ter bescherming van deze verbinding is de leiding voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning.

4.14 Molenbiotoop     

In de naastgelegen wijk Klarendal staat de rijksmonumentale molen de Kroon. Voor de werking is niet alleen de molen zelf van belang maar stellen ze ook specifieke eisen aan hun omgeving. Deze eisen richten zich vooral om de toegestane hoogte van de omliggende bebouwing. Indien de bebouwing in de directe omgeving te hoog wordt, zal de windvang van de molen verminderen en daarmee de werking. De omgeving waarmee een molen in relatie staat noemen we de molenbiotoop. Bij de molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede windvang. Voor het functioneren van een molen is een goede windvang van cruciaal belang. Daarnaast staat met name de zichtbaarheid van de molen centraal. Deze is historisch zo gegroeid en maakt dat een molen vaak zo sfeerbepalend is.

De molenbiotoop is te berekenen met een biotoopformule. De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet 'te hoog' is.

Deze regeling heeft betrekking op de hoogte van nieuwe bouwwerken binnen de molenbiotoop. Naarmate de afstand groter wordt, mag hoger gebouwd worden. Dit heeft te maken met de invloed van de bouwwerken op de wind die de molen met haar wieken kan vangen. Over het algemeen heeft nieuwe bebouwing die wordt gebouwd op verder dan 400 meter vanaf de molen vrijwel geen negatieve invloed op de molen. Binnen de straal van 400 meter rond de molen wordt de bouwhoogte beperkt.

De molenbiotoop wordt beschermd via de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is opgenomen dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de molenbiotoop geen nieuwe bebouwing wordt toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

Aangezien binnen dit bestemmingsplan bestaande bebouwing opnieuw wordt vastgelegd en geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, heeft de molenbiotoop geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen zal rekening gehouden moeten worden met de molenbiotoop. Hiervoor is in de zone van 400 meter rondom de molen de Vrijwaringszone - molenbiotoop in de regels opgenomen (artikel 35.1). Deze gebiedsaanduiding regelt dat (zonder afwijking) binnen deze zone niet hoger dan de bestaande hoogte mag worden gebouwd om zo het functioneren van de molen niet nadelig te beïnvloeden.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving en -verantwoording     

5.1 Inleiding     

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

5.2 Opzet van de regels     

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels     

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Artikel 1 Begrippen

    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  • Artikel 2 Wijze van meten

    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op verbeeldingen zijn bouwhoogten en een bebouwingspercentage aangegeven. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen (bouwvlak).

5.2.2 Bestemmingsregels     

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving:

    Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
  • Bouwregels:

    In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing aan moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.
  • Afwijken van de gebruiks- en bouwregels:

    Hierin staat aangegeven onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels:

    In de specifiek gebruiksregels is bepaald welk gebruik van gronden en opstallen in elk geval strijdig is met of wordt toegestaan binnen deze bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd.

In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.

5.2.3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  • Artikel 33 Algemene bouwregels

    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  • Artikel 34 Algemene gebruiksregels

    In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  • Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

    In dit artikel zijn nadere bepalingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de molenbiotoop.
  • Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
  • Artikel 37 Overige regels

    In dit artikel zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van de aspecten parkeren en laden en lossen.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen     

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Verantwoording van de regels     

5.3.1 Algemeen     

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf wordt een beschrijving van de bestemmingen gegeven. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld. In paragraaf 5.4 wordt een vergelijking tussen dit bestemmingsplan en de geldende plannen gemaakt.

5.3.2 Afzonderlijke bestemmingen     

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf, Groen, Kantoor en de verkeersbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;

5.3.3 Bedrijf     

In dit bestemmingsplan zijn twee bedrijfsbestemmingen opgenomen: Bedrijf (artikel 3) en Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 4). De laatste is een specificatie van de algemene bedrijfsbestemming.

Bedrijf

Een groot deel van het AKZO-terrein aan de Velperweg, de bedrijven aan de Schaapsdrift en een drietal lossen bedrijven zijn als Bedrijf bestemd. Binnen deze bedrijfsbestemmingen zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de regels is opgenomen. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. Binnen de bestemming Bedrijf zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'; bedrijven in de categorieën 1 en 2 toegestaan en wanneer aangeduid tevens voor andere bedrijfsmatige activiteiten. Binnen het plangebied is één bedrijf aanwezig met een hogere milieucategorie, namelijk het bedrijf Teijin Aramid op het terrein van AKZO aan de Velperweg. Ter plaatse van dit bedrijf is de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' opgenomen.

De volgende bedrijven hebben een aparte bestemming en zijn binnen de bedrijfsbestemmingen, tenzij aangeduid, niet toegestaan; detailhandel, horeca-activiteiten, recreatiebedrijven en kantoren.

Naast de bedrijfsbestemming zijn met een functieaanduiding voor een aantal panden andere functies mogelijk gemaakt. Het gaat dan om:

  • wonen voor een aantal panden aan de Schaapsdrift;
  • grootschalige detailhandel ten behoeve van de Praxis aan de Schaapsdrift. Hierbij is detailhandel in de food-sector uitgesloten;
  • sportschool voor een deel van het pand aan de Plattenburgerweg 91;
  • het parkeerterrein op het AKZO-terrein aan de Velperweg is uitsluitend bestemd als parkeervoorzieningen.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen. In het plangebied gaat het om een groot transformatiegebouw aan de Schaapsdrift en een kleiner nutsgebouw achter het pand Velperweg 75.

Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is hier niet wenselijk.

Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd, zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bestemmingsregels.

5.3.4 Bos     

Het gebied in het noordoosten van het plangebied tussen de woningen Paasberglaan en de autosnelweg A12 heeft de bestemming 'Bos' gekregen (Artikel 5). Dit betekent dat dit gebied uitsluitend bestemd is voor bos met de bijbehorende recreatieve, landschappelijke, ecologische en bosbouwkundige functies. In dit artikel is een voorwaarde opgenomen dat voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders is vereist. Hiermee wordt het bos beschermd tegen werken en werkzaamheden die een negatief effect hebben op dit gebied.

5.3.5 Centrum     

Aan de Raapopseweg- Van der Helllaan bevinden zich diverse wijkcentrumfuncties, het gaat hierbij zowel om detailhandel als om (persoonlijke) dienstverlening. De bestemming 'Centrum' (artikel6) betreft een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca (met uitzondering van nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren maar ook de functies wonen en maatschappelijk zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van de wijkcentrum. Zo kan een bakkerij worden vervangen door een kapper etc. De boven de begane grond gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor wonen.

5.3.6 Cultuur en ontspanning     

Het wijnhuis en wijnmuseum aan de Velperweg is bestemd als 'Cultuur en ontspanning' (artikel 7). Binnen deze bestemming is onder andere een museum, zalencentrum en een groothandel toegestaan. Het restaurant dat is gelegen op hetzelfde perceel (Velperweg 23) is met een functieaanduiding mogelijk gemaakt.

5.3.7 Gemengd     

Dit is een bestemming van minimaal twee gelijkwaardige functies die beide in een bepaald gebied voorkomen. In dit geval betreft het hoofdzakelijk bebouwing gesitueerd aan de Velperweg en Oude Velperweg, waarbij zowel sprake is van wonen, maatschappelijke voorzieningen en in sommige gevallen kantoren. Deze bebouwing heeft de bestemming 'Gemengd' gekregen. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke functies, woningen en kantoren (t.p.v. een functieaanduiding) toegestaan. Dit is overeenkomstig de gebruiksmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan.

5.3.8 Groen     

In het plangebied is veel groen aanwezig, welke bestemd is als 'Groen' (artikel 9) of 'Groen - Landschap en park' (artikel 10).

In het Groenplan (zie paragraaf 3.6.5) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn tevens waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Het bestaande parkeren in het groen bij Vreedenhoff aan de Velperweg is met een functieaanduiding toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

De grotere groengebieden die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen - Landschap en park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hieraan een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen (werkzaamheden ten behoeve van het normale beheer en onderhoud zijn uitgesloten van de vergunningplicht).

Binnen de bestemming 'Groen - Landschap en park' is, met uitzondering ter plaatse van de aanduidingen 'maatschappelijk' (ondergronds depot van Bronbeek) en 'begraafplaats' (ten behoeve van een urnenmuur op het terrein van Bronbeek) geen bebouwing toegestaan. Er is wel een afwijking mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.

Het bestaande parkeren achter het pand Velperweg 157 en achter op het terrein van Bronbeek is met een functieaanduiding toegestaan.

Vergelijking met het geldende bestemmingsplan

In het geldende bestemmingsplan is het binnenterrein ter plaatse van het woonblok Velperweg- Prumelaan-Van Limburg Stirumlaan en Van der Duyn van Maasdamlaan bestemd tot 'Groen'. Gelet op het feit dat het geen openbaar toegankelijk gebied betreft en de groenvoorziening niet als zodanig is aangemerkt in het Groenplan zijn de gronden overeenkomstig de aangrenzende bestemming (Wonen) bestemd.

Verder zijn is voor een aantal gebieden de bestemming 'Groen' gewijzigd in 'Groen - Landschap en park'. Dat geldt voor een aantal groengebieden in Molenbeke (zie ook paragraaf 5.4.2).

5.3.9 Horeca     

De bestemming “Horeca” (artikel 11) ligt op het congres- en reüniecentrum Kumpulan aan de Velperweg (Bronbeeklaan). Binnen deze bestemming is alleen horeca in categorie-b (zoals restaurants) toegestaan.

5.3.10 Kantoor     

De bestemming 'Kantoor' (artikel 12) is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende- en geen productiewerkzaamheden verrichten. Andere toegestane functies binnen deze bestemming zijn specifiek aangeduid.

5.3.11 Maatschappelijk     

De bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 13) is onder meer bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, gezonds- en welzijnszorg, levensbeschouwelijke functies en openbare dienstverlening. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.

Binnen het plangebied zijn verschillende scholen en andere maatschappelijke functies die als zodanig zijn bestemd.

Een kas op het terrein van Bronbeek is met een functieaanduiding mogelijk gemaakt.

5.3.12 Sport     

Binnen het plangebied zijn twee sportcomplexen aanwezig welke bestemd zijn als "Sport" (Artikel 14). Op deze gronden mogen, rekening houdende met de maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed-, club- en materiaalgebouwen worden gebouwd.

Naast sportvoorzieningen zijn binnen deze bestemming ook een aantal maatschappelijke functies zoals kinderopvang en buitenschoolse opvang toegestaan. Dit is overeenkomstig de gebruiksmogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen.

Lichtmasten buiten het bouwvlak zijn met een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk. Er zijn aan deze afwijking wel voorwaarden gekoppeld om mogelijke overlast voor aan- en omwonenden te voorkomen. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op vastgestelde beleidsregels.

Het parkeerterrein bij de tennisvereniging aan de Vosdijk is specifiek bestemd. Parkeren is verder binnen de bestemming niet toegestaan.

5.3.13 Tuin     

De bestemming 'Tuin' (artikel 15) is bedoeld voor de voortuinen langs de straten die evenals de groenstroken bepalend zijn voor het groene karakter van de wijk. Gronden met deze bestemming zijn onder meer bestemd voor; groenvoorzieningen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen, oprit naar een achter de voorgevelrooilijn, gelegen carport, garage of parkeergelegenheid en bestaande bijbehorende bouwwerken (bijv. erker) bij een woning.

Parkeren is niet toegestaan behalve indien:

  • het parkeren plaatsvindt achter een denkbeeldig getrokken voorgevelrooilijn of
  • ter plaatse van de gronden die wordt gebruikt als oprit naar een carport, garage of parkeergelegenheid of;
  • in gevallen waar op dit op moment al geparkeerd wordt in de voortuin.

5.3.14 Verkeer     

De bestemming verkeer is opgedeeld in een drietal 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. Verkeer - Railverkeer (artikel 16);
  2. Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 17);
  3. Verkeer - Wegverkeer (artikel 18).



Hieronder wordt ingegaan op deze drie sub-bestemmingen

Verkeer - Railverkeer

De bestemming 'Verkeer - Railverkeer' is gegeven aan spoorwegen voor personen en goederenvervoer met bijbehorende paden en groenaanleg. Het bouwen van in de bestemming passende bebouwing zoals geluidwerende voorzieningen is mogelijk binnen deze bestemming tot een maximumbouwhoogte van 3 meter (gemeten vanaf bovenkant van het spoor).

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer - Wegverkeer

De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

5.3.15 Water     

In het plangebied liggen diverse watergangen en vijvers. Deze zijn specifiek als 'Water' (artikel 19) bestemd. Dit ter onderscheid en verduidelijking: ter bescherming van deze beek, waar andere bestemmingen gelden, is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' op de planverbeelding opgenomen. Een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is niet opgenomen aangezien hiervoor de keur van het Waterschap geldt. Ter bescherming van de ondergrondse watertoevoer voor de beken is de dubbelbestemming 'Waarde - Geomorfologie' op de verbeelding opgenomen. Hiermee worden de aanwezige leemlagen beschermd.

5.3.16 Wonen     

Functie

Alle reguliere woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (artikel 20). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, niet specifiek gericht op therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Naast beroepsmatige activiteiten zijn bestaande bedrijven specifiek aangeduid, zoals een kapsalon, sportscholen en detailhandel.

Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met 'garagebox' binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.

In de bestemming 'Wonen' zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

Naast wonen is voor verschillende panden met een functieaanduiding ook een andere functie toegestaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een kapsalon, horeca of detailahndel op de begane grond van een woning.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw en de zone 'bijgebouwen'. Binnen de bouwzone war het oorspronkelijke hoofdgebouw is gelegen is de maximumbouwhoogte aangegeven. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

Voor het andere deel van de bouwzone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier bijgebouwen mogelijk wrden gebouwd. Deze gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

5.3.17 Dubbelbestemmingen     

De SVBP geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

Hieronder worden deze bestemmingen kort toegelicht.

Leiding - Gas

Binnen het plangebied liggen twee aardgasleidingen met een diameter van 8 inch met een maximale druk van 40 bar. Ter plaatse van de dubbelbestemming betreft de aardgasleiding de primaire functie.

De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts middels een afwijking van de regels mogelijk. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanning

In het plangebied ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding. Het betreft een 150kV-kabelverbinding nabij station Velperpoort. Ter plaatse van de dubbelbestemming betreft de ondergrondse hoogspanningsleiding de primaire functie. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts middels een afwijking van de regels mogelijk. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Artikel 23 Leiding - Riool

In het plangebied liggen drie hoofdleidingen voor het transportriool. Deze leidingen zijn primair bestemd als rioolleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leidingen is een beperking van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts middels een afwijking van de regels mogelijk. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Waarde - Archeologie

Hiervoor zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen; Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied), Waarde - Archeologie (hoge verwachting), Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting) en Waarde - Archeologie (lage verwachting).

Deze vier dubbelbestemmingen gelden voor de gebieden waarvoor bovengenoemde verschillende archeologische verwachtingskansen geldt. De artikelen bevatten een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwregels en nadere eisen. De zones waarbinnen sprake is van bovengenoemde archeologische verwachtingskansen zijn op de planverbeelding nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de planverbeelding aangegeven zone een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

Omdat een deel van het plangebied is gelegen binnen het beschermd stadsgezicht 'Hoflaan / Rosendaalsestraat e.o.' is tevens de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" van toepassing. Bij deze bestemming zijn bouwregels en nadere eisen opgenomen die naast deze bestemmingsbepaling gelden.

Waarde - Cultuurhistorie

Deze dubbelbestemming (artikel 28) geldt voor het gemeentelijk beschermd stadsgezicht 'Hoflaan e.o.'. De begrenzing van het beschermd stadsgezicht is opgenomen op de verbeelding (plankaart). In bijlage 1 van de regels is een cultuurhistorische waardenkaart opgenomen. Deze kaart maakt onderdeel uit van de regels. Op deze kaart zijn de belangrijkste waarden die beschermingswaardig zijn opgenomen. In artikel 28 van de regels is een aantal beschermende bouwregels en nadere eisen opgenomen die gekoppeld zijn aan de cultuurhistorische waardenkaart. Aanvragen om omgevingsvergunning en plannen voor herinrichting van de openbare ruimte binnen het plangebied worden zorgvuldig getoetst aan deze regels en cultuurhistorische waardenkaart.

Waarde - Geomorfologie

Ter mede bestemd voor bescherming en instandhouding van de aanwezige leemlagen en de afstroming van grondwater naar de beken is deze dubbelbestemming (artikel 29) opgenomen. Voor werkzaamheden die dieper dan 1,5 meter de grond in gaan, is een omgevingsvergunning benodigd. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan alleen verleend worden indien door middel van een geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat geen leemlagen worden beschadigd.

Omdat sprake is van een ligging binnen het door de gemeenteraad aangewezen beschermd stadsgezicht is tevens de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" van toepassing. Bij deze bestemming zijn bouwregels en nadere eisen opgenomen die naast deze bestemmingsbepaling gelden.

Waarde - Landschap

De maatschappelijke-, sport- en verkeerbestemmingen die in de waardevolle groengebieden van dit plangebied liggen, zijn extra bestemd met de dubbelbestemming "Waarde - Landschap".

Door deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningstelsel van kracht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen. Aantasting van het gebied wordt op deze wijze zoveel mogelijk tegen gegaan.

Waterstaat - Waterlopen

De beken zijn voor het grootste deel opgenomen in de bestemming 'Water'. Om de beek ook te beschermen op de delen waar de beek door een andere bestemming stroomt, is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze bestemming bestemd de gronden waar de beek boven- en ondergronds stroomt primair tot watergang. De bovenliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Er is geen vergunningstelsel opgenomen. Voor de watergang is het Keur van het waterschap van toepassing. In het Keur is een vergunningstelsel opgenomen voor werken- en werkzaamheden aan de watergang. Een vergunning moet worden aangevraagd bij het Waterschap.

5.4 Vergelijking met de geldende bestemmingsplannen     

5.4.1 Algemeen     

Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. De bestaande bebouwing en functies worden conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig en planologisch nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.

In enkele gevallen vinden er wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie. Deze wijzigingen hebben over het algemeen een beheersmatig karakter of zijn doorgevoerd om binnen de bestaande ruimtelijke en functionele structuur meer flexibiliteit te bewerkstelligen. Daarnaast kunnen wijzigingen voortkomen als gevolg van legalisering van bestaand gebruik, mits dit planologisch wenselijk is.

In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op het geldende bestemmingsplan, de wijzigingen o.a. naar aanleiding van modernisering etc. en op verleende vrijstellingen.

5.4.2 Modernisering en nieuwe wetgeving     

In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. De vigerende bestemmingsplannen die worden herzien met dit bestemmingsplan zijn (deels) vóór 2008 opgesteld en in werking getreden. Hierdoor kan het voorkomen dat in dit bestemmingsplan noodzakelijkerwijs aanpassingen of wijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van de huidige plannen. Deze wijzigingen hebben niet zozeer betrekking op de juridische (gebruiks- en bouw)mogelijkheden maar meer op de naamgeving en verbeelding van de bestemmingen. Naast de wijzigingen vanuit de standaardisering is in de loop der jaren ook de methodiek van bestemmen binnen de gemeente Arnhem op kleine onderdelen gewijzigd. Daarnaast is er ook nieuwe wet- en regelgeving vooral met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten die moeten worden verwerkt in bestemmingsplannen. Dit heeft geleid tot de volgende wijzigingen ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen:

Wijziging regeling vergunningvrij bouwen (bijlage II van het Besluit omgevingsrecht-Bor)

Op 1 november 2014 is het nieuwe Bor in werking getreden. Daarin zijn wijzigingen opgenomen voor het vergunningsvrij bouwen. Enkele wijzigingen zijn: nieuwe definities van 'bijbehorend bouwwerk' en 'achtererfgebied' met als belangrijk kader, dat bij toetsing het 'oorspronkelijke hoofdgebouw' uitgangspunt wordt. Voorts is de maximale dieptemaat voor een vergunningsvrije uitbouw aan het hoofdgebouw vergroot van 2,5 naar 4 meter.

Deze verdere uitbreiding van het vergunningvrij bouwen zorgt voor een overlap bij de bebouwingsmogelijkheden die worden geboden in de zone bijgebouwen (achtertuinen) bij woningen in de bestemmingsplannen. Voor dit bestemmingsplan is de wijze van bestemmen van woningen afgestemd op het nieuwe Bor. Dat betekent dat:

  • het bouwvlak voor de hoofdbebouwing is gelegd op het 'oorspronkelijke hoofdgebouw';
  • de zone 'bijgebouwen' zoveel mogelijk gelijk is getrokken met het 'achtererfgebied'.

Dat betekent dat de wijze van bestemmen van de woningen is gewijzigd maar dat de bouwmogelijkheden ten opzichte van de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt (grotendeels) hetzelfde zijn gebleven.

Parkeernormen

Tot 29 november 2014 hoefde een bestemmingsplan geen regeling voor parkeren te bevatten. Hiervoor kon worden verwezen naar artikel 2.5.30 van de Bouwverordening, waarin de parkeernormen zijn opgenomen. Voor bestemmingsplannen die vanaf bovengenoemde datum worden vastgesteld, moeten parkeernormen in het bestemmingsplan worden opgenomen. Indien dit wordt nagelaten dan gelden voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen parkeernormen meer. Het parkeerartikel uit de Bouwverordening mag dan niet worden toegepast. In het bestemmingsplan 'Velperweg e.o.' is de parkeerregeling opgenomen in de overige regels, waarbij wat betreft parkeernormen de verwijzing is gelegd met de normen in de 'Arnhemse beleidsregels voor parkeren'. Mocht dit beleid gedurende de planperiode worden gewijzigd dan dient rekening te worden gehouden met het aangepaste beleid.

Visie op Transformatie

De Velperweg heeft een multifunctioneel karakter met een combinatie van kantoren, wonen en zorg. Daardoor onderscheidt het zich als een kansrijke omgeving voor transformatie. De unieke combinatie van groot- en kleinschaligheid kenmerkt dit gebied.

In de Visie op Transformatie is dit deel van de Velperweg als één van de vier prioriteitsgebieden aangewezen (zie ook subparagraaf 3.2.3.2.). In de prioriteitsgebieden is het tegengaan en bestrijden van leegstand belangrijker dan elders in de gemeente, omdat het de meest toekomstvaste locaties in de stad zijn, of plekken waar leegstand het meest pijnlijk/zichtbaar is. De gemeente geeft binnen prioriteitsgebieden alle ruimte, medewerking en vrijheid die nodig is om een pand te transformeren. Alleen als de ontwikkeling niet veilig is, tegen wetgeving indruist, conflicterende belangen heeft met bestaande functies of milieuschade veroorzaakt, kunnen transformatieverzoeken worden geweigerd. Dit wordt per initiatief getoetst.

Voor deze toekomstige initiatieven biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid om met een relatief eenvoudige en korte procedure panden te transformeren. Hiervoor moet dan een omgevingsvergunning worden aangevraagd waarbij eventuele belanghebbenden hun bezwaar kenbaar kunnen maken. Er zijn al meerdere panden langs de Velperweg getransformeerd en hierbij is ook met succes gebruik gemaakt van deze procedure (zoals bij het kruisgebouw van het voormalige ING-pand).

Er is voor gekozen om in bestemmingsplan de bestaande (juridische) situatie te bestemmen omdat onbekend is voor welke panden voor welke functies er nog transformatieverzoeken worden ingediend. De Wabo biedt een korte en snelle procedure om op specifieke transformatieverzoeken te anticiperen zoals al succesvol is toegepast bij meerdere panden.

Groen en bomen

Een aantal jaar geleden is de gemeentelijke kapvergunning ingetrokken. Dat betekent dat bomen zonder kapvergunning kunnen worden gekapt. Een uitzondering hierop is:

  • bomen die als waardevolle boom zijn aangewezen en
  • bomen waarvoor middels het bestemmingsplan een omgevingsvergunningstelsel voor werken/werkzaamheden geldt, zonder vergunning gekapt kunnen worden.

In de geldende bestemmingsplannen is bij het toekennen van bestemmingen vanuit gegaan dat alle bomen en houtige gewassen waren beschermd middels de kapvergunning. Dat is door het afschaffen van de kapvergunning niet meer zo en dat betekent dat er witte vlekken zijn ontstaan. Dat zijn gebieden waar bomen zonder kapvergunning kunnen worden gekapt terwijl dat niet wenselijk is. Witte vlekken zijn bijvoorbeeld waardevolle bomenrijen langs belangrijke invalswegen van de stad of bomen in de taluds van de A12 en het spoor. In de Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040 en het Groenplan zijn deze waardevolle gebieden en structuren opgenomen (zie paragraaf 3.6.5).

In dit bestemmingsplan is er daarom voor gekozen om op deze plekken het groen en de bomen met een omgevingsvergunningstelsel voor werken/werkzaamheden te beschermen. Het gaat dan o.a. om:

  • de bomenrijen langs de Velperweg, Vosdijk, Rosendaalseweg, Huijghenslaan en op het Akzo-terrein. Deze bomenrijen zijn met een functieaanduiding 'bomenrij' met bijbehorende bepalingen in de regels beschermd;
  • de taluds van de spoorlijn en de A12, de sportvelden en scholen in het dal van de Paasberg. Deze gebieden zijn met een dubbelbestemming 'landschappelijke waarden' zwaarder beschermd. De dubbelbestemming houdt in dat voor onder andere het kappen van bomen een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Een uitzondering zijn werkzaamheden die vallen onder het 'normale beheer en onderboud'. Dat betekent dat alleen een vergunning aangevraagd hoeft te worden als er grootschalige ingrepen in het gebied worden gedaan. Werkzaamheden die vallen onder het normale beheer en onderhoud (zie definitie in artikel 1.42 van de regels) en bijvoorbeeld zijn opgenomen in een beheerplan, zonder vergunning worden uitgevoerd.
  • diverse gebieden die in het geldende bestemmingsplan waren bestemd als 'Groen' zijn nu bestemd als 'Groen - Landschap en park'. Dit geldt onder andere voor het parkje in Molenbeke, de zone langs het talud van de spoorlijn ten zuiden van Molenbeke en de groene zone voor zorgcomplex Vreedenhoff. Hiermee is ook voor deze gebieden o.a. het kappen van bomen vergunningsplichtig. Hiermee is het groen dus beter beschermd.

Parkeren in de voortuin

De bestemming 'Tuin' is bedoeld voor de voortuinen langs de straten die evenals de groenstroken bepalend zijn voor het groene karakter van de wijk. In de geldende bestemmingsplannen hebben deze gronden een woonbestemming met onbebouwde zone. De gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden komen met elkaar overeen. Hierbij geldt dat bebouwing niet is toegestaan en dat het gebruik van de bestemming 'Tuin' ten behoeve van parkeren niet is toegestaan Dit is overeenkomstig de regeling in het geldend bestemmingsplan. Er zijn voor het parkeren in de voortuin drie uitzonderingen:

  1. achter de voorgevelrooilijn;
  2. op een oprit naar een garage of carport naast de woning;
  3. in gevallen waar op dit op moment al geparkeerd wordt in de voortuin.

De eerste en tweede uitzondering waren al opgenomen in de geldende bestemmingsplannen. Dat geldt niet voor de derde uitzondering. Er is geïnventariseerd waar in het plangebied in de voortuin wordt geparkeerd. Dit is vooral op plekken waar een oorspronkelijke woning/villa ook een ander gebruik kent dan wonen (zoals een kantoor, apotheek of praktijkruimte). Voor veel van deze parkeersituaties geldt dat deze al langere tijd bestaan en ook al bestonden op het moment dat het nu geldende bestemmingsplan in werking is getreden. Dat betekent dat dit parkeren destijds al in strijd met het bestemmingsplan was en onder het overgangsrecht is gebracht. Binnen de planperiode is dit gebruik niet beëindigd. Dat betekent dat er nu een keuze moet worden gemaakt tussen het (opnieuw) niet bestemmen en dan ook handhavend gaan optreden of het gebruik positief bestemmen. De keuze is om het bestaande parkeergebruik positief te bestemmen. Het is juridisch erg lastig/onmogelijk om het parkeren dat al langere tijd plaats vind nog actief te handhaven. Dat vraagt een intensieve juridische procedure waarvan de uitkomst onduidelijk is.

Het parkeren in de voortuin bij deze panden is vanuit beeldkwaliteit niet de meest gewenste situatie maar wel een begrijpelijke situatie. Deze situatie is historisch ontstaan maar het is ongewenst dat op meer plaatsen in de voortuin wordt geparkeerd. Er is afgewogen of het reëel is om hier een zwaarder middel in te zetten om het parkeren in de voortuin terug te dringen (bijvoorbeeld door middel van een uitsterfregeling). Er zijn onvoldoende ruimtelijke argumenten voor een zwaarder middel (deze wijken zijn bijvoorbeeld geen beschermd stadsgezicht zoals Burgemeesterswijk en Transvaalbuurt). Nieuwe gevallen/aanvragen voor parkeren in de voortuin zijn ongewenst en daar zal in beginsel niet aan megewerkt worden.

Archeologische waarden

Binnen de gemeente Arnhem is nieuw beleid op het gebied van archeologie vastgesteld (zie paragraaf 3.6.8). Het beleid houdt o.a. in dat voor het gehele grondgebied in kaart is gebracht wat de archeologische verwachting is. In een deel van het plangebied is vanwege de historie (zie paragraaf 4.10) de kans op archeologische vondsten hoog. Deze gebieden zijn op de plankaart aangegeven. Voor deze gebieden is voor grote bodemingrepen een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk. De feitelijke consequentie is dat bij grotere bodemingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is. Dit was niet geregeld in de vigerende bestemmingsplannen.

A-watergangen

In dit bestemmingsplannen hebben alle watergangen met een functie voor de waterhuishouding van de wijk (A-watergangen) een bestemming 'Water'. Dit is een uitdrukkelijk verzoek van het Waterschap om op deze manier de aanwezige watergangen goed te beschermen. In de vigerende bestemmingsplannen vielen deze watergangen vaak nog binnen de bestemming 'Groen en Water'.

Beschermd stadsgezicht en cultuurhistorisch waardevolle objecten

Binnen het plangebied is één beschermd stadsgezicht aanwezig, namelijk het gebied 'Hoflaan / Rosendaalsestraat e.o.'. In het geldende bestemmingsplan was de planologisch bescherming van het gebied adequaat niet geregeld. In dit bestemmingsplan heeft het gebied tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Deze dubbelbestemming voorziet zowel in behoud, herstel als versterking van de cultuurhistorische waarden en biedt daarnaast de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen.

Verder zijn een aantal objecten en panden die een belangrijke cultuurhistorische betekenis hebben, beschermd met een functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' (zie ook paragraaf 4.9). Het gaat dan om de beeldbepalende objecten op het AKZO-terrein (o.a. de energiecentrale en het portiersgebouw), op het terrein van Insula Dei (toegangshek en het landhuis) en een aantal gebouwen op het terrein van Bronbeek (o.a. de dierenverblijven en de boerderij). De functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' betekent dat deze objecten niet zonder omgevingsvergunning gedeeltelijk of geheel gesloopt kunnen worden. Een vergunning kan alleen worden verleend indien zorgvuldig wordt omgegaan met de cultuurhistorische elementen. In de geldenden bestemmingsplannen waren deze beeldbepalende panden nog niet beschermd.

Gemengde bestemming

Binnen het plangebied zijn diverse percelen aanwezig waar op basis van geldende bestemmingsplannen zowel maatschappelijke functies als wonen is toegestaan. Deze percelen waren bestemd tot 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'Wonen'. In dit bestemmingsplan is gekozen om dergelijke percelen te bestemmen tot 'Gemengd'. In enkele geldende bestemmingsplannen is de bestemming 'Gemengd' reeds aanwezig en toegekend aan percelen waar naast maatschappelijke voorzieningen en woningen tevens kantoren zijn toegestaan. In dit plan zijn deze percelen bestemd tot 'Gemengd' met de functieaanduiding 'kantoor'.

Verzorgingshuis Vreedenhoff

In het geldende bestemmingsplan is een oud plan voor de herontwikkeling van het verzorgingshuis Vreedenhoff meegenomen. Er is geanticipeerd op een nieuw plan van Vreedenhoff dat uiteindelijke nooit is gerealiseerd. Dat betekent dat de bestaande bouwmogelijkheden niet overeenkomen met de aanwezige bebouwing.

Vreedenhoff heeft inmiddels een nieuw plan opgesteld. Het gaat om plannen waarbij vooral binnen de bestaande bebouwingsgrenzen wijzigingen zullen worden doorgevoerd. In dit bestemmingsplan wordt de bestaande bebouwing bestemd en een zeer beperkte uitbreiding aan de voorzijde mogelijk gemaakt. De toegestane functies blijven gelijk. Ook voor het onbebouwde gebied zullen beperkte wijzigen worden doorgevoerd. Zo wordt bestaand parkeren gelegaliseerd, wordt de entree verschoven en parkeren langs een deel van de Esperantolaan mogelijke gemaakt. De bestemming van het voorterrein en het terrein langs de Esperantolaan zal wijzigen van 'Groen' naar 'Groen - Landschap en park'. Dit betekent dat het bestaande groen beter is beschermd.

5.4.3 Vrijstelling, ontheffingen en afwijkingen     

Sinds de inwerkingtreding van de geldende bestemmingsplannen zijn er in afwijking van deze bestemmingsplannen nog diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn altijd juridische mogelijkheden geweest om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. De afgelopen jaren is de naamgeving hiervan met nieuwe wetgeving gewijzigd van vrijstelling (in de oude Wet Ruimtelijke Ordening-WRO), ontheffing (in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening-Wro) en afwijking (in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht-Wabo).

In dit nieuwe bestemmingsplan 'Velperweg e.o.' zijn deze vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen (verder afwijkingen) meegenomen en positief bestemd. Hieronder een overzicht van (een deel van) deze afwijkingen:

  • Laan van Klarenbeek: woningbouwontwikkeling.
  • Garage Veer aan de Beeldhouwerstraat - Plattenburgerweg: sloop van de garage en realisatie van woningen;
  • Vosdijk 2A: de bouw van twee woningen;
  • Velperweg 6 en 8: transformatie van het kantoor naar praktijkruimten voor fysiotherapie met daarboven een woning.
  • Leeuwensteinplein 1: transformatie van een voormalige school naar 12 woningen met een theater en oefenruimten.
  • Römerselaan 7: transformatie van een voormalig bedrijf naar studentenhuisvesting.
  • Velperweg 27: realisatie van een sportschool op de begane grond.
  • Velperweg 45-49: Het voormalige ING-kantoor is verkocht en wordt in fases herontwikkeld. Voor de eerste fase is een omgevingsvergunning verleend. De eerste fase behelst het transformeren van het Kruisgebouw naar 283 woningen. Daarbij wordt ook het eerste deel van de tuin gerealiseerd, het gebied rondom het Kruisgebouw.
  • Oude Velperweg 42b: transformatie van een bedrijf naar twee woningen met atelier.

5.4.4 Toekomstige ontwikkelingen     

Dit bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt (behalve de aanpassingen in paragraaf 5.4.2) geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er zijn binnen het plangebied wel een aantal ontwikkelingen in voorbereiding die nog niet in een zodanig stadium zijn, dat deze in dit bestemmingsplan kunnen worden meegenomen. Hieronder worden deze ontwikkelingen kort beschreven.

Insula Dei - Velperweg

Insula Dei kent een combinatie van verpleging, zorg en zelfstandig wonen met de opmerking dat Insula Dei voor wat betreft het zelfstandig wonen zich richt op andere meer kapitaalkrachtige doelgroepen. Insula Dei heeft plannen voor nieuwbouw op hun terrein en daarover worden gesprekken gevoerd. Discussie is er vooral over de manier waarop het parkeren in het park wordt opgelost. De plannen passen voor een deel al in het geldende bestemmingsplan en deze mogelijkheden zijn overgenomen. Het parkeren past niet in het bestemmingsplan. De plannen zijn nog niet zover dat deze meegenomen kunnen worden in het nieuwe bestemmingsplan.

Ontwikkeling Kloosterstraat

De DrieGasthuizenGroep (DGG) heeft in het voorjaar van 2014 de nieuwbouwplannen voor het Paasbergterrein stopgezet. De huidige bewoners van de "Paasberg" blijven er vooralsnog wonen en kunnen op termijn verhuizen naar de nieuwbouwlocaties "Huis en Haard en Centrum Oost". Het is dus mogelijk dat binnen de planperiode dit pand leeg en beschikbaar zal komen. Dit betekent dat de huidige bestemming "maatschappelijk" (e.e.a. in overleg met DGG) gehandhaafd kan/zal blijven.

AKZO-terrein

Op dit moment wordt het gebied gekenmerkt door het voormalige hoofdkantoor van de AKZO dat getransformeerd is naar woningbouw, het voormalige kantoorpand De Enk dat op dit moment onderwerp is van transformatie en de huidige kantoorpanden van Tejing. Op de rest van terrein staan nog enkele opstallen (al dan niet in gebruik) en kenmerkt zich voor de rest door open terrein dat vooral voor parkeren gebruikt wordt op dit moment. Op dit moment zijn er, op de ontwikkeling "Bella Vista" na, geen actuele ontwikkelingen. Er zijn wel globale plannen voor nieuwbouw op het achterterrein maar deze zijn nog niet dermate concreet dat deze in dit bestemmingsplan meegenomen kunnen worden.

ING-pand

Het ING-pand aan de Velperweg is leeg en gekocht door Borghese. Borghese wil het ING-pand en de omgeving herontwikkelen tot een woongebied met andere ondersteunende functies zoals een supermarkt. Er is inmiddels een omgevingsvergunning verleend voor de eerste fase van deze ontwikkeling: het transformeren van het kruisgebouw naar wonen en het inrichten van het openbare gebied met groen. Deze ontwikkeling is al vergund en daarom ook meegenomen in dit bestemmingsplan.

Voor de volgende fases bestaat uit de transformatie van de bebouwing aan westzijde van het Kruisgebouw en herontwikkeling van het gebied aan de oostzijde van de Kruisgebouw. Voor deze ontwikkeling wordt een plan uitgewerkt. Deze plannen en de onderbouwing zijn nog niet gereed. Hiervoor zal te zijner tijd één of meerdere afzonderlijke procedures worden gevoerd.

5.5 Handhaving     

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.



Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is ondermeer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

5.6 Exploitatie     

Het bestemmingsplan 'Velperweg e.o.' is beheermatig van aard. Het opstellen en de procedure van het bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking.

Hoofdstuk 6 Procedure     

6.1 Vooroverleg     

Artikel 3.1.1 Bro overleg en bewonersoverleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar Provincie en Waterschap. Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar de Gasunie, Rijkswaterstaat, ProRail, NS Railinfrastructuur en de bewonersoverleggroepen in de wijk gestuurd.

Het Waterschap is akkoord met het bestemmingsplan en Rijkswaterstaat (RWS) heeft opmerkingen gemaakt over de wijze waarop een deel van hun gronden is bestemd. Het concept-bestemmimgsplan is naar aanleiding van deze reactie niet gewijzigd.

Van de overige partijen hebben we geen reactie ontvangen.

6.2 Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)     

Het ontwerpbestemmingsplan 'Velperweg e.o.' heeft van vanaf 23 mei 2017 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn zienswijzen ingediend door Liander en Insula Dei.

Een samenvatting van deze zienswijzen en een beantwoording is opgenomen in het zienswijzenrapport (bijlage bij het raadsvoorstel).

De zienswijzen geven geen aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen.

Regels     

van het bestemmingsplan

Velperweg e.o.

(plannummer: NL.IMRO.0202.807-0301)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan Velperweg e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0202.807-0301 van de gemeente Arnhem.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aaneengebouwde woning     

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdmassa aan elkaar gebouwd / verbonden is;

1.6 Administratief kantoor     

Een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor .

1.7 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage     

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 Bed and breakfast     

Overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.10 Bedrijf     

Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.11 Bedrijfswoning / dienstwoning     

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.12 Beroep aan huis     

Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.13 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.14 Bestaand     

  1. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder vallen niet bouwwerken die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  3. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.15 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 Bijzondere woonvorm     

Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.18 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag     

Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.

1.21 Bouwperceel     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelgrens     

Een grens van een bouwperceelgrens.

1.23 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 Brutovloeroppervlak:     

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter niet worden meegerekend.

1.26 Detailhandel     

Eet bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen.

1.27 Dienstverlenend bedrijf     

Een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, kopieerservicebedrijf, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen.

1.28 Dunning     

Velling welke uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.

1.29 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 Gezondheids- en welzijnszorg     

  • geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • apotheken;
  • verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.

1.31 Grondgebonden woning     

Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat.

1.32 Hoeksituatie     

Een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg of elkaar kruisende wegen;

1.33 Horecabedrijf     

Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.34 Horeca - a     

Een horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.35 Horeca - b     

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.36 Horeca - c     

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.37 Horeca - d     

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.38 Horeca - e     

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.

1.39 Hoofdgebouw     

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 Internetverkoop     

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.

1.41 Kantoor     

Een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of zakelijke dienstverlening.

1.42 normaal onderhoud, gebruik en beheer     

Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen

1.43 Nutsbedrijven     

Bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op

  1. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. de verzorging van telecommunicatie;
  3. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.44 Onderbouw     

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.45 Peil     

  1. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
  4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)

1.46 Onderwijs     

Georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.

1.47 Openbare dienstverlening     

  • openbaar bestuur en overheidsdiensten zoals een politiebureau, gemeentehuis, gerechtsgebouw, brandweerkazerne, bibliotheek en penitentiaire inrichting;
  • uitvaartverzorging, crematoria en begraafplaatsen.

1.48 Overig bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.49 Pand     

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.50 Productiegebonden detailhandel     

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.51 Prostitutie     

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 Prostitué(e)     

Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 Publiekgericht kantoor     

Een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.54 Raamprostitutie     

Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.55 Seksinrichting     

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 Standplaats     

Een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.57 Straatmeubilair     

Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.58 Thuisprostitutie     

Vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.59 Vestigingsbeleid     

Het beleid neergelegd in de nota 'van Rood naar Groen' (vastgesteld 26 juni 2000).

1.60 Werken, werkzaamheden van geringe omvang     

Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.

1.61 Werkplek     

Een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.62 Wijk     

Wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.63 Winkel     

Een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.64 Wonen     

Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen mede geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.65 Woning     

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.66 Woonwagen     

Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën:
    1. 1 en 2 van bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    2. 1, 2, 3.1 en 3.2 van bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  2. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van dit lid onder a. genoemde bestemming;
  3. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

en tevens voor:

  1. wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' (w);
  2. grootschalige detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel grootschalig' (dhg) en met uitzondering van detailhandel in de food-sector;
  3. sportschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' (sps);

en uitsluitend voor:

  1. parkeervoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' (p).

3.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, en voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

3.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan), dat niet in de bedrijvenlijst voorkomt, mits door vestiging van het desbetreffende bedrijf, in vergelijking met bedrijven die wel in de bedrijvenlijst zijn opgenomen, geen blijvend onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.5.1 Verboden werk en/of werkzaamheden     

Het is ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij' verboden om houtgewassen te vellen, te rooien of te beschadigen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

3.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  2. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
3.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan het desbetreffende bestemming zijn toegekend, en
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

3.6.1 Vergunningplicht     

Het is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' verboden om zonder een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

3.6.2 Uitzondering     

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub f of artikel 2.2, lid 1 onder b.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist (rijks- of gemeentelijk monument).
3.6.3 Toetsingscriteria     

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische waarden van de gronden en opstallen.

3.6.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning     
  1. De onder 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend nadat:

    a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;

    b. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het sub a. genoemde rapport niet nodig is.
  2. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie bouwhistorische zaken.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
  2. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

4.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximum goot- en bouwhoogten, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 5 Bos     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van het bos voor natuur en landschap;
  2. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden;
  3. vormen van extensieve recreatie, welke niet strijdig zijn met het behoud of herstel van de onder b. genoemde waarden;
  4. de instandhouding van onverharde wegen;
  5. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

5.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 4 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 verlenen:

  1. voor het oprichten van erf- of terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 3 meter, mits:
    1. deze geen belemmering vormen voor de in het plangebied levende fauna en
    2. noodzakelijk zijn in verband met de veiligheid;
  2. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van het bosbeheer en extensieve recreatie mits:
    1. door de bouw de aanwezige natuurwaarden en landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad;
    2. de hoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
    3. de maximale oppervlakte 10 m2 per bouwwerk bedraagt.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

5.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanbrengen van beplantingen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  4. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  5. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  6. het ophogen van gronden;
  7. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden;
  8. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2 .
5.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  2. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
5.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan het desbetreffende bestemming zijn toegekend, en
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en monumentale waarden en kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 6 Centrum     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, zoals bedoeld in artikel 20;
  2. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 13;
  3. bedrijven uitsluitend in categorie 1 van bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1 Bedrijvenlijst);
  4. detailhandel, tot een brutovloeroppervlak van maximaal 250 m² per bedrijf;
  5. horecabedrijven in de categorieën A en B;
  6. kantoren;
  7. groen- en speelvoorzieningen;
  8. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

en ondergeschikt voor:

  1. nutsbedrijven;
  2. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;

met dien verstande dat de bouwlagen boven de begane grond uitsluitend bestemd zijn voor woondoeleinden.

6.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumgoot- en bouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd;
  2. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' (bg) mogen uitsluitend:
    1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, voor zover het betreft:
      1. uitbreiding van de hoofdbebouwing, tot een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 40 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot;
      2. andere bijbehorende bouwwerken, met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    2. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter;

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

Artikel 7 Cultuur en ontspanning     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een museum;
  2. zalenverhuur ten behoeve van culturele bijeenkomsten, congressen en evenementen;
  3. ondersteunende horeca ten behoeve van onder a. en b. genoemde functies;
  4. groothandel;

en tevens voor:

  1. horeca in categorie B ter plaatse van de functieaanduiding horeca=2 (h=2) .

7.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten, en voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. Op de overige gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 8 Gemengd     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, zoals bedoeld in artikel 20.
  2. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 13;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

en tevens voor;

  1. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' (k).

en ondergeschikt voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  2. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

8.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumgoot- en bouwhoogten, en voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg) alleen gebouwen zijn toegestaan in de vorm van een parkeergarages.
  2. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' (bg) mogen uitsluitend:
    1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, voor zover het betreft:
      1. uitbreiding van de hoofdbebouwing, tot een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 40 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot;
      2. andere bijbehorende bouwwerken, met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    2. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter;

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

8.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 9 Groen     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. bestaande ontsluitingswegen;
  4. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  5. geluidwerende voorzieningen.

en tevens voor:

  1. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' (p).

9.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

Artikel 10 Groen - Landschap en park     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Groen - Landschap en park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. park- en groenvoorzieningen, waaronder recreatieve- en speel- en ontmoetingsvoorzieningen en fiets- en wandelpaden;
  2. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische, ecologische- en natuurwaarden;
  4. bestaande ontsluitingswegen;

en tevens voor:

  1. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 13, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk' (m);
  2. een urnenmuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' (bp);
  3. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' (p);
  4. een ontsluiting ten behoeve van de aangrenzende bestemming, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' (os).

10.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 4 meter.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' gelden de volgende aanvullende bouwregels:
    1. er mag uitsluitend beneden peil worden bebouwd tot een diepte van 6 meter;
    2. op deze gronden mogen bovengronds uitsluitend toegangsconstructies alsmede licht- en luchtinlaten tot een maximumoppervlakte van 10 m² en een hoogte van 1 meter worden gebouwd.
  3. De maximumbouwhoogte van de urnenmuur ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is 2,50 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels     

  1. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

10.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanbrengen van beplantingen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  4. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  5. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  6. het ophogen van gronden;
  7. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden;
  8. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2.
10.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken of werkzaamheden ter realisering van de bestemming, zoals aangegeven in lid 10.1;
  2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  3. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
10.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

10.5.1 Vergunningplicht     

Het is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' verboden om zonder een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

10.5.2 Uitzondering     

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub f of artikel 2.2, lid 1 onder b.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist (rijks- of gemeentelijk monument).
10.5.3 Toetsingscriteria     

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische waarden van de gronden en opstallen.

10.5.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning     
  1. De onder 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend nadat:

    a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;

    b. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het sub a. genoemde rapport niet nodig is.
  2. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie bouwhistorische zaken.

Artikel 11 Horeca     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven in de categorie B;
  2. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

11.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 12 Kantoor     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;
  2. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

en tevens voor:

  1. galeries en daarmee vergelijkbare creatieve en culturele functies, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'cultuur en ontspanning' (co);
  2. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w);
  3. maatschappelijke functies, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk' (m);
  4. bedrijven zoals bedoeld in artikel 3 onder a sub 1, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2';
  5. horecabedrijven in categorie B op de beganegrondlaag, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 2' (h=2).
  6. sportschool op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'sportschool' (sps);

en ondergeschikt voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  2. ondergeschikte horeca, uitsluitend ten dienste van dit lid onder a., e., g., h. en j. genoemde functies;
  3. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.

12.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de (voorzover) aangegeven:

  • maximumgoothoogte;
  • maximum bouwhoogte en
  • het bebouwingspercentage;

uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' (pg) alleen gebouwen zijn toegestaan in de vorm van een parkeergarages.

12.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 13 Maatschappelijk     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. onderwijs en zaalsport;
  2. gezondheids- en welzijnszorg;
  3. levensbeschouwelijke functies;
  4. politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs;
  5. openbare dienstverlening:
  6. functies vergelijkbaar met die genoemd onder a. tot en met e. van dit lid;
  7. dienstwoningen;

en uitsluitend voor:

  1. kassenbouw, ter plaatse van de aanduiding 'kas' (ks);

en ondergeschikt voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, water, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  2. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

13.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumgoot- en bouwhoogten en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.
  2. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' (bg) mogen uitsluitend:
    1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, voor zover het betreft:
      1. uitbreiding van de hoofdbebouwing, tot een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 40 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot;
      2. andere bijbehorende bouwwerken, met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    2. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter;

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

13.4.1 Vergunningplicht     

Het is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' verboden om zonder een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

13.4.2 Uitzondering     

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub f of artikel 2.2, lid 1 onder b.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is vereist (rijks- of gemeentelijk monument).
13.4.3 Toetsingscriteria     

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bouwhistorische waarden van de gronden en opstallen.

13.4.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning     
  1. De onder 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend nadat:

    a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;

    b. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het sub a. genoemde rapport niet nodig is.
  2. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie bouwhistorische zaken.

Artikel 14 Sport     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen;
  2. buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven;
  3. politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  6. ondergeschikte horeca, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen;

en uitsluitend voor:

  1. parkeervoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' (p).

14.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen, met in achtneming aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed- en club- en materiaalgebouwen worden gebouwd.
  2. In afwijking van het bepaalde in lid 33.1 mogen lichtmasten tot een hoogte van maximaal 15 meter buiten de bouwzone worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de verticale verlichtingssterkte mag niet meer dan 10 lux bedragen;
    2. de armatuurlichtsterkte mag niet meer dan 10.000 candela bedragen.

14.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de

afmetingen van de in lid 14.2, sub b. bedoelde lichtmasten, ten einde onevenredige schade aan

de belangen van aan- en omwonenden te voorkomen.

14.4 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 15 Tuin     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  2. parkeervoorzieningen met inachtneming het bepaalde in 15.3;
  3. oprit naar een achter de voorgevelrooilijn, gelegen carport, garage of parkeergelegenheid;
  4. bestaande bijbehorende bouwwerken bij een woning;
  5. watergangen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

15.2 Bouwregels     

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. bestaande bijbehorende bouwwerken overeenkomstig de bestaande maatvoering;
  2. ondergrondse bebouwing in de vorm van een parkeergarage ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' (sw-1).

15.3 Specifieke gebruiksregels     

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van de in het eerste lid van dit artikel genoemde gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen voor zover het betreft de gronden gelegen tussen de tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg en waarbij het niet betreft:

  1. de gronden die wordt gebruikt als oprit naar een carport, garage of parkeergelegenheid;
  2. bestaande parkeerplaatsen overeenkomstig de bestaande maatvoering die op peildatum 20 april 2016 aanwezig waren.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. personen- en goederenvervoer per spoor met de daarbij behorende technische en administratieve voorzieningen, zoals bouwwerken voor energievoorziening ten behoeve van het treinverkeer en wacht- en werkruimtes voor het spoorwegpersoneel;
  2. stations;
  3. (on)gelijkvloerse kruisingen, over- en onderbouwingen ten behoeve van weg- en waterverkeer;
  4. geluidwerende voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  7. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.

16.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienst van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 10 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van geluidsschermen maximaal 3 meter bedragen, gemeten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op

    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. terrassen;
  4. groen- en watervoorzieningen;
  5. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van

    direct aangrenzende bestemmingen.

17.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

17.3.1 Verboden werk en/of werkzaamheden     

Het is ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij' verboden om houtgewassen te vellen, te rooien of te beschadigen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

17.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 17.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  2. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
17.3.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan het desbetreffende bestemming zijn toegekend, en
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 18 Verkeer - Wegverkeer     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. groen- en watervoorzieningen;
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van

    direct aangrenzende bestemmingen.

18.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken

    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag ten hoogste 5 meter bedragen.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

18.3.1 Verboden werk en/of werkzaamheden     

Het is ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij' verboden om houtgewassen te vellen, te rooien of te beschadigen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

18.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 18.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  2. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
18.3.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan het desbetreffende bestemming zijn toegekend, en
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 19 Water     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen en waterpartijen;
  2. waterberging;
  3. bermen en beplanting;
  4. oevers;
  5. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische, ecologische- en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groenvoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels     

Op de in lid 19.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, stuwen, gemalen en duikers.

19.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van bouwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.

19.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.

Artikel 20 Wonen     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;

en tevens voor:

  1. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 13 en kantoren zoals bedoeld in artikel 12, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd';
  2. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 13, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk';
  3. bedrijven zoals bedoeld in artikel 3.1 onder a sub 1, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2';

en wat betreft de begane grond tevens voor:

  1. een kapsalon, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 1' (sdv-1);
  2. sportscholen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'sportschool' (sps);
  3. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' (k);
  4. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel' (dh);
  5. bedrijven, die zijn genoemd in de categorie 1 van bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijven tot en met categorie 1';
  6. een houtverwerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' (sb-1);
  7. een dierenartspraktijk, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' (sm-1);
  8. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 13, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2' (sm-2);
  9. horeca-A, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 1' (h=1);
  10. horeca-C, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca van categorie 3' (h=3);
  11. centrumfuncties zoals bedoeld in artikel 6, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'centrum' en met uitzondering van horecabedrijven in de categorieën A en B (c);
  12. theater met oefenruimten, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'theater' (th);

en ondergeschikt voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. verblijfsgebieden;
  3. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

en uitsluitend voor:

  1. autostalling of opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de functieaanduiding 'garagebox' (gab).

20.2 Bouwregels     

  1. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumgoot- en bouwhoogten en maximum aantal bouwlagen en het bepaalde onder b., uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, bijbehorende bouwwerken en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' (bg) mogen uitsluitend:
    1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, voor zover het betreft:
      1. uitbreiding van de hoofdbebouwing, tot een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 40 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot;
      2. andere bijbehorende bouwwerken, met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    2. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter;

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

20.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het in lid 20.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2 mits:

  1. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
  2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.

20.4 Specifieke gebruiksregels     

  1. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, met uitzondering van toegestane functies zoals bepaald in lid 20.1;
  2. Het bepaalde in lid 20.4 onder a. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed and breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, internetverkoop hiervan uitgezonderd, prostitutie of horeca betreffen.

Artikel 21 Leiding - Gas     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende

bestemming(en), primair bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

21.2 Bouwregels     

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

21.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  6. het permanent opslaan van goederen.
21.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en

werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
21.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de

uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  1. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en bijbehorende belemmeringenstrook en
  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 22 Leiding - Hoogspanning     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het transport van electriciteit door een ondergrondse hoogspanningsleiding.

Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

22.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 22.1 genoemde bestemming.

22.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder a. voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding;
  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

22.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 22.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
  2. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het indrijven van voorwerpen in de grond.
22.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 22.4.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en

werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
  2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
22.4.3 Toelaatbaarheid werken en wewrkzaamheden     

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de

uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 23 Leiding - Riool     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het transport van afvalwater door een hoofdtransportleiding;

Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

23.2 Bouwregels     

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 23.1 genoemde bestemming.

23.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
23.4.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in dit lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond.
23.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 23.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 24 Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)     

24.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

24.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 30 m2 bedraagt.
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst

24.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 24.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 24.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 24.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

24.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 24.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
24.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in lid 24.4.1, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 30 m2 of een omvang van 30 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 30 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

24.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 25 Waarde - Archeologie (hoge verwachting)     

25.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

25.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 200 m2 bedraagt.
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst

25.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 25.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 25.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 25.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

25.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 25.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
25.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in lid 25.4.1, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 200 m2 of een omvang van 200 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 26 Waarde - Archeologie (lage verwachting)     

26.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

26.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2 bedraagt;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

26.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 26.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in artikel 26.3 sub a. is mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in artikel 26.3 sub a. is voorts mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

26.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  2. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 26.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
26.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in artikel 26.4.1, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 2000 m2 of een omvang van 2000 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting) geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 27 Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)     

27.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

27.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 500 m2 bedraagt.
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst

27.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 27.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 27.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 27.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

27.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

27.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 27.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

27.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in lid 27.4.1, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of een omvang van 500 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie     

28.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische kwaliteiten, in het bijzonder het beschermd stadsgezicht, zoals dit nader is getypeerd in hoofdstuk 4.9 van de plantoelichting en is vertaald naar en weergegeven op de bij dit artikel (bijlage 1) behorende cultuurhistorische waardenkaart.

28.2 Bouwregels     

Op de in lid 28.1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken en het inrichten van de openbare ruimte, naast de daarvoor genoemde regels bij de andere bestemmingen, de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven belangrijke zichtlijnen dienen deze zichtlijnen in tact te worden gelaten;
  2. ter plaatse van de op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven tuinhekken moeten de bestaande tuinhekken behouden blijven dan wel indien mogelijk in hun oorspronkelijke toestand te worden hersteld en moeten nieuwe tuinhekken volgens de oorspronkelijke karakteristiek worden opgericht;
  3. bouwwerken mogen slechts in de historische rooilijn worden gebouwd;
  4. de op de Cultuurhistorische karakteristiekenkaart aangegeven historische stegen mogen niet worden bebouwd;
  5. bij strijdigheid tussen de bepalingen in dit lid en de bouwregels bij de overige bestemmingen hebben de bepalingen in dit lid voorrang.

28.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding en versterking van het beschermd stadsgezicht nadere eisen stellen aan:

  1. de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvormen van hoofdgebouwen;
  2. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen.

28.4 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 28.2 van dit artikel indien de bouw of verbouw stedenbouwkundig, architectonische of cultuurhistorisch meerwaarde heeft.

Artikel 29 Waarde - Geomorfologie     

29.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor "Waarde - Geomorfologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en instandhouding van de aanwezige leemlagen en de doorstroming van beken.

29.2 Bouwregels     

Het is verboden gebouwen en andere bouwwerken te bouwen dieper dan 1,5 meter beneden maaiveld.

29.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2 indien:

  1. met onderzoek kan worden aangetoond dat in de bodem geen leemlagen aanwezig zijn met een relevante waterremmende werking;
  2. is aangetoond dat door de werkzaamheden de waterremmende werking van de leemlagen niet geschaad zal worden;
  3. afdichting van de betreffende leemlagen na de bouw volledig is gegarandeerd;
  4. naar het oordeel van het bevoegd gezag andere belangen het belang van de bescherming van de leemlagen overstijgen.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

29.4.1 Verboden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven van gronden;
  2. het wijzigen van de grondwaterstand door drainage, grondwateronttrekking of andere wijze;
  3. het verrichten van boringen dieper dan 1,5 m beneden het maaiveld, waaronder begrepen boringen ten behoeve van (verkennend) onderzoek.

29.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

De in lid 29.4.1 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen, met dien verstande dat werkzaamheden dieper dan 1,5 meter beneden het maaiveld hieronder niet worden begrepen.
  2. werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

29.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4 mag alleen worden verleend indien:

  1. met onderzoek kan worden aangetoond dat in de bodem geen leemlagen aanwezig zijn met een relevant waterremmende werking;
  2. is aangetoond dat door de werkzaamheden de waterremmende werking van de leemlagen niet geschaad zal worden;
  3. naar het oordeel van het bevoegd gezag andere belangen het belang van de bescherming van de leemlagen overstijgen.

29.4.4 Voorschriften     

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 30 Waarde - Landschap     

30.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische-, cultuurhistorische- en natuurwaarden.

30.2 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.

30.3 Specifieke gebruiksregels     

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
  2. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  3. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
  4. voor het racen en crossen met motorvoertuigen en bromfietsen.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

30.4.1 Verboden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanbrengen van beplantingen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  4. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  5. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  6. het ophogen van gronden;
  7. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden;
  8. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2.
30.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

De in lid 30.4.1 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
30.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 30.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en
  2. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
30.4.4 Voorschriften     

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 31 Waterstaat - Waterlopen     

31.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waterstaat - Waterlopen aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en instandhouding van de aanwezige boven- en ondergrondse waterlopen.

31.2 Bouwregels     

Op deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 31.1 genoemde bestemming.

31.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterlopen;
  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterloop.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 33 Algemene bouwregels     

33.1 Bouwen binnen bouwvlak     

  1. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

33.2 Bebouwingspercentage     

  1. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel worden bebouwd.
  2. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

33.3 Afwijkende maatvoering     

  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 34 Algemene gebruiksregels     

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
  3. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in de geldende Arnhemse beleidsregels voor parkeren opgenomen normen.

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels     

35.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop     

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van het functioneren van de molen.

35.1.1 Bouwregel     

Op de als 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden mag de maatvoering van gebouwen niet meer bedragen dan de bestaande afmetingen.

35.1.2 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 35.1.1 bepaalde ten behoeve van een hogere hoogte, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 33.1 mits:
    1. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      • een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      • het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      • geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      • de geomorfologische waarden zoals bedoeld in lid 29.1 niet worden geschaad;
  3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3, en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      • voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      • voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
    4. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. het bepaalde in artikel 34 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. het geen raamprostitutie betreft;
    2. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
    4. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
    8. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Artikel 37 Overige regels     

37.1 Parkeren     

  1. Indien de omvang of bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  2. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's.
  3. Aan het bepaalde onder a. wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de in de Arnhemse beleidsregels voor parkeren daartoe opgenomen normen. Voor zover deze regels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

37.2 Laden of lossen     

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

37.3 Afwijken     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 37.1 en 37.2:

  1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien of
  2. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 38 Overgangsrecht     

38.1 Overgangsrecht bouwwerken     

38.1.1 Overgangsbepaling     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.1.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 38.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 38.1.1 met maximaal 10%.

38.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Het bepaalde in lid 38.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

38.2 Overgangsrecht gebruik     

38.2.1 Overgangsbepaling     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

38.2.2 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 38.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

38.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 38.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

38.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Het bepaalde in lid 38.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 

Bijlagen     

Bijlage 1 Bedrijvenlijst     

SBI-2008 Nr. OMSCHRIJVING CATEGORIE
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 1 - jam 3.2
1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 2 - theepakkerijen 3.2
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
152 Schoenenfabrieken 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
1814 A Grafische afwerking 1
1814 B Binderijen 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 2
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 2
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 3.2
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
323 Sportartikelenfabrieken 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
4622 Grth in bloemen en planten 2
4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
4634 Grth in dranken 2
4635 Grth in tabaksprodukten 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
46499 5 - munitie 2
4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
46751 Grth in chemische produkten 3.2
46752 Grth in kunstmeststoffen 2
4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
466 0 Grth in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
466 2 - overige 3.1
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 3.1
4799 - Winkels in tweedehands goederen en antiek 1
49 - VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 2
493 Touringcarbedrijven 3.2
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
61 B0 zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 3.2
61 B2 - FM en TV 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
58, 63 B Datacentra 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 2